WMIL Z/2010/66565 reg. d.d. 25-03-2010 Gemeente Zaanstad
Ruimtelijke Milieuvisie
leefbaar, veilig en gezond, nu en in de toekomst
24 september 2009
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1.1 1.2 1.3 1.4
Een duidelijke visie Huidige problemen Doelstellingen Aanpak 1.4.1 Het goede voorbeeld 1.4.2 Samenwerking en voorlichting 1.4.3 De Ruimtelijke Milieuvisie als leidraad voor de toekomst 1.4.4 Groot pakket aan acties Leeswijzer 1.5.1 Indeling 1.5.2 Positie van de Ruimtelijke Milieuvisie
1.5
2
Huidige milieukwaliteit in Zaanstad
2.1
Gezondheid 2.1.1 Lucht 2.1.2 Bodem 2.1.3 Straling
2.2
Veiligheid 2.2.1 Externe veiligheid 2.2.2 Water
2.3
Leefbaarheid 2.3.1 Geluid 2.3.2 Geur 2.3.3 Licht 2.3.4 Afval
2.4
Duurzaamheid 2.4.1 Klimaatbeleid en duurzame energie 2.4.2 Duurzaam bouwen 2.4.3 Duurzaam ondernemen 2.4.4 Duurzame mobiliteit
2.5
Ruimtelijke kwaliteit 2.5.1 Groen, ecologie, natuur 2.5.2 Duurzaam ruimtegebruik
3
Gebiedsgerichte aanpak
3.1 3.2
Waarom een gebiedsgerichte aanpak Indeling in gebiedstypen 3.2.1 Woongebied 3.2.2 Zaans gemengd gebied 3.2.3 Centrumgebied 3.2.4 Werkgebied 3.2.5 Agrarisch gebied 3.2.6 Natuurgebied 3.2.7 Recreatiegebied
2
4
Gewenste milieukwaliteit per gebied
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Streefbeeld woongebied Streefbeeld Zaans gemengd gebied Streefbeeld centrumgebied Streefbeeld werkgebied: bedrijventerrein en gemengd werkgebied Streefbeeld werkgebied: industriegebied Streefbeeld agrarisch gebied Streefbeeld natuurgebied Streefbeeld recreatiegebied Kaarten streefbeelden milieukwaliteit Zaanstad 2020 Actiegebieden
5
Acties
6
Inspraak en zienswijzen
Bijlagen Wet- en regelgeving
3
1.
Inleiding
1.1
Een duidelijke visie
Elke gemeente streeft naar een schone, veilige en aangename woon- er werkomgeving. Voorwaarden om dat tot stand te brengen zijn onder meer: een sterke economie, een goede arbeidsmarkt, voldoende woningen en voorzieningen, een goede bereikbaarheid. Maar ook een afgewogen verdeling tussen groen en bebouwing, weinig overlast van geluid of geur, en een schone lucht en bodem zijn van belang. Ook Zaanstad wil een leefbare, veilige en gezonde omgeving creëren én economische groei realiseren én de natuur en het klimaat beschermen. Er zal dus een goed evenwicht moeten worden gevonden tussen de drie bekende p’s: ‘people, planet and profit’. De plannen van Zaanstad zijn zeer ambitieus. Momenteel kent Zaanstad grote problemen op milieugebied. Op korte termijn (2010) wil de gemeente voldoen aan alle wettelijke milieunormen. Op langere termijn (in 2020) wil de gemeente klimaatneutraal zijn en behoren tot de tien milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland! Dit betekent goed plannen en hard aanpakken de komende jaren. De voornaamste knelpunten zijn geïnventariseerd en op een rij gezet in de ruimtelijke milieuvisie van Zaanstad. De duidelijke visie op milieu moet aangeven waar grenzen én waar kansen liggen voor bijvoorbeeld woningbouw, bedrijvigheid en recreatie, en dient als input voor de nieuwe Zaanse Structuurvisie. 1.2
Huidige problemen
Zaanstad moet vooral rekening houden met een groot aantal historisch gegroeide milieuproblemen, mede als gevolg van de van oudsher sterke menging van wonen en werken. Daar waar de meeste mensen wonen, in de binnenstedelijke gebieden, is de druk op het milieu vanzelfsprekend het grootst. Dat betekent dat in deze gebieden ook de grootste winst valt te behalen. De belangrijkste problemen bestaan momenteel op het gebied van: Luchtkwaliteit en geluidsoverlast Maar liefst 40 procent van de woningen is gelegen in gebieden met veel verontreiniging in de lucht en veel geluid. Geuroverlast De bewoners van 45 procent van de woningen hebben te maken met geuroverlast. Veiligheid Het transport van gevaarlijke stoffen levert op een paar plaatsen problemen op. Bodemverontreiniging In de gemeente is 20 procent van de grond sterk verontreinigd. Zwerfafval Desgevraagd geven bewoners aan zich regelmatig te ergeren aan afval op straat en naast containers. In sommige gebieden is de druk op het milieu groot door de invloed van Schiphol, het Westelijk Havengebied van Amsterdam en de infrastructuur die Zaanstad doorsnijdt. De realisatie van de tweede Coentunnel zal eveneens nadelige effecten hebben op een deel van Zaanstad. Daar zullen dus weloverwogen maatregelen moeten worden genomen om het milieu te ontzien. -
1.3
Doelstellingen
Een gebiedsgericht milieubeleid (waarbij de gemeente is opgedeeld in verschillende gebiedstypen) moet er toe leiden dat Zaankanters kunnen wonen en werken in een gezonde, veilige en leefbare 4
omgeving. Daar hoort ook een vitale natuur bij, zowel in het buitengebied als in de bebouwde kom. Door de milieukwaliteit te verbeteren worden bovendien nieuwe economische en stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Op de langere termijn moet het Zaanse milieubeleid leiden tot een duurzame ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige bewoners van Zaanstad, zonder daarmee de behoeftevoorziening van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De voornaamste doelstellingen zijn: 1 2 3 4 5
In 2020 is het aantal milieubelaste woningen van circa 60.000 in 2007 teruggebracht naar circa 30.000. In 2020 is de gemeente klimaatneutraal en behoort tot de top tien van de meest milieuvriendelijke gemeenten in Nederland. In 2020 worden huishoudelijke afvalstoffen doelmatig verwijderd (preventie, hergebruik, energiebron, verbranden, storten). De kwaliteit van het buitengebied, waaronder het veenweidegebied, wordt in stand gehouden en versterkt. In 2020 voldoen zoveel mogelijk gebieden aan de gewenste milieukwaliteit zoals beschreven in hoofdstuk 4. Dit houdt in dat de belasting van het milieu in de verschillende gebieden is teruggebracht.
1.4
Aanpak
1.4.1
Het goede voorbeeld
Het Postbus 51-spotje zei het al: ‘Een beter milieu begint bij jezelf’. De gemeente Zaanstad zal dan ook waar mogelijk het goede voorbeeld geven. Zo wordt het nieuwe stadhuis bijvoorbeeld voorzien van een warmte-/koudeopslagsysteem en andere milieubesparende maatregelen. 1.4.2
Samenwerking en voorlichting
Om de milieukwaliteit op het gewenste hoge niveau te brengen is nauwe samenwerking vereist met andere partijen en disciplines. De gemeente zal die samenwerking dan ook actief zoeken met de inwoners en ondernemers van Zaanstad, met betrokken ambtenaren, de Provincie en het Rijk, projectontwikkelaars, milieuorganisaties en andere groepen. Onder het motto ‘praten en doen’ neemt de gemeente zelf haar verantwoordelijkheid (doen) en vraagt dat ook van anderen (praten). Samen met de provincie Noord-Holland, de gemeente Amsterdam, haveninstanties, VROM en bedrijven zullen oplossingen worden bedacht en doorgevoerd om de milieubelasting op Zaans grondgebied vanuit het Westelijk Havengebied terug te dringen (luchtkwaliteit, geluid en lichthinder). Ook zal invloed worden uitgeoefend op Schiphol om de milieubelasting omlaag te krijgen. Daarnaast worden producten en acties ontwikkeld om burgers en bedrijven bij het milieu te betrekken en het bewustzijn te vergroten. Te denken valt aan voorlichting over energiebesparing en het stimuleren van duurzaam ondernemen. De gemeente zal dus met de Ruimtelijke Milieuvisie en alle overige informatie ‘de boer opgaan’ om mensen te wijzen op de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het milieu, om te controleren of aannames kloppen en om (financiële) steun te krijgen.
5
1.4.3
De Ruimtelijke Milieuvisie als leidraad voor de toekomst
De huidige milieusituatie in Zaanstad is in kaart gebracht en wordt beschreven in de Ruimtelijke Milieuvisie. Tevens wordt aangegeven wat de ambities van de gemeente zijn ten aanzien van de milieukwaliteit. Door de Ruimtelijke Milieuvisie in een vroeg stadium van ontwerp- en planvorming in te brengen kunnen knelpunten worden omgebogen in kansen. Zo wordt in Zaanstad momenteel zeer veel aan stadsontwikkeling gedaan. Dit biedt een uitgelezen kans om de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig af te wegen: waar gaan we bouwen en waar juist niet? De gemeente wil een duurzame ontwikkeling in gang zetten, waarbij niet alleen wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, maar ook de behoeften van toekomstige generaties niet in gevaar worden gebracht. De Ruimtelijke Milieuvisie dient dus als leidraad voor toekomstplannen. 1.4.4
Groot pakket aan acties
De komende jaren wordt een groot aantal acties ondernomen om de ambities te bereiken. Enkele voorbeelden van acties die de komende jaren gaan plaatsvinden zijn: Luchtkwaliteit Er worden activiteiten ingezet om bronnen van schadelijke stoffen binnen en buiten Zaanstad (bijvoorbeeld het Westelijk Havengebied) aan te pakken. Door het stimuleren van rijden op aardgas en elektriciteit en het gebruik van openbaar vervoer en de fiets wordt getracht de uitstoot van schadelijke stoffen door het wegverkeer terug te dringen. Verder worden de mogelijkheden voor walstroom onderzocht. Bodem Knelpunten op het gebied van bodemkwaliteit zullen worden aangepakt. Extra aandacht is er voor de problematiek van asbest in de bodem. Zaanstad brengt de bodemkwaliteit en saneringsopgave in beeld, stimuleert derden om te saneren en voert zelf saneringen uit. Zaans Proeflokaal Samen met het bedrijfsleven, woningbouwcorporaties, kennisinstituten en andere overheden gaat de gemeente Zaanstad oplossingen bedenken en doorvoeren om de milieuhinder (geur, geluid, lucht en externe veiligheid) van de binnenstedelijke bedrijvigheid terug te dringen. Zaanstad is hierin landelijk een pilotgemeente. Externe veiligheid In overleg met de provincie zal de ‘route gevaarlijke stoffen’ worden aangepast, zodat die stoffen niet meer door het dichtbebouwde Inverdan-gebied van Zaanstad worden vervoerd. De inventarisatie van groepsrisico’s in Zaanstad wordt afgemaakt en indien nodig worden oplossingen gezocht. Geluid De geluidbelasting door verkeer wordt teruggebracht door het aanleggen van geluidschermen langs de snelwegen, het aanpassen van gemeentelijke wegen met geluidarm asfalt waar dat technisch en qua beheer en onderhoud mogelijk is en het isoleren van huizen waar nodig. De ontwikkelingen van industrielawaai uit ondermeer het Westelijk Havengebied worden in de gaten gehouden en Zaanstad zal hierop waar mogelijk invloed uitoefenen. Datzelfde geldt voor de geluidoverlast van Schiphol. Geur Om de geuroverlast terug te dringen is een aanpak via de vergunningverlening van bedrijven ontwikkeld. Dit zal ondermeer via het Zaans Proeflokaal vorm gaan krijgen
6
Licht Er wordt een onderzoek gedaan naar het instellen van “donkertegebieden”. Verder wordt met bedrijven gesproken over het gebruik van gerichte en energiezuinige verlichting. Afval Om de inzameling van afval te optimaliseren en de leefbaarheid van de stad te vergroten zullen zo veel mogelijk bovengrondse containers worden vervangen door ondergrondse systemen. Daarnaast wordt een tweede milieustraat gerealiseerd. Energie en klimaat Er wordt klimaatbeleid opgesteld met daar aan gekoppeld de acties die nodig zijn om in 2020 klimaatneutraal te zijn en als stad het energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen fors terug te dringen. Belangrijkste acties zijn een duurzaam stadhuis, slimme en energiezuinige openbare verlichting, stimuleren van zonne-energie, duurzaam bouwen en renoveren in ondermeer Kreekrijk en Poelenburg. Ook de mogelijkheden voor een biomassacentrale en warmtenet zullen worden onderzocht. Verder wordt er een windkansenkaart opgesteld. Daarnaast worden bedrijven gestimuleerd duurzaam te ondernemen, o.a. op bedrijventerrein Hoogtij. Behoud en verbetering van natuur Zaanstad houdt zijn buitengebied open en onbebouwd. Zaanstad brengt de natuurwaarden in kaart en komt met een plan om deze in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Het Strategisch Groen Project wordt uitgevoerd. Er worden ecologische en recreatieve verbindingsroutes aangelegd. Extra aandacht wordt gegeven aan waterberging en water als drager van het landschap. Duurzame voedselproductie en -consumptie Zaanstad is first in food. Om dit in de toekomst ook zo te houden is een verduurzaming nodig. Samen met Amsterdam wordt een eerste aanzet gegeven in het project Proeftuin Amsterdam. Dierenwelzijn Zaanstad wil een leefbare gemeente zijn voor mens én dier. Dit zal onder andere worden gerealiseerd door een diervriendelijk ganzenbeleid te ontwikkelen en door samen met andere organisaties, zoals de dierenambulance, dierenbescherming en ZNMC, meer acties op te zetten. 1.5
Leeswijzer
1.5.1
Indeling
In de Inleiding heeft u kunnen lezen dat Zaanstad grote ambities heeft op het gebied van milieu. Zaanstad wil koploper worden op het gebied van milieu en ervoor zorgen dat de gemeente aantrekkelijk is om in te wonen én te werken. Met een groot aantal acties is al begonnen. In hoofdstuk 2 wordt de huidige milieukwaliteit in Zaanstad omschreven. Hoe is het bijvoorbeeld gesteld met de luchtkwaliteit in Zaanstad? Waar mogelijk is een kaart bijgevoegd ter illustratie van de huidige situatie. De verschillende thema’s zijn onderverdeeld naar het effect dat ze hebben op achtereenvolgens de gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Per milieuthema wordt, vooruitlopend op hoofdstuk 4, kort aangegeven wat Zaanstad wil gaan realiseren. In hoofdstuk 3 wordt de keuze uitgelegd voor een gebiedsgerichte aanpak, waarbij Zaanstad is opgedeeld in zeven gebiedstypen. In elk gebied worden andere eisen gesteld aan het milieu. In dit hoofdstuk wordt onder meer uiteengezet dat de kwaliteit van de bodem in een woongebied veel hoger moet zijn dan de bodemkwaliteit in een industriegebied. Per gebiedstype wordt vervolgens in hoofdstuk 4 beschreven welke milieudoelstellingen Zaanstad daar heeft. Dit resulteert in een beschrijving van streefbeelden: hoe ziet elk gebied er in 2020 idealiter uit? Daarbij is onderscheid gemaakt tussen basiskwaliteit (korte termijn) en ambitiekwaliteit 7
(langere termijn). Bij elk gebiedstype zijn de te behalen niveaus per doelstelling in een schema weergegeven. In hoofdstuk 5 worden de acties beschreven die gaan bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen. 1.5.2
Positie van de Ruimtelijke Milieuvisie
In ‘Plannen met Zaanstad’ (1999) heeft de gemeente de strategische koers uitgezet voor de periode tot 2015. Vier belangrijke strategische peilers zijn: ‘duurzame economische structuurversterking, sfeer in de stad, Zaanstad mag gezien worden, de dagelijkse dingen gewoon goed doen’. In 2009 wordt Perspectief op de Stad vastgesteld, waarin het kader wordt geschetst voor de toekomstige ontwikkeling van Zaanstad. In de structuurschets ‘Dansen op het Veen’ zijn de ambities uit ‘Plannen met Zaanstad’ ruimtelijk uitgewerkt en zijn de ruimtelijke uitgangspunten geformuleerd. Op dit moment wordt de Ruimtelijke Structuurvisie ontwikkeld. Deze structuurvisie vormt het kader voor de ontwikkelingen op ruimtelijk gebied. De verdere uitwerking krijgt via verschillende lijnen gestalte, onder andere door het ontwikkelen van beleid op het gebied van wonen, bedrijventerreinen, verkeer en vervoer, en milieu. De Ruimtelijke Milieuvisie is een richtinggevend kader op milieugebied voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt de structuurvisie een verplicht planfiguur, waardoor de Ruimtelijke Milieuvisie een stevige basis krijgt. De Milieuvisie vormt de paraplu waaronder alle milieuthema’s van geluid tot klimaatbeleid gevat kunnen worden. De doelstellingen van de Ruimtelijke Milieuvisie sluiten aan bij het collegeprogramma 2006, waarin staat vermeld dat Zaanstad een vitale woon-werkstad moet zijn met zorg voor een goed milieu, met een krachtige economie en met voldoende woningen voor iedereen.
8
2
Huidige milieukwaliteit in Zaanstad
In dit hoofdstuk wordt per milieuthema een beeld gegeven van de huidige milieukwaliteit in de gemeente Zaanstad. Daarbij worden de milieuthema’s benaderd vanuit het effect dat ze kunnen hebben. Het bereiken c.q. in standhouden van een goede milieukwaliteit is geen doel op zich, maar heeft als doel dat de gezondheid van mensen geen schade ondervindt, dat er geen onveilige situaties ontstaan, dat de leefbaarheid gegarandeerd blijft, en dat toekomstige generaties niet belemmerd worden in hun ontwikkeling. Het gaat om de volgende effecten: Gezondheid Veiligheid Leefbaarheid Duurzaamheid Ruimtelijke kwaliteit Aan elk van deze effecten kunnen milieuthema’s worden gekoppeld. Daarbij hebben milieuthema’s vaak invloed op meerdere effecten. Van elk thema wordt uitgesproken welke ambitie Zaanstad heeft op dit gebied. Deze algemene ambitie wordt in hoofdstuk 4 concreter uitgewerkt in gebiedsgerichte ambities. 2.1
Gezondheid
Eén van de belangrijkste doelen van het milieubeleid is het beschermen dan wel verbeteren van de gezondheid. Het RIVM schat dat 2 tot 5 procent van de gezondheidsklachten kan worden toegeschreven aan milieufactoren zoals schadelijke stoffen, luchtverontreiniging en ernstige geluidoverlast. In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan de thema’s luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en straling. Hoewel ernstige geluidoverlast kan leiden tot gezondheidsproblemen, is geluid ondergebracht in de paragraaf Leefbaarheid. Reden hiervoor is dat mensen hinder kunnen ondervinden van geluid, zonder dat dat onmiddellijk leidt tot gezondheidsproblemen. De effecten van geluidhinder worden dus ruimer opgevat dan alleen gezondheidseffecten. 2.1.1
Lucht
Huidige situatie Hoewel de luchtkwaliteit in Nederland de afgelopen jaren sterk is verbeterd, voldoet deze nog niet overal aan de eisen die er aan worden gesteld. In Zaanstad treden met name problemen op door te hoge concentraties fijnstof PM10 en NO2. Overschrijdingen doen zich voor in het Noordzeekanaalgebied en Zaandam Zuid, maar ook in delen van Inverdan en de Wandelweg in Wormerveer. De problemen in het Noordzeekanaalgebied en Zaandam Zuid worden voornamelijk veroorzaakt door een te hoge achtergrondconcentratie als gevolg van emissies uit de regio zoals de havenactiviteiten in het Amsterdamse Havengebied, Corus en de scheepvaart over het Noordzeekanaal. Omdat op landelijk en europees niveau maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat in de toekomst de problemen ten aanzien van fijnstof PM10 af zullen nemen. De afname van de concentraties NO2 zal meer tijd in beslag nemen. In 2009 zal een norm voor zeer fijnstof PM2,5 worden geïntroduceerd. Afhankelijk van de hoogte van de norm (20 of 25 μg/m³) zal dit tot meer overschrijdingen kunnen leiden. Naast gevolgen voor de gezondheid, hebben de te hoge concentraties voor fijnstof en NO2 ook gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad. Plannen die binnen een vigerend
9
bestemmingsplan passen, mogen worden uitgevoerd, maar plannen waarvoor een nieuw bestemmingsplan of projectbesluit moet worden opgesteld, krijgen te maken met beperkingen. Met name in Zaandam Zuidoost, waar veel ontwikkelingen gaande zijn, kan dit tot problemen leiden. Op kaart 1 is weergegeven waar de normen voor fijnstof in het jaar 2006 werden overschreden. Vanaf 2008 zijn op een aantal plaatsen nog overschrijdingen van de norm voor fijnstof te verwachten. Ambitie De ambitie op het gebied van luchtkwaliteit is drieledig. Zaanstad wil een zodanige luchtkwaliteit realiseren dat: 1. de gezondheid van burgers verbetert, ook wanneer aan de wettelijke eisen wordt voldaan 2. minimaal wordt voldaan aan de Wet Luchtkwaliteit 3. stagnatie van bouwprojecten wordt voorkomen 2.1.2
Bodem
Huidige situatie De Zaanse bodem is vanwege haar industriële historie op veel plaatsen verontreinigd. Bijna 5.000 locaties hebben mogelijk te maken met bodemverontreiniging. Deze locaties variëren in grootte van enkele vierkante meters tot honderden vierkante meters. De gemeente is bezig al deze locaties te onderzoeken naar de daadwerkelijke verontreiniging en kan vervolgens daar waar nodig nader onderzoek doen en saneren. De bovenlaag van de bodem is in de oudere stedelijke gebieden van Zaanstad, als gevolg van langdurig menselijk handelen, diffuus verontreinigd geraakt. Door wonen en werken zijn op allerlei manieren – bijvoorbeeld door grondverbetering of ophoging – puinbrokjes, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Als gevolg hiervan is de stedelijke bodem diffuus verontreinigd met koper, lood, zink en PAK1. Met name de hoge loodgehalten zorgen voor een ernstige diffuse verontreiniging in vooral de binnenstad van Zaandam (langs de Zaan) en het dorpslint van Westzaan. Een soortgelijke situatie doet zich overigens voor in veel andere grote steden met een lange verontreinigingshistorie, zoals bijvoorbeeld Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Haarlem. Extra aandacht bij de bodemverontreiniging vraagt de verontreiniging met asbest. Het aantreffen van asbest in de bodem leidt steeds vaker tot problemen en kostenverhogingen bij de uitvoering van bodemsaneringen. Uit het inventariserende onderzoek ‘Asbest in de Zaanstreek’ en de asbestkansenkaart van 2007 blijkt dat door industriële activiteiten in het verleden een potentieel groot asbestprobleem ontstaan is in de Zaanse bodem. Kaart 2a is de in 2008 opgestelde concept-bodemkwaliteitskaart, waarop de bodemkwaliteit van de bovengrond is weergegeven. Deze kaart is een weergave van de achtergrondconcentraties veroorzaakt door diffuse bronnen. Lokale verontreinigende activiteiten (verdachte locaties) zijn hier niet in meegenomen. Kaart 2b is de bodemfunctiekaart. Deze kaart geeft de ligging aan van gebieden met de drie volgens het Besluit Bodemkwaliteit te onderscheiden bodemfunctieklassen: wonen, industrie en overige gebieden (landbouw en natuur). De functiekaart is opgesteld op basis van de functiekaart uit Dansen op het Veen. Uitgangspunt bij de indeling in bodemfunctieklassen is dat de klasse die wordt toegekend aan een gebied, overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het betreffende gebied. Zo is de functie ‘Zaans gemengd’ waar wonen en industrie naast elkaar voorkomen ingedeeld in de bodemfunctieklasse ‘wonen’. Mede afhankelijk van de aanwezige bodemkwaliteit (kaart 2a) kan grond worden toegepast die voldoet aan de kwaliteitseisen die hoort bij de functie van het gebied.
1
PAK = Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen
10
Ambitie Zaanstad wil een zodanige bodemkwaliteit realiseren dat overal in Zaanstad de bodemkwaliteit is afgestemd op de functie die er op is gevestigd. In hoofdstuk 4 worden de ambities per gebiedstype verder uitgewerkt. 2.1.3
Straling
Huidige situatie Hoogspanningsleidingen In Zaanstad bevinden zich twee 380kV hoogspanningsleidingen. Eén loopt van Oostzaan via de A8 dwars door Kogerveld, langs Westerwatering, doorkruist de linten van Westzaan en Assendelft en gaat verder richting Beverwijk. De tweede bevindt zich in het buitengebied van Krommenie en doorkruist het lint van Krommeniedijk. Met name in de buurt van de leiding van Oostzaan naar Beverwijk bevinden zich veel woningen. De afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar mogelijke risico’s van elektromagnetische straling rond hoogspanningsmasten. Uit die onderzoeken blijkt dat kinderen tot 15 jaar die in de buurt van hoogspanningsleidingen wonen, statistisch gezien een verhoogde kans hebben op het krijgen van leukemie (één geval extra per twee jaar). Het Ministerie van VROM heeft daarom uit voorzorg een advies opgesteld over de wijze waarop gemeenten om kunnen gaan met hoogspanningsleidingen. Dit advies houdt in dat er geen nieuwe woningen, scholen, kinderdagverblijven en dergelijke worden gebouwd in de buurt van hoogspanningsleidingen. Het advies houdt tevens in dat er bij voorkeur geen nieuwe hoogspanningslijnen worden aangelegd in de buurt van bestaande woningen. Zaanstad volgt het advies van VROM. Voor bestaande woningbouw in de buurt van hoogspanningsleidingen heeft VROM nog geen beleid geformuleerd. Op kaart 3 zijn de 380kV hoogspanningsleidingen weergegeven, inclusief de zone waarin geen nieuwe woningen worden gebouwd. GSM- en UMTS-antennes GSM- en UMTS-antennes bevinden zich verspreid over Zaanstad. Ze staan zowel op woongebouwen als op andere gebouwen. De gezondheidsrisico’s van GSM- en UMTS-antennes zijn nog onvoldoende bekend en onderzoeken op dit gebied spreken elkaar tegen. Deze voorzieningen zijn er relatief kort, zodat nog geen langjarig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de lange termijn effecten. Het ministerie van VROM gaat er van uit dat GSM- en UMTS-antennes geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Het gemeentelijk beleid is conform het landelijk beleid: zendinstallaties worden, onder voorwaarden, toegestaan. Radon Radon is een radioactief gas dat vrijkomt uit bouwmaterialen en uit de bodem. In woningen (en vooral kruipruimtes) kan radon zich in de lucht ophopen. Volgens de Gezondheidsraad leidt blootstelling aan radon binnenshuis in Nederland tot naar schatting 800 extra gevallen van longkanker. Radonconcentraties in woningen in Nederland zijn laag ten opzichte van de ons omringende landen. Dit komt doordat daar veel meer radon uit de bodem komt. In Nederland zijn bouwmaterialen, zoals beton, cellenbeton en kalkzandsteen, de belangrijkste bron van radon in de woning. Daarom hebben de producenten de verplichting op zich genomen ervoor te zorgen dat de uitstoot van radongas uit deze bouwmaterialen niet zal toenemen. Ambitie Zaanstad wil voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij woningen, scholen, kinderdagverblijven e.d. in de buurt van hoogspanningsleidingen worden gebouwd. Ten aanzien van hoogspanningsleidingen, GSM- en UMTS-antennes en radon volgt Zaanstad het landelijk beleid.
11
2.2
Veiligheid
Diverse incidenten op het gebied van veiligheid, waaronder de vuurwerkramp in Enschede, hebben duidelijk gemaakt dat de aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de stad grote gevolgen kunnen hebben voor omwonenden. Hoewel risico’s nooit helemaal zijn uit te sluiten moeten burgers er van uit kunnen gaan dat een bepaalde mate van veiligheid gegarandeerd is. Daarbij moet er een goede balans zijn tussen de mate van veiligheid en de maatschappelijke baten. Bij veiligheid wordt vooral gedacht aan risicovolle activiteiten en opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De combinatie van bodemdaling en het veranderen van het klimaat, waarbij smeltend ijs en meer neerslag zorgen voor een toename van de hoeveelheid water, leiden er toe dat ook water steeds meer een veiligheidsrisico gaat vormen. 2.2.1
Externe veiligheid
Huidige situatie Bij externe veiligheid gaat het om de veiligheid (voor anderen dan de direct betrokkenen) rond risicovolle activiteiten, zoals bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen, het bevoorraden van LPGtankstations en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De omgeving van deze risicovolle activiteiten moet worden beschermd tegen ongevallen. Met het externe veiligheidsbeleid wordt bereikt dat het risico dat er slachtoffers vallen als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen, binnen aanvaardbare grenzen blijft. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. In de wet is vastgelegd dat dit risico nooit groter mag zijn dan 1 op één miljoen per jaar. Bij het transport van gevaarlijke stoffen vindt er nergens in Zaanstad een overschrijding van het plaatsgebonden risico plaats. Bij enkele bedrijven vormt het plaatsgebonden risico een aandachtspunt. Verder heeft Zaanstad te maken met een veiligheidscontour van Schiphol. De contour van de Polderbaan loopt over een deel van de woonbebouwing van Assendelft Zuid. Dit levert beperkingen op ten aanzien van nieuwbouw in dit gebied. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Rijk heeft hiervoor een oriënterende waarde vastgelegd, waar gemeenten gemotiveerd van af mogen wijken. De oriëntatiewaarde is een indicatie voor de mate waarin het groepsrisico bij een ruimtelijke ontwikkeling nog maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Het gaat daarbij om de afweging tussen het accepteren van een bepaald risico op een ramp met een groep dodelijke slachtoffers en het maatschappelijke en economische belang van een ruimtelijke ontwikkeling. Per situatie moet de beoogde ontwikkeling worden afgewogen tegen het ramprisico. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd. Er wordt geen absolute grenswaarde voor het groepsrisico gehanteerd, waarboven geen enkele ruimtelijke ontwikkeling meer aanvaardbaar is. De reden hiervoor is dat bij het hanteren van een absolute grenswaarde het voor kan komen dat ruimtelijke ontwikkelingen op voorhand onmogelijk worden gemaakt, ongeacht het maatschappelijk belang van deze ontwikkelingen en ongeacht de te treffen bijzondere risicobeperkende maatregelen. Verder wordt er bij externe veiligheid geen onderscheid gemaakt per gebiedstype. Reden hiervoor is dat het absolute aantal slachtoffers relevant is, en niet of deze slachtoffers zich bevinden in bijvoorbeeld een woongebied of een industriegebied. Andere uitgangspunten zijn: De groepsrisico’s in bestaande situaties (historisch gegroeide situaties) zullen worden geïnventariseerd. Op grond hiervan zal worden beoordeeld of bepaalde locaties met een hoog groeprisico een aandachtspunt moeten vormen voor specifiek beleid aangaande de beheersing van het groepsrisico.
12
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen niet leiden tot een verslechtering van het niveau van rampbestrijding. Wanneer het invloedsgebied van een risicobron de gemeentegrens overschrijdt dient hierover overleg te worden gevoerd met de betreffende buurgemeente(n). Bij ruimtelijke besluiten over (her)inrichting van een gebied worden de volgende richtsnoeren toegepast (zie ook bijlage 1): o projecteer gebieden met de hoogste bevolkingsdichtheid bij voorkeur zo ver mogelijk van de risicobron of route gevaarlijke stoffen. o projecteer bijzondere kwetsbare objecten (bv scholen, verzorgingshuizen, detentieinrichtingen) bij voorkeur niet binnen een zone van 150 meter van de weg die bestemd is voor doorgaand transport van gevaarlijke stoffen. o projecteer bijzondere kwetsbare objecten bij voorkeur niet binnen het invloedsgebied van een risicobedrijf. Voorkom dat een risicobron wordt geprojecteerd bij een bijzonder kwetsbaar object.
In Zaanstad bevinden zich 27 risicovolle bedrijven. De groepsrisico’s in de bestaande situatie worden in 2008 en 2009 geïnventariseerd. Wanneer de hoogte van het groepsrisico een aandachtspunt vormt, zal waar nodig, beleid worden ontwikkeld om het groepsrisico naar een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De route gevaarlijke stoffen levert een aantal aandachtspunten op ten aanzien van het groepsrisico. Kaart 4 geeft een voorlopig beeld van de situatie van het groepsrisico externe veiligheid van lokale bronnen in 2008. Ambitie In Zaanstad doen zich in 2010 geen overschrijdingen voor van het plaatsgebonden risico bij risicovolle bedrijven. In Zaanstad is de hoogte van het groepsrisico in 2010 overal in kaart gebracht en maatschappelijk aanvaardbaar bevonden. LPG-verkoop vindt op termijn niet meer in de binnenstedelijke gebieden plaats. 2.2.2
Water
Een goede waterhuishouding is een essentiële voorwaarde voor een gezonde leefomgeving waarin het prettig wonen, werken en recreëren is. Water heeft een relatie met veiligheid, volksgezondheid, milieu, inrichting van het stedelijk en landelijk gebied, recreatie, natuur, enzovoorts. Door klimaatveranderingen krijgen we steeds meer te maken met hevige regenval, maar ook met langere droge perioden. Het realiseren van robuuste watersystemen vraagt ruimte en stelt voorwaarden aan het ruimtegebruik en de waterinrichting. Huidige situatie Zaanstad is een waterrijke gemeente, met de Zaan en het Noordzeekanaal als belangrijke vaarwegen en het veenweidegebied als waterrijk natuurgebied. In Zaanstad bevinden zich een aantal laaggelegen polders. Het waterpeil wordt in de polders en het veenweidegebied door bemaling laag gehouden. In drie polders is de kans op wateroverlast groter dan gewenst. Het gaat om de Zaandammerpolder, Polder Assendelft en polder Westzaan. Bij hevige neerslag is de kans dat het water op de laagste delen tot op het maaiveld stijgt, groter dan gewenst. Ook in het stedelijk gebied neemt de kans op wateroverlast toe. Dit wordt ondermeer veroorzaakt doordat steeds meer gebieden worden bebouwd en verhard, waardoor de wateropname door de bodem afneemt. Ook de capaciteit van het bestaande rioleringssysteem speelt een rol. Een goede waterkwaliteit is van belang voor de gezondheid van burgers en is in natuurgebieden van belang voor het in stand houden van de ecologische waarden. Op dit moment is er onvoldoende inzicht in de waterkwaliteit in Zaanstad, met name waar het gaat om de ecologische waarden.
13
Onderzoek hiernaar is één van de projecten uit het Waterplan Zaanstad (2006). De waterkwaliteit in het agrarische gebied is matig. Water kan een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Ondanks het vele water in de gemeente, is dit lang niet altijd zichtbaar in het stedelijk gebied. Ambitie Zaanstad wil een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed te beheren watersysteem realiseren, waarbij recreatief medegebruik mogelijk is.
14
2.3
Leefbaarheid
Milieubeleid heeft naast effecten op de gezondheid en veiligheid ook betrekking op leefbaarheid. Leefbaarheid is een ruim begrip en heeft alles te maken met prettig wonen en werken in een aangename omgeving. De aanwezigheid van kwalitatief goede woningen, voldoende voorzieningen en een prettige woonomgeving met voldoende water en groen spelen daarin een rol. Belangrijk aspect van leefbaarheid is de afwezigheid van overlast. Daarbij kan gedacht worden aan het gedrag van buurtbewoners, maar ook aan factoren als omgevingsgeluid, geur, licht en (zwerf)afval. 2.3.1
Geluid
Geluid is voor veel mensen een bepalende factor voor de manier waarop de woonomgeving wordt gewaardeerd. Geluidhinder kan het woongenot sterk verminderen. Wanneer de overlast erg groot is en bijvoorbeeld leidt tot slaapverstoring, kan geluid ook een negatieve invloed hebben op de gezondheid. Huidige situatie Grote delen van Zaanstad hebben te maken met een hoge geluidbelasting. Deze geluidbelasting wordt veroorzaakt door verschillende bronnen. Het gaat om verkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai. Voor een deel liggen deze bronnen in Zaanstad (spoorweg, provinciale weg, bedrijven), voor een deel liggen ze buiten Zaanstad (A7, A8, bedrijven in het Westelijk Havengebied, Schiphol). De huidige situatie in Zaanstad ten aanzien van geluid wordt weergegeven op geluidbelastingskaarten2. Alle woningen en gebouwen met een geluidbelasting van meer dan 55 dB worden op deze kaarten vermeld. In 2006 hadden bijna 26.000 woningen een geluidbelasting van meer dan 55 dB als gevolg van wegverkeerslawaai. Voor railverkeerslawaai waren dat ruim 2.600 woningen, voor industrielawaai bijna 600 woningen en voor vliegtuiglawaai ruim 3.200 woningen. Kaart 5 geeft een beeld van de cumulatieve geluidsbelasting in Zaanstad. De geluidsbronnen binnenstedelijk wegverkeer, railverkeer, industrie en luchtvaart zijn hier bij elkaar opgeteld. Ambitie Beperken van de geluidbelasting op en in woningen door wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en bedrijven. Per gebiedstype is het geluidsniveau afgestemd op de functies in dat gebied. In hoofdstuk 4 worden de streefwaarden voor de geluidsniveaus per gebiedstype weergegeven. 2.3.2
Geur
Huidige situatie De industrie in Zaanstad veroorzaakt relatief veel geurhinder (cacao, koffie, zetmeel, vetten, linoleum). Daarnaast wordt regelmatig hinder ondervonden van geuren vanuit het westelijk havengebied van Amsterdam en het Noordzeekanaal. Uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de woningen in Zaanstad te maken heeft met geurbelasting. In sommige wijken geeft zelfs tweederde van de bewoners aan hinder te ondervinden van geur. Geur kan hinderlijk zijn en daardoor een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid in een gebied. Geur kan ook een belemmerende factor zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. Kaart 6 geeft de locatie van bedrijven aan die de meeste geurhinder veroorzaken in Zaanstad.
2
Op grond van Europese regelgeving moeten grote gemeenten geluidbelastingkaarten opstellen waarop de woningen zijn weergegeven met een geluidbelasting van meer dan 55dB.
15
Ambitie In 2014 zijn er in Zaanstad geen ernstig geurgehinderden meer. In 2014 is het aantal geurgehinderden in woongebieden, gemengde gebieden en centrumgebieden gehalveerd. 2.3.3
Licht
Huidige situatie Een stad kan niet zonder verlichting. Ook in het donker moeten mensen hun weg kunnen vinden, en uit het oogpunt van (sociale) veiligheid is verlichting van groot belang. Wel is er soms onnodig licht. Verlichtingsinstallaties van sportparken en bedrijven, maar ook kassen kunnen bijvoorbeeld hinderlijke lichtstraling voor omwonenden veroorzaken. Wanneer het ’s avonds en nachts niet meer donker wordt, kan dit leiden tot slaapstoornissen. Ook de natuur kan ontregeld raken wanneer het niet meer echt donker wordt. Het efficiënt omgaan met verlichting leidt enerzijds tot een afname van de lichthinder, anderzijds tot energiebesparing en daarmee tot vermindering van de uitstoot van CO2. Ambitie Voorkomen en beperken van lichthinder in de woon- en leefomgeving en de natuur. Daarbij gebieden benoemen als “donkerte” gebieden. Energie besparen door het verminderen van de hoeveelheid licht. Deze doelstelling wordt verder uitgewerkt in het klimaatbeleid. 2.3.4
Afval
Huidige situatie Zaanstad probeert zoveel mogelijk afval gescheiden in te zamelen en voor hergebruik beschikbaar te stellen. Eén van de doelstellingen van de gemeente is te stimuleren dat afvalstoffen nuttig worden gebruikt. De komende jaren zal de aandacht vooral zijn gericht op het gebruik van afval als brandstof en bouwstof. In onderstaande tabel zijn de inzamelresultaten van de afvalstromen in Zaanstad afgezet tegen het gemiddelde inzamelresultaat in 2005 voor vergelijkbare sterk stedelijke gemeenten. Hieruit blijkt dat Zaanstad nog een inhaalslag te maken heeft. Inzamelresultaat per kg/inwoner Groen-, fruit- en tuinafval
Zaanstad 2005
Zaanstad 2006
Sterk stedelijke gemeenten 2005
63
60 *)
75
Papier en karton
49
48
59
Glas
16
17
20
Textiel
5.3
6.4
4.3
Kca
0.8
0.8
1.3
*) dit is exclusief circa 4 kg gft-afval per inwoner dat wordt gecomposteerd Uit de Zaanpeiling 2006 blijkt dat 42% van de inwoners van Zaanstad ontevreden is over het opruimen van zwerfvuil. In 2006 kwamen bij de gemeente 1.619 klachten binnen over zwerfvuil en onkruid op verharding. Ook uit eigen metingen van de gemeente komt naar voren dat met name in winkelcentra en in groen de zogenaamde beeldkwaliteitnorm niet wordt gehaald. Ambitie Het bereiken van een afvalscheidingsniveau dat vergelijkbaar is met het scheidingsniveau in andere sterk stedelijke gemeenten. Ten aanzien van zwerfafval wordt overal in de gemeente de vastgestelde beeldkwaliteitsnorm gehaald.
16
2.4
Duurzaamheid
Zaanstad kiest nadrukkelijk voor een duurzame ontwikkeling van de stad. Samen met haar inwoners en het bedrijfsleven streeft de gemeente naar klimaatneutraal handelen en een toekomstgerichte inrichting van de leefomgeving. Om in de toekomst een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te blijven met een gezonde economische ontwikkeling is aandacht voor duurzaamheid essentieel. De gemeente Zaanstad heeft hierbij een belangrijke voorbeeldfunctie. Duurzaamheid is het leidende principe dat ten grondslag ligt aan de Ruimtelijke Milieuvisie. Onder duurzame ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien (bron: Nationaal Milieubeleidsplan-Plus, 1990). Zaanstad ziet het begrip duurzaamheid als: ”het zuiniger omgaan met energie, grondstoffen, water, ecologie en de ruimte die we tot onze beschikking hebben en het zo min mogelijk bijdragen aan de vervuiling van water, bodem en lucht.” Werken aan duurzaamheid is een doorlopend veranderingsproces, dat ingrijpende wijzigingen vereist in het denken en handelen van bedrijven, overheden en burgers. Eén van de manieren om duurzaamheid handen en voeten te geven, is het toepassen van het “cradle to cradle” principe. Bij cradle to cradle (C2C) wordt ervan uitgegaan dat alle producten zo kunnen worden ontworpen dat ze op het moment dat ze afval zouden worden, weer kunnen worden gebruikt als grondstof voor nieuwe producten of als voedsel kunnen dienen voor de natuur. In de industrie en de architectuur is er al enige kennis over de C2C toepassingsmogelijkheden. 2.4.1
Klimaatbeleid en duurzame energie
Huidige situatie De gemeenteraad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 een klimaatneutrale gemeente is, en in 2020 behoort tot de top 10 van meest milieuvriendelijke gemeenten in Nederland. In de Contourennota Klimaatbeleid Zaanstad wordt een globale strategie geformuleerd om te komen tot een effectief klimaatbeleid. In de Contourennota is bovendien het Subsidieprogramma Klimaatbeleid 2008-2012 opgenomen, waarin wordt aangegeven welke prestaties de gemeente de komende vier jaar zal leveren op het gebied van klimaatbeleid en welke activiteiten daarvoor worden ondernomen. Op grond van dit subsidieprogramma zal het maximale subsidiebedrag bij het rijk worden aangevraagd. Duidelijk is dat de gemeente deze ambities niet alleen kan realiseren. Daarvoor is ondermeer ondersteuning nodig van de provincie en het rijk en zal worden ingezet op het stimuleren en faciliteren van burgers en bedrijven zodat door alle partijen wordt bijgedragen aan deze ambitie. In een nog op te stellen routekaart klimaatbeleid wordt bekeken welke maatregelen en instrumenten het meest effectief zijn om in te zetten. Ambitie Zaanstad streeft er naar in 2020 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Dit doel zal bereikt moeten worden door zowel de eigen gemeentelijke organisatie als ook de rest van de gemeente (bedrijven, woningen en verkeer- en vervoersstromen) klimaatneutraal te maken. Zaanstad levert een bijdrage aan het convenant dat in november 2007 is afgesloten tussen de regering en de VNG, waarbij ondermeer is afgesproken dat in 2020 20% van de energievoorziening duurzaam is, dat de uitstoot van CO2 met 20% is verminderd en dat er een energiebesparing van 20% heeft plaatsgevonden. Zaanstad wil in 2020 behoren tot de top tien van meest milieuvriendelijke gemeenten in Nederland.
17
2.4.2
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is het zodanig plannen, ontwerpen, bouwen, gebruiken, onderhouden en slopen dat in de levenscyclus van een bouwwerk zo min mogelijk negatieve effecten optreden voor mens en milieu. Duurzaam bouwen heeft betrekking op woningbouw, bedrijfsgebouwen en kantoren. Duurzaam bouwen leidt tot een aantrekkelijke stedelijke omgeving en kan het comfort van een woning of ander bouwwerk aanzienlijk verhogen. Huidige situatie Duurzaam bouwen is onderdeel van het klimaatbeleid van de gemeente Zaanstad. Om in 2020 een klimaatneutrale gemeente te zijn is een forse inzet op CO2-reductie nodig, onder andere door energiebesparing en de toepassing van duurzame energie. Maatregelen op het gebied van woningbouw en het beleid ten aanzien van de bestaande woningvoorraad kunnen van grote invloed zijn op de CO2-emissie van Zaanstad. De grootste winst kan daarbij gehaald worden in de bestaande woningvoorraad (60.000 woningen), maar ook in de nieuwbouw valt veel te winnen. In navolging van het Bouwbesluit zal voor de nieuwbouw sprake moeten zijn van een geleidelijke verlaging van de EPC tot 0 in 2020. Om te komen tot een duurzame woningvoorraad zijn forse investeringen noodzakelijk. Met corporaties en ontwikkelaars zal worden besproken hoe de plannen voor de woningen klimaatneutraler gerealiseerd kunnen worden Ambitie Zaanstad zet in op een woningvoorraad (zowel bestaand als nieuwbouw) die bijdraagt aan de klimaatneutrale ontwikkeling van de stad. 2.4.3
Duurzaam ondernemen
Huidige situatie Duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt in dat wordt gezocht naar een evenwicht tussen financieel economische resultaten, sociale belangen en het milieu. Oftewel de drie P’s: people, planet, profit. Voor een ondernemer kunnen er verschillende redenen zijn om duurzamer te gaan werken. Naast de meer idealistische redenen (zorg om toekomstige generaties, maatschappelijk verantwoord) kan duurzaam ondernemen ook financiële voordelen opleveren. Duurzaamheid houdt immers vaak in dat er zuinig wordt omgegaan met energie en grondstoffen en dat producten die zich daarvoor lenen worden hergebruikt. Dit kan leiden tot kostenbesparingen. Ook kan gedacht worden aan het gebruik van restwarmte. Daarnaast worden bedrijven door de milieuwetgeving soms beperkt in hun bedrijfsvoering of uitbreidingsmogelijkheden. Door milieumaatregelen te treffen kunnen deze belemmeringen worden opgelost. Duurzaam ondernemen is nog niet altijd vanzelfsprekend in het Zaanse bedrijfsleven, maar heeft wel de aandacht. Een aantal grotere bedrijven is gestart met het bestuderen van de mogelijkheden voor of hebben al beleid op het gebied van duurzaamheid. Onder andere in de food industrie ontstaat aandacht voor toepassing van “cradle to cradle” principes. Vooral bij kleinere bedrijven is er nog onvoldoende bekend over de mogelijkheden en de voordelen die duurzame maatregelen met zich mee kunnen brengen, maar de interesse groeit. In 2007 is Zaanstad gestart met een project om bedrijven te informeren over de mogelijkheden van energiebesparing en toepassing van duurzame energie. Op een oproep om zich aan te melden als “pilot-bedrijf” is door veel bedrijven gereageerd. Daarnaast bestaat er ook bij diverse ondernemersverenigingen serieuze belangstelling voor presentaties over duurzaam ondernemen. Ambitie Het bedrijfsleven in Zaanstad en de gemeentelijke organisatie stimuleren om duurzamer te gaan ondernemen, waardoor uiteindelijk een structurele inbedding van het duurzaamheidsstreven in de organisaties ontstaat. De gemeente geeft daartoe het goede voorbeeld.
18
2.4.4
Duurzame mobiliteit
Huidige situatie Naar verwachting zal het autoverkeer de komende jaren verder toenemen. Het gaat daarbij om woon-werkverkeer, het gebruik van de auto voor recreatieve doeleinden en vrachtverkeer. Een goede bereikbaarheid is een essentiële voorwaarde om de Zaanse ambities op het gebied van woningbouw en economische structuurversterking waar te kunnen maken. Een onbegrensde toename van het autoverkeer beperkt echter de bereikbaarheid en bedreigt de leefbaarheid van de stad. Autoverkeer is een bron van geluid en emissies. In Zaanstad levert het verkeer een bijdrage aan het fijnstof gehalte in de lucht. Ook de geluidbelasting als gevolg van het verkeer is op sommige plaatsen in Zaanstad hoog. Zaanstad heeft in 2008 het Zaans Verkeers- en Vervoerplan opgesteld. Het ZVVP is een overkoepelend en kaderstellend document waarin diverse onderwerpen worden uitgewerkt die betrekking hebben op duurzame mobiliteit. In 2007 is de Fietsnota Zaanstad vastgesteld door B&W. Eén van de doelstellingen uit de Fietsnota is het bevorderen van het fietsgebruik. Dit heeft positieve effecten op het milieu, leefbaarheid en gezondheid. Ambitie Het aandeel van het openbaar vervoer neemt toe ten opzichte van het aandeel in 2007. Het fietsaandeel in de modal split is van 25% in 2001 toegenomen tot 35% in 2015. De opzet van het hoofdwegennet is zodanig dat wordt voldaan aan de wettelijke normen voor geluid en luchtkwaliteit. De milieubelasting door het vrachtverkeer wordt beperkt. Goederenvervoer over de weg voor een deel verplaatsen naar vervoer over water.
19
2.5
Ruimtelijke kwaliteit
De aanwezigheid van groen leidt tot een aantrekkelijk woon- en werkklimaat en levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de stad. Het gaat daarbij zowel om groen rondom de stad als om groen in de stad. Doordat het merendeel van de ruimtelijke ontwikkelingen binnenstedelijk plaatsvindt, wordt de druk op de stad groter. De leefbaarheid kan hierdoor onder druk komen te staan. Het is daarom van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen op een zodanige manier plaatsvinden dat er zoveel mogelijk kwaliteit aan de stad wordt toegevoegd. Een goede ruimtelijke kwaliteit kan ook een bijdrage leveren aan de biodiversiteit in de stad, bijvoorbeeld door bij het ontwikkelen en het beheer van de openbare ruimte rekening te houden met de flora en fauna. 2.5.1
Groen, ecologie, natuur
Huidige situatie Zaanstad wordt omgeven door unieke en waardevolle groene buitengebieden. Ruim 50% van de oppervlakte van Zaanstad bestaat uit groen en water. Het buitengebied behoort tot de Provinciale en landelijke Ecologische Hoofdstructuur en/of is Habitatrichtlijngebied en is onderdeel van het Nationaal Landschap Laag Holland. De ecologische hoofdstructuur heeft ondermeer als doel de ecologische waarde en biodiversiteit van deze gebieden te beschermen. Het groene buitengebied heeft grofweg drie functies: natuurgebied, agrarisch gebied en recreatiegebied. Deze functies zijn soms gescheiden en lopen soms in elkaar over. Veenweidegebieden zijn agrarische cultuurlandschappen die vaak behoren tot de ecologische hoofdstructuur. De kwaliteit van het buitengebied is afhankelijk van het gevoerde beheer. Om veenweidegebieden in stand te houden is het noodzakelijk dat het traditionele agrarische beheer wordt voortgezet. Voor boeren is het echter niet rendabel om hier een bedrijf in stand te houden. Financiële tegemoetkomingen zijn dan ook noodzakelijk. De grootste veenweidegebieden zijn nu in beheer bij natuurbeschermingsorganisaties. Op dit moment zijn de natuurgebieden in Zaanstad nauwelijks toegankelijk. Deze zouden beter benut kunnen worden voor recreatie, onder voorwaarde dat de flora en fauna niet verstoord worden. Door recreatief medegebruik in de vorm van fiets-, wandel- en kanoroutes verbetert enerzijds de leefbaarheid van de stad en ontstaat er anderzijds meer draagvlak voor de natuur omdat mensen bekend raken met de waarde ervan. Zaanstad heeft in het stedelijk gebied relatief weinig groen per inwoner. Onderzoek heeft aangetoond dat er per bewoner 67m² groen aanwezig is, terwijl het landelijke streefgetal 75m² bedraagt. Dit is inclusief sportterreinen en volkstuinen. Daarom is het extra belangrijk dat er vanuit de stad verbindingsroutes zijn naar het buitengebied. Op kaart 7 is zowel de landelijke als de provinciale ecologische hoofdstructuur aangegeven. Ambitie In standhouden en versterken van de kwaliteit van het buitengebied, waaronder het veenweidegebied. Het zichtbaar maken en beter benutten van de kernkwaliteiten van het buitengebied. Waar dat kan, de recreatieve en toeristische functie van het veenweidegebied versterken. Zaanstad zet zich in om in samenwerking met partners in Nationaal Landschap LaagHolland de vergoedingen voor zowel agrarisch beheer als terreinbeheer door natuurorganisaties kostendekkend vergoed te krijgen. De financiering is ook punt van aandacht in de Metropoolregio Amsterdam omdat het woon -en vestigingsklimaat gekoppeld is aan de kwaliteiten van natuur en landschap.
20
2.5.2
Duurzaam ruimtegebruik
Doordat het merendeel van de ruimtelijke ontwikkelingen in Zaanstad binnenstedelijk plaatsvindt, wordt de druk op de stad groter, waardoor de leefbaarheid en de duurzame kwaliteit onder druk kan komen te staan. Het is daarom van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen op een zodanige manier plaatsvinden dat er zoveel mogelijk kwaliteit aan de stad wordt toegevoegd. Daarbij kan gedacht worden aan stedenbouwkundige ontwerpen waarbij intensief en meervoudig ruimtegebruik de basis vormen om meer en kwalitatief betere openbare ruimte te krijgen. Minder ruimte voor de auto in het openbaar gebied, maar ruimte voor groen, water, spelen en ontmoeten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de woonwijk. Een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte is de basis. Groen en water spelen een belangrijke rol om een duurzame kwaliteit te garanderen. Ook groene daken kunnen daar aan bijdragen. Huidige situatie Duurzame ruimtelijke kwaliteit is nog geen beleidsuitgangspunt dat standaard wordt meegenomen in het planproces. Omdat bij planontwikkelingen vaak wordt gekeken naar de korte termijn investeringen, verdwijnen de lange termijn effecten van een duurzame ontwikkeling nogal eens naar de achtergrond. Ten aanzien van bedrijventerreinen gaat Zaanstad er van uit dat er geen nieuwe bedrijventerreinen in het buitengebied worden ontwikkeld. Voorop staat dat bedrijven kunnen blijven bestaan op binnenstedelijke terreinen. Zo blijft de voor de Zaanstreek zo kenmerkende samenhang tussen wonen en werken in stand. Pas als het intensiveren, herstructureren en strikt toezien op oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen door kantoren en detailhandel ontoereikend is, kan worden gedacht over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. In werkgebieden maakt parkmanagement onlosmakelijk deel uit van het beheer van een duurzame ruimtelijke kwaliteit. Ambitie Duurzaam ruimtegebruik is het uitgangspunt bij het planproces van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en de herontwikkeling van woon- en werkgebieden. Er worden geen nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld in het buitengebied van Zaanstad.
21
3
Gebiedsgerichte aanpak
3.1
Waarom een gebiedsgerichte aanpak
In de gemeente Zaanstad komt een grote verscheidenheid aan gebieden voor, elk met hun eigen kenmerken en functies. Dit varieert van natuurgebieden tot industrieterreinen en alles daar tussenin. De verschillende activiteiten die in deze gebieden plaatsvinden, hebben verschillende effecten op hun omgeving. De gewenste milieukwaliteit kan daar bij aansluiten. Zo past in rustige woongebieden geen zware industrie met een hoog geluidsniveau, terwijl in een druk centrum achtergrondlawaai in het algemeen wel acceptabel is. Een gebiedsgerichte aanpak heeft twee doelen. Het eerste doel is inhoudelijk van aard. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om die kwaliteiten te verbeteren. Door milieuambities af te stemmen op de functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied, kunnen de kwaliteiten van dat gebied beschermd of verbeterd worden. Door vast te leggen welke milieukwaliteiten wenselijk zijn in een gebied, wordt duidelijk welke ontwikkelingen binnen dat gebied passen. Het tweede doel is meer procesmatig. De gebiedsgerichte benadering biedt een mogelijkheid om milieubeleid beter aan te laten sluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Voor degenen die zich bezighouden met de ruimtelijke en economische plannen in de gemeente worden de milieudoelstellingen inzichtelijker. Daardoor wordt het gemakkelijker om milieudoelstellingen in een vroeg stadium in de planvorming te betrekken. Effectief milieubeleid is een randvoorwaarde om ruimtelijke ontwikkelingen in de stad mogelijk te houden. 3.2
Indeling in gebiedstypen
In de structuurschets Dansen op het Veen zijn de ambities uit Plannen met Zaanstad ruimtelijk uitgewerkt en zijn de ruimtelijke uitgangspunten geformuleerd. De structuurschets vormt de paraplu voor de ontwikkelingen op ruimtelijk gebied. De verdere uitwerking moet via verschillende lijnen gestalte krijgen, onder andere door het ontwikkelen van beleid op het gebied van wonen, bedrijventerreinen, verkeer en vervoer en milieu. Voor een doelmatig gebiedsgericht milieubeleid is het van belang om aan te sluiten bij de gebiedstypen die in de structuurschets worden onderscheiden. Het gaat om de volgende gebieden: Woongebied Zaans gemengd gebied Centrumgebied Werkgebied Agrarisch gebied Natuurgebied Recreatiegebied Op kaart 8 worden de verschillende gebiedstypen weergegeven. Hieronder worden de gebiedstypen verder uitgewerkt. Per gebied wordt een korte beschrijving gegeven. 3.2.1
Woongebied
Een woongebied is een gebied met als hoofdfunctie wonen. Slechts op enkele plaatsen in het gebied bevinden zich voorzieningen. Bedrijvigheid komt in deze gebieden niet of nauwelijks voor. Woongebieden kunnen qua ruimtelijke inrichting sterk van elkaar verschillen. Zo wordt het
22
functionele woongebied gekenmerkt door hoge flatcomplexen met daartussen veel openbare ruimte. Het nieuw-tuinstedelijk woongebied bestaat vooral uit eengezinswoningen met tuin. Woongebieden in Zaanstad zijn o.a. Westerwatering, Westerkoog, Rooswijk, Krommenie, Saendelft, Willis, het Eiland, Peldersveld, Hoornseveld, Poelenburg, Kogerveld, ’t Kalf, delen van Wormerveer en Assendelft. 3.2.2
Zaans gemengd gebied
Dit is een gebied met een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken. Over het algemeen heeft het wonen hier de overhand. Binnen het Zaans gemengd gebied wordt in de structuurschets onderscheid gemaakt tussen linten, dorpen, waterfront en stedelijk compact. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Van oudsher was hier een sterke menging van functies. Inmiddels is het zwaartepunt meer op het wonen komen te liggen. Hetzelfde geldt voor de dorpen, hoewel hier meer mogelijkheden zijn voor het combineren van wonen met werkgelegenheid. Het gebiedstype waterfront is vooral te vinden langs de Zaan, waar een multifunctioneel gebied is ontstaan met een mix van wonen, bedrijvigheid en voorzieningen. Het gebiedstype stedelijk-compact bevindt zich met name in de oudere, meer stedelijke gebieden van Zaanstad. Het kenmerkt zich door een hoge bebouwingsdichtheid met smalle straten en aanwezigheid van bedrijvigheid tussen de woonbebouwing. Voorbeelden van gemengde gebieden zijn de Rosmolenwijk, Zaandam-Zuid, Westzaan (lint en dorp), het lint van Assendelft en de strook tussen Provincialeweg en de Zaan. 3.2.3
Centrumgebied
Het centrumgebied kenmerkt zich door een hoge dichtheid en een intensieve menging van diverse functies. Het centrumgebied heeft een dynamisch karakter. Samen met het grote aanbod aan voorzieningen gaat dit gepaard met enige overlast voor bewoners. De bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets is goed. In de huidige situatie is alleen Inverdan centrumgebied. In de toekomst zullen ook de omgeving van de station Koog Zaandijk, Poort Clamdyke en Kogerveld (mogelijk) ontwikkeld worden tot centrumlocaties. 3.2.4
Werkgebied
In werkgebieden heeft bedrijvigheid altijd de overhand. In havengerelateerde/industriële werkgebieden gaat het om grootschalige bedrijven. Op deze terreinen is plaats voor bedrijvigheid tot categorie 5. “Gewone” bedrijventerreinen zijn wat kleinschaliger en er is ruimte voor bedrijven tot categorie 4. Gemengde werkgebieden kenmerken zich door arbeidsintensieve werkgelegenheid. Dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan, mits dit geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid. Omdat er ten aanzien van de milieukwaliteit nogal verschillen kunnen optreden tussen de verschillende werkgebieden wordt dit gebiedstype in de Ruimtelijke Milieuvisie opgesplitst in het gebiedstype “werkgebied: bedrijventerrein en gemengde werkgebieden” en het gebiedstype “industriegebied” (havengerelateerde/industriële werkgebieden uit Dansen op het Veen). Voorbeelden van industriegebieden zijn Hoogtij, Achtersluispolder, Westerspoor Zuid. Voorbeelden van bedrijventerreinen zijn Molletjesveer, Noorderveld en diverse locaties langs de Zaan.
23
3.2.5
Agrarisch gebied
In dit gebied vindt agrarische bedrijvigheid plaats zoals melkveehouderij en akkerbouw met wat (bedrijfs)wonen. Het beleid is er op gericht deze functie op een economisch verantwoorde wijze te laten voortbestaan, onder voorwaarde van de vastgestelde hoogten van het waterpeil en de normen voor waterkwaliteit. Dit kan leiden tot schaalvergroting en het verdwijnen van kleinere landbouwbedrijven. Het is wenselijk dat de mogelijkheden voor recreatief medegebruik worden uitgebreid. Hierbij kan gedacht worden aan voet-, fiets- en ruiterpaden en kanoroutes. Het agrarisch gebied in Zaanstad biedt kansen voor biologische landbouw en teelt van streekgebonden producten. Deze bedrijfsvormen dragen positief bij aan de milieukwaliteit. Het gebied ten westen van de Nauernaschevaart behoort grotendeels tot het agrarisch gebied. 3.2.6
Natuurgebied
In Dansen op het Veen wordt onderscheid gemaakt tussen stille natuurgebieden en toegankelijke natuurgebieden. Het stille natuurgebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en valt deels onder de Europese Habitatrichtlijn. Behoud en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden staan hier voorop en het beheer is hierop afgestemd. Een goed beheer van het groen en het landschap is bepalend voor de milieukwaliteit. In het toegankelijke natuurgebied moet het in de toekomst mogelijk zijn om meer natuur te ‘beleven’. Het voornaamste middel hiervoor is het verbeteren van de toegankelijkheid voor wandelaars en kano’s. Op plaatsen waar de aanwezige natuurwaarden dat toelaten, kunnen ook fietsroutes worden aangelegd. Natuurgebieden in Zaanstad zijn het Guisveld, Westzijderveld, Noorderveen, Kalverpolder, Krommenieër Woudpolder. Deze behoren allen tot de Ecologische Hoofdstructuur. 3.2.7
Recreatiegebied
Dit zijn groengebieden waarbij de nadruk ligt op de gebruikswaarde voor recreatie en de beleving van grootschalig groen in de stad. Er wordt onderscheid gemaakt tussen binnenstedelijke recreatiegebieden zoals sportvelden en parken en buitenstedelijke recreatiegebieden zoals het Jagersveld en de Omzoom.
24
4
Gewenste milieukwaliteit per gebied
In dit hoofdstuk worden per gebiedstype de milieudoelstellingen vastgelegd. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen basiskwaliteit en ambitiekwaliteit. De basiskwaliteit is de minimale kwaliteit die noodzakelijk is om een gebied de (beoogde) functie te geven. De ambitiekwaliteit streeft een hogere kwaliteit na, die vaak pas op langere termijn haalbaar is. Globaal beslaat de korte termijn de periode tot 2012 en de lange termijn de periode tot 2020. Voor sommige onderwerpen, zoals bijvoorbeeld bodemkwaliteit, zal de basiskwaliteit in 2012 nog niet behaald zijn. De in het schema genoemde waarden moeten, voorzover het niet gaat om wettelijke eisen, gezien worden als streefwaarden. Voor geluid is onderscheid gemaakt tussen geluidbelasting van bestaande woningen en geluidbelasting van nieuwbouw. Bedoeling is dat door bronmaatregelen op de langere termijn ook de geluidbelasting op bestaande woningen af gaat nemen. In woongebieden, gemengde gebieden en het centrumgebied mag het geluidsniveau langs stroomen gebiedsontsluitingswegen vooralsnog hoger zijn dan in de rest van het gebied (hogere waardenbeleid) omdat anders ruimtelijke ontwikkelingen onmogelijk worden gemaakt. De maximumgrenswaarde mag hier niet worden overschreden en het geluidsniveau in de woning moet voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit. In de toekomst moet ook in deze situaties de geluidbelasting teruggebracht worden tot een geluidswaarde die past bij de functie van het gebied. Daarom zal op korte termijn opdracht worden gegeven voor een inventarisatie van de technische en organisatorische beheersmaatregelen die op korte en lange termijn genomen kunnen worden om de gewenste geluidsniveaus te realiseren. Daarbij zal een analyse worden gemaakt van de haalbaarheid en betaalbaarheid van die maatregelen. In natuurgebieden en recreatiegebieden komen nauwelijks woningen voor. Hier wordt de geluidbelasting op het gebied weergegeven. Wettelijke grenswaarden zijn hierop niet van toepassing. Uitgangspunt van de streefbeelden is, dat de hoofdfunctie in het gebied niet gehinderd mag worden. In een woongebied kan bedrijvigheid voorkomen, mits deze bedrijvigheid de woonfunctie niet hindert. In een werkgebied kan natuur een plaats vinden, als deze natuur tenminste geen beperkingen oplegt aan de werkfunctie van het gebied. De streefbeelden worden geconcretiseerd door in een schema de doelstellingen en kwaliteitsniveaus in meetbare termen weer te geven. Niet bij alle milieuthema’s kan onderscheid worden gemaakt naar gebiedstype. De doelstellingen voor bijvoorbeeld afval of duurzaamheid gelden voor de hele gemeente en zijn moeilijk per gebiedstype te differentiëren. 4.1
Streefbeeld woongebied
Zoals de naam al zegt, is wonen de belangrijkste functie in dit gebiedstype. Winkels en voorzieningen bevinden zich veelal geconcentreerd in de wijk. Verspreid over het gebied bevinden zich bedrijfjes die niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving. Het woongebied leent zich ook goed voor telewerken. Woongebieden kunnen getypeerd worden als verblijfsgebieden: in een woongebied brengen mensen een groot deel van hun tijd door. In woongebieden verblijven bovendien kwetsbare groepen als kinderen en ouderen. De gewenste milieukwaliteit is dan ook hoog. Gezondheid, veiligheid en leefbaarheid zijn belangrijke waarden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in orde moet zijn. Op langere termijn wordt gestreefd naar een luchtkwaliteit die beter is dan het wettelijk minimum. De bodemkwaliteit is afgestemd op de functie wonen. Kinderen kunnen hier zonder risico’s in de tuin spelen. Ook aan veiligheid wordt in een woongebied veel waarde gehecht.
25
In woongebieden is relatief weinig lawaai. Dit geldt zowel voor verkeerslawaai als voor lawaai van bedrijven. Langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen mag het geluidsniveau hoger zijn, maar mag de maximumgrenswaarde niet worden overschreden en moet het geluidsniveau in de woning voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit. Een goede omgevingskwaliteit is van belang in een woongebied. Daarbij hoort voldoende openbare ruimte. Bij nieuwe ontwikkelingen is intensief en meervoudig ruimtegebruik de basis om voldoende ruimte te creëren in het openbare gebied. Dit betekent ook minder ruimte op straat voor de auto en meer ruimte voor groen, water, spelen en elkaar ontmoeten. Ook natuur in de stad kan bijdragen aan een prettig woonklimaat. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de aanleg van ecologische oevers. Bij een hoogwaardige openbare ruimte wordt niet alleen de inrichting van het openbaar gebied bedoeld, maar ook een goede samenhang tussen de bebouwing en de openbare ruimte. Goede verlichting in een woongebied is belangrijk voor ondermeer de sociale veiligheid. ’s Nachts mag deze verlichting geen overlast veroorzaken doordat bijvoorbeeld de straatverlichting in slaapkamers schijnt. Daarom is het van belang om slim om te gaan met verlichting, waarbij alleen die plekken worden verlicht, waar verlichting noodzakelijk is. Ook een lager verlichtingsniveau in de nacht behoort tot de mogelijkheden.
26
Streefwaarden en kwaliteitsniveaus woongebied Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
kwetsbare groepen niet situeren bij emissiebronnen: 100m vanaf snelweg, 50m vanaf provinciale weg =wettelijke afstand
Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op functie wonen Straling geen nieuwe woningbouw, kinderdagverblijven ed in de buurt van hoogspanningsleidingen Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten Water Watercompensatie nieuwbouw
<40 μg /m³ <40 μg /m³
= lager dan wettelijke grenswaarden
kwetsbare groepen niet situeren bij emissiebronnen: 100m vanaf snelweg, 50m vanaf provinciale weg =wettelijke afstand
Wonen met tuin, speelplaatsen en groenstroken rond woonflats geschikt als “plaats waar kinderen spelen” *)
Overal geschikt voor “wonen met tuin”*)
afstand van 119 m aanhouden bij 380 kV-leiding
op termijn 380 kV leidingen ondergronds.
=door VROM aanbevolen afstand
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
extra bebouwing gaat gepaard met evenredige mogelijkheden voor waterberging
extra bebouwing gaat gepaard met meer dan evenredige mogelijkheden voor waterberging
algemeen aanvaardbaar categorie 1; maatwerk categorie 2
algemeen aanvaardbaar categorie 1; maatwerk categorie 2
Geluid Geluidbelasting wegverkeerslawaai afgestemd op wonen
bestaande woningen maximaal 55 dB **)
nieuwbouw maximaal 50 dB **)
=lager dan saneringsgrenswaarde (60 dB)
= hoger dan voorkeursgrenswaarde (48 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (63 dB)
Geluidbelasting railverkeer afgestemd op functie wonen
maximaal 60 dB
maximaal 55 dB
=lager dan saneringsgrenswaarde (65dB)
=voorkeursgrenswaarde (55 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (68 dB)
Geluidbelasting industrielawaai afgestemd op wonen
maximaal 55 dB(A)
maximaal 50 dB(A)
=saneringsgrenswaarde (55 dB(A))
=voorkeursgrenswaarde (50 db(A) en lager dan maximumgrenswaarde (55 dB(A))
Bedrijven Bedrijvigheid die past bij het woongebied
*) **)
het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld - voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven - langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen mag het geluidsniveau hoger zijn, maar mag de maximumgrenswaarde niet worden overschreden en moet het geluidsniveau in de woning voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit.
27
4.2
Streefbeeld Zaans gemengd gebied
Een gemengd gebied is een levendig gebied waar naast woningen ook bedrijven en voorzieningen zijn. Hoewel ook een gemengd gebied een verblijfsfunctie heeft, kan met de gewenste milieukwaliteit op sommige punten wat flexibeler worden omgegaan dan in een woongebied. Voorop staat dat de leefbaarheid in het gemengd gebied gegarandeerd is. De verschillende functies in een gemengd gebied mogen niet leiden tot conflicten tussen die functies. Dit betekent dat bedrijven die veel overlast veroorzaken niet in dit gebied thuishoren. Belangrijk is dat het ’s nachts stil is. Omdat een gemengd gebied een dynamisch gebied is waarin veel gebeurt, kan ook het gewenste geluidsniveau hoger zijn dan in een woongebied. Het moet echter niet zo zijn dat geluid overlast veroorzaakt. In een gemengd gebied zijn ook gebieden met een relatief laag geluidsniveau, zoals hofjes en parken waar mensen rust kunnen vinden. Langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen mag het geluidsniveau hoger zijn, maar mag de maximumgrenswaarde niet worden overschreden en moet het geluidsniveau in de woning voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit. Omdat er zoveel verschillende functies een plaats hebben in het gemengd gebied, is de ruimtelijke inrichting van belang. Voorkomen moet worden dat het gebied verrommelt. Evenals in het woongebied moet er bij nieuwe ontwikkelingen aandacht worden besteed aan meervoudig, intensief ruimtegebruik om er voor te zorgen dat er voldoende openbare ruimte overblijft. De verlichting moet functioneel zijn en mag ’s nachts geen overlast veroorzaken voor inwoners van het gebied. De bodemkwaliteit in een gemengd gebied kan divers zijn, en moet passen bij de functie die hierop is gevestigd. Voor woningen worden hogere eisen gesteld aan de bodemkwaliteit dan voor bedrijven. Op de langere termijn moet de bodemkwaliteit overal in dit gebied geschikt zijn voor de functie wonen met tuin, zodat een flexibele inrichting van de ruimte mogelijk is. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat bedrijvigheid op den duur uit het gemengde gebied verdwijnt.
28
Streefwaarden en kwaliteitsniveaus Zaans gemengd gebied Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
=lager dan wettelijke grenswaarden
kwetsbare groepen niet situeren bij emissiebronnen: 100m vanaf snelweg, 50m vanaf provinciale weg
kwetsbare groepen niet situeren bij emissiebronnen: 100m vanaf snelweg, 50m vanaf provinciale weg
=wettelijke afstand
Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie gemengd gebied Straling geen nieuwe woningbouw, kinderdagverblijven ed in de buurt van hoogspanningsleidingen Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten Water Watercompensatie nieuwbouw
<40 μg /m³ <40 μg /m³
=wettelijke afstand
alle locaties geschikt voor de huidige functie die er op is gevestigd *)
overal geschikt voor “wonen met tuin” *)
afstand van 119 m aanhouden bij 380 kV-leiding
op termijn 380 kV leidingen ondergronds.
=door VROM aanbevolen afstand
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
extra bebouwing gaat gepaard met evenredige mogelijkheden voor waterberging
extra bebouwing gaat gepaard met meer dan evenredige mogelijkheden voor waterberging
algemeen aanvaardbaar categorie 1 en 2; maatwerk categorie 3.1
algemeen aanvaardbaar categorie 1 en 2; maatwerk categorie 3.1
Geluid Geluidbelasting wegverkeer afgestemd op gemengd gebied
bestaande woningen maximaal 60 dB **)
nieuwbouw maximaal 55 dB **)
=saneringsgrenswaarde (60 dB)
=hoger dan voorkeursgrenswaarde (48 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (63dB)
Geluidbelasting railverkeer afgestemd op gemengd gebied
maximaal 60 dB
maximaal 55 dB
=lager dan saneringsgrenswaarde (65dB)
=voorkeursgrenswaarde (55 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (68dB)
Geluidbelasting industrie-lawaai afgestemd op gemengd gebied
maximaal 55 dB(A)
maximaal 50 dB(A)
=saneringsgrenswaarde (55 dB(A))
=voorkeurgrenswaarde (50 dB(A) en lager dan maximumgrenswaarde (55 dB(A))
Bedrijven Bedrijvigheid die past bij het gemengd gebied
*) **)
het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld - voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven - langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen mag het geluidsniveau hoger zijn, maar mag de maximumgrenswaarde niet worden overschreden en moet het geluidsniveau in de woning voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit.
29
4.3
Streefbeeld centrumgebied
Het centrumgebied is een dynamisch gebied met veel voorzieningen, waaronder horeca. Dit brengt met zich mee dat met de gewenste milieukwaliteit op sommige punten flexibeler kan worden omgegaan dan in een woongebied. Het geluidniveau mag hier wat hoger liggen dan in een woonwijk. De indeling en geluidwering van woningen moet er voor zorgen dat binnen de woningen geen verhoogde geluidbelasting ontstaat. Dit geldt vooral voor woningen in het horecaconcentratiegebied. In principe worden geen nieuwe woningen in het horecaconcentratiegebied toegestaan. Langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen mag het geluidsniveau hoger zijn, maar mag de maximumgrenswaarde niet worden overschreden en moet het geluidsniveau in de woning voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit. In deelgebieden met overwegend een woonfunctie moet het ’s nachts stil zijn. Flexibel waar het kan, streng waar het moet. Evenals in het Zaans gemengd gebied is leefbaarheid een belangrijke waarde. Omdat het centrumgebied het visitekaartje is van de stad en een functie heeft voor mensen van buiten Zaanstad, is het van belang dat geur beperkt blijft. Ook de kwaliteit en het onderhoud van de openbare ruimte is van belang. Evenals in het gemengd gebied geldt dat verrommeling moet worden tegengegaan. Bij nieuwe ontwikkelingen spelen duurzaam en intensief ruimtegebruik een belangrijke rol. Juist in een dichtbebouwd gebied als het centrum, is de kwaliteit van de openbare ruimte van belang. Het gaat daarbij om de inrichting van de openbare ruimte, waarbij ook water en groen een rol spelen. Daarnaast is het van belang dat de openbare ruimte schoon is. Er zijn voldoende vuilnisbakken, die op tijd worden geleegd. Winkels en bedrijven moeten hun afval binnen kunnen opslaan. Aan de bodemkwaliteit in het centrumgebied worden minder strenge eisen gesteld dan in een woongebied. De bodemkwaliteit moet zodanig zijn dat deze past bij de functie wonen zonder tuin. Het centrumgebied is goed bereikbaar per fiets en per openbaar vervoer. Om het gebied aantrekkelijk te maken voor fietsers moeten er voldoende en goede fietsstallingen zijn. Bevoorrading van winkels en horeca vindt bij voorkeur plaats aan de achterzijde van winkels, buiten het voetgangersgebied. Bevoorrading vindt plaats via een energiezuinig en schoon distributiesysteem. Ook energiebesparing en benutten van restwarmte is in het centrumgebied een aandachtspunt.
30
Streefwaarden en kwaliteitsniveaus centrumgebied Streefwaarde
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
=lager dan wettelijke grenswaarden
kwetsbare groepen niet situeren bij emissiebronnen: 100m vanaf snelweg, 50m vanaf provinciale weg
kwetsbare groepen niet situeren bij emissiebronnen: 100m vanaf snelweg, 50m vanaf provinciale weg
=wettelijke afstand
Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie centrumgebied
<40 μg /m³ <40 μg /m³
=wettelijke afstand
geschikt voor “wonen zonder tuin”, groenstroken langs woonflats geschikt als “plaats waar kinderen kunnen spelen” *)
geschikt voor “wonen zonder tuin”, groenstroken langs woonflats geschikt als “plaats waar kinderen kunnen spelen” *)
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
extra bebouwing gaat gepaard met evenredige mogelijkheden voor waterberging
extra bebouwing gaat gepaard met meer dan evenredige mogelijkheden voor waterberging
algemeen aanvaardbaar categorie 1 en 2; maatwerk categorie 3.1
algemeen aanvaardbaar categorie 1 en 2; maatwerk categorie 3.1
Geluid Geluidbelasting wegverkeer afgestemd op functie centrum
bestaande woningen maximaal 63 dB **)
nieuwbouwwoningen maximaal 55 dB **)
=hoger dan saneringsgrenswaarde (60 dB)
=hoger dan vookeursgrenswaarde (48 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (63 dB)
Geluidbelasting railverkeer afgestemd op functie centrum
maximaal 65 dB
max. 60 dB
=saneringsgrenswaarde (65dB)
=hoger dan voorkeursgrenswaarde (55 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (68dB)
Geluidbelasting industrielawaai afgestemd op centrum
maximaal 55 dB(A)
maximaal 50 dB(A)
=saneringsgrenswaarde (55 dB(A))
=vookeursgrenswaarde (50 dB(A) en lager dan maximumgrenswaarde (55 dB(A))
Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten Water Watercompensatie nieuwbouw Bedrijven Bedrijvigheid die past bij het centrumgebied
*) **)
het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld - voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven - langs stroom- en gebiedsontsluitingswegen mag het geluidsniveau hoger zijn, maar mag de maximumgrenswaarde niet worden overschreden en moet het geluidsniveau in de woning voldoen aan de binnenwaarde uit het bouwbesluit.
31
4.4
Streefbeeld werkgebied: “bedrijventerrein” en “gemengd werkgebied”
De Structuurschets Dansen op het Veen onderscheidt het gebiedstype werkgebied. Onder het werkgebied vallen “havengerelateerde/industriële werkgebieden”, “bedrijventerreinen” en “gemengde werkgebieden”. Omdat er ten aanzien van de milieukwaliteit nogal verschillen kunnen optreden tussen de verschillende werkgebieden, wordt dit gebiedstype in de Ruimtelijke Milieuvisie opgesplitst in enerzijds “bedrijventerrein en gemengd werkgebied” en anderzijds “industrieterrein”. De Structuurschets geeft aan dat in het gebiedstype “bedrijventerrein” bedrijven tot en met milieucategorie 4 worden toegestaan, en in het gebiedstype “gemengd werkgebied” bedrijven tot en met milieucategorie 3. Gemengde werkgebieden kenmerken zich door arbeidsintensieve werkgelegenheid. Dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan, mits dit geen afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit profiel gewenste bedrijvigheid. Duurzame economische structuurversterking is een belangrijke ambities van Zaanstad. Zaanstad heeft hierin vier speerpunten geformuleerd: creatieve bedrijvigheid, first in food, toerisme en wijkeconomie. Bedrijven en dus ook bedrijventerreinen zijn daarom van belang voor de stad. De inzet vanuit milieu zal in het bedrijventerrein en gemengd werkgebied vooral gericht zijn op het zuinig omgaan met energie en het gebruik van alternatieve energiebronnen. Bedrijventerreinen moeten zo duurzaam mogelijk functioneren. Dit betekent zuinig omgaan met energie en waar mogelijk gebruik maken van elkaars restproducten. De afvalstroom van het ene bedrijf kan een energiebron of grondstof zijn voor het andere bedrijf, waar mogelijk kan restwarmte benut worden. Intensief, meervoudig ruimtegebruik in combinatie met een groene openbare ruimte, vormt de basis voor een prettige werkomgeving. Uit onderzoek komt naar voren dat er een ruimtewinst is te boeken van 10 tot 15 procent op bestaande bedrijventerreinen. Ruimtewinst kan worden verkregen door maatregelen als geschakeld bouwen, gemeenschappelijke parkeervoorzieningen en het optimaliseren van de verkaveling en het wegenpatroon. Parkmanagement kan bijdragen aan het behouden en beheren van een aantrekkelijke openbare ruimte. Bij het plaatsen van bedrijven op een bedrijventerrein moet rekening worden gehouden met de onderlinge belasting. Een voedingsmiddelenbedrijf naast een bedrijf dat stof of geur produceert, kan leiden tot problemen. In beginsel wordt op een bedrijventerrein niet gewoond. Op eventueel nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen kan het vanuit het oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering voordelen hebben om in beperkte mate bedrijven met woning toe te staan, bijvoorbeeld in het overgangsgebied naar een woonwijk. De woningen mogen geen beperkingen opleveren voor de bedrijven op het bedrijventerrein. Mensen brengen relatief weinig tijd door op een bedrijventerrein. De gewenste milieukwaliteit kan daarom wat lager zijn dan in een woongebied. Een goed binnenklimaat is daarbij wel een vereiste. De bodemkwaliteit is afgestemd op de functie bedrijven. Bedrijventerreinen moeten goed bereikbaar zijn met de auto, maar ook per fiets en openbaar vervoer, zodat het niet noodzakelijk is met de auto naar het werk te komen.
32
Streefwaarden en kwaliteitsniveaus bedrijventerrein en gemengd werkgebied Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie bedrijventerrein Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten Water Watercompensatie nieuwbouw Bedrijventerrein bedrijvigheid die past bij bedrijventerrein en gemengd werkgebied Geluid Geluidbelasting wegverkeer afgestemd op bedrijventerrein
Geluidbelasting railverkeer afgestemd op bedrijventerrein
Geluidbelasting industrielawaai afgestemd op bedrijventerrein
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
=wettelijke grenswaarden
PM10: 40 μg /m³ NO2: 40 μg /m³ =wettelijke grenswaarden
Geschikt voor functie bedrijventerrein. Geen verspreidingsrisico’s naar gevoelige bestemmingen. Standstill op gebiedsniveau. *)
Geschikt voor functie bedrijventerrein. Geen verspreidingsrisico’s naar gevoelige bestemmingen. Standstill op gebiedsniveau. *)
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
extra bebouwing gaat gepaard met evenredige mogelijkheden voor waterberging
extra bebouwing gaat gepaard met meer dan evenredige mogelijkheden voor waterberging
bedrijventerrein: max. cat. 4 gemengd werkgebied: max. cat. 3
bedrijventerrein: max. cat. 4 gemengd werkgebied: max. cat. 3
=conform Dansen op het Veen
=conform Dansen op het Veen
bestaande woningen Op een bedrijventerrein worden in beginsel geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel aanwezig dan maximaal 63 dB **).
nieuwbouw Op een bedrijventerrein worden in beginsel geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel noodzakelijk dan maximaal 60 dB **).
=hoger dan saneringsgrenswaarde (60 dB)
=hoger dan voorkeursgrenswaarde (48dB en lager dan maximumgrenswaarde (63 dB)
Op een bedrijventerrein worden in beginsel geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel aanwezig dan maximaal 65 dB.
Op een bedrijventerrein worden in beginsel geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel noodzakelijk dan maximaal 60 dB.
=saneringsgrenswaarde (65 dB)
=hoger dan voorkeursgrenswaarde 55 dB en lager dan maximumgrenswaarde (68 dB)
Op een bedrijventerrein worden in beginsel geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel aanwezig dan maximaal 60 dB(A).
Op een bedrijventerrein worden in beginsel geen (bedrijfs)woningen toegestaan. Indien wel noodzakelijk dan maximaal 55 dB(A).
=hoger dan saneringsgrenswaarde (55 dB(A))
=hoger dan voorkeursgrenswaarde (50 dB(A) en gelijk aan maximumgrenswaarde (55 dB(A))
40 μg /m³ 40 μg /m³
*) het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld **) voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven
33
4.5
Streefbeeld werkgebied: industrieterrein
Op een industrieterrein bevinden zich bedrijven in de zwaardere milieucategorieën (tot en met 5). Evenals op bedrijventerreinen zal de inzet vanuit milieu zich vooral richten op het zuinig omgaan met energie en het gebruik van alternatieve energiebronnen. Ook op industrieterreinen kunnen bedrijven waar mogelijk gebruik maken van elkaars restproducten: de afvalstroom van het ene bedrijf kan een energiebron of grondstof zijn voor het andere bedrijf, waar mogelijk kan restwarmte benut worden. In het algemeen zijn er op industrieterreinen relatief weinig mensen aanwezig. De combinatie van zwaardere bedrijvigheid en relatief weinig mensen maakt het mogelijk om hier een lagere milieukwaliteit toe te staan dan in de andere gebiedstypen. Dit geldt met name voor geluid, geur en bodemkwaliteit. Hoewel ook op industrieterreinen wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke veiligheid, valt er soms niet aan te ontkomen dat de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen hier groter is dan bijvoorbeeld in een woongebied. Voorwaarde daarbij is dat er voldoende vluchtwegen en evacuatiemogelijkheden zijn en dat hulpdiensten goed zijn voorbereid op eventuele ongelukken. Ook op een industrieterrein is het van belang dat de werkomgeving van voldoende kwaliteit is. Dit betekent aandacht voor de openbare ruimte. Ook natuurontwikkeling is mogelijk, voor zover dit geen belemmeringen oplevert voor de functie van het industrieterrein. Streefwaarden en kwaliteitsniveaus industrieterrein Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie industrieterrein Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten Water Watercompensatie nieuwbouw Bedrijven bedrijvigheid die past bij industrieterrein
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
Geschikt voor functie bedrijventerrein. Geen verspreidingsrisico’s naar gevoelige bestemmingen. Standstill op gebiedsniveau. *)
Geschikt voor functie bedrijventerrein. Geen verspreidingsrisico’s naar gevoelige bestemmingen. Standstill op gebiedsniveau. *)
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
extra bebouwing gaat gepaard met evenredige mogelijkheden voor waterberging
extra bebouwing gaat gepaard met meer dan evenredige mogelijkheden voor waterberging
maximaal categorie 5
maximaal categorie 5
=conform Dansen op het Veen
=conform Dansen op het Veen
Geluid bestaande woningen nieuwbouw Geluidbelasting Nvt, geen woningen toegestaan Nvt, geen woningen toegestaan wegverkeer afgestemd op industrieterrein Geluidbelasting Nvt, geen woningen toegestaan Nvt, geen woningen toegestaan railverkeer op industrieterrein Geluidbelasting Nvt, geen woningen toegestaan Nvt, geen woningen toegestaan industrie-lawaai op industrieterrein *) het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld
34
4.6
Streefbeeld agrarisch gebied
Het agrarisch gebied heeft als voornaamste functie landbouw en veeteelt. Ook vervult het een functie in waterberging en draagt het bij aan de waterkwaliteit. Recreatief medegebruik is mogelijk. Het groene karakter blijft behouden. De “nestgeur” kan hier wat steviger zijn dan in een woongebied. Biologische landbouw heeft de voorkeur. Waar dat kan wordt bio-energie opgewekt. Een goede bodemkwaliteit is van belang omdat het grondgebruik een rol speelt bij de voedselvoorziening. Lichtvervuiling is in het agrarisch gebied niet wenselijk. Streefwaarden en kwaliteitsniveaus agrarisch gebied Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie agrarisch gebied Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
<40 μg /m³ <40 μg /m³
=lager dan wettelijke grenswaarden
Geschikt voor functie landbouw (geen risico’s voor veeteelt) *)
Geschikt voor functie natuur (geen ecologische risico’s). *)
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
Geluid Geluidbelasting wegverkeer afgestemd op agrarisch gebied
bestaande woningen maximaal 50 dB **)
nieuwbouw maximaal 45 dB **)
=lager dan saneringsgrenswaarde (60 dB)
=lager dan voorkeursgrenswaarde (48 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (58 dB)
Geluidbelasting railverkeer afgestemd op agrarisch gebied
maximaal 65 dB
maximaal 55 dB
=saneringsgrenswaarde (65 dB)
=voorkeursgrenswaarde (55 dB) en lager dan maximumgrenswaarde (68 dB)
Geluidbelasting industrielawaai afgestemd op agrarisch gebied
maximaal 50 dB(A)
maximaal 45 dB(A)
=lager dan saneringsgrenswaarde (55 dB(A))
=lager dan voorkeursgrenswaarde (50 dB(A) en lager dan maximumgrenswaarde (55 dB(A))
*) het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld **) voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven
35
4.7
Streefbeeld natuurgebied
Vrijwel alle natuurgebieden in Zaanstad maken deel uit van de ecologische hoofdstructuur. De ecologische kwaliteit staat in dit gebied voorop. Bij een hoge ecologische kwaliteit hoort een hoge milieukwaliteit. De milieubelasting is dan ook laag. Dit geldt voor geluid, geur, bodem, licht. Natuurgebieden zijn rustige gebieden waarin geen bebouwing is toegestaan en die beperkt toegankelijk zijn. Op sommige plaatsen is extensieve recreatie mogelijk, waardoor mensen de natuur ook daadwerkelijk kunnen beleven. De bodem- en waterkwaliteit is zodanig dat de ecologische waarden van het gebied tot hun recht kunnen komen. Uitgangspunt in het natuurgebied is het behouden en versterken van de ecologische kwaliteiten. Streefwaarden en kwaliteitsniveaus natuurgebied Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie natuurgebied Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten Geluid Geluidbelasting wegverkeer afgestemd op natuurgebied Geluidbelasting railverkeer afgestemd op natuurgebied Geluidbelasting industrielawaai afgestemd op natuurgebied
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
<40 μg /m³ <40 μg /m³
=lager dan wettelijke grenswaarden
Geschikt voor functie natuur (geen ecologische risico’s). *)
Geschikt voor functie natuur (geen ecologische risico’s). *)
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
bestaande situatie woningen komen nauwelijks voor
toekomstige situatie nieuwbouw niet toegestaan
maximaal 50 dB**) voor natuur
maximaal 45 dB **) voor natuur
woningen komen nauwelijks voor
nieuwbouw niet toegestaan
maximaal 55 dB voor natuur
maximaal 50 dB voor natuur
woningen komen nauwelijks voor
nieuwbouw niet toegestaan
maximaal 45 dB(A) voor natuur
maximaal 40 dB(A) voor natuur
*) het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld **) voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven
36
4.8
Recreatiegebied
Er kunnen twee typen recreatiegebieden worden onderscheiden: gebieden voor actieve recreatie, zoals sportparken en recreatiegebieden als de Jagersplas. Er zijn ook stille recreatiegebieden zoals parken, waar mensen rust kunnen vinden. Recreatiegebieden kunnen ook een ecologische functie hebben en kunnen bijvoorbeeld dienen als ecologische verbindingszone. Recreatiegebieden moeten goed bereikbaar zijn. Daarbij is de bereikbaarheid per fiets van groot belang. De geluidbelasting is afhankelijk van de functie van het recreatiegebied. Op sportparken kan de geluidbelasting hoger zijn dan in een park. De bodemkwaliteit moet passen bij de functie van het gebied. Omdat in recreatiegebieden in het algemeen weinig verharding is en er direct contact met de bodem plaats kan vinden, moet de bodemkwaliteit goed zijn. Datzelfde geldt voor de waterkwaliteit. Streefwaarden en kwaliteitsniveaus recreatiegebied Streefwaarde Luchtkwaliteit Voldoen aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit Bodem bodemkwaliteit is afgestemd op de functie recreatiegebied Externe veiligheid voorkomen en beheersen van risicovolle activiteiten
basiskwaliteit (kortere termijn)
ambitiekwaliteit (langere termijn)
PM10: NO2:
PM10: NO2:
40 μg /m³ 40 μg /m³
=wettelijke grenswaarden
<40 μg /m³ <40 μg /m³
=lager dan wettelijke grenswaarden
Geschikt voor functie “groen met natuurwaarden” *)
Geschikt voor functie “groen met natuurwaarden” *)
plaatsgebonden risico < 10-6
plaatsgebonden risico < 10-6
=wettelijke grenswaarde
=wettelijke grenswaarde
Geluid Geluidbelasting wegverkeer afgestemd op recreatiegebied
bestaande situatie woningen komen nauwelijks voor
toekomstige situatie geen nieuwe woningen
maximaal 50 dB**) in parken en maximaal 55 dB**) sportparken
maximaal 45 dB**) in parken en maximaal 50 dB**) in sportparken
Geluidbelasting railverkeer afgestemd op recreatiegebied
woningen komen nauwelijks voor
geen nieuwe woningen
maximaal 55 dB in parken en maximaal 60 dB in sportparken
maximaal 50 dB in parken en maximaal 55 dB in sportparken
Geluidbelasting industrielawaai afgestemd op recreatiegebied
woningen komen nauwelijks voor
geen nieuwe woningen
maximaal 50 dB(A) in parken e.d en maximaal 55 dB(A) in sportparken
maximaal 45 dB(A) in parken en maximaal 50 dB(A) in sportparken
*) het RIVM heeft voor zeven bodemfuncties referentiewaarden ontwikkeld **) voor wegverkeerslawaai worden de gecorrigeerde waarden weergegeven
37
4.9
Kaarten streefbeelden milieukwaliteit Zaanstad 2020
In onderstaande tabel wordt een samenvatting gegeven van de gewenste milieukwaliteit per gebied. Met een getal is aangegeven of een bepaald milieuthema van groot belang is in dit gebied, van belang is, of van minder groot belang is.
Gezondheid lucht bodem straling Veiligheid externe veiligheid water Leefbaarheid geluid afval geur Duurzaamheid duurzaam bouwen duurzaam ondernemen energie en klimaat duurzame mobiliteit Ruimtelijke kwaliteit groen, natuur duurzaam ruimtegebruik 1 2 3
woongebied
Zaans gemengd
centrum gebied
bedrijven gebied
industriegebied
agrarisch gebied
natuur gebied
recreatie gebied
1 1 1
1 1 2
1 2 2
2 3 3
2 3 3
1 1 3
1 1 2
1 2 2
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
2
2
1
1
1 1 1
2 1 2
2 1 2
3 1 3
3 1 3
2 1 2
1 1 1
1 1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1 1
2 1
2 1
2 1
1 1
1 1
1 1
van groot belang van belang minder van belang (maar altijd wordt voldaan aan de wettelijke eisen)
De tabel is vertaald in twee kaarten waarop is weergegeven hoe de milieukwaliteit per gebied zou moeten zijn in 2020. Er is een kaart waarop het streefbeeld ten aanzien van Gezondheid wordt weergegeven en een kaart voor Leefbaarheid (zie de kaarten 9 en 10). Deze streefbeelden worden vergeleken met de milieusituatie zoals die op dit moment is. Per milieueffect wordt de huidige situatie geprojecteerd op de streefbeeldenkaart. Dit resulteert in een aantal actiekaarten.
38
Kaart 11: Actiekaart gezondheid. Op deze kaart is weergegeven waar de actiegebieden in Zaanstad liggen als het gaat om het effect van milieu op gezondheid. Het is een combinatie van het overschrijdingsgebied luchtkwaliteit, de 380kV hoogspanningsleidingen en de bodemkwaliteitszones die sterk verontreinigd zijn. Kaart 12: Actiekaart veiligheid. Op deze kaart is door middel van een rode arcering aangegeven waar de actiegebieden in Zaanstad liggen als het gaat om het groepsrisico externe veiligheid. Op de kaart zijn alle gebieden aangegeven waar het groepsrisico groter is dan 10 % van de oriënterende waarde. In paars zijn de gebieden aangegeven waarvoor het groepsrisico nog onbekend is, en nog nader bepaald moet worden. Kaart 13: Actiekaart leefbaarheid Op de actiekaart leefbaarheid zijn de wegen en spoorwegen met een te hoge geluidbelasting weergegeven, is de geluidbelasting van Schiphol opgenomen en zijn de wijken aangegeven die vallen binnen de geurcontour van bedrijven. Belangrijke knelpunten die uit deze kaarten naar voren komen zijn: luchtkwaliteit in Zaandam Zuidoost knelpunten in de route gevaarlijke stoffen, met name de Provincialeweg bodemverontreiniging op diverse locaties hoge geluidbelasting op diverse locaties, vooral t.a.v. weg- en railverkeerslawaai geurveroorzakende bedrijven Eind 2007 heeft de gemeente Zaanstad een enquête gehouden onder de Zaanse bevolking over milieuproblemen in de gemeente. Op de vraag welke problemen de gemeente als eerste moet aanpakken, werden vooral zwerfaval, luchtvervuiling, gebrek aan groen en natuur en geluidoverlast genoemd. In onderstaande tabel wordt hiervan een overzicht gegeven. milieuonderwerpen die de gemeente als eerste aan moet pakken zwerfafval luchtvervuiling gebrek aan groen/natuur geluidsoverlast watervervuiling stankoverlast bodemvervuiling klimaatverandering ongelukken met gevaarlijke stoffen straling
27% 27% 21% 14% 9% 8% 8% 8% 8% 3%
39
5. Acties De komende jaren wordt een groot aantal acties uitgevoerd om de ambities te bereiken. Enkele voorbeelden van acties die de komende jaren gaan plaatsvinden zijn: Luchtkwaliteit lobby opzetten om bronnen van schadelijke stoffen binnen en buiten Zaanstad (bijvoorbeeld het Westelijk Havengebied) aan te pakken stimuleren van rijden op aardgas en elektriciteit stimuleren van openbaar vervoer stimuleren van de fietsverkeer door ondermeer aanleg en verbeteren van fietspaden onderzoek naar de mogelijkheden voor walstroom aanleg lineair groen actualiseren actieprogramma luchtkwaliteit Bodem uitvoeren van bodemonderzoek uitvoeren van onderzoek naar asbest in de bodem uitvoeren van bodemsaneringen opstellen bodembeleidsplan opstellen bodemprogramma 2010-2014 Zaans Proeflokaal Samen met het bedrijfsleven, woningbouwcorporaties, kennisinstituten en andere overheden gaat de gemeente Zaanstad oplossingen bedenken en doorvoeren om de milieuhinder (geur, geluid, lucht en externe veiligheid) van de binnenstedelijke bedrijvigheid terug te dringen. Zaanstad is hierin landelijk een pilotgemeente. Externe veiligheid aanpassen van de ‘route gevaarlijke stoffen’ groepsrisico’s in Zaanstad inventariseren en indien nodig oplossingen zoeken Geluid plaatsen geluidschermen langs A7 en A8 geluidisolatie van woningen van de A-lijst waar mogelijk aanbrengen van geluidarm wegdek volgen van de ontwikkelingen met betrekking tot industrielawaai in het Westelijk Havengebied en waar mogelijk invloed uitoefenen volgen van de ontwikkelingen rondom Schiphol en waar mogelijk invloed uitoefenen Geur aanpak via vergunningverlening van bedrijven. Dit zal ondermeer via het Zaans Proeflokaal vorm gaan krijgen Licht uitvoeren van onderzoek naar het instellen van “donkertegebieden” met bedrijven overleggen over het gebruik van gerichte en energiezuinige verlichting Afval bovengrondse containers vervangen door ondergrondse systemen realiseren van een tweede milieustraat voorbereiding gescheiden inzameling kunststof uitvoeren voorlichtingsacties (o.a. scholen, biocom)
40
Energie en klimaat opstellen van klimaatbeleid met daar aan gekoppeld acties die nodig zijn om in 2020 klimaatneutraal te zijn organiseren tweede duurzaamheidscongres afsluiten duurzaamheidsconvenant met externe partners afspraken maken met corporaties over duurzaamheidsmaatregelen afronden onderzoek naar duurzame energie in Zaanstad realiseren van slimme en energiezuinige openbare verlichting stimuleren van zonne-energie toepassen van duurzame oplossingen in het nieuwe stadhuis opstellen vervoermanagementplan nieuwe stadhuis stimuleren van duurzaamheid, duurzaam bouwen en renoveren Poelenburg stimuleren van duurzaamheid en duurzaam bouwen in Kreekrijk onderzoek naar de mogelijkheden voor een biomassacentrale onderzoek naar de mogelijkheden voor warmtenet opstellen van een windkansenkaart stimuleren van bedrijven om duurzaam te ondernemen energiemarkt organiseren voor particulieren Behoud en verbetering van natuur opstellen van een natuurwaardenkaart opstellen van een plan om de natuurwaarden in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren uitvoeren van het Strategisch Groen Project aanleg van ecologische en recreatieve verbindingsroutes Water uitvoeren acties uitvoeringsprogramma Waterplan (waterbank, aanleg ecologische en recreatieve verbindingsroutes) voorbereiding acties om groene daken te realiseren (vanuit waterberging) samenwerken met Hoogheemraadschap aan onderzoeksopgave Kaderrichtlijn Water Duurzame voedselproductie en -consumptie samen met Amsterdam deelnemen aan project Proeftuin Amsterdam voor verduurzaming voedselproductie. Dierenwelzijn Zaanstad wil een leefbare gemeente zijn voor mens én dier. Dit zal onder andere worden gerealiseerd door een diervriendelijk ganzenbeleid te ontwikkelen en door samen met andere organisaties, zoals de dierenambulance, dierenbescherming en ZNMC, meer acties op te zetten. Financiering Om de milieubelasting in Zaanstad verder terug te dringen zullen substantiële inspanningen geleverd moeten worden door zowel de gemeente als door externe partners. Daarbij kan gedacht worden aan investeringen die bijvoorbeeld door het bedrijfsleven worden gedaan, aan maatregelen die door corporaties worden genomen, aan projecten die al op stapel staan, maar enigszins bijgesteld kunnen worden waardoor de milieubelasting afneemt, cofinanciering van projecten, enzovoorts. Ook zal geprobeerd worden werk met werk te maken, zodat bijvoorbeeld andere projecten ook een direct positief effect op het milieu hebben. Wanneer dit in geld uitgedrukt zou moeten worden, komen eerste inschattingen uit op een bedrag tussen € 250 en € 300 miljoen. Daarnaast zijn er verschillende maatregelen waarvan nog geen inschatting van de kosten gemaakt kan worden. De gemeente heeft een duurzaamheidsfonds opgericht om haar deel te financieren. Verder worden gelden uit subsidies en het ISV ingezet. Bij de verdere uitwerking kunnen de bedragen van de te nemen maatregelen nader onderbouwd worden. Per project zal telkens apart besluitvorming plaatsvinden.
41
6
Inspraak en zienswijzen
De Ruimtelijke Milieuvisie heeft van 2 april t/m 14 mei 2009 ter visie gelegen en is voor commentaar toegestuurd aan het Milieuplatform. Er is één zienswijze binnen gekomen met de volgende opmerkingen: het tot nu toe gevoerde milieubeleid is niet geëvalueerd de gemeente zou gezien de effecten op de gezondheid meer actie moeten ondernemen om de luchtkwaliteit te verbeteren het financiële kader ontbreekt de gemeente moet inzetten op de meest efficiënte maatregelen ten aanzien van de reductie van broeikasgassen toename van elektrisch vervoer mag niet leiden tot een toename van de emissies van de Hemwegcentrale Reactie op deze zienswijze: De gemeente voert op veel verschillende milieuthema’s beleid. Dit beleid bevindt zich in verschillende stadia. Evaluatie van het beleid vindt wel degelijk plaats, maar niet voor elk beleidsonderdeel op hetzelfde moment. Dit is de eerste overkoepelende milieuvisie die de gemeente heeft gemaakt. Het is dus niet mogelijk om een eerdere milieuvisie te evalueren. Luchtkwaliteit is voor de gemeente een belangrijk onderdeel van het milieubeleid. De gemeente zet hier dan ook sterk op in en wil maatregelen blijven nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren, ook wanneer zou worden voldaan aan de wettelijke eisen. De tekst in paragraaf 2.1.1 is hierop aangepast. In hoofdstuk 5 is een paragraaf opgenomen met een toelichting op de financiering van de Ruimtelijke Milieuvisie. De gemeente is bezig een routekaart klimaatbeleid op te stellen, waarin in kaart wordt gebracht welke maatregelen het meest efficiënt zijn om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. Dit is in de tekst van paragraaf 2.4.1 toegevoegd. Er zijn drie redenen waarom wordt ingezet op elektrisch vervoer: elektrisch vervoer verbruikt minder energie dan “normaal” vervoer uitgangspunt is dat de energie voor elektrisch vervoer op den duur uit duurzame energiebronnen komt elektrisch vervoer levert een bijdrage aan het verbeteren van de luchtkwaliteit.
42
Bijlage Wet- en regelgeving Luchtkwaliteit Op 15 december 2007 is nieuwe wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit in werking getreden. Deze bestaat uit 3 onderdelen: Wet luchtkwaliteit met een meetregeling beoordeling luchtkwaliteit, een meetregeling saldering en een SMOG-regeling Een AMvB niet in betekenende mate bijdragen met een meetregeling Een AMvB gevoelige bestemmingen met een meetregeling gebieden en een meetregel implementatie EU-richtlijn (beide in voorbereiding) Onderdeel van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat in voorbereiding is. Dit bestaat uit een lijst projecten die nog in betekenende mate gaan bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (IBM-projecten) en een pakket maatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau die de luchtkwaliteit moeten verbeteren. Met het NSL moet Nederland, met inachtneming van een derogatietermijn, voldoen aan de Europese normen (fijn stof PM10 1 januari 2011, stikstofdioxide NO2 1 januari 2015). De wet kent een overgangsregeling ten aanzien van niet in betekenende mate projecten. De grens voor NIBM projecten ligt tot de vaststelling van het NSL (wordt verwacht voorjaar 2008) op verhoging van de concentratie met 1% van de jaargemiddelde grenswaarde (dit komt overeen met 0,4 μg/m3). Na vaststelling van het NSL wordt dit 3%. De AMvB NIBM kent een accumulatiebepaling. De wet zal in 2008 nog worden aangepast in verband met de AMvB gevoelige bestemmingen, de vaststelling van het NSL, de smog-regeling die in voorbereiding is en de implementatie van de nieuwe EUrichtlijn. Bodem Het rijksbeleid ten aanzien van bodemsanering is de laatste jaren meer en meer gericht op het voorkomen of wegnemen van risico's. De hoofddoelstelling van bodemsanering is het afstemmen van de bodemkwaliteit op het beoogde gebruik door de risico's voor dat beoogde gebruik weg te nemen. Dit afstemmen op het gebruik wordt ook wel "functioneel saneren" genoemd. Een voorbeeld hiervan is dat aan het bouwen van een woning andere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan aan een kantoorgebouw. In 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit deels in werking getreden. Met de inwerkingtreding van dit besluit krijgen gemeenten meer beleidsvrijheid ten aanzien van de bodemkwaliteit. Gemeenten moeten hun gebied indelen in drie functies: natuur, wonen en industrie. Zij kunnen vervolgens zelf aangeven welke bodemkwaliteit zij per gebiedstype nastreven. Straling Op dit moment is er geen nationale wet- en regelgeving op het gebied van hoogspanningsleidingen en UMTS-antennes. In afwachting van het rijksbeleid zijn er in Zaanstad door het college beleidsuitgangspunten vastgesteld voor bouwlocaties in de directe nabijheid van hoogspanningsleidingen. Dit beleid is erop gericht bij nieuwbouwlocaties een bepaalde afstand tot het hart van de hoogspanningsleiding in acht te nemen. Voor de bestaande bebouwing in de nabijheid van hoogspanningsleidingen wacht Zaanstad het rijksbeleid af. De gezondheidsrisico's van UMTS-antennes zijn nog onvoldoende bekend en onderzoeken op dit gebied spreken elkaar tegen. Het gemeentelijk beleid is conform het landelijk beleid: zendinstallaties worden, onder voorwaarden, toegestaan. Het uitgangspunt is dat er geen 'witte vlekken' op de kaart mogen ontstaan en dat er een landsdekkend UMTS-netwerk mogelijk gemaakt moet worden. Afhankelijk van de functie en het gebiedstype gelden er richtlijnen voor plaatsing van zendinstallaties. Licht Er is op dit moment geen wetgeving voor lichthinder. Onderzoek van het RIVM wijst uit dat een regelmatig verstoorde nachtrust door overmatig licht in het algemeen zeer schadelijk is voor de gezondheid. Vanuit diverse kanten wordt daarom gevraagd om een wettelijke richtlijn. 43
Externe veiligheid Bedrijven Het "Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)" heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. In het BEVI wordt aangegeven welke veiligheidsrisico's ten hoogste worden geaccepteerd. Deze risico's worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Burgers mogen voor de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord (groepsrisico). Het BEVI geeft grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en oriënterende waarden voor het groepsrisico. Dit houdt in dat voor het plaatsgebonden risico wettelijke grenswaarden gelden waar de gemeente zich aan moet houden. Voor het groepsrisico geldt een oriënterende waarde, waar de gemeente gemotiveerd van af mag wijken. Vervoer gevaarlijke stoffen De Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen regelt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en via binnenwater. Op grond van deze wet kunnen gemeenten routes aanwijzen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Gevaarlijke stoffen mogen alleen over de aangewezen trajecten vervoerd worden. In 2006 heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen uitgebracht. Deze nota is er op gericht de belangen van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid meer met elkaar in evenwicht te brengen. Met dit doel is het Basisnet geïntroduceerd. Het basisnet is een netwerk van bestaande spoor- vaar-, en rijkswegen waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen, al dan niet met beperkingen, is toegestaan. Waarschijnlijk wordt het basisnet in 2009 van kracht. Daarnaast is beleid voor buisleidingen in ontwikkeling. Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad In 2008 is het Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad opgesteld. Hierin wordt een werkwijze geformuleerd voor de verantwoording van het groepsrisico. Er is sprake van een licht verantwoordingstraject (groene domein) wanneer het groepsrisico in de nieuwe situatie een factor 10 kleiner blijft dan de oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico kan ambtelijk worden afgedaan. Bij een middelzwaar verantwoordingstraject (gele domein) is het groepsrisico in de nieuwe situatie groter dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en kleiner dan de oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico wordt voorgelegd aan de verantwoordelijk portefeuillehouder en na instemming ambtelijk afgedaan. Er is sprake van een zwaar verantwoordingtraject (rode domein) als het groepsrisico in de nieuw situatie groter is dan de oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico wordt voorgelegd aan B&W. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden 4 richtsnoeren gehanteerd: Ruimtelijk richtsnoer 1 Projecteer gebieden en/of vlakken met de hoogste bevolkingsdichtheid bij voorkeur zo ver mogelijk van de risicobron of route gevaarlijke stoffen. Gebruik bijvoorbeeld ruimtelijke functies die geen of een lage of gunstige aanwezigheidsdichtheid hebben als bufferzone tussen de risicobron en de plaats waar veel mensen verblijven. Naarmate de bevolkingsdichtheid (binnen de invloedszone) toeneemt ligt de plek hiervan verder van de risicobron. Ruimtelijk richtsnoer 2 Projecteer bijzondere kwetsbare objecten bij voorkeur niet binnen een zone van 150 meter van de weg die bestemd is voor doorgaand transport van gevaarlijke stoffen. Onder bijzondere kwetsbare objecten verstaan we binnen deze systematiek een ruimte (of gebied) waar mensen verblijven die niet of nauwelijks in staat zijn zelfstandig bescherming te zoeken als zij worden blootgesteld aan een dreigend gevaar. Voorbeelden van ruimten met verminderd zelfredzame mensen zijn: gebouwen voor zorg en verpleging, detentie-inrichtingen, kinderdagverblijven, basisscholen, stadions. Ruimtelijk richtsnoer 3 Projecteer –in lijn met richtsnoer 2- bijzondere kwetsbare objecten bij voorkeur niet binnen het invloedsgebied van een risicobedrijf. De omgekeerde relatie geldt eveneens: voorkom bij
44
voorkeur dat een nieuwe risicobron geprojecteerd wordt waarbij het invloedsgebied één of meer bijzondere kwetsbare objecten omvat. Ruimtelijk richtsnoer 4 Het toepassen van de richtsnoeren 1, 2 en 3 is strenger als het een groepsrisico betreft dat in het gele domein ligt of komt te liggen. Ligt het groepsrisico in het rode domein dan is de toepassing van richtsnoer 2 én 3 een zwaarwegend criterium.
Water De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn die ervoor moet zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 in orde is. De Commissie Waterbeheer 21e eeuw bracht in augustus 2000 advies uit over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De kerngedachte van de Commissie is dat water meer ruimte nodig heeft, waarbij wordt uitgegaan van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen, afvoeren. In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en veranderend klimaat. In 2006 heeft de gemeente het Waterplan Zaanstad “Zaans Blauw” opgesteld. Met dit plan wordt koers gezet naar een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed te beheren watersysteem in Zaanstad. Het waterplan geeft een visie op het samenspel van waterbeheer en ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om het gewenste functioneren van het watersysteem zelf (waterkwantiteit en –kwaliteit), de ruimtelijke inpassing van het water (belevingswaarde, recreatief gebruik) en de wijze waarop de samenwerking tussen de gemeente en het hoogheemraadschap kan worden versterkt. Geluid Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet Geluidhinder in werking getreden. Hiermee krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheid voor het te voeren geluidbeleid. De wet biedt handvatten voor het ontwikkelen, opstellen en uitvoeren van lokaal geluidbeleid. Daarnaast verplicht de wet gemeenten lokaal geluidbeleid op te stellen ten aanzien van de Hogere Waarde procedure. Lokaal geluidbeleid wordt toegepast om het geluid binnen de gemeente zo goed mogelijk te beheersen en te reguleren. Doel van de wet is bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van geluid door het stellen van regels voor wegverkeer, spoorwegverkeer en bedrijventerreinen. De Wet geluidhinder geeft de voorkeur aan bronmaatregelen, vervolgens maatregelen in de overdracht en als die twee maatregelen de geluidsbelasting onvoldoende doen verminderen in maatregelen bij de ontvanger. Bronmaatregelen zijn onder meer: stille wegdekken, vrachtwagenverbod, verlaging maximum snelheid; overdrachtsmaatregelen zijn: geluidswallen of schermen en maatregelen bij de ontvanger dan is gevelisolatie. Naar verwachting wordt de Wet Geluidhinder in 2008/2009 gewijzigd. In de wet zullen veel minder grenswaarden worden vastgelegd dan nu het geval is. Gemeenten moeten vervolgens geluidbeleid opstellen waarin zij aangeven waar zij welke waarden gaan hanteren. Zaanstad bevindt zich in de aan- en uitvliegroute van Schiphol. Dit brengt de nodige geluidoverlast met zich mee. In de nota Ruimte is vastgelegd dat binnen de 20 Ke contour geen grootschalige uitleglocaties gerealiseerd mogen worden. De 20 Ke contour beslaat een groot deel van het buitengebied van Zaanstad, inclusief een deel van Assendelft en Nauerna. Geur Het landelijk geurbeleid is in fases ontwikkeld. Op dit moment is de brief van VROM van 30 juni 1995 aan provincies en gemeenten de voornaamste richtlijn voor het omgaan met geur. Belangrijk uitgangspunt is dat er geen nieuwe geurhinder mag ontstaan. Als er wel hinder is, moeten
45
maatregelen worden getroffen op basis van het ALARA-principe3. Aan gemeenten en provincies wordt de bevoegdheid gegeven om zelf geurbeleid op te stellen. Het Nationaal Milieubeleidsplan uit 1998 (NMP3) heeft als doelstelling opgenomen dat geurhinder zich moet stabiliseren op het niveau van 1985 en dat er in 2010 geen ernstige geurhinder meer mag zijn. Daarnaast worden er in de Nederlandse Emissierichtlijn eisen gesteld aan de hoeveelheid geur die bedrijven mogen uitstoten. In 2004 heeft Zaanstad een eigen instrumentarium (de geurmaatlat) ontwikkeld. Met deze geurmaatlat wordt geuroverlast beoordeeld en kan vervolgens een afweging gemaakt worden hoe daarmee op ruimtelijk gebied kan worden omgegaan. Zaanstad werkt aan een eigen geurbeleid. De gedachte gaat uit naar het vaststellen van een acceptabel hinderniveau per branche/bedrijf. Afval In de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen worden de kaders voor afvalbeheer voor de lidstaten vastgesteld. Het Europese Afvalbeleid is nader uitgewerkt in de Wet milieubeheer en het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). De Wet milieubeheer legt de gemeenten een algemene zorgplicht op met betrekking tot het afvalbeheer. Zo moet elke gemeente er zorg voor dragen dat ten minste een maal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Groente-, tuin- en fruitafval dienen afzonderlijk te worden ingezameld. De Minister van VROM stelt eenmaal in de vier jaar een Afvalbeheerplan vast. Dat bevat minimaal de hoofdlijnen van het beleid voor afvalbeheer, een uitwerking van die hoofdlijnen voor afzonderlijke afvalstoffen, een calculatie van de benodigde capaciteit per beheervorm en het beleid voor in- en uitvoer van afvalstoffen. Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) geeft tevens invulling aan de verplichting om, op basis van aan aantal EU-richtlijnen, expliciet beleid te formuleren of bepaalde programma's op te stellen voor diverse onderdelen van het afvalbeheer. Daarnaast is in het LAP beleid opgenomen voor een aantal afvalstoffen, dat nog niet in deze twee plannen voorkwam. De provincie Noord-Holland zet in op het zo weinig mogelijk storten van afval. Naast preventie betekent dit dat de nuttige toepassing van afvalstoffen wordt gestimuleerd. In 2008 heeft Zaanstad het gemeentelijke Afvalstoffenplan 2008-2011 opgesteld. Het doel van dit Afvalstoffenplan is het formuleren en vastleggen van een praktisch en haalbaar gemeentelijk afvalstoffenbeleid en structurele monitoring.
Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen is niet expliciet verankerd in wet- en regelgeving. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de EPC (energie prestatie coëfficiënt) van nieuwbouwwoningen. De EPC is de laatste jaren aanzienlijk aangescherpt. Met ingang van 1 januari 2008 is het verplicht bij bouw, verkoop of verhuur van woningen en utiliteitsgebouwen een energielabel te overleggen. Met het energielabel krijgt de nieuwe gebruiker van een gebouw vooraf inzicht in het energiegebruik van het gebouw. Deze verplichting vloeit voort uit de Europese Richtlijn energieprestatie van gebouwen, die moet leiden tot verbetering van de energieprestaties van de gebouwen in de Europese Unie. Woningcorporaties moeten op 1 januari 2009 voldoen aan deze verplichting mits zij dan hun hele gebouwenbestand van een energielabel voorzien. De gemeente Zaanstad heeft in 2006 de Richtlijn Duurzaam Bouwen opgesteld. Hierin worden maatregelen genoemd die bouwers in nieuwbouwprojecten zouden moeten toepassen. De richtlijn is een uitwerking van het toenmalige Uitvoeringsplan Klimaatbeleid. De maatregelen in de Richtlijn Duurzaam Bouwen zijn onderverdeeld in de thema’s energie, materialen, water, natuur, communicatie en duurzaam slopen. De gemeente Zaanstad verwacht van ontwikkelaars dat de
3
As Low As Reasonably Achievable
46
maatregelen worden toegepast. Eisen die strenger zijn dan het bouwbesluit kunnen alleen op basis van vrijwilligheid gestalte krijgen. Duurzaam ondernemen Er is geen wet- en regelgeving ten aanzien van duurzaam ondernemen. Duurzaam ondernemen is onderdeel van het Zaanse Uitvoeringsplan Klimaatbeheer. De nadruk ligt hierbij op energiebesparing en het gebruik van duurzame energie. Dit heeft zowel betrekking op afzonderlijke bedrijven als op bedrijventerreinen. Groen, natuur In de Europese Habitatrichtlijn wordt aangegeven welke natuurgebieden beschermd moeten worden door de lidstaten. De gebieden die vallen onder de Habitatrichtlijn moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk wordt Natura 2000 genoemd. Het toont gelijkenis met de Nederlandse Ecologische Hoofd Structuur (EHS), maar het beschermingsregime is strenger. In Zaanstad vallen verschillende gebieden onder de Habitatrichtlijn. Het betreft de Polder Westzaan, het Noorderveen en de Kalverpolder. Een groot deel van het buitengebied behoort bovendien tot het Nationaal Landschap Laag Holland. In het Gebiedsplan Buitengebied Zaanstad staan projecten die gericht zijn op de kwaliteitsverbetering en de duurzame instandhouding van het Zaanse Buitengebied. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om projecten in de Kalverpolder, de Krommeniër Woudpolder of in het Guisveld en Westzijderveld/De Reef. De projecten zijn onder andere het uitwerken van een integrale gebiedsvisie, maar ook het aanleggen van wandel- en fietspaden en kanoroutes.
47