De Molens Provincie Vlaams-Brabant
ruimtelijk uitvoeringsplan
Stad VILVOORDE
RUP_23088_214_00008_00001
BIJLAGE V ONDERZOEK TOT MER | SCREENINGSRAPPORT | ONTHEFFING
i
verzoek tot ontheffing plan-MERplicht rup de molens – de vaert stad vilvoorde | december 2010 | verzoek tot ontheffing
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
colofon project: RUP de molens - de vaert opdrachtgever: STAD VILVOORDE opdrachtnemer: OMGEVING cvba | uitbreidingstraat 390 | 2600 berchem-antwerpen | t 03 448 22 72 | f 03 440 13 93
2
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
Inhoud1. ................................................................................................................ Inleiding 5 1.1. Aanleiding en context van het RUP
5
1.2. Opbouw van dit verzoek tot ontheffing van plan-MER plicht
6
2.
Beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan .................................................. 7
2.1. Situering
7
2.2. Bestaande toestand van het plangebied
7
2.3. Doel van het plan
9
2.4. Reikwijdte van het plan
9
2.5. Detailleringsniveau van het voorgenomen RUP
13
2.6. Belangrijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande toestand
14
3.
Toetsing van de plan-MER plicht en de mogelijkheid tot ontheffing ................................... 15
3.1. Definitie van plan of programma volgens het D.A.B.M.
15
3.2. Toepassingsgebied van het D.A.B.M.
15
3.3. Bepaling van de plicht tot opmaak van een plan-MER
16
3.4. Toetsing aan de mogelijkheid tot ontheffing van plan-MER plicht
17
4.
Toetsing van de toepasselijkheid van het planMER voor het voorgenomen RUP ............. 19
4.1. Vergelijking van de planbeschrijving in het plan-MER en het RUP 4.1.1. Planbeschrijving plan-MER op niveau van cluster c3 4.1.2. Planbeschrijving op niveau van deelgebied 91 4.1.3. Planbeschrijving op niveau van herontwikkelingsgebied R08 4.1.4. Conclusie
19 19 20 22 23
4.2. Vergelijking van de referentietoestand in het plan-MER VSGB en het RUP
23
4.3. Toepasselijkheid van de effectbeschrijving uit het plan-MER voor het RUP 4.3.1. Mens - verkeer 4.3.2. Geluid 4.3.3. Lucht 4.3.4. Bodem en water 4.3.5. Fauna en flora 4.3.6. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 4.3.7. Mens- ruimtelijke en sociale aspecten 4.3.8. Algemene beoordeling van de ontwikkelingen in cluster 3 ‘Vilvoorde – Machelen’
23 23 27 31 31 33 33 34 35
5.
Voorgestelde milderende maatregelen in het plan-MER VSGB ......................................... 36
6.
Motivatie waarom er geen plan-MER wordt opgemaakt..................................................... 39
7.
Verzoek tot ontheffing van de plan-MER plicht .................................................................. 39
8.
Beoordeling of het plan aanzienlijke grensoverschrijdende effecten kan hebben .............. 40
3
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
Kaarten kaart 1: kaart 2: kaart 3: kaart 4: kaart 5: kaart 6:
situering plangebied............................................................................................... 7 impressies UMP................................................................................................... 10 uittreksel gewestplan - nulalternatief.................................................................... 16 situering plangebied binnen VSGB ...................................................................... 17 situering plangebied in cluster c3 ........................................................................ 17 situering plangebied binnen het masterplan Vilvoorde - Machelen ...................... 20
Figuren figuur 1: figuur 2: figuur 3: figuur 4: figuur 5:
bestaande toestand ............................................................................................... 7 geplande toestand ............................................................................................... 11 uittreksel studie omgevingsgeluid Daidalos Peutz – dag, bestaande toestand ............................................................................................................... 29 uittreksel studie omgevingsgeluid Daidalos Peutz – dag, 10m boven maaiveld.................................................................................................... 29 uittreksel studie omgevingsgeluid Daidalos Peutz – dag, bebouwing cfr. inrichtingsvoorstel .......................................................................................... 30
Tabellen tabel 1: tabel 2:
tabel 3: tabel 4:
tabel 5: tabel 6:
4
programma voorzien in UMP ............................................................................... 11 programma voorzien in UMP, maximale vloeroppervlaktes per functie volgens het RUP en worstcase programma binnen de bepalingen van het RUP ...................................................................................... 13 programma cluster c3 (in m²) ............................................................................... 20 vergelijking programma masterplan reconversiezone Vilvoorde Machelen, programma UMP en een “worstcase” invulling van het RUP ..................................................................................................................... 21 kengetallen voor de inschatting van de verkeersgeneratie .................................. 25 verkeersgeneratie RUP in vergelijking met de verkeersgeneratie volgens het MER ................................................................................................. 26
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
1. Inleiding Het stadsbestuur van Vilvoorde laat een RUP opmaken voor de ordening van de gebieden De Molens en De Vaert. Dit plan valt onder de bepalingen en het toepassingsgebied van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.) en is in principe onderworpen aan de plan-MER plicht. Met voorliggend document verzoekt het stadsbestuur de ontheffing van plan-MER plicht voor het RUP De Molens – De Vaert.
1.1. Aanleiding en context van het RUP Op 7 juli 2000 werd een groot gedeelte van de industrie zone tussen het Kanaal en Machelen via een gewestplanwijziging herbestemd tot zone voor stedelijke ontwikkeling. Op die manier werd een juridisch plankader ontwikkeld voor de reconversie van Vilvoorde Watersite, waar het plangebied van voorliggend RUP deel van uitmaakt. Bindende bepaling nr.13 van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (MB 5 september 2003) wijst op de opmaak van ontwikkelingsplannen voor Vilvoorde Watersite die aangeven in welke richting het gebied zich moet ontwikkelen en welke inrichtingseisen moeten worden nageleefd. Vervolgens kan deze visie in een ruimtelijk uitvoeringsplan worden gegoten om de opties van het structuurplan te concretiseren. In navolging van de bindende bepaling van het ruimtelijk structuurplan Vilvoorde werd een uitgebreid masterplan (UMP) en een aangepast uitgebreid masterplan (AUMP) opgemaakt. In het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert worden de principes uit UMP en AUMP juridisch-planologisch verankerd. Dit RUP kadert ook in het brownfieldconvenant dat werd afgesloten voor de herontwikkeling van het gebied. In principe is dit gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert plan-MER plichtig. Het plangebied valt echter in het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel (VSGB). Het Vlaams gewest werkt momenteel een gewestelijk RUP afbakening Vlaams stedelijk gebied rond Brussel uit. Bij dit gewestelijk RUP is een plan-MER uitgewerkt, die werd goedgekeurd op 11 juni 2010 (PLIR0018). Het plangebied van het gemeentelijk RUP De Molens - de Vaert ligt ook in de reconversiezone Vilvoorde – Machelen. Voor deze zone is in opdracht van het provinciebestuur Vlaams-Brabant een strategisch masterplan reconversie economische ontwikkeling VilvoordeMachelen uitgewerkt, met een geïntegreerde milieubeoordeling. Deze milieubeoordeling werd weliswaar nooit voor uiteindelijke goedkeuring aan dienst MER voorgelegd en is dus niet planMER-waardig. Het plan-MER voor het gewestelijk RUP afbakening stedelijk gebied rond Brussel (verder: planMER VSGB) biedt volgens ons voldoende basis om een gemotiveerd verzoek tot ontheffing in te dienen. Het voorliggend document betreft dit verzoek tot ontheffing van plan-MER-plicht op basis van art. 4.2.3 §3bis, §3ter en §3quater van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.).
5
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
1.2. Opbouw van dit verzoek tot ontheffing van plan-MER plicht Dit verzoek tot ontheffing is als volgt opgebouwd. Na deze situerende inleiding geeft een tweede hoofdstuk een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan, het RUP De Molens – De Vaert, met de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie die aanleiding kunnen geven tot aanzienlijke milieueffecten. In hoofdstuk drie wordt afgetoetst of het voorgenomen RUP De Molens – De Vaert onder het toepassingsgebied van het D.A.B.M. valt en wordt nagegaan of om een ontheffing van de planMER plicht kan worden verzocht. Hoofdstuk vier omvat de toetsing van het voorgenomen RUP De Molens – De Vaert aan het plan-MER VSGB, waarbij achtereenvolgens wordt nagegaan in hoeverre de doelstellingen en het programma van het RUP De Molens – De Vaert en het plan-MER VSGB overeenkomen, of de referentietoestand ondertussen ingrijpend is gewijzigd en in hoeverre de effectbeschrijving en –beoordeling toepasselijk is voor het RUP De Molens – De Vaert. In hoofdstuk 5 wordt een overzicht gegeven van de relevante milderende maatregelen uit het plan-MER VSGB en geeft aan in hoeverre deze doorwerken in het RUP De Molens – De Vaert. Hoofdstuk zes motiveert de aanvraag tot ontheffing en hoofdstuk zeven betreft de ontheffingsvraag zelf. Hoofdstuk acht, tot slot, levert de informatie voor grensoverschrijdende gegevensuitwisseling.
6
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
2. Beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan 2.1. Situering kaart 1:
situering plangebied
Het plangebied van het RUP bevindt zich ten zuiden van de stadskern van Vilvoorde en ten noorden van de R0. Het betreft twee deelgebieden gelegen binnen de Watersite langs het Kanaal. Het deelgebied De Molens situeert zich net ten noorden van het viaduct van Vilvoorde en wordt begrensd door het kanaal, Sluisstraat, Willem De Backerstraat en Schaarbeeklei. Ter hoogte van Sluisstraat sluit deelgebied De Vaert aan op deelgebied De Molens. Het kanaal, Havenstraat, de Zenne en Sluisstraat vormen de grenzen van dit deelgebied. Voorlopig wordt uitgegaan van één RUP dat beide deelgebieden omvat. Tijdens de uitwerking kan het opportuun blijken om voor elk deelgebied afzonderlijk een RUP op te maken. Hierdoor zullen noch de doelstellingen, reikwijdte of detailleringsgraad, noch de inhoud van het plan wijzigen.
2.2. Bestaande toestand van het plangebied figuur 1:
bestaande toestand
de De Watersite was in de 19 eeuw een omvangrijk industriegebied maar door de jarenlange achteruitgang van industrie en bedrijvigheid ligt het er vrij verlaten en verloederd bij.
De voormalige bedrijvigheid is nagenoeg volledig weg getrokken. De eigendommen zijn verworven door partijen die onderdeel uitmaken van de pps-overeenkomst. De gebouwen staan leeg. Twee bedrijven in het plangebied zijn tot nog toe niet betrokken in de pps-overeenkomst: Euroblan (industriële wasserij) en Koekoekx (bouwmaterialen). Er zijn gesprekken gaande over een samenwerking tot herontwikkeling van deze eigendommen. Daarnaast liggen enkele bewoonde woningen langsheen de Sluisstraat en de Harensesteenweg in het plangebied. Een deel van de woningen langs Harensesteenweg is verworven door partijen die onderdeel uitmaken van de pps-overeenkomst. Het gebied wordt ontsloten door een kamstructuur van dwarse wegen – Broekstraat, Sluisstraat/Willem De Backerstraat, Havenstraat – die aansluiten op Schaarbeeklei. Harensesteenweg en Steenkaai lopen parallel aan Schaarbeeklei en geven toegang tot (bedrijfs)percelen. Ze verzamelen het verkeer naar de ontsluitende kamstructuur. De Zenne loopt in noord-zuid richting langsheen en doorheen het plangebied. Aan de overzijde van de Zenne liggen nog enkele bedrijfsgebouwen, de Marie-Joséwijk, en het project Vilvoorde Lofts dat een woonfunctie aan een oud industrieel gebouw heeft gegeven. Het kanaal loopt min of meer parallel aan de Zenne, aan de westzijde van het plangebied. Aan de overzijde van het kanaal ligt het park Drie Fonteinen. Ten noorden van het plangebied ligt het project Kanaalpark. Het Tuchthuiscomplex en haar ruime omgeving ondergaan immers een volledige metamorfose. De historische kern van het Tuchthuiscomplex is in zijn oorspronkelijke glorie hersteld en uitgebreid. Een nieuwe parkomgeving rond het historische Tuchthuis vormt het decor voor woningen, kantoren en voorzieningen.
7
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
figuur 1: bestaande toestand
Tuchthuis en project Kanaalpark
bedrijf Koekoekx
gebouwen WDP
bedrijf Euroblan
bestaande woningen Sluisstraat
bestaande woningen Harensesteenweg
8
situering plangebied stad vilvoorde - verzoek tot ontheffing plan-MER RUP de molens - kaart 1
contour RUP
0
100m
200m
DE VAERT
DE MOLENS
bron: digitale versie topografische kaart 1/10.000 (1991-2001), NGI, raster kleur, OC-GISvlaanderen
OMGEVING - november 2010 - 10009_PL_011-k01
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
2.3. Doel van het plan Het voorgenomen RUP De Molens – De Vaert geeft uitvoering aan de bindende bepaling uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en kadert in een brownfieldconvenant voor de herontwikkeling van een deel van de Watersite in Vilvoorde. Beide beogen de reconversie van de kanaalzone in Vilvoorde, van een verouderde en verlaten industriële site naar een nieuw stadsdeel met ruimte voor wonen, werken en recreëren. Het RUP zal de juridisch-planologische basis vormen voor het stedenbouwkundig vergunningenbeleid.
2.4. Reikwijdte van het plan De visie op de herontwikkeling van het gebied volgt uit opeenvolgende verdiepingen en verfijning van masterplannen voor het gebied. In 2006 maakte Xaveer DeGeyter architecten een stedenbouwkundige conceptstudie op voor ‘Vilvoorde Watersite’ in opdracht van Novovil NV en PSR brownfield developers. De studie stelt een opdeling voor van het gebied in verschillende kamers waarin telkens anders wordt omgegaan met de verschillende longitudinale elementen. Het plan van Xaveer DeGeyter vormt vandaag het uitgangspunt voor alle verdere ontwikkelingen in de zone. De herontwikkeling gebeurt in verschillende opeenvolgende deelprojecten. De stad Vilvoorde, Waterwegen en Zeekanaal NV sloten in 2009 een publiek-private overeenkomst af met de private partner PSR brownfield developers voor de realisatie van een herontwikkeling van de deelprojecten De Molens en De Vaert. Voor deze gebieden is een uitgebreid masterplan (UMP) opgemaakt door Beel & Achtergael architecten in samenwerking met Mint nv en Bureau Bas Smets. Het UMP werd door de gemeenteraad van de stad Vilvoorde op 27 april 2009 goedgekeurd. Momenteel wordt gewerkt aan de opmaak van een inrichtingsplan (IRP), als addendum aan het UMP. Beide plannen vormen het stedenbouwkundig kader voor de herontwikkeling en inrichting van de deelgebieden De Molens en De Vaert. Ze definiëren de basisprincipes met betrekking tot de bebouwde en onbebouwde ruimte, beeldkwaliteit, programma en ontsluiting. Het UMP en IRP zijn richtinggevend en vormen de onderlegger van voorliggend RUP. Het IRP bepaalt de inrichting van de openbare ruimte en is bindend voor de verdere uitwerking van de verschillende deelprojecten bij de uitvoering van het openbaar domein. Het URP en IRP gaan uit van (nagenoeg) een tabula rasa in het projectgebied. Het verouderde en verlaten industrieel complex wordt gefaseerd vervangen door een nieuwe stadswijk met een divers woonaanbod, woonondersteunende voorzieningen, handel en kantoren. De inrichting en het programma die zijn voorzien in het UMP worden hierna kort toegelicht.
9
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
Inrichting kaart 2:
impressies UMP
Het plan gaat uit van volgende basisprincipes. Water en groen vormen de dragers van de potentiële omgevingskwaliteit. Het uitbreiden van de uitgesproken groene kanaaloever van het park Drie Fonteinen creëert een waterfrontpark en zorgt voor een opwaardering van de wateroevers. De infiltratie van die open ruimte en doorzichten in het aangrenzend weefsel versterkt de relatie met het water. De aanleg van een Zenneplein, begrensd met een gemengd programma, en de aansluiting op het nieuwe geplande GEN-station Kerklaan zorgen voor een stedenbouwkundige verankering van de site. Via een kamstructuur op Schaarbeeklei wordt het bestemmingsverkeer over dwarse straten verspreid en wordt louter bestemmingsverkeer ter hoogte van het plangebied toegelaten. De realisatie van een nieuwe voetgangers- en fietsbrug over het Kanaal vormt een katalysator voor de uitbreiding van het netwerk van trage wegen. Het plan voorziet in een veelheid aan ruimtelijke kwaliteiten en woontypologieën met woonerven, rijwoningen en appartementen. Het benadrukken van zichtlijnen door het plaatsen van hogere volumes als bakens. Het behoud van beeldbepalende elementen zoals de gebouwen van Warehouse WDP en de mobiele kraan ter hoogte van Koeckoeckx kan de identiteit van de site versterken. figuur 2: geplande toestand
Zenne als open waterloop commerciële functies Schaarbeeklei
kanaalkade bebouwing aan centraal plein appartementen aan Zenne
kopgebouw centraal plein
10
impressies AUMP stad vilvoorde - verzoek tot ontheffing plan-MER RUP de molens - kaart
bron: AUMP De Molens & De Vaert
OMGEVING - november 2010 - 10009_PL_011-k03
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
figuur 2:
geplande toestand
De inrichting omvat volgende ingrepen: de (her)aanleg van de kanaalkade als kwaliteitsvolle publieke ruimte; deze kanaalkade vormt een verderzetting van de kanaalkade uit het noordelijker gelegen project Kanaalpark; de kanaalkade wordt verkeersvrij een centraal plein ter hoogte van de Broekstraat, in het verlengde van het geplande GENstation Kerklaan; vanuit het plein vertrekt een nieuwe voetgangers- en fietsersbrug over het kanaal naar het park Drie Fonteinen nieuwe gebouwen die wanden vormen aan het plein en het plein levendig maken door commerciële, horeca en woonondersteunende buurtfuncties die aansluiten op het plein en appartementen en kantoren op de verdiepingen een nieuw hoog gebouw als landmark aan de kop van het plein aan het kanaal, met vooral kantoren en appartementen diverse vrijstaande bouwvolumes van verschillende omvang en architectuur, met een gemeenschappelijke groene omgevingsaanleg in de strip tussen kanaal en Zenne, met vooral een woonfunctie; het voormalige industriële gebouw van WDP kan behouden blijven, en eventueel in de hoogte worden uitgebreid, en wordt omgevormd in functie van een woonfunctie; er blijven open ruimten en doorzichten tussen de gebouwen gevrijwaard een nieuwe lokale ontsluitingsweg en kwaliteitsvolle publieke langsheen de Zenne die de strip tussen kanaal en Zenne zal ontsluiten; de Zenne blijft een open waterloop een woonerf met eengezinswoningen tussen Schaarbeeklei, Zenne, Sluisstraat en de bebouwing aan het nieuwe plein; in dit weefsel wordt appartementsgebouwen van beperkte schaal langsheen de Zenne gepland en langsheen Schaarbeeklei een gebouw met grotere commerciële functies op het gelijkvloers en wonen op de verdiepingen; de bestaande woningen langs Sluisstraat kunnen behouden blijven Harensesteenweg wordt als lokale weg opgenomen in het woonerf; ter hoogte van het nieuwe plein zal deze weg verkeersvrij worden gemaakt en enkel nog als voetgangers- en fietsverbinding doorlopen. Het RUP zal deze ingrepen vastleggen in verschillende deelzones met bijhorende voorschriften die de kwaliteitsdoelstellingen qua inrichting en architectuur, en de bouwmogelijkheden zullen bepalen.
Programma Het UMP voorziet volgend programma. tabel 1:
programma voorzien in UMP
kantoren commercieel wonen (oppervlakte) aantal woningen aantal appartementen publieke voorzieningen
Deelgebied De Molens 13.598 m² 11.162 m² 51.585 m² 89 309 1.230 m²
Deelgebied De Vaert 63.559 m² 500 1.800 m²
De parkeerbehoefte wordt binnen de verschillende onderdelen van het project opgevangen door een parkeeraanbod dat grotendeels ondergronds of inpandig en voor een beperkt deel met publieke parkings op maaiveldniveau wordt voorzien.
11
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
Het UMP omvat een nauwgezet en concreet uitgewerkt programma. De concrete invulling van ‘publieke voorzieningen’ ligt nog niet concreet vast. Er wordt uitgegaan van woonondersteunende (semi-)openbare diensten (kinderopvang, buurthuis,…), kleinschalige horeca en/of kleinschalige culturele functies. Het RUP De Molens – De Vaert omschrijft de mogelijke bestemming per deelzone en legt maximale vloeroppervlaktes per bebouwbare deelzone en per bouwlaag voor elke deelzone vast. Voor een aantal functies wordt ook bepaald of deze enkel gelijkvloers, op bepaalde etages of alle etages kunnen worden voorzien. Wat betreft de commerciële functies moet worden verduidelijkt dat het vooral kleinschalige woonondersteunende handel betreft. De maximale oppervlakte per handelsunit is voor het overgrote deel beperkt tot 400m². Enkel in een strook langs Schaarbeeklei kunnen handelszaken met een oppervlakte groter dan 400m² komen. De totale oppervlakte voor dergelijke grootschalige handelszaken (met een verkoopsoppervlakte groter dan 400m²) samen, is daarmee beperkt tot 4.000 m², indien gelijkvloers én eerste verdieping van het betreffende bouwblok langsheen Schaarbeeklei in gebruik zijn door dergelijke handelszaken. Het RUP vormt een kader om het voorziene programma van het UMP te realiseren, maar de stedenbouwkundige voorschriften houden in principe verschillende combinaties van functies mogelijk binnen de gestelde maximale vloeroppervlakten en bestemmingsvoorschriften. Alhoewel kan worden uitgegaan van een invulling overeenkomstig het UMP, gaan we ook na in hoeverre een ander programma – met sterkere milieueffecten - binnen de voorschriften van het RUP kan worden vergund. In wat volgt zal per discipline worden aangegeven wat de meest ongunstige invulling is binnen de mogelijkheden van het RUP als een ‘worstcase scenario’. De effectbeschrijving van de deeldiscipline mens – mobiliteit (en afgeleide effecten inzake lucht, geluid ten gevolge van verkeer) steunt op een kwantificering van een programma. Om het worstcase scenario te bepalen vertrekken we van de kencijfers inzake verkeersgeneratie (planMER VSGB, p. 68). Deze kencijfers inzake verkeersgeneratie geven als meest verkeersgenerende functies per 100m² in afnemende volgorde: 1 grootschalige detailhandel kantoren publieke voorzieningen wonen Het worstcase scenario wordt bepaald door eerst de maximaal mogelijke oppervlakte aan grootschalige detailhandel op te vullen (waarbij ‘publieke voorzieningen’ ook als handel worden beschouwd), vervolgens de (nog resterende) maximale oppervlakte aan kantoren, dan de maximale (nog resterende) oppervlakte aan publieke voorzieningen en vervolgens de resterende oppervlakte als wonen.
1
12
Cijfers inzake wonen doorgerekend a rato van 128m² per woning, secundaire school aan 100m² per leerling en ziekenhuis aan 100m² per bed.
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
tabel 2:
programma voorzien in UMP, maximale vloeroppervlaktes per functie volgens het RUP en worstcase programma binnen de bepalingen van het RUP
vloeropp. in UMP deelgebied De Molens kantoren retail & shopping/ detailhandel wonen publieke voorzieningen totale vloeroppervlakte (excl. inpandige parking) deelgebied De Vaert kantoren retail & shopping/ detailhandel wonen publieke voorzieningen totale vloeroppervlakte (excl. inpandige parking) totaal De Molens – De Vaert kantoren retail & shopping/ detailhandel wonen publieke voorzieningen totale vloeroppervlakte (excl. inpandige parking)
max. vloeropp. in RUP
worst-case programma RUP
13.598 m² 11.162 m² 51.585 m² (398 woningen) 1.230 m² 77.575 m²
max. 23.500 m² max. 11.860 m² max. 69.900 m² (546 woningen) max. 28.400 m² max. 77.760 m²
23.500 m² 11.860 m² 36.350 m² (284 woningen) 77.760 m²
63.559 m² (500 woningen) 1.800 m² 65.359
max. 5.700 m² max. 66.810 m² (522 woningen) max. 5.700 m² max.68.870 m²
5.700 m² 61.110 m² (477 woningen) 66.810 m²
13.598 m² 11.162 m² 115.144 m² (898 woningen) 3.030 m² 142.934 m²
max. 23.500 m² max. 17.560 m² max. 136.710 m² (1.068 woningen) max. 34.100 m² max.146.630 m²
23.500 m² 17.560 m² 97.460 m² (761 woningen) 146.630 m²
2.5. Detailleringsniveau van het voorgenomen RUP Het RUP zal het plangebied opdelen in verschillende bestemmingszones, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de bebouwbare zones en de onbebouwbare zones (kanaalkade, centraal plein, Zenne). Voor de bebouwbare zones zullen de stedenbouwkundige voorschriften volgende aspecten bepalen: de mogelijke functies de maximale vloeroppervlakte per bouwlaag de mogelijke functies per bouwlaag en eventueel de maximale vloeroppervlakte per functie de stedenbouwkundige en architecturale kwaliteitsdoelstellingen de aard van de bebouwing en bebouwingswijze de maximale gebouwafmetingen vorken met minimaal en maximaal aandeel woongelegenheden in verschillende oppervlaktecategorieën (kleine, middelgrote, grote) de parkeernorm
13
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
hoe de zone moet worden ontsloten, met een een indicatieve aanduiding van aan te leggen lokale ontsluitingsinfrastructuur en voetgangers- en fietsverbindingen
Voor de niet bebouwbare zones zullen de stedenbouwkundige voorschriften volgende aspecten bepalen: de gewenste en toegelaten functies de kwaliteitsdoelstellingen wat betreft de inrichting de mogelijkheden inzake verharding een verwijzing naar het inrichtingsplan als richtlijn wat betreft de keuze van materiaal en beplanting.
2.6. Belangrijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande toestand Het UMP en dus ook het voorgenomen RUP brengen een nieuwe ruimtelijke structuur naar voor waardoor een aantal sterke wijzigingen in de bestaande structuur van het plangebied optreden. De huidige verouderde bedrijvenzone zal plaats maken voor een nieuwe stadswijk met ruimte voor wonen, woonondersteunende voorzieningen, kantoren en recreëren. Dit vertaalt zich in een diversiteit aan bouwvolumes, nieuwe activiteiten, wijzigingen in de verkeerssituatie en een veranderde beeld- en belevingswaarde. Op het vlak van bebouwing verdwijnen alle bestaande gebouwen in het plangebied, uitgezonderd de bestaande woningen in Sluisstraat en eventueel Warehouse WDP. De bedrijfsgebouwen en een beperkt aantal woningen in Harensesteenweg worden vervangen door monovolumes, vrijstaande bouwvolumes en rijwoningen. Afhankelijk van de bebouwingszone en de situering in de omgeving kan tot 17 bouwlagen hoog worden gebouwd (torenvolume op de kop ter hoogte van viaduct), maar de meeste gebouwen zijn beperkt tot 4 à 6 bouwlagen met accenten tot 9 bouwlagen. Naast wonen voorziet het RUP publieksgerichte functies en kantooroppervlakte waardoor het plangebied een verkeer zal genereren. Om een aangenaam woon-, werk- en leefmilieu te creëren voert het RUP wijzigingen door in de bestaande ontsluitingsinfrastructuur. Het plangebied sluit via een kamstructuur aan op Schaarbeeklei om een groot deel van het gebied verkeersvrij te houden. Daarnaast wordt Harensesteenweg ter hoogte van Broekstraat doorgeknipt voor autoverkeer en maakt Broekstraat plaats voor een langzame verkeersas over het Zenneplein. De kadeboulevard wordt eveneens autovrij gemaakt zodat de ontsluiting van deelgebied De Vaert langsheen de Zenne zal gebeuren.
14
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
3. Toetsing van de plan-MER plicht en de mogelijkheid tot ontheffing 3.1. Definitie van plan of programma volgens het D.A.B.M. Enkel plannen die voldoen aan volgende definitie vallen onder de bepalingen van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.). De definitie van plan of programma bevat drie voorwaarden die tegelijkertijd moeten vervuld worden. Het betreft volgende drie voorwaarden: 1. decretale of bestuursrechtelijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan of programma wordt opgesteld en/of vastgesteld 2. het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau is opgesteld 3. het plan of programma moet via een wetgevingsprocedure door het parlement of de regering worden vastgesteld of door een instantie (regionaal, provinciaal of lokaal niveau) worden vastgesteld. Het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening schrijft de opmaak en de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor. Het RUP wordt opgemaakt op initiatief van de stad Vilvoorde. Een gemeentelijk RUP wordt vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door de deputatie. Het RUP “De Molens – De Vaert” valt onder de definitie van plan of programma.
3.2. Toepassingsgebied van het D.A.B.M. Het betrokken plan of programma valt onder het toepassingsgebied van het D.A.B.M. Het toepassingsgebied wordt in twee categorieën van plannen en programma’s opgesplitst: plannen of programma’s, of de wijziging ervan, die het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project; plannen of programma’s, of de wijziging ervan, waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling is vereist uit hoofde van artikel 36ter, §3, eerste lid van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. In het plangebied of in de onmiddellijke omgeving ervan is geen Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied aanwezig. Daar er dus op geen enkele wijze betekenisvolle effecten op een Speciale Beschermingszone van projecten in het plangebied van het RUP kunnen zijn, is een passende beoordeling niet relevant. Het RUP vormt wel het kader op basis waarvan stedenbouwkundig vergunningen zullen worden toegekend, zodoende is aan deze voorwaarde voldaan.
15
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
3.3. Bepaling van de plicht tot opmaak van een plan-MER kaart 3:
uittreksel gewestplan - nulalternatief
Sommige plannen en programma’s zijn ‘van rechtswege’ onderworpen aan de plan-MER-plicht. Zelfs zonder voorafgaande toetsing wordt vermoed dat deze plannen en programma’s aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Het betreft plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd: een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten en/of waarvoor een passende beoordeling is vereist uit hoofde van artikel 36ter §3 eerste lid van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.). Het voorgenomen RUP heeft betrekking op de ruimtelijke ordening. In het RUP is voorzien in een stadsontwikkelingsproject waarin onder andere een bruto vloeroppervlakte van maximaal 17.560m² handel kan worden vergund.2 Stadontwikkelingsprojecten met een oppervlakte van meer 5.000m² zijn in principe MER-plichtig. De verkeersgeneratie die een sterk verkeersgenererende invulling van het RUP De Molens – De Vaert kan teweegbrengen wordt ingeschat op 1.340 pae per uur (zie pt. 4.3.1 tabel 6 – inkomend en uitgaand verkeer samen tijdens avondspits) tijdens één uur in de avondspits. Stadsontwikkelingsprojecten met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van twee uur zijn in principe MER-plichtig. Het RUP De Molens – De Vaert vormt dus een kader voor toekenning van een vergunning voor een in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten. Momenteel geldt in het plangebied de bestemming als gebied voor stedelijk ontwikkeling. Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving. De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg. Het voorgenomen plan houdt slechts een kleine wijziging – eerder verfijning - in van dit bestemmingsvoorschrift. De industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten zullen worden uitgesloten als mogelijke bestemmingen en het RUP zal de stedenbouwkundige aanleg bepalen.
2
16
Het UMP gaat uit van 11.162m² handel, vooral kleinschalige handel (units < 400 m²). De mogelijke oppervlakte handel binnen het RUP is groter omdat de voorschriften enige flexibiliteit laten wat betreft de interpretatie van de bestemming ‘publieksgerichte voorzieningen’. De grootst mogelijke invulling met handel binnen de voorschriften omvat maximum 4.000m² grootschalige detailhandel (units groter dan 400m²) en de rest kleinschalige detailhandel (units kleiner dan 400m²). Het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten aan milieueffectenrapportage maakt geen onderscheid tussen grootschalige kleinhandel of kleinschalige kleinhandel.
uittreksel gewestplan - nulalternatief stad vilvoorde - verzoek tot ontheffing plan-MER RUP de molens - kaart 2
SO
woongebied
gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut
woonuitbreidingsgebied
bestaande waterwegen
woonpark
P
parkgebied
gebied voor stedelijke ontwikkeling
T
bufferzone
industriegebied ambachtelijke bedrijven en kmo's
contour RUP
0
100m
bron: digitale versie gewestplan, MVG-LIN-AROHM-Ruimtelijke Planning, toestand 01/01/2002 (GIS-Vlaanderen)
200m
OMGEVING - november 2010 - 10009_PL_011-k02
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
Het voorgenomen RUP houdt echter geen kleine wijziging in ten opzichte van de bestaande toestand. Het plangebied is van vrij grote omvang en houdt een aanzienlijke wijziging in van de ruimtelijke structuur van de stad Vilvoorde en de kanaalzone. Daarom wordt dit niet beschouwd als een klein gebied op lokaal niveau. Conclusie: het RUP valt in principe onder de plicht tot opmaak van een plan-MER.
3.4. Toetsing aan de mogelijkheid tot ontheffing van plan-MER plicht kaart 4:
situering plangebied binnen VSGB
kaart 5:
situering plangebied in cluster c3
Met het decreet van 8 mei 2009 houdende wijziging van het D.A.B.M. en het natuurdecreet, wat de verplichting tot het opstellen van een MER betreft, wordt de mogelijkheid voorzien dat de administratie na een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer van een voorgenomen plan dat plan kan ontheffen van de verplichtingen inzake milieueffectrapportage. Dat kan als de administratie oordeelt dat: het voorgenomen plan een uitwerking, wijziging, herziening of voortzetting inhoudt van een plan waarvoor reeds eerder een plan-MER werd goedgekeurd, en een nieuw plan-MER redelijkerwijze geen nieuwe of extra gegevens betreffende aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; of indien in het kader van andere rapportages of beoordelingen reeds een systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu gemaakt werd, die voldoet aan de essentiële kenmerken van een plan-MER zoals vermeld in artikel 4.1.4. §2 van het D.A.B.M. Het Vlaams gewest werkt momenteel een RUP afbakening Vlaams stedelijk gebied rond Brussel (VSGB) uit. Het plangebied van voorgenomen gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt binnen de omschrijving van het gewestelijk RUP. Het gewestelijk RUP werd tot nog toe niet voorlopig vastgesteld. Voor dit gewestelijk RUP werd wel al een plan-MER goedgekeurd, op 11 juni 2010. 3 In dit plan-MER worden de effecten onderzocht van een stedelijke ontwikkeling in de kanaalzone. De effectbeoordeling situeert zich op het niveau van clusters, van deelgebieden en herontwikkelingsgebieden die mogelijks in het gewestelijk RUP worden herbestemd. Het voorgenomen gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt geheel binnen cluster c3 en geheel binnen deelgebied 91 (bestaand bedrijventerrein ZA 5-1 broek-colruyt-siteschaarbeeklei). Het herontwikkelingsgebied R08 dat in het gewestelijk RUP VSGB zou worden herbestemd, valt nagenoeg volledig binnen de contour van het voorgenomen gemeentelijk RUP. Het plan-MER voor het gewestelijk RUP VSGB onderzoekt en beoordeelt de milieueffecten voor een stedelijke ontwikkeling die ook het plangebied van het gemeentelijk RUP De Molens – De
3
Soresma, Plan-MER GRUP Afbakening VSGB – eindrapport, in opdracht van departement RWO afdeling Ruimtelijke Planning, april 2010.
17
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
Vaert omvat. Dit plan-MER werd goedgekeurd en voldoet dan ook aan de essentiële kenmerken van een plan-MER zoals vermeld in artikel 4.1.4. §2 van het D.A.B.M. In volgend hoofdstuk wordt het programma van het gemeentelijk RUP vergeleken met het plan dat in het plan-MER voor het gewestelijk RUP VSGB werd beoordeeld. Ook wordt onderzocht of ondertussen aanzienlijke wijzigingen in de referentietoestand zijn gebeurd. Indien zowel de referentietoestand als het voorgenomen plan vergelijkbaar zijn, kan besloten worden dat het plan-MER voor het gewestelijk RUP VSGB reeds een systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu inhoudt, die voldoet aan de essentiële kenmerken van een plan-MER.
18
situering plangebied in VSGB stad vilvoorde - verzoek tot ontheffing plan-MER RUP de molens - kaart 4
afbakeningslijn VSGB clusters contour RUP
HET RUIME ZAVENTEMSE
C13
C12
ZELLIK-GROOT-BIJGAARDEN
C3 C4
B9
C1
C2
C5
B1 B2 B8
B3
C8 C7
B5
B4
C9
C6
B6
C10
B7
C11 A2 A4
A56
A1
A3
A7
ZUIDELIJKE KANAALZONE
A8
bron: plan-MER GRUP afbakening VSGB - kaart 2.3
OMGEVING - november 2010 - 10009_PL_011-k04
situering plangebied in cluster c3 stad vilvoorde - verzoek tot ontheffing plan-MER RUP de molens - kaart 5
afbakeningslijn VSGB
reconversiegebieden
te herbestemmen gebieden .
niet geselecteerde zoekzones
randstedelijk groengebied
contour RUP
recreatiegebieden bestaande bedrijventerreinen zoekzones niewe bedrijventerrreinen zoekzones wonen
ZA6-3
B27
63
64
R11
B25
R12 R12
66 R09 B24
R10
65 B23
x
B22
R08 R08
92
x
ZA5-2
93 91 R08
B17
B16
R08 ZA5-1
94
GD10
68 Machelen
GD11
95
GD12
96
W05
Machelen
97
69
ZA5-3
ZA4
69 t10
Brucargo Zuidwest Machelen
69 bron: plan-MER GRUP afbakening VSGB - kaart 2.3 c3
extra Diegem-Lo
OMGEVING - november 2010 - 10009_PL_011-k05
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
4. Toetsing van de toepasselijkheid van het planMER voor het voorgenomen RUP In dit hoofdstuk wordt nagegaan in hoeverre de beschreven effecten in het plan-MER voor het gewestelijk RUP VSGB van toepassing zijn voor het RUP De Molens – De Vaert. Daartoe wordt nagegaan in hoeverre het RUP De Molens – De Vaert overeen komt met de beschrijving van het plan in het plan-MER, nagegaan of er ondertussen relevante wijzigingen zijn gebeurd in de referentietoestand waarvan in het plan-MER werd uitgegaan en nagegaan in hoeverre de beschreven effecten van toepassing zijn op het voorgenomen RUP.
4.1. Vergelijking van de planbeschrijving in het plan-MER en het RUP De effectbeoordeling gebeurt op het niveau van clusters, van deelgebieden herontwikkelingsgebieden die mogelijks in het gewestelijk RUP worden herbestemd.
en
Het voorgenomen gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt geheel binnen cluster c3 en geheel binnen deelgebied 91 (bestaand bedrijventerrein ZA 5-1 broek-colruyt-siteschaarbeeklei). Het herontwikkelingsgebied R08 dat in het gewestelijk RUP VSGB zou worden herbestemd, valt nagenoeg volledig binnen de contour van het voorgenomen gemeentelijk RUP.
4.1.1. Planbeschrijving plan-MER op niveau van cluster c3 zie ook kaart 5:
situering plangebied in cluster c3 (plan-MER)
Het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt volledig binnen cluster c3 in het plan-MER VSGB. Deze cluster komt overeen met het plangebied van het Masterplan voor de reconversiezone Machelen-Vilvoorde dat de provincie heeft laten opmaken. Het in dit masterplan vastgelegd programma – gedeeltelijk gewijzigd door het brownfieldconvenant voor het project Uplace – werd integraal overgenomen in het VSGBprogramma. Het programma uit het masterplan valt uiteen in drie onderdelen: een vast programma met de bestaande en vergunde activiteiten en reeds gestarte reconversieprojecten, een consensusprogramma, en een variabel programma met een programma dat in eerste instantie scenariogebonden was maar intussen is vastgelegd door de Vlaamse regering. Het vast programma bestaat voor het overgrote deel uit bestaande functies, die in het MER als onderdeel van de bestaande toestand worden beschouwd. Enkel de nog niet gerealiseerde (woon)ontwikkelingen worden meegerekend als deel van de geplande toestand. (MER VSGB, pp. 19-21.) Het programma voor het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen, en dus voor de cluster c3 die wordt onderzocht in het plan-MER ziet er als volgt uit.
19
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
tabel 3:
programma cluster c3 (in m²)
Recreatie / leisure Kantoor(achtigen) Retail/shopping TDL KMO Wonen Publieke voorzieningen Park Totaal
vast programma 0 205.000 167.000 168.000 152.000 477.000 28.000 0 1.197.000
consensus programma 12.000 93.000 123.000 431.000 48.000 162.000 31.000 146.000 1.046.000
variabel programma max 55.000 59.000 max. 62.000 10.000 min. 43.000 36.000 0 28.000 293.000
totaal max. 67.000 357.000 352.000 609.000 243.000 675.000 59.000 174.000 2.536.000
Het plandeel De Vaert van het RUP De Molens – De Vaert valt binnen het vast programma. Het plandeel De Molens in het consensusgedeelte. Een kwantitatieve vergelijking van het programma van het RUP ten opzichte van de geplande toestand die in het MER is onderzocht, is niet mogelijk. Cluster c3 is veel groter dan het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert. Het programma is niet gelijkmatig verdeeld binnen cluster c3 noch binnen het vast gedeelte en het consensusgedeelte. Bovendien kan ook niet uit het masterplan voor de reconversiezone Machelen – Vilvoorde worden afgeleid waar welk deel van het programma zich situeert, omdat de scenario’s van het masterpan niet meer overeenkomen met het uiteindelijke vooropgestelde programma voor de reconversiezone zoals vastgesteld in de beslissing van de Vlaamse regering. Het programma van het RUP De Molens – De Vaert (wonen, kantoren, publieke voorzieningen en handel) kadert in elk geval in het programma voor cluster c3 en maakt er slechts een beperkt deel van uit.
4.1.2. Planbeschrijving op niveau van deelgebied 91 kaart 6:
situering plangebied binnen het masterplan Vilvoorde - Machelen
Het plangebied van het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt volledig in het (grotere) deelgebied 91 in het plan-MER. Als gewenste ontwikkeling wordt in het plan-MER een reconversie i.f.v. gemengde stedelijke ontwikkeling voorop gesteld. Een concreet gekwantificeerd programma wordt niet opgegeven. Voor een concretere beschrijving van programma kan wel min of meer worden teruggevallen op de programmabeschrijving van het masterplan voor de reconversiezone Machelen – Vilvoorde.4 Het plan-MER VSGB neemt het masterplan, gecorrigeerd met het brownfieldconvenant Uplace dat zich echter buiten het plangebied van het RUP De Molens – De Vaerts situeert, immers over als programma van het VSGB. In onderstaand overzicht is het programma opgenomen voor de deelgebieden die concreter zijn omschreven in het masterplan. Aangezien het hier het vast programma en consensusprogramma betreft zijn hierin geen wijzigingen doorgevoerd ten
4
20
Provincie Vlaams Brabant, strategisch masterplan reconversie bedrijvenzone vilvoorde – machelen – eindrapport, juli 2008.
situering plangebied in strategisch masterplan Vilvoorde-Machelen stad vilvoorde - verzoek tot ontheffing plan-MER RUP de molens - kaart 6
startprogramma inrichting publieke ruimte aanvullend programma vaste elementen contour RUP
bron: strategisch masterplan Vilvoorde-Machelen - kaart 64
OMGEVING - november 2010 - 10009_PL_011-k06
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
gevolge van de beslissing van de Vlaamse regering aangaande de scenario’s. De scenario’s hadden immers enkel betrekking op het variabel gedeelte. Het plandeel De Molens van het RUP valt samen met de deelgebieden 8 en 14 van het masterplan. Het programma uit het masterplan kan dan ook eenvoudig worden vergeleken met het programma uit het UMP en het worstcase scenario dat mogelijk is binnen de voorschriften van het RUP (zie pt. 2.4). Het plandeel De Vaert maakt onderdeel uit van het deelgebied 22. Dit deelgebied is weliswaar veel groter dan het plandeel De Vaert. Voor de vergelijking van de planbeschrijving van het plan-MER VSGB (dat uitgaat van het masterplan) en het RUP De Molens – De Vaert is een deel van het programma van entiteit 22 (masterplan) toebedeeld aan het plandeel De Vaert (RUP). Dit gebeurt a rato van de oppervlakte van het plandeel De Vaert ten opzichte van de totale oppervlakte van entiteit 22 (eigen berekening). De resultaten van de doorrekening en vergelijking zijn opgenomen in volgende tabel. tabel 4:
vergelijking programma masterplan reconversiezone Vilvoorde - Machelen, programma UMP en een “worstcase” invulling van het RUP vloeropp. in masterplan reconversiezone M-V
deelgebied De Molens kantoren retail & shopping wonen publieke voorzieningen deelgebied De Vaert kantoren retail & shopping wonen
entiteiten 8 en 14 deel De Molens 17.032 m² 17.032 m² 9.651 m² 9.651 m² 98.638 m² 98.638 m² 17.500 m² entiteit 22 (560.960 m²) 28.048 m² 28.048 m² 476.816 m²
publieke voorzieningen Totaal De Molens – De Vaert kantoren retail & shopping wonen publieke voorzieningen
17.500 m² deel De Vaert (46.760 m²) 2.338 m² 2.338 m² 39.740 m²
vloeropp. in UMP
mogelijke vloeropp. in RUP (“worstcase”)
13.598 m² 11.162 m² 51.585 m² (398 woningen) 1.230 m²
23.500 m² 11.860 m² 36.350 m² (284 woningen) -
5.700 m² 61.110 m² (477 woningen) 23.500 m² 17.560 m² 97.460 m² -
28.048 m²
2.338 m²
63.559 m² (500 woningen) 1.800 m²
45.080 m² 37.699 m² 575.454 m² 45.548 m²
19.370 m² 11.989 m² 138.378 m² 19.838 m²
13.598 m² 11.162 m² 115.144 m² 3.030 m²
Uit de tabel wordt afgeleid dat het voorziene programma van het UMP kleiner of vergelijkbaar is met het programma waarmee in de effectbeschrijving en –beoordeling van het plan-MER VSGB is rekening gehouden. Enkel op niveau van de plandelen De Molens en De Vaert afzonderlijk is er enig verschil, namelijk een beperkte oppervlakte meer retail en shopping in deelgebied De Molens en aanzienlijk meer wonen in deelgebied De Vaert. De effectbeoordeling in het planMER VSGB gebeurt echter op niveau van de (veel grotere) cluster c3 en deelgebied 91, waarin geen verdere geografische verdeling van het programma wordt gemaakt. Alhoewel het UMP als de meest realistische invulling van het RUP De Molens – De Vaert wordt beschouwd, laat dit RUP andere invullingen toe. Een “worstcase” invulling van het RUP De
21
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
Molens – De Vaert geeft aanzienlijk meer kantoren (+21%) en ‘retail & shopping’ (+46%) dan voorzien in het programma waarmee in de effectbeschrijving en –beoordeling van het plan-MER VSGB in theorie (volgens een louter geografische doorrekening naar het plangebied van het RUP) is gebeurd. De oppervlakte wonen en publieke voorzieningen ligt dan het RUP veel lager dan ingecalculeerd in het plan-MER VSGB. Deze vaststelling moet enigszins worden genuanceerd. Het betreft een “worst case” scenario dat binnen het RUP mogelijk is. Het UMP wordt als meest realistische invulling gezien. De mogelijke andere invulling van het RUP is louter het gevolg van de keuze om de bestemmingsvoorschriften niet al te gedetailleerd te maken. De effectbeschrijving en –beoordeling gebeurt in het plan-MER op niveau van de cluster (c3) en deelgebieden (91). In de effectbeschrijving en -beoordeling van het plan-MER is geen rekening gehouden met een verdere opdeling tussen plandeel De Vaert en plandeel De Molens, noch met een verdeling van het programma binnen entiteit 22 van het masterplan. De totale mogelijke oppervlakten retail en shopping en kantoren in het RUP blijven ver onder de oppervlakten die in het masterplan zijn ingecalculeerd en doorwerken in het plan-MER VSGB, zowel op niveau van heel het masterplan als op niveau van de entiteiten 4, 8 en 22 van het masterplan samen. De verdeling van de oppervlakte van het masterplan naar het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert is louter een eigen rekenoefening gebaseerd op geografische oppervlakteverhoudingen en gaat uit van een gelijkmatige verdeling van het programma over de gehele entiteit. In het masterplan voor de reconversiezone is voor de gehele entiteit de ontwikkeling als woon- en werkmilieu aangegeven. Hoe wonen en werkfuncties over de entiteit zijn verdeeld is niet aangegeven. Een verschuiving van de programma’s binnen de entiteiten van het masterplan is denkbaar. De in het programma van het plan-MER VSGB beoordeelde retail en shopping betreft veeleer grootschalige detailhandel. Dit blijkt uit de tabel met kengetallen voor de berekening van de mobiliteitsgeneratie (plan-MER VSGB p. 68 ). In het UMP is 2.250m² handel met een oppervlakte van meer dan 400m² per unit voorzien. Kleinere handelszaken worden algemeen genomen niet als grootschalige kleinhandel beschouwd. Dit ligt ver beneden de ingecalculeerde oppervlakte retail & shopping in het plan-MER VSGB (ca. 11.989m² doorgerekend naar het plangebied De Molens – De Vaert).
4.1.3. Planbeschrijving op niveau van herontwikkelingsgebied R08 zie ook kaart 5:
situering plangebied in cluster c3 (plan-MER)
Het herontwikkelingsgebied R08 uit het plan-MER komt nagenoeg overeen met het plandeel De Molens in het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert. Gebied R08 is in het plan-MER opgesomd als gebied voor kernversterkende ontwikkelingen. Daarbij wordt aangegeven dat volgens het eindrapport van het afbakeningsproces voor het VSGB voor dit gebied een potentieel van 380 bijkomende woningen wordt gezien, eventueel in combinatie met een andere functie (MER VSGB p. 18). In het UMP, dat aan de basis ligt van het RUP De Molens – De Vaert, wordt voor het plandeel De Molens een programma van 398 woongelegenheden ingecalculeerd. Dit is van een vergelijkbare grootteorde als voor gebied R08 in het plan-MER is aangegeven. In een worstcase invulling van het RUP zou het om 284 woningen gaan, wat aanzienlijk lager ligt dan vooropgesteld in het programma van het plan-MER VSGB.
22
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
4.1.4. Conclusie In algemene zin wordt geconcludeerd dat het voorziene programma in het UMP en de mogelijke invulling van het RUP kadert in het masterplan voor de reconversiezone Vilvoorde – Machelen waarin de ontwikkeling van een gemengd woon- en werkmilieu is voorzien. Dit masterplan wordt in het plan-MER VSGB als programma-onderdeel van het VSGB beschouwd. De effectbeschrijving en –beoordeling gebeurt in het plan-MER VSGB voor de reconversiezone als geheel. Het UMP voorziet een programma dat kwantitatief vergelijkbaar is met het programma van het masterplan voor reconversiezone, doorgerekend naar het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert. De realisatie van het UMP wordt als meest realistische invulling van het RUP De Molens – De Vaert beschouwd. Binnen de voorschriften van dit RUP is echter een andere verhouding tussen de verschillende functies mogelijk. Dit is het gevolg van de keuze van meer algemene bestemmingsvoorschriften. Een worstcase invulling van het RUP – in termen van verkeersgeneratie - houdt een ‘afwijking’ in ten opzichte van het programma van het masterplan voor de reconversiezone volgens de eigen doorrekening naar het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert. In hoeverre deze afwijkende invulling van het RUP doorwerkt in de effectbeschrijving wordt in pt. 4.3 verder nagegaan.
4.2. Vergelijking van de referentietoestand in het plan-MER VSGB en het RUP De referentiesituatie in het plan-MER komt overeen met de bestaande toestand, aangevuld met plannen of projecten die als beslist beleid kunnen worden beschouwd of reeds in de uitvoeringsfase zitten. Het Diabolo-project wordt daarom als onderdeel van de referentiesituatie beschouwd. Voor kwantitatieve gegevens gaat het om de toestand op het moment van de meest recente beschikbare cijfers. In het plan-MER wordt het industrieel complex Mottay & Pissard nv aan Steenkaai aangegeven als waardevol bouwkundig erfgoed. Dit gebeurde op basis van de gegevens van de inventaris Onroerend Erfgoed. Dit complex is evenwel afgebroken. Gelet op de vrij recente uitwerking van het MER, en omdat ons geen andere nieuwe ontwikkelingen met relevante impact op de effectbeoordeling bekend zijn, kan er van worden uitgegaan dat er zich verder geen ingrijpende wijzigingen hebben voorgedaan ten opzichte van de referentiesituatie uit het plan-MER.
4.3. Toepasselijkheid van de effectbeschrijving uit het plan-MER voor het RUP In wat volgt worden de mogelijke effecten beschreven van het RUP op basis van de effectbeoordeling van het plan-MER van het VSGB.
4.3.1. Mens - verkeer Effectbeschrijving plan-MER VSGB De mogelijke effecten van het plangebied van het RUP zitten vervat in de beschrijving van de impact van het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen, dat als één van de twee grootschalige planonderdelen van het VSGB wordt beschouwd (naast ontwikkeling parking C van het Heizelcomplex). In combinatie met de bestaande hoge verzadigingsgraad tijdens de spitsuren
23
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
op de R0 en de radiale autowegen zorgt de ontwikkeling van het gebied voor zeer negatieve mobiliteitseffecten. (MER VSGB p. 92). Het programma van het masterplan Vilvoorde-Machelen genereert namelijk 45% van het verkeer van het VSGB als geheel (MER VSGB tabel p. 70 en al. 2 p. 71). De dominante verkeersgenererende functies binnen het masterplan zijn vooral detailhandel en leisure. Deze verkeersstroom concentreert zich voornamelijk op R22, N1 en N211 maar de verzadigingsgraad van R0 zal eveneens toenemen. (MER VSGB p. 71 en p. 77). Op het viaduct van Vilvoorde zou de verzadigingsgraad op de buitenring (in theorie) oplopen tot 167%, hoofdzakelijk als gevolg van de invulling van het programma van de reconversiezone VilvoordeMachelen (MER VSGB p. 77). Het wegsegment van het onderliggend wegennet waar de impact van het VSGB veruit het grootst is, is het deel van R22 tussen R0 en N211 (MER VSGB p. 75). Op N1 is de toename niet problematisch omdat de actuele verzadiging beperkt is in de avondspits, terwijl de bijdrage van de voorziene ontwikkelingen in het VSGB veel kleiner is tijden de ochtendspits in de richting van Brussel, waar/wanneer de actuele belasting van N1 wel hoog is. Bij deze evaluatie wordt geen rekening gehouden met doorschuiven van verkeer gericht op Vilvoorde – Machelen van de zwaar oververzadigde R22 naar N1 (MER VSGB p. 76). Een modal shift naar meer gebruik van het openbaar vervoer is bij het huidig OV-aanbod weinig realistisch. Zowel NMBS (GEN), MIVB (IRIS 2-plan) als De Lijn (Mobiliteitsvisie 2020) plannen infrastructurele maatregelen om het aanbod aan openbaar vervoer te verbeteren. De meeste van deze plannen zijn gericht op het verbeteren van de (radiale) verbindingen tussen Brussel en haar hinterland (MER VSGB p. 80). Reconversiezone Vilvoorde – Machelen wordt bediend door het IC-treinstation Vilvoorde en in de toekomst ook door het GEN-station Kerklaan. Voor het verkeer uit het VSGB gericht op Brussel (vooral woongerelateerd) is een daling van het auto-aandeel t.v.v. het openbaar vervoer in principe haalbaar. Voor verkeer naar de bedrijvigheid, kantoren, kleinhandel, leisure, dat uit verspreide richting komt is een sterke modal shift minder evident. Ook voor lokaal verkeer van en naar buurgemeenten biedt de geplande uitbreiding van het OV-netwerk minder potenties. De tangentiële lijnen voorzien in de mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn biedt zal wel potenties bieden, maar de realisatie ligt niet voor de hand. (MER VSGB pp. 80-81). In het MER wordt ingeschat dat een modal shift naar openbaar vervoer, na minstens de realisatie van het GEN, het bijkomend autoverkeer slechts met een derde kan doen afnemen (MER VSGB p. 75). De potentie voor een verschuiving van auto- naar fietsverkeer situeert zich vooral bij verplaatsingen over korte afstand. De plangebieden waar wonen en/of economische functies worden voorzien, worden ontsloten door functionele fietsroutes of liggen er op korte afstand van. Het succes van deze fietsroutes zal vooral worden bepaald door het comfort en de veiligheid dat aan de fietsers wordt geboden. (MER VSGB p. 82). In de ontwikkelingsscenario’s wordt naast een uitbreiding van het OV-aanbod ook rekening gehouden met ontwikkelingen in zowel de aanbodzijde (capaciteitsverhoging en andere ingrepen aan R0) en de vraagzijde (stedelijke projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). De cumulatieve effecten werden ingeschat aan de hand van een multimodaal verkeersmodel voor 2020 dat is opgemaakt voor het plan-MER voor R0. Met betrekking tot de omgeving van Vilvoorde-Machelen wordt vastgesteld dat er een sterke stijging is van het verkeer op R22 tussen N211 en N21. De stijging is echter minder sterk dan verwacht werd uit louter de effectbeschrijving van het voorgenomen plan voor VSGB. Deze lage toenames kunnen worden verklaard uit de doorrekening van een hoger OV-aandeel, de capaciteitsuitbreiding van R0 en verschuiving van verkeer van E19 naar A12, maar waarschijnlijk is de belangrijkste reden de
24
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
oververzadiging van R0 die het fysiek onmogelijk maakt om de vooropgestelde verkeershoeveelheden (op spitsuren) te genereren. (MER VSGB pp. 90-91). De sterke toename van het verkeer op R0 wordt weliswaar vooral door de grote stedenbouwkundige projecten in het Brusselse gewest gegenereerd (MER VSGB p. 92). Als conclusies stelt het MER VSGB (MER VSGB p. 92) volgende hoofdzaken. In combinatie met de huidige hoge verzadigingsgraden op R0 en de radiale wegen, zorgt o.a. de reconversiezone Vilvoorde-Machelen voor zeer negatieve mobiliteitseffecten. Om nieuwe grootschalige ontwikkelingen in de regio mogelijk te maken is een capaciteitsverhoging van R0 en de radiale autowegen noodzakelijk en ook voorzien. De hiermee gecreëerde restcapaciteit zal zeer snel volledig opgevuld zijn. Naast een modal shift t.v.v. het openbaar vervoer zal een in eerste instantie een reductie van het aandeel detailhandel en in tweede instantie leisure kantoorontwikkeling nodig zijn in de reconversiezone Vilvoorde – Machelen, om een overbelasting van R22 te vermijden. Het gaat daarbij om een reductie van het consensusprogramma. Het variabel programma (o.a. Uplace project, TDL-ontwikkeling en woonprojecten kunnen dan in principe integraal worden behouden. Nader onderzoek m.b.t. de lokale verkeersafwikkeling is noodzakelijk (en zal in principe gebeuren in het kader van het project-MER van Uplace).
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert De mobiliteitsproblematiek die in het plan-MER van het VSGB is beschreven betreft de effecten van het masterplan Vilvoorde-Machelen in zijn geheel. In wat volgt wordt nagegaan wat de effecten zijn van het programma van het RUP in vergelijking met de mobiliteitseffecten van het masterplan doorgerekend tot op het niveau van het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert. Daarbij worden de spitsuurintensiteiten als maatgevend beschouwd. Zowel de verkeersgeneratie voor het programma zoals voorzien in het UMP als de “worstcase” invulling van het RUP worden doorgerekend. De verkeersgeneratie van het gepland programma van het RUP, weergegeven in tabel 3, wordt ingeschat aan de hand van dezelfde kengetallen als het plan-MER (plan-MER VSGB p. 68).
tabel 5: kengetallen voor de inschatting van de verkeersgeneratie eenheid
8u-9u IN
8u-9u UIT
17u-18u IN
17u-18u UIT
(aantal pae per
(pae)
(pae)
(pae)
(pae)
...) kantoren
100m² bvo
0,98
0,02
0,02
0,86
handel
100m² bvo
1,00
0,73
2,20
2,39
wonen voorziening school
woning
0,02
0,38
0,32
0,11
100m² bvo
0,65
0,10
0,20
0,50
1000 ll
0,50
0,00
0,00
0,50
Het betreft enkel de kengetallen voor wonen, kantoren en (grootschalige) detailhandel. Als kengetal voor publieke voorzieningen wordt uitgegaan van het kengetal voor het een ziekenhuis dat is opgenomen als kencijfer in het plan-MER (à 100m²/bed) alhoewel geen ziekenhuis voorzien is in het plangebied van het RUP. Het kengetal voor scholen beantwoordt immers aan een zeer specifiek mobiliteitsprofiel (vrij laag aantal pae want vrij veel fietsverkeer, zeer sterk geconcentreerd in de tijd) dat niet toepasselijk is voor andere voorzieningen. In het programma van het UMP is ook geen school voorzien. Binnen de voorschriften van het RUP is dit wel mogelijk maar is een andere invulling (kantoren) veel sterker verkeersgenererend. Enkel in het masterplan is uitgegaan van een school van ca. 1000 leerlingen (ca. 10.000 m²); de rest van de oppervlakte publieke voorzieningen in het masterplan wordt ook aan de hand van de kengetallen voor ziekenhuis doorgerekend.
25
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
In onderstaande tabel zijn de kengetallen toegepast voor onderdeel van het masterplan dat is doorgerekend tot op niveau van het plangebied van het RUP, voor het programma zoals voorzien in het UMP en voor het programma zoals voorzien in het RUP (zie tabel 4). Dit geeft een beeld van de gegenereerde verkeersstromen. Het programma van beide plandelen van het RUP wordt samen bekeken aangezien het aansluit op dezelfde weg, namelijk Schaarbeeklei (N1) en de effectbeoordeling in het MER op het niveau van de ontsluitende wegen gebeurt. tabel 6:
verkeersgeneratie RUP in vergelijking met de verkeersgeneratie volgens het MER aantal
8u-9u IN
8u-9u UIT
17u-18u IN
17u-18u UIT
(pae)
(pae)
(pae)
(pae)
Masterplan reconversiezone Vilvoorde – Machelen – doorrekening niveau plangebied RUP kantoren
19370 m²
190
4
4
167
handel
11989 m²
120
88
264
287
22
411
346
119
wonen
1081
school
1000 ll
50
0
0
50
publieke voorz
9838 m²
64
10
20
49
445
512
633
671
totaal
RUP De Molens – De Vaert – invulling volgens UMP kantoren
13598 m²
133
3
3
117
handel
11162 m²
112
81
246
267
wonen publieke voorz
898 3030 m²
totaal
18
341
287
99
20
3
6
15
283
428
542
498
RUP De Molens – De Vaert – invulling volgens ‘worstcase scenario’ kantoren
23500 m²
230
5
5
202
handel
17560 m²
176
128
386
420
wonen
761 m²
15
289
244
84
0
0
0
0
421
422
635
705
publieke voorz totaal
0
Het UMP geeft zowel een totale vloeroppervlakte voor wonen als het aantal woningen. Dit leidt tot gemiddeld 128 m² per woning. De voorziene oppervlakte voor wonen in het masterplan voor de reconversiezone wordt ook herrekend naar aantal woningen a rato van 128 m² per woning.
Reeds vanuit de vergelijking van het programma van het masterplan en het UMP is duidelijk dat het RUP geen bijkomende negatieve effecten zal veroorzaken ten opzichte van de beschreven effecten in het plan-MER VSGB (zie pt.4.1.2). Uit bovenstaande tabel blijkt dat het genereerde verkeer zowel in morgen- als avondspits en in beide richtingen minder verkeer genereert dan het programma uit het masterplan dat als programma-onderdeel in het plan-MER VSGB werd opgenomen. Voor een maximale worstcase invulling van het RUP is het genereerde verkeer vergelijkbaar (iets lager) in de ochtendspits. In de avondspits wordt iets meer verkeer gegenereerd in uitgaande richting. Het betreft ca. 34 pae, wat ongeveer 5% meer is dan het programma van het masterplan (doorgerekend tot op het niveau van het plangebied van RUP De Molens – De Vaert). Ten opzichte van het totale genereerde verkeer in de reconversiezone VilvoordeMachelen (MER VSGB tabel p. 70 ‘avond – uit’) is dit 0,4% wat als marginaal kan worden beschouwd.
26
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
Hieruit kunnen we concluderen dat de effecten inzake mobiliteit die in het plan-MER VSGB worden beschreven toepasselijk zijn voor het RUP De Molens – De Vaert. Bovendien moet de effectbeschrijving uit het plan-MER nog worden genuanceerd. Het plan-MER beoordeelt de effecten van de reconversiezone als geheel. Hierin zijn vooral bedrijvigheid (industrie, logistiek en kantoren) de dominante factoren in de ochtendspits, en handel en leisure in de avondspits. Het aandeel kantoren en handel in het RUP De Molens – De Vaert is in verhouding veel lager dan in andere deelzones van het masterplan voor de reconversiezone Machelen – Vilvoorde. Het worstcase programma in het RUP De Molens – De Vaert omvat 6% van de totale oppervlakte aan kantoren in de reconversiezone, 5% van de totale oppervlakte handel tegenover 14% van de totale oppervlakte wonen. Binnen het consensusprogramma – waarin een reductie van de oppervlakte handel, leisure en kantoren in het MER VSGB wordt voorgesteld – omvat een worstcase-invulling van het RUP 25% van de oppervlakte kantoren, 14% van de oppervlakte handel tegenover 60% van de oppervlakte wonen. Het plan-MER beschouwt grootschalige detailhandel als afzonderlijke programma-element, terwijl het RUP vooral kleinschalige handel in houdt. De verkeersgeneratie van kleinschalige lokale woonondersteunende kleinhandel en voorzieningen is in principe al ingecalculeerd in de kengetallen voor wonen. Het plangebied van het RUP is goed ontsloten met het openbaar vervoer (buslijnen op N1) en ligt op loop- en fietsafstand van het station Vilvoorde en het geplande GEN-station Kerklaan. De kantoren die in het RUP zijn voorzien situeren zich op loopafstand van dit GEN-station en de bushalte aan Schaarbeeklei, zodat een vrij hoge modal shift haalbaar is. Het plangebied ligt langs de hoofdroutes voor het fietsverkeer langs het kanaal en de functionele fietsroute langs Schaarbeeklei. In de voorziene herinrichting van de kanaalkade zal autoverkeer worden geweerd, waardoor deze fietsroute langs het kanaal aantrekkelijker wordt. Het stedelijke project voorziet bovendien een nieuwe voet- en fietsbrug over het kanaal, waardoor beide hoofdroutes (aan oost- en westzijde van het kanaal) een bijkomend uitwisselingspunt krijgen, ter hoogte van het centrale plein op de as naar het GEN-station Kerklaan.
4.3.2. Geluid Effectbeschrijving plan-MER VSGB Het huidige en toekomstige omgevingsgeluid in deelgebied 91 is hoog voor de ontwikkeling van wonen, door de nabijheid van R0 (viaduct van Vilvoorde) en N1. Het wegverkeersgeluid is samen met het vliegtuiglawaai een grote bron van hinder in dit gebied. Het omgevingsgeluid is te hoog voor een goede woonkwaliteit. (MER VSGB p. 106). Vanaf Lden van 60 dB(A) voor wegverkeer wordt verwacht dat hinder zal optreden. Het VSGBprogramma zal een stijging van het wegverkeerslawaai met 1 à 2 dB(A) teweeg brengen op N1 en R0. Dit wordt als eerder gering effect gezien omdat al veel verkeer op deze wegen zit. (MER VSGB pp. 105-106). De geluidsdruk Lden van de luchthaven ligt (ook in de toekomst) tussen 55 en 65 dB(A) in het zuidelijke deel van het plangebied van het RUP (MER VSGB figuur 5.2.5). In die geluidscontouren zijn in principe geen nieuwe grootschalige wijkontwikkelingen toe te staan (MER VSGB p. 97).
27
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
De vraag wordt dan ook gesteld of (een deel van) het gebied wenselijk is voor wonen (MER VSGB tabel 5.2.3.2.3 p.105).
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert Deze effectbeschrijving blijft van toepassing voor het RUP De Molens – De Vaert. Het plandeel De Molens bevindt zich grotendeels binnen Lden geluidscontouren van 60-64 dB(A) ten gevolge van het wegverkeer (2006). In de strook langsheen N1 in de geluidscontour 65-69 dB(A). In dit gebied worden woonfuncties gepland. Het plandeel De Vaert valt buiten de aangegeven geluidscontouren van 55dB(A) of meer. Daar stelt zich geen probleem. De bijdrage van de ontwikkeling van het RUP De Molens – De Vaert tot de toename van de totale geluidsdruk zal in verhouding tot al de ontwikkelingen in de reconversiezone eerder beperkt zijn, omdat in verhouding ook slechts een klein deel van het bijkomend wegverkeer door het plan wordt gegenereerd. Wat betreft de geluidsdruk van het verkeer op R0 kan de effectbeschrijving en –beoordeling uit het plan-MER enigszins worden verfijnd op basis van een akoestisch advies dat werd uitgewerkt in functie van het masterplan van Xaveer De Geyter Architecten voor de kanaalzone Vilvoorde – Machelen.5 De absolute waarden van het geluiddrukniveau zijn niet gecontroleerd aan de hand van uitvoerige metingen ter plaatse. De figuren moeten dan ook voornamelijk worden gebruikt om de invloed van bepaalde wijzigingen in het ontwerp (schermen, gebouwconfiguraties, ...) te beoordelen. De bestaande situatie werd berekend voor een dag- en een nachtperiode en op verschillende hoogtes boven het maaiveld (1.6m, 10m en 30m). Uit onderstaande figuren uit de geluidstudie (enkel dagperiode weergegeven) blijkt duidelijk dat de hogere geluidsdruk verder reikt op grotere hoogte.
5
28
Daidalos Peutz, akoestisch advies - Studie van het omgevingsgeluid: werkwijze en resultaten voor verschillende varianten, 2005, in opdracht van XDGA De berekening van het verkeersgeluid is uitgevoerd volgens de Nederlandse Standaard Rekenmethode II voor wegverkeerslawaai. Hiervoor werd het programma Geonoise versie 5.2 gebruikt.
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
figuur 3: op 1,6 m boven maaiveld
Lp in dB(A)
<45
uittreksel studie omgevingsgeluid Daidalos Peutz – dag, bestaande toestand op 10 m
45-50
op 30 m
50-55
55-60
60-65
65-70
>70
Tevens werd de impact van geluidsschermen van respectievelijk 1, 2 of 3m hoog op het viaduct onderzocht. We geven hierbij een uittreksel uit de studie voor wat betreft de berekening voor de dagsituatie op 10 m boven maaiveld. figuur 4: geluidsscherm van 1m op viaduct
Lp in dB(A)
<45
uittreksel studie omgevingsgeluid Daidalos Peutz – dag, 10m boven maaiveld geluidsscherm van 2m op viaduct
45-50
50-55
55-60
geluidsscherm van 3m op viaduct
60-65
65-70
>70
De studie geeft ook een berekening voor de situatie bij bebouwing van het gebied volgens een inrichtingsvoorstel dat vergelijkbaar is met de inrichting die het UMP en RUP beoogd. We geven hierbij de impact van bebouwing op 1,6m, 10m en 20m boven maaiveld.
29
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
figuur 5:
uittreksel studie omgevingsgeluid Daidalos Peutz – dag, bebouwing cfr. inrichtingsvoorstel
op 1,6 m boven maaiveld
Lp in dB(A)
<45
op 10 m boven maaiveld
45-50
50-55
op 20 m boven maaiveld
55-60
60-65
Hieruit blijkt dat de bebouwing wel een geluidsreducerend effect heeft, maar een combinatie met geluidsschermen op R0 blijft aangewezen. Het RUP voorziet hogere bebouwing (21m) met gesloten gevelwand parallel aan het viaduct van R0. Ter hoogte van de zuidelijke gevel kan het geluidsdrukniveau hoog oplopen op de bovenste verdiepingen (zie figuur 3). Het UMP voorziet in dit gebouw handel (gelijkvloers) en kantoren (verdiepingen), maar het RUP sluit een woonfunctie op de verdiepingen niet uit. Het gebouw zal een beperkt geluidsreducerend effect hebben op de achterliggende (noordelijk) gelegen plandelen, wat betreft het geluid van R0. De achterliggende woonbebouwing in de zone voor woonerf is lager (tot 10m). Hier zal de geluidsdruk van R0 al 5 tot 10 dB(A) lager liggen doordat het viaduct veel hoger ligt en is er de bufferende werking van de hogere bebouwing tussen R0 en het woonerf. Langsheen N1 voorziet het RUP een gebouw tot 18 m hoog met een vrijwel gesloten bebouwingswand over één bouwlaag (5m hoog) met handel. De hogere bouwlagen zijn geen gesloten gevelwanden over de volledige lengte. Dit gebouw zal ook een bufferende werking hebben voor het geluidsverkeer van N1 t.o.v. het achterliggend woonerf. In dit gebouw langs N1 laat het RUP ook woonontwikkeling toe op de verdiepingen. In het kader van richtlijn 2002/49/EG zullen drempelwaarden voor spoor- en wegverkeer naar voor moeten worden geschoven door de overheid. Er kan worden van uitgegaan dat dit hoe dan ook maatregelen inzake geluidsarmere wegbedekking en geluidschermen zal leiden. Deze vallen buiten de reikwijdte van het RUP De Molens – De Vaert, maar zullen wel een gunstig effect hebben op de ontwikkelingen in het RUP.
30
65-70
>70
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
4.3.3. Lucht Effectbeschrijving plan-MER VSGB Emissies van bijkomende (woon)gebouwverwarming worden beperkt en verwaarloosbaar geacht. Er kan zelfs een lagere emissie optreden indien rekening wordt gehouden met de striktere bepalingen inzake isolatie en rendement van de verwarmingsinstallaties. Bijkomend kan men allerlei technieken aanwenden om de noodzakelijke warmtebehoefte te reduceren. (MER VSGB pp. 133-134). De belangrijkste effecten worden verwacht ten aanzien van het verkeer. Door de huidige achtergrondconcentraties en stijgende verkeersemissies op R0 en N1 (ten opzichte van autonome ontwikkeling) worden ontwikkelingen in het plangebied minder wenselijk geacht (MER VSGB tabel p. 140). Niet alleen is een belangrijke toename van de blootstelling te verwachten (bijkomende bebouwing nabij de verkeersassen), maar tevens blijvende overschrijdingen van grenswaarden (toename van de emissies door toename van verkeer). (MER VSGB pp. 137-138). De toekomstige emissieniveaus zullen wel lager zijn dan de actuele situatie (MER VSGB p. 140). Er wordt verwezen naar de actueel in Nederland van toepassing zijnde wetgeving waarbij in gebieden met (bijna) overschrijdingen geen toename van (gevoelige) receptoren worden toegelaten binnen een afstand van 300 m tot een (zeer) belangrijke verkeersassen. Daarbij wordt opgemerkt dat de impact inzake NO2 zich veel verder uitstrekt dan 300m van de drukke autosnelwegen en dat dit eveneens het geval is ten aanzien van het ultra fijn stof, dat als gevaarlijkste fractie van fijn stof kan worden beschouwd. (MER VSGB pp. 134, 144). Afstandsregels kunnen ook beoordeeld worden dat men de bewoning concentreert op die plaatsen die het verst van de weg gelegen zijn, en dat aan de straatkant voorrang wordt gegeven aan een andere invulling. Dit is uiteraard vooral van belang in de buurt van de drukste wegen. (MER VSGB p. 143).
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert Deze effectbeschrijving blijft van toepassing voor het RUP De Molens – De Vaert. Het RUP voorziet bijkomende (woon)bebouwing vanaf 150m van R0 en langsheen N1. De beschreven effecten zijn vooral van toepassing voor het plandeel De Molens. Het plandeel De Vaert bevindt zich op minstens 400m van R0 en 250m van N1, waardoor de effecten er minder sterk spelen. Wel zal de bijdrage van de ontwikkeling van het RUP De Molens – De Vaert in de toename van de verkeersemissies door ontwikkeling van de reconversiezone Machelen – Vilvoorde in verhouding eerder beperkt zijn, omdat in verhouding ook slechts een klein deel van het bijkomend wegverkeer door het plan wordt gegenereerd.
4.3.4. Bodem en water Effectbeschrijving plan-MER VSGB Het plangebied wordt als grondwaterstromingsgevoelig type 1 aangeduid (MER VSGB tabel 5.4.2.2.3, figuur 5.4.6.). Dit wil zeggen dat het gebied erg gevoelig is voor verstoring van de grondwaterstroming. Er kan een mogelijk effect optreden bij vergravingen of ondergrondse constructies. Er wordt verder geen uitspraak gedaan over de mogelijke impact ervan aangezien
31
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
dit bij latere stedenbouwkundige vergunningsaanvragen nader zal worden onderzocht op basis van de gekende specifieke projectdetails. (MER VSGB p. 156). De bodem is - in het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert – reeds verstoord en voorzien voor een ‘harde bestemming’, zodat effecten inzake verdichting van de bodem niet significant zijn. (MER VSGB p. 156 en figuur 5.4.1.) Het deelgebied 91 wordt niet beschouwd als een infiltratiegevoelige zone, zodat geen effect inzake verstoring van het infiltratievermogen wordt aangegeven. (MER VSGB figuur 5.4.4.). Bijkomende verharding en bebouwing hebben ook als gevolg dat hemelwater minder snel de bodem indringt en versneld wordt afgevoerd. Als herbestemming een bijkomende verharding of bebouwing mogelijk maakt in een zone die momenteel al als effectief overstromingsgevoelig of als risicozone wordt aangeduid, wordt een verhoging van het overstromingsrisico als verwacht effect vermeldt. (MER VSGB pp. 156-157) Het gedeelte van deelgebied 91 waar het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert bevindt, is niet als effectief overstromingsgevoelig of als risicozone aangeduid, zodat hiervoor ook geen negatief effect wordt beschreven. (MER VSGB figuur 5.4.11.). Daarbij wordt er van uitgegaan dat de (provinciale) verordening inzake hemelwater wordt toegepast (MER VSGB p. 158). In de zones met een ‘harde bestemming’ langs de bestaande waterlopen met structuurkwaliteit wordt de mogelijke aantasting van de structuurkwaliteit als negatief effect beschouwd. De Zenne wordt ter hoogte van het plangebied van het RUP De Molens – De Vaert echter niet als een waterloop met structuurkwaliteit beschouwd, noch als een zone waar de structuurkwaliteit kan worden verbeterd. (MER VSGB p. 157 en figuur 5.4.9.). De nieuwe woonprojecten en handelszone die in het plangebied worden voorzien zullen meer huishoudelijk afvalwater produceren en lozen. (MER VSGB p. 157). Algemeen wordt vastgesteld dat in de huidige toestand de meeste RWZI weinig tot geen restcapaciteit hebben voor bijkomende aansluitingen (MER VSGB p. 153). Het plandeel De Molens valt in het zuiveringsgebied van Brussel-Noord, het plandeel De Vaert in het zuiveringsgebied van Grimbergen (MER VSGB figuur 5.4.10). Voor het zuiveringsgebied van Brussel-Noord zijn geen gegevens over de restcapaciteit gekend, voor het zuiveringsgebied Grimbergen zou er nog een restcapaciteit van 4.000 I.E. zijn. In het MER wordt uitgegaan van een bijkomende belasting van 218,4 I.E. (MER VSGB tabel p. 158). Het aantal voorziene woningen in deelplan De Vaert bedraagt ca. 500 bijkomende woningen, goed voor ca. 1.200 I.E..6 De conclusie dat vooral in RWZI Beersel een probleem optreedt (MER VSGB p. 157) – en dus impliciet dat in de andere RWZI niet direct problemen te voorzien zijn – blijft gelden. Een bijkomende lozing van afvalwater op Zenne en Woluwe wordt als negatief beschouwd.
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert De effectbeschrijving inzake grondwaterstroming kan worden verfijnd. Het UMP voorziet immers in enkele ondergrondse parkings onder de bebouwingsblokken. Deze mogelijkheid wordt ook in het RUP voorzien en impliciet verplicht door het opleggen van parkeernormen en beperken van de mogelijkheid van parkings op maaiveldniveau. Deze ondergrondse parkings kunnen één tot
6
32
Aantal woningen volgens UMP. Het aantal woningen volgens een worstcase invulling van het RUP De Molens – De Vaert zou lager zijn omdat de oppervlakte handel hoger is. Ook deze zullen afvalwater produceren, doch dit wordt niet begroot in het MER VSGB.
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
twee bouwlagen diep zijn (dus meer dan 3m diep), en een lengte hebben van meer dan 50m. Een significant effect op de grondwaterstroming kan dan ook niet worden uitgesloten. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het de kanaalkade aan de rand van het plangebied een dam vormt voor het grondwater en dus al een sterk verstorend effect heeft voor de grondwaterstroming. De impact van ondergrondse parkeerconstructies zal dan ook eerder louter lokaal en weinig significant zijn. Deze overige effectbeschrijving blijft van toepassing voor het RUP De Molens – De Vaert. De provinciale verordening inzake hemelwater zal ook doorwerken op het niveau van projecten binnen het plangebied van het RUP. In het RUP worden geen bijkomende regeling opgelegd. Het project voorziet een gescheiden afwateringsstelstel. Afvalwater zal niet ongezuiverd in Zenne of Woluwe worden geloosd.
4.3.5. Fauna en flora Effectbeschrijving plan-MER VSGB Er zijn geen negatieve effecten op de ecologische kwaliteit aangezien het gebied ecologisch minder waardevol is. De ecologische connectiviteit is laag en er zijn geen ontwikkelingen voorzien die de connectiviteit verbeteren. Omdat er geen speciale beschermingszones in of in de nabijheid van de kanaalzone Vilvoorde – Machelen liggen, zijn er geen effecten op speciale beschermingszones. (MER VSGB tabellen 5.5.2.3. en 5.5.3.3. en bijhorende figuren) De voorziene ontwikkelingen in de reconversiezone Vilvoorde – Machelen hebben dan ook geen effect op fauna en flora.
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert Aangezien het RUP voorziet in aanzienlijke oppervlaktes groenaanleg in de strip tussen Zenne en kanaal, kunnen de effecten op fauna en flora enigszins positiever worden ingeschat dan de effectbeschrijving in het plan-MER.
4.3.6. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Effectbeschrijving plan-MER VSGB Deelgebied 91 is gelegen in een (ver)stedelijk(t)e, vooral industriële, omgeving (MER VSGB figuur 5.6.1.). De ontwikkelingen zullen geen effect hebben op de landschappelijke kwaliteit, tenzij een beperkt positief effect door invulling van verwaarloosde restruimtes (MER VSGB tabel 5.6.3.3. p. 187). Het domein Drie Fonteinen, aan de overzijde van het kanaal, is beschermd als landschap en een relictzone (MER VSGB tabel 5.6.2.3 p. 181). De voorziene (her)ontwikkelingen in de kanaalzone Vilvoorde – Machelen hebben hier op geen effect gezien de huidige invulling van de kanaalzone en geen effect op verder af gelegen beschermd erfgoed gezien de aard van de ontwikkelingen, afstand en tussenliggende functies (MER VSGB tabel 5.6.3.3. p. 187). De Zenne en het kanaal zijn aangegeven als lijnrelicten (MER VSGB tabel 5.6.2.3. p. 181).. Hieromtrent worden geen effecten beschreven.
33
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
De eenheidsbebouwing van arbeidershuizen aan (noordzijde van) Sluisstraat nrs 9–15 is opgenomen in de inventaris van waardevol bouwkundig erfgoed (MER VSGB tabel 5.6.2.3. p. 181). Indien het RUP geen negatieve invloed heeft op de aanwezige arbeidershuisjes in Sluisstraat, zal het geen significant effect veroorzaken op het bouwkundig erfgoed (MER VSGB tabel 5.6.3.3. p. 187). Ook het complex van Mottay – Pissart nv is aangeven als waardevol bouwkundig erfgoed (MER VSGB tabel 5.6.2.3. p. 181), doch dit is ondertussen afgebroken (zie pt. 4.2). Binnen het plangebied zijn geen gekende archeologische vondsten. Dit wil echter niet zeggen dat er geen archeologische potentie aanwezig is. Bij een effectieve ontwikkeling van het plangebied waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient daarom archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. (MER VSGB p.184 en tabel 5.6.3.3. p. 187).
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert De effectbeoordeling kan bijkomend worden verfijnd. Alhoewel het plan nagenoeg van een tabula rasa uit gaat, is het expliciet de bedoeling in het UMP om de voormalige industriële gebouwen van WDP herkenbaar te houden en te incorporeren in een nieuwe woonontwikkeling. Ook wordt gestreefd naar het behoud van industriële relicten zoals een laad- en loskraan op de kade van het kanaal. Deze opties worden in het RUP mogelijk gehouden. Ook voorziet het plan in een opwaardering van het kanaal en de Zenne als structurerende elementen, die als aantrekkelijke publieke openbare ruimten worden ingericht. In die zin versterkt het plan de landschappelijke kwaliteit. De eenheidsbebouwing van arbeidershuizen aan (noordzijde van) Sluisstraat vallen buiten het plangebied. Het plan voorziet in het behoud van de kleinschalige bebouwing of vervanging door nieuwe kleinschalige woonbebouwing aan de overzijde van de Sluisstraat, zodat kan worden geoordeeld dat het plan geen negatieve effecten zal hebben op dit onroerend erfgoed. De archeologische potentie in het plangebied wordt zeer laag ingeschat gelet op de sterke verstoring van het bodemarchief die eerdere vergraving en bebouwing met zich mee heeft gebracht.
4.3.7. Mens- ruimtelijke en sociale aspecten Effectbeschrijving plan-MER VSGB Er zijn geen effecten op bestaande bewoning als de bestaande woningen worden geïntegreerd in de nieuwe stadswijk (MER VSGB tabel 5.7.3. p. 195). Ontwikkeling van het gebied heeft geen effect op de landbouw, want deze is niet aanwezig. De bestaande kleinhandel en industrie worden in het deelgebied 91 versterkt (MER VSGB tabel 5.7.3. p. 195). De reconversie van het gebied verbetert de beeld- en belevingswaarde van het gebied zelf en zijn omgeving (MER VSGB tabel 5.7.3. p. 195).
34
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
Beoordeling van het RUP De Molens – De Vaert Deze effectbeschrijving kan worden verfijnd voor het RUP De Molens – De Vaert. Een aantal woningen Harentsesteenweg wordt niet behouden in het RUP. Deze woningen zijn grotendeels reeds verworven door de projectontwikkelaar. Het betreft een elftal woningen. Het plan voorziet in een vervanging door een handels- en kantoorgebouw gemengd met wonen dat een geluidsbufferende werking heeft voor de overige nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dat de Zenne terug prominent aanwezig maakt als landschappelijk structurerend element (in plaats van aan achterkanten van de woningen) en dat een levendig plein creëert tussen kanaal, Zenne en Schaarbeeklei, op de as naar het GEN-station Kerkstraat. Het beperkt negatief effect van het verdwijnen van deze woningen wordt dan ook gecompenseerd door positieve effecten voor andere effectgroepen. Bovendien voorziet het UMP in de creatie van bijna 900 nieuwe woongelegenheden, waardoor de woonfunctie in het gebied in sterke mate wordt versterkt. Het plan versterkt als nieuwe stadswijk ook de bestaande kleinhandel in het centrum van Vilvoorde en langs Schaarbeeklei doordat de creatie van een substantieel aantal nieuwe woongelegenheden en de beperkte aanvulling van (grootschaligere) kleinhandelsaanbod langs Schaarbeeklei. De beschreven effecten inzake versterking van industrie slaan vermoedelijk vooral op de voorgenomen ontwikkeling van TDL-activiteiten in de reconversiezone Machelen – Vilvoorde. In het plangebied liggen nog twee werkzame bedrijven (Euroblan en Koekoekx). Het plan voorziet dat deze bedrijven worden vervangen door nieuwe woonontwikkelingen gemengd met kleinschalige woonondersteunende voorzieningen. De bestaande industrie wordt dus niet versterkt in het plangebied van het RUP zelf. Het RUP houdt geen bedreigingen in voor bestaande of nieuwe bedrijvigheid in andere delen van deelgebied 91 doordat bestaande en nieuwe ruimtelijke structuren – zoals de nieuwe ontsluitingsweg in het zuiden van het plangebied – een duidelijke scheiding maken tussen bedrijvenzone (ontwikkeling TDL ten zuiden van het RUP) en de stedelijke ontwikkeling.
4.3.8. Algemene beoordeling van de ontwikkelingen in cluster 3 ‘Vilvoorde – Machelen’ Het zeer omvangrijke programma inzake kantoren, kleinhandel en TDL in de reconversiezone Vilvoorde – Machelen heeft zeer negatieve verkeerseffecten op het lokaal wegennet (R22, N1, N211) en op het reeds (over)verzadigde hoofdwegennet. Anderzijds hypothekeert de actuele en wellicht ook toekomstige (over)verzadiging van R0 de ontwikkelingen in Vilvoorde – Machelen. Ruimtelijk gezien wordt de geplande reconversie van dit oud en verwaarloosd industriegebied zeer positief beoordeeld. De leefbaarheid in bepaalde geplande woonprojecten wordt beperkt door de impact van nabije wegen (vooral het viaduct van Vilvoorde) en de spoorwegen.7 (MER VSGB tabel 6.2.3 pp. 218-219).
7
De impact van de spoorwegen is niet van toepassing voor het RUP De Molens – De Vaert.
35
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
5. Voorgestelde milderende maatregelen in het plan-MER VSGB In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de milderende maatregelen die in het planMER VSGB worden voorgesteld en wordt aangegeven in hoeverre deze in het voorgenomen gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert doorwerken.
Mens - verkeer Om nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk te maken in de Brusselse regio is een capaciteitsverhoging van R0 en de radiale autowegen noodzakelijk en ook voorzien. De gecreëerde restcapaciteit zal echter snel worden opgevuld door de grote stedenbouwkundige projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in mindere mate in Vilvoorde-Machelen. Een reductie van het programma van het masterplan Vilvoorde-Machelen is aangewezen om het aantal autoverplaatsingen te verlagen. Het betreft een reductie van het consensusprogramma, in eerste instantie inzake detailhandel en in tweede instantie inzake leisure- en/of kantoorontwikkeling. Het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt deels binnen dit consensusgedeelte. Een verhoging van het openbaar vervoergebruik is noodzakelijk om het auto-aandeel in de verplaatsingen te verlagen. De realisatie van de GEN-lijn met het nieuwe GEN-station Kerklaan en een tangentiële tramlijn Vilvoorde – Zaventem – Roodebeek via R22 is onontbeerlijk voor de haalbaarheid van het programma van het masterplan voor de reconversiezone Machelen – Vilvoorde. (MER VSGB pp. 92-93). De verkeerskundige maatregelen zijn beslist beleid en deels concreet gepland. Uitvoering valt echter buiten het kader van het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert. Wel kan worden aangegeven dat het RUP (indirect) inspeelt op de voorgestelde milderende maatregelen. Dit op volgende vlakken. Het RUP voorziet in verhouding weinig grootschalige detailhandel ten opzichte van het totale programma voor de reconversiezone Machelen – Vilvoorde. De voorziene oppervlakte voor detailhandel is in totaliteit beperkt in omvang én bovendien wordt voor het overgrote deel handelszaken met een handelsoppervlakte groter dan 400m² uitgesloten. Het RUP voorziet in verhouding weinig kantooroppervlakte ten opzichte van het totale programma voor de reconversiezone Machelen – Vilvoorde. Deze kantoorzone wordt bovendien voorzien op de as naar het GEN-station Kerklaan, dat zich op loopafstand zal bevinden. Het plangebied van het RUP ligt op loop- en fietsafstand van de kern van Vilvoorde, het station Vilvoorde en geplande GEN-station Kerklaan, belangrijke busverbindingen en hoofdroutes van het fietsverkeer. Het RUP ondersteunt dan ook maximaal een modal shift naar alternatieven voor het autoverkeer.
Geluid Het plan-MER van het VSGB formuleert in eerste instantie een voorbehoud ten aanzien van de geplande woonontwikkelingen in het plangebied omdat ze onderhevig zijn aan een hoog omgevingsgeluid (MER VSGB tabel 5.2.3.2.3. p. 105). In luidruchtige zones kan er wel worden gebouwd indien de aandacht wordt gevestigd op geluidsisolatie en de lay-out van de woningen. De isolatie moet men minstens afstemmen op het actuele omgevingsgeluid. Verder zullen
36
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
gepaste maatregelen moeten worden gezocht aan de bron, schermen, bufferzone en afschermende werking van gebouwen (MER VSGB p. 103). Het RUP legt op dat de woningen moeten voldoen aan de vernieuwde geluidsisolatienorm (NBN S01-400-1) om de geluidsoverlast te beperken. Hierin zit voornamelijk ook aandacht van gevelisolatie in vervat (MER VSGB p. 103). Maatregelen aan de bron (zoals geluidsschermen langs de wegen) kunnen niet binnen het RUP worden opgelost. Het RUP voorziet wel een hoger gebouw met gesloten gevelwand in het uiterst zuidelijk gelegen bouwblok als geluidsscherm naar de noordelijk gelegen woningen toe. De zuidkant van dit gebouw is in het UMP voorzien voor handel en kantoren, maar het RUP laat wel wonen op de verdiepingen toe. Het RUP voorziet verder een gesloten bouwblok (nagenoeg volledig gesloten gevel tot 5m hoog) langsheen N1, dat een geluidsbufferende werking zal hebben op de achterliggende westelijk gelegen woningen. Het RUP voorziet wel wonen op de verdiepingen van dit gebouw.
Lucht Het MER formuleert milderende maatregelen die planmatig of ruimtelijk vertaald kunnen worden. Daarnaast zijn er nog diverse flankerende maatregelen die op het niveau van (hogere) overheden moeten worden genomen. Deze vallen buiten de mogelijkheden van het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert. Wat betreft planmatige te vertalen maatregelen geniet het beperken van emissies de voorkeur, als maatregelen met de grootste impact. Hierbij is een beperking van het aantal voertuigen – o.a. door reductie van het programma en verbetering van de ontsluiting met alternatieven voor het wegverkeer - het meest effectief. (MER VSGB p. 143). We verwijzen naar het punt ‘Mens – verkeer’ wat betreft de doorwerking het RUP De Molens – De Vaert. De impact van het wegverkeer kan ten opzichte van de bewoning worden gereduceerd door afstandsregels te hanteren. De impact van het verkeer neemt snel af met de afstand tot de wegas. Er kunnen echter geen eenduidige criteria of relaties tussen afstand en impact op de gezondheid worden afgeleid uit tal van onderzoeken. In Nederland worden nabij belangrijke verkeersassen, zoals in dit geval R0, geen gevoelige receptoren toegelaten binnen een afstand van 300m. Langsheen drukke N-wegen, zoals Schaarbeeklei, wordt een afstand van minimaal 100m als richtinggevend beschouwd. De inplanting van gevoelige bevolkingsgroepen (kinderdagverblijven, scholen, bejaardentehuizen, enz.) gebeurt best zo ver mogelijk van de belangrijkste wegassen. (MER VSGB pp. 143-144). De ontwikkelingen binnen het plandeel De Molens in het gemeentelijk RUP volgt de voorgestelde afstandsnormen niet. De minimale afstand tot R0 bedraagt 125m.
Bodem en water In het overgrote deel van het plangebied, waaronder het plangebied van het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert, geldt dat er weinig risicozones voor overstromingen worden ingenomen of beïnvloed. In deze volstaat het om te voldoen aan de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater en te voorzien in voldoende infiltratie- en buffervoorzieningen om de impact te beperken. (MER VSGB p. 161 en tabel 5.4.3.2.3. p. 160). Er moet worden voldaan aan de principes van integraal waterbeheer. Op de eerste plaats komt het hergebruik van hemelwater, dan infiltreren en dan pas vertraagde afvoer met buffering. Er dient zoveel mogelijk gebruik te
37
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
worden gemaakt van waterdoorlatende verhardingen. Indien niet maximaal kan worden geïnfiltreerd, wordt het gebufferde hemelwater vertraagd afgevoerd. (MER VSGB p. 162). Het RUP De Molens – De Vaert voorziet geen verordenende regeling inzake hemelwaterafvoer, zodat de (provinciale) verordening van toepassing blijft. Het RUP voorziet wel in het behoud van de Zenne als open waterloop en het onbebouwd en onverhard houden van een aantal zones.
Fauna en flora Er worden geen negatieve effecten verwacht van de geplande projecten waardoor er geen milderende maatregelen zijn meegegeven voor het deelgebied waarbinnen het RUP De Molens – De Vaert zich bevindt.
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie In algemene zin wordt het behoud van bouwkundig erfgoed en integratie in de inrichting van het gebied als maatregel voorop gesteld. Het behoud van de rij arbeiderswoningen in Sluisstraat wordt als concrete milderende maatregel gegeven voor deelgebied 91 (MER VSGB p. 189 en tabel 5.6.2.3. p. 181). De arbeiderswoningen zijn niet gelegen in het plangebied. Het RUP stimuleert echter wel het behoud van de arbeiderswoningen aangezien de bestaande woningen aan de overzijde ervan, in het RUP blijven behouden. De mogelijkheid bestaat eveneens om het gebouw van Warehouse WDP en de mobiele kraan ter hoogte van Koeckoeckx te behouden. Tevens herstelt het RUP de ruimtelijke structurerende werking van Zenne en kanaal en de ruimtelijke ervaring als lijnelementen.
Mens- ruimtelijke en sociale aspecten Inzake leefbaarheid wordt verwezen naar de punten ‘Geluid’ en ‘Lucht’. Wat betreft geluid bestaat de keuze tussen het niet toelaten van woonprojecten of het opleggen van strenge isolatievoorwaarden. De geplande projecten stellen voor het overige weinig of geen problemen voor de discipline mens - ruimtelijke en sociale aspecten.
38
OMGEVING – december 2010 – 10009_GUN_TK_004
6. Motivatie waarom er geen plan-MER wordt opgemaakt Het voorgenomen gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert valt geheel binnen de reconversiezone Machelen – Vilvoorde, waarvoor een stedelijke herontwikkeling voor is vooropgesteld. De effecten van deze stedelijke herontwikkeling zijn beschreven en beoordeeld op planniveau in het plan-MER voor het gewestelijk RUP afbakening Vlaams stedelijk gebied rond Brussel (VSGB). Dit plan-MER werd goedgekeurd op 11 juni 2010. 8 Met het decreet van 8 mei 2009 houdende wijziging van het D.A.B.M. en het natuurdecreet, wat de verplichting tot het opstellen van een MER betreft, wordt de mogelijkheid voorzien dat de administratie na een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer van een voorgenomen plan dat plan kan ontheffen van de verplichtingen inzake milieueffectrapportage. Dat kan als de administratie oordeelt dat in het kader van andere rapportages of beoordelingen reeds een systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu gemaakt werd, die voldoet aan de essentiële kenmerken van een plan-MER zoals vermeld in artikel 4.1.4. §2 van het D.A.B.M. Het plan-MER voor het gewestelijk RUP VSGB omvat een systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu van de reconversie van de zone Machelen – Vilvoorde en voldoet aan de essentiële kenmerken van een plan-MER zoals vermeld in artikel 4.1.4. §2 van het D.A.B.M. Uit de toetsing in voorliggend document blijkt dat het plan waarvoor de effecten worden beschreven en beoordeeld, de referentietoestand en de beschreven effecten toepasselijk zijn voor het voorgenomen gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert. Waar de effectbeschrijving in het plan-MER voor het VSGB de effecten op het niveau van clusters en deelgebieden beoordeelt, is op basis van concretere gegevens uit dit voorgenomen gemeentelijk RUP de effectbeschrijving verder verfijnd in voorliggend document. Een nieuw plan-MER voor het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert zal redelijkerwijze geen nieuwe of extra gegevens betreffende aanzienlijke milieueffecten bevatten. Aan de hand van dit gemotiveerd verzoek tot ontheffing kunnen de bevoegde overheden met kennis van de mogelijke milieueffecten over het plan beslissen.
7. Verzoek tot ontheffing van de plan-MER plicht Gelet op bovenstaande wordt aan de hand van dit gemotiveerd verzoek tot ontheffing overeenkomstig de decretaal voorgeschreven procedure aan de bevoegde instantie gevraagd het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert van plan-MER plicht te ontheffen.
8
Soresma, Plan-MER GRUP Afbakening VSGB – eindrapport, in opdracht van departement RWO afdeling Ruimtelijke Planning, april 2010.
39
OMGEVING - december 2010 - 10009_GUN_TK_004b.docx
8. Beoordeling of het plan aanzienlijke grensoverschrijdende effecten kan hebben Het uiterste zuiden van het plangebied van het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert bevindt zich op ca. 550m van de gewestgrens met het Brussels hoofdstedelijk gewest. In het plan-MER VSGB wordt aangegeven dat de realisatie van het VSGB-programma aanzienlijke grensoverschrijdende effecten zal hebben op het Brussels hoofdstedelijk gewest. De belangrijkste effecten zijn daarbij indirect van aard, ze zijn nl. gekoppeld aan het door het VSGB-programma gegenereerde verkeer (mobiliteits-, geluids- en luchteffecten). (MER VSGB p. 228). Vooreerst moet worden opgemerkt dat het voorgenomen gemeentelijke RUP slechts een zeer beperkt aandeel van het verkeer zal genereren in het geheel van de reconversie van de zone Machelen – Vilvoorde en het volledige VSGB-programma als geheel. Gelet op de ligging van het plangebied zal het verkeer van het RUP De Molens – De Vaert zich in relatie tot het Brussels hoofdstedelijk gewest vooral op N1, en via R22/R0 op A201 en A12 manifesteren. In het plan-MER wordt voor deze invalswegen wat betreft de grensoverschrijdende effecten volgende aangehaald (MER VSGB p. 228). Op N1 is de toename (van het programma VSGB als geheel) niet problematisch omdat de actuele verzadiging tijde de avondspits beperkt is terwijl e bijdrage van het VSGB veel kleiner is tijdens de ochtendspits stadinwaarts, waar/wanneer de actuele belasting wel hoog is. De A201 zal veel zwaarder worden belast door het verkeer van en naar Vilvoorde – Machelen, maar de verzadigingsgraad zou beperkt blijven tot net boven de 90%. Bovendien is dit een worst case scenario omdat R22 de voorziene hoeveelheid verkeer toch niet kan verwerken. Op A12 binnen R0 is de toename tijdens de avondspits aanzienlijk, maar dan ten gevolge van de invulling Heizel en bovendien is deze toename in principe niet problematisch door de lage actuele belasting. Opdat het verkeer op het vlak van geluid een significant effect zou genereren (toename met minstens 1 dB(A) ) is een verkeerstoename met ca. 25% nodig (MER VSGB p. 228). Het gemeentelijk RUP zal niet leiden tot toenames van het verkeer in die grootteorde. Met betrekking tot de luchtimmissies is niet de relatieve maar de absolute toename van het verkeer van belang. De ingeschatte effecten van het VSGB zijn problematisch voor de luchtkwaliteit langs de bebouwde delen van N6, N2, N21, N261, R20 en A201 binnen het Brussels gewest. (MER VSGB p. 228). Ook hier geldt echter dat de toename van het verkeer van het RUP De Molens – De Vaert niet van die omvang is dat kan worden verwacht dat ze op zich tot significante effecten zullen leiden. Het verkeer zal wel mee een bijdrage leveren aan de cumulatieve effecten. Omdat de mobiliteitseffecten van het VSGB-programma als geheel nopen tot voldoende mildering van het genereerde wegverkeer, zullen ook de afgeleide effecten qua lucht en geluid worden gemilderd. (MER VSGB p. 229). Hieruit kan worden geconcludeerd dat het gemeentelijk RUP De Molens – De Vaert geen grensoverschrijdende effecten met zich mee zal brengen.
40
Dienst Stedelijke Ontwikkeling
uw kenmerk telefoon 02 255 46 04
ons kenmerk SO/DP/ fax 02 255 47 85
Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectenrapportage Koning Albert-II laan 20 bus 8 1000 Brussel BELGIË
contactpersoon datum Danny Polspoel 27 januari 2011 e-mail
[email protected]
gemotiveerd verzoek tot ontheffing van het RUP De Molens - De Vaert van plan-MER plicht
Geachte Het stadsbestuur van Vilvoorde laat een RUP opmaken voor de ordening van de gebieden De Molens en De Vaert. Dit plan valt onder de bepalingen en het toepassingsgebied van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.) en is in principe onderworpen aan de plan-MER plicht. Met dit schrijven verzoekt het stadsbestuur de ontheffing van plan-MER plicht voor het RUP De Molens – De Vaert op basis van art. 4.2.3 §3bis, §3ter en §3quater van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Bijgevoegd vindt u het gemotiveerd verzoek met de beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan, de gegevens die de administratie nodig heeft om de bevoegde autoriteiten van betrokken lidstaten op de hoogte te kunnen brengen en de verantwoording van het verzoek en alle relevante gegevens ter staving ervan. In opdracht: De stadssecretaris
De burgemeester
Vera Boudry
Marc Van Asch
Bijlage(n): RUP De Molens - De Vaert, gemotiveerd verzoek tot ontheffing Alle briefwisseling dient gericht aan het college van burgemeester en schepenen, Stadhuis, Grote Markt, 1800 Vilvoorde Tel.: 02 255 45 11 Fax: 02 255 47 80 Bankrekening: BE83 0910 0019 2615 Vilvoorde Vlaamse Stad
Alle briefwisseling dient gericht aan het college van burgemeester en schepenen, Stadhuis, Grote Markt, 1800 Vilvoorde Tel.: 02 255 45 11 Fax: 02 255 47 80 Bankrekening: BE83 0910 0019 2615 Vilvoorde Vlaamse Stad