Brugge
Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan
Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Strand en dijk Brugge West
Toelichtingsnota
algpanid: rup_30000_213_00128_00001
26/02/2015
Diensthoofd projectcoördinator
dienst ruimtelijke planning
T: 050/40.35.34
F: 050/40.33.76
Stephaan Barbery Joachim D’eigens
[email protected]
Brugge Z
Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Strand en dijk Brugge West
Toelichtingsnota Ontwerp algplanid: rup_3000_213_00128_00001
Gezien en voorlopig vastgesteld door de Vlaanderen in vergadering van 26/02/2015
26/02/2015
provincieraad
van
West-
De provinciegriffier,
De voorzitter,
G. Anthierens
E. Spincemaille
Voor eensluidend afschrift, namens de deputatie, Stephaan Barbery, De adviseur Dienst Ruimtelijke Planning
verloop datum
Wijziging
12/06/2014
Voorontwerp
dec ‘14- jan ‘15
Aanpassingen nav. plenaire vergadering
Omslagfoto: beeld surfclub Icarus
Inhoudsopgave
1
INLEIDING ........................................................................................................................................... 5 1.1 1.2
2
BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND ...................................................................................................... 6 2.1 2.2
3
SITUERING PLANGEBIED ........................................................................................................................... 6 PLANGEBIED .......................................................................................................................................... 6
BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND.................................................................................................... 7 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4
ALGEMEEN ............................................................................................................................................ 5 BESLISSING TOT OPMAAK VAN HET PROVINCIAAL RUP DOOR DE DEPUTATIE ....................................................... 5
GEWESTELIJKE RUP’S.............................................................................................................................. 7 VLAAMS ECOLOGISCH NETWERK (VEN)....................................................................................................... 7 EUROPESE RICHTLIJNEN............................................................................................................................ 7 REGELGEVINGEN BETREFFENDE DE BEZETTING VAN HET OPENBAAR DOMEIN ....................................................... 7 PROVINCIAAL RUP ................................................................................................................................. 8 BPA STRANDWIJK .................................................................................................................................. 8
PLANNINGSCONTEXT .......................................................................................................................... 9 4.1 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV) ....................................................................................... 9 4.1.1 Basisprincipes RSV ..................................................................................................................... 9 4.1.2 Het stedelijk netwerk ‘Kust’ ....................................................................................................... 9 4.1.3 Toerisme en recreatie .............................................................................................................. 10 4.1.4 De natuurlijke structuur ........................................................................................................... 10 4.2 PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN WEST-VLAANDEREN (PRS-WV) .................................................. 11 4.2.1 Gewenste ruimtelijke structuur toerisme en recreatie ............................................................ 11 4.2.2 Gewenste ruimtelijke natuurlijke structuur ............................................................................. 11 4.2.3 Visie-elementen van de kustruimte met betrekking op het strand en de dijk ......................... 12 4.2.4 Specifiek beleidskader voor strandconstructies ....................................................................... 13 4.3 SUGGESTIES VANUIT HET GRS ................................................................................................................. 16
5
PLANOPZET ....................................................................................................................................... 17 5.1 5.2
6
HISTORIEK SURFCLUB............................................................................................................................. 17 GRAFISCH PLAN, VOORSCHRIFTEN EN FLANKERENDE MAATREGELEN ................................................................ 17
WATERTOETS .................................................................................................................................... 19 6.1 6.2 6.3
TERREINTOETS ..................................................................................................................................... 19 PLANTOETS ......................................................................................................................................... 19 CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 19
7
MILIEUEFFECTEN ............................................................................................................................... 20
8
TECHNISCHE ASPECTEN ..................................................................................................................... 22 8.1 8.2 8.3
OPHEFFING GELDENDE VOORSCHRIFTEN VAN GEWESTPLAN, BPA’S EN RUP’S .................................................. 22 RUIMTEBALANS .................................................................................................................................... 22 REGISTER VAN PERCELEN WAARVOOR EEN BESTEMMINGSWIJZIGING GEBEURT DIE AANLEIDING KAN GEVEN TOT VERGOEDINGSREGELING ..................................................................................................................................... 22 9
PLANPROCES ..................................................................................................................................... 23 9.1
VOORONTWERP ................................................................................................................................... 23
9.2 9.3 10
ONTWERP ........................................................................................................................................... 23 DEFINITIEF PLAN ................................................................................................................................... 23 BIJLAGEN ....................................................................................................................................... 24
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
4
1
Inleiding
1.1
Algemeen
Onderhavig document betreft het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) Strand en dijk Brugge West te Brugge. Conform artikel 2.2.2 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening (hierna VCRO) bevat een ruimtelijk uitvoeringsplan:
een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied het plan van toepassing is
de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer.
een weergave van de feitelijke en juridische toestand
de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is
in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden
in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van:
1.2
o
het planmilieueffectenrapport
o
de passende beoordeling
o
het ruimtelijk veiligheidsrapport
o
andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten
o
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid
Beslissing tot opmaak van het provinciaal RUP door de deputatie
De deputatie besliste dd. 24 oktober 2013 tot de opmaak van het PRUP Strand en dijk Brugge West. Het PRUP is noodzakelijk omdat een planologische oplossing voor de surfclub Icarus zich opdringt. De surfclub bevindt zich momenteel in een rechtsonzekere positie en om het voortbestaan te garanderen is het noodzakelijk dit planologisch vast te leggen. Eerder werd een initiatief hiertoe (PRUP strand en dijk Brugge 2005) door de minister van goedkeuring onthouden. Tijdens de recentere procedure van de herziening van het PRUP strand en dijk Brugge, werd vanuit het Vlaamse planningsniveau evenwel aangestuurd op een nieuw provinciaal planinitiatief voor de surfclub.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
5
2
Bestaande feitelijke toestand
Zie plan feitelijk bestaande toestand
2.1
Situering plangebied
De badplaats Zeebrugge leunt aan tegen de westelijke strekdam van de Zeebrugse haven. Het compacte bouwblok situeert zich tussen het strand en de Koninklijke Baan. Richting Blankenberge sluiten de zeereepduinen aan bij de ‘Fonteintjes’. Dit is een gebied met voormalige inlagen die gedeeltelijk zijn overstoven vanuit de zeereep en sterke gelijkenis vertonen met vochtige duinvalleien. Hun natuurlijke waarde is dan ook zeer hoog.
2.2
Plangebied
Het plangebied bestaat uit 2 deelplannen. Het eerste deelplan betreft de aanduiding van de surfclub ‘Icarus’ (in de voorafgaande historiek van het dossier gekend onder de naam ‘Surf City’). Het deelplan heeft tot doel het kader te schetsen voor de regularisatie van de constructie en activiteit van de surfclub. Het 2de deelplan betreft de aanduiding van de natuurlijk duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau. Door de duinvorming planologisch te bestemmen (overdruk), worden bijkomende garanties gecreëerd voor het behoud en de ontwikkeling van de duinvorming. Het machinaal reinigen of enige vorm van grondbewerking, met uitzondering van deze met specifieke doelstelling tot het verhogen van de natuurlijke waarde van de duinen, wordt met dit RUP verboden. De 2 deelplannen maken samen onderdeel uit van een compromis die is gesloten tussen de betrokken actoren rond de planopzet. De betrokken actoren zijn in deze het Agentschap voor natuur en Bos, de stad Brugge, Agentschap maritieme dienstverlening kust, departement ruimte Vlaanderen, provincie West-Vlaanderen.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
6
3
Bestaande juridische toestand
Zie plan juridische toestand
3.1
Gewestelijke RUP’s
Het plangebied grenst ten oosten aan het gewestelijk RUP Afbakening Zeehavengebied Zeebrugge (MB 19 juni 2009).
3.2
Vlaams ecologisch netwerk (VEN)
De eerste fase van het VEN werd goedgekeurd bij besluiten van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 houdende definitieve vaststelling van het afbakeningsplan voor de Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling. Intussen zijn de gewestelijke RUP’s van toepassingen die uitvoering geven aan deze besluiten.
3.3 -
Europese richtlijnen EU-vogelrichtlijn: Door de Vlaamse regering aangeduide ‘speciale beschermingszones’ met het oog op het behoud van het vogelbestand; EU-habitatrichtlijn: Door de Vlaamse regering vastgelegde lijst van gebieden met beschermde habitattypes in functie van instandhouding van natuurlijke habitats en wilde fauna en flora; Overeenkomst van Ramsar: bescherming van waterrijke gebieden van internationaal belang als woonplaats voor watervogels.
3.4 -
-
-
Regelgevingen betreffende de bezetting van het openbaar domein Besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1994 betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen van retributies voor het privatieve gebruik van het domein van de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken (B.S. 4 oktober 1994); Besluit van de Vlaamse regering van 26 april 1995 betreffende de strandconcessies (B.S. 29 augustus 1995); Gemeentelijke concessie, zijnde een overeenkomst tussen een gemeentelijke overheid en een privaatrechtelijk persoon en bestaat, in het geval van een concessie op het strand, uit een lastenboek waarin de voorwaarden zijn bepaald voor het uitvoeren van activiteiten. De activiteiten moeten voldoen aan de voorwaarden van het besluit betreffende de strandconcessies; Politiereglementen betreffende het privatief gebruik van het openbaar domein.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
7
3.5
Provinciaal RUP
Deelplan 2, ter hoogte van de St Georgeday wandeling, ligt binnen het plangebied van het PRUP strand en dijk Brugge (MB 29/08/2013), binnen de bestemmingszone ‘centrumgebied’. 3.6
BPA Strandwijk
De strandsportclub Icarus ligt binnen de contour van het BPA Strandwijk (MB 1/01/2000), bestemmingszone natuurgebied.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
8
4
Planningscontext
In de ruimtelijke structuurplannen op de verschillende beleidsniveaus (Vlaams, provinciaal en gemeentelijk) worden uitspraken gedaan die een richtinggevend of bindend kader vormen voor de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen voor strand en dijk. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan. 4.1 4.1.1
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Basisprincipes RSV
Gedeconcentreerde bundeling Er wordt geopteerd om de bestaande ruimtelijke structuur van Vlaanderen als basis te nemen voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling. De aanwezige dynamiek wordt positief aangewend zodat er voor Vlaanderen sociale, economische en ruimtelijke meerwaarden ontstaan en zodat de negatieve tendensen inzake ruimtegebruik worden omgebogen. Dat wordt nagestreefd door middel van het principe van de gedeconcentreerde bundeling. Poorten Oostende en Zeebrugge als motor voor ontwikkeling Omwille van hun bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk (water, weg, spoor, lucht, telecommunicatie) zijn de havens van Oostende en Zeebrugge een element van de economische structuur op internationaal niveau en kunnen ze hoogwaardige internationale investeringen aantrekken. Infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten Het mobiliteitsprofiel van de activiteit wordt afgestemd op het bereikbaarheidsprofiel van de locatie. Fysisch systeem ruimtelijk structurerend Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. Ruimtelijk structurerend betekent dat de huidige, intrinsieke kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw en wonen en werken op het niveau van het buitengebied. Het vrijwaren en versterken van open-ruimteverbindingen tussen de grotere, aaneengesloten gebieden van het buitengebied is essentieel voor de continuïteit binnen het buitengebied. 4.1.2
Het stedelijk netwerk ‘Kust’
De regionaalstedelijke gebieden Brugge en Oostende, het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Knokke-Heist, de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau Blankenberge en Veurne en de gemeenten Nieuwpoort, De Panne, Koksijde, Middelkerke, De Haan en Zuienkerke maken deel uit van het stedelijk netwerk op Vlaams niveau ‘De Kust’.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
9
Omwille van de toeristisch-recreatieve voorzieningen en potenties van nationale betekenis, de aanwezigheid van stedelijke gebieden op korte afstand en een natuurlijke structuur van internationale betekenis die zich uitstrekt van het noorden van Frankrijk tot in Nederland, is de Kust op Vlaams niveau structuurbepalend. De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Daarnaast is de transportfunctie, in het bijzonder de maritieme transportfunctie rond de poorten belangrijk. Bij de uitwerking van een stedelijk netwerk moeten ontwikkelingsperspectieven worden uitgewerkt, zowel voor de stedelijke gebieden als het buitengebied en dat in sterke onderlinge samenhang. Het stedelijk netwerk is daarbij niet één aaneengesloten stedelijk gebied, maar het betreft een ruimtelijk beleidskader met een belangrijke plaats en rol voor de structuurbepalende functies van het buitengebied binnen het stedelijk netwerk. De potenties van het stedelijk netwerk Kust moeten op een zodanige wijze worden benut dat de bestaande natuurlijke en agrarische structuur in hun ontwikkeling worden versterkt. 4.1.3
Toerisme en recreatie
Zoals reeds gezegd bepalen toerisme en recreatie in sterke mate de ontwikkelingsperspectieven van de Vlaamse Kust. De Kust wordt naast een stedelijk netwerk ook geselecteerd als een toeristisch-recreatief netwerk op Vlaams niveau. Dergelijk netwerk bestaat uit het geheel van toeristisch-recreatieve voorzieningen en infrastructuur die door hun ligging en onderlinge samenhang structuurversterkend werken. Elk van deze toeristisch-recreatieve voorzieningen vervult een complementaire rol. Enkel in stedelijke gebieden, stedelijke netwerken en die gebieden die in een provinciaal ruimtelijk structuurplan als toeristisch-recreatief knooppunt of netwerk van primair belang zijn aangeduid, zijn nieuwe toeristisch-recreatieve voorzieningen met bijkomend ruimtegebruik mogelijk. Aanpassingen aan nieuwe functionele noden en nieuwe marktvragen kunnen echter niet zonder meer en overal gepaard gaan met een bijkomende ruimtevraag en moeten afgestemd worden op de draagkracht van de ruimte en op het niveau van het betrokken stedelijk gebied, het stedelijk netwerk, het toeristisch knooppunt of het netwerk van primair belang. Medegebruik met andere activiteiten en functies staat steeds voorop. 4.1.4
De natuurlijke structuur
In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen worden ook gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven geformuleerd met betrekking tot de natuurlijke structuur, meer bepaald voor de kustmilieus (inclusief de duinengordel). Omwille van de zware druk op de waardevolle ecosystemen van het kustmilieu moeten de ecologische waarden van het kustgebied optimaal worden versterkt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld :
de bestaande natuurgebieden worden uitgebreid; de relatie tussen strand en duinen en de erachter liggende polders bijzondere aandacht krijgt; het strand gelegen in de omgeving van natuurgebieden kan afgesloten worden voor recreatie; de gevolgen van waterwinning op de natuurwaarden en de mogelijke alternatieven worden onderzocht en geëvalueerd.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
10
4.2 4.2.1
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) Gewenste ruimtelijke structuur toerisme en recreatie
Het ruimtelijk beleid op het vlak van toerisme en recreatie is in de eerste plaats gericht op een versterking van het bestaande aanbod. Vooral in gebieden zoals de kust waar reeds een ruim toeristisch aanbod bestaat, wordt gewerkt aan de verbetering en vernieuwing van het bestaande aanbod. Toeristische ontwikkelingen richten zich op de eigenheid van de streek. Het toerisme is van ‘nature uit’ sterk gebonden aan de karakteristieken van de streek zoals duinen, strand en zee aan de kust en zijn aldus moeilijk verplaatsbaar. De kust wordt geselecteerd als een toeristisch recreatief netwerk van primair belang. Dit betekent dat de toeristische recreatieve voorzieningen van internationaal en bovenlokaal niveau worden gebundeld in knooppunten, die met elkaar verbonden zijn door lijnelementen. Dit zijn belangrijke assen zoals kanalen, wegen, oude spoorwegbeddingen,… die reeds dragers zijn van bestaande en potentiële toeristischrecreatieve bewegingen. De knooppunten aan de kust zijn de kusthoofddorpen en stedelijke gebieden. Het gaat om de badplaatsen de Panne, St-Idesbald, Koksijde, Oostduinkerke, Nieuwpoort-Bad, Lombardsijde-Westendedorp en –bad, Middelkerke, Bredene, De Haan, Wenduine en de stedelijke gebieden Oostende, Blankenberge en Knokke-Heist. Belangrijkste drager van toeristisch-recreatieve bewegingen is de Koninklijk Baan. Volgend ruimtelijk beleid wordt vooropgesteld : - In de woonkernen dient het verder vernieuwen van het openbaar domein en de bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen gestimuleerd te worden. Daarnaast zijn aandacht voor natuurontwikkeling en bescherming van bestaande natuurgebieden prioriteiten. De woonkernen kunnen bijkomende toeristischrecreatieve activiteiten voorzien. Dit kan slechts als deze voorzieningen een meerwaarde betekenen voor het netwerk en als er voldoende ruimte is. Een voorwaarde is dat in deze ruimte geen natuurwaarden voorkomen. Bestaande voorzieningen kunnen onder dezelfde voorwaarden uitbreiden. Woonkernen kunnen eveneens voorzien in de bijkomende verblijfsaccommodatie als de ruimtelijke draagkracht voldoende is. Dit wil zeggen dat een bijkomende verkeersdruk, bezoekersdruk, bouwblokverdichting en noden aan bijkomende voorzieningen kunnen worden opgevangen. - In stedelijke gebieden worden in de eerste plaats de bestaande voorzieningen en het openbaar domein verzorgd. Nieuwe of bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen kunnen worden ontwikkeld of uitbreiden. De ruimtelijke draagkracht mag daarbij niet worden overschreden. Voorzieningen zijn afgestemd op het niveau van het gebied. De beoogde ruimte mag niet ingenomen zijn door natuurwaarden. Stedelijke gebieden kunnen nieuwe voorzieningen met een grote aantrekkingskracht opnemen. Bestaande voorzieningen kunnen uitbreiden. De ruimtelijke ontwikkelingen voor toerisme en recreatie worden binnen de afbakening van het stedelijk gebied voorzien. 4.2.2
Gewenste ruimtelijke natuurlijke structuur
Bij het ruimtelijk beleid is een opsplitsing gemaakt tussen elementen van het Vlaamse niveau en elementen van het provinciale niveau. Algemeen kan worden gesteld dat de complexen van natuur uit de gewenste ruimtelijke structuur deel uitmaken van een Vlaamse structuur. De verbindingen ertussen zijn hoofdzakelijk natuurelementen van provinciaal niveau.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
11
a. Natuuraandachtszones (elementen van Vlaams niveau) Het Vlaamse Gewest zal de GEN- ,GENO- , natuurverwevingsgebieden en bosuitbreidingsgebieden aanduiden. In het PRS-WV worden deze gebieden hypothetisch gebundeld in natuuraandachtszones. Binnen deze zones komen ook nog andere activiteiten voor zoals beroepslandbouw. Na aanduiding van GEN-, GENO- en natuurverwevingsgebieden door het Vlaamse Gewest worden deze natuuraandachtzones uitgewerkt in een dicht net van natuurverbindingsgebieden tussen de verschillende natuureenheden. Dit gebeurt binnen het landschappelijke kader. De natuuraandachtszones zijn ruimer aangeduid en na de aanduiding van GEN-, GENO- en natuurverwevingsgebieden kunnen ook andere activiteiten voorkomen. Hierbij zijn vormen van gespecialiseerde landbouw of toeristisch-recreatieve infrastructuur mogelijk. Afstemming is hier noodzakelijk. b. Natuurverbindingsgebieden (elementen van provinciaal niveau) Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden waar kleine natuuren landschapselementen de migratie van organismen (dieren en planten) tussen natuuraandachtszones vergemakkelijken doorheen het landschap. Het zijn ruimten die groter zijn dan de kleine landschapselementen op zich die voor die natuurverbinding (zullen) zorgen. Hierdoor ontstaat een sterke band met de landschappelijke structuur omdat kleine landschapselementen medebepalend zijn voor een bepaalde type van landschap. Bij natuurverbindingsgebieden zijn volgende elementen van belang: - natuurverbindingsgebieden zijn in principe aaneengesloten gebieden; - natuur is er een nevenfunctie die de hoofdfunctie, meestal landbouw, niet kan regelen; - voor de natuurfunctie staan behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen, de ondersteuning van kleine natuurgebieden en het behoud van de open ruimte centraal in het beleid; - voor particulieren worden stimulerende maatregelen genomen op vrijwillige basis. 4.2.3
Visie-elementen van de kustruimte met betrekking op het strand en de dijk
De natuurlijke structuur is enerzijds van internationale betekenis en moet daarom maximaal beschermd en versterkt worden. Als natuurlijke zeewering voor het achterland is het belangrijk om deze ruimtelijke drager verder te ondersteunen. Anderzijds zijn de zee, strand en duinen tevens bepalend voor de aantrekkingskracht van deze regio en zijn ze belangrijk voor toerisme en recreatie. De mate van vrije doorgang verlenen tot strand en duinen zal gedifferentieerd moeten toegepast worden afhankelijk van de natuurlijke structuur. De – al dan niet tijdelijke constructies op het strand moeten ook gebiedsspecifiek geëvalueerd worden. Hiervoor wordt een specifiek beleidskader voor strandconstructies opgemaakt. Alle ontwikkelingen moeten gebonden zijn aan een kern (stedelijk gebied of kusthoofddorp). Voor een uitbouw van het residentieel en toeristisch aanbod moeten bestaande voorzieningen optimaal benut worden. Het streefdoel is een duurzaam toeristisch-recreatief beleid met navenante kwaliteitsbewaking. Het openbaar domein (o.a.zeedijk) dient op een kwalitatieve manier aangepakt te worden om een algemene leefbaarheid van de Kustruimte op te waarderen. De open-ruimteverbindingen tussen de badplaatsen zijn structuurbepalend. Op deze plaatsen zijn de markante terreinovergangen van zee-strand-duinen-polder nog aanwezig en moeten absoluut gevrijwaard worden van bebouwing.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
12
Figuur 1: Gewenste ruimtelijke structuur van de kustruimte (Bron: PRS-WV)
4.2.4
Specifiek beleidskader voor strandconstructies
In het PRS-WV werd reeds een richtinggevend beleidskader uitgewerkt voor strandconstructies, gebaseerd op de eerder vermelde studie die werd toevertrouwd aan de provincie West-Vlaanderen in opdracht van de Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Waterwegen Kust (AWZ-WWK) in het kader van het geïntegreerd kustzonebeheer. De belangrijkste elementen uit dit beleidskader worden hieronder weergegeven. 1. Definities − Onderscheid tijdelijk – permanent: Tijdelijk is een periode van maximaal 7 maanden, zijnde van maart t.e.m. oktober. In de resterende periode worden de uiterlijke kenmerken van de constructies verwijderd. Permanente constructies blijven het jaar rond staan. − Onderscheid commercieel-recreatieve en openbaar toegankelijke nutsvoorzieningen: Commercieel-recreatieve voorzieningen zijn bedoeld voor een zo breed mogelijk publiek en hebben betrekking op zachte recreatie. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen ten dienste van een ruimer publiek (gezinscabines, horecazaken, terrassen) en voorzieningen ten dienste van een specifieke doelgroep (watersporters, strandsportbeoefenaars). Openbaar toegankelijke nutsvoorzieningen zijn niet-commerciële diensten, die voor iedereen opengesteld zijn, meestal zonder betaling (sanitair, douches, reddersposten, stranddienstencentra, infrastructuur van gemeenten). − Onderscheid in schaalgrootte - grootschalig – kleinschalig: Kleinschalige constructies hebben een geringe ruimtelijke impact op het strand. Grootschalige daarentegen oefenen individueel een zekere ruimtelijke druk uit op het strand. Het onderscheid tussen klein- en grootschalige constructies wordt in overleg met de betrokken gemeente geoperationaliseerd op basis van de ruimtelijke draagkracht; d.w.z. rekening houdend met onderstaande criteria: Ruimtelijke impact
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
13
Ruimtebeslag, schaal van de constructie ten opzichte van de omgeving
de mate waarin de schaal van de constructie concordeert met de schaal van de omgeving
Omgevingsimpact Milieuhinder
de activiteit ten gevolge van de constructie veroorzaakt hinder ten aanzien van de omgeving door belemmering van zichten, veiligheid voor andere strandgebruikers, afval,…
Verkeersimpact Verkeersstromen
de mate waarin de activiteit verkeersstromen veroorzaakt door verkeer van personen of door vrachtvervoer vb. aan- en afvoer van surfplanken
2. Ruimtelijk beleid in verschillende zones Op basis van de achterliggende morfologie wordt een zonering gemaakt voor nieuwe, tijdelijke en permanente strandconstructies en te regulariseren constructies. Voor de inplanting spelen volgende ruimtelijke elementen een rol : bebouwing, dijk, duinen en ontsluiting. Volgende zones, met een specifiek beleid worden onderscheiden: − Zone A: Strand ter hoogte van een dijk met aanpalende aaneengesloten bebouwing In deze zone kunnen commercieel-recreatieve voorzieningen voor een ruimer publiek en openbaar toegankelijke voorzieningen voorkomen, op voorwaarde dat ze kleinschalig zijn en ze geen verkeer genereren. Tijdelijke constructies kunnen worden opgericht aanpalend aan de dijk of op de dijk, afhankelijk van het dijktype (vb.: al dan niet met rijweg). Permanente constructies worden geïntegreerd in de dijk. Een uitsprong boven het dijkniveau kan in zoverre dat het zicht vanop de dijk naar de zee niet wordt belemmerd en de uitsprong esthetisch verantwoord is. Bij uitzondering kunnen permanente constructies op of naast de dijk geplaatst worden (maximaal 15 meter ervan verwijderd) op voorwaarde dat het een constructie van openbaar nut betreft en waarbij het onmogelijk is om de constructie te integreren in de dijk. Bijkomende voorschriften kunnen worden geformuleerd. − Zone B: strand ter hoogte van een dijk en aanpalende nietaaneengesloten bebouwing (waaronder toeristisch-recreatieve verblijfsaccommodatie) In deze zone kunnen tijdelijke en permanente constructies voor commercieelrecreatieve voorzieningen ten dienste van specifieke doelgroepen, alsook openbaar toegankelijke voorzieningen. De constructies dienen enkel ter ondersteuning van sportactiviteiten op het strand en op zee. De constructies kunnen grootschaliger zijn dan in zone A maar zijn beperkt volgens de ruimtelijke draagkracht. Bijkomende activiteiten, zoals horeca, zijn uitgesloten tenzij deze geïntegreerd worden in de constructie en geen publieke functie vervullen. Verkeersgenererende constructies (vb. een surfclub) worden ontsloten via een openbare weg. De constructies dienen gebundeld te worden en sluiten bij voorkeur aan bij bestaande bebouwing.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
14
Constructies van commercieel-recreatieve voorzieningen ten dienste van een ruimer publiek kunnen enkel tijdelijk worden opgericht. Deze dienen kleinschalig te zijn en aanpalend aan de dijk of op de dijk, afhankelijk van het dijktype (vb.: al dan niet met rijweg). Deze constructies kunnen slechts op voorwaarde dat het gaat om een bewaakte zone voor het baden. Horecazaken worden evenwel uitgesloten. Bijkomende voorschriften kunnen geformuleerd worden − Zone C: strand ter hoogte van aanpalende niet-aaneengesloten bebouwing (waaronder toeristisch-recreatieve verblijfsaccommodatie) zonder dijk Wanneer zone C grenst aan zone A gelden voor zone C dezelfde mogelijkheden als voor zone B. Wanneer zone C grenst aan zone B gelden voor zone C dezelfde randvoorwaarden als voor zone D. − Zone D: strand ter hoogte van gebieden met weinig of geen bebouwing (eventueel met dijk) Er kunnen enkel nog tijdelijke constructies ten behoeve van reddingsdiensten en een beperkt aantal (tijdelijke) gezinscabines voorkomen op voorwaarde dat het gaat om een bewaakte zone voor het baden. Bijkomende voorschriften kunnen worden geformuleerd. In het andere geval geldt in deze zone een volledig bouwverbod, zowel voor permanente als voor tijdelijke constructies. Het gaat in hoofdzaak om de openruimteverbinding zoals omschreven in de gewenste natuurlijke ruimtelijke structuur. − Uitzonderingen Omwille van het specifieke karakter van het strand van Bredene tot Vosseslag (De Haan) wordt een eigen beleidsvisie ontwikkeld binnen de gewenste ruimtelijke structuur van de kust. Het specifieke karakter van dit strand wordt bepaald door de duinencomplexen en de afwezigheid van een dijk, terwijl dit stuk strand toch belangrijk is voor de achterliggende terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven. 3. Algemene richtlijnen Architectuur De constructie dient aan minimale architecturale kwaliteitsnormen te voldoen op het vlak van constructie, materiaal, esthetica. Permanente constructies moeten ook in het laagseizoen geïntegreerd voorkomen in de omgeving. Bij een bouwaanvraag voor een permanente constructie is het gewenst een pre-advies in te bouwen van een bevoegde provinciale commissie. Verankering/opbouw De permanente constructies dienen als niet-definitief te zijn geconcipieerd (de materialen zijn licht en de constructie is niet onomkeerbaar verankerd in de grond; na verwijdering van de constructie is het strand met een minimum aan inspanning hersteld in de oorspronkelijke toestand).
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
15
4. Opmaak van een provinciaal uitvoeringsplan/verordening Het ruimtelijk beleid en de afbakening van de zones dient juridisch vertaald te worden via een provinciaal uitvoeringsplan en/of verordening, in overleg met gemeenten en het Vlaamse gewest.
4.3
Suggesties vanuit het GRS
Het GRS Brugge is door de deputatie op 3 augustus 2006 goedgekeurd. In de strandwijk van Zeebrugge bevinden zich de belangrijkste toeristische activiteiten. Ook in de toekomst blijft het strand een belangrijke recreatieve functie vervullen, met de mogelijkheid voor strandevenementen. Op de westelijke strekdam wordt een wandelpromenade uitgebouwd. Het bijkomend station ter hoogte van de strandwijk was een eerste stap om de toenemende automobiliteit af te remmen. Daarnaast kan de aanleg van een randparking ten noorden van de transportzone het storende parkeerplaatszoekende verkeer weghouden uit de wijk. Aansluitend wordt een verblijfszone voorzien voor mobilhomes en een terrein voor doortrekkende woonwagens.
Figuur 2: Gewenste ruimtelijke structuur voor Zeebrugge
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
16
5
Planopzet
5.1
Historiek surfclub
De surfclub staat sinds 1988 op de huidige locatie. In 1989 ontving Surfcity (uitbater van surfclub Icarus) van het College van Burgemeester en Schepenen de toelating om een betonnen prefabgarage in zandkleur te plaatsen. In 2000 werd een bouwmisdrijf vastgesteld, omdat er een houten constructies was geplaatst, zonder bouwvergunning. Het PV werd geklasseerd. In 2007 werd vastgesteld dat er nog niets aan de situatie was veranderd en in 2009 werd een burgerrechtelijke vordering ingesteld door de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur. De rechtbank wees de vordering af omwille van het kennelijk onredelijk karakter van de vordering. Momenteel is er een beroepsprocedure hieromtrent lopende bij het Hof van Beroep te Gent.
5.2
Grafisch plan, voorschriften en flankerende maatregelen
Het PRUP heeft tot doel het kader te schetsen voor de regularisatie van de constructie en activiteit van de aanwezige surfclub. Daarnaast wordt een natuurlijke duinvorming ten noorden van het evenmentenplateau planologisch verankerd. Dit komt voor uit een compromis met het agentschap voor natuur en bos. Het vastleggen van de natuurlijke duinvorming wordt gezien als een compensatie voor de impact van de surfclub en bijhorende activiteiten op het natuurlijk systeem. Er worden in het PRUP geen bestemmingswijzigingen uitgevoerd, de deelplannen bestaan uit een overdruk op de huidige bestemming. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de surfclub, worden afgestemd op het algemene voorschrift voor watersportclub’ s in de PRUP’s strand en dijk, die in 2013 in herziene versie werden goedgekeurd. Het algemene voorschrift voorziet in een totale bruto-oppervlakte (footprint) voor de surfclub van 600 m². (incl. alle overdekte en verharde ruimten in openlucht inbegrepen, uitgezonder de toegangsweg). Bij een ruwe meting van de huidige ingenomen oppervlakte door de constructie en terras van de watersportclub zien we dat circa 122 m² door het gebouw is ingenomen en 332 m² door terras. Dit maakt een totaal van 454 m² ingenomen bruto-oppervlakte. Het algemene voorschrift voorziet een maximale totale bruto-oppervlakte van 600 m². Dit betekend dat er nog enige marge is om de surfclub, cfr. de kwaliteitseisen zoals bepaald in de voorschriften, aan te passen en beperkt uit te breiden. In uitzondering op het algemene voorschrift dat voor de watersportclubs in de PRUP’s strand en dijk is opgenomen, wordt een uitbreiding van de brutooppervlakte tot 720 m², indien er een publieke functie (vb. openbaar sanitair, EHBO, …) wordt ondergebracht, niet opgenomen in het voorschrift voor de surfclub februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
17
Icarus, gezien de gevoelige natuurlijke context waarin de surfclub is gelegen. Bovendien is er op loopafstand en meer centraler op het strand het badengebouw, waarin publieke functies zijn voorzien. Bij aanvang van het planproces werd door de betrokken actoren (provincie, Stad Brugge, Agentschap voor Natuur en bos (hierna ANB)) afgesproken om flankerend aan de opmaak van dit RUP 2 overeenkomsten af te sluiten. Het doel van deze overeenkomsten was om gemaakte afspraken tussen actoren rond bepaalde hinderaspecten schriftelijk vast te leggen. Er werd aangevoeld dat de overeenkomsten een nuttig flankerend en aanvullend instrument waren om de planologische oplossing in het RUP kracht bij te zetten en bijkomende garanties te bieden rond het vermijden van bepaalde hinderaspecten. De voorziene overeenkomsten betroffen: 1. Overeenkomst ter vrijwaring van de spontane duinvorming (deelplan 2) tussen stad Brugge en ANB 2. Overeenkomst rond hinderaspecten van de watersportclub (deelplan 1) tussen de watersportclub en ANB Op 22/09/2014 werd vergaderd rond de inhoud van deze 2 overeenkomsten met de vertegenwoordiging van de betrokken actoren, zijnde surfclub Icarus, ANB, stad Brugge en de provincie. Rond deelplan 1 (watersportclub Icarus), werd op de vergadering volgende inhoudelijke afspraken gemaakt: - Max. aantal strandsportevenementen: 10/jaar Strandsportevenementen zijn een nevenactiviteit van de surfclub. De watersport (surfen en aanverwanten) blijft de hoofdactiviteit. Deze strandsportevenementen zijn georganiseerde en op voorhand aangekondigde activiteiten, die niet worden gezien als ‘geen wind’ alternatief voor de clubleden, maar worden ingericht voor de strandsport op zich. - Max. 5 fuiven per jaar in de surfclub, waarbij de gangbare geluidsnormen van toepassingen zijn. - Geen verhuren van de infrastructuur voor feesten van derden - Aspecten rond licht en de constructie bij herbouw in het RUP opgenomen. Deze afspraken werden vertaald in een ontwerpovereenkomst tussen de watersportclub Icarus en ANB. Het ontwerp werd informeel goedgekeurd door de uitbater van de watersportclub. Bij interne bespreking bij ANB kwam aan het licht dat het ondertekenen en opvolgen van een dergelijk overeenkomst niet gebruikelijk is. In overleg met het ANB is daarom beslist om de inhoudelijk aspecten uit de ontwerp overeenkomst onder te brengen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rond deelplan 2 is op de vergadering van 22/09/2014 besloten dat een overeenkomst rond de spontane duinvorming niet langer relevant is. De inhoudelijke elementen die in de overeenkomst zouden vastgelegd worden, konden evengoed in de voorschriften van het RUP worden opgenomen. Het RUP en bestaande regelgeving (vegetatiebesluit), bevatten voldoende juridisch kader voor het beschermen van de duin. Volgende aanpassing aan het RUP is cfr. dit besluit opgenomen: - Reliëfwijzigingen ifv de zichtbaarheid vanop de Saint-George’s Daywandeling zijn mogelijk (max. hoogte duin 1m boven het vloerniveau van de Saint-George’s Day-wandeling) Het beheer van de duin is een bevoegdheid van het Agentschap Maritieme Dienstverlening & Kust (hierna MDK). Doordat er bij een reliëfwijziging een bouwvergunning nodig is met een advies van ANB, zijn er voor ANB voldoende garanties dat het beheer op een natuurlijk verantwoorde manier kan gebeuren. Bij het tegengaan van struweelvorming op de duin, is een ontheffing nodig van ANB. Dus ook voor vegetatiewijzigingen zijn er voldoende garanties dat de doelstelling van ANB mee worden afgewogen. februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
18
6
Watertoets
6.1
Terreintoets
Het plangebied behoort tot het bekken van de Brugse Polders. Het strand maakt deel uit van de natuurlijke zeewering en staat onder invloed van de getijdenwerking. Deze zone is aldus binnen de watertoetskaarten niet opgenomen. Voor de zone van de dijk en/of duinen geven de watertoetskaarten wel gegevens weer. Globaal geven de watertoetskaarten volgende zaken weer: - voor de gehele kust met uitzondering van de stedelijk gebieden, is de zone van de dijk of de duinen infiltratiegevoelig; - de zones zijn grotendeels gevoelig voor grondwaterstroming; - de zones zijn niet overstromingsgevoelig; - de duinen zijn grotendeels erosiegevoelig; de dijken, meestal gelegen in de stedelijke gebieden, zijn dit niet. 6.2
Plantoets
Wijziging van het overstromingsregime? Het RUP maakt de regularisatie van een constructie en verhardingen mogelijk (bestaande surfclub). Er wordt aldus aangenomen dat er zich geen significante wijziging zal voordoen in het overstromingsregime van de kust. Wijziging van de infiltratie- en afstromingshoeveelheid? Het RUP maakt de regularisatie van een constructie en verhardingen mogelijk (bestaande surfclub), waardoor kan worden aangenomen dat dit RUP geen significante impact heeft op de infiltratie- en afstromingshoeveelheid van het plangebied. Wijziging van het erosiegedrag? Er kan worden aangenomen dat er ten gevolge van dit RUP geen bijkomende impact is op de stranderosie. Wijziging op de grondwaterstroming? Er kan worden aangenomen dat er ten gevolge van dit RUP geen bijkomende impact is op de stranderosie.
6.3
Conclusie
Voorliggend plan is verenigbaar met de principes van het Decreet Integraal Waterbeleid.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
19
7
Milieueffecten
Het decreet en de uitvoeringsbesluiten betreffende de plan-milieueffectrapportage voorzien dat bij de opmaak van ieder RUP moet nagegaan worden of het voorgenomen plan geen aanzienlijke milieueffecten kan teweegbrengen. Er is een passende beoordeling opgemaakt voor de surfclub, in opdracht van de stad Brugge in 2010 (zie bijlage), aangezien de ligging van de surfclub in habitat- en vogelrichtlijngebied.
In de eindbeoordeling van de passende beoordeling in functie van de habitatrichtlijn wordt gesteld dat de aanwezigheid van de surfclub en infrastructuur in de huidige toestand geen significant negatieve effecten veroorzaakt op de Europees beschermde soorten van de Habitat- en Vogelrichtlijn, indien er geen rekening wordt gehouden met de cumulatieve effecten van het recreatieve gebeuren op het strand en dijk. Het verwijderen van de surfclub zou enkel tot gevolg kunnen hebben dat er lokaal een kleine bijkomende oppervlakte aangemeld habitat zou kunnen bijkomen (ter hoogte van de huidige bebouwing). Omwille van de cumulatieve effecten echter van het
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
20
recreatieve gebeuren op strand en dijk, waarvan de surfclub slechts een deel van uitmaakt, zou dit effect verwaarloosbaar zijn. Wat de vogelrichtlijn betreft, wordt gesteld dat de verstoring van strand- en kustvogels door de recreatieactiviteiten grotendeels onafhankelijk gebeurt van de aanwezigheid van de surfclub en dat dit eerder betrekking heeft op de typische strand en kustvogels dan op het Vogelrichtlijnengebied. Het Agentschap voor Natuur en Bos concludeert in het advies omtrent de passende beoordeling niet akkoord te gaan met de stelling dat de surfclub geen betekenisvol effect heeft op de natuurlijke kenmerken van het habitatrichtlijngebied. Er wordt wel aanvaardt dat de cumulatieve effecten van de surfclub, strandaccomodatie, de dijk en parking en de recreatieve activiteiten een gunstige staat van instandhouding van de getroffen habitattypes hypothekeren. Er wordt aangestuurd op gerichte maatregelen (bijv. aanduiden rustzones met toelaten spontane duinvorming) om de situatie te verbeteren. Om aan te tonen dat het voorliggend plan geen aanzienlijke milieueffecten met zich meebrengt, werd een milieuscreeningsprocedure gevoerd. Op 22 december 2014 heeft de provincie het besluit tot ontheffing opmaak planMER ontvangen. De milieuscreening en ontheffingsbeslissing zijn in bijlagen opgenomen.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
21
8
Technische aspecten
8.1
Opheffing geldende voorschriften van gewestplan, BPA’s en RUP’s
Voorliggend RUP bevat geen bestemmingswijzigingen en een overdruk op de huidige bestemmingen.
8.2
Ruimtebalans
Voorliggend RUP bevat geen bestemmingswijzigingen en een overdruk op de huidige bestemmingen. Voorliggend PRUP
Benaderende oppervlakte
Contour deelplan 1 surfclub
1000,44 m²
Deelplan 2: Contour overdruk duin
17323,56 m²
totaal
28324 m²
8.3
Register van percelen waarvoor een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoedingsregeling
In artikel 2.2.2., §1, 1e lid, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, is de verplichting opgenomen om percelen waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade, op te nemen in een register binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan. Het voorliggende RUP wijzigt geen hoofdbestemmingen. Er zijn aldus geen percelen waarvoor een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding geeft tot planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade.
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
22
9
Planproces
9.1
Voorontwerp
- Goedkeuring deputatie: 12/06/2014 - Plenaire vergadering: 7/07/2014
9.2
Ontwerp
- Voorlopige vaststelling provincieraad: 26/02/2015 - Openbaar onderzoek: 23/03/2015 – 22/05/2015 - Behandeling adviezen en bezwaren PROCORO: 9.3
Definitief plan
- Definitieve vaststelling provincieraad: - Goedkeuring Vlaamse Regering:
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
23
10
1. 2. 3. 4.
Bijlagen
Ontheffingsbeslissing opmaak plan-MER Passende beoordeling Screeningsnota Verslag en adviezen plenaire vergadering
februari 2015
ontwerp PRUP Strand en dijk Brugge West
24
Surfaccomodatie strand Zeebrugge Passende beoordeling
COLOFON Opdracht: Surfaccomodatie beoordeling
strand
Zeebrugge
–
Passende
Opdrachtgever: Stad Brugge Burg 12 8000 Brugge Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen Tel 03/221 55 00 Fax 03/221 55 03 Soresma is ISO 9001:2000 - gecertificeerd
Identificatienummer: 20517130003/scl Datum:
status / revisie:
April 2010
Vrijgave: Jan Parys, Contractmanager Projectmedewerkers: Sofie Claerbout Kristof Goemaere
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Soresma mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Inhoud Inhoud
3
Figuren
4
1
Inleiding
5
2
Situering van het projectgebied en omschrijving van het plan
6
2.1
Natuurwaarden in en aanpalend aan het projectgebied
8
2.2
beschrijving van het project
9
2.3
Elementen met een mogelijke impact
10
2.4
Relatie tussen recreatie en natuur in de omgeving van het projectgebied
11
3
Kader voor passende beoordeling
12
3.1
Waarom een Passende Beoordeling ?
12
3.2
Algemeen kader van de Passende Beoordeling
12
3.3
Criteria voor de aanwijzing van het Habitatrichtlijngebied BE2500001
13
3.4
Criteria voor de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied BE221831
14
3.5
Beoordelings- en toetsingscriteria
15
4
Aanwezigheid van soorten en habitats in het SBZ-H en SBZ-V
17
4.1
Bijlage 1-habitats van de Habitatrichtlijn
17
4.2
Bijlage 1-soorten van de Vogelrichtlijn
21
4.3
Instandhoudingsdoelstellingen
24
5
Beoordeling van de effecten op Natura 2000
25
5.1 Ecotoop- en biotoopverlies ten gevolge van de aanwezigheid van de infrastructuur en de activiteiten van de surfclub
25
5.2
Verstoring van de omgeving
26
6
Duiding cumulatieve effecten op Speciale Beschermingszones 29
7
Randvoorwaarden en milderende maatregelen
30
8
Eindbeoordeling passende beoordeling
31
8.1
EiNDBEOORDELING IN FUNCTIE VAN DE HABITATRICHTLIJN
31
8.2
EINDBEOORDELING IN FUNCTIE VAN DE VOGELRICHTLIJN
31
9
Literatuur
32
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 3 maart 2010
Figuren Figuur 2-1: situering van de projectzone (blauw) tov het Habitatrichtlijnengebied (oranje), het Vogelrichtlijnengebied (geel) en het erkend Natuurreservaat de Fonteintjes (groen). .................................................................................................................................6 Figuur 2-2: ruimtelijke bestemmingsgegevens ter hoogte van het projectgebied ................................................................................7 Figuur 4-1: situering van het projectgebied (blauw) ten opzichte van de biologische waarderingskaart ............................................ 17 Figuur 5-1: luchtfoto 1985 ................................................................................................................................................................ 26
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 4 maart 2010
1
Inleiding Soresma werd door de stad Brugge uitgenodigd om een Passende Beoordeling uit te voeren in functie van de opmaak van het Gewestelijk RUP Strand-Oostkust. Dit RUP wordt in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur opgemaakt door de Vlaamse Overheid. De huidige accommodatie van Surf City, die wederrechtelijk opgetrokken werd, is gelegen binnen de contouren van dit RUP. Het Stadsbestuur besliste deze passende beoordeling te laten opmaken omwille van de nood aan duidelijkheid omtrent eventuele betekenisvolle negatieve effecten van de surfclub op de speciale beschermingszones (vogel- en habitatrichtlijngebied) waarbinnen ze is gelegen. Bij de opmaak van het voorontwerp gewestelijk RUP Strand Oostkust d.d.november 2008 heeft de Vlaamse Overheid immers de optie genomen om de surfclub niet te bestendigen, terwijl de Stad het behoud van de club op zijn huidige locatie bepleit. Behoud en regularisatie zijn enkel mogelijk via een RUP, na kennis van de impact die de vestiging met zich meebrengt. Tot op heden was hierover geen duidelijkheid. De infrastructuur en activiteiten van Surf City worden in deze Passende Beoordeling afgewogen aan de beheersvoorschriften van ‘NATURA 2000’-gebieden, meer bepaald aan de bepalingen van de EU-habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG), de EU-vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG), en aan de bepalingen van art. 36 Ter van het Vlaamse Natuurdecreet. Over de architecturale voorkomen en de architecturale inpassing in de omgeving doet de passende beoordeling geen uitspraak, doch het is evident dat dit ook afgetoetst moet worden indien de inplanting vergunbaar gemaakt kan worden.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 5 maart 2010
2
Situering van het projectgebied en omschrijving van het plan Het projectgebied situeert zich op het einde van de Zeedijk op het strand van Zeebrugge. Ten noorden van het projectgebied is het strand van Zeebrugge gelegen, ten zuiden het Eendenfonteintje, zijne de meest oostelijke plas van het natuurreservaat “De Fonteintjes”, ten oosten de Zeedijk met bijhorende parking en ten westen de duinen (Figuur 2-1).
Figuur 2-1: situering van de projectzone (blauw) tov het Habitatrichtlijnengebied (oranje), het Vogelrichtlijnengebied (geel) en het erkend Natuurreservaat de Fonteintjes (groen).
Speciale beschermingszones Het projectgebied is gelegen in het Vogelrichtlijnengebied “Poldercomplex” en ligt eveneens gedeeltelijk binnen het Habitatrichtlijnengebied “Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin” (zie Figuur 2-1). Het projectgebied zelf bestaat uit de gebouwen van de surfclub “Surfcity”. De activiteiten van de surfclub worden zowel op het strand als op de Noordzee beoefend. In deze passende beoordeling zal nagegaan worden wat de mogelijke impact van de surfaccomodatie en de activiteiten van de surfclub zal zijn op de Natura-2000 gebieden. Ruimtelijke ordening Het projectgebied bevindt zich volgens het Gewestplan in een natuurgebied met wetenschappelijke waarde. Het perceel valt tevens binnen de grenzen van het BPA “Strandwijk – Zeebrugge”, waar het perceel volgens dit BPA in een natuurgebied met toelating van wegneembare seizoensgebonden accomodaties gelegen is. Het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen bepaalt dat het bestaande aanbod voor toerisme en recreatie versterkt moet worden. Er bestaat immers een toenemende interesse voor sporten op zee, die de nodige infrastructuur vragen. In 2005 werd een PRUP opgemaakt “Strand en Dijk” die voornamelijk als doel heeft het ordenen van het toeristisch-recreatief functioneren binnen het plangebied. De surfaccomodatie van Surfcity werd in het ontwerp opgenomen. Het deel van het PRUP omtrent de surfclub Surfcity werd echter
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 6 maart 2010
niet goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Als reden werd de onvolledigheid en oppervlakkigheid van de uitgevoerde studie in functie van de “passende beoordeling” aangehaald.
Figuur 2-2: ruimtelijke bestemmingsgegevens ter hoogte van het projectgebied
Historiek Surfcity werd in 1987 opgericht en bestaat sinds 1988 op de huidige locatie op de Zeedijk. In het begin bestond de bebouwing uit 3 containers waarin de kleedruimtes, een clublokaal en de opslagruimte ondergebracht waren. De voornaamste activiteit bestond toen uit windsurfen. Op 9 juni 1989 ontving Surfcity de toelating van het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Brugge om een betonnen prefabgarage in zandkleur te plaatsen. In 2000 stelde men vast dat Surfcity evenwel een houten constructie had geplaatst en dit werd gedoogd door de stad Brugge. In dat zelfde jaar werd eveneens vastgesteld dat het clubhuis werd herbouwd tot een surfclub, zonder over een stedenbouwkundige vergunning te beschikken. Het proces verbaal hierover werd om opportuniteitsredenen geseponeerd. Zeven jaar later stelt men vast dat het betrokken clubhuis zich nog op het betrokken perceel bevindt en dat er geen regularisatievergunning werd aangevraagd. De club telt momenteel 250 actieve leden die uit gans Vlaanderen en Brussel afkomstig zijn. De Vogelrichtlijn dateert van 1979, de aanduiding van de Vogelrichtlijngebieden is in 1988 gebeurd, dus op hetzelfde moment als de oprichting van de surfclub. De Habitatrichtlijn daarentegen dateert van 1992, waarbij de aanduiding van de Habitatrichtlijngebieden in 1996 en 2001 heeft plaatsgevonden. Dit is geruime tijd na de oprichting van de surfclub en bijhorende bebouwing.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 7 maart 2010
2.1
NATUURWAARDEN IN EN AANPALEND AAN HET PROJECTGEBIED In de duinzone ten westen van de Zeedijk (en surfclub Surf City) is sinds medio de jaren 80 een zeewaartse uitbreiding van de duinen opgewekt door het plaatsen van rijshout. Richting zee ontwikkelden zich specifieke habitats, voornamelijk witte duinen en embryonale duinvorming aan de duinvoet. Het is ook kenmerkend voor het strand van Zeebrugge dat er sterke strandaanwas optreedt als gevolg van de zandafzetting in de stromingsluwe hoek van de havenstrekdammen. Het strand voor de zeedijk zelf, waar in het zomerseizoen strandcabines geplaatst werden, werd vrijgehouden van duinvorming. Natuurgebied de Fonteintjes Op het grondgebied Blankenberge - Zeebrugge ligt het natuurgebied “de fonteintjes”, ten zuiden en zuidwesten van de surfclub. De Fonteintjes zijn een serie van deels kustmatige, deels natuurlijke duinplassen, duinrietlanden en duinstruwelen gelegen langs een 4 km lange strook tussen de duinengordel en de kustbaan van Zeebrugge tot Blankenberge. De eerste vier depressies worden beheerd door Natuurpunt vzw en hebben het statuut van erkend natuurreservaat. Niettegenstaande hun ligging vlak bij de zee, is het water er zoet. Dit erg zeldzame milieu zorgt voor een zeer uitzonderlijke plantengroei. De duinhellingen zijn begroeid met struweel, in de depressie komen afwisselend hooilanden, duinmoerassen en rietvelden voor. Zeldzame plantensoorten in “De Fonteintjes” zijn onder andere zeekool, zeepostelein, lidsteng, vleeskleurige orchis , rietorchis, bijenorchis, padderus en addertong. Vooral voor rietvogels zijn “De Fonteintjes” van groot belang. Hier vinden verschillende zangvogels typisch voor dit biotoop nestgelegenheid zoals Kleine karekiet, Rietzanger, Rietgors en Blauwborst. De plassen worden er slechts gescheiden door smalle paden en aan de duinzijde kan gemakkelijk erosie optreden. Dit maakt het gebied erg kwetsbaar. Vooral tijdens de drukke zomermaanden trokken veel mensen langs de paadjes naar het strand en de duinen kregen het hard te verduren. Om de natuur te beschermen en de wandelaar of de recreant toch optimaal gebruik te laten maken van het gebied werd door de Afdeling Kust (IVA Maritieme Dienstverlening & Kust van de Vlaamse Overheid) in 2000 een inrichtingsplan uitgevoerd. Doorgangen om naar het strand te trekken werden geoptimaliseerd door de aanleg van een padensysteem en een verhoogd platform. De eerste vijver is in Zeebrugge gelegen en wordt het Eendenfonteintje genoemd. Deze plas is kunstmatig uitgegraven. Enkel aan de landzijde is nog een rietkraag aanwezig. Tussen de vijvers en de kustbaan ligt een wilgenbosje. De oever aan de duinzijde was door overbetreding totaal geërodeerd en de begroeiing was vrijwel volledig verdwenen. Om dit proces definitief om te keren werd het gebied afgesloten. Nu is het herstelproces volop bezig: de rietkragen herstellen zich, moerasvegetatie en zelfs orchideëen ontwikkelen zich op oevers. De duinhellingen van de tweede vijver zijn veel hoger en aan de duinvoet heeft zich een echt bos ontwikkeld. Dit Orchisfonteintje dankt haar naam en faam aan de bijzondere rijke vegetatie, men vindt er onder andere Harlekijn, Wollige distel, Graslathyrus, Vleeskleurige Orchis, Rietorchis, Moeraswespenorchis en de bijzonder zeldzame Bijenorchis. Minder opvallend, zijn ondermeer Padderus, Addertong en Weegbreefonteinkruid. 's Winters komen grote delen van deze relatief droge kruidenrijke en oorspronkelijk kalkrijk duingrasland onder water. 's Zomers blijft alleen in het oostelijk deel een kleine ondiepe plas over. Het Bosfonteintje biedt een heel ander beeld: in de oostelijke helft vind je open water omgeven door rietveldjes met in de hoek een wilgenbosje. De westelijke helft biedt enerzijds een droger gedeelte met voornamelijk een kruidenrijke duinrietvegetatie en anderzijds een ondoordringbaar moerasbosje met Wilg en Sleedoorn. De duinvoet is dicht begroeid met Vlier en Witte Abeel en in mindere mate met Duindoorn. De Rietfontein, het laatste afgesloten reservaatgedeelte, bestaat uit uitgestrekte rietvelden met in het centrum twee vlekken open water omgeven door Kleine Lisdodde. Typische rietvogels, Rietgors en Blauwborst geven elke seizoen present. Aan de duinvoet groeien terug Wilg en Vlier, hogerop overgaand in Duindoornstruweel.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 8 maart 2010
De laatste twee vijvers zijn in gebruik als visvijvers. Beide werden uitgegraven rond 1860 ter versteviging van de Graaf Jansdijk waarop toen de spoorweg naar Knokke werd aangelegd. Ze bestaan uit open water met langs de oevers rietkragen en kleine veldjes Lisdodde, langs de duinvoet struweel met Vlier en Wilg. Aan de zeekant wordt het zand vastgelegd door het stevige Helmgras. Op de landinwaartse zijde van de duinenrij is de invloed van de wind al veel geringer. Hierdoor kon zich op veel plaatsen een dicht Duindoornstruweel ontwikkelen, vooral ter hoogte van de Orchisfontein, gemengd met Rimpelroos, wat een ideale pleistergelegenheid biedt voor trekkende zangvogels. In totaal werden in de loop der jaren zo’n 120 verschillende broedvogelsoorten vastgesteld. Door de variatie aan biotopen heeft dit gebied een grote vogelrijkdom. In en om de verlandingszones horen Kleine karekiet, Rietzanger, Sprinkhaanrietzanger, Bosrietzanger en Rietgors thuis. Broedgevallen van Cetti's zanger, Baardmannetje en Snor werden eveneens reeds vastgesteld. Voorts noteren we in de rietmoerassen broedvogels als Dodaars, Woudaapje, Waterral, Roerdomp, Wilde eend en Meerkoet. Tijdens de trekperioden in voor- en najaar kan men vanop de duintoppen sterke vogeltrek waarnemen. Deze stuwtrek is trouwens een gegeven voor de gehele kuststreek. Kenmerkende soorten voor het najaar zijn Vink, Kramsvogel, Spreeuw, Graspieper, Zwaluwen, Kneu en Ringmus. Tijdens het voorjaar zijn vooral de topdagen van de Gierzwaluw imponerend, al laten ook andere soorten zoals Gele kwikstaarten en Putters zich dan in behoorlijke aantallen opmerken. Er werden 13 soorten libellen in het gebied gedetermineerd. Voorts zijn er waarnemingen van de Duinhagedis, Levendbarende hagedis, Bruine kikker, Groene kikker, Gewone pad en Rugstreeppad. Als zoogdieren zijn onder andere de Egel en Bunzing vertegenwoordigd. 2.2
BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Sedert 1988 bevindt de surfclub, die 250 actieve leden telt die uit gans Vlaanderen en Brussel afkomstig zijn, zich op dezelfde locatie, aan het uiteinde van de zeedijk, zijdelings aanleunend tegen de duinenflank. Dit zou vanuit het oogpunt van de surfclub de meest aangewezen locatie moeten zijn, omwille van volgende redenen: geen omwonenden in de omgeving, geen horeca op de dijk, aanwezigheid van parking, en niet in de buurt van de zwemzone gelegen. De huidige bebouwing van Surf City bestaat uit een houten lokaal, met bijhorend terras dat opgericht werd in de jaren 90. De diverse uitbreidingen die plaats hadden geven het geheel een ongeordende aanblik. In 2004 is er een brand geweest in de toenmalige kleedruimte. Deze schade is momenteel nog niet hersteld omwille van het niet verkrijgen van een vergunning hiervoor op papier. Alle afvalwater wordt momenteel opgeslagen in twee ondergrondse afgesloten tanks. Naast de gebouwen van Surf City zijn 3 beachvolleybalvelden gelegen. Volgende sportactiviteiten worden beoefend in de buurt van de surfclub: •
Kitesurfen;
•
Golfsurfen;
•
Windsurfen;
•
Buggykiten (het grote en brede strand van Zeebrugge, zowel bij hoog als laag water, zijn een groot aantrekkingspunt voor de buggykiters);
•
Beachvolley
Voor de surfclub liggen drie beachvolleyterreinen. Die zijn gratis ter beschikking van eenieder die er wenst te komen spelen. Het militair kampioenschap beachvolley wordt hier in samenwerking met de surfclub georganiseerd. Midden in de zomer is er ook een beachvolleytornooi voor het grote publiek. •
Frisbee
Tweemaal per week komt de Frisbee ploeg van Brugge oefenen ter hoogte van de club. Zij gebruiken de club om hun materiaal op te slaan.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 9 maart 2010
De surfclub haalt volgende problemen aan: •
Parking
De dijk ter hoogte van de surfclub en richting Zeebrugge bad wordt al sinds het bestaan ervan gebruikt als parking. Sinds 2006 is de reglementering met betrekking tot het parkeren op de zeedijk gewijzigd zodanig dat er een algemeen parkeerverbod geldt voor lichte vracht. De achterliggende reden is het vermijden van camping-wagens die voor onbepaalde tijd parkeren op de zeedijk. Echter, quasi alle surfers rijden met een lichte vracht om hun materiaal te kunnen vervoeren. De surfclub heeft getracht hier een oplossing te bieden door een aanvraag in te dienen voor het plaatsen van een opslagcontainer. Op die manier konden de surfers een eindje verder parkeren en te voet tot aan de club komen zonder grote afstanden te moeten afleggen met hun materiaal. Dit werd echter niet toegestaan door Stad Brugge. •
Terras
Een hagelstorm in 2006 heeft een deel van de omheining van het terras vernield, waarbij herstellingswerken niet kunnen uitgevoerd gezien er geen vergunning voor is. Surf City zou graag de toestemming bekomen om het terras in de huidige afmetingen te behouden. •
Kleedruimte
Tot en met april 2004 beschikte de club over een kleedruimte, die ten alle tijde open was voor alle surfers. Toen in april 2004 brand gesticht werd in die kleedruimte kon deze niet meer gered worden. Er kon geen officiële toestemming verkregen worden tot het herbouwen van een identieke kleedruimte. In de toekomst wenst Surfcity eveneens douches te voorzien. Stad Brugge nam vorig jaar het initiatief om publieke douches te plaatsen op het Zeebrugse strand. De dichtste bij de club staat echter op een goeie 200 meter van de surfclub. •
Vergunning commerciële vlaggen
T.e.m. mei 2006 hingen er altijd vlaggen op de surfclub. Op dat moment werd Surfcity verzocht de vlaggen te verwijderen wegens het ontbreken van een vergunning om commerciële vlaggen te hangen. •
Vergunning wagen/quad op het strand
Onlangs werd de vergunning van Surfcity om met één of meerdere wagens op het strand te kunnen rijden ingetrokken. Deze toelating wordt enkel gebruikt om de reddingsboot naar zee te trekken om surfers in nood helpen. 2.3
ELEMENTEN MET EEN MOGELIJKE IMPACT Er wordt in deze passende beoordeling aangenomen dat de surfclub, wanneer zij zou bestendigd worden, qua ruimtebeslag en activiteit niet wijzigt. Er zullen in voorkomend geval wellicht wel aanpassingswerken nodig of wenselijk zijn om tot een meer geordend en ingepast geheel te komen. In deze beoordeling wordt het effect nagaan van de huidige accommodatie en de huidige (en toekomstige) activiteiten op de speciale beschermingszones. In onderstaande tabel worden de mogelijke effecten weergegeven. Ter hoogte van de surfclub Vernietiging vegetatie/biotoop Geluidsproductie Grotere aanwezigheid rond de accomodatie
Geen verlies aan waardevolle biotopen, wel het verhinderen van de verdere ontwikkeling van waardevolle biotopen Verstoring Geluids- en lichtverstoring vanuit de surfaccomodatie
In de omgeving van de surfclub Verstoring door verhoogde aanwezigheid in de omgeving
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 10 maart 2010
2.4
RELATIE TUSSEN RECREATIE EN NATUUR IN DE OMGEVING VAN HET PROJECTGEBIED In bijlage is een hoofdstuk opgenomen met algemene informatie met betrekking tot de relatie tussen recreatie en natuur. Specifiek voor het projectgebied kan gesteld worden dat het grootste deel van de aanwezige mensen in de buurt van Surf City ofwel leden zijn van de surfclub ofwel toeristen die deze plaats uitkiezen omwille van de voorzieningen door de aanwezigheid van Surf City (verkoop van dranken, sanitaire voorzieningen) en/of de aanwezigheid van parking. Hierdoor kan het aandeel van (groepen) spelende kinderen of andere groepen (sporters) relatief groot zijn rondom de surfclub. De meest gebruikte voorzieningen in het projectgebied zijn hoofdzakelijk het strand (buggykiten, beachvolley, frisbee,…), de zee (windsurfen, golfsurfen, kitesurfen), de fietspaden (op de zeedijk), de wandelpaden en parkeerplaatsen. De meest optredende effecten binnen het projectgebied bestaan momenteel uit verstoring en betreding. Het ruimtebeslag binnen het gebied beperkt zich tot de parkeerstroken langsheen de Zeedijk en de gebouwen van Surf City zelf. Omwille van de vegetatietypes die voorkomen in de buurt van de surfclub, kunnen verstoring en betreding negatieve effecten veroorzaken. Een gedetailleerde bespreking van de mogelijke effecten die veroorzaakt kunnen worden door het geplande project wordt gegeven in hoofdstuk 5.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 11 maart 2010
3 3.1
Kader voor passende beoordeling WAAROM EEN PASSENDE BEOORDELING ? Naar vorm is de passende beoordeling een schriftelijk verslag dat, met redenen omkleed, argumenten aanlevert waarom de kwaliteit en/of de integriteit van een Speciale Beschermingszone (SBZ) al dan niet worden aangetast. Op basis van deze passende beoordeling kan vervolgens door de daartoe bevoegde instantie (m.n. Agentschap voor Natuur en Bos) een gemotiveerde beslissing worden genomen over de voorgenomen activiteit. Daartoe dienen een aantal stappen aan bod te komen binnen de passende beoordeling. Naar opbouw en inhoud werd een volwaardige passende beoordeling uitgewerkt, conform de Vlaamse m.e.r.-procedure zoals die wordt geformuleerd in het Vlaamse MER-richtlijnenboek Fauna en Flora. In en om de nabije omgeving van het projectgebied liggen gebieden die beschermd zijn in het kader van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Dit impliceert dat een zgn. passende beoordeling dient te worden opgesteld, indien er significant negatieve effecten op de natuur van een beschermd gebied verwacht kunnen worden. In deze ‘passende beoordeling’ worden de ingrepen getoetst aan de beheersvoorschriften van ‘NATURA 2000’-gebieden, meer bepaald aan de bepalingen van artikel 6 van de EU-habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en aan artikel 4 van de EU-vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG), en aan artikel 36 ter van het Vlaamse Natuurdecreet van 2003 waarin de bepalingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geïmplementeerd. Het is immers belangrijk te weten of de ingrepen beantwoorden aan genoemde beleidsaspecten. Een MER of een MER-ontheffingsverzoek zijn in het kader van dit project niet vereist omdat het niet valt onder bijlage I of bijlage II van het Besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17/02/2005)
De passende beoordeling heeft in se de volgende, tweeledige doelstelling: • Het toetsen van het project op mogelijke effecten op de, in het kader van de Europese Habitaten Vogelrichtlijn, aangewezen/aangemelde natuurwaarden. In het bijzonder de natuurwaarden van het habitatrichtlijngebied (BE2500001) “Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin” en het Vogelrichtlijngebied (BE2500932) “Poldercomplex”. • Waar nodig en indien mogelijk het aangeven van maatregelen, om mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden te beperken.
3.2
ALGEMEEN KADER VAN DE PASSENDE BEOORDELING 3.2.1
WETTELIJK KADER
De EU-Habitatrichtlijn en EU-Vogelrichtlijn maken deel uit van de Europese regelgeving en zijn van kracht in alle Europese lidstaten. Beide kennen een gebiedsbeschermings- en een soortenbeschermingscomponent. Om de gebiedbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving te verankeren, werd in Vlaanderen de natuurwetgeving aangepast. Op Vlaams niveau zijn alle principes uit de Vogel- en Habitatrichtlijn geïntegreerd in art. 36ter van het Natuurdecreet. Zowel de gebieds- als de soortencomponent zitten in dit Natuurdecreet vervat. In die zin is het wettelijk kader van deze passende beoordeling dan ook het Natuurdecreet. Het doel van de Habitatrichtlijn (1992) is het behoud van de totale biologische diversiteit van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats en wilde flora en fauna (behalve vogels) op het grondgebied van de Europese Unie. In dit kader zijn in Vlaanderen in 2001 aan de Europese Commissie gebieden aangemeld als Speciale Beschermingszones (Habitatrichtlijngebieden). Deze aangemelde gebieden genieten intussen in Vlaanderen de status alsof zij zijn aangewezen als Speciale Beschermingszones. In het kader van de Vogelrichtlijn werden door Vlaanderen in 1988 beschermingszones aangewezen voor de vogelsoorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn en voor de niet in bijlage I genoemde geregeld voorkomende trekvogels. Ingrepen in of nabij een Speciale Beschermingszone dienen getoetst te worden op hun effecten op soorten en habitats op grond waarvan de beschermingszone is aangewezen. Voor het verlenen van toestemming/vergunning voor de uitvoering van ingrepen is het al dan niet optreden van significant negatieve effecten op aangemelde soorten en habitats van groot belang. Inzake de gebiedsbescherming heeft de Europese Commissie een afwegingskader geformuleerd waaraan voorgenomen activiteiten dienen te worden getoetst. Bij deze afweging dienen ook de effecten op soorten van Bijlage IV van de
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 12 maart 2010
Habitatrichtlijn te worden meegenomen. Het vermijden van kwaliteitsverslechtering/verstoring met significante effecten geldt ook voor activiteiten buiten een SBZ: de natuurwaarden in een SBZ kunnen immers ook door activiteiten daarbuiten aangetast worden. De beschermde gebieden in de buurt van het projectgebied worden gevisualiseerd en gesitueerd in Figuur 2-1. 3.2.2
ALGEMENE EN GEBIEDSSPECIFIEKE NATURA 2000-AANWIJZINGEN EN -AANMELDINGEN
In kader van de Vogelrichtlijn werden reeds een aantal studies uitgevoerd en beleidsdocumenten opgesteld waarin staat aangegeven wat in de verschillende Vogelrichtlijngebieden de gunstige staat van instandhouding van vogelsoorten is (bv. Van Vessem & Kuijken (1985)), en welke worden aangewezen als te beschermen soorten. Gelijkaardige stappen werden gezet voor wat betreft de Habitatrichtlijn. Op basis van deze studie werden de te beschermen habitats en soorten aangemeld bij Europa. De doelstellingen zijn overwegend geformuleerd in termen van behoud van leefgebied in functie van behoud van de populatie. Voorliggende passende beoordeling kadert in de procedure voor het gewestelijk RUP Strand-Oostkust, waarin ter hoogte van Zeebrugge opgenomen zijn: het achterliggend poldergebied (Oudemaarspolder), de duinen (de ‘Fonteintjes’) en het strand, met de aldaar ook gelegen surfclub. In dit Gewestelijk RUP kan desgevallend, op basis van de conclusies in de passende beoordeling de recreatieaccomodatie ter hoogte van de surfclub opgenomen worden. Uitgangspunt voor de Habitat- en Vogelrichtlijnbeoordeling van de hoger besproken voorgenomen activiteiten, is de aanmelding van het Vlaamse Habitatrichtlijngebied “Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin” en het Vogelrichtlijngebied “Poldercomplex” met bijhorende onderbouwing. De SBZ-V “Poldercomplex” (9766 ha) werd aangeduid als niet-integraal Vogelrichtlijngebied. De beschermde delen daarbinnen zijn de zones die bestemd zijn als Natuur-, Bos- of Reservaatgebied en daarnaast ook een aantal specifieke habitats, nl. duinmoerassen, oude kleiputten, moerasbosjes, dijken, kreken en hun oevervegetatie, poldergraslanden en hun microreliëf. De SBZ-H “Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin” werd als speciale beschermingszone afgebakend omwille van het voorkomen van 14 te beschermen habitats en 3 soorten, uit respectievelijk Bijlage I en II van de Habitatrichtlijn en heeft een oppervlakte van 3.737 ha. Bovenstaande Natura-2000 gebieden zijn aangemeld bij de EU vanwege het voorkomen van enkele specifieke habitattypes en (vogel)soorten. De desbetreffende habitattypes en soorten worden per SBZ opgelijst in onderstaande paragrafen. Naast deze habitattypes en soorten waarvoor er (leef)gebieden afgebakend werden, zijn er tevens soorten die over het volledige grondgebied strikt beschermd moeten worden. Deze soorten worden opgelijst in bijlage 4 van de Habitatrichtlijn. Ook voor soorten die onder deze bijlage van de Habitatrichtlijn vallen en mogelijks in of in de buurt van het projectgebied voorkomen zullen de potentiële effecten van de uitvoering van dit project onderzocht worden. Voor een overzicht en bespreking van deze soorten wordt verwezen naar paragraaf 4.
3.3 CRITERIA VOOR DE AANWIJZING VAN HET HABITATRICHTLIJNGEBIED BE2500001 Naam: Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin Oppervlakte: 3737 ha Lengtegraad: 2° 50' 0'' E Breedtegraad 51° 12' 30'' N Het habitatgebied wordt getypeerd door onderstaande habitattypes en/of habitatsoorten volgens de Europese habitatrichtlijn (bron: www.agiv.be/geo-vlaanderen/natura2000 ). Nr
Habitattype van de Habitatrichtlijn (bijlage I)
1130
Estuaria
1140
Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten
1310 1320
Eénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten Schorren met slijkgrasvegetaties (Spartinion)
1330
Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae)
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 13 maart 2010
2110
Embryonale wandelende duinen
2120
Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (witte duinen)
2130
Vastgelegde duinen met kruidvegetaties (grijze duinen)
2150
Eu-atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (Galluno-Ulicetea)
2160
Duinen met Hippophae rhamnoides
2170
Duinen met Salix arenaria
2180
Beboste duinen van het Atlantische kustgebied
2190
Vochtige duinvalleien
3140
Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Characeeënvegetatie
N°
Soort van de Habitatrichtlijn (Bijlage II)
1166
Kamsalamander
1014
Nauwe Korfslak
1614
Kruipend moerasscherm
Noot: Voor meer toelichting bij deze soorten en habitats kan worden verwezen naar §4.
3.4 CRITERIA VOOR DE AANWIJZING VAN HET VOGELRICHTLIJNGEBIED BE221831 Naam: Poldercomplex Oppervlakte: 9766 ha Lengtegraad: 3° 13' 0'' E Breedtegraad 51° 15' 0'' N Het Vogelrichtlijngebied werd aangemeld voor onderstaande soorten (bron: www.agiv.be/geovlaanderen/natura2000). Populatie-grootte Min Max Aalscholver Bergeend Blauwborst Blauwe Kiekendief Blauwe Reiger Bosruiter Brandgans Bruine Kiekendief Dodaars Dwerggans Fuut Goudplevier Ijsvogel Kemphaan Kleine Rietgans Kleine Zwaan Knobbelzwaan Kolgans Krakeend Kuifeend Meerkoet Nonnetje Pijlstaart Rietgans
20
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
45 3 30 20 500 30 2 10 35000 3000 5500 100 20 28000 6 60 500 7 3000
Seizoen Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Broedvogel Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Niet broedend Annex I Niet broedend Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Niet broedend Annex I Niet broedend Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I
pagina 14 maart 2010
Roerdomp Roodhalsgans Roodkeelduiker Slobeend Smelleken Smient Tafeleend Velduil Wilde Eend Wilde Zwaan Wintertaling Woudaap Wulp
3.5
15 (1bp) 2 3 3000 10 30000 140 850 15000 1 3000
Niet broedend Annex I Niet broedend Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Broedvogel Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Niet broedend Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I Broedvogel Annex I Wintergast of doortrekker niet Annex I
BEOORDELINGS- EN TOETSINGSCRITERIA Ontwikkeling criteriaset In de passende beoordeling dienen de effecten op aangemelde/aangewezen soorten en habitats te worden onderzocht. Van bijzonder belang is hierbij te onderzoeken in hoeverre de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten of habitats wordt aangetast. Hierbij wordt het begrip ‘significantie’ gehanteerd als te toetsen kader en daarnaast ook of de natuurlijke kenmerken van het gebied behouden blijven (zie de EU-brochure 'Beheer van Natura 2000-gebieden, criterium 4 voor habitats en de in dit rapport gehanteerde criteria (bijlage 1)). De Habitat- en Vogelrichtlijnen geven echter geen specifieke criteria voor de beoordeling van deze significantie. Wat is significant ? Het beoordelingskader van zowel de Vogel- als de Habitatrichtlijn is gebaseerd op het voorzorgsprincipe: 'nee, tenzij...'. In de Vogel- en Habitatrichtlijn spelen de begrippen 'significant effect op de instandhoudingsdoelstelling' en 'aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied' een hoofdrol. Daarom dienen we de term ‘significant’ nader te verduidelijken. Een significant effect kan in zijn algemeenheid als volgt worden omschreven: - veranderingen in abiotische situatie en de ruimtelijke structuur, die de natuurlijke dynamiek te boven gaan en het leefmilieu van planten- en/of diersoorten zodanig beïnvloeden dat er letterlijk unieke situaties verloren dreigen te gaan of ecologische processen blijvend worden verstoord, of het voortbestaan van populaties van nationaal zeldzame soorten of voor dat systeem kenmerkende soorten op termijn niet meer op hetzelfde niveau verzekerd is, dan wel de betekenis van een gebied voor soorten aanmerkelijk afneemt (naar EU 2000). Uitwerking criteriaset Is er betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de SBZ? Dat is de centrale vraag. Hierbij wordt nagegaan of er een aantasting plaatsgrijpt die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het SBZ, in de mate er meetbare en aantoonbare gevolgen zijn voor de staat van instandhouding van de soort(en) of de habitat(s) waarvoor de betreffende SBZ is aangewezen of voor de staat van instandhouding van de soort(en) vermeld in bijlage III van het Decreet Natuurbehoud (= soorten van de Bijlage IV van de Habitatrichtlijn) die in de betreffende SBZ voorkomen. - De ‘natuurlijke kenmerken van een SBZ’ is het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen, die nodig zijn voor de instandhouding van: - de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten waarvoor de betreffende SBZ is aangewezen (zijn per gebied opgelijst in de wetenschappelijke rapporten van de aanwijzing van de SBZ-V en de SBZ-H) - de soorten vermeld in bijlage III - de coherentie van het Natura 2000-netwerk
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 15 maart 2010
De begrippen ‘instandhouding’, ‘staat van instandhouding van een soort’ en ‘staat van instandhouding van een habitat’ zijn gedefinieerd in art. 2 van het Decreet Natuurbehoud. Instandhouding: het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. De staat van instandhouding van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer: -
het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen; - de nodige specifieke structuur en functies voor behoud op lange termijn bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan; - de staat van instandhouding van de voor die habitat gunstige typische soorten gunstig is. De staat van instandhouding van een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer:
-
uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog altijd een levensvatbare component is van de habitat waarin de soort voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; - het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; - er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden; Staat van instandhouding van een habitat: de som van de invloeden die op de betrokken habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in het Vlaamse Gewest; Staat van instandhouding van een soort: het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort in het Vlaamse Gewest;
Het betekenisvolle karakter van een aantasting moet worden vastgesteld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied zelf, en in het licht van de bijdrage die het gebied levert aan de ecologische samenhang van het Natura 2000-netwerk. Het is daarom niet mogelijk om per habitat of soort een overal geldende kwantificering te doen van die significantie. Het belang van een vermindering van de oppervlakte die door de habitats of de leefgebieden van soorten in kwestie in de SBZ ingenomen wordt, wordt (voor ieder SBZ afzonderlijk) geëvalueerd in het licht van de totale oppervlakte van deze SBZ en van de integriteit van het gebied. Teneinde te bepalen of een aantasting betekenisvol is in het licht van de doelstellingen van de richtlijn, wordt gebruik gemaakt van volgende factoren: -
de omvang van het natuurlijk verspreidingsgebied van het habitat (hierbij wordt ook gekeken naar de voor dat habitat typische soorten - zie habitatfiches) de omvang van het natuurlijk verspreidingsgebied van die soort (de voor die soort geschikte habitats - zie soortenfiches) de populatieomvang van de betrokken soort(en) het bestaan van een voldoende groot habitat om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden en het belang van het netwerk hierin.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 16 maart 2010
4 4.1
Aanwezigheid van soorten en habitats in het SBZ-H en SBZ-V BIJLAGE 1-HABITATS VAN DE HABITATRICHTLIJN In de omgeving van het projectgebied komen een aantal habitats voor die vallen onder bijlage 1 van de Habitatrichlijn. De habitats waarvoor het SBZ-H aangeduid is worden hieronder vermeld met bespreking van de aanwezigheid in/ nabij de surfclub. Algemeen komt elk habitattype gedeeltelijk overeen met één of enkele BWK-codes. Deze codes worden in onderstaande bespreking vermeld. Het voorkomen van de verschillende habitattypes binnen of in de buurt van het projectgebied kan hierdoor nagegaan worden op de BWK.
Figuur 4-1: situering van het projectgebied (blauw) ten opzichte van de biologische waarderingskaart
4.1.1 CRITERIA VOOR DE AANWIJZING VAN HET HABITATRICHTLIJNGEBIED “DUINGEBIEDEN INCLUSIEF IJZERMONDING EN ZWIN 4.1.1.1
Bijlage 1-habitats •
Estuaria (1130): ontwikkelen zich bij het benedenstrooms gedeelte van een rivier dat onder invloed van de zeegetijdenwerking staat. In dit type is veel ruimte voor hoogdynamische processen waarbij het sediment bij elk getij continu in beweging is. Hierdoor ontstaat een zeer dynamisch systeem met nevengeulen, ondiep water, platen, slikken en schorren. Ondiepe slikken verdwijnen door erosie en voortgaande opslibbing van de schorren. (Corine: 13.2 Estuaries; BWK: ds). Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (1140): ontwikkelen langs de kust en in estuaria. Zandplaten ontstaan op dynamische plaatsen die rechtstreeks aan de golfwerking blootgesteld zijn. Slikken ontstaan op beschutte plaatsen waar het fijn gesuspendeerde slib neerslaat, zoals in estuaria, in strandvlaktes, .... Er is ruimte voor natuurlijke erosie en sedimentatie. (Corine: 14 Mud flats and sand flats; BWK: dz, ds).
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 17 maart 2010
Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied •
Eénjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten (1310): ontwikkelen zich op zilte standplaatsen met Zeekraal en/of Schorrekruid. Ze komen voor op beschutte slikken die dagelijks overstromen met zout of brak water. Hier kan Zeekraal massaal ontkiemen. Binnendijks vindt men deze vegetaties terug in zilte kreken in de polders, in uitgeveende of uitgebrikte percelen en in weiden langs kanalen met zilte kwel. (Corine: 15.1 Pioneer vegetation of salt mud and sand areas with Salicornia species and other salt tolerant species BWK: delen van ds en da). Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Schorren met slijkgrasvegetaties (Spartinion) (1320): ontwikkelen zich op de overgang tussen slik en schor die bij elk getij overstromen. Het water kan zowel zout als brak zijn. De vegetaties worden gedomineerd door Bastaardslijkgras dat groeit in dichte tot losse, al of niet verspreide graspollen die ongeveer 1 m hoog worden. Op zandigere plaatsen vormt slijkgras geen dichte gordels en krijgen andere soorten een kans zoals Zulte, Heen of Gewoon kweldergras. Ook langs kreken en lager gelegen kommen in schorren. (Corine: 15.2 Spartina swards (Spartinion) BWK: afhankelijk van de bedekkingsgraad van de kruidlaag worden deze habitats gekarteerd als ds (slik) of da). Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Atlantische schorren (Glauco-puccinellietalia maritimae) (1330): ontwikkelen zich op zilte standplaatsen die alleen bij springtij overstromen. Op de bodem vindt men meestal een goed ontwikkelde wierlaag die een belangrijke rol speelt bij de sedimentatie. Hierdoor gaan de plantengemeenschappen van lage kwelders geleidelijk over in gemeenschappen van hoge kwelders. Gewoon kweldergras is de typische kensoort voor lage schorren met fijn slib, terwijl Zoutmelde het aspect bepaalt op plaatsen met een snelle verzanding. (Corine: 15.3 Atlantic salt meadows (Glaucopuccinellietalia); BWK: da, da-slenken in hpr of hpr, plaatselijk ook mz). Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Embryonale wandelende duinen (2110): dit habitattype bestaat uit pioniersgemeenschappen op jonge embryonale duinen, stranden en strandvlakten. Het zijn laagblijvende soortenarme vegetaties met enkele graspollen in een overwegend open milieu. Op plaatsen boven de gemiddelde hoogwaterlijn, die bij hoge vloed wel overspoeld worden. De standplaatsen zijn brak, droog tot vochtig, matig stikstofrijk met een min of meer neutrale pH. (Corine: 16.211 Embryonic shifting dunes; BWK: dd, in BWK versie 1 ook als onderdeel van dm, in nieuwe BWK versie 2 soms als dl*) De zeewaarts gelegen aanzet van de duinengordel ten westen van de surfclub bestaat uit dit habitattype. Ter hoogte van de surfclub en de zeedijk zelf wordt de embryonale duinvorming verhinderd door intensief strandgebruik, nivellering voor plaatsing strandcabines, machinale strandreinging en ruimen van aangewaaid zand.
•
Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (2120): dit habitat bestaat uit min of meer mobiele duinen met actieve zandverstuivingen. Op de meest dynamische plaatsen bestaat de gemeenschap uit een afwisseling van kaal zand en pollen met Helm. De groei van Helm wordt sterk gestimuleerd door overstuiving met zand. In deze soortenarme vegetaties kunnen begeleidende soorten voorkomen zoals Blauwe zeedistel, Zeewolfsmelk, Zeewinde en Zandhaver. (Corine: 16.212 Shifting dunes along the shoreline with Ammophila (white dunes) BWK: dd (zeereepduinen); BWK: dm) De meeste habitats ten westen van de gebouwen van de surfclub kunnen tot dit habitattype gerekend worden. Ter hoogte van de surfclub en de zeedijk zelf wordt de ontwikkeling van dit habitattype eveneens verhinderd door ingrepen t.b.v. het recreatief strandgebruik.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 18 maart 2010
•
Vastgelegde duinen met kruidvegetaties (2130): dit is een zgn. prioritair habitat. Op plaatsen waar de winddynamiek afneemt wordt Helm minder vitaal en ontstaan soortenrijke vegetaties met grassen of mossen en korstmossen. Doorgaans is er geen strooisellaag aanwezig. De begroeiing bestaat vaak uit een mozaïek van verschillende vegetaties door sterke verschillen in vochtgehalte, winddynamiek, zonexpositie en vegetatieontwikkeling. (Corine: 16.221-16.227 Fixed dunes with herbaceous vegetation (grey dunes); BWK: hd, had) Dit habitattype komt niet voor in of in de omgeving van het projectgebied
•
Eu-atlantische vastgelegde ontkalkte duinen (2150): dit is een zgn. prioritair habitat. Op een beperkt aantal plaatsen langs de Vlaamse kust komen min of meer sterk ontkalkte duinen voor met potenties voor heideontwikkeling. Op zure, voedselarme, vrij droge tot vochtige gronden. (Corine: 16.24 Eu-atlantic decalcified dunes (CallunoUlicetea); BWK: had) Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Duinen met Hippophae rhamnoides (2160): duindoornstruwelen vertonen een grote variatie in hoogte en in dichtheid. De struwelen met een dominantie van Duindoorn en/of Wilde liguster zijn gemiddeld slechts 1 à 2 m hoog. Op matig kalkrijke tot kalkrijke, droge tot natte min of meer humeuze zandbodems. Door bladval en fixatie van stikstof ontstaan stikstofrijke bodems, waarin Gewone vlier zich kan vestigen. (Corine: 16.251 Dunes with Hyppophae rhamnoides; BWK: sd) Dit habitattype komt niet voor ter hoogte van de surfclub, maar wel in de nabijgelegen gebied ‘de fonteintjes’ op korte afstand van de surfclub.
•
Duinen met Salix arenaria (2170): kruipwilgstruwelen bestaan uit 10 à 100 cm hoge struwelen met een dominantie van Kruipwilg waartussen en waaronder zich grassen en andere kruiden vestigen. In matig stuivende duinen kan Kruipwilg vertikaal meegroeien met de overstuiving zodat er typische kopjesduinen ontstaan. Meestal ligt er een dikke laag van ruwe humus boven op een horizont van bruin zand met eveneens een hoog humusgehalte. (Corine: 16.26 Dunes with Salix repens; BWK: mp, dd, hd) Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Beboste duinen van het Atlantische kustgebied (2180): dit habitat bestaat uit natuurlijke of seminatuurlijke bossen van kustduinen, met een goed ontwikkelde bosstructuur en een aantal typische bossoorten. Duinbossen omvatten ook pionierstadia en open bossen. Dit habitat omvat zowel duinbossen op kalkhoudende als ontkalkte en zowel op natte als op droge gronden. Het kenmerkende aan de bodem is dat het steeds gaat om een jonge bodem die nauwelijks of geen profielontwikkeling vertoont en humusarm is. (Corine: 16.29 Wooded dunes of the atlantic coast; BWK: sdb, qd, ru, rud en sf) Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Vochtige duinvalleien (2190): vochtige duinvalleien ontstaan door het uitstuiven van het zand tot op het niveau van het grondwater. Het zijn open begroeiingen met een grote variatie aan vegetatietypen en een belangrijk aandeel kalkmoerassoorten. Ontwikkeld in natte duinpannen met goed ontwikkelde vegetaties komen ze nagenoeg niet meer voor. (Corine: 16.31-16.35 Humid dune slacks; BWK: mp, mr, mc, mm, hpr*, hc, hj, ae, kn en ao) Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied
•
Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Characeeënvegetatie (3140): kranswieren zijn pioniers van minder voedselrijke wateren met veel licht op minerale bodems. Onder deze omstandigheden ontwikkelen zich dichte tapijten van één of meerdere soorten kranswieren, waarin nauwelijks of geen andere plantensoorten voorkomen. Oligotroof tot mesotroof, meestal onbeschaduwd, stilstaand of zwak stromend water met veel opgeloste basen (pH > 6) is noodzakelijk.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 19 maart 2010
(Corine: 22.12 x 22.44 Hard oligo-mesotrophic waters with benthic vegetation of Characeae; BWK: ae, kn) Dit habitattype komt niet voor in of ter hoogte van het projectgebied 4.1.1.2
Bijlage 2-soorten •
Kamsalamander (1166): detailstudies tonen aan dat deze soort achteruitgaat, net als in de ons omringende landen. De belangrijkste oorzaken zijn het verdwijnen of tijdelijk droogvallen van de voortplantingspoelen en/of het verdwijnen van geschikte landbiotopen. Positief is wel dat deze soort vrij snel nieuw aangelegde waterpartijen kan koloniseren, althans wanneer nog populaties in de nabije omgeving aanwezig zijn. Beheer van de bestaande voortplantingsplaatsen, behoud van de omliggende landbiotopen, en aanleg of heraanleg van nieuwe voortplantingswateren is dan wel noodzakelijk. Deze soort komt hoogst waarschijnlijk niet voor in de buurt van het projectgebied
•
Nauwe korfslak (1014): dit is een typische soort voor natte weilanden en duinpannen. De Nauwe korfslak werd recent enkel gevonden in het duinengebied aan de Westkust. Er is echter onvoldoende onderzoek naar de verspreiding van de soort gebeurd om een goed beeld te kunnen geven van de aanwezigheid in Vlaanderen. Het is daarom niet geheel zeker, maar weinig waarschijnlijk dat deze soort (in relevante aantallen) voorkomt in de buurt projectgebied. Deze soort komt wellicht niet voor in de buurt van het projectgebied
•
Zeggekorfslak (1016): deze soort is gebonden aan kalkrijke moerassen met grote zegges en elzenbroekbossen met een waterstand die gedurende het gehele jaar net boven of net onder het bodemoppervlak staat De verspreiding van de soort in de omgeving van het projectgebied is momenteel onvoldoende gekend. Er kan verondersteld worden dat deze soort waarschijnlijk niet aanwezig is in de buurt van het projectgebied, gezien de karakteristieke habitattypes voor deze soort er niet voorkomen.
•
Kruipend moerasscherm (1614): dit is een typische plant van droogvallende natte zandgronden. De soort is licht zoutminnend. Deze soort komt momenteel niet voor in of langs het projectgebied.
4.1.1.3
Bijlage 4-soorten Volgende bijlage 4 soorten kunnen relevant zijn •
Gewone dwergvleermuis: jachtbiotoop zeer variabel en dikwijls in nabijheid van bewoning. Kraamkolonies/winterverblijven van deze soorten werden in en om het projectgebied nog niet vastgesteld.
•
Andere vleermuizensoorten kunnen er sporadisch voorkomen, gedetailleerde inventarisatiegegevens zijn er niet voorhanden. Doch op basis van de ligging kan verondersteld worden dat het voorkomen van vleermuizen in de omgeving van de surfclub en fonteintjes beperkt is.
•
Rugstreeppad: een soort van open, hoog dynamische terreinen, bij voorkeur op een goed vergraafbare bodemsoort. Kale oevers en ondiep water zijn de belangrijkste kenmerken voor een geschikt voortplantingswater. De rugstreeppad is een pioniersoort, hij komt vooral voor op zandgronden. Het zijn vooral de zandgronden van stuwwallen, stuifzandheuvels, rivierduinen in het rivierengebied en de duinen langs de kust waar rugstreeppadden voorkomen. Er zijn geen recente meldingen van het voorkomen van deze soort. Enkel in de Westkustduinen zijn relatief belangrijke populaties aanwezig.
Verder zijn er geen aanwijzingen tot het voorkomen van andere bijlage IV soorten.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 20 maart 2010
Samenvattend : Ter hoogte van het projectgebied dient er ten aanzien van de habitatrichtlijn aandacht te zijn voor de habitats Embryonale wandelende duinen (2110) en wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria (2120). Op en om de locatie van de surfclub is de ontwikkeling van deze habitats momenteel verhinderd. In de aanpalende strandzone voor de zeedijk wordt de ontwikkeling van deze habitats eveneens verhinderd door het recreatief strandgebruik en de daarmee samengaande ingrepen en tijdelijke constructies (strandcabines). Met betrekking tot de bijlage 2- en bijlage 4-soorten van de habitatrichtlijn is op dit ogenblik aan te nemen dat er geen soorten aan de orde zijn in deze passende beoordeling.
4.2
BIJLAGE 1-SOORTEN VAN DE VOGELRICHTLIJN De totale oppervlakte van dit gebied bedraagt 9.766ha. Het gaat hier om een Vogelrichtlijngebied dat hoofdzakelijk bedoeld is om de vogels van de achterliggende polderweilanden te beschermen en in mindere mate de typische kust- en strandvogels. Voor de omgeving van ‘De Fonteintjes’ aangeduid werd als Vogelrichtlijngebied kwamen woudaapje, roerdomp en blauwborst nog frequent tot broeden waarvoor het gebied ook als vogelrichtlijn gebied aangeduid werd. Na de aanduiding zijn woudaapje en roerdomp op heden nog enkel (sporadische) doortrekkers of overwinteraars. In 2008 werd evenwel een mogelijk territorium vastgesteld van een roerdomp, die ook tijdens de zomerperiode aanwezig bleef in de Fonteintjes. Dit was zeer uitzonderlijk. De blauwborst komt sporadisch nog tot broeden. De voornaamste soorten m.b.t. het vogelrichtlijngebied en potentieel relevant voor de omgeving van het projectgebied, aangemeld bij Europa zijn:
Broedend Annex 1 -
Blauwborst: frequenteert gevarieerde, natte gebieden met open delen en een rijke struweelen loofboombegroeiing die rijk zijn aan insecten. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied. Deze soort kende een sterke aantalstijging over heel Vlaanderen. In de jaren 90 liep het aantal broedparen in het poldercomplex op tot over de 150. In het volledige poldergebied (inclusief achterhavengebied Zeebrugge) zijn dat er over de 250 broedpaar. Ook in het natuurreservaat De Fonteintjes komt deze soort soms tot broeden. Binnen het projectgebied zelf komt deze soort, gelet op het geheel andere habitattype, niet voor.
-
Velduil: De velduil komt voor in open ruige gebieden met open plekken zoals grote moerasgebieden. Het nest wordt gemaakt op de grond. Ze broeden vaak rond de schemering, behalve in de broedperiode dan zijn ze ook overdag actief. Ze foerageren vaak via vaste routes. In 1990 stelde men het laatste broedpaar vast in de Uitkerkse Polder. De laatste tiental jaren is geen broedende velduil aangetroffen in het vogelrichtlijngebied. Met uitzondering van een overtrekkende vogel wordt deze soort dan ook niet meer waargenomen in de omgeving van het projectgebied.
-
Woudaap: Alhoewel zijn levenswijze het niet toelaat een duidelijk beeld van zijn voorkomen te krijgen, kan de soort als een zeer zeldzame doortrekker in het gebied bestempeld worden. Toch wordt het natuurgebied De Fonteintjes als een potentiële broedplaats van de Woudaap aangeduid. De soort was in 2008 opvallend aanwezig in het Vogelrichtlijngebied met 1 territorium in de Uitkerkse polder (Groenwaecke) en ook in de ruimere omgeving (Achterhaven Zeebrugge, rietveld Pelikaan) werden territoria vastgesteld. Het projectgebied zelf heeft voor deze soort geen betekenis.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 21 maart 2010
Niet-broedend Annex 1 Blauwe kiekendief: Het is een roofvogel van een open gevarieerd landschap bestaande uit weide, akkerlanden, kapvlaktes, bosopstanden, moerassen, heidevelden en vennen. In de winter hebben ze hun slaapplaats in rietvelden, schorren alsook in open ruigtes en akkergewassen. In de omgeving van het projectgebied kan enkel sporadisch een foeragerende blauwe kiekendief voorkomen, broedgevallen zijn uitgesloten; Brandgans:. Ze foerageren en overwinteren in poldergraslanden en schorren waar ze zich tegoed doen aan grassen en schorrenplanten. In ‘gewone’ winters gaat het om maximaal enkele tientallen waarschijnlijk wilde vogels tussen de grote groepen Kol- en Kleine Rietganzen in de kustpolders, soms grotere aantallen tijdens strengere winters, doch niet in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied. Bruine kiekendief: De laatste jaren broeden er rond de 10 koppels in het vogelrichtlijngebied. In de Dudzeelse Polder is geen exemplaar aangetroffen. Het is, gezien het habitat en voorkomen, echter mogelijk dat de soort foeragerend in de omgeving van het projectgebied voorkomt, doch slechts sporadisch en eerder tijdens trekperiodes. Goudplevier: Typische soort van open gebied en komt in de winterperiode in grote aantallen voor in het vogelrichtlijngebied, doch in de poldergebieden zelf en niet in de omgeving van het projectgebied. IJsvogel: deze soort is gebonden aan vijvers, plassen, meren, rivieren, stromen en kanalen die weinig vervuild zijn en die min of meer wat (overhangende) oevervegetatie bevatten. Na verschillende zachte winters doet de Ijsvogel het relatief goed in Vlaanderen. Sterke daling van de aantallen na strenge winters zijn normaal voor deze soort. De soort wordt soms vastgesteld in ‘De Fonteintjes’ doch sporadisch en wellicht niet broedend. Kemphaan: in polder- en meersgebieden is deze soort aangewezen op plaatsen met een hoge grondwaterspiegel, slijkerige poeltjes en grachten, opgespoten en onbegroeide terreinen. De soort komt vooral foerageren op slikken, rivieroevers en natte graslanden. Het is ruim 25 jaar geleden dat de laatste Kemphaan broedde in het Poldercomplex (Uitkerkse Polder).Deze soort komt niet voor in de omgeving van het projectgebied. Kleine Zwaan: Ze foerageren op graslanden alsook akkers waar ze zich te goed doen aan oogstresten. Ze komen in de winter vnl voor in de polders van Oost-Vlaanderen, de kuststreek en de IJzervallei. Tijdens tellingen in 2008 is de soort niet in het vogelrichtlijngebied aangetroffen. De omgeving van de Fonteintjes is eveneens niet geschikt voor deze soort. Roerdomp: Sinds de aanduiding kwam de Roerdomp niet meer tot broeden in het Poldercomplex. Er komen wel jaarlijks enkele tot waarschijnlijk een tiental exemplaren overwinteren in het volledige vogelrichtlijngebied. Het natuurreservaat De Fonteintjes wordt als een mogelijke broedplaats van de Roerdomp aangeduid doch momenteel beperken de waarnemingen zich enkel tot doortrekkers en overwinterende vogels. Smelleken: Is een trekvogel die in Vlaanderen in open landbouwgebieden, polders, heidegebieden, estuaria en havengebieden kan worden aangetroffen. In de omgeving van het projectgebied is het voorkomen beperkt tot een overwinterende vogel (eerder in de ruime omgeving nl voorhaven zeebrugge of polders) of een aantal doortrekkers. Wilde Zwaan: Vergelijkbaar pleistergebied als de Kleine zwaan. Komt niet voor in de omgeving van het projectgebied. Wintergast of doortrekker Niet Annex 1 Bergeend: Deze soort komt voor op vlakke zand- en moddervlakten alsook in natte weilanden. Ze komt in het vogelrichtlijngebied in relatief grote aantallen voor. Dodaars : Deze soort komt voor in de omgeving van het projectgebied en komt er ook tot broeden (in de waterplassen van de Fonteintjes) Fuut: deze soort komt voor op grote plassen en meren met veel oeverplanten, maar ook in sloten, vaarten en kanalen. Deze soort komt voor op de waterplassen van de Fonteintjes. Kleine rietgans: fourageert in grote troepen op velden, weilanden, geploegde akkers, moerassen en estuaria. Typische soort die overwintert in de Oostkustpolders, doch niet in de duingebieden. Komt bijgevolg niet voor in de nabije omgeving van het projectgebied.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 22 maart 2010
Kolgans: Komt tijdens de winter in belangrijke aantallen voor in de kustpolders, doch niet in de omgeving van het projectgebied Krakeend: leeft op zoet en brak water, nestelt zich dicht bij meren, moerassen en poldersloten met rijke onderwatervegetatie. Als doortrekker of wintergast kunnen ze soms in de Fonteintjes voorkomen. Kuifeend: De Kuifeend wordt aangetroffen in grote meren en diepe sloten. Ze worden soms aangetroffen in de Fonteintjes Nonnetje: in en rond waterplassen, op grote rivieren of langs de kust. Er zijn geen gekende recente waarnemingen t.h.v. het projectgebied Pijlstaart. Pijlstaarten grazen in de winter ook in natte tot vochtige weilanden. Sporadisch kunnen deze tot in de Fonteintjes komen. Slobeend: Grotendeels gelijkaardige winterbiotoop als voorgaande. Eveneens sporadisch voorkomen in de omgeving van het projectgebied Smient: Smienten grazen in de winter in natte tot vochtige weilanden en bijgevolg ook hier eerder in de kustpolders dan in de omgeving van het projectgebied. Tafeleend: Soms kan deze soort aangetroffen worden op de plassen van de Fonteintjes Wintertaling: kleinschalige landschappen zoals gebieden met kleine plasjes, meertjes, ondiepe sloten, voedselarme vennen, duinmeren en kleiputten. Sporadisch voorkomen in de omgeving van het projectgebied Wulp: deze soort komt voor op akkers, graslanden, heide,… In de Fonteintjes komen ze bijgevolg niet frequent voor
Aandachtsoorten (niet aangewezen soorten) Porseleinhoen: De Porseleinhoen komt voor in natte rietlanden die dichtbegroeid zijn. Dit habitat komt nauwelijks in het gebied voor. Er zijn geen recente waarnemingen in de omgeving van het projectgebied. Kluut: De kluut wordt vaak aangetroffen langs kustgebieden en in open poldergebieden met ondiepe plasjes, doch niet in de omgeving van het projectgebied. Visdief: De visdief komt voor in plasjes en watergangen met relatief helder water waarin kleine visjes aanwezig zijn. Een grote kolonie komt voor in de voorhaven van Zeebrugge. Zomertaling: De zomertaling broedt in natte tot vochtige weilanden met plassen/sloten. Minder relevant voor de omgeving van het projectgebied. Watersnip: De soort komt voor in ondiepe plasjes alsook in natte tot vochtige weilanden. Als broedvogel komt de soort niet voor in de omgeving van het projectgebied. Paapje: Komt enkele voor tijdens trekperiode, sporadisch. Tapuit: deze soort komt enkel tijdens trekperiodes voor in de omgeving van het projectgebied Snor: De soort komt voor in moerasgebieden en rietlanden. Deze soort staat aangeduid voor het vogelrichtlijngebied, doch komt niet voor in de omgeving van het projectgebied. Graszanger: Deze soort komt voor in allerlei soorten lage grazige vegetaties, vaak nabij water en in moerasgebieden, maar ook op droge velden. De soort breidt zich uit in Vlaanderen en komt soms voor in duingebieden met helmvegetaties (zoals bvb. ijzermonding te Nieuwpoort). In 2008 en 2009 waren er verschillende waarnemingen in de Fonteintjes Cetti’s zanger: Net als de graszanger komt deze soort voor in allerlei lage grazige vegetaties. De soort is de laatste 5 jaar aangetroffen. Het betrof tussen de 6 en 49 exemplaren. Ook in de Fonteintjes werd deze soort reeds (broedend) aangetroffen. Rietzanger: De rietzanger komt voor in moerasgebieden en rietlanden. Broedt in de Fonteintjes Baardmannetje: Net als de rietzanger komt de soort voor in moerasgebieden en rietlanden. Alleen de afgelopen 4 jaar is de soort aangetroffen in de Fonteintjes, enkele exemplaren.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 23 maart 2010
Buidelmees: De buidelmees is gebonden aan moerasgebieden. Er zijn geen waarnemingen gekend van De Fonteintjes. Grutto: Deze weidevogel komt voor in natte tot vochtige graslanden. De grutto komt in relatief grote aantallen in het vogelrichtlijngebied voor. Het aantal in het vogelrichtlijngebied bedroeg de afgelopen 18 jaar tussen de 142 en 370 exemplaren. Gezien het habitat komt de soort niet voor in de omgeving van het projectgebied Scholekster: Deze soort komt voor in kustgebieden waaronder natte tot vochtige graslanden. Ze broeden de laatste jaren ook op daken en zijn minder schuw dan andere weidevogels. Het aantal in het vogelrichtlijngebied bedroeg de afgelopen 5 jaar tussen de 120 en 189 exemplaren (daarvoor is de soort niet geïnventariseerd). De soort foerageert op graslanden en eveneens langs de kustlijn. Samenvattend:
Voor Broedende Annex 1- soorten (Blauwborst, velduil, woudaap) heeft de locatie van de Surfclub zelf geen betekenis als habitat. De Blauwborst komt wel occasioneel voor in het aanpalend reservaat de Fonteintjes
Van de niet-broedende Annex 1-soorten komen er verschillende soorten voor in de nabije of verdere omgeving van de surfclub (m.n. in de Fonteintjes zelf, in de kustpolders of in de voorhaven). De locatie van de surfclub zelf is echter geen potentieel foerageer- of rusthabitat voor deze soorten.
Hetzelfde geldt voor de Niet Annex 1 Wintergasten of doortrekkers: enkele soorten vinden een geschikt habitat in de nabije of verdere omgeving (Fonteintjes, kustpolders), doch geen enkele is aangewezen op het potentiële habitat van het projectgebied zelf.
In het reservaatsgebied de Fonteintjes komen ook enkele niet-aangewezen aandachtssoorten voor (al dan niet sporadisch): Paapje, Tapuit, Graszanger, Cetti’s zanger, Rietzanger, Baardmannetje.
4.3 INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN De gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (G-IHD) worden momenteel vertaald naar gebiedsspecifieke natuurdoelen (S-IHD). Deze rapporten zijn momenteel in opmaak door het ANB. De uiteindelijke rapporten worden voorzien voor eind 2010. Ten aanzien van de aanmelding van het gebied als SBZ-H aan Europa werden door het INBO in 2003 onder andere instandhoudingsdoelstellingen opgemaakt voor het voor het toenmalig kandidaat SBZ-H BE2500001. De hoofdgedachte is om kustprocessen te hebben die zo natuurlijk mogelijk werken. Deze kustprocessen worden als fundamenteel geacht voor het behoud van de aangeduide habitats, patronen van erosie en aanrijking leiden op lange termijn tot veranderingen in de verspreiding van het habitat. Het is veelal niet mogelijk om de precieze oppervlakte van elke soort habitat in een dynamisch systeem te voorspellen. Toch werden aan de hand van drie hoofdparameters, namelijk structuur, functie en habitatkwaliteit, instandhoudingstabellen opgemaakt. De instandhoudingsdoelstellingen geven aan dat er algemeen een tekort is aan het habitat “embryonale wandelende duinen”, waardoor dit habitattype zich in een ongunstige staat van instandhouding bevindt. In datzelfde rapport werden eveneens instandhoudingsdoelstellingen bepaald voor het Vogelrichtlijnengebied “Poldercomplex”. Deze stellen dat de populaties en soorten waarvoor dit gebied aangeduid is, moet behouden blijven. Hiervoor moeten in de eerste plaats hun leefgebieden behouden blijven. Per soort worden de voor de habitat van die soort belangrijke eigenschappen behandeld, waarbij voor elke eigenschap een bepaalde na te streven waarde wordt opgegeven die voldoende geacht wordt om de soort in stand te houden.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 24 maart 2010
5
Beoordeling van de effecten op Natura 2000
Er is onderzocht welke soorten en habitats zich binnen de mogelijke invloedssfeer van de aanwezigheid van de bebouwing en de activiteiten van de surfclub bevinden. Hierbij is aangegeven welke vegetaties beïnvloed worden en/of er door de activiteiten van de surfclub een (on/rechtstreeks) effect kan zijn op het SBZ. Vervolgens is op basis van bestaande kennis met betrekking tot verstoring ten gevolge van recreatie onderzocht welke soorten en habitats mogelijk negatief worden beïnvloed en in welke mate. Deze mogelijke effecten worden daarnaast op basis van een set criteria (zie eerder) getoetst op significantie. Voor de beoordeling van het effect van de handeling op de natuurwaarden moeten alle mogelijke (directe en indirecte) effecten in kaart worden gebracht. De effecten kunnen van verschillende aard zijn. Voor wat betreft de aanwezigheid van de surfclub kunnen de effecten bestaan uit: 1. Ecotoop- en biotoopverlies ten gevolge van de aanwezigheid van de infrastructuur en de activiteiten van de surfclub 2. Verstoring van de omgeving bestaande uit: • geluid, menselijke aanwezigheid, beweging, licht.. • Betreding van gevoelige habitats • Verontreiniging Bij deze beoordeling werd ervan uitgegaan dat er enkel surfclub gebonden activiteiten uitgevoerd worden zoals in de projectbeschrijving aangehaald werd en deze in geval van behoud van de club geen significante wijzigingen zullen ondergaan. Activiteiten zoals uitgebreide horecawerking, organiseren van fuiven of andere belangrijke evenementen dienen dan ook door de onzekerheid over de omvang en gekoppelde effecten een aparte beoordeling te ondergaan of vermeden te worden.
5.1
ECOTOOP- EN BIOTOOPVERLIES TEN GEVOLGE VAN DE AANWEZIGHEID VAN DE INFRASTRUCTUUR EN DE ACTIVITEITEN VAN DE SURFCLUB Bij de aanduiding van het Vogelrichtlijnengebied en het Habitatrichtlijnengebied was de infrastructuur van de surfclub reeds grotendeels aanwezig, doch onvergund. De passende beoordeling dient daarom uit te gaan van een situatie waarbij deze bebouwing niet aanwezig was. Het normaal voorkomende habitat zou daar van het type Embryonale wandelende duin (2110) en wandelende duin op de strandwal met Ammophila arenaria (2120) geweest zijn. In die zin leidt de accommodatie tot een verlies van een bepaald areaal van deze habitas. Echter, voor de oprichting van de accommodatie (1988 en volgende) was deze locatie actief mee opgenomen in het toeristisch-recreatief gebruik ter hoogte van de strook voor de westelijke zeedijk. In die hoedanigheid werd die locatie mee gebruikt voor plaatsing van strandcabines en werd ze mee voor strandrecreatie geschikt gemaakt (egalisatie, ruiming, …). Een luchtfoto van 1985, met strandcabines tot op de plaats waar nu de surfclub ingeplant is, illustreert deze situatie. Anderzijds moet gesteld worden dat de steeds weerkerende egalisaties en de occupatie in de strandstrook voor de westelijke zeedijk in wezen niet zondermeer kunnen plaats hebben gezien het telkens een aantasting betreft binnen habitatrichtlijngebied van (weliswaar zeer dynamische) habitattypes (embryonaal wandelend duin of Wandelend duin op de strandwal met Ammophila arenaria, cf beschrijving onder punt 4.1.1.1. en kadertekst). In wezen is het actuele strandgebruik in deze strook onderworpen aan een natuurvergunning en een passende beoordeling. Deze zijn onbestaand waardoor als uitgangspunt een situatie beschouwd moet worden waarbij deze ingrepen niet zouden gebeuren en de genoemde biotopen daar een normale ontwikkeling zouden kennen. Aldus komt men tot de conclusie dat de inplanting van de surfclub, over de breedte die zij beslaat met haar aanhorigheden en grondgebruik, een (beperkt) biotoopverlies type 2110 (embryonaal wandelend duin) en 2120 (Wandelend duin op de strandwal) veroorzaakt.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 25 maart 2010
Daarnaast is er het gegeven dat ook de habitatstrook voor de westelijke zeedijk evenmin een staat van voorkomen kent die met de habitat-aanduiding overeenstemt en dus evenzeer een (groter) verlies aan de betrokken habitats inhoudt. Een eventuele verwijdering van de surfclub zou ten aanzien van de vorming van bijkomend duinhabitat slechts een beperkte meerwaarde opleveren als er tegelijk geen maatregelen getroffen worden m.b.t. het strandgebruik t.h.v. het overig deel van de habitatzone voor de westelijke zeedijk (zie ook cumulatieve effecten). Kadertekst: ontstaan van embryonale en witte duinen Biestarwegras kan zich vestigen op het strand, op zandkopjes en op plaatsen waar na afslag en verspoeling wortels van deze soort blijven liggen. Het Biestarwegras draagt bij aan de maximale ontwikkeling van de Embryonale duinen: doordat het Biestarwegras het opstuivende zand vasthoudt, kunnen de duintjes verder aangroeien. Als gevolg daarvan kan zich echter een permanente zoetwatervoorraad in het duintje vormen, waardoor de invloed van zeewater steeds minder wordt. Daarmee wordt een gunstig milieu gevormd voor Helm (Ammophila arenaria) en daarmee voor habitattype H2120 (Witte duinen). Maar in veel gevallen komen de embryonale duinen (H2110) en witte duinen (H2120) in zones naast elkaar voor, omdat de successie door afslag en verspoeling ook weer kan worden teruggezet. Vanwege de relatief hoge dynamiek zijn omvang en locatie van het habitattype binnen de gebieden niet stabiel. Witte duinen met helmbegroeiingen ontstaan van nature daar waar embryonale duinen (H2110) zo ver aanstuiven dat de plantengroei buiten het bereik van zout grondwater en overstromend zeewater komt. Dit proces vindt plaats in de zeereep (de duinenrij die aan het strand grenst), Ook al overstromen ze niet, de invloed van zeewater is nog steeds groot door de inwaai van fijne zoutdruppeltjes, ontstaan bij de verneveling van opspattend golfwater (‘salt spray’). Witte duinen kunnen echter ook ontstaan door uitstuiving of overstuiving van eerder vastgelegde grijze duinen of door opstuiving van door mensen aangelegde windbarrières (rijshout en helmaanplanten). De Witte duinen komen dan ook niet alleen voor in de zeereep, maar ook op (nog of weer) actief stuivende (macro)parabolen in het zeeduin (dat deel van de buitenduinen dat ligt tussen de zeereep en de middenduinen). Zoutinwaai en stuivend zand zorgen voor een extreem milieu waarin slechts weinig plantensoorten kunnen overleven. Helm is daarvan de belangrijkste: door de door deze plant gevormde vegetatiestructuur wordt het zand vastgelegd, waarbij Helm tot wel een meter mee kan blijven groeien tijdens het opstuiven van het zand. Voor de meeste soorten van dit habitattype is het belangrijk dat de Helm vitaal is. Daarvoor is verstuiving noodzakelijk. Als de verstuiving vermindert, gaat de helm verouderen. Plekken met onbegroeid verstuifbaar zand maken dan ook onderdeel uit van het habitatype. De mooiste voorbeelden van het habitattype komen daar voor waar de helmduinen vrij kunnen stuiven en de kust niet kunstmatig is vastgelegd.
1985: Over de gehele lengte van de zeedijk staan strandcabines;. De surfclub is er nog niet gevestigd.
Duinvorming ten westen van de zeedijk Figuur 5-1: luchtfoto 1985
5.2 VERSTORING VAN DE OMGEVING Onder “verstoring” vallen de verschillende mogelijke verstoringen die door recreanten teweeg gebracht kunnen worden. Zoals hierboven en onder 3.4. aangehaald werd, kan deze verstoring bestaan uit: • rustverstoring of verstoring van het leefgebied door geluid of aanwezigheid van de sporters/ recreanten • betreding, plukken, habitatvernietiging • vervuiling/ eutrofiëring
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 26 maart 2010
5.2.1
RUSTVERSTORING
De activiteiten verbonden aan de surfclub zijn inzake rustverstoring in verschillende zones te bekijken: op het water en op het natte strand (beide buiten Natura 2000 richtlijngebied), en in de nabijheid van de accommodatie zelf, nl. de duinzones binnen Natura 2000 richtlijngebied. De aanwezigheid van wind- en golfsurfers op het water leidt ertoe dat het gros van de watervogels uit de nabijheid van de surfers verdwijnt. De vogels vliegen weg uit het gebied, of verplaatsen zich uit de buurt van de surfers. Over het algemeen is de verstoring die veroorzaakt wordt door surfers groter dan de verstoring door motor- en zeilboten. Dit kan worden verklaard uit de factoren die eigen zijn aan het surfen: de beweging is snel en volgt geen vaste route maar is onvoorspelbaar. Bovendien kunnen ze zich begeven in ondiepe wateren, waar normaliter geen verstoring optreedt en waar zich juist grote aantallen vogels kunnen bevinden vanwege de rust (beschutting, geen recreanten) of vanwege goede voedselomstandigheden. Naar de effecten van kitesurfen en buggykiten is tot dusver amper onderzoek gedaan. Op basis van het beperkte onderzoek en de kenmerken van de activiteiten is wel een inschatting te maken van de effecten. Immers, de vlieger hangt hoog in de lucht, waar hij tot grote afstand zichtbaar is. Ze verplaatsen zich snel. De bewegingen van kitesurfers en buggykiters volgen geen vaste route maar zijn onvoorspelbaar. Bovendien kunnen de kitesurfers zich begeven in ondiepe wateren, waar normaliter geen verstoring optreedt. Door de combinatie van deze aspecten wordt verwacht dat kitesurfers en buggykiters grote aantallen vogels van veel verschillende soorten over een grote afstand kunnen verstoren. Losse waarnemingen in het veld bevestigen deze verwachting. Kitesurfen komt qua gebiedsgebruik, gedrag en snelheid sterk overeen met windsurfen. Op basis hiervan zullen op zijn minst de verstorende effecten van windsurfers ook bij kitesurfers optreden. De verstoring door kitesurfers zal naar verwachting echter beduidend groter zijn dan die door windsurfers, vanwege de grote hoogte en grillige bewegingen van de kite in de lucht. Het natte strand en de omgeving van de waterlijn vormen een foerageerplek voor typische strand- en kustvogels (strandloper, drieteenstrandloper, scholekster, diverse meeuwen, …) die door het strandgebruik en strandrecreatie verstoord worden in hun rust- en fourageermogelijkheden. Het is niet in te schatten hoe de verstoring vanuit de surfcubactiviteit zich verhoudt tot de verstoring vanuit de overige strandrecreatie (wandelaars, honden, badgasten,) Deze verstoring, wat de graad of impact ook zij, doet zich niet voor tegenover beschermde soorten van het SBZ-V, gezien deze gebonden zijn aan de duinbiotopen van de achterliggende Fonteintjes of aan de Polders. Daarnaast is er het gegeven dat er ook los van de infrastructuur van Surfcity talrijke strandkiters, buggykiters, zeekiters, edm. deze strandzone gebruiken. Aanleiding daarvan is de geschiktheid van deze zone: dichte parkeergelegenheid, breed en relatief rustig nat strand, niet al te breed voor zeekiters en surfers. De verstoring vanuit deze sportbeoefening is dus niet strikt verbonden aan de vestiging van de surfclub. Ze zou, wellicht in beperktere mate, ook blijven bestaan als de infrastructuur van Surfcity zou verdwijnen Een eventuele optie om de infrastructuur van Surfcity meer oostwaarts te verplaatsen tot ter hoogte van de laatste bebouwing langs de zeedijk, zal inzake verstoring van de strand- en zeevogels geen beduidende verschil meebrengen. De sporters zullen immers dezelfde strandzone gebruiken voor het beoefenen van hun activiteiten. Indien de surfclub opnieuw over een vergunning zou beschikken om het strand te betreden met een gemotoriseerd voertuig om enkel in noodgevallen de reddingsboot naar het water te brengen, zal het effect hiervan ten opzichte van de andere activiteiten te verwaarlozen zijn. Het betreden van het strand met een gemotoriseerd voertuig zal immers slechts in sporadische gevallen gebeuren. .
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 27 maart 2010
5.2.2
BETREDING
De meeste leden van de surfclub zullen gebruik maken van de zee en/of de (natte) strandzone voor het beoefenen van hun activiteit. Wandelaars kunnen zich in de duinen begeven, doch slechts binnen een afgebakende zones. en wandelpaden. Er wordt (via infoborden) gevraagd zich strikt aan deze wandelpaden te houden om fauna en flora zo weinig mogelijk te verstoren en de meest kwetsbare gedeeltes van het gebied werden een aantal jaren geleden via kastanjehekwerk afgesloten om betreding en de hieraan verbonden effecten te vermijden. Hieruit kan men besluiten dat de verstoring van waardevolle habitats door betreding hier nauwelijks aan de orde is en geen specifiek verband kan hebben met de surfclub op zich.. 5.2.3
VERVUILING
Ter hoogte van het clubhuis wordt afval geproduceerd. Dit afval kan mogelijk voor vervuiling zorgen en die heeft nadelige effecten op de omgeving. Het afvalwater van Surf City wordt echter opgeslagen in twee ondergrondse, volledig afgesloten tanks. Het achterlaten van afval door sporters of bezoekers van de surfclub kan echter een negatief effect hebben op fauna en flora.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 28 maart 2010
6
Duiding cumulatieve effecten op Speciale Beschermingszones
In een Passende Beoordeling dienen kort de mogelijke effecten van de voorgenomen activiteit te worden beschouwd in combinatie met effecten van andere ingrepen. Immers kunnen enkele kleine ingrepen gezamenlijk wel een significant effect hebben op de natuurwaarden. De beoordeling van deze cumulatieve effecten in en langs het projectgebied is een complexe opgave. Het is niet altijd eenvoudig om vast te stellen of waargenomen veranderingen het gevolg zijn van natuurlijke processen dan wel van menselijke ingrepen. Bovendien zijn de effecten van de afzonderlijke ingrepen onderling niet of nauwelijks te scheiden. In de omgeving van het projectgebied zijn geen andere (toekomstige) ingrepen bekend die voor een cumulatief effect zouden kunnen zorgen. De reeds aanwezige sport- en recreatieve infrastructuur en activiteiten zorgen voor een recreatiedruk die vooral buiten de afgebakende SBZ zones te situeren is. Die verstoringsdruk komt in beperkte mate voort van de surfclub (ook zonder de infrastructuur van de surfclub zou deze zone gebruikt worden voor strandactiviteiten: zie hoger). Er dient opgemerkt te worden dat er wel een cumulatief effect is tussen de aanwezigheid van de infrastructuur van de surfclub enerzijds en de Zeedijk, de strandcabines, het machinaal reinigen van het strand,… anderzijds. Het geheel van dit alles verhindert het ontwikkelen van het habitattype “embryonale wandelende duinen”, waardoor er gesteld wordt dat het cumulatief effect van alle aanwezige infrastructuur een betekenisvolle aantasting heeft op het Habitatrichtlijngebied. Echter, door het verwijderen van de infrastructuur van Surfcity alleen zal deze betekenisvolle aantasting blijven bestaan. Enkel door ook de hele zone daarnaast te laten vernatuurlijken is het mogelijk dat er zich een bijkomende oppervlakte “embryonale wandelende duinen” zal ontwikkelen. Een vernatuurlijking kan bv inhouden dat de recreatieve bezetting door strandcabines en bijhorende ingrepen gestopt worden, en dat men eventueel ook de zeedijk mee laat onderstuiven.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 29 maart 2010
7
Randvoorwaarden en milderende maatregelen
In bovenstaande hoofdstukken werd nagegaan of er significant negatieve effecten optreden door de verdere aanwezigheid en uitbating van de surfclub op de bij Europa aangemelde soorten en habitats. Hieronder volgen een aantal aandachtspunten om de invloed op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden te verminderen, als geoordeeld wordt dat de infrastructuur en activiteit op deze plaats aanvaardbaar is. Deze aandachtspunten kunnen helpen om betreding, vervuiling en verstoring van de natuur zoveel mogelijk te beperken. • • • • • •
•
Sensibilisatie: duidelijk aangeven (infobord, vlag, folder,…) van bij de aankomst van de sporters dat ze zich in (of nabij) gevoelige zones bevinden en dat activiteiten met het nodige respect voor de natuur moeten gebeuren. Eventuele verlichting rondom het clubhuis dient minimaal te zijn, en dit om de aanwezige fauna zo min mogelijk te storen. Geluidsoverlast door muziek, feestjes, en dergelijke dient vermeden te worden (zeker in broedseizoen), dit om de aanwezige fauna niet te verstoren. Om geen bijkomend strandtoerisme te stimuleren ter hoogte van het projectgebied is het wenselijk om de horeca-activiteiten gelinkt aan de surfclub strikt te beperken Indien opnieuw een vergunning wordt verkregen om het strand te betreden met een gemotoriseerd voertuig, kan dit enkel gebruikt worden in noodgevallen om een reddingsboot naar het water te brengen. Tegengaan van verontreiniging van water. Alle afvalwater dat geproduceerd wordt ter hoogte van de surfclub dient op een verantwoorde wijze afgevoerd en verwerkt te worden. Gezien er geen riolering aanwezig is, kan dit slechts in beperkte mate. Bijgevolg dient de productie van afvalwater beperkt te worden. Het is noodzakelijk aandacht te besteden aan het vermijden van zwerfvuil in de omgeving van de surfclub.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 30 maart 2010
8 8.1
Eindbeoordeling passende beoordeling EINDBEOORDELING IN FUNCTIE VAN DE HABITATRICHTLIJN
Uit deze passende beoordeling blijkt dat de aanwezigheid van de surfclub en infrastructuur in de huidige toestand geen significant negatieve effecten veroorzaakt op de Europees beschermde soorten van de Habitat- en Vogelrichtlijn. (indien er geen rekening gehouden wordt met de cumulatieve effecten). De aanwezige infrastructuur hypothekeert wel de uitbreiding van de duinen en aangemelde habitats binnen het SBZ-H, met name embryonaal wandelend duin en Wandelend duin op de strandwal. Belangrijk hierbij is wel dat de surfclub op zich niet alleen de mogelijkheid tot duinvorming en habitatuitbreiding verhindert. Ook de aanwezigheid van de Zeedijk, de strandcabines en het bijhorende strandtoerisme hypothekeren de uitbreiding van de duinen, en in aanzienlijk sterkere mate dan de inplanting van de accommodatie van de surfclub. Zoals aangehaald zijn er ook (andere) activiteiten die los van de surfclub kunnen gebeuren. Deze aspecten kunnen moeilijk losgekoppeld worden. Het verwijderen van de surfclub zou enkel tot gevolg kunnen hebben dat er lokaal een kleine bijkomende oppervlakte aangemeld habitat zou kunnen bijkomen (ter hoogte van de huidige bebouwing). Dit zal wellicht verwaarloosbaar zijn, indien er geen andere maatregelen genomen worden. Zoals vermeld onder §6 zijn er wel cumulatieve effecten van de infrastructuur van de sportclub, de zeedijk, de strandcabines en het machinaal reinigen van het strand. Deze cumulatieve effecten zorgen samen wel voor een betekenisvolle aantasting van het habitatrichtlijnengebied, aangezien de ontwikkeling van “embryonale wandelende duinen” op deze plaats verhinderen. Door het verwijderen van de infrastructuur van Surfcity alleen, zal deze betekenisvolle aantasting echter blijven bestaan. De verdergaande maatregelen om deze aantasting te verhelpen kunnen van verschillende aard of gradaties zijn: Eén kan zijn de natuurlijke duinontwikkeling toelaten op de strand voor het onbebouwd deel van de zeedijk, met of zonder overstuiving van de zeedijk. Een ander optie kan zijn natuurlijke aanzanding en duinontwikkeling toelaten op een andere plaats in de omgeving. Die beschouwingen vallen echter buiten het bestek van deze passende beoordeling, vermits ze niet langer betrekking hebben op de surfclub alleen. Wel is mee te geven dat het behoud van de surfclub op de huidige locatie een eventuele (toekomstige) optie tot vernatuurlijking van het strand voor het onbebouwde deel van de zeedijk, sterk zou hypothekeren. Dit is niet het geval bij een herlocatie van de club vóór de huidige bebouwing Dergelijke inplanting zou ook voldoen aan het principe dat watersportclubs slechts toelaatbaar zijn ter hoogte van de bebouwde zone. Naar de overige strandgebruikers toe is deze ligging mogelijks wel minder gunstig.
8.2
EINDBEOORDELING IN FUNCTIE VAN DE VOGELRICHTLIJN
Uit deze passende beoordeling blijkt dat de sportactiviteiten voor enige verstoring kunnen zorgen ten opzichte van de aanwezige fauna, en dan in het bijzonder de fauna van het natte strand en de waterlijn, die wel buiten de SBZ-V gelegen zijn Indien de infrastructuur elders op het strand zou ingericht worden (of zelfs volledig verwijderd zou worden), zouden de sporters toch nog altijd dezelfde strandzone gebruiken om te sporten. Doorheen alle seizoenen zijn er ook de andere vormen van strandrecreatie (wandelaars, badgasten) die elk op hun manier een zekere vorm van verstoring teweeg brengen. Op het strand komen geen vogelsoorten voor die in het kader van het vogelrichtlijngebied BE221831 aangemeld zijn. In het aanpalend reservaatgebied de Fonteintjes komen wel aangemelde soorten voor. Mits het nemen van een aantal mitigerende maatregelen (zoals onder andere het vermijden van geluidsoverlast ter hoogte van het clubhuis) zijn er geen betekenisvolle negatieve effecten te verwachten door de aanwezigheid van de surfclub en bijhorende activiteiten in de huidige toestand op het Vogelrichtlijnengebied. Algemeen mag gesteld worden dat verstoring van strand- en kustvogels door de recreatieactiviteiten gebeurt grotendeels onafhankelijk van de aanwezigheid van de surfclub in het vogelrichtlijngebied en heeft eerder betrekking op de typische strand- en kustvogels dan op de voornaamste voor het vogelrichtlijngebied aangemelde soorten.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 31 maart 2010
9
Literatuur
Websites http://www.dekustkijktverder.be/De-Fonteintjes-in-Blankenberge-Zeebrugge.36.0.html http://www.studiokontrast.com/nr/05_fontein.html www.natuurpunt.be http://www.vliz.be/docs/Zeecijfers/weekvdzee_wandelingen.pdf http://www.zwinstreek.eu/zs/index.php?option=com_content&view=article&id=207%3Aduinstreekconclusies&catid=35%3Abwk&Itemid=53 www.gisvlaanderen.be www.giswest.be
AMINAL, Afd. Natuur, 2000. – Natura 2000 in Vlaanderen. Een schakel in een Europees netwerk. AMINAL, Afd. Europa en Milieu, 2002. – De Vlaamse betrokkenheid bij het Europese en Internationale milieubeleid. AMINAL, Natuurpunt & WWF. 2003. - Natura 2000 in Vlaanderen. Een schakel in een Europees netwerk. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Natuur. LIN, Afdeling Beleid, 2003. - LIN-dienstorder 2003/7. Bauwens, D.; Claus, K. (1996). Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen. De Wielewaal Natuurvereniging: Turnhout : Belgium. 192 pp., Beheer van “Natura2000”-gebieden. 92/43/EEG). 2000.
De bepalingen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn (Richtlijn
Bezemer, V. en P.A.M. Visschedijk (2001). Van Berm naar Bos, 40 jaar recreatieonderzoek in Nederland. Alterra. Wageningen. Boer, T.A. en van Raffe j.k., 2003. Nieuwe recreatievormen in bos, natuur en landschap. Wageningen, Alterra, Research instituut voor de Groene Ruimte Alterra-rapport 745. 53 blz.; 1fig.; 2 tab.; 3 foto’s.; 31 ref. B.Vl.R., 17/7/2000. – Speciale Beschermingszones in Vlaanderen in uitvoering van de Europese Richtlijn 79/409/EEG (Vogelrichtlijn) SBZ-V (overzicht van de soorten per vogelrichtlijngebied) B.Vl.R., 4/5/2001. – Speciale Beschermingszones in Vlaanderen in uitvoering van de Europese Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn) SBZ-H (overzicht van de habitats en soorten per habitatrichtlijngebied) Decleer, K. (red.), 2007. - Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee – Habitattypen, dier- en plantensoorten. Mededelingen van het INBO, Brussel – INBO.M.2007.01, Brussel. Goossen, C.M.; Boer, T.A. de (2008) Recreatiemotieven en belevingssferen in een recreatief landschap : literatuuronderzoek Wageningen : Alterra, (Alterra-rapport 1692) Grontmij, 2005. - Achtergronddocument Natuur. Groei en Krimp op de Veluwe. Henkens R.J.H.G., 1998. Ecologische capaciteit natuurdoeltypen I. Methode voor bepaling effect recreatie op broedvogels. IBN-rapport 363, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen Henkens R.J.H.G., de Molenaar J.G., Ottburg F.G.W.A., 2007. – Recreatief medegebruik van EVZ, HEN en SED in Waterschap Rijn en Ijssel; ecologische effecten en inpassingsbeoordeling. Alterra, Wageningen.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 32 maart 2010
Heutz G. & Paelinckx D., 2005. – Natura 2000-habitats: doelen en staat van instandhouding. Onderzoeksverslag Instituut voor Natuurbehoud en Afd. Natuur, IN.O.2005.03, Brussel. Jansen J.A.M., Bijlsma R.J., 2005. – Recreatie en Natura 2000 op de Veluwe; voorstel voor een strategisch kader ‘Groei & Krimp’ in relatie tot de Vogel- en Habitatrichtlijn. Alterra, Wageningen. Krijsgveld, K., Smits, R. & Van der Winden, J. 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels op recreatie. Vogelbescherming Nederland, Waardenburg b.v. 245 p. Martens E., 2000. – EU-vogel- en habitatrichtlijngebieden – Natura 2000; natuurbehoud versus projectontwikkeling. Pouwels R. & Vos C.C., 2001. – Recreatie en biodiversiteit in balans; een ruimtelijke benadering van functiecombinaties. Alterra-rapport 227. Spanoghe G., Decleer K. & Anselin A, 2003, Instandhoudingsdoelstellingen voor de Europese Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) “2.1 Westkust”, “3.2 Poldercomplex” en “3.3 Het Zwin” en de kandidaatEuropese Habitatgebieden (SBZ-H) “BE2500001 (1-33) Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin” “n “BE2500002 (1-31) Polders”. Van Stichelen K., 2007 – ‘Gepast of Passend ?; de Passende beoordeling en het belang ervan voor het natuurbeleid en –beheer in Vlaanderen’. In: Natuur.focus 2007-6(1): 20-27. Van Hoorick G., 2003. – De implementatie van ‘Natura 2000’ in het Vlaamse Gewest. Tijdschrift voor Milieurecht 2003. Verkem, S., De Maeseneer, J. Vandendriessche, B., Verbeylen, G. & Yskout, S. (2003). Zoogdieren in Vlaanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Natuurpunt Studie & JNMZoogdierenwerkgroep, Mechelen & Gent, België. Vermeersch, G., Anselin, A., Devos, K., Herremans, M., Stevens, J., Gabriëls, J. & Van Der Krieken B., 2004 Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2004. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23 Brussel, 496 p. Met opmaak: opsommingstekens en nummering
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 33 maart 2010
Bijlage: Relatie tussen recreatie en natuur Het is niet evident om concreet aan te geven wat de juiste relatie en vervolgens wat de effecten zullen zijn, die worden gegenereerd door de leden van de surfclub ter hoogte van het gebied, onder meer omdat er relatief weinig studies voorhanden zijn die zich over recreatieve impact uitspreken. Hieronder geven we alvast enige relevante informatie uit bestaande studies; informatie die we vervolgens kunnen meenemen in de verdere beoordelingen van het recreatie-effect. Draagkracht van natuurgebieden Elke diersoort stelt eisen aan zijn leefomgeving in termen van bijvoorbeeld ruimte, beschikbaarheid van voedsel en schuilplaatsen. Een leefgebied (habitatplek) van een soort kan slechts voor een bepaald maximum aantal individuen aan die eisen voldoen. Dit maximum aantal noemen we de draagkracht van een habitatplek. Draagkracht is een potentie en zegt niets over het aantal individuen dat op een bepaald moment werkelijk aanwezig (de lokale populatie). De grootte daarvan wordt namelijk ook bepaald door factoren die met de draagkracht van de habitatplek niets te maken hebben, zoals ziekten en plagen, de aanwezigheid van predatoren en toevallige aantalsfluctuaties. De werkelijke bezetting van een habitatplek zal door deze factoren fluctueren. Als fluctuaties groot zijn, kan dat er toe leiden dat er op habitatplek op een bepaald moment geen dieren van een bepaalde meer voorkomen (lokaal uitsterven, extinctie). De kans dat een habitatplek, die een groot aantal individuen kan herbergen, leeg raakt is kleiner dan dat een habitatplek met een lage draagkracht leeg raakt. Toevalsfluctuaties hebben op de gemiddeld grotere populatie minder effect, bij ziektes is de kans op resistente exemplaren groter, bij rampen blijven minder snel te weinig individuen over. De kans op blijvende aanwezigheid van een soort in een habitatplek wordt dus groter naarmate de draagkracht van deze plek toeneemt. Hoe groter de habitatplek en hoe beter de kwaliteit, hoe kleiner de kans op lokale extinctie van een soort. Voor de duurzame aanwezigheid van een soort in en landschap waar het leefgebied versnipperd is, is naast de gezamenlijke draagkracht van de habitatplekken ook de uitwisseling van individuen tussen de habitatplekken van groot belang. Wanneer twee habitatplekken zo dicht bij elkaar liggen dat individuen in staat zijn om van de ene habitatplek naar de andere te migreren, verkleint dit de gezamenlijke kans op uitsterving. Wanneer een soort in één van beide habitatplekken uitsterft, kan deze namelijk vanuit de nog bezette habitatplek geherkoloniseerd worden. Bij twee geïsoleerde habiatatplekken is er geen herkolonisatie vanuit de ene naar de andere habiatplek mogelijk, waardoor het uitsterven van een soort in een geïsoleerde habitatplek vaak fataal is. Habitatplekken die via uitwisseling met elkaar verbonden zijn vormen samen een netwerk waarvan de totale draagkracht de kans op een duurzame instandhouding bepaalt. Alle lokale populaties in dit netwerk samen vormen een metapopulatie (Pouwels en Vos, 2001). De draagkracht van een bepaalde soort binnen een habitatplek of bijvoorbeeld een natuurgebied is dus in de eerste plaats afhankelijk van de grootte van het gebied. Daarnaast is ook de aanwezigheid van een netwerk van populaties waartussen dispersie mogelijk is van groot belang. Ook voor de verschillende habitattypes is een voldoende groot areaal en de aanwezigheid van gelijkaardige habitattypes in de buurt van groot belang. Gedrag van recreanten Om te weten te komen wat de invloed is van de activiteiten van de surfclub op de natuur, is het belangrijk te weten hoe een recreant/sporter zich gedraagt. Om tot randvoorwaarden te komen, willen we hieronder kort ingaan op het gemiddelde gedrag van recreanten. Gezien de grote diversiteit aan recreatievormen is het tevens zinvol een blik te werpen op de verschillende verstoringen die ze met zich meebrengen. De verschillende recreatievormen zullen immers elk op hun eigen wijze de aanwezige natuurwaarden beïnvloeden. Tabel 9-1 worden voor een groot aantal recreatievormen de mogelijke effecten op de natuur weergegeven.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 34 maart 2010
Met opmaak: opsommingstekens en nummering
Fysieke beschadiging
Ruimtebeslag
Vervuiling
Populatieverandering door toevoegen/ onttrekken
Wandelen 1. natuurgericht/ natuurstudie 2. rondwandeling 3. ommetje + hond uitlaten 4. doorgaande wandeling (LAW) 5. wandelmars 6. joggen/ trimmen 7. droppings/ survival Fietsen 8. fietsen in natuur en landschap 9. racefietsen 10. georganiseerde fietsdaagse 11. mountainbiken Paardrijden 12. rondrit 13. doorgaande rit (dagtochten) 14. aangespannen rijden 15. huifkarritten (toeristisch) 16. cross country/ duurloop 17. Slipjacht (met honden) Plaatsgebonden recreatie 18. picknicken/barbecueën/ zitbankje/ zonnen 19. bramen/ bessen/ bloemen/ plukken e.d. 20. hondentraining 21. evenementen (afhankelijk van type evenement) 22. verblijfsrecreatie
Verstoring van fauna
Tabel 9-1 Mogelijke effecten in relatie tot verschillende vormen van recreatie in het Waterschap Rijn en IJsel; + effect, ± mogelijk effect, - niet van toepassing. (Henkens. 2007)
+ + + + + + +
+ ± + ± ± ± ±
+ + + + + + +
+ -
-
+ + + +
± ± ± +
+ + + +
-
-
+ + + + + +
± ± ± ± + +
+ + + + -
± ± ± ± ± ±
-
+ + +
+ + +
+ +
+
± -
+ +
+ +
+ +
± -
-
Gevoeligheid van soorten Bovenstaande gegevens scheppen een goed beeld over welke effecten de verschillende vormen van recreatie veroorzaken. Hoe deze effecten doorwegen op de verschillende soorten is echter zeer soortspecifiek. Een aantal rapporten behandelt de gevoeligheid van vogels aan verstoring. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan. Het is duidelijk dat de strandzone het dichts bij surfclub het meest zal gebruikt worden door de sporters en dat de effecten van verstoring in deze zone dus het grootst zullen zijn. Effecten van recreatie op aanwezige natuurwaarden De vier relevante thema’s voor effecten van recreatie op de natuur zijn (volgens het hoger aangehaalde Achtergronddocument Natuur) de volgende:
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 35 maart 2010
- vervuiling, - plukken/verzamelen, - betreding - verstoring. •
Vervuiling door strandsporters
Ter hoogte van het clubhuis wordt afval geproduceerd. Dit afval kan mogelijk voor vervuiling zorgen en die heeft nadelige effecten op oppervlakte- en grondwater. Het afvalwater van Surf City wordt echter opgeslagen in twee ondergrondse, volledig afgesloten tanks. Het achter laten van afval en sluikstorten kan echter een sterk verstorend effect hebben op fauna en flora. •
Plukken/verzamelen
Plukken (voor boeketten) en gericht verzamelen (bijvoorbeeld van bepaalde planten) veroorzaken schade aan de vegetatie. Plukken gebeurt minder selectief en alleen de bovengrondse delen worden verwijderd. Verzamelen kan zeer selectief zijn en is vaak gericht op bijzondere soorten. Het kan het plaatselijk verdwijnen van soorten tot gevolg hebben. •
Betreding
Betreding (door wandelaars) wordt beschouwd als één van de belangrijkste recreatie-invloeden, omdat zij altijd optreedt en duidelijk zichtbare effecten heeft. Betreding heeft voornamelijk effect op vegetatie. Het effect van betreding op (kleine) dieren treedt vooral indirect op door verandering van de biotoop (wijzigingen in het microklimaat en verdichting van de bodem). Dieren levend in de bodem, strooisellaag of vegetatie kunnen daarnaast direct worden gedood door betreding (Henkens, 1998). Betreding is niet altijd negatief voor vegetaties of ecosystemen. Successie kan worden gehinderd of worden voorkomen door betreding. Bij lichte betreding neemt in veel gevallen het aantal soorten zelfs toe. Stuifzanden bijvoorbeeld hebben baat bij lichte betreding omdat daarmee de dynamiek gewaarborgd blijft. Daarnaast hebben sommige zeldzame of bijzondere soorten (bijvoorbeeld sommige orchideeën) hun optimum bij lichte betreding. •
Verstoring
De aanwezigheid van de mens kan een verstorend effect op fauna hebben, voornamelijk op vogels en zoogdieren. De verstoring door mensen wordt veroorzaakt door geur (met de wind mee kan dat ver reiken), zicht, geluid en trilling van de grond. Vooral honden hebben een groot verstorend effect. Blaffen, heen en weer rennen en gericht zoeken naar dieren in de natuur versterkt dit verstorende effect. Een aantal factoren is van belang bij “het besluit” van een dier om na verstoring te vertrekken of te blijven: - Jaarlijks ritme van activiteiten; een gebied zal in tijden van energetisch ingrijpende activiteiten (rui, doortrekvogels) onaantrekkelijker worden, indien extra energieverlies als gevolg van verstoring optreedt; - Aanwezigheid van alternatieve foerageer- en rustgebieden; territoriale dieren zijn kwetsbaarder doordat er voor hen in feite geen alternatieve gebieden zijn; - Facilitatie; de mogelijkheid dat dieren bij herhaling van een ‘angstaanjagende’ prikkel steeds onrustiger worden (bijv. een dier dat door jacht is opgeschrikt kan vervolgens altijd zo op mensen (recreanten) gaan reageren); - Habituatie; de gewenning aan dieren van de prikkel van buitenaf (het omgekeerde van facilitatie); - Groepsgrootte; verstoring neemt toe met de grootte van de groep, doordat als het eerste individu vlucht of waarschuwingssignalen afgeeft de kans groot is dat de rest ook vlucht; - Weersinvloeden; indien de verstoringsbron met de wind mee of op de dieren afkomt zal het dier eerder vluchten;
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 36 maart 2010
- Terreinkenmerken; dieren reageren in open terreinen sneller op verstoring. Dit geldt niet voor soorten die bang zijn dat obstakels mogelijke predatoren verbergen (vnl. grote soorten van open gebieden); - Geluid; hoe meer geluid hoe eerder een soort vlucht, dit is het ergst in open veld en wordt minder naarmate de hoeveelheid bomen toeneemt; - Afwachtende houding; om energie te besparen zal een dier zijn vluchtgedrag bij verstoring uit willen stellen. Concluderend kan worden gesteld dat vooral vogels en grote zoogdieren lijden onder verstoring, vegetatie en kleine dieren lijden het meest onder betreding en wateren ondervinden de meest negatieve invloed van verontreiniging. In tabelvorm geeft dit de volgende recreatiegevoeligheid voor enkele verschillende natuurwaarden:
Natuurdoeltype Stuifduin
Zuurminnend eiken-berkenbos Zoom, mantel en droog struweel en ruigtevegetaties
Gevoeligheid Betreding gevoelig
Meest gevoelige soortengroepen Vervuiling
Verstoring zeer gevoelig
tamelijk gevoelig
vrij gevoelig
tamelijk gevoelig
vrij gevoelig
broedvogels en korstmossen broedvogels en zoogdieren broedvogels en vlinders
Bedreigingen verstoring en habitatvernietiging door erosie verstoring verstoring
Effect van recreatie ten opzichte van fauna In een studie van Vogelbescherming Nederland en Bureau Waardenburg, nl. ‘Verstoringsgevoeligheid van vogels; Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie’ werd nagegaan hoe vogels reageren op menselijke aanwezigheid. Hieronder worden een aantal items vermeld die kunnen worden mee genomen in functie van onze beoordeling. De verstorende effecten van landrecreatie zijn in het algemeen gering in vergelijking met water- en luchtrecreatie. Vanzelfsprekend is dit afhankelijk van lokale omstandigheden zoals intensiteit, frequentie en duur van verstoring. Wandelen heeft een eerder beperkt effect op vogels, mits wandelaars op de paden blijven en het padennet niet te fijnmazig is. Wandelaars met hond, alsook loslopende honden, hebben wel een groot verstorend effect op (broedende) vogels. Ook geluid heeft een verstorende werking. In diverse studies is aangetoond dat de dichtheden aan vogels lager zijn in de buurt van geluidsbronnen, en dat het verstorende effect van een verstoringsbron toeneemt als hierbij ook geluid geproduceerd wordt. In open gebieden kunnen wandelaars op wegen een verstorend effect hebben op soorten die langs deze wegen foerageren, broeden, of rusten. Dit betreft met name ganzen, steltlopers en kleine zangvogels. In het algemeen vliegen de vogels op bij afstanden tussen de 50 en 300 m. Eenmaal verstoord, keren veel vogels niet of slechts langzaam terug in het foerageergebied.
2051713003/scl Passende beoordeling surfaccomodatie Zeebrugge
pagina 37 maart 2010
PRUP Strand & Dijk Zeebrugge West – Screeningsnota Provincie West-Vlaanderen
September 2014
Opdracht: Screening milieueffecten PRUP Strand & Dijk Zeebrugge West Opdrachtgever:
Opdrachthouder:
Provinciebestuur West-Vlaanderen Koning Leopold III-laan 41 8200 Sint-Andries
Adoplan bvba Vaartlaan 28 bus 1 9800 Deinze Tel: 09/241.53.70 Fax: 09/241.53.79
[email protected] www.adoplan.be
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
INHOUD 0
Inleiding ............................................................................................................................................................................................................................ 2
1
Verzoek tot raadpleging ...................................................................................................................................................................................................... 3
2
Beschrijving en verduidelijking van het plan .......................................................................................................................................................................... 4 2.1 Situering en beschrijving van het plangebied ................................................................................................................................................................. 4 2.2 Planopzet ................................................................................................................................................................................................................... 5
3
Relatie met de structuurplannen ........................................................................................................................................................................................... 7 3.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen .............................................................................................................................................................................. 7 3.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen ..................................................................................................................................................... 9 3.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Brugge .............................................................................................................................................................. 16
4
Methodiek voor de beoordeling van mogelijke milieueffecten .............................................................................................................................................. 17 4.1 Werkwijze ................................................................................................................................................................................................................ 17 4.2 Relevante disciplines ................................................................................................................................................................................................. 17
5
Beschrijving van mogelijke milieueffecten ........................................................................................................................................................................... 19 5.1 Discipline bodem en water ........................................................................................................................................................................................ 19 5.2 Discipline fauna, flora en biodiversiteit ....................................................................................................................................................................... 26 5.3 Landschap & cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed ....................................................................................... 30 5.4 Mens-ruimtelijke aspecten en mobiliteit ...................................................................................................................................................................... 34 5.5 Gezondheid en veiligheid van de mens ...................................................................................................................................................................... 37 5.6 Geluid en licht ......................................................................................................................................................................................................... 39 5.7 Grensoverschrijdende effecten ................................................................................................................................................................................... 40 5.8 Samenvatting van mogelijke negatieve milieueffecten en milderende maatregelen ......................................................................................................... 41
6
Conclusie ........................................................................................................................................................................................................................ 44
1
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
0 INLEIDING Dit document bevat een onderzoek tot milieueffectrapportage. Dit is het initiatief van het provinciebestuur van de provincie West-Vlaanderen, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Sint-Andries. In een eerste deel wordt het project, waarbij de opmaak van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan noodzakelijk is, beschreven en verduidelijkt. Hierop aansluitend worden de mogelijke milieueffecten van het plan beschreven en ingeschat. In een laatste deel wordt de conclusie van dit onderzoek geformuleerd.
2
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
1 VERZOEK TOT RAADPLEGING Het RUP vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, en is derhalve screeningsgerechtigd. De beschrijving van het plan en de mogelijke milieueffecten worden in de volgende hoofdstukken besproken.
3
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
2 BESCHRIJVING EN VERDUIDELIJKING VAN HET PLAN 2.1 SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED Op MESO-niveau: De badplaats Zeebrugge leunt aan tegen de westelijke strekdam van de Zeebrugse haven. Het compacte bouwblok situeert zich tussen het strand en de Koninklijke Baan. Richting Blankenberge sluiten de zeereepduinen aan bij de ‘Fonteintjes’. Dit is een gebied met voormalige inlagen die gedeeltelijk zijn overstoven vanuit de zeereep en sterke gelijkenis vertonen met vochtige duinvalleien. Hun natuurlijke waarde is dan ook zeer hoog. Op MICRO-niveau: Het plangebied bestaat uit 2 deelplannen. Het eerste deelplan betreft de aanduiding van de surfclub ‘Icarus’ (in de voorafgaande historiek van het dossier gekend onder de naam ‘Surf City’). Het deelplan heeft tot doel het kader te schetsen voor de regularisatie van de constructie en activiteit van de surfclub. Het tweede deelplan betreft de aanduiding van de natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau. Door de duinvorming planologisch te bestemmen (overdruk) worden bijkomende garanties gecreëerd voor het behoud en de ontwikkeling van de duinvorming. Het machinaal reinigen of enige vorm van grondbewerking, met uitzondering van deze met specifieke doelstelling tot het verhogen van de natuurlijke waarde van de duinen, wordt met dit RUP verboden. De twee deelplannen maken samen onderdeel uit van een compromis die is gesloten tussen de betrokken actoren rond de planopzet. De betrokken actoren zijn in deze het Agentschap voor natuur en Bos, de stad Brugge, Agentschap maritieme dienstverlening kust, departement ruimte Vlaanderen en de provincie West-Vlaanderen.
4
PRUP Strand en dijk Brugge West Situering op de topografische kaart Legende !
!
!
!
perimeter
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
datum: september 2014 schaal: 1:10,000 0
(Bron: NGI)
50 100
200
300
400
500 Meters
±
PRUP Strand en dijk Brugge West Situering op de luchtfoto (2013)
Legende !
!
!
!
perimeter
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
!
! !
!
datum: september 2014 schaal: 1:10,000 0
(Bron: AGIV)
50 100
200
300
400
500 Meters
±
PRUP Strand en dijk Zeebrugge West Fotoreportage
F1
Zicht op surfclub vanaf zeedijk
F2
Zicht op surfclub vanaf zeedijk F4
Zicht op strand t.h.v. surfclub
F3
Zicht op parkeergelegenheden nabij surfclub F5
Zicht op strand en natuurlijke duinvorming (deelgebied 2)
F6
Zicht op strand en natuurlijke duinvorming (deelgebied 2)
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
2.2 PLANOPZET 2.2.1 Historiek surfclub De surfclub staat sinds 1988 op de huidige locatie. In 1989 ontving Surfcity (uitbater van surfclub Icarus) van het College van Burgemeester en Schepenen de toelating om een betonnen prefab garage in zandkleur te plaatsen. In 2000 werd een bouwmisdrijf vastgesteld, omdat er een houten constructie was geplaatst, zonder bouwvergunning. Het PV werd geklasseerd. In 2007 werd vastgesteld dat er nog niets aan de situatie was veranderd en in 2009 werd een burgerrechtelijke vordering ingesteld door de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur. De rechtbank wees de vordering af omwille van het kennelijk onredelijk karakter van de vordering. Momenteel is er een beroepsprocedure hieromtrent lopende bij het Hof van Beroep te Gent.
2.2.2 Grafisch plan, voorschriften en flankerende maatregelen Het PRUP heeft tot doel het kader te schetsen voor de regularisatie van de constructie en activiteit van de aanwezige surfclub. Daarnaast wordt een natuurlijke duinvorming ten noorden van het evenementenplateau planologisch verankerd. Dit komt voor uit een compromis met het agentschap voor natuur en bos. Het vastleggen van de natuurlijke duinvorming wordt gezien als een compensatie voor de impact van de surfclub en bijhorende activiteiten op het natuurlijk systeem. Er worden in het PRUP geen bestemmingswijzigingen uitgevoerd, de deelplannen bestaan uit een overdruk op de huidige bestemming. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de surfclub worden afgestemd op het algemene voorschrift voor watersportclub ’s in de PRUP ’s strand en dijk, die in 2013 in herziene versie werden goedgekeurd. Het algemene voorschrift voorziet in een totale bruto-oppervlakte (footprint) voor de surfclub van 600 m² (incl. alle overdekte en verharde ruimten in openlucht inbegrepen, uitgezonderd de toegangsweg). Bij een ruwe meting van de huidige ingenomen oppervlakte door de constructie en terras van de watersportclub zien we dat circa 122 m² door het gebouw is ingenomen en 332 m² door het terras. Dit maakt een totaal van 454 m² ingenomen bruto-oppervlakte. Het algemene voorschrift voorziet een maximale totale bruto-oppervlakte van 600 m². Dit betekend dat er nog enige marge is om de surfclub, cfr. de kwaliteitseisen zoals bepaald in de voorschriften, aan te passen en beperkt uit te breiden.
5
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
In uitzondering op het algemene voorschrift dat voor de watersportclubs in de PRUP ’s strand en dijk is opgenomen, wordt een uitbreiding van de bruto-oppervlakte tot 720 m², indien er een publieke functie (vb. openbaar sanitair, EHBO,…) wordt ondergebracht, niet opgenomen in het voorschrift voor de surfclub Icarus, gezien de gevoelige natuurlijke context waarin de surfclub is gelegen. Flankerend aan de opmaak van dit RUP wordt een intentieovereenkomst afgesloten tussen de uitbaters van de surfclub / MDK en stad Brugge, waarin afspraken worden gemaakt rond bepaalde hinderaspecten. Deze intentieovereenkomst wordt door het Agentschap voor Natuur en bos geratificeerd. Een gelijkaardige overeenkomst zal worden opgesteld voor de te vrijwaren duinvorming (deelplan 2).
6
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
3 RELATIE MET DE STRUCTUURPLANNEN 3.1 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN In de ruimtelijke structuurplannen op de verschillende beleidsniveaus (Vlaams, provinciaal en gemeentelijk) worden uitspraken gedaan die een richtinggevend of bindend kader vormen voor de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen voor strand en dijk. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan.
3.1.1 Basisprincipes RSV Gedeconcentreerde bundeling Er wordt geopteerd om de bestaande ruimtelijke structuur van Vlaanderen als basis te nemen voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling. De aanwezige dynamiek wordt positief aangewend zodat er voor Vlaanderen sociale, economische en ruimtelijke meerwaarde ontstaan en zodat de negatieve tendensen inzake ruimtegebruik worden omgebogen. Dat wordt nagestreefd door middel van het principe van de gedeconcentreerde bundeling. Poorten Oostende en Zeebrugge als motor voor ontwikkeling. Omwille van hun bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk (water, weg, spoor, lucht, telecommunicatie) zijn de havens van Oostende en Zeebrugge een element van de economische structuur op internationaal niveau en kunnen ze hoogwaardige internationale investeringen aantrekken. Infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten Het mobiliteitsprofiel van de activiteit wordt afgestemd op het bereikbaarheidsprofiel van de locatie. Fysisch systeem ruimtelijk structurerend
7
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. Ruimtelijk structurerend betekent dat de huidige, intrinsieke kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw en wonen en werken op het niveau van het buitengebied. Het vrijwaren en versterken van open-ruimteverbindingen tussen de grotere, aaneengesloten gebieden van het buitengebied is essentieel voor de continuïteit binnen het buitengebied.
3.1.2 Stedelijk netwerk ‘De Kust’ De regionaalstedelijke gebieden Brugge en Oostende, het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Knokke-Heist, de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau Blankenberge en Veurne en de gemeenten Nieuwpoort, De Panne, Koksijde, Middelkerke, De Haan en Zuienkerke maken deel uit van het stedelijk netwerk op Vlaams niveau ‘De Kust’. Omwille van de toeristisch-recreatieve voorzieningen en potenties van nationale betekenis, de aanwezigheid van stedelijke gebieden op korte afstand en een natuurlijke structuur van internationale betekenis die zich uitstrekt van het noorden van Frankrijk tot in Nederland, is de Kust op Vlaams niveau structuurbepalend. De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Daarnaast is de transportfunctie, in het bijzonder de maritieme transportfunctie rond de poorten belangrijk. Bij de uitwerking van een stedelijk netwerk moeten ontwikkelingsperspectieven worden uitgewerkt, zowel voor de stedelijke gebieden als het buitengebied en dat in sterke onderlinge samenhang. Het stedelijk netwerk is daarbij niet één aaneengesloten stedelijk gebied, maar het betreft een ruimtelijk beleidskader met een belangrijke plaats en rol voor de structuurbepalende functies van het buitengebied binnen het stedelijk netwerk. De potenties van het stedelijk netwerk Kust moeten op een zodanige wijze worden benut dat de bestaande natuurlijke en agrarische structuur in hun ontwikkeling worden versterkt.
3.1.3 Toerisme en recreatie Toerisme en recreatie bepalen in sterke mate de ontwikkelingsperspectieven van de Vlaamse Kust. De Kust wordt naast een stedelijk netwerk ook geselecteerd als een toeristisch-recreatief netwerk op Vlaams niveau. Dergelijk netwerk bestaat uit het geheel van toeristisch-recreatieve voorzieningen en infrastructuur die door hun ligging en onderlinge samenhang structuurversterkend werken. Elk van deze toeristisch-recreatieve voorzieningen vervult een complementaire rol.
8
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Enkel in stedelijke gebieden, stedelijke netwerken en die gebieden die in een provinciaal ruimtelijk structuurplan als toeristisch-recreatief knooppunt of netwerk van primair belang zijn aangeduid, zijn nieuwe toeristisch-recreatieve voorzieningen met bijkomend ruimtegebruik mogelijk. Aanpassingen aan nieuwe functionele noden en nieuwe marktvragen kunnen echter niet zonder meer en overal gepaard gaan met een bijkomende ruimtevraag en moet afgestemd worden op de draagkracht van de ruimte en op het niveau van betrokken stedelijk gebied, het stedelijk netwerk, het toeristisch knooppunt of het netwerk van primair belang. Medegebruik met andere activiteiten en functies staat steeds voorop.
3.1.4 De natuurlijke structuur In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen worden ook gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven geformuleerd met betrekking tot de natuurlijke structuur, meerbepaald voor de kustmilieus (inclusief de duinengordel). Omwille van de zware druk op de waardevolle ecosystemen van het kustmilieu moeten de ecologische waarden van het kustgebied optimaal worden versterkt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld : -
De bestaande natuurgebieden worden uitgebreid; De relatie tussen strand en duinen en de erachter liggende polders bijzondere aandacht krijgt; Het strand gelegen in de omgeving van natuurgebieden kan afgesloten worden voor recreatie; De gevolgen van waterwinning op de natuurwaarden en de mogelijke alternatieven worden onderzocht en geëvalueerd.
3.2 PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN WEST-VLAANDEREN 3.2.1 Gewenste ruimtelijke structuur toerisme en recreatie Het ruimtelijk beleid op het vlak van toerisme en recreatie is in de eerste plaats gericht op een versterking van het bestaande aanbod. Vooral in gebieden zoals de kust waar reeds een ruim toeristisch aanbod bestaat, wordt gewerkt aan de verbetering en vernieuwing van het bestaande aanbod. Toeristische ontwikkelingen richten zich op de eigenheid van de streek. Het toerisme is van ‘nature uit’ sterk gebonden aan de karakteristieken van de streek zoals duinen, strand en zee aan de kust en zijn aldus moeilijk verplaatsbaar. De kust wordt geselecteerd als een toeristisch recreatief netwerk van primair belang. Dit betekent dat de toeristische recreatieve voorzieningen van internationaal en bovenlokaal niveau worden gebundeld in knooppunten, die met elkaar verbonden zijn door lijnelementen. Dit zijn belangrijke assen zoals kanalen, wegen, oude spoorwegbeddingen,… die reeds dragers zijn van bestaande en potentiële toeristisch-recreatieve bewegingen.
9
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
De knooppunten aan de kust zijn de kusthoofddorpen en stedelijke gebieden. Het gaat om de badplaatsen de Panne, StIdesbald, Koksijde, Oostduinkerke, Nieuwpoort-Bad, Lombardsijde-Westendedorp en –bad, Middelkerke, Bredene, De Haan, Wenduine en de stedelijke gebieden Oostende, Blankenberge en Knokke-Heist. Belangrijkste drager van toeristischrecreatieve bewegingen is de Koninklijk Baan. Volgend ruimtelijk beleid wordt vooropgesteld : - In de woonkernen dient het verder vernieuwen van het openbaar domein en de bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen gestimuleerd te worden. Daarnaast zijn aandacht voor natuurontwikkeling en bescherming van bestaande natuurgebieden prioriteiten. De woonkernen kunnen bijkomende toeristisch-recreatieve activiteiten voorzien. Dit kan slechts als deze voorzieningen een meerwaarde betekenen voor het netwerk en als er voldoende ruimte is. Een voorwaarde is dat in deze ruimte geen natuurwaarden voorkomen. Bestaande voorzieningen kunnen onder dezelfde voorwaarden uitbreiden. Woonkernen kunnen eveneens voorzien in de bijkomende verblijfsaccommodatie als de ruimtelijke draagkracht voldoende is. Dit wil zeggen dat een bijkomende verkeersdruk, bezoekersdruk, bouwblokverdichting en noden aan bijkomende voorzieningen kunnen worden opgevangen. - In stedelijke gebieden worden in de eerste plaats de bestaande voorzieningen en het openbaar domein verzorgd. Nieuwe of bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen kunnen worden ontwikkeld of uitbreiden. De ruimtelijke draagkracht mag daarbij niet worden overschreden. Voorzieningen zijn afgestemd op het niveau van het gebied. De beoogde ruimte mag niet ingenomen zijn door natuurwaarden. Stedelijke gebieden kunnen nieuwe voorzieningen met een grote aantrekkingskracht opnemen. Bestaande voorzieningen kunnen uitbreiden. De ruimtelijke ontwikkelingen voor toerisme en recreatie worden binnen de afbakening van het stedelijk gebied voorzien.
3.2.2 Gewenste ruimtelijke natuurlijke structuur Bij het ruimtelijk beleid is een opsplitsing gemaakt tussen elementen van het Vlaamse niveau en elementen van het provinciale niveau. Algemeen kan worden gesteld dat de complexen van natuur uit de gewenste ruimtelijke structuur deel uitmaken van een Vlaamse structuur. De verbindingen ertussen zijn hoofdzakelijk natuurelementen van provinciaal niveau. a. Natuuraandachtszones (elementen van Vlaams niveau) Het Vlaamse Gewest zal de GEN- ,GENO- , natuurverwevingsgebieden en bosuitbreidingsgebieden aanduiden. In het PRSWV worden deze gebieden hypothetisch gebundeld in natuuraandachtszones. Binnen deze zones komen ook nog andere activiteiten voor zoals beroepslandbouw.
10
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Na aanduiding van GEN-, GENO- en natuurverwevingsgebieden door het Vlaamse Gewest worden deze natuuraandachtzones uitgewerkt in een dicht net van natuurverbindingsgebieden tussen de verschillende natuureenheden. Dit gebeurt binnen het landschappelijke kader. De natuuraandachtszones zijn ruimer aangeduid en na de aanduiding van GEN- ,GENO- en natuurverwevingsgebieden kunnen ook andere activiteiten voorkomen. Hierbij zijn vormen van gespecialiseerde landbouw of toeristisch-recreatieve infrastructuur mogelijk. Afstemming is hier noodzakelijk. b. Natuurverbindingsgebieden (elementen van provinciaal niveau) Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden waar kleine natuur- en landschapselementen de migratie van organismen (dieren en planten) tussen natuuraandachtszones vergemakkelijken doorheen het landschap. Het zijn ruimten die groter zijn dan de kleine landschapselementen op zich die voor die natuurverbinding (zullen) zorgen. Hierdoor ontstaat een sterke band met de landschappelijke structuur omdat kleine landschapselementen medebepalend zijn voor een bepaalde type van landschap. Bij natuurverbindingsgebieden zijn volgende elementen van belang: - natuurverbindingsgebieden zijn in principe aaneengesloten gebieden; - natuur is er een nevenfunctie die de hoofdfunctie, meestal landbouw, niet kan regelen; - voor de natuurfunctie staan behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen, de ondersteuning van kleine natuurgebieden en het behoud van de open ruimte centraal in het beleid; - voor particulieren worden stimulerende maatregelen genomen op vrijwillige basis.
3.2.3 Visie-elementen van de kustruimte met betrekking op het strand en de dijk De natuurlijke structuur is enerzijds van internationale betekenis en moet daarom maximaal beschermd worden en versterkt worden. Als natuurlijke zeewering voor het achterland is het belangrijk om deze ruimtelijke drager verder te ondersteunen. Anderzijds zijn de zee, strand en duinen tevens bepalend voor de aantrekkingskracht van deze regio en is belangrijk voor toerisme en recreatie. De mate van vrije doorgang verlenen tot strand en duinen zal gedifferentieerd moeten toegepast worden afhankelijk van de natuurlijke structuur. De – al dan niet tijdelijke - constructies op het strand moeten ook gebiedsspecifiek geëvalueerd worden. Hiervoor wordt een specifiek beleidskader voor strandconstructies opgemaakt. Alle ontwikkelingen moeten gebonden zijn aan een kern (stedelijk gebied of kusthoofddorp). Voor een uitbouw van het residentieel en toeristisch aanbod moeten bestaande voorzieningen optimaal benut worden. Het streefdoel is een duurzaam toeristisch-recreatief beleid met navenante kwaliteitsbewaking. Het openbaar domein (o.a.zeedijk) dient op een kwalitatieve manier aangepakt te worden om een algemene leefbaarheid van de Kustruimte op te waarderen. De open-
11
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
ruimteverbindingen tussen de badplaatsen zijn structuurbepalend. Op deze plaatsen zijn de markante terreinovergangen van zee-strand-duinen-polder nog aanwezig en ze moeten absoluut gevrijwaard worden van bebouwing.
Deelruimte Kust
12
Milieuscreening
3.2.4 Specifiek beleidskader voor strandconstructies
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
In het PRS-WV werd reeds een richtinggevend beleidskader uitgewerkt voor strandconstructies, gebaseerd op de studie die werd toevertrouwd aan de provincie West-Vlaanderen in opdracht van de Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Waterwegen Kust (AWZ-WWK) in het kader van het geïntegreerd kustzonebeheer. De belangrijkst elementen uit dit beleidskader worden hieronder weergegeven. a) definities −
−
−
Onderscheid tijdelijk - permanent Tijdelijk is een periode van maximaal 7 maanden, zijnde van april t.e.m. oktober. In de resterende periode worden de uiterlijke kenmerken van de constructies verwijderd. Permanente constructies blijven het jaar rond staan. Onderscheid commercieel-recreatieve en openbaar toegankelijke nutsvoorzieningen Commercieel-recreatieve voorzieningen zijn bedoeld voor een zo breed mogelijk publiek en hebben betrekking op zachte recreatie. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen ten dienste van een ruimer publiek (gezinscabines, horecazaken, terrassen) en voorzieningen ten dienste van een specifiek doelgroep (watersporters, strandsportbeoefenaars). Openbaar toegankelijke nutsvoorzieningen zijn niet-commerciële diensten, die voor iedereen opengesteld zijn, meestal zonder betaling (sanitair, douches, reddersposten, stranddienstencentra, infrastructuur van gemeenten). Onderscheid in schaalgrootte : grootschalig - kleinschalig Kleinschalige constructies hebben een geringe ruimtelijke impact op het strand. Grootschalige daarentegen oefenen individueel een zekere ruimtelijke druk uit op het strand. Het onderscheid tussen klein- en grootschalige constructies wordt in overleg met de betrokken gemeente geoperationaliseerd op basis van de ruimtelijke draagkracht; d.w.z. rekening houdend met onderstaande criteria: Ruimtelijke impact Ruimtebeslag, schaal van de constructie ten opzichte van de omgeving Omgevingsimpact Milieuhinder Verkeersimpact Verkeersstromen
de mate waarin de schaal van de constructie concordeert met de schaal van de omgeving:
de activiteit ten gevolge van de constructie veroorzaakt hinder ten aanzien van de omgeving door belemmering van zichten, veiligheid voor andere strandgebruikers, afval,…; de mate waarin de activiteit verkeersstromen veroorzaakt door verkeer van personen of door vrachtvervoer vb. aan- en afvoer van surfplanken
13
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
b) ruimtelijk beleid in verschillende zones Op basis van de achterliggende morfologie wordt een zonering gemaakt voor nieuwe, tijdelijke en permanente strandconstructies en te regulariseren constructies. Voor de inplanting spelen volgende ruimtelijke elementen een rol : bebouwing, dijk, duinen en ontsluiting. Volgende zones, met een specifiek beleid worden onderscheiden: − Zone A : strand ter hoogte van een dijk met aanpalende aaneengesloten bebouwing In deze zone kunnen commercieel-recreatieve voorzieningen voor een ruimer publiek en openbaar toegankelijke voorzieningen voorkomen op voorwaarde dat ze kleinschalig zijn en die geen verkeer genereren. Tijdelijke constructies kunnen worden opgericht aanpalend aan de dijk of op de dijk, afhankelijk van het dijktype (vb.: al dan niet met rijweg). Permanente constructies worden geïntegreerd in de dijk. Een uitsprong boven het dijkniveau kan in zoverre dat het zicht vanop de dijk naar de zee niet wordt belemmerd en de uitsprong esthetisch verantwoord is. Bij uitzondering kunnen permanente constructies op of naast de dijk (maximaal 15 meter ervan verwijderd) op voorwaarde dat het een constructie van openbaar nut betreft en waarbij het onmogelijk is om de constructie te integreren in de dijk. Bijkomende voorschriften kunnen worden geformuleerd. − Zone B : strand ter hoogte van een dijk en aanpalende niet-aaneengesloten bebouwing (waaronder toeristisch-recreatieve verblijfsaccommodatie ) In deze zone kunnen tijdelijke en permanente constructies voor commercieel-recreatieve voorzieningen ten dienste van specifiek doelgroepen, alsook openbaar toegankelijke voorzieningen. De constructies dienen enkel ter ondersteuning van sportactiviteiten op het strand en op zee. De constructies kunnen grootschaliger zijn dan in zone A maar zijn beperkt volgens de ruimtelijke draagkracht. Bijkomende activiteiten, zoals horeca, zijn uitgesloten tenzij deze geïntegreerd worden in de constructie en geen publieke functie vervullen. Verkeersgenererende constructies (vb. een surfclub) worden ontsloten via een openbare weg. De constructies dienen gebundeld te worden en sluit bij voorkeur aan bij bestaande bebouwing. Constructies van commercieel-recreatieve voorzieningen ten dienste van een ruimer publiek kunnen enkel tijdelijk worden opgericht. Deze dienen kleinschalig te zijn en aanpalend aan de dijk of op de dijk, afhankelijk van het dijktype (vb.: al dan niet met rijweg). Deze constructies kunnen slechts op voorwaarde dat het gaat om een bewaakte zone voor het baden. Horecazaken worden evenwel uitgesloten.
14
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Bijkomende voorschriften kunnen geformuleerd worden − Zone C: strand ter hoogte van aanpalende niet-aaneengesloten bebouwing (waaronder toeristisch-recreatieve verblijfsaccommodatie ) zonder dijk Wanneer zone C grenst aan zone A gelden voor zone C dezelfde mogelijkheden voor zone B. Wanneer zone C grenst aan zone B gelden voor zone C dezelfde randvoorwaarden als voor zone D. − Zone D: strand ter hoogte van gebieden met weinig of geen bebouwing (eventueel met dijk) Er kunnen enkel nog tijdelijke constructies ten behoeve van reddingsdiensten een beperkt aantal (tijdelijke) gezinscabines voorkomen op voorwaarde dat het gaat om een bewaakte zone voor het baden. Bijkomende voorschriften kunnen worden geformuleerd. In het andere geval geldt in deze zone een volledig bouwverbod, zowel voor permanente als voor tijdelijke constructies. Het gaat in hoofdzaak om de open-ruimteverbinding zoals omschreven in de gewenste natuurlijke ruimtelijke structuur. − Uitzonderingen Omwille van het specifieke karakter van het strand van Bredene tot Vosseslag (De Haan) wordt een eigen beleidsvisie ontwikkeld binnen de gewenste ruimtelijke structuur van de kust. Het specifieke karakter van dit strand wordt bepaald door de duinencomplexen en de afwezigheid van een dijk, terwijl dit stuk strand toch belangrijk is voor de achterliggende terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven. c) algemene richtlijnen − Architectuur De constructie dient aan minimale architecturale kwaliteitsnormen te voldoen op het vlak van constructie, materiaal, esthetica. Permanente constructies moeten ook in het laagseizoen geïntegreerd voorkomen in de omgeving. Bij een bouwaanvraag voor een permanente constructie is het gewenst een preadvies in te bouwen van een bevoegde provinciale commissie. − Verankering/opbouw De permanente constructies dienen als niet-definitief te zijn geconcipieerd (de materialen zijn licht en de constructie is niet onomkeerbaar verankerd in de grond; na verwijdering van de constructie is het strand met een minimum aan inspanning hersteld in de oorspronkelijke toestand). d) Opmaak van een provinciaal uitvoeringsplan/verordening Het ruimtelijk beleid en de afbakening van de zones dient juridisch vertaald te worden via een provinciaal uitvoeringsplan en/of verordening, in overleg met gemeenten en het Vlaamse gewest.
15
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
3.3 GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BRUGGE Het GRS Brugge is door de deputatie op 3 augustus 2006 goedgekeurd. In de strandwijk bevinden zich de belangrijkste toeristische activiteiten. Ook in de toekomst blijft het strand een belangrijke recreatieve functie vervullen, met de mogelijkheid voor strandevenementen. Op de westelijke strekdam wordt een wandelpromenade uitgebouwd. Het bijkomend station ter hoogte van de strandwijk was een eerste stap om de toenemende automobiliteit af te remmen. Daarnaast kan de aanleg van een randparking ten noorden van de transportzone het storende parkeerplaatszoekende verkeer weghouden uit de wijk. Aansluitend wordt een verblijfszone voorzien voor mobilhomes en een terrein voor doortrekkende woonwagens.
Figuur: Gewenste toeristische recreatieve infrastructuur (GRS Brugge)
16
Milieuscreening
4
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
METHODIEK VOOR DE BEOORDELING VAN MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN
4.1 WERKWIJZE De beoordeling van de milieueffecten gebeurt per discipline. De relevante disciplines staan beschreven onder punt 4.2. Per discipline gebeurt er een bespreking van de bestaande toestand, het nulalternatief, de verwachte effecten en een opsomming van milderende maatregelen. In dit geval houdt het nulalternatief in dat de geplande bestemmingswijziging niet doorgaat en dat de huidige planologische bestemmingen van kracht blijven. Er kan aangenomen worden dat bij het nulalternatief de bestaande toestand in de toekomst te weinig zal wijzigen. Daarom wordt de bestaande toestand als referentiesituatie genomen. De toekomstige activiteiten, ingrepen en maatregelen kunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben op het milieu. Bij de beschrijving van de te verwachten effecten op het milieu wordt een vergelijking gemaakt tussen de referentietoestand en de toekomstige situatie. Indien er negatieve effecten optreden worden milderende maatregelen voorgesteld. Op basis van deze milderende maatregelen worden de aanbevelingen voor het Provinciaal RUP beschreven. De aanbevelingen kunnen een bijsturing van de bestemmingszones of de stedenbouwkundige voorschriften inhouden.
4.2 RELEVANTE DISCIPLINES Gezien de doelstellingen van het PRUP en de aard van de voorziene activiteiten zijn er effecten op het milieu te verwachten in de volgende disciplines: 1) Bodem; 2) Water; 3) Mobiliteit; 4) Fauna, flora en biodiversiteit; 5) Landschap; 6) Cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed 7) Mens - ruimtelijke aspecten; 8) Gezondheid en veiligheid van de mens;
17
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
9) Geluid; 10) Licht. Voor de disciplines energie- en grondstoffenvoorraden, atmosfeer en klimatologische factoren zijn geen effecten op het milieu te verwachten. Ze worden niet verder onderzocht. De disciplines die wel worden onderzocht hebben onderlinge relaties en zijn niet onafhankelijk van elkaar. De samenhang van verschillende milieueffecten en van de milderende maatregelen is daarom van groot belang. De volgende disciplines worden omwille van de sterke samenhang en omwille van het vermijden van herhalingen, samen genomen: 1. 2. 3. 4.
Bodem en water; Mobiliteit en mens-ruimtelijke aspecten; Landschap & Cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed; Geluid & Licht.
Bijgevolg worden volgende disciplines besproken: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Bodem en water; Fauna, flora en biodiversiteit; Landschap & Cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed; Mobiliteit en mens-ruimtelijke aspecten; Gezondheid en veiligheid van de mens; Geluid & Licht.
18
Milieuscreening
5
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
BESCHRIJVING VAN MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN
5.1 DISCIPLINE BODEM EN WATER 5.1.1 Referentiesituatie Topografie
Op de hellingenkaart is duidelijk te zien dat de surfclub (deelplan 1) zich binnen een licht hellend (0,5 % tot 5%) gebied bevindt. Net ten zuiden en ten westen van deze surfclub vinden we een duingebied terug die sterk hellend is. Voor de zone met de natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau (deelplan 2) zijn geen gegevens beschikbaar op de hellingenkaart. Ook daar kent het terrein een sterk hellend verloop.
Figuur: Situering op de hellingenkaart
19
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Bodemtextuur Binnen het plangebied komt er een zandbodem voor. Grenzend aan de surfclub vinden we hoge kustduinen terug.
Figuur: Situering op de bodemkaart
Waardevolle bodems In het plangebied komen volgens de Databank Ondergrond Vlaanderen geen waardevolle bodems voor. Verontreinigde bodems Op basis van de gegevens die OVAM ter beschikking stelt, zijn geen locaties binnen het plangebied gekend waarvoor onderzoeksgegevens beschikbaar zijn. Er wordt verondersteld dat er geen verontreinigde gronden in het plangebied aanwezig zijn.
20
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Categorisering volgens de Vlaamse Hydrografische atlas Het plangebied behoort tot het bekken van de Brugse Polders. Op ca. 400 m ten oosten van het plangebied (en dus ten oosten van de natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau – Deelplan 2 ) vinden we de meest nabije bevaarbare waterloop, het betreft het Havendok. Op ca. 240 m ten zuiden van de surfclub (Deelplan 1) vinden we de meest nabije onbevaarbare waterloop, het betreft een waterloop van tweede categorie, zijnde de Graaf Jansader.
Figuur: Situering op de Vlaamse Hydrografische atlas
21
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Watertoets Het strand maakt deel uit van de natuurlijke zeewering en staat onder invloed van de getijdenwerking. Deze zone is aldus binnen de watertoetskaarten niet opgenomen. Voor de zone van de dijk en/of duinen geven de watertoetskaarten wel gegevens weer. Volgens de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden is het plangebied niet overstromingsgevoelig. Tevens komen er in de nabije omgeving van het plangebied geen recent overstroomd gebied voor.
Figuur: Situering t.a.v. overstromingsgevoelige gebieden
Figuur: Situering t.a.v. recent overstroomde gebieden
Het plangebied van de surfclub en de omgeving rondheen de surfclub zijn zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1). Het plangebied van de surfclub en de grond ten westen, noorden en oosten van de surfclub zijn niet – infiltratiegevoelig. Net ten zuiden van de surfclub vinden we een infiltratiegevoelige bodem terug.
Figuur: Situering t.a.v. grondwaterstromingsgevoelige gebieden
Figuur: Situering t.a.v. infiltratiegevoelige gebieden
22
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Riolering – zoneringsplan VMM Om de impact van lozingen op basis van ecologische criteria te kunnen prioriteren werden zogenaamde milieuimpacttoetskaarten opgesteld. Aan de hand van deze kaarten wordt de prioriteit van rioleringswerken bepaald. De kaarten houden rekening met de aanwezigheid van:
Overstromingsgebieden; Prioritair te onderzoeken bodems; Ecologisch waardevolle gebieden en waterlopen; Water voor de mens (drinkwater / zwemwater); Bovenlopen van waterlopen.
Aldus werd een samengestelde kaart opgemaakt, die per gebied een score berekent op basis van het voorkomen van bovenstaande type gebieden. Uit de samengestelde kaart blijkt het volledige plangebied een score te hebben gekregen van 0 tot 1. Dit betekent dat er een relatief beperkte impact is op het milieu door afvalwaterlozingen. Het zoneringsplan geeft aan of een gebouw gelegen is aan een rioleringsnetwerk of dat men zelf moet instaan voor zijn afvalwaterzuivering. De surfclub situeert zich in de omgeving van een centraal gebied van het zoneringsplan van de VMM. Het plangebied genereert geen afvalwater behalve het ‘huishoudelijk afvalwater’. Alle afvalwater wordt momenteel opgeslagen in twee ondergrondse afgesloten tanks.
Figuur: Situering op het zoneringsplan
23
Milieuscreening
5.1.2 Mogelijke effecten
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Voor deelplan 2 (zone met natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau) worden geen effecten verwacht voor wat betreft de discipline bodem en water. Voor wat betreft deelplan 1 (surfclub) worden de volgende effecten verwacht: Bodem Er wordt een beperkte uitbreiding van het gebouw en verhardingen voorzien. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de surfclub worden afgestemd op het algemene voorschrift voor watersportclub’ s in de PRUP’ s strand en dijk, die in 2013 in herziene versie werden goedgekeurd. Het algemene voorschrift voorziet in een totale bruto-oppervlakte (footprint) voor de surfclub van 600 m² (incl. alle overdekte en verharde ruimten in open lucht inbegrepen, uitgezonderd de toegangsweg). Bij een ruwe meting van de huidige ingenomen oppervlakte door de constructie en terras van de watersportclub zien we dat circa 122 m² door het gebouw is ingenomen en 332 m² door het terras. Dit maakt een totaal van 454 m² ingenomen bruto-oppervlakte. Het algemene voorschrift voorziet een maximale totale bruto-oppervlakte van 600 m². Dit betekend dat er nog enige marge is om de surfclub, cfr. de kwaliteitseisen zoals bepaald in de voorschriften, aan te passen en beperkt uit te breiden. Dit impliceert dat de toplaag van de bodem beperkt kan gewijzigd worden en dat de bodem afgedekt zal worden. Gelet op de aard van de activiteiten is de kans op bodemverontreiniging zeer beperkt. Er wordt bijgevolg geen negatief effect verwacht. Water De toename van verhardingen en bebouwing zal leiden tot een verminderde infiltratie van het water in de bodem. Hierdoor zal het water versneld afstromen. Gelet op de aard van de activiteiten is de kans op oppervlaktewaterverontreiniging zeer beperkt. Er wordt bijgevolg geen negatief effect verwacht.
24
Milieuscreening
5.1.3 Milderende maatregelen 1. 2. 3.
4.
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Met betrekking tot het aspect bodem en water worden volgende milderende maatregelen voorzien: Het bestaand wetgevend kader (o.a. milieuwetgeving + verordening inzake opvang hemelwater) zal toegepast worden om de mogelijke effecten te beperken; Wat betreft de verhardingen kunnen deze enkel voorzien worden indien dit noodzakelijk blijkt voor de goede werking van de surfclub. De verhardingen dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen; In uitzondering op het algemene voorschrift dat voor de watersportclubs in de PRUP’s strand en dijk is opgenomen, wordt een uitbreiding van de bruto-oppervlakte tot 720 m², indien er een publieke functie (vb. openbaar sanitair, EHBO,…) wordt ondergebracht, niet opgenomen in het voorschrift voor onderhavige surfclub, gezien de gevoelige natuurlijke context waarin de surfclub is gelegen; Flankerend aan de opmaak van dit RUP wordt een intentieovereenkomst afgesloten tussen de uitbaters van de surfclub / MDK en stad Brugge, waarin afspraken worden gemaakt rond bepaalde hinderaspecten. Deze intentieovereenkomst wordt door het Agentschap voor Natuur en bos geratificeerd. Een gelijkaardige overeenkomst zal worden opgesteld voor de te vrijwaren duinvorming.
5.1.4 Conclusie Algemeen kan worden gesteld dat het plan geen significante effecten heeft op de disciplines bodem en water mits toepassing van de milderende maatregelen in het RUP.
25
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
5.2 DISCIPLINE FAUNA, FLORA EN BIODIVERSITEIT 5.2.1 Referentiesituatie Biologische waardering Volgens de biologische waarderingskaart 2 Versie 2.2 - Toestand 2010 bevindt het plangebied zich volledig binnen biologisch waardevol gebied. Het betreft hier een strand zonder kunstwerken.
Figuur: Situering op de biologische waarderingskaart
Faunistisch belangrijk gebied Het plangebied situeert zich niet in of nabij een faunistisch belangrijk gebied.
26
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Natura 2000 & VEN-gebieden De surfclub situeert zich volledig binnen het vogelrichtlijngebied ‘Poldercomplex’ (BE2500932) en gedeeltelijk binnen het habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ (BE2500001-22). Net ten zuiden en ten oosten van het plangebied bevindt zich het GEN-gebied ‘De Fonteintjes en Oudemaarspolder’. In het westen grenst aan de surfclub het erkend natuurreservaat ‘De Fonteintjes’. Dit natuurreservaat is in beheer van Natuurpunt Beheer vzw.
Figuur: Situering t.a.v. de NATURA 2000 en de VEN-gebieden
27
Milieuscreening
5.2.2 Mogelijke effecten
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Voor deelplan 2 (zone met natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau) worden er positieve effecten verwacht voor wat betreft de discipline fauna, flora en biodiversiteit. Voor deelplan 1 (surfclub) worden de volgende effecten verwacht: Biologische waardering Gezien de surfclub zich reeds aldaar bevindt en er met onderhavig plan slechts een beperkte uitbreiding mogelijk is, zijn de effecten op het ‘strand zonder kunstwerken’ als niet significant te aanschouwen. Faunistisch belangrijk gebied Gezien het plangebied zich niet in -of nabij- een faunistisch belangrijk gebied bevindt, brengt het plan geen mogelijke significante negatieve effecten met zich mee op faunistische belangrijke gebieden. Natura 2000 & VEN-gebieden Mogelijke effecten op het habitatrichtlijngebied De aanwezige infrastructuur hypothekeert de uitbreiding van de duinen en aangemelde habitats, met name het ‘Embryonaal wandelend duin’ en het ‘Wandelend duin op de strandwal’. Belangrijk hierbij is wel dat de surfclub op zich niet alleen de mogelijkheid tot duinvorming en habitatuitbreiding verhindert. Ook de aanwezigheid van de Zeedijk, de strandcabines en het bijhorende strandtoerisme hypothekeren de uitbreiding van de duinen en in aanzienlijk sterkere mate dan de inplanting van de accommodatie van de surfclub. Er zijn ook andere activiteiten die los van de surfclub kunnen gebeuren. Deze aspecten kunnen moeilijk losgekoppeld worden. Het verwijderen van de surfclub zou enkel tot gevolg kunnen hebben dat er lokaal een kleine bijkomende oppervlakte aangemeld habitat zou kunnen bijkomen (ter hoogte van de huidige bebouwing). Dit zal wellicht verwaarloosbaar zijn indien er geen andere maatregelen genomen worden. Concluderend kan gesteld worden dat het plan geen significante effecten veroorzaakt op het habitatrichtlijngebied.
28
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Mogelijke effecten op het vogelrichtlijngebied De sportactiviteiten die voor enige verstoring kunnen zorgen ten opzichte van de aanwezige fauna, en dan in het bijzonder de fauna van het natte strand en de waterlijn zijn allen buiten het vogelrichtlijngebied gelegen. Indien de infrastructuur elders op het strand zou ingericht worden (of zelfs volledig verwijderd zou worden), zouden de sporters toch nog altijd dezelfde strandzone gebruiken om te sporten. Doorheen alle seizoenen zijn er ook de andere vormen van strandrecreatie (wandelaars, badgasten) die elk op hun manier een zekere vorm van verstoring teweeg brengen. Op het strand komen geen vogelsoorten voor die in het kader van het vogelrichtlijngebied BE221831 aangemeld zijn. In het aanpalend reservaatgebied de Fonteintjes komen wel aangemelde soorten voor. Mits het nemen van een aantal mitigerende maatregelen (zoals o.a. het vermijden van geluidsoverlast t.h.v. het clubhuis) zijn er geen betekenisvolle negatieve effecten te verwachten door de aanwezigheid van de surfclub en bijhorende activiteiten in de huidige toestand op het Vogelrichtlijngebied. Algemeen mag gesteld worden dat verstoring van strand- en kustvogels door de recreatieactiviteiten gebeurt grotendeels onafhankelijk van de aanwezigheid van de surfclub in het vogelrichtlijngebied en heeft eerder betrekking op de typische strand- en kustvogels dan op de voornaamste voor het vogelrichtlijngebied aangemelde soorten. Concluderend kan gesteld worden dat het plan geen significante effecten veroorzaakt op het vogelrichtlijngebied.
5.2.3 Milderende maatregelen Volgende aandachtspunten kunnen helpen om betreding, vervuiling en verstoring van de natuur zoveel mogelijk te beperken: - Sensibilisatie: duidelijk aangeven (infobord, vlag, folder,…) van bij de aankomst van de sporters dat ze zich (of nabij) gevoelige zones bevinden en dat activiteiten met het nodige respect voor de natuur moeten gebeuren; - Eventuele verlichting rondom het clubhuis dient minimaal te zijn, en dit om de aanwezige fauna zo min mogelijk te storen; - Geluidsoverlast door muziek en dergelijke dient vermeden te worden (zeker in het broedseizoen), dit om de aanwezige fauna niet te verstoren; - Het is noodzakelijk aandacht te besteden aan het vermijden van zwerfvuil in de omgeving van de surfclub.
5.2.4 Conclusie Er kan gesteld worden dat het plan geen significante effecten heeft op de disciplines fauna, flora en biodiversiteit.
29
Milieuscreening
5.3 LANDSCHAP
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
&
CULTUREEL
ERFGOED
MET
INBEGRIP
VAN
HET
ARCHITECTONISCH EN ARCHEOLOGISCH ERFGOED 5.3.1 Referentiesituatie Landschapsatlas De surfclub (deelplan 1) situeert zich volgens de landschapsatlas binnen het traditioneel landschap ‘Westelijke Middenkust (Oostende-Zeebrugge’ (code 110000). De natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau (deelplan 2) situeert zich niet binnen een traditioneel landschap. Het volledige plangebied bevindt zich binnen de ankerplaats ‘Strand en duinen Fonteintjes’ (ID A30002), wat wijst op de landschappelijke waarde van het gebied. Deze ankerplaats heeft nog geen procedure doorlopen voor aanduiding als ankerplaats en heeft daarom (nog) geen juridisch statuut. De surfclub zelf (deelplan 1) bevindt zich tevens binnen de relictzone ‘Duinen Oostkust’ (ID R30001). Er bevinden zich geen lijnrelicten noch puntrelicten binnen of in de omgeving van het plangebied.
Figuur: Situering op de landschapsatlas
30
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Bouwkundig erfgoed & beschermingen Binnen en grenzend aan het plangebied komen er geen bouwkundig erfgoed noch beschermde monumenten, dorpsgezichten en landschappen voor.
Figuur: Situering t.a.v. bouwkundig erfgoed en beschermingen
31
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Centrale archeologische inventaris Grenzend aan de surfclub (deelplan 1) is een element aangemeld in de centrale archeologische inventaris. Het betreft een ‘Batterij Groden’ uit Wereld Oorlog 1. Meer in detail betreft het hier een Duitse batterij uitgerust met 4 houwitsers, een kanon, bunkers, een commandopost, een observatiepost en houten personeelsverblijven.
Figuur: Situering op de Centrale Archeologische Inventaris
32
Milieuscreening
5.3.2 Mogelijke effecten
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Het volledige plangebied bevindt zich binnen de ankerplaats ‘Strand en duinen Fonteintjes’ (ID A30002), wat wijst op de landschappelijke waarde van het gebied. Echter, gelet op de kleinschaligheid en de minimale uitbreiding die mogelijk wordt gemaakt worden geen significante effecten op het landschap en het cultureel en archeologisch erfgoed verwacht.
5.3.3 Milderende maatregelen Inzake het archeologisch erfgoed blijft de vigerende regelgeving van toepassing. Deze regelgeving verplicht het melden van vondsten bij werken.
5.3.4 Conclusie Algemeen kan worden gesteld dat door de beperkte ingrepen van het plan het landschap en het erfgoed gevrijwaard blijft.
33
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
5.4 MENS-RUIMTELIJKE ASPECTEN EN MOBILITEIT 5.4.1 Referentiesituatie Ruimtelijke ordening Deelplan 1 (de surfclub) situeert zich cfr. het gewestplan binnen een ‘natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten’ (cfr. het gewestplan) Deelplan 2 (de aanduiding van de natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau) situeert zich grotendeels binnen het PRUP Strand & Dijk Brugge (M.B. 19.09.2005) met als bestemmingen: zone 1 centrumgebied voor dagrecreatie. De onderliggende gewestplanbestemming van het gewestplan Brugge - Oostkust (K.B. 07/04/1977 (en latere wijzigen) en dat niet meer in voege is), bevat de bestemming ‘natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten’. Onderhavig PRUP regelt de toeristisch-recreatieve activiteiten van de aldaar gelegen surfclub. Ruimtegebruik Deelplan 1 bestaat uit de huidige bebouwing van de surfclub bestaat uit een houten lokaal, met bijhorend terras dat opgericht werd in de jaren 90. Bij een ruwe meting van de huidige ingenomen oppervlakte door constructie en terras van de watersportclub zien we dat circa 122 m² door het gebouw is ingenomen en 332 m² door het terras. Dit maakt een totaal van 454 m² ingenomen bruto oppervlakte. Deelplan 2 betreft een natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau. Mobiliteit De surfclub telt 250 actieve leden die uit gans Vlaanderen en Brussel afkomstig zijn. Per auto Per auto is de surfclub vlot toegankelijk. De dijk ter hoogte van de surfclub en richting Zeebrugge Bad wordt al sinds het bestaan ervan gebruikt als parking. Het parkeren van kampeerauto’s is aldaar verboden. Cliënteel van de surfclub die per auto komt kan aldaar parkeren en de surfclub op een vlotte manier bereiken.
34
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Traag verkeer & openbaar vervoer Ook via het traag verkeer en met het openbaar vervoer is de surfclub optimaal toegankelijk. Voor het cliënteel die per fiets komt zijn er t.h.v. de surfclub (langsheen de zeedijk) diverse fietsstallingen voorzien. Voor het cliënteel die te voet of met het openbaar vervoer komt zijn er op 5-10 minuten wandelafstand 2 bushaltes en 1 tramhalte aanwezig. Legende = tram / bushalte
Figuur: situering op het stratenplan
35
Milieuscreening
5.4.2 Mogelijke effecten
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
De surfclub bevindt zich aan het uiteinde van de zeedijk, zijdelings aanleunend tegen de duinenflank. Dit is de meest aangewezen locatie gezien er geen omwonenden in de omgeving zijn, er geen horeca aanwezig is op de dijk, er parkeermogelijkheden aanwezig zijn en de surfclub niet in de buurt van een zwemzone gelegen is. Het PRUP heeft tot doel het kader te schetsen voor de regularisatie van de constructie en activiteit van de aanwezige surfclub. Met uitzondering van een beperkte uitbreidingsmogelijkheid voor de surfclub zijn er geen uitbreidingen mogelijk. Er worden in het PRUP geen bestemmingswijzigingen uitgevoerd, de deelplannen bestaan uit een overdruk op de huidige bestemming. Er worden bijgevolg geen significante negatieve effecten verwacht voor wat betreft de mobiliteit en t.a.v. omwonenden.
5.4.3 Milderende maatregelen Het plan heeft geen negatief effect door de beperkte wijziging van de voorschriften naar inrichting zodat milderende maatregelen zich niet opdringen.
5.4.4 Conclusie Algemeen kan er worden gesteld dat voor wat betreft de disciplines ‘mens-ruimtelijke aspecten’ en ‘mobiliteit’ er geen significante effecten te verwachten zijn.
36
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
5.5 GEZONDHEID EN VEILIGHEID VAN DE MENS 5.5.1 Referentiesituatie
Figuur: Situering t.a.v. SEVESO-inrichtingen (bron: AGIV)
Binnen het plangebied zijn geen SEVESO - inrichtingen toegelaten. Binnen een straal van 2 km van het plangebied zijn geen hogedrempel SEVESO - inrichtingen gelegen. Er is evenwel één lagedrempel SEVESO - inrichting binnen een straal van 2 km gelegen. Deze inrichting is betreft Total Belgium - Zeebrugge in de Leopold II - dam te 8380 Brugge (Zeebrugge).
37
Milieuscreening
5.5.2 Mogelijke effecten
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Het plan betreft geen nieuw aandachtsgebied. De bestemmingscategorie blijft gelijk. De risico’s van de SEVESO – inrichting zijn gekend bij de dienst VR en het onderhavig plan zorgt voor geen effecten op deze inrichting.
Beslissingsdiagram ruimtelijke veiligheidsrapportage
5.5.3 Milderende maatregelen Gezien het plan geen effecten heeft op de gezondheid en veiligheid van de mens zijn er geen milderende maatregelen van toepassing.
5.5.4 Conclusie Algemeen kan worden gesteld dat er geen significant negatief effect ontstaat door het plan voor wat betreft de discipline gezondheid en veiligheid van de mens.
38
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
5.6 GELUID EN LICHT 5.6.1 Referentiesituatie Bestaande geluids- en lichthinder komt op het strand t.h.v. de surfclub in beperkte mate voor door georganiseerde sportactiviteiten tijdens de weekends en vakantieperiodes. Deze zijn echter te kleinschalig om van significante hinder te kunnen spreken.
5.6.2 Mogelijke effecten Het plan heeft geen significante invloed op geluid en licht.
5.6.3 Milderende maatregelen Het plan heeft geen significante invloed op het geluid en licht, doch volgende milderende maatregelen zijn noodzakelijk: - Eventuele verlichting rondom het clubhuis dient minimaal te zijn, en dit om de aanwezige fauna zo min mogelijk te storen; - Geluidsoverlast door muziek en dergelijke dient vermeden te worden (zeker in het broedseizoen), dit om de aanwezige fauna niet te verstoren.
5.6.4 Conclusie Algemeen kan worden gesteld dat er geen significant negatief effect ontstaat door het plan voor wat betreft de discipline geluid en licht.
39
Milieuscreening
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
5.7 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN De situering van het plangebied en het programma is van dien aard dat de effecten beperkt blijven. Deze effecten hebben geen grensoverschrijdend karakter.
40
Milieuscreening
5.8 SAMENVATTING
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
VAN
MOGELIJKE
NEGATIEVE
MILIEUEFFECTEN
EN
Discipline bodem en water
MILDERENDE MAATREGELEN mogelijk negatief effect
milderende maatregel
Beperkte uitbreiding verharde en bebouwde ruimte
Met betrekking tot het aspect bodem en water worden volgende milderende maatregelen voorzien: 1. Het bestaand wetgevend kader (o.a. milieuwetgeving + verordening inzake opvang hemelwater) zal toegepast worden om de mogelijke effecten te beperken; 2. Wat betreft de verhardingen kunnen deze enkel voorzien worden indien dit noodzakelijk blijkt voor de goede werking van de surfclub. De verhardingen dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen; 3. In uitzondering op het algemene voorschrift dat voor de watersportclubs in de PRUP’s strand en dijk is opgenomen, wordt een uitbreiding van de bruto-oppervlakte tot 720 m², indien er een publieke functie (vb. openbaar sanitair, EHBO,…) wordt ondergebracht, niet opgenomen in het voorschrift voor onderhavige surfclub, gezien de gevoelige natuurlijke context waarin de surfclub is gelegen; 4. Flankerend aan de opmaak van dit RUP wordt een intentieovereenkomst afgesloten tussen de uitbaters van de surfclub / MDK en stad Brugge, waarin afspraken worden gemaakt rond bepaalde hinderaspecten. Deze intentieovereenkomst wordt door het Agentschap voor Natuur en bos geratificeerd. Een gelijkaardige overeenkomst zal worden opgesteld voor de te vrijwaren duinvorming.
41
Milieuscreening
Discipline mens-ruimtelijke aspecten en mobiliteit
Discipline landschap en cultureel erfgoed
Discipline fauna, flora en biodiversiteit
Voor deelplan 1 (surfclub) worden er niet significante negatieve effecten verwacht voor wat betreft de fauna, flora en biodiversiteit.
Voor deelplan 2 (zone met natuurlijke duinvorming op het strand ten noorden van het evenementenplateau) worden er positieve effecten verwacht voor wat betreft de discipline fauna, flora en biodiversiteit.
Het volledige plangebied bevindt zich binnen de ankerplaats ‘Strand en duinen Fonteintjes’ (ID A30002), wat wijst op de landschappelijke waarde van het gebied.
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Volgende aandachtspunten kunnen helpen om betreding, vervuiling en verstoring van de natuur zoveel mogelijk te beperken: Sensibilisatie: duidelijk aangeven (infobord, vlag, folder,…) van bij de aankomst van de sporters dat ze zich (of nabij) gevoelige zones bevinden en dat activiteiten met het nodige respect voor de natuur moeten gebeuren; Eventuele verlichting rondom het clubhuis dient minimaal te zijn, en dit om de aanwezige fauna zo min mogelijk te storen; Geluidsoverlast door muziek en dergelijke dient vermeden te worden (zeker in het broedseizoen), dit om de aanwezige fauna niet te verstoren; Het is noodzakelijk aandacht te besteden aan het vermijden van zwerfvuil in de omgeving van de surfclub. Inzake het archeologisch erfgoed blijft de vigerende regelgeving van toepassing. Deze regelgeving verplicht het melden van vondsten bij werken.
Echter, gelet op de kleinschaligheid en de minimale uitbreiding die mogelijk wordt gemaakt worden geen significante effecten op het landschap en het cultureel en archeologisch erfgoed verwacht. De surfclub bevindt zich aan het uiteinde van de zeedijk, zijdelings aanleunend tegen de duinenflank. Dit is de meest aangewezen locatie gezien er geen omwonenden in de omgeving zijn, er geen horeca aanwezig is op de dijk, er parkeermogelijkheden aanwezig zijn en de surfclub niet in de buurt van een zwemzone gelegen is.
Het plan heeft geen negatief effect door de beperkte wijziging van de voorschriften naar inrichting zodat milderende maatregelen zich niet opdringen.
Het PRUP heeft tot doel het kader te schetsen voor de regularisatie van de constructie en activiteit van de aanwezige surfclub. Met uitzondering van een beperkte uitbreidingsmogelijkheid voor de surfclub zijn er geen uitbreidingen mogelijk. Er worden in het PRUP geen bestemmingswijzigingen uitgevoerd, de deelplannen bestaan uit een overdruk op de huidige bestemming. Er worden bijgevolg geen significante negatieve effecten verwacht voor wat betreft de mobiliteit en t.a.v. omwonenden.
42
Discipline gezondheid en veiligheid van de mens
Milieuscreening
Het plan betreft geen nieuw aandachtsgebied. De bestemmingscategorie blijft gelijk. De risico’s van de SEVESO – inrichting zijn gekend bij de dienst VR en het onderhavig plan zorgt voor geen effecten op deze inrichting. Er worden met onderhavig RUP geen negatieve effecten verwacht wat betreft de discipline gezondheid en veiligheid van de mens.
Het plan heeft geen significante invloed op geluid en licht.
Geluid en Licht
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
Gezien het plan geen effecten heeft op de gezondheid en veiligheid van de mens zijn er geen milderende maatregelen van toepassing.
Het plan heeft geen significante invloed op het geluid en licht, doch volgende milderende maatregelen zijn noodzakelijk: Eventuele verlichting rondom het clubhuis dient minimaal te zijn, en dit om de aanwezige fauna zo min mogelijk te storen; Geluidsoverlast door muziek en dergelijke dient vermeden te worden (zeker in het broedseizoen), dit om de aanwezige fauna niet te verstoren.
43
Milieuscreening
6
Provinciaal RUP ’Strand en dijk Zeebrugge West’ te Brugge
CONCLUSIE Gezien het RUP ‘Strand en dijk Zeebrugge West’: Conform het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, geen kader vormt voor projecten zoals bepaald in bijlage I, II of III van het besluit. Conform het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zich niet in of in de nabijheid van een speciale beschermingszone bevindt en dus een passende beoordeling niet nodig is; Conform het Decreet van 27 april 2007 als herziening van het Decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid, het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau bepaalt; Geen aanzienlijke milieueffecten teweeg brengt, mits toepassing van de milderende maatregelen vernoemd in hoofdstuk 5.7. Kan geoordeeld worden dat de opmaak van een plan-MER redelijkerwijze dan ook geen bijkomende informatie kan opleveren.
44
Ruimtelijke Planning
Verslag
Datum vergadering: 7/07/2014
Betreft: Verslag plenaire vergadering voorontwerp PRUP Strand en Dijk Zeebrugge West (Brugge)
Bijlagen: adviezen
Aanwezig: Instantie
Verslaggever: Joachim D'eigens
Telefoon 050 40 33 77 Fax 050 40 33 76 e-mail:
[email protected]
Vertegenwoordiger(s)
- CBS Brugge
Ans Vanhevel
- Departement Ruimte Vlaanderen
Jan Vanderstraeten
- PROCORO West-Vlaanderen
Piet Gellynck
- Agentschap voor Natuur en Bos West-Vlaanderen
Leni Demarest
- Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust
Caroline Lootens
- Dienst ruimtelijke planning provincie
Stephaan Barbery Joachim D’eigens
Verontschuldigd:
- Departement Leefmilieu, Natuur en Energie - Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen - BLOSO
Verslag van de plenaire vergadering over het voorontwerp provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) Strand en Dijk Zeebrugge West (Brugge) 1. Inleiding Volgende instanties zijn om advies gevraagd: - CBS Brugge - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie - Departement Ruimte Vlaanderen - West-Vlaanderen - afdeling Adviseren en Participeren Lokaal - PROCORO West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen - Agentschap voor Natuur en Bos West-Vlaanderen - Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust
Provinciehuis Boeverbos ● Koning Leopold III-laan 41 ● B-8200 Sint-Andries ● Telefoon 050 40 31 11 ● Fax 050 40 31 00
- BLOSO
Volgende instellingen en administraties hebben schriftelijk advies gegeven: - CBS Brugge - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie - Departement Ruimte Vlaanderen - West-Vlaanderen - afdeling Adviseren en Participeren Lokaal - PROCORO West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed - BLOSO
Deze schriftelijke adviezen worden integraal bij het verslag gevoegd (zie bijlagen). De adviezen werden ontvangen voor of tijdens de plenaire vergadering.
2. Bespreking adviezen Eerst werden de adviezen van de verontschuldigde instanties overlopen. De adviezen zijn in bijlage opgenomen. Vervolgens werden de adviezen van de aanwezige instanties overlopen. De adviezen zijn in bijlage opgenomen. MDK en ANB hebben geen schriftelijk advies afgeleverd. College van burgemeester en schepenen Brugge Gunstig mits volgende aandachtspunten: Overdruk surfclub: -
Beperken oppervlakte tot huidige inname Bouwhoogte afstemmen op huidige bouwhoogte (max 1,5 m boven dijkniveau) Voorschriften afstemmen op regularisatie huidige constructie, zodat er geen problemen optreden bij de beoordeling van de regularisatieaanvraag. Vermelden BPA Strandwijk bij bestaande juridische toestand en dat deze niet wordt opgeheven met dit RUP, gezien het een overdruk betreft.
Overdruk duinen: - Vraag om de hoogtegroei van de duinvorming te beheersen, omwille van het zicht van de Saint George’s Day wandeling op de achterliggende strand- en getijdenzone. Voor de behandeling, zie verder bij het advies van het agentschap voor natuur en bos. -
Aanpassing grafisch plan, zodat het gebruik van het evenementenplatform niet in het gedrang komt.
Er wordt gevraagd om de ontsluitingsweg voor het evenementenplateau mee op te nemen in het RUP. De provincie geeft aan dat dit geen onderwerp uitmaakt van het RUP, ANB geeft aan dat een permanente ontsluiting (via een weg over het strand), niet wenselijk is. Voorts worden nog een aantal onzorgvuldigheden meegegeven (zie advies in bijlage)
2/4
Agentschap maritieme dienstverlening en kust (MDK) Gunstig advies, met volgende aandachtspunten: -
De 2 laatste alinea’s in de toelichtende kolom van deelplan 1 (surfclub), slaan op een 2de paragraaf uit het standaardvoorschrift voor de surfclubs uit de PRUP’s strand en dijk, dat in dit RUP is achterwege gelaten. Dit kan beter worden aangepast. Door te werken met een beperkte overdruk voor de surfclub, is de insteekzone niet bestemd. De vraag is of hiervoor niet beter met ‘overgangsgebied’ kan gewerkt worden, zoals in de andere RUP’s. Op de vergadering is iedereen het eens dat een uitbreiding van het RUP, door de opname van overgangsgebied, geen bijkomende garanties of duidelijkheid biedt voor de insteekzone. Het bestemmen van overgangsgebied zou daarbij een stuk ruimer gaan dan de eerder gemaakte afspraken rond de inhoud van het RUP (enkel een overdruk, als kader voor de regularisatie surfclub). Daarom wordt beslist om niet met overgangsgebied te werken. Standpunt wordt gevolgd door MDK.
Agentschap voor natuur en bos (ANB) -
De referentie in het RUP naar de overeenkomsten tussen surfclub en ANB en tussen stad en ANB, rond respectievelijk de hinderaspecten van de surfclub en de duinvorming, wordt gemist. ANB geeft mee dat het vegetatiebesluit primeert op het RUP. Via ontheffing (bouwvergunning en advies ANB), kan vegetatie gewijzigd worden. Op de vergadering wordt afgesproken dat het beheer van de duinvorming beter kan geregeld worden in de overeenkomst tussen ANB en de stad die hiertoe wordt opgemaakt. Het stedenbouwkundig voorschrift kan beter afgezwakt worden, zodat maatregelen, niet specifiek voor natuurdoelstellingen niet de facto uitgesloten zijn. Het verordenend voorschrift kan dan zijn: ‘ingrepen worden getoetst aan de natuurlijke waarden’. Een toelichtende verwijzing naar de overeenkomst en sectorale regelgeving kan toegevoegd worden aan het voorschrift.
Ruimte Vlaanderen -
Het standpunt van het College van burgemeester en schepenen, rond het beperken van de bebouwbare oppervlakte voor de surfclub tot de bestaande ingenomen oppervlakte wordt bijgetreden. Het moet duidelijk zijn dat het om een overdruk gaat. Daarom moet geen gebiedscategorie worden vermeld in de voorschriften en moet er geen opsomming zijn van strijdige bepalingen die worden opgegeven. Op het plan juridische toestand lijkt er een overlap te zijn met het gewestelijk RUP afbakening zeehavengebied Zeebrugge, dit kan beter worden rechtgezet.
PROCORO -
Er wordt gepleit om de 600m² oppervlakte, zoals voorgesteld in de voorschriften te behouden. Wat de vormgeving van een nieuwe constructie voor de surfclub betreft, gaat een aanbeveling naar een eigentijdse, positief contrasterende architectuur. Dit kan worden opgenomen in de voorschriften.
Daarna werden de adviezen verder bediscussieerd. 3/4
Maximale oppervlakte surfclub De stad Brugge vraagt om de toegelaten oppervlakte van de surfclub te beperken tot huidige ingenomen oppervlakte, of maximum een kleine uitbreiding toe te staan. De provincie geeft aan dat er is gekozen voor het standaard voorschrift uit de RUP’s strand en dijk. Daarbij is 600m² de norm, de extra 120m², indien een publieke functie aan de surfclub wordt toegevoegd is hier weggelaten, gezien de eigenheid van Zeebrugge (aanwezigheid van Badengebouw, beperktere toeristische massa). ANB geeft aan dat de huidige surfclub al een zekere impact heeft op natuur. De vraag stelt zich op een uitbreiding extra dynamiek / impact met zich meebrengt. Dit hangt grotendeels af van de activiteiten en de duur van de activiteiten op de surfclub. De provincie geeft aan dat de activiteiten en duur van de activiteiten een meer geschikt onderwerp zijn om in de overeenkomst tussen ANB en de surfclub op te nemen en niet zozeer in het RUP. Om een voldoende afdwingbaarheid te hebben van de overeenkomst wordt voorgesteld om zowel een burgerrechtelijke overeenkomst te hebben als een politieovereenkomst. Er zijn dus geen doorslaggevende argumenten om de oppervlakte van de surfclub te beperken tov. de andere surfclub langs de Vlaamse kust. De provincie stelt voor om de 600 m² te behouden. Indien de stad Brugge alsnog bij haar standpunt blijft dat dit te ruim is, kan dit meegegeven worden als reactie op dit verslag. Extra randvoorwaarden constructie surfclub Zowel ANB als de stad Brugge zijn voorstander om bijkomende randvoorwaarden op te nemen in de verordende voorschriften rond de beeldkwaliteit van een ev. nieuwe constructies voor de surfclub. Zo kan bijvoorbeeld lichtreclame verboden worden, kunnen ramen die uitkijken op het natuurgebied worden vermeden, enz. 3. Conclusie Er wordt aan de deputatie voorgesteld om de procedure pas verder te zetten als de 2 flankerende overeenkomsten bij het RUP zijn opgesteld en bekrachtigd door alle betrokken partijen. Het betreft een overeenkomst tussen de surfclub en ANB en tussen de stad en ANB voor de duinvorming. Als besluit uit de vergadering noteren we: -
Technische aanpassingen (oa. duidelijker aangeven dat het om een overdruk gaat en de voorschriften hierop afstemmen, afstemming plangrens – gewestelijk RUP, correcte vermelding van kracht zijnde BPA).
-
De maximale oppervlakte voor de surfclub blijft op 600 m². Wat de bouwhoogte betreft wordt bekeken of hier een bijkomende beperking aangewezen is cfr. het advies van de stad Brugge. De huidige toestand moet vergunbaar zijn dmv het RUP, dit moet worden nagegaan.
-
Er wordt nagegaan welke bijkomende randvoorwaarden in de voorschriften relevant zijn ten aanzien van het beperken van de hinder op de aanwezige natuurwaarden en bepaalde garanties te bieden op een goede beeldkwaliteit van de surfclub.
-
Met de betrokken worden de nodige afspraken gemaakt om de overeenkomsten op te stellen. Dit overleg zal in september plaatsvinden.
4/4