Ruim Baan voor goed beroepsonderwijs 3.3 || 2016
Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
Vastgesteld door College van bestuur op 15 september 2015
Inhoudsopgave
Voorwoord………………………..………………………………………
p. 3
1. Wat gebeurt er om ons heen?…..…………………………………
p. 4
2. Hoe staan we ervoor?………………...……………………………
p. 6
3. Waar gaan we naar toe?..………………………………………….
p. 9
4. Speerpunt 1: De lat omhoog ………………………………………
p. 10
5. Speerpunt 2: Versterken partnerschap met bedrijven……...…...
p. 12
6. Speerpunt 3: Versterken samenwerking binnen het onderwijs…. p. 13 Nawoord ………………………………………………………………….. p. 14
Bijlage 1: Doelen kwaliteitsplan Albeda 2015-2018…………………… p. 15
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
2|Pa g i n a
Voorwoord We staan er goed voor. Onze financiën zijn op orde en de resultaten zijn ook dit jaar weer gestegen. We danken alle medewerkers voor hun betrokkenheid en de inzet die ze elke dag leveren, zowel aan de kant van het onderwijs als de bedrijfsvoering. Zij staan samen aan de basis van dit succes. We herhalen hier graag de woorden van onze nieuwe voorzitter tijdens de jaaropening ‘Het Albeda College is te bescheiden’. Laten we onze successen vieren en uitdragen. Onze ambitie - het realiseren van herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs - is onveranderd. De inhoud van het onderwijs en het belang van de student staan voorop. De vorm is van secundair belang. Dit vraagt om een goede balans tussen eenheid en diversiteit; met een passende ondersteuning vanuit de staf. Dergelijke ontwikkelingen kunnen niet zonder een breed intern draagvlak van medewerkers, management en ondernemingsraad. Draagvlak begint bij het luisteren naar de ideeën en wensen van de mensen in de organisatie en deze waar mogelijk te vertalen in ons beleid. Het CvB gaat met medewerkers in gesprek over Ruim Baan om reacties en nieuwe inzichten op te halen. Daarbij zal veel aandacht worden besteed aan de verschillen tussen branches, wat ons bindt en hoe we onze ambitie willen realiseren. De opbrengst dient als input voor de herijking van onze koers onder leiding van de nieuwe voorzitter. Techniek neemt een bijzondere positie in. De samenwerking om met Zadkine te komen tot een Techniek & Technologie College Rotterdam wordt voortgezet. Daarvoor moet nog wel een aantal problemen op het gebied van btw-druk, inschrijven, diplomeren en de inrichting van het Inspectietoezicht worden opgelost. Medewerking van de minister is daarvoor onmisbaar. Branches en teams hebben samen met hun stakeholders – waaronder bedrijven en studenten onderzocht hoe het onderwijs in de toekomst er uit moet zien, zodat studenten de juiste bagage meekrijgen bij hun start op de arbeidsmarkt. De samenwerking met het bedrijfsleven is daarbij ste leidend, met veel aandacht voor vakkennis en 21 eeuwse vaardigheden. Deze slag heeft veel energie losgemaakt en biedt een goede basis om de nieuwe kwalificatiestructuur te vertalen naar onderwijs. Medewerkers onderstrepen het belang van scholing en investeren in hun ontwikkeling via bijvoorbeeld docentenstages, zodat we op alle plekken in de organisatie goede mensen hebben. We bouwen samen met bedrijven aan een ondernemende school voor beroepsonderwijs in de stad én de regio met herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig onderwijs. We gaan uit van onze eigen kracht en maken optimaal gebruik van de ruimte die we krijgen, opdat we onze ambitie kunnen realiseren in het belang van onze studenten. Daarbij werken we intensief samen met de onderwijsinstellingen in onze omgeving, zowel het toeleverend als het vervolgonderwijs. De kwaliteit van de in- en doorstroom bepaalt immers voor een deel het succes van onze studenten.
René Louwerse & Anky Romeijnders College van bestuur
Rotterdam, 15 september 2015
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
3|Pa g i n a
1. Wat gebeurt er om ons heen? De wereld om ons heen verandert in rap tempo. Deze veranderingen hebben hun impact op de inhoud van ons onderwijs en de manier waarop we dat organiseren. In deze paragraaf geven we een korte schets van (externe) ontwikkelingen – stad en regio, nationaal en internationaal - en hun invloed op de doelen en inrichting van ons onderwijs. Stad en regio Nieuwe economie: Rotterdam kan dankzij de sterke positie van de haven uitgroeien tot een belangrijke vestigingsplaats voor groene chemie en profiteren van het toenemende hergebruik van producten. De stad is bovendien goed gepositioneerd om een grote rol te spelen in de innovatieve maakindustrie. Ook in de sectoren food, medical en clean tech, de creatieve industrie en leisure en beleving liggen kansen. Het aantal ‘start-ups’ en zzp-ers neemt snel toe. Werkgelegenheid: De werkgelegenheid kromp in 2014 met 1,3%, vooral in de bouw, detailhandel en zakelijke dienstverlening. Groei was er vooral in de horeca, het openbaar bestuur en de groothandel, 37% van de vacatures ligt op mbo-niveau, voor 36% volstaat een lager niveau. Voor 2015 en 2016 wordt een groei verwacht (0,5%), het laagst van de vier grote steden (G4). Rotterdams onderwijsbeleid: Begin 2015 is ‘Leren Loont 2015-2018 vastgesteld. Ambities zijn samen met het onderwijs tot stand gekomen. Het mbo heeft een prominente plaats gekregen. Er is aandacht voor vakmanschap én ondernemerschap en het versterken van het imago. Eén van de actiepunten is het verbeteren van de aansluiting onderwijs/bedrijfsleven en het verankeren van de Rotterdamse aanpak voor loopbaanleren. Veranderagenda beroepsonderwijs: Aansluitend op Leren Loont hebben de besturen van het vo en de mbo-instellingen hun ambities vastgelegd in de veranderagenda beroepsonderwijs: aantrekkelijk en arbeidsmarktrelevant onderwijs met minder uitval en meer opstroom (doorstroom naar een hoger niveau) door o.a. het verbeteren van de zorg voor en begeleiding van studenten en de kwaliteit van docenten. Nationaal Kwaliteitsafspraken en excellentie: De kwaliteit van het mbo is zichtbaar gestegen (Inspectie, 2015). In de komende jaren investeert de minister in het mbo door extra middelen beschikbaar te stellen voor excellentieplannen en kwaliteitsafspraken te maken per instelling, waarbij een deel van de middelen pas beschikbaar komt als afspraken zijn gerealiseerd (zie bijlage 1 voor een overzicht van de afspraken). Taal en rekenen: De invoering van de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en de centrale examinering hebben landelijk nog niet tot betere resultaten geleid. Met name de resultaten voor rekenen blijven achter. Overwogen wordt nieuwe diploma’s in te voeren op niveau 1 en 2, zonder recht op doorstroom, voor studenten die dreigen te zakken. (Macro)doelmatigheid: Vanaf 1 januari 2015 is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) gewijzigd met als doel het verbeteren van de arbeidsmarktrelevantie van opleidingen en een doelmatige spreiding van het aanbod aan opleidingen, vast te stellen in nauw overleg met het (regionale) bedrijfsleven en (nabijgelegen) onderwijsinstellingen. De (beroeps)onderwijskolom: Het vo werkt vanaf 2015 met vernieuwde beroepsgerichte programma’s (met keuzedelen) en nieuwe examenprofielen; het mbo kent vanaf 2016 een herziene kwalificatiestructuur (eveneens met keuzedelen); en het ho krijgt meer ruimte voor Associate degree-trajecten en experimenten met gemeenschappelijke programma’s mbo-hbo. Jeugdzorg en participatiewet: De gemeente is verantwoordelijk voor de jeugdzorg. In Rotterdam wordt gewerkt met Wijkteams. Samen met de gemeente wordt een nieuwe zorg-structuur in en om het mbo vormgegeven. Tegelijkertijd is de Participatiewet ingevoerd. Doel van deze wet is dat mensen met een beperking buiten de sociale werkplaats aan het werk gaan.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
4|Pa g i n a
Internationaal Banen: Door de snelle opmars van technologische vernieuwingen en de digitale revolutie is de welvaart in vrijwel alle OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) gegroeid. De werkgelegenheid groeit vooral aan de bovenkant, deels aan de onderkant van de arbeidsmarkt, terwijl de banen in het middensegment dalen. 21e eeuwse vaardigheden: Bedrijven vragen andere competenties: samenwerken, (kritisch) denken, zich kunnen verplaatsen in anderen en zelfregulering, de zogenaamde 21e eeuwse vaardigheden. Dit zijn geen nieuwe competenties, maar bekende, meer complexe competenties die aan belang hebben gewonnen. Mobiliteit: Om op (inter)nationaal niveau te kunnen concurreren is voortdurende ontwikkeling van de beroepsbevolking nodig. Het EQF (European Qualification Framework) draagt bij aan duurzame inzetbaarheid van (toekomstige) werknemers en bevordert de (internationale) arbeids- en studentenmobiliteit. De invloed van deze ontwikkelingen op het Albeda College Stad en regio: We onderschrijven de ambities en doelen van het Rotterdamse onderwijsbeleid en de Veranderagenda met de vo-besturen. De gemeente Rotterdam gaat het onderwijs nadrukkelijker betrekken bij de sectortafels, met name in sectoren met veel nieuwe beroepen. Ook in de regio zoeken we nadrukkelijk aansluiting bij de opleidingsvragen van overheden en bedrijven. Keuzedelen spelen een belangrijke rol om de aansluiting met de arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs te versterken. Nationaal: In de kwaliteitsafspraken hebben we vastgelegd hoe we onze kwaliteit (verder) willen verbeteren. Om deze afspraken te kunnen realiseren is samenwerking met het bedrijfsleven en het onderwijs cruciaal. Een laag instroomniveau op rekenen zal het studiesucces van onze studenten negatief beïnvloeden. Dit pleit ervoor om eerst het eindniveau taal en rekenen van het vmbo op te hogen voordat studenten in het mbo daarop kunnen zakken. Internationaal: Door de druk op het middensegment wordt het steeds belangrijker samen met bedrijven de inhoud van opleidingen en het aanbod te vernieuwen. We stimuleren de e ontwikkeling van 21 eeuwse vaardigheden. Via excellentieprogramma’s - met vakwedstrijden en stages in het buitenland – besteden we aandacht aan studenten die zich extra willen inzetten. MBO-colleges: Voor Techniek wordt de samenwerking met Zadkine gecontinueerd. Voor het startcollege wordt dit nader onderzocht. De in gang gezette herontwerpactiviteiten worden door de branches – waar relevant in nauwe samenwerking met collega-branches - voortgezet op weg naar herkenbaar aantrekkelijk en kleinschalig onderwijs.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
5|Pa g i n a
2. Hoe staan we ervoor? De legitimiteit van onze organisatie wordt bepaald door de mate waarin we voldoen aan de verwachtingen van onze stakeholders: studenten, ouders, bedrijven, instellingen, overheid. Deze verwachtingen worden gevoed door onze missie, ambitie en visie op goed beroepsonderwijs: studenten hun talenten laten ontdekken, ontwikkelen en toepassen (zie Ruim Baan 3.0, 2012). Stakeholders verwachten kwaliteit. Dat is geen statisch begrip dat je kunt afleiden uit het aantal diploma’s. We bespreken in een open en continu proces wat we onder kwaliteit verstaan. Zo zullen we ons in de komende jaren bijvoorbeeld meer gaan richten op excellentieprogramma’s in sectoren waar de regio Rijnmond haar positie internationaal wil versterken. Jaarlijks rapporteren we via het jaarverslag over de mate waarin we aan verwachtingen van onze stakeholders voldoen. Onderstaand een paar feiten en cijfers. Deze gegevens vormen samen met de ontwikkelingen in onze omgeving uit de eerste paragraaf de opmaat voor de aanscherping van onze speerpunten in 2016. Zie ook het jaarverslag 2014 voor een uitgebreide toelichting van de stand van zaken per speerpunt. Meer diploma’s, minder vsv, instroomniveau rekenen blijft zwak 1 2 Zowel jaarresultaat (JR) als diplomaresultaat (DR) stijgen gestaag: JR met 8% sinds 2010 en DR met iets meer dan 9%. Het JR ligt op alle niveaus boven de Inspectienorm; alleen het DR op niveau 1 ligt daar iets onder. Belangrijk deel van de stijging is te danken aan studenten uit de apc-gebieden in Rotterdam. In lijn met de stijging van het aantal diploma’s daalt het aantal voortijdig schoolverlaters instellingsbreed van 13.8% in 2007/2008 naar 7.8% in 2013/2014. Landelijk behoren we echter nog steeds tot de top zes van mbo-scholen met de meeste vsv-ers. Onze ambitie is om het resultaat van 2013/2014 verder te verbeteren. Van de nieuwe instroom heeft 65% een voldoende voor Nederlands en slechts 33% voor rekenen. Hoe lastig het is om deze achterstand weg te werken merken we aan de lage resultaten op alle niveaus voor de centrale (pilot)examens rekenen. Nederlands telde dit jaar voor het eerst mee voor niveau 4 en was in tegenstelling tot rekenen gemiddeld in alle branches voldoende. Tabel 1: Ontwikkeling diploma- en jaarresultaat 2010-2014
70 65 60 55 50 diploma 2010-2011
jaar 2011-2012
2012-2013
2013-2014
Tabel 2: Ontwikkeling % voortijdig schoolverlaters van 2007-2014
1
Jaarresultaat (JR) zegt iets over de prestaties van een organieke eenheid in een bepaald jaar. Doorstroom zonder diploma heeft echter geen negatief effect. Om JR te berekenen wordt het aantal gediplomeerden in een teljaar (van 1/10 tot 1/10) gedeeld door het aantal gediplomeerden in een teljaar plus het aantal ongediplomeerde instellingsverlaters in hetzelfde teljaar. Eerder behaalde diploma’s tellen niet mee; alleen de diploma’s in het teljaar tellen mee. 2 Diplomaresultaat (DR) zegt iets over prestaties van de hele instelling. OM DR te berekenen wordt het aantal gediplomeerde instellingsverlaters in een teljaar gedeeld door alle instellingsverlaters in hetzelfde teljaar. Alle, ook eerder binnen de instelling behaalde diploma’s, worden meegeteld, ongeacht wanneer het diploma is behaald.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
6|Pa g i n a
2007-2008
2008-2009
2009-2010
2011-2012 13,8% 12,5%
2012-2013
2013-2014
11,8%
11,6%
2010-2011
10,9% 8,4%
7,8%
Onze toegevoegde waarde en de doorstroom naar het hbo is hoog Onze toegevoegde waarde (aantal studenten dat een hoger diploma haalt dan op basis van vooropleiding wordt verwacht) uitgedrukt in studiewaarde is hoger dan het landelijk gemiddelde. Ook de doorstroom naar het hbo (43,4%) is hoger dan landelijk (+3.6%) evenals de interne doorstroom (48,8%, +7.1%). De tevredenheid stakeholders wisselt Studenten: De waardering van studenten is volgens de JOB-monitor (2014) gestegen naar gemiddeld 6,9 voor de opleidingen en 6,4 voor de school. De resultaten van ons eigen interne tevredenheidsonderzoek (2015) laat zien dat we deze stijging niet zonder meer vasthouden. Bevindingen worden intensief besproken met studenten. Zo blijkt dat studenten vaker ontevreden zijn over feit dat ze meer lesuren krijgen en minder bpv. De scores liggen overall 0.1 lager dan het landelijk gemiddeld, onderwijsfaciliteiten, veiligheid en sfeer scoren 0.2 lager (zie tabel 3). Medewerkers: Het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) is van december 2013, waarbij de algemene tevredenheid is gestegen van 6,7 naar 6,9. Eind 2015 start een nieuwe meting. Werkgevers: In afwachting van de landelijke BPV-monitor hebben branches op grond van eigen vragenlijsten met de betrokken bedrijven en instellingen de beroepspraktijkvorming en samenwerking geëvalueerd. Tabel 3: Tevredenheid student naar onderwerp (Jobmonitor 2014)
JOB AC
JOB landelijk
8 6 4 2 0
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
7|Pa g i n a
Omvang daalt licht Het totaal aantal (bekostigde) studenten is in 2014/2015 licht gedaald. Met name de instroom op niveau 1 en 2 gaat omlaag (bijna 3,5%) en zakt tot 1/3 van het totaal. De bbl is verder gedaald met bijna 11%, het aantal bol-studenten is opnieuw toegenomen. De verhouding is nu 4/5 bol en 1/5 bbl. Het potentieel aan studenten in Rotterdam groeit tot 2025 met bijna 3%. Merendeel van deze studenten zal naar verwachting doorstromen naar het algemeen voortgezet onderwijs. Tabel 4: Ontwikkeling studentenaantallen per niveau in de laatste drie jaar
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
8|Pa g i n a
3. Waar gaan we naar toe? In Ruim Baan 3.3 maken we de tussenbalans op als input voor de koers in de komende jaren. Inzet is het realiseren van herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig onderwijs. Bij het herijken van onze koers zullen we preciezer definiëren wat we onder deze begrippen verstaan. Zes jaar ‘Ruim Baan’ In 2010 verscheen de eerste ‘Ruim Baan’ (zie portaal/CvB voor een overzicht van alle documenten). Sindsdien hebben we jaarlijks onze koers geëvalueerd en aangescherpt: Speerpunt 1: De basis op orde en de lat omhoog: gericht op het binden en uitdagen van studenten via herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig onderwijs (zie hoofdstuk 4). Speerpunt 2: Versterken partnerschap met bedrijven: gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en vraaggericht aanbod waarin de vragen van bedrijven centraal staan, ondersteund door kleinschalig georganiseerde opleidingen (zie hoofdstuk 5). Speerpunt 3: Meer en beter samenwerken in het onderwijs: gericht op het ontwikkelen van o.a. maatwerktrajecten voor verschillende groepen studenten met als resultaat herkbare en aantrekkelijke opleidingen (zie hoofdstuk 6). Het kwaliteitsplan De speerpunten uit Ruim Baan sluiten naadloos aan op de strategische doelen die we in het kader van de collegevorming met Zadkine hadden geformuleerd en vastgelegd in het kwaliteitsplan 20152018. Deze doelen blijven van kracht en worden in de herijking van onze koers meegenomen. 1. Verzorgen van goed, aantrekkelijk en betaalbaar onderwijs dat herkenbaar is voor bedrijven en studenten. 2. Het behouden en verbeteren van onderwijsaanbod, ook voor kwetsbare en excellente studenten in Rotterdam-Rijnmond. 3. Het versterken van de arbeidsmarktrelevantie van het onderwijs. De beroepen waarvoor wordt opgeleid komen meer centraal te staan en docenten worden meer uitgedaagd zichzelf verder te professionaliseren in lijn met de huidige beroepspraktijk. 4. Het vergroten van de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijs. Dit zorgt voor een betere aansluiting op het bedrijfsleven en een hogere kans op werk voor studenten. 5. Het verkleinen van de schaal in de organisatie van het onderwijs, waardoor de menselijke maat terugkeert en studenten/docenten zich meer thuis voelen. 6. Het verminderen van de complexiteit in de manier waarop de school is georganiseerd; eenvoudige ingerichte onderwijsorganisaties met duidelijke rollen, taken en verantwoordelijkheden. 7. Het terugdringen van concurrentie in de regio ten aanzien van vergelijkbare opleidingen. We monitoren de voortgang van het kwaliteitsplan via onze kwaliteitscyclus. Daarbij maken we gebruik van de informatie die de overheid via www.mboscan.nl beschikbaar stelt. Zie bijlage 1 voor een volledig overzicht van de doelen en afspraken die we in het kwaliteitsplan hebben opgenomen: VsV: Minimaal behoud van de vsv-score uit 2013-2014 van 7,8%. Studiewaarde: Totale opstroom is 48,8%. We verhogen de opstroom van niveau 2 naar 3 met 15% evenals het aantal ongediplomeerde instromers dat een diploma haalt. BPV: Tevredenheid studenten over de bpv stijgt van gemiddeld 3,5 naar 3,7 (op een schaal van 5) en de tevredenheid van de bedrijven over de begeleiding van de teams naar 7,3. Het tekort aan bpv-plaatsen is Albedabreed gedaald van max 5% naar max 4%. Excellentie: Er is een duurzaam aanbod voor studenten die kunnen en willen excelleren.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
9|Pa g i n a
4. Speerpunt 1: De lat omhoog De basis is op orde, de lat gaat omhoog. Inzet is het realiseren van herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig onderwijs. De kwaliteitscultuur van de teams is bepalend voor de mate waarin we onze ambities realiseren. Als gevolg van de hoge eisen aan met name rekenen en de hogere inspectienormen zullen de rendementen onder druk blijven staan. Kwaliteitscultuur Onderwijsteams hebben veel professionele ruimte. Ze bepalen welke studenten ze toelaten en hoe ze deze studenten kunnen toeleiden naar een kwalificatie. Dit vereist een kwaliteitscultuur waarin teamleden op basis van een gezamenlijke visie regelmatig evalueren of het onderwijs aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en investeren in hun eigen ontwikkeling, als docent, als beroepsbeoefenaar en als team. Hoe meer risico’s een team onderkent, hoe intensiever ze met elkaar in gesprek gaan om te bepalen welke maatregelen nodig zijn. Eén keer per jaar – voor de start van het nieuwe schooljaar – wordt in het teamplan vastgelegd welke verbeteracties nodig zijn om de teamdoelen te kunnen realiseren. Deze afspraken worden in functionerings- en beoordelingsgesprekken op individueel niveau geborgd en zijn onderdeel van de brede kwaliteitscyclus van ons college. De eisen gaan omhoog De overheid vertaalt hogere kwaliteitseisen vooral in hogere resultaten: meer diploma´s en minder uitval. De verwachting is dat de normen in de komende jaren omhoog gaan. Als ze teveel stijgen kunnen we daar niet gelijk aan voldoen. We kunnen ons wel onderscheiden door onze toegevoegde waarde en de kwaliteit van het onderwijsproces, de examinering, het schoolklimaat, de veiligheid en de kwaliteitszorg. Zo bieden we de beste garantie op goede onderwijsresultaten, met als kanttekening dat we zoveel mogelijk studenten een échte kans willen bieden, ook als we daardoor het risico lopen om (nieuwe aangescherpte) normen niet helemaal te halen. Wat willen we realiseren? In Ruim Baan 3.0 hadden we onder dit speerpunt verschillende thema’s benoemd. In deze versie hebben we deze thema’s gebundeld: de lat omhoog door studenten meer te binden en uit te dagen, door medewerkers die zich blijven ontwikkelen en door systemen die docenten en medewerkers steeds beter ondersteunen. Binden van studenten We continueren onze extra inzet op de werving, voorlichting en intake van nieuwe studenten en het verbeteren van de loopbaanbegeleiding voor het behoud van zittende studenten. We organiseren het onderwijs kleinschalig zodat studenten zich gekend voelen: Werving, voorlichting en intake: Beproefde acties als het vergroten van online mediacampagnes, verbreden van proefstuderen en betrekken van ouders worden gecontinueerd. Extra aandachtspunt blijft het verkorten van de doorlooptijd van het intakeproces. Loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) en zorg: Ook het trainen van docenten in het voeren van echte gesprekken met studenten wordt voortgezet (zie visie op LOB, Ruim Baan 3.0, hoofdstuk 3). Voor het ontwikkelen van een LOB-aanpak op maat wordt een grote hoeveelheid resultaten geanalyseerd (big data onderzoek). De klas als werkplaats (een methodiek om zorg dicht bij de student te organiseren) wordt breder ingezet.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
10 | P a g i n a
Uitdagen van studenten Ons onderwijs is aantrekkelijk. Studenten leren graag in de praktijk en presteren meer als ze worden uitgedaagd: Leren in de praktijk: We leiden onze studenten op als ondernemer van hun leven met een diploma en een aantrekkelijk cv. Inzet is het ontwikkelen van hybride leeromgevingen, waarin e schools leren en werkplekleren zijn verweven en veel aandacht wordt besteed aan 21 eeuwse vaardigheden. Een goede bpv is integraal onderdeel van deze aanpak. Uitdagen: Docenten worden uitgedaagd om te experimenten in meer ‘blended” leeromgevingen. Aanvullend realiseren we excellentieprogramma’s op de hogere niveaus. Alle branches investeren in dit ontwikkelproces. Medewerkers die zich blijven ontwikkelen Een hoge(re) ambitie vereist dat we goede medewerkers aan ons binden en binnenhalen door: Professionaliseringsprogramma’s op maat: Zowel branches als staven investeren in scholing/stages. Belangrijke thema´s voor de branches zijn: kennis van het beroep en de ontwikkelingen in het werkveld; de pedagogische relatie docenten/studenten, examineren in de praktijk; didactiek van het rekenen; ict en nieuwe media in het onderwijs. Hoofdthema voor stafmedewerkers is klantgericht werken. Omgaan met (continue) veranderingen is een thema voor alle medewerkers. Medewerkers uit te dagen: We stimuleren medewerkers hun talenten breder in te zetten, door bijvoorbeeld het begeleiden van nieuwe collega’s, het verzorgen van interne workshops/ trainingen (in plaats van externen); of door het gesprek aan te gaan met studenten, management en bedrijven over de wijze waarop we de kwaliteit van het onderwijs kunnen verbeteren. Daarbij gaan we uit van alle talenten waarover medewerkers beschikken. Implementatie van een nieuw HRM-systeem dat de mogelijkheid biedt ook de ontwikkeling van medewerkers verder te ondersteunen. Systemen die docenten (en medewerkers) ondersteunen We hebben veel geleerd van de implementatie van onze digitale systemen – zowel voor het onderwijs als de bedrijfsvoering – en gaan door op de ingeslagen weg: Gebruik systemen: digitale studentendossier (DsDo) en de aanwezigheidsregistratie (AWR) worden samen met de gebruikers (door)ontwikkeld zodat informatie direct beschikbaar komt voor studenten en bpv-bedrijven; onderwijsleiders sturen op 100% gebruik van deze systemen zodat informatie tijdig en correct beschikbaar is. Regisseren van de informatisering: In het afgelopen jaar hebben we een verbeterslag gemaakt. De basisvoorzieningen werken. Volgende stap is dat we ict meer gaan gebruiken om het onderwijs te vernieuwen. De informatieadviseurs die in branches worden aangesteld zijn randvoorwaardelijk om deze vervolgstappen te maken.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
11 | P a g i n a
5. Speerpunt 2: Versterken partnerschap met bedrijven We willen ons onderscheiden als dé onderwijspartner van het regionale bedrijfsleven die opleidt voor de beroepen van de toekomst. Dit vereist een omslag van aanbod- naar vraaggericht opleiden door strategische allianties aan te gaan met bedrijven en non-profitorganisaties. Opdracht voor de komende jaren is de arbeidsmarktrelevantie van ons aanbod – gericht op de toekomst – te versterken, met behoud van onze toegankelijkheid voor kwetsbare studenten. Strategische allianties Eerste stap op weg naar een duurzaam en vraaggericht aanbod van opleidingen is het regelmatig analyseren van de arbeidsmarktrelevantie en doelmatigheid van onze opleidingen. Volgende stap is deze analyses delen met een groep van bedrijven en instellingen die goed zijn aangesloten op de ontwikkelingen in de sector waarin ze opereren. Einddoel is het realiseren van (clusters van) opleidingen die fungeren als regionale knooppunten van kennis voor bedrijven en instellingen. Deze opleidingen zijn niet alleen interessant voor het duurzaam opleiden van nieuwe werknemers, maar ook voor het bij-, op- en omscholen van zittende werknemers in het kader van een leven lang leren (veelal via contractonderwijs). In de afgelopen jaren hebben branches op elk van deze doelen vooruitgang geboekt. Het ontwikkelen van strategische allianties met bedrijven is een arbeidsintensief proces waarin we de komende jaren stevig willen investeren. Wat willen we realiseren? Hoofddoel van dit speerpunt is het veranderen van de wijze waarop het onderwijsaanbod tot stand komt. Acties zijn gericht op het vernieuwen van het portfolio en het ontwikkelen van netwerken met aantal bedrijven/organisaties die hierin willen investeren. Vernieuwen portfolio Portfolio-analyse: Elke branche beschikt over een portfolioanalyse – welke nieuwe opleidingen willen we starten, welke gaan we afbouwen en wat zijn mogelijke recombinaties - afgestemd op de vraag van de arbeidsmarkt, met extra aandacht voor het aanbod in de regio en de aansluiting op het voortgezet en het hoger onderwijs. Herontwerp en experimenten: Elke branche bepaalt hoe om te gaan met keuzedelen, wel/geen breed basisdeel, sectoroverstijgende crossovers en eventuele experimenten met combinaties bol/bbl. We experimenteren met het Europees kwalificatieraamwerk om curricula te versterken vanuit het perspectief van de werkgever. Wendbaarheid: Om snel mee te kunnen bewegen met veranderingen in het werkveld streven we naar maximale wendbaarheid en flexibiliteit. Daarbij passen korte cyclisch ontwikkeltrajecten waarbij het werkveld nauw betrokken is. Ontwikkelen netwerken Allianties: In alle branches wordt aantoonbaar op strategisch, tactisch en operationeel niveau samengewerkt met bedrijven en non-profit organisaties. Teams worden uitgedaagd aan te geven hoe deze samenwerking vorm kan krijgen. Docentenstages of andere vormen van netwerken zoals uitwisselen van personeel worden gestimuleerd. Per sector wordt met bedrijven/organisaties afspraken gemaakt over bijvoorbeeld gastlessen en workshops of het ontwikkelen van een hybride leeromgeving (zie definitie pag. 11). Herkenbaarheid: Branches onderscheiden zich – deels samen met collega-branches – door een herkenbaar profiel, afgestemd op het toekomstig beroep. Om deze ontwikkeling te markeren wordt gekeken naar de naamgeving met als doel het vergroten van de herkenbaarheid van opleidingen. Bij het herijken van onze strategie wordt de naamgeving meegenomen.
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
12 | P a g i n a
6. Speerpunt 3: Meer en beter samenwerken in het onderwijs Het ontwikkelen van een herkenbaar en aantrekkelijk vraaggericht aanbod vraagt niet alleen strategische allianties met bedrijven, ook met onderwijsinstellingen. De eerste stappen zijn gezet. 3 Op initiatief van het Albeda is het Hobokenoverleg gestart. Onze opdracht is om meer studenten met een hogere vooropleiding via zo mogelijk verkorte opleidingen toe te leiden naar een mbo- of hbo-diploma, zonder afbreuk te doen aan de toegankelijkheid voor studenten met een lage vooropleiding. Strategische allianties Jongeren moeten (te) vroeg kiezen waardoor ze niet altijd het onderwijs krijgen dat het beste bij hen past. Door bijvoorbeeld meer aandacht te besteden aan loopbaanleren in het voortgezet onderwijs (vergelijkbaar met LOB in het mbo) of het gezamenlijk - vo, mbo en hbo – ontwikkelen van leerroutes kunnen we jongeren meer mogelijkheden bieden. Het ontwikkelen van deze routes is een arbeidsintensief proces. Eén van de randvoorwaarden is dat docenten de ruimte krijgen om samen een programma te ontwikkelen en uit te voeren. In de afgelopen jaren hebben we daar in verschillende branches ervaring mee opgedaan. Wat willen we realiseren? Hoofddoel van dit speerpunt is het verbeteren van de aansluiting met het vo en het hbo. Acties zijn gericht op het ontwikkelen van nieuwe leerroutes en het versterken van het loopbaanleren samen met een paar onderwijsinstellingen in het vo en hbo die hierin willen investeren. Ontwikkelen nieuwe leerroutes (als onderdeel van het portfolio) Op het snijvlak vo/mbo: teams die de herkenbaarheid van het onderwijs willen vergroten brengen – desgevraagd met ondersteuning - de nieuwe profielen en keuzedelen in het vo in kaart en experimenten met gecombineerde routes havo/mbo-4. Vanuit techniek en zorg worden de vakscholen verder ontwikkeld. De professionalisering van het vak rekenen wordt gezamenlijk opgepakt. We continueren de vakantieschool, met extra lessen taal en rekenen. Op het snijvlak mbo/hbo: We participeren in de ontwikkeling van een regionale agenda mbo-hbo - opgestart door de Hogeschool Rotterdam = en participeren in het valorisatieprogramma samen met de Erasmus Universiteit. Via de keuzedelen willen we de kans op studiesucces vergroten en starten enkele nog nader te bepalen experimenten voor het ontwikkelen van gemeenschappelijke programma’s mbo/hbo. We investeren samen met de Rotterdam Academy (Hogeschool Rotterdam) in de bekendheid van de AD-opleidingen en richten samen met het hbo een regionaal platform op voor rekenen/ wiskunde, naast het platform voor Nederlands. We stimuleren docenten stage te lopen bij de (leraren)opleidingen van de HR en andersom. Versterken loopbaanleren Loopbaanleren/LOB: In het kader van Leren Loont heeft de gemeente een stedelijke werkgroep leerlingportfolio ingericht, met als doel het verbeteren van de begeleidingsstructuur in vo, mbo en hbo. Vo-scholen starten als experiment met het geven van schooladviezen, zowel voor de opleiding/branche als het best passend niveau. Er zijn extra middelen voor proefstuderen, zowel in het mbo als het hbo. De gemeente investeert in het ontwikkelen van een leerroutekaart, als aanvulling op de arbeidsmarktbijsluiter.
3
Hobokenoverleg is een samenwerkingsverband van vijf mbo-instellingen: Albeda, Zadkine, STC-group, Grafisch Lyceum en Hout- en meubileringscollege. Doel is om samen de beste opleidingen te bieden in optimaal toegeruste onderwijsinstellingen, voor alle beroepen en voor een leven lang leren voor jong en oud. Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
13 | P a g i n a
Nawoord Als opmaat naar de herijking van onze koers - onder leiding van onze nieuwe voorzitter – wordt dit document in de komende maanden breed in de organisatie besproken. Ter voorbereiding hebben CvB en directies een aantal verkennende gesprekken gevoerd over nieuwe aangrijpingspunten. Daarbij kwamen deels vertrouwde, deels nieuwe thema’s aan bod. Albeda is een sterk merk, met belangrijke gedeelde waarden en een gezamenlijke uitstraling, dit heeft meerwaarde als overkoepelende en verbindende entiteit. Vraag is hoe we onze strategische communicatie op dat vlak willen versterken? En hoe positioneren we ons ten opzichte van de concurrentie c.q. mogelijke samenwerkingspartners, ook in regionaal opzicht? Tegelijkertijd is het zaak om binnen die eenheid ruimte te bieden aan de grote diversiteit aan opleidingen die onze instelling rijk is. Bijvoorbeeld met betrekking tot de vormgeving van hechte relaties met het bedrijfsleven. En het begrip kleinschaligheid, wat verstaan we daar eigenlijk onder? Is dat ‘klein binnen groot’ of ‘zo klein mogelijk’? Daarnaast behoeft het vraagstuk van de autonomie van branches op het gebied van organisatie, onderwijs en bedrijfsvoering een frisse blik. Welke zaken moeten we centraal regelen en welke juist niet? Ook de inrichting van onze huisvesting en de positionering van de staven hoort hierbij. En moeten we onze onderwijsvisie niet eens kritisch tegen het licht te houden en waar nodig aanscherpen? Leiden we bijvoorbeeld op voor ‘banen’ en ‘diploma’s’ of leggen we meer de focus op een begrip als ‘persoonlijke arbeidsmarktrelevantie’? Waarin onderscheiden we ons momenteel als Albeda College? Hoe zorgen we voor innovatief en toekomstbestendig onderwijs? Welke rol spelen ‘cross-overs’ daarin? In welke mate gaan we van de mogelijkheid gebruik maken om studenten branche-overstijgend op te leiden? Hoe vinden we de optimale balans tussen kwaliteit, arbeidsmarktrelevantie en toegankelijkheid? Een goede professional is daarbij onmisbaar. Kern is dat leren en verbeteren centraal komen te staan. Van professionals mag verwacht worden dat ze ondernemend zijn. Dat vraagt om leiderschap, waarbij leidinggevenden inspireren, verbinden en medewerkers in hun kracht zetten. Ook het vervangingsvraagstuk dat ontstaat door de verwachte uitstroom van gepensioneerd personeel vormt een kwalitatieve en kwantitatieve uitdaging. De antwoorden op deze discussies zullen helpen om de koers richting herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig onderwijs verder vorm te geven. Wij nodigen alle medewerkers van harte uit om hier in de gesprekken hun visie op te geven. Heb je opmerkingen en vragen en wil je die alvast laten weten? Mail ze naar
[email protected].
René Louwerse en Anky Romeijnders College van bestuur
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
14 | P a g i n a
Bijlage 1: Doelen kwaliteitsplan Albeda 2015-2018
Operationele doelen kwaliteitsafspraken a . VSV
b. Studi ewa a rde
2a 2. Wi j ontwi kkel en voor a l l e ni vea us een ui tda gend onderwi js a a nbod wa a r s tudenten en ouders bewus t voor ki ezen. 2.a .2 Voor kwets ba re s tudenten ontwi kkel en we een pa s s end a a nbod. 2.a .3. Wi j l a ten onze s tudenten va na f da g 1 i n a a nra ki ng komen met de
2b. Va n de ongedi pl omeerde i ns tromers begel ei den wi j er meer na a r een di pl oma op ni vea u 2, 3 of 4.
3b. Wi j l a ten meer s tudenten met een di pl oma ni vea u 2 ops tromen na a r een zo hoog mogel i jk ni vea u i n s ectoren wa a r de a rbei ds ma rkt om vra a gt
c. BPV
3c1. We verbeteren de voorberei di ng va n s tudenten op de BPV. 3c2. We verbeteren de begel ei di ng va nui t s chool .
4c1. Wi j werken met bedri jven a a n het verkl ei nen va n het tekort a a n bpv-pl a a ts en 4c2. Wi j werken met bedri jven a a n het verbeteren va n de BPVbegel ei di ng i n het bedri jf
d. Excel l enti e
e. Ei nds i tua ti e
2d1 Wi j bi eden excel l enti eprogra mma 's a a n s tudenten di e kunnen en wi l l en excel l eren geri cht op de mondi a l e a rbei ds ma rkt. 2d2. Wi j bi eden excel l enti eprogra mma 's a a n s tudenten di e kunnen en wi l l en excel l eren geri cht op of s a men met het va vo/hbo 3d. Wi j bi eden s tudenten een extra curri cul a i r progra mma pa s s end bi j de Ri jnmonds e a rbei ds ma rkt.
2e. Wi j hebben meer opl ei di ngen di e s tudenten s ti mul eren, ui tda gen en l a ten excel l eren.
4d. Wi j bi eden s tudenten l eera rra ngementen i n en met toona a ngevende bedri jven i n de regi o (hybri de l eren).
4e. Er i s een a a ntoonba re s tra tegi s che en opera ti onel e s a menwerki ng met het bedri jfs l even.
Indi ca toren: -De s tudentwa a rderi ng voor de opl ei di ng s ti jgt na a r gemi ddel d 7.0. -Het a a nta l s tudenten da t di pl omeert i n de eers t gekozen opl ei di ng s ti jgt. -Het rendement va n de opl ei di ng s ti jgt. -We hebben mi nder verzui m en ui tva l . -Hoger di pl oma rendement bi j ongedi pl omeerde i ns tromers . 3e. Onze s tudenten hebben een betere s ta rtpos i ti e op de Ri jnmonds e a rbei ds ma rkt va n nu en morgen. Indi ca toren: -Ops troom va n ni vea u 2 na a r ni vea u 3 i s verhoogd -De tea ms s coren gemi ddel d een 3.7 i n het DTO op vra gen di e betrekki ng hebben op de begel ei di ng voor, ti jdens en na de bpv-peri ode. -De tea ms s coren gemi ddel d een 7.3 of hoger i n het KTO op vra gen di e betrekki ng hebben op de begel ei di ng voor, ti jdens en na de bpv-peri ode.
Indi ca toren: -Tekort bpv-pl a a ts en i s ma x. 4% -Wa a rderi ng va n de s tudent over de begel ei di ng i n het bedri jf ga a t omhoog. -Ins pecti eoordeel over de bpv i s vol doende.
5a 1. We ontwi kkel en een a a nbod va n zorg di chter bi j de opl ei di ng va n de s tudent. 5a 2. We ontwi kkel en een begel ei di ngs s tructuur met a a nda cht voor wa rme overdra cht, i nta ke, s chool l oopba a n, ouderbetrokkenhei d en beperken s chool verzui m.
5b. Wi j verbeteren het peda gogi s ch di da cti s ch kl i ma a t i n de kl a s zoda t s tudenten zi ch meer ui tgeda a gd voel en.
5e1. Studenten voel en zi ch gekend en erkend 5e2. Studenten voel en zi ch meer ui tgeda a gd tot het beha l en va n betere s chool pres ta ti es
VSV = 7,8% voorl opi ge ci jfers 2013-14
Tota l e ops troom = 48,8 Tekorten BPV = 5% %. Tevredenhei d s tudent = Ops troom ni v 2 na a r ni v 3 3.5 op s cha a l 5 ni et bekend, di pl oma rendement ongedi pl omeerde i ns troom ni et bekend.
We hebben geen duurza a m a a nbod voor s tudenten di e kunnen en wi l l en excel l eren
Mi ni ma a l behoud va n de vs v-s core ui t 2013-14 va n 7,8% met een ma xi ma l e da l i ng tot 7%
We zetten i n op een verhogi ng va n de ops troom va n ni vea u 2 na a r ni vea u 3 met 15%. Het a a nta l ongdi pl omeerde i ns tromers da t een di pl oma ha a l t, i s met 15% ges tegen.
We hebben een We hebben goed, aantrekkelijk en betaalbaar onderwijs dat duurza a m a a nbod voor herkenbaar is voor bedrijven en studenten s tudenten di e kunnen en wi l l en excel l eren. We tonen vi a de medi a de excel l enti eprogra mma 's , excel l erende s tudenten en excel l ente bedri jven.
Indi ca toren: -Mi nder verzui m -Ops troom i s verhoogd -Acti evere pa rti ci pa ti e i n de l es -Wa a rderi ng va n de s tudent voor de opl ei di ng ga a t omhoog.
Tevredenhei d s tudenten i s 3.7. s cha a l 5. Tevredenhei d bedri jven = 7,3%. Tekort bpv-pl a a ts en = ma x 4%
Ruim Baan 3.3: Op weg naar herkenbaar, aantrekkelijk en kleinschalig beroepsonderwijs
15 | P a g i n a