ENQUETE GEZONDHEID EN GEDRAG IJSLANDSE HOND 2009 Louwke Mandema, Helma van Rijswijk, Wilma Roem en Bernard Vortman (Vereniging de IJslandse Hond in Nederland) Teneinde meer inzicht te krijgen in gezondheid en gedrag van onze IJslandse hond is bij het fokkersoverleg voorjaar 2009, samen met het bestuur, het plan opgevat om hiertoe een enquete te houden onder de leden van de vereniging. Het vragenformulier werd bijgevoegd in het clubblad. De response was dat 101 ingevulde formulieren werden ontvangen van 71 leden. Hieronder bevonden zich 6 fokkers (met een kennelnaam).
ALGEMENE INFORMATIE Antwoorden kwamen binnen over 56 teven en 45 reuen. De gemiddelde leeftijd van de 50 in leven zijnde teven is bijna 6 jaar; van de 43 reuen precies 5 jaar. Het jongste dier is bijna ½ jaar, het oudste bijna 15. Acht dieren zijn overleden: 6 teven en 2 reuen. Eén teef moest 4 jaar oud inslapen vanwege een gezwel in de voorhoofdsholte, en één teef kreeg, 7 jaar oud, een hersenbloeding. De overige 6 overleden dieren werden gemiddeld 13 ½ jaar (van 10 tot 16 jaar). Bij twee dieren worden slechte nieren vermeld. Verder kwamen voor: een hartaandoening, longklachten, een maagtumor, en één vertoonde een ontremd gedrag door dementie. Er gaven 37 personen aan eerder IJslandse honden te hebben gehad. De kennelnamen welke 5 of meer keer voorkomen zijn: frá Fridarstödum (8), frá Fuglatorgi (5), frá Gull Lyklinum (6), frá Isafold (19), frá Olafsfjördur (7) en frá Thytur Stadir (6).
KLEUR VAN DE VACHT Aangezien er geen instructie bestaat omtrent de benoeming van de kleur van de IJslandse hond, en er in dit opzicht geen uniformiteit lijkt te bestaan, zijn hier ook enige vragen op gericht. In tabel 1. wordt zowel een overzicht gegeven van de huidige kleur van de vacht, alsmede de verschillen die bestaan tussen de kleurbenoeming als pup en de kleur later. Teneinde een betere vergelijking te krijgen zijn de benamingen vos, sable en bruin vervangen door rood, en blond, tarwe en beige vervangen door geel. Tabel 1. KLEUR VAN DE VACHT verschillen bij kleurbenoeming Benoeming kleur volwassen hond
aantal
rood rood-wit geel geel-wit
35 34 2 4
zwart zwart-wit wit-rood
2 8 1
black & tan driekleur wolfsgrauw wildkleur
2 8 1 3
pup
volwassen hond
wildkleur
wildkleur rood wolfsgrauw rood rood-wit geel rood-wit geel-wit rood geel-wit rood rood-wit driekleur zwart black & tan zwart
wolfsgrauw
rood rood-wit geel geel-wit zwart-wit driekleur
aantal 3 1 1 1 1 1 5 2 1 1 2 1 2 1 1 1
Van de 100 honden zijn er 20 overwegend zwart, slechts één is wit en de overige 79 overwegend rood of geel. 79 van de 100 mensen beoordelen de kleur van hun hond hetzelfde als die welke op de stamboom is vermeld. Bij deze 79 zijn er wel 4 die wildkleur of wolfsgrauw benoemen. Opvallend is dat in 12 gevallen er verschillen bestaan in de benoeming van al of niet bestaand wit. In 3 gevallen is er moeite met de vraag of er “tan” gaat optreden, en bij 5 honden worden geel en rood verwisseld.
OPVOEDINGSCURSUS Met 80 honden is een opvoedingscursus gevolgd. Er bestaat een duidelijke tendens om dit met reuen vaker te doen. Significant echter is, dat fokkers dit juist minder frequent doen.
CASTRATIE & STERILISATIE Ongeveer de helft (52) van de dieren is gecastreerd/gesteriliseerd. Teven (31, is 55%) iets meer dan reuen (21, is 47%). Op 1-jarige leeftijd worden de meeste dieren behandeld: 42% van de teven en 57% van de reuen. e Voor het 4 jaar is 70% gecastreerd/gesteriliseerd. Tabel 2. Reden van castratie/sterilisatie teven Niet fokwaardig Wil niet fokken Uitgefokt Vindt schijndracht vervelend Past niet in de groep bij andere honden Ziekten geslachtsorganen Ziektepreventie Reu is (bij teven) onrustig/wegloopneiging Dominant/agressief gedrag
reuen
totaal
4
4 10 5 6 9 4 3 5 2
10 5 6 3 1 3
6 3 5 2
Van de redenen waarom gecastreerd/gesteriliseerd is (zie tabel 2) is die welke met al dan niet fokken te maken hebben (19) de grootste groep. Op de tweede plaats komen de dieren, welke samen leven met andere honden (9). Opmerkelijk zijn de 6 gevallen waarbij schijndracht als reden wordt opgegeven. In drie gevallen is de leeftijd van sterilisatie slechts 1 jaar, dus waarschijnlijk na amper 1 of 2 loopsheden. Twee teven worden e e gesteriliseerd vanwege vervelende schijndracht op hun 6 en 7 levensjaar. Bij de ziekten van de geslachtsorganen is er een teef gesteriliseerd vanwege baarmoederontsteking na het krijgen van puppen. Een reu had, 9 jaar oud, een tumor aan de teelbal terwijl de beide andere reuen ontstekingen hadden aan de huid van de balzak en aan de voorhuid. Tabel 3. veranderingen na castratie/sterilisatie teven
reuen
totaal
Vacht Incontinentie Gedrag verbeterd Eetlust toename/verbetering Geen verandering Weet het nog niet
5 1 1 2 13 4
3 4 1 7 3
8 1 5 3 20 7
Totaal
26
18
44
Of er veranderingen optreden na castratie/sterilisatie wordt door slechts 44 van de 52 beantwoord (zie tabel 3.) Daarbij 7 hondeneigenaren die het nog niet weten. Van de 8 personen die geen antwoord gaven zijn er 6 die al op 1-jarige leeftijd hun dier lieten behandelen, en mogelijk geen vergelijking met de situatie vóór de castratie/sterilisatie konden maken. Blijven er dus 37 (44 min 7) over, waarvan bij ruim de helft (20) geen veranderingen optreden. Bij 8 dieren treden veranderingen in de vacht op, maar deze worden door niemand toegelicht waaruit dit bestaat. De 7 reuen, welke onrustig zijn, wegloopneiging hebben of dominant/agressief gedrag vertonen, worden op één na allen als 1-jarige gecastreerd. Zij zijn eigendom van mensen welke nooit eerder een IJslandse hond gehad hebben. Op de vraag naar het effect van de castratie wordt bij één hond geen antwoord gegeven en 2 andere eigenaren kunnen nog niets zeggen aangezien de castratie te recent geleden is. De beide onrustige honden worden rustiger. De dominantie van één reu wordt minder. Bij één agressieve reu treedt na castratie geen verandering op.
2
ZIEN EN HOREN Van de 93 in leven zijnde honden is het gezichtsvermogen van 88 goed, en voldoende bij 4. Eén hond kan onvoldoende zien. Voor wat betreft het gehoor is dat goed bij 86 honden, voldoende bij 3 en onvoldoende bij 4 (zie tabel 4). De hond welke onvoldoende ziet kan nog wel goed horen. Van de 4 honden welke onvoldoende horen zijn er 3 welke nog goed zien, en één welke nog voldoende kan zien. Bij de 8 overleden honden zijn er 2 welke zowel onvoldoende hoorden als konden zien. Eén van die twee kon nog wel goed in de verte kijken, maar niet meer dichtbij. De leeftijd waarop het gezichtsvermogen kan afnemen is 10 jaar (de overige 3 antwoorden twee maal met 12 jaar, en één geeft geen antwoord). De leeftijd waarop het gehoor onvoldoende kan worden is 11 jaar, gemiddeld echter 12,1 jaar. Het lijkt erop, dat het gehoor meer gestoord raakt op oudere leeftijd dan het zien. Tabel 4. gezichtsvermogen en gehoor & leeftijd bij nog in leven zijnde honden leeftijd jonger dan 10 jaar 10 jaar en ouder
totaal
gezichtsvermogen goed voldoende onvoldoende
78 2
10 2 1
88 4 1
goed voldoende onvoldoende
78 2
8 1 4
86 3 4
totaal
80
13
93
gehoor
Bij meer dan 1/3 deel van de honden is oogonderzoek gedaan (tabel 5). Bij twee van hen werd distichiasis gevonden. Tabel 5. oogonderzoek geslacht teef reu oogonderzoek gedaan? ja nee
23 33
16 29
totaal
39 62
GEZONDHEID De algemene gezondheid wordt bij de 93 in leven zijnde honden bij 85 als goed aangeduid; bij 5 voldoende en bij 3 onvoldoende. Bij deze 8 honden, waarvan de gezondheid niet goed is, worden vermeld: • vachtproblemen (4x) • voedselallergie (3x) • heupdysplasie (2x) • hartruis (2x) • hepatitis • blaasontsteking • gebroken poot en bekken De vragenlijst over gezondheidsklachten en over ziekten/afwijkingen samengenomen levert op, dat bij 52 honden klachten of ziekten bestaan, ook al wordt de algehele gezondheidstoestand bij 38 van deze 52 als goed omschreven. Tabel 6 geeft een overzicht van al deze klachten en aandoeningen.
3
Tabel 6. klachten, ziekten en aandoeningen Huid en haar, atopie Spijsvertering Voedselallergie Vlooienallergie
18 11 5 3
Wervelkolom en ledematen (1x hernia) Heupdysplasie
8 4
Nier en urinewegen (1x blaasstenen) Bloed en afweersysteem (1x thrombose) Longen en luchtwegen Pyometria Hartruis
7 5 2 3 2
Gebit Kanker (1x melkklier) Hormonen Hepatitis Schildklier
2 2 1 1 1
Meest opvallend is wel dat bij 37 honden sprake is van allergie, voor het grootste deel waarschijnlijk te maken met het voedsel. Mogelijk speelt bij de 4 honden met “afweersysteem” ook allergie een rol; dit is niet goed op te maken uit de beantwoording van de vragen. Verder zijn de 7 keer voorkomende aandoeningen van nier en urinewegen en de 4 heupdysplasie opmerkelijk (waarvan 2 met beperkt loopvermogen). Van de 3x voorkomende pyometria is in één geval sprake van optreden na de bevalling. Helaas is van de andere twee niet bekend op welke leeftijd dit optrad. Slechts 4 honden hebben complicaties van de narcose gehad. Twee van hen hadden lange tijd nodig om weer te ontwaken, waarbij een ervan onderkoeld raakte. Ook was er een hond die na de narcose 2 weken lang in de war was. En tenslotte, één hond heeft mogelijk hepatitis ontwikkeld na de narcose. Hoeveel en hoe vaak honden onder narcose zijn geweest is niet met zekerheid te zeggen. In ieder geval de 52 honden welke gecastreerd/gesteriliseerd zijn.
TEVREDENHEID OVER GEDRAG Eén op de vier hondeneigenaren is matig tot niet tevreden over het gedrag van onze IJslander. Het gaat om 16 reuen en 8 teven (zie tabel 7). De 5 honden waarbij men niet tevreden is over het gedrag hebben allen een opvoedingscursus gevolgd. Tabel 7. tevredenheid over het gedrag & opvoedingscursus gevolgd geslacht cursus gevolgd teef reu ja nee totaal tevreden over gedrag goed voldoende onvoldoende
48 7 1
29 12 4
59 16 5
18 3
77 19 5
totaal
56
45
80
21
101
Over deze 5 honden welke een onvoldoende krijgen qua gedrag wordt vermeld: Agressief naar andere reuen, kan niet alleen zijn, veel blaffen (2x), eigenzinnig, fel en “hyper”gedrag. Bij de 19 honden welke een voldoende krijgen wordt aangegeven: • veel blaffen (10x) • eigenzinnig (9x) • kan niet alleen zijn (4x) • geen zelfvertrouwen (2x) • en 1x: opgewonden, angstig, dominant arrogant gedrag, agressief naar andere reuen
4
BANG Er zijn 23 honden welke enigszins bang zijn (tabel 8). Bij bijna de helft hiervan wordt bangheid voor vuurwerk en onweer vermeld. Twee honden zijn bang voor andere honden, één ervan ook voor vreemde mensen. Bij de 4 bange honden wordt vermeld: onweer, geen zelfvertrouwen, angstig reageren op dingen, en als de baas weggaat. Alle bange honden, en 18 van de 23 enigszins bange honden, hebben een opvoedingscursus gevolgd. Er is geen relatie tussen “bang’ en wel of niet gecastreerd/gesteriliseerd aantoonbaar. Tabel 8. overmatig bang geslacht teven reuen
overmatig bang
totaal
Ja Enigszins Nee
2 15 39
2 8 35
4 23 74
Totaal
56
45
101
AGRESSIE Tien honden worden door hun eigenaren als enigszins of overmatig agressief omschreven (tabel 9). Het gaat hierbij om significant meer reuen. De beide overmatig agressieve reuen hebben dit gedrag naar andere honden cq. reuen. De ene reu is gecastreerd, terwijl de eigenaar van de andere reu dit ook overweegt. Van de 8 honden welke enigszins agressief gedrag vertonen is dit slechts door drie eigenaren toegelicht. Van één reu wordt vermeld dat hij agressief is naar andere honden; twee reuen zijn aangevallen door een andere hond en toegetakeld.
Tabel 9. overmatig agressief overmatig agressief
geslacht teven reuen
totaal
Ja Enigszins Nee
2 54
2 6 37
2 8 91
Totaal
56
45
101
De tien honden met enigszins of overmatig agressief gedrag hebben op één na allen een opvoedingscursus gevolgd. Alleen de hond met enigszins overmatig agressief gedrag welke agressief is naar andere reuen heeft zo’n cursus niet gevolgd. Deze hond is ook niet gecastreerd. Ook één van beide honden welke is aangevallen is niet gecastreerd. Ook de 2 teven zijn niet gesteriliseerd. Een relatie tussen agressief gedrag en “overmatig bang” is niet aantoonbaar.
BLAFFEN Tabel 10. overmatig blaffen overmatig blaffen
geslacht teven reuen
totaal
Ja Enigszins Nee
10 19 27
12 15 18
22 34 45
Totaal
56
45
101
5
IJslandse honden zijn echte “blaffers”; meer dan de helft van de honden blaft naar de smaak van de eigenaar teveel (tabel 10). De mening van de eigenaar wordt in dit oordeel niet beïnvloed door het al dan niet eerder gehad hebben van een IJslandse hond. Er bestaat geen relatie tussen blaffen en agressie, wel een lichte tendens (p 0.08) dat blaffen en bang zijn samengaat. Er bestaat een zeer sterk significant verband (p 0,000) tussen tevredenheid over de IJslandse hond en blaffen (tabel 11). Tabel 11. overmatig blaffen en tevredenheid over het gedrag tevredenheid overmatig blaffen totaal goed voldoende + onvoldoende wel of enigszins niet
34 43
22 2
56 45
totaal
77
24
101
Vermeldenswaard zijn de opmerkingen welke gemaakt zijn over het blaffen. Er wordt geblaft bij vreemde geluiden (12x), alleen met meedoen met andere blaffende honden/roedel (4x) en bij het alleen thuis zijn (3x). Er wordt geblaft wanneer de deurbel gaat (4x) of de telefoon (2x). Er wordt geblaft bij het naar buiten gaan (2x), tegen bezoek (2x), en als er iemand weggaat (3x). Tegen andere dieren: andere honden (4x), paarden (2x), katten (6x) en grote vogels (2x). Vervolgens vliegtuigen en luchtballonnen (2x), verkeer zoals fietsers, brommers en auto’s (5x). Ook: blaft van blijdschap, blaft wanneer ze eten wil, blaft de eerste minuten als ze losloopt, en blaft tegen alles wat ze ziet. Tenslotte, van 4 honden wordt vermeld dat men een blafband gebruikt.
GEMAAKTE OPMERKINGEN Talloze opmerkingen zijn gemaakt over het karakter. De volgende komen vaker voor: Lief (24x), sociaal naar mensen/vriendelijk (12x), waaks (6x), aanhankelijk (7x), trouw (4x), nieuwsgierig (3x), alert (2x), vrolijk, speels (6x), intelligent/leergierig (3x), eigenzinnig (4x) en dominant (3x). Ander opmerkingen: perfekte superhond (6x), goed met (kleine) kinderen (4x), gericht op slechts één baas (3x), hekel aan katten (11x), kan niet goed alleen zijn (6x). Tenslotte 2 vermeldenswaardige opmerkingen: Bij een hond met diarrhee, maagklachten en overgeven werd overgegaan van Eukanuba op Farm Food met pens en rauw vlees waarna de problemen over waren. Er zou een opvoedcursus moeten komen speciaal voor IJslandse honden.
DISCUSSIE De respons is, met antwoorden van 71 van de plm. 240 leden amper 30%. Ook de deelname van de 6 fokkers is, op een totaal van 17 personen welke momenteel fokken of in het recente verleden gefokt hebben, met 35% in dezelfde orde van grootte. Jammer is dat niet meer fokkers enthousiasme hebben kunnen opbrengen, en tenminste hun eigen honden, maar nog mooier was de door hun gefokte honden, aan te leveren voor deze enquete. Het blijkt dat, doordat slechts 101 honden deelnamen, dit aantal te laag is voor het maken van een aantal gevolgtrekkingen. De resultaten van de kleurbenoeming vallen alleszins mee. Als we de benoeming van wildkleur en wolfsgrauw buiten beschouwing laten en tevens de verwarring omtrent het al dan niet benoemen van wit, en echte kleurnamen gebruiken zijn 87 van de 100 honden als puppy en als volwassen hond goed benoemd. Met het geven van instructie over de benoeming van wit, het maken van onderscheid tussen geel en rood, en het vroegtijdig opsporen van tan, zal er een adequate kleurbenoeming ontstaan. De helft van de honden zijn gesteriliseerd/gecastreerd. Bij de reden hiertoe geven 10 eigenaren op dat ze niet willen fokken, en 5 zijn “uitgefokt”. Op zich zijn dat geen echte redenen, en de echte redenen erachter kunnen meerdere zijn (“loopsheid is lastig”, “meerdere honden in huis”, etc.). Jammer dat, hoewel bij 8 honden veranderingen van de vacht optreden, niemand dit heeft toegelicht waaruit die dan wel bestaan.
6
Tenslotte de reuen welke werden gecastreerd vanwege onrustig gedrag, wegloopneiging of agressief/dominant gedrag. Helaas is de groep hier veel te klein om werkelijk met enige zekerheid te kunnen zeggen of castratie in deze gevallen bij IJslandse honden een zinnige maatregel is. Opvallend is de discrepantie tussen de vermelde algemene gezondheid en het bestaan van klachten, ziekten en aandoeningen. De gezondheid wordt bij 85 van de 93 in leven zijnde honden als goed omschreven, terwijl bij 52 honden klachten, ziekten en aandoeningen worden opgegeven! Niet de gezondheid beperkend worden 14 van de 18 vachtaandoeningen beschouwd; dit geldt voor alle spijsverteringsstoornissen, 2 van de 5 voedselallergieën, 2 van de 4 heupdysplasieën en 6 van de 7 nier en urinewegenaandoeningen. Te denken geeft dat 37 honden een allergie, in welke vorm dan ook, vertonen. De vraag komt dan ook naar voren, of wij onze honden wel het goede voer geven. Op IJsland moet hij maar aan zijn kostje komen, en veel IJslandse honden lopen achter konijnen, ratten, mollen etc. aan en vreten dode vissen langs de uiterwaarden op, of slepen in het bos met karkassen welke eveneens opgekauwd worden. Wat betreft het optreden van problemen bij de narcose zijn er twee honden welke erg lange tijd nodig hadden om te ontwaken waarbij er een bovendien onderkoeld raakte. Deze complicaties lijken te maken te hebben met de techniek van de narcose en de nazorg. Dat er bovendien één hond was die twee weken na de narcose “in de war” was lijkt toch een ernstige complicatie. Bij de vraag of men tevreden is over het gedrag antwoorden 24 eigenaren dit niet met “goed”. Dat wil dus zeggen dat één op de vier IJslandse hond-bezitters een hond hebben waar ze maar beperkt tevreden mee zijn. Bij analyse van de redenen hiervan wordt de grootste groep gevormd door drie redenen: blaffen (12x), eigenzinnig (10x) en kan niet alleen zijn (5x). Hoewel bij de puppybemiddeling en op de site deze eigenschappen worden vermeld, realiseren mensen zich waarschijnlijk toch te weinig dat dit echt een probleem kan zijn. Fokkers moeten zich nog meer afvragen of hun pup om deze redenen wel op de goede plaats terecht komt. De vraag is, wat het rendement is van een opvoedingscursus. Helaas was er geen vraag bij wat de eigenaren zelf vinden, en hoe de hond dit ervaren heeft. Is de cursus afgemaakt? Als we tabel 7 bekijken zien we dat 21 honden geen cursus gevolgd hebben en de eigenaren van 18 van hen toch tevreden zijn over het gedrag, terwijl van de 80 honden welke wel een cursus gevolgd hebben er 21 eigenaren niet tevreden zijn. Hoewel het verschil niet significant is, geeft het wel te denken. Zijn de eigenaren welke toch wel tevreden waren niet naar een cursus gegaan? Er is geen relatie aantoonbaar tussen het al dan niet volgen van een cursus en “bang” of “veel blaffen”. Nergens zijn zoveel opmerkingen gemaakt dan over blaffen. Het blafgedrag van de IJslandse hond bepaalt voor een groot deel of de eigenaar wel of niet tevreden is met zijn hond. Het heeft dus zin om dit gedrag verder te analyseren. Wanneer blaft hij/zij, en waarom. Gaat hij/zij door met blaffen of is hij/zij te stoppen? Blaft hij/zij van vreugde of boosheid? Heeft het te maken met waaksheid? Is de eigenaar in staat om het te corrigeren en wat is het nut van een opvoedingscursus hierbij? Heeft een blafband zin, en hoeveel eigenaren hebben deze (uitgeprobeerd)? Maakt het verschil of men één of meerdere IJslanders heeft? Heeft het te maken met de beleving van de eigenaar, zijn woonsituatie en andere honden in de buurt?
CONCLUSIE Kleurbenoeming: mits instructie plaats vindt over hoe de verdeling van wit over de vacht wordt benoemd, hoe uit te maken of een hond later rood of geel wordt, en hoe het ontstaan van tan valt te herkennen, zullen puppen qua kleur van de vacht goed kunnen worden benoemd. De helft van de honden is gecastreerd/gesteriliseerd. Redenen hiervoor hangen vooral samen met al dan niet fokken, met vervelende schijndracht en het al dan niet goed passen in de groep. In hoeverre castratie een goede oplossing is bij reuen die agressief zijn of wegloopneiging vertonen, valt niet te concluderen. Hoewel de gezondheid bij 85 van de 93 in leven zijnde honden als goed wordt omschreven, worden wel bij 52 honden klachten/ziekten of aandoeningen vermeld. Daarbij is allergie verreweg het grootste probleem. Wellicht is een nader onderzoek hiernaar zinvol, vooral naar voedselallergie. Een kwart van de hondeneigenaren is niet volledig, of niet, tevreden over het gedrag van de hond. Factoren die hierbij meespelen zijn het veelvuldige blaffen, het niet alleen kunnen zijn, en de eigenzinnigheid. Het verdient aanbeveling dat fokkers er nog beter op letten of hun pup in verband met deze eigenschappen wel op de goede plek is bij de nieuwe eigenaar. Doordat bij de vragen over bangheid vooral is gereageerd met antwoorden over vuurwerk, onweer etc., is geen goede inschatting te maken omtrent het aantal honden dat werkelijk bang is, en mogelijk daarbij gerelateerd verlatingsangst hebben, cq. niet goed alleen kunnen zijn. Het aantal honden dat enigszins, of in sterke mate, agressief gedrag vertoont bedraagt plm. 10%. De rol en het nut van een opvoedingscursus bij deze honden is niet na te gaan. Blaffen is het grootste probleem van de IJslandse hond. Een nader onderzoek naar het blafgedrag en naar de wijze waarop de eigenaren (met hun woonsituatie) dit ervaren en hierop reageren, lijkt zeker gewenst.
7
SAMENVATTING Teneinde meer inzicht te krijgen in gezondheid en gedrag is een enquete gehouden onder de leden van de Vereniging de IJslandse Hond in Nederland. De response bedroeg 101 honden van 71 leden (30%), waarvan 56 teven en 45 reuen. In leven zijn 93 dieren. Twee dieren waren overleden vroegtijdig vanwege een hersenbloeding en kanker. De overige 6 werden gemiddeld 13 ½ jaar. Voor wat betreft de kleur van de vacht zijn 20 dieren overwegend zwart, 79 rood/geel en één is wit. De benoeming van de kleur van de pup beziend in vergelijking met de volwassen hond toont dat 75 puppen goed zijn benoemd, en dat bij 12 dieren dit ook het geval is indien de benoeming van de verdeling van wit buiten beschouwing wordt gelaten. Bij 5 dieren wordt rood en geel verwisseld, en bij 3 dieren bestaat er moeite met het herkennen van tan. Met 80 honden is een opvoedingscursus gevolgd. De helft van de honden is gecastreerd/gesteriliseerd; 31 van de 56 teven en 21 van de 45 reuen. De helft wordt op 1-jarige leeftijd behandeld, terwijl op 4-jarige leeftijd 70% gecastreerd/gesteriliseerd is. Verreweg de meeste (19) dieren worden behandeld om redenen die met al of niet fokken te maken hebben, terwijl 6 teven worden gesteriliseerd in verband met vervelende schijndracht. In 9 gevallen worden honden behandeld omdat ze niet passen in de groep. Op de vraag of er veranderingen optreden na castratie/sterilisatie antwoorden slechts 37 van de 52 eigenaren, waarbij bij 20 honden geen veranderingen te bespeuren zijn. Bij 8 dieren treden veranderingen van de vacht op, bij 5 verbetert het gedrag en bij 3 verbetert de eetlust. Voor wat betreft zien en horen valt op, dat slechts 1 hond van de 93 in leven zijnde dieren onvoldoende ziet, terwijl er 4 honden zijn die vrijwel doof zijn. Achteruitgang van het gezichtsvermogen kan beginnen op het tiende jaar; van het gehoor op het elfde jaar. De algemene gezondheid wordt bij 85 van de 93 levende honden als goed omschreven, terwijl bij 52 honden klachten/ziekten/aandoeningen bestaan, welke kennelijk lang niet allemaal als gezondheidsinperkend gezien worden. Vermeldenswaard is het grote aantal (37) allergieën, m.n. van vacht en darmstelsel. 7 honden hebben problemen van nier en urinewegen en 4 honden een heupdysplasie waarvan 2 met een beperkt loopvermogen. En verder: pyometria (3x), luchtwegen (2x), hartruis (2x), gebit (2x), melkklierkanker (1x), bijholtekanker (1x), schildklier (1x) en hepatitis (1x). Slechts 4 honden hebben complicaties van de narcose gehad. Twee van hen hadden lange tijd nodig om weer te ontwaken, waarbij een ervan onderkoeld raakte. Ook was er een hond die na de narcose 2 weken lang in de war was. En tenslotte, één hond heeft mogelijk hepatitis ontwikkeld na de narcose. Eén op de vier hondeneigenaren is matig tot niet tevreden over het gedrag van zijn hond. Het gaat om 16 reuen en 8 teven. Het gaat dan om veel blaffen (10x), eigenzinnig (9x), kan niet alleen zijn (4x), geen zelfvertrouwen (2x) en tevens opgewonden, angstig, dominant of agressief gedrag. Er zijn 23 honden die enigszins bang zijn en 4 zijn echt bang. Behalve voor vuurwerk en onweer gaat het om bang voor andere honden (2x), bang voor vreemde mensen, bang als de baas weggaat en bang reageren op vreemde dingen. Alle bange, en vrijwel alle enigszins bange honden hebben een opvoedingscursus gevolgd. Tien honden worden door hun eigenaren als enigszins of overmatig agressief omschreven. Het gaat hierbij om 8 reuen. De beide overmatig agressieve reuen hebben dit gedrag naar andere honden c.q. reuen. De ene reu is gecastreerd, terwijl de eigenaar van de andere reu dit ook overweegt. Van de 8 honden welke enigszins agressief gedrag vertonen is dit slechts door drie eigenaren toegelicht. Van één reu wordt vermeld dat hij agressief is naar andere honden; twee reuen zijn aangevallen door een andere hond en toegetakeld. Alle honden op één na hebben een opvoedingscursus gevolgd. Meer dan de helft van de honden blaft naar de smaak van de eigenaar teveel. De mening van de eigenaar wordt in dit oordeel niet beïnvloed door het al dan niet eerder gehad hebben van een IJslandse hond. Er bestaat geen relatie tussen blaffen en agressie, wel een lichte tendens dat blaffen en bang zijn samengaat. Er is een zeer sterk verband tussen tevredenheid over de IJslandse hond en blaffen. Over wanneer er wordt geblaft het volgende: er wordt geblaft bij vreemde geluiden (12x), met meedoen met andere blaffende honden/roedel (4x), bij het alleen thuis zijn (3x), wanneer de deurbel gaat (4x) of de telefoon (2x), bij het naar buiten gaan (2x), tegen bezoek (2x), en als er iemand weggaat (3x). Tegen andere dieren: andere honden (4x), paarden (2x), katten (6x) en grote vogels (2x). Vervolgens vliegtuigen en luchtballonnen (2x), verkeer zoals fietsers, brommers en auto’s (5x). Ook: blaft van blijdschap, blaft wanneer ze eten wil, blaft de eerste minuten als ze losloopt, en blaft tegen alles wat ze ziet. Van 4 honden wordt vermeld dat men een blafband gebruikt. Tenslotte worden een groot aantal opmerkingen gemaakt zoals: over het karakter: lief (24x), sociaal naar mensen/vriendelijk (12x), waaks (6x), aanhankelijk (7x), trouw (4x), nieuwsgierig (3x), alert (2x), vrolijk, speels (6x), intelligent/leergierig (3x), eigenzinnig (4x) en dominant (3x). En verder: goed met (kleine) kinderen (4x), hekel aan katten (11x), kan niet goed alleen zijn (6x).
8