Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75
Richtlijnen milieueffectrapportage
Nieuwe installatie voor de productie van PET van JBF Industries te Laakdal/Geel
Initiatiefnemer: JBF Industries Industriezone “Amocolaan” 2440 Geel
29 november 2011
PRMER-0601-RL
1. Inleiding JBF startte in 1982 als een privaat bedrijf met beperkte aansprakelijkheid met de productie van “gedeeltelijk uitgerekte garen” in India. In 1986 ging het bedrijf publiek. Sinds 2000 wordt ook PET-hars van fleskwaliteit geproduceerd. Ook in de Verenigde Arabische Emiraten heeft JBF in 2007 een PET-productie-installatie in gebruik genomen. JBF wenst in het kader van haar uitbreidingsstrategie een nieuwe installatie voor PETproductie te bouwen in Europa. Zuiver tereftaalzuur (PTA) is één van de basisgrondstoffen voor de productie van PET. JBF ziet een opportuniteit om een PET-productie-installatie te bouwen en uit te baten op het grondgebied van de gemeenten Laakdal en Geel naast een bestaande PTA-productie-installatie van BP in Geel. Er zal een procesinstallatie gebouwd worden, bestaande uit een “continue polycondensatie (CP)” en een “vaste-fase polycondensatie (SSP)”. Daarnaast wordt een extra tankpark voorzien voor de opslag van mono-ethyleenglycol en diëthyleenglycol. De mer-plicht vloeit voort uit categorie 6a) van bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, nl.: ° “Chemische installaties voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer.” De initiatiefnemer ziet af van de mogelijkheid om een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van deze mer-plicht in te dienen en laat bijgevolg een MER opstellen. De initiatiefnemer is JBF Industries, industriezone “Amocolaan”, 2440 Geel. Het kennisgevingsdossier heeft de Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 4 augustus 2011. Dit dossier lag van 23 augustus 2011 tot en met 23 september 2011 ter inzage in de gemeente Laakdal en van 26 augustus 2011 tot en met 26 september 2011 in de gemeente Geel. In die periode werden noch schriftelijke, noch mondelinge inspraakreacties ontvangen. Tegelijkertijd heeft de dienst Mer de adviezen bij de betrokken administraties en openbare besturen ingewonnen. Deze richtlijnen heeft de Dienst Mer opgesteld met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen adviezen zijn hierin verwerkt na een overleg met de betrokken partijen op een vergadering op 4 oktober 2011 te Antwerpen. Een afschrift van alle verstrekte adviezen is eveneens aan de coördinator van het MER bezorgd.
2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer: -
de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven die wat betreft het deel effectbespreking bovendien analoog is voor de verschillende disciplines; de titels en de inhoud van de diverse delen en paragrafen te laten overeenstemmen;
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 2 van 9
-
-
-
recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende. Het gebruikte kaartmateriaal dient van goede kwaliteit te zijn (bv. vermeldingen op de kaart duidelijk leesbaar); voor de topografische kaart een aangepaste schaal te gebruiken zodat zij goed leesbaar is; duidelijke plannen, figuren en schema‟s te voorzien die het project verduidelijken; figuur 9 (grondplan van het bedrijf), moet volledig en op A3-formaat worden weergegeven; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst in het MER op te nemen. Voor alle in de tekst gebruikte technische en projectspecifieke termen, afkortingen en figuren zal in de mate van het mogelijke het Nederlandstalige equivalent gebruikt worden. internationaal aanvaarde benamingen, notaties en eenheden (SI) te gebruiken; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; volledige overeenstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting te bewaken; de juistheid van de diverse verwijzingen en nummeringen (figuren, tabellen) na te gaan; het MER grondig na te lezen op tikfouten, spellingsfouten en grammaticale fouten. de eindversies van het MER door de initiatiefnemer en door alle deskundigen te laten ondertekenen. naast de digitale versie van de niet-technische samenvatting vraagt de Dienst Mer ook een digitale versie van het hele definitieve MER op CD-ROM. Het volstaat hierdoor om het definitieve rapport in te dienen in twee exemplaren (1 losbladig en 1 ingebonden (wordt ondertekend teruggestuurd naar initiatiefnemer)).
3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7.§ 1,1°, a en b
Het project betreft de oprichting en uitbating van een PET-productie-installatie met als doel het produceren van PET van fleskwaliteit met een productiecapaciteit van 475.000 ton/jaar De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen van de oprichting en uitbating van een nieuwe PET-productie-installatie van JBF Industries te Laakdal/Geel. Het MER zal zowel bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag als bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd moeten worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten ook de conclusies doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. Een overzicht van de aan te vragen vergunningstoestand (zowel bouw- als milieuvergunning) zal opgenomen worden in het MER.
4. Voorgenomen project art.4.3.7.§ 1,1°,c, d en e
De volledig verklaarde kennisgeving heeft reeds het project uitvoerig beschreven. Toch wordt aandacht gevraagd voor volgende punten: -
Processchema van de vaste polycondensatie toevoegen; Bij het processchema van de continue polycondensatie de ontbrekende USG‟s (onderwaterstringgranullatoren) aanvullen;
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 3 van 9
-
Einddatum van de erkenning van Yves Verlinden aanpassen; Correcte productiecapaciteit aanvullen op p.9 (1.200 ton/dag ipv 1.000 ton/dag); Kiezen voor de Nederlandstalige term “fleskwaliteit” in plaats van “bottle grade”; Bij de “Aanlegfase” op p.22 duidelijk vermelden dat lot 9 enkel bestemd is als aannemersdorp tijdens de aanlegfase en verder geen deel uitmaakt van het project; De samenstelling van de restgassen van de stoomstripper beschrijven op p.25, met aandacht voor de motivatie van de afwezigheid van schadelijke stoffen; Het rendement van de oxidatiestap van het N2-gas met aanwezigheid van KWS op p.25 beschrijven en aangeven welk type katalysator er gebruikt wordt; Motiveer/verduidelijk dat er in deze oxidatiestap op p.25 geen emissies van KWS naar de atmosfeer vrijkomen; Beschrijf de milieurelevante aspecten van de energie- en nutsvoorzieningen op p.26; Geef bij de materiaalstromen aan of de betreffende transportbanden open of gesloten zijn; Indien de thermische olieverwarmers als grote stookinstallatie beschouwd dienen te worden, dient ook de BREF voor LCP (Large Combustion Plants) geraadpleegd te worden; Er bevinden zich aardgasleidingen van Fluxys in de buurt van de terreinen van JBF. De leidingen liggen niet onder de terreinen van JBF zelf en zullen in principe geen problemen veroorzaken. Tijdens de verdere uitwerking van het dossier dient er rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de installatie van Fluxys en de hieraan verbonden erfdienstbaarheidregels.
5. Ruimtelijke, administratieve, juridische en beleidsmatige context art.4.3.7.§ 1,f
De volledig verklaarde kennisgeving heeft opgave gedaan van de randvoorwaarden die voor dit MER van belang zijn. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van deze randvoorwaarden op te volgen. In de overzichtsmatrix moet voor wat betreft de aangehaalde wetgeving de correcte benaming alsook de afkondigings- en publicatiedatum worden vermeld. Voor wat betreft de vermelde beleidsplannen moet de geldigheidsperiode vermeld worden. Aanvullend vraagt de dienst Mer aandacht voor het volgende: Vermelden dat de initiatiefnemer (JBF) afziet van het verzoek tot ontheffing van de MER-plicht; Verwijzen naar MINA 4 (2011-2015) ipv MINA 3; Meest recente datums voor Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO opnemen; Nakijken of de nieuwe EU-richtlijn (2010/75/EU) betreffende industriële emissies van toepassing is; Nakijken of de regelgeving voor grote stookinstallaties van toepassing is op de thermische olieverwarmers.
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 4 van 9
6. Bestaande toestand, geplande toestand en milieueffecten 6.1.
Bestaande toestand
art.4.3.7.§ 1,1°, g
Als referentiesituatie dient de huidige toestand van het projectgebied met zijn omgeving te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. In de geplande situatie wordt een nieuwe procesinstallatie gebouwd voor de productie van PET op braakliggende bedrijfsterreinen van BP te Geel/Laakdal waar momenteel geen activiteiten op uitgevoerd worden. Bijgevolg is de referentiesituatie gelijk aan de situatie zoals ze nu is op de terreinen van BP, zonder de PET-productie-installatie van JBF industries. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met gegevens uit milieurapporten van BP en de resultaten van de enquête bij omwonenden in 2011, uitgevoerd door de Katholieke Hogeschool Kempen.
6.2.
Geplande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen
art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c
De volledig verklaarde kennisgeving geeft reeds een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er wordt gestreefd naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Binnen elke discipline moet het gehanteerde toetsingskader worden aangegeven en, indien reeds voorhanden, het in consensus aanvaarde significantiekader. Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, dienen milderende maatregelen te worden geëvalueerd. In ieder geval dienen alle milderende maatregelen die BBT zijn te worden opgelijst en geëvalueerd. Hierbij dient kwantitatief te worden ingeschat wat de effectieve reductie zou zijn indien deze maatregel wordt toegepast en hoe dit de significantie van de effecten beïnvloedt. Bijkomend vraagt de dienst Mer rekening te houden met volgende aandachtspunten: Lucht Er moet nagekeken worden of de thermische olieverwarmers op basis van hun gezamenlijk vermogen niet als grote stookinstallatie beschouwd moeten worden. Zo ja, moeten de emissiegrenswaarden in tabel 8.2 aangepast worden en moet de BREF LCP geraadpleegd worden bij de screening naar uitvoeringsalternatieven; Aangeven op p.37 hoeveel het thermisch vermogen van de gasturbine en van de back-upketel zal bedragen; Motiveer waarom er bij de PET-koeler stof verwijderd wordt met een cycloon terwijl dit geen BBT is en er bij het pneumatisch transport en de silo‟s toch met stofzakken gewerkt wordt. Verduidelijk aan de hand van de emissieconcentratie de stofemissie van beide technieken en relevante technische gegevens; Maak een onderscheid tussen de tankemissies van de opslagtank op Lot 2 en de productietank op Lot 1;
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 5 van 9
Toon aan dat de emissies van het tankpark op Lot 2 verwaarloosbaar zijn; Beschrijf waar en hoe de dampen die ontstaan aan de procestank op Lot 1 terug in het proces gebracht worden; Motiveer waarom er geen relevante geuremissies verwacht worden. Geluid Vertrekkend van de geluidsvermogenniveaus bekomen uit de metingen uitgevoerd aan de gelijkaardige installatie in de Verenigde Arabische Emiraten, zal, rekening houdend met de grenswaarde voor het specifieke geluid, beargumenteerd worden of deze geluidsvermogenniveaus al dan niet moeten verlaagd worden door het nemen van BBT-maatregelen. Mens
De grootte van het studiegebied van deze discipline zal bepaald worden in functie van de grootte van het studiegebied van andere disciplines, in het bijzonder de disciplines lucht en geluid.
Mens-hinder/toxicologie In het MER moet verwezen worden naar het legionellabeheersplan van het bedrijf; Er moet nagegaan worden of het project onderworpen is aan de Seveso-richtlijn.
6.3 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7.§ 1,2°, e
In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Als blijkt dat de thermische olieverwarmers als grote stookinstallatie beschouwd dienen te worden, moet ook de BREF voor LCP geraadpleegd worden. De voor- en nadelen van de verschillende alternatieven zullen in het MER beschreven en afgewogen worden. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu, ook op lange termijn. Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren. Bij “locatie-alternatieven” moet de noodzaak van locatiealternatieven geëvalueerd worden op basis van de onderzochte milieu-impact.
7. Leemten in de kennis art.4.3.7.§ 1,4°
Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen ingedeeld worden in leemten m.b.t. het project, m.b.t. de inventaris en aangaande methode en inzicht.
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 6 van 9
Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.
8. Monitoring en evaluatie art.4.3.7.§ 1,2°, d
In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.
9. Integratie en eindsynthese art.4.3.7.§ 1,2°, e
In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De „elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets‟ uit het Decreet Integraal Waterbeleid en indien relevant de passende beoordeling uit het Natuurdecreet moeten hierin opgenomen worden (voor verdere informatie hieromtrent zie het betreffende disciplinespecifieke richtlijnenboek). Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is, ook op lange termijn of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.
10.
Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen
art.4.3.7.§ 1,3°
In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is, zal in dit hoofdstuk aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt.
11.
Niet-technische samenvatting
art.4.3.7.§ 1,5°
De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Relevante figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen.
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 7 van 9
12.
Goedkeuring van het team van deskundigen
Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende mer-deskundigen wordt goedgekeurd.
Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het rapport contact te houden met de Dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking in het MER van deze richtlijnen.
Wanneer tijdens de opmaak van het MER contact wordt opgenomen met een van de adviserende administraties, wordt er op aangedrongen de Dienst MER schriftelijk of via e-post op de hoogte te brengen van eventuele afspraken die werden gemaakt. Dit teneinde misverstanden bij de beoordeling van het MER te vermijden.
Brussel, 29 november 2011
Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 8 van 9
Bijlagen Bijlage 1: inspraakreacties naar aanleiding van de terinzagelegging in de gemeente Geel: geen.
Bijlage 2: inspraakreacties naar aanleiding van de terinzagelegging in de gemeente Laakdal: geen. Bijlage 3: lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hetzij schriftelijk, hetzij mondeling (op de overlegvergadering) reageerden op de volledig verklaarde kennisgeving en dus een exemplaar van de ontwerptekst van het MER zullen ontvangen:
Gemeentebestuur Geel; Gemeentebestuur Laakdal; OVAM; De Scheepvaart NV; VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer; Fluxys NV; Agentschap Ruimte en Erfgoed, Antwerpen; Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid Antwerpen; LNE, dienst VR; LNE, Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen; Agentschap Natuur en Bos Antwerpen; VMM, Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie.
Bijlage 4: lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op de volledig verklaarde kennisgeving en dus in principe slechts een ontwerptekst van het MER ontvangen indien zij de Dienst Mer hierom verzoeken:
LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat; VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht; Provinciebestuur Antwerpen.
Rekening houdend met twee exemplaren voor de Dienst Mer, moeten dus minstens 14 exemplaren van de ontwerptekst aangeleverd worden.
Richtlijnen m.e.r. PR0601
JBF-Industries Laakdal/Geel
Pagina 9 van 9