http://www.spinner.com/2010/09/16/rogers-waters-the-wall-live-tour-toront/
Roger Waters Legt de Eerste Steen van de 'The Wall Live'-Tournee in Toronto •
Gepost op 16 sept. 2010 10:30 v.m. door Joshua Ostroff
Het is onwaarschijnlijk dat er ook maar één rock-and-roll-roadie is die even hard heeft werkt als die van Roger Waters. Gisteravond — tijdens de eerste van de drie uitvoeringen die de aftrap gaf voor de wereldomspannende tournee van de zanger van Pink Floyd ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van ‘The Wall Live’ — bouwden ze langzaam maar zeker met tussenpozen een massieve, niet metaforisch muur dwars over het podium van het Air Canada Centre-stadion, totdat de band daar helemaal achter schuil ging. En nadat de zaal tot het plafond gevuld was met neerstortende gevechtsvliegtuigen, vliegende varkens en groteske drie verdiepingen hoge animatiepoppen, lieten ze die muur ten slotte weer instorten tijdens het hoogtepunt van Waters’ jubelende nieuwe uitvoering. Inmiddels zijn er verschillende generaties opgegroeid met het magnum opus van Pink Floyd uit 1979, die zingen dat hen niets geleerd hoeft te worden, laserlichtshows bijwonen, zich verdringen voor vertoningen van Alan Parkers film Midnight Madness en in hun slaapkamer met het licht uit luisteren naar het prog-rock dubbelalbumepos. Het hoeft geen betoog dat ondanks al die groepen, die de afgelopen jaren concerten met uitvoeringen van een heel album hebben gegeven, er maar weinig zijn die zich erop kunnen beroemen dat die even indrukwekkend waren als de uitvoering van ‘The Wall.’ Waters mag dan wel Pink Floyd niet zijn, maar gezien de uit de jaren zeventig daterende verhalen over de onoverbrugbare verschillen, is het toch heel wat aangenamer om te kijken naar Waters met een zwarte pet op die een anonieme coverband leidt, dan David Gilmour Pink Floyd te zien playbacken. Eerlijkheidshalve was echter het volledig inzetten van vier spelers nodig om de bijdragen van Gillmore op het podium te vervangen, waaronder de middelmatige zanger Robbie Wyckoff die vaak de teksten van Gilmour stamelde, ofschoon de menigte hem telkens behulpzaam meezingend overstemde. Wat maakte Waters’ weer tot leven brengen van het ultramoderne ‘The Wall Live’ dan zo goed, dat het uiteindelijk over het album ging en niet de man die het schreef of uitvoerde? Maar de grote vraag die rond het begin van de tournee speelde was, gaat ‘The Wall’ eigenlijk nog ergens over? De kern van het verhaal over de vervreemding tijdens zijn jeugd — aangewakkerd door het losraken van de band met haar fandraagvlak, toen dat eenmaal het stadionformaat bereikte — blijft zonder twijfel evenzeer oude als nieuwe luisteraars aanspreken. De aan het album toegevoegde thema’s over nationalisme, fascisme, corporatisme en oorlog, klinken die misschien niet meer zo krachtig als toen Waters het uitvoerde op de puinhopen van de Berlijnse Muur. Maar de nieuwe beelden uit Irak, Iran, Afghanistan en andere wereldwijde brandhaarden, gevoegd bij de vertrouwde artistieke beelden van het album en de cultfilm, maken duidelijk dat oorlogen zonder twijfel nog steeds gevochten, revoluties niet onderdrukt worden en soldaten en burgers nog steeds sterven. Dat werd benadrukt door het geschreeuw van de menigte dat de leuze “Bring the Boys Back Home” vergezelde tijdens het zingen van ‘Vera.’ Waters zorgde ook dat de kretologie over de oude school (Big Brother is Watching You) vermengd werd met nieuwe strijdkreten (iProfit) en de animatie van vliegtuigen die bommen afwierpen, gemaakt
van Shellbenzine en Mercedes Benz-logo’s, naast de oude communistische, kapitalistische, christelijke en joodse symbolen. De andere vraag was, Hoe goed houdt Waters stand? Eigenlijk bijna griezelig goed. Op zijn 67-ste lijken zijn songs verpletterend op die van het album, als ze weeklagen en zich verwonderen over de mysteries en onrechtvaardigheden van het leven. 'The Wall' is echt doelgericht opgezet voor dit soort uitvoering — het dubbelalbum is precies van concertlengte en de songs zijn overtuigender en doen er lang genoeg over om een scene op te zetten en een stemming teweeg te brengen, dan de meer traditionele theaterproducties. Het was ook opgezet als volwaardig stuk zodat er, terwijl de menigte in Toronto zonder twijfel om het hardst meezong met de ontsnappingshits van het album —'Another Brick in the Wall (Deel II),' waarin een koor van playbackende schoolkinderen en de reusachtige pop van de schoolmeester; 'Mother,' met als hoofdrol een huizenhoge pop van de Moeder die dreigend omlaagkijkt, terwijl Waters het akoestische nummer zong (ontsierd door een overjarige klungelige microfoon); en 'Comfortably Numb,' uitgevoerd bovenop de inmiddels gebouwde muur — geen gevoel van ongeduld heerste tijdens de rustigere songs. Dat was evenzeer te danken aan het niet aflatende schouwspel dat het concert bood, dat ook onthutsende digitale animaties bevatte die op de muur werden geprojecteerd (marcherende hamers, de rechter als anus en overspelige bloemen), als aan het verbluffende gebruik van surround-sound. Tegen het einde begon de menigte, opgetogen over het feit dat de uitvoering daadwerkelijk had voldaan aan haar huizenhoge verwachtingen, "Tear down the wall" te zingen, totdat de muur op het podium instortte alsof die, en het album zelf, samen met Waters hun eigen welverdiende applaus in ontvangst namen.
Concertrecensie - Roger Waters speelt "The Wall" in het United Center
Steve Leventhal, sportverslaggever, radiopresentator, schrijver; film,- TV- en muziekfan. Op 09.22.10 om 1:29 n.m.
Roger Waters in het United Center, foto by Scott Strazzante, Chicago Tribune
Het is nauwelijks voorstelbaar dat Roger Waters in staat is in zijn eentje een uitvoering van een Pink Floyd-album in de wacht te slepen. Maar dat komt misschien omdat “The Wall” zijn magnum opus is (voor mensen die geen Latijn of Literatuur hebben gehad: dat betekent ‘belangrijkste werk’), dat wil zeggen een stuk uit de hele waslijst van Floyd dat bijna helemaal zijn schepping is. In feite waren de andere Floyd-leden, tijdens de opname van het oorspronkelijke studio-album, al vaak behandeld als sessiespelers. Waters kon niet overweg met de keybordspeler Richard Weight en zette hem op gegeven moment uit de band, omdat hij weigerde naar Los Angeles te gaan en paar nummers van The Wall op te nemen, terwijl hij hem nu voor de albumtoernee weer opvoert als betaalde speler. De show in het United Center van gisteravond was een herziene versie van het in 1980 31 maal optreden tijdens de vierstedentoernee. (Los Angels 7x, New York 5x, Dortmund 8x en Londen 11x). De problemen bij het op touw zetten van deze productie, die evenzeer show als concert is, is veel eenvoudiger met de technologie van de 21e eeuw, die het mogelijk maakt om op veel meer plaatsen op te treden dan dertig jaar geleden. Ik zal niet ingaan op het verhaal achter de opname, dat goed gedocumenteerd is. Zie het Wikipediaartikel voor meer bijzonderheden. Er waren een paar kleine technische haperingen die optraden bij het eerste optreden op maandag en opvielen, maar verder verliep de show gelikt. Het was echt een evenement. Alle gebruikelijke vondsten van Floyd waren aanwezig, van het exploderende vliegtuig tot het vliegende varken.
"The Wall" achtergrond, foto Scott Strazzante, Chicago Tribune
Akoestisch was het fantastisch, visueel verbluffend. Het publiek dat hoofdzakelijk bestond uit dertigers, veertigers en vijftig-en-nog-wat-ers zong mee met vrijwel elke song, vooral met het applaus afdwingende “Comfortably Numb” en “Another Brick in the Wall.” Er werd steeds iets geprojecteerd op de muur, die tijdens de uitvoering opgebouwd werd door toneelknechten. Veel van de boodschappen waren gericht tegen de oorlog en gevestigde orde. De menigte vrat het, vooral toen na de regel “Should I trust the government?” de woorden "No fucking way!" op de muur werden geprojecteerd. Je zou alleen gewild hebben dat David Gilmour mee had kunnen doen met dit schouwspel. Het gerucht gaat dat hij bij een aantal optredens toch zal opdagen. Zelfs twee musici, een zanger en een gitarist, kunnen samen nauwelijks tippen aan de energie en uitvoering van Gilmour, vooral niet in de solo van “Comfortably Numb.” Dat wierp echter maar een kleine smet op een anderszins fantastisch vakkundige show. Waters ziet er geweldig uit, gezien het feit dat hij twee weken geleden zevenenzestig is geworden. Hij is tenger, in grote vorm en zijn stem klinkt nog steeds prachtig. Hij gaf zelfs commentaar op de manier
waarop hij een duet met zichzelf zong, terwijl dat uit de film van de tournee in 1980 op de achtergrond werd geprojecteerd. Hij deed dat naadloos. Roger geeft zijn basgitaar aan de anderen en zingt gewoon de meeste songs. Mijn favoriete gedeelte van “The Wall” is nog steeds wat beschouwd wordt als Kant Twee van het album — het stuk dat gaat van “Goodbye Blue Sky” tot “Goodbye Cruel World,” de song die het eerste gedeelte van de live-show besluit. Ik ben het er mee eens dat de beste songs de stukken zijn die een hit geworden zijn, maar luister ook eens naar dat gedeelte en hoe fraai het in elkaar overvloeit. Ik raad iedereen aan te luisteren naar de live-versie, uitgebracht als “Is There Anybody Out There?” die twee songs bevat die niet op het studio-album staan. Hoewel de kaartjes een beetje duur waren, is de show zeer de moeite waard. Bedenk maar wat je moet betalen om een show te zien in een theater in The Loop of op Broadway, en vergelijk dat dan met de uitvoering van Roger Waters. Dit is pas het begin van de tournee, met nog twee uitvoeringen in Chicago op donderdag en vrijdag en nog veel meer verspreid over het hele land. Als je meer wil lezen over Pink Floyd, beveel ik het boek “Pink Floyd FAQ,”van mijn vriend Stu Shea aan. Stu was zo vriendelijk mij in de gelegenheid te stellen een van de hoofdstukken te schrijven over de top-vijf Pink Floyd-shows. __________________________________________________________________________________
Roger Waters: The Wall, Air Canada Theater, Toronto, recensie
Drie decennia na zijn ontstaan komt het opbeurende paradepaardje opnieuw tot leven in Toronto. Door Hazel Sheffield Gepubliceerd: 16 september 2010, 12:39 n.m. Het lijkt ongelofelijk als je bedenkt dat het album The Wall, dat de carrière bepaalde van Pink Floyd, aanvankelijk bedacht werd door de bassist Roger Waters, om zich te verschuilen voor het stadionpubliek dat voor hem in de jaren zeventig zo vaak zo teleurstellend was. Op de avond van de première ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van de productie, lijkt de 67-jarige Waters zich helemaal verzoend te hebben met de afmetingen van het stadion. Hij schrijdt over het enorme podium, met een zonnebril en een zwarte pet op, onder een regen van vuurwerkvonken door, terwijl het publiek uit zijn dak gaat bij het vooruitzicht op de show, waarvan velen hebben gedacht dat zij nooit de kans zouden krijgen die ooit te zien. Volgens Waters is The Wall niet langer alleen maar de uiting van een, zich van familie en maatschappij afzonderende, jongeman, maar een allegorie van de polarisatie tussen Oost en West en de lange arm van de neo-conservatieve regering. Terwijl de oorspronkelijke show een ietwat subtiel verhaal uitploos, zijn de lijnen van dat relaas helemaal door deze nieuwe visie van plot heen gehutseld, die een poging doet een aantal van de grootste filosofische kwestie van deze tijd te omvatten.
Of het zoden aan de dijk zet is zonder twijfel niet het probleem. Als het publiek van vanavond representatief is, is de verjaardagstournee eerder het meest ambitieuze middel voor het nieuw leven inblazen van de prog-rock met haar fanatieke fans, dan voor elk mogelijke bedoeling om Floyd een nieuwe verpakking te geven voor een versee generatie. De basiselementen zijn dezelfde — reuzenpoppen flankeren een hardboardmuur die tijdens de uitvoering opgebouwd en weer afgebroken wordt — maar zoals de toneeldirecteur Mark Fisher heeft gesteld, maken nieuwe manieren van het projecteren van beelden, uiteenlopend van filmbeelden van gevechten in Irak tot geraffineerde animaties, een verbazingwekkende lichtshow en een akoestiek van 360 graden, deze show sneller, groter en indrukwekkender dan ooit eerder mogelijk was geweest. Vooral Gerald Scarfe’s kwaadaardige 10-meter hoge poppen maken een nachtmerrie-achtige indruk in het allegaartje van al die beelden op het podium. Tijdens ‘Another Brick In The Wall deel 2,’ verzamelt zich een koor van schoolkinderen om naar een reusachtige opgeblazen schoolmeester te wijzen, kompleet met een borstelige Hitlersnor en verfrommelde opblaasbare ledematen. In een van de laatste smaakvolle momenten van de show verschijnt Pinks vrouw als een kruising tussen een op een prooi loerende bidsprinkhaan en een heks, met een lichtgevend roze kruis en een vurige rooie kut als mond. Ze ontlokt gejuich aan de menigte, waarvan velen voor een groot deel van de avond helemaal in beslag woerden genomen door luchtgitaren. Zelfs Roger Waters veroorlooft zichzelf wat luchtgitaar te spelen, als hij in de tweede helft in zijn eentje tussen de grote witte blokken staat en naar de tienduizenden bezoekers kijkt, terwijl zijn verzamelde sessie-band achter de muur met muziek uitgeleide doet. Aan het onthaal kun je zien waarom hij besloten heeft naar dit verwarrende maar opbeurende paradepaardje terug te grijpen, drie decennia nadat het ontstaan is.
Het is The Wall, niet de Roger Waters-show Gepubliceerd op donderdag 16 september 2010
Door Ben Rayner Popmuziekrecensent Roger Waters! ere wie ere toekomt: maar toch gaat deze dertigste-verjaardagtournee, ter ere van The Wall, het baanbrekende opus van Pink Floyd over The Wall en niet over Roger Waters. Waters’ voorgaande heropvoeringen van de paranoïde dubbelalbum-songcyclus uit 1979 die het laatste moment markeerde van echte grootsheid van het klassieke, stadiontijdperk-optreden van Floyd en de groep daadwerkelijk uit elkaar hadden gedreven rond de tijd dat The Final Cut werd afgerond, gaf een beetje het gevoel van vrijblijvend en tegenwicht biedend op het publiek spelen, in het kielzog van wat dubieuze solo-pogingen —The Pros and Cons of Hitchhiking, bijvoorbeeld? — en het wegzinken van
zijn oude bandleden in de behaaglijke steriliteit, die zou leiden tot A Momentary Lapse of Reason en The Division Bell. “Jullie mogen dan wel de naam Pink Floyd hebben,” leken de uitvoeringen te zeggen, “maar ik ben nog steeds de man belast met de muziek, die ervoor zorgt dat de mensen er iets in zien.” Wat wij dezer dagen van Waters zien, die in zijn eentje Pink Floyd-songs brengt, is slechts een kwart van de nog “authentiekere” ervaring die je zou krijgen als zijn nog steeds in leven zijnde medebandleden David Gilmour en Nick Mason de moeite zouden nemen zelf weer op tournee te gaan onder het vaandel van Floyd. En toch lijkt het dat de notoir verwaten Waters bereid is zelf toe te geven dat de met Pink Floyd gemaakte muziek groter is dan hij, groter dan dat kleingeestige ego-gedoe en van wie nou de eigenaar is, en op zichzelf al prijzenswaardig is. Natuurlijk, het is een buitenkansje. Bij het kijken naar de prijzige, met allerlei nieuwe snufjes opgetuigde productie van The Wall, die Waters woensdagavond naar het Air Canada Centre bracht — de eerste van drie razend populaire uitvoeringen op een locatie met 20.000 plaatsen — viel het niet mee om niet te grijnslachen telkens als het woord “kapitalisme” viel of animaties van uit de lucht regenende dollartekens ons met de neus op de schone schijn drukten, te midden van het door oorlogen verlittekende fascistische beeldmateriaal van het oorspronkelijke werk. Het kapitalisme, en het kapitalisme alleen, is de enige reden dat een rock’n’roll-podiumshow, ambitieus genoeg om zichzelf met onderbrekingen met een muur af te sluiten, nepsteen na nepsteen, zelfs kan bestaan tijdens, voor zover we weten, een van de onzekerste jaren van de live-muziek-industrie. Dat is de blijvende kracht van The Wall en het was The Wall waar de verlekkerde menigte in het Canada Centre op woensdagavond naar kwam kijken. Ik zeg “kijken” in plaats van “luisteren,” omdat het een voorstelling van hoge kwaliteit was, gebouwd op boeiende digitale animaties, tot het plafond reikende marionetten en het onmisbare reusachtige, opblaasbare woeste varken, met als blazoen de kreet “ALLES KOMT GOED” die als aanmoediging werd losgelaten op het stadion, na “The Show Must Go On,” dat hiervan een heuglijk avondje-uit maakte. De muziek, vakkundig weer tot leven geroepen door Waters en ongeveer een dozijn anonieme bandleden, was in feite nogal saai en futloos, niet veel anders dan wat je gehoord hebt op een van die Classic Albums Live-avonden in de Phoenix, afgezien van de productiekosten waardoor het bijvoorbeeld mogelijk was een Engels gevechtsvliegtuig op het podium tegen de Muur uiteen te laten spatten, aan het eind van “In the Flesh?” of tijdens “Mother”een enorme groteske karikatuur van Waters’ verstikkende moeder dreigend op het publiek neer te laten kijken. “Mother” klink in feite een beetje wijfelend, verknoeid door achtergrondgeluid waardoor Waters stemgeluid tijdens de eerste regels volstrekt onhoorbaar was. Zo klonken ook de pogingen van de band om te improviseren op “Empty Spaces” en “Run Like Hell” en ze uit te rekken, — meer als zoiets dat je Paul Schaffer hebt horen doen die na een reclameonderbreking even de Late Showband vluchtig aan het woord laat, dan Pink Floyd op het hoogtepunt van zijn krachten. En die vent die Waters heeft ingebracht om Gilmours aandeel in “Hey You,” “Comfortably Numb” en dergelijke te spelen, valt eenvoudigweg niet te pruimen en was, tijdens minstens de helft van zijn vocale inbreng op woensdag, hoorbaar vals. Maar nogmaals, Waters komt de eer toe. Het voor het publiek van de avond meest meeslepende moment — afgezien van de oprechte kreten van anti-oorlog-sentiment die losbarstten tijdens “Vera,” toen de zin “BRING THE BOYS BACK HOME” opvlamde op de achterwand — is wel misschien geweest toen de ster van de show in zijn eentje op het kale podium stond, tegenover de voornoemde muur en sierlijk zijn armen ophief, terwijl het publiek Gilmours song “Comfortably Numb” aanhoorde. De vervanger van Gilmour en nóg een vervanger van Gilmour op gitaar, werden meer dan alle anderen in de schijnwerpers gezet, maar over de song zelf en de mate waarin alle aanwezigen die apprecieerden, viel te twisten. Goed dat Roger Waters dat onderkende en goed dat Roger Waters onderkende — en daar nederig het hoofd voor boog — wat voor indrukwekkende bijdrage hij met The Wall leverde aan de rock-canon.
In Concert
Roger Waters, in de schaduw van The Wall Door Brad Wheeler Gepubliceerd donderdag 16 september 2010, 1:34 n.m. Roger Waters’ The Wall • •
In het Air Canada Centre in Toronto op woensdag
Sinds Humpty Dumpty er vanaf viel heeft niemand een muur ooit zo opgehemeld. Het was halverwege Roger Waters’ overdadige concert, een heropvoering van The Wall uit 1979, toen de laatste steen van de witte, podiumbrede versperring op zijn plaats werd gezet en daarmee het mistroostige lot van de vervreemde hoofdpersoon Pink bezegelde. En toen Waters uit het zicht verdween, terwijl hij weglopend bedroefd een schijnbaar suïcidaal wijsje neuriede, luidde een loeiende menigte hem met het slotstuk van The Wall uit. “Goodbye cruel world, I’m leaving you today,” was de afscheidsgroet van de gekwelde rock-ster. “Vaarwel, vaarwel.” Waarvoor het publiek applaudisseerde is moeilijk te zeggen. Het was een pessimistisch, mistroostig moment in een uitgesproken somber gedeelte van de rockopera. Maar nogmaals, het was niet de muur die het gejuich verdiende, het was The Wall. “Goodbye” was niet het gevoel, zelfs niet bij benadering. Het maatgevende Pink Floyd-schouwspel van vier decennia geleden was terug — schitterend van opzet, bombastisch met cartoonanimaties en speciale effecten, en met een weldoordacht thema —min of meer in levende lijve. Min of meer, in zoverre de band op het podium niet Pink Floyd was. Waters, die The Wall helemaal zelf bedacht heeft, had op zijn tournee door Noord-Amerika een groep vervangers bij zich die heel erg veel weg had van de vervangende band van In the Flesh. “Ik heb slecht nieuws voor je, schatjes,” zei Waters met een grijns, “Pink voelt zich niet lekker, hij is in het hotel achtergebleven.” Voor zover Waters en de andere leden van Floyd van elkaar vervreemd waren tijdens de opname van het album The Wall, zou het niet veel uit moeten maken dat de gitarist Dave Gilmour, de drummer Nick Mason en de latere keyboardspeler Richard Wright vandaag niet aanwezig zijn. Mason en Wright speelden uiteindelijk een geringe rol in het maken van het dubbelalbum. Maar hoe het ook zij, het vreemde-vogelachtige enthousiasme van de menigte zwakte af, toen een naamloze gitarist, bovenop de muur gezeten, Gilmours omhoogstijgende klanken speelde bij het poëtische, bedwelmende Comfortably Numb. De onbekende vocalist die Gilmours ontroerende songs op zich nam — op het album een sussend tegenwicht tegen Waters snerpende stem — stelde ook stelselmatig teleur, omdat zijn zang zelfs op zijn best niet inspirerend was. Over het algemeen waren de bandleden uiterst vakkundig, hoewel ze net zo min opvielen voor als achter de muur.
Het concert, dat ook donderdag nog wordt uitgevoerd en de laatste uitvoering hier voor zaterdag gepland is waarna nog optredens in Ottawa, Montreal en Vancouver, begon in de vorm van vuurwerk. Romeinse kaarsen (bep. soort vuurwerk), lichtspuitend en in de vorm van hoodie-dragende woestelingen, rezen omhoog op een podiumbreed heftoestel, terwijl er vlaggen aan vast zaten met gekruiste hamers, symbolisch voor onderdrukking. Zoeklichten zochten het stadion af; het onheilspellende crescendo van In the Flesh verhief zich en een spoor van heldere vonken knetterde, terwijl een gevechtsvliegtuig tegen de deels opgebouwde muur te pletter sloeg. Het verhaal van The Wall gaat over psychische “stenen” die op elkaar gestapeld worden rond de Engelse rock-ster Pink (vertolkt door Waters en af en toe door een levenloze pop). Het bestrijkt het eigen leven van Waters: de dood van zijn vader, een piloot, in de Tweede Wereldoorlog, zijn verstikkende moeder — “Mama won’t let anyone dirty get through” — en het latere vervreemden van zijn fans. De moeder, met haar zware boezem, werd verbeeld door een reusachtige, groteske, opblaaspop, als het ware een opgesekste vrouw met klauwen in plaats van handen en verder was er nog een tirannieke schoolmeester, die wordt weggejaagd door een plaatselijk kinderkoor, dat spottend tierde “we don’t need no education” tijdens het vlakke zingen van Another Brick in the Wall Deel 2. Waters, 67, was grijs maar fit, en liet alleen wat van zijn leeftijd zien tijdens het weemoedige Nobody Home, een portret van een eenzame, op een hotelkamer verblijvende, rock-ster met maar “13 zenders met shit op de TV om uit te kiezen.” Deze woorden werden geschreven in de armzalige tijd vóór de satelliettelevisie. The Wall gaat over de afzondering en teloorgang van één man (Pink wordt uiteindelijke knettergek), maar zinspeelt ook op een ruimere maatschappelijke vervreemding. In zijn vorm van 2010, actualiseert Waters het stuk: foto’s van hedendaagse slachtoffers van terrorisme en oorlog werden op de muur geprojecteerd — symbolische stenen van de verdeeldheid door nationalisme, religie en de politiek van angst. In zijn huidige vorm bevat The Wall minder spektakel en klatergoud dan een optreden van Lady Gaga of Madonna. Maar terwijl die uitslovers een persoonlijk gevoel van vrijheid oproepen, ziet Waters iets veel groters. Belangrijke muziek? Ja. Hoge muren? Sla ze tot puin.
Roger Waters geeft een uitvoering van The Wall Door Jude Lemrow 22 September 2010
Roger Waters in het United Center Chicago, 21 september 2010 Veel betere critici dan ikzelf hebben Pink Floyds The Wall zowel gekraakt als geprezen, ad infinitum, sinds het uitbrengen van album en film met dezelfde titel ongeveer 30 jaar geleden. Op dit moment hebben de meeste muziekaanhangers een uitgesproken mening over Pink Floyd, Roger Waters en The Wall, dus dat sla ik allemaal maar over. Wat ik wel wil zeggen is dat ik van het concert, dat ik afgelopen avond bijwoonde, nog steeds probeer uit te vogelen wat ik in godsnaam eigenlijk gezien heb. Ik bedoel dat op de best mogelijke manier. Afgelopen vrijdag ging ik naar een feestje en een vriendje vertelde me dat hij nog een kaartje over had voor Roger Waters, en vroeg of ik zin had om mee te gaan. Ik antwoordde, “Verdomd, ja. Ik heb Waters nog nooit gezien en dat is een van de dingen die op de lijst staat van wat ik in mijn leven nog moet doen.” Ik wilde Waters zien voordat hij of ik dood zouden gaan (Waters in nu 67). Hij gaf me het kaartje en we besloten dat wij elkaar het best allemaal weer konden treffen op onze zitplaats in het United Centre. Om een of andere reden had ik niet gehoord dat Waters in de stad was, dus pas toen ik een TV-reclame voor de reeks shows zag, realiseerde ik me dat het niet Waters zou zijn die zijn solostukken zou uitvoeren, maar Waters die The Wall uitvoerde in zijn geheel, als een volledige multimedia/theater-productie. Even was ik bijna teleurgesteld, omdat ik juist hoopte op een avond met Waters solomateriaal, maar toen bedacht ik dat wat Waters ook van plan was, het de moeite waard was om het te gaan zien. Dus liep ik dinsdag na mijn werk, aktetas in mijn hand, van mijn kantoor in the Loop naar de Madison-street om lijn 20 te pakken voor het kort stukje naar het United Centre. De bus zat vol mensen die op weg waren naar het concert. Een aantal passagiers zat onder elkaar wat grappen te maken en ik ving op dat het allemaal draaide om het gerucht van een onverwachte gast in de gedaante van David Gilmour, maar dat leek me echt belachelijk. Uiteindelijk gingen we naar een concert en niet naar een bokswedstrijd. Ruim voor mijn vrienden arriveerde ik bij mijn zitplaats. Daardoor had ik de tijd, voor de show begon, het geheel van het spelonkachtige United Centre in me op te nemen. Toen de menigte binnenstroomde, realiseerde ik me dat ik, naast een avond door te brengen met Roger Waters, ook een beetje op een antropologische ontdekkingsreis was. Wie waren in godsnaam die mensen die de arena binnenstroomden? Dat waren beslist niet de hippe vogels die afgelopen zaterdag aanwezig waren bij de show van Jesse Malin in de Subterranean. Dit waren niet de mensen die je zou kunnen zien in de swingende gelegenheden als Schubas of The Hideout. Ik kreeg het gevoel dat ik me misschien wel te midden van voorstadbewoners bevond, of mensen uit (snik!) het achterland. Met mijn 40 jaar behoorde ik zonder twijfel tot het jongste deel van de aanwezigen. Er waren een heleboel mensen die duidelijk in de jaren 70 en 80 Pink Floyd-fan waren geweest. Sommige van hun t-shirts waren vast en zeker uit die tijd. Ik zag meer dan een hele familie, twee of meer generaties, bij elkaar zitten. Misschien probeerden pa en ma iets te delen met hun kinderen wat ze zelf leuk hadden gevonden toen ze jong waren — ik moest denken aan een vader die zijn zoon meeneemt naar zijn eerste major-league-baseball-wedstrijd, en uitleg geeft over de fijne kneepjes van het spel en het stadion met zijn prijzige Coke en hot-dogs. Er was ook een aantal mensen die die avond een voorsprong hadden en het aangewezen vonden, zonder aanwijsbare reden en op volstrekt willekeurige momenten, luid “Woeeeeeeee!” te schreeuwen, op de manier waarop een dronken studentenclub een toast uitbrengt bij de eerste schoolvoetbalthuiswedstrijd van het seizoen. Twee
jongemannen, gekleed in wat ik alleen kan omschrijven als zogenaamde gang-bang-kledij, zaten op stoelen direct achter mij en begonnen met heel luide stem met elkaar te praten, alsof ze zich niet realiseerden dat het niet nodig is naar iemand te schreeuwen die een paar centimeter van je af zit. Later moest ik me nog omdraaien en ze vertellen dat moesten ophouden met de boel te verkloten. Bestaat er een woord voor wat er gebeurt als andere mensen, vooral mensen die je niet mag om geen andere reden dan dat je denkt dat ze minstens zo cool zijn als jij, duidelijk iets heel anders zien in een van je favoriete artiesten dan jij, waardoor jij tot de conclusie komt dat alle andere fans idioten zijn? Dat is geen arrogantie in de gebruikelijke zin van het woord….Ik heb Waters’ muziek altijd maar niets gevonden, zo niet zwaarmoedig; het tegenovergestelde van standaarduitvoeringen van stadionrock (het kan me niks schelen dat we nu in een stadion zitten) dat heel geschikt is om gevoelens te uiten, maar dan aan het rauwere eind van het spectrum. Dit is misschien de eerste grootschalig uitgevoerde show geweest die ik ooit heb gezien, waarbij ik een redelijk zeker gevoel had dat ik wist wat ik kon verwachten. Het was The Wall, een opname waar ik ontelbare malen van begin tot eind naar heb geluisterd. Ik heb de film vaker gezien dan ik me kan heugen. Ik heb de film gezien van Waters’ uitvoering van The Wall bij de Branderburger Tor in 1990 en bedacht dat de show van vanavond daar vast een variatie op zou zijn. Ik had gelijk. De show had meer van een theatrale productie dan van een concert. Het was het werk van een artiest, die als zijn medium een stadion met 20.000 zitplaatsen gebruikte. Het uit twee verdiepingen bestaande podium was breed, vlak en gewoon zwart. Grote witte stenen van De Muur werden opeengestapeld aan de zijkanten van het podium, zo te zien ruim 10 meter hoog en dienden als scherm waarop, de hele show door, beelden werden geprojecteerd. Dat gold ook voor de ondersteunende band en terwijl de show vorderde, werden door toneelknechten stenen aan De Muur toegevoegd, totdat de band daar helemaal achter verscholen ging. Terwijl de stenen werden toegevoegd, werden er al beelden op geprojecteerd, zodat de visuele ervaring toenam terwijl de show verderging. Er waren geen grote beeldschermen met close-ups van Waters of een van de andere bandleden; geen gegluur naar de drummer die spookklanken uit zijn kleine trom haalt, geen gegluur naar de vingers van de leadgitarist op het fretboard, geen gegluur naar het zweet dat van Waters voorhoofd druipt. Het ging er niet om wat de muzikanten deden. Het punt (ik laat het aan jullie over uit te maken wat in godsnaam het punt van The Wall is — mijn favoriete punt is die verduidelijking van Waters aan zichzelf over waarom hij niet getapt was op de middelbare school…) was veel meer dan dat. Vanuit mijn uitkijkpost in sectie 304, helemaal bovenaan, was Waters een hele kleine gestalte op een heel groot podium. Een uitbarsting van vuurwerk zette een uitroepteken bij de openingssong “In The Flesh?” Een grootschalig model van een Duits gevechtsvliegtuig (een Messerschmidt-109?) raasde over het publiek en sloeg in een reusachtige vuurbal te pletter tegen de muur aan de rechterkant van het podium. Spotlichten die bewogen alsof ze gemonteerd waren aan de onderkant van helikopters waren de voorboden van “The Happiest Days of Our Lives.” 10-Meterhoge groteske gedaanten, à la animatie in de oorspronkelijke film (misschien dezelfden die gebruikt werden in Pink Floyds oorspronkelijke The Wall-tournee in 1980?) luisterden op verschillende momenten het podium op. “Another Brick in the Wall, Deel 2” vertoonde een koor schoolkinderen dat zich richtte op een groteske pop van de schoolmeester en hem voor wat hoort wat gaven. En ja, er zweefde een reusachtig opblaasbaar varken over het publiek heen. Beelden, waaronder oorlogstaferelen, animaties ontleend aan de oorspronkelijke film, en allerlei ander oogstrelends, werden onafgebroken geprojecteerd op de steeds grote wordende muur (en op de reusachtige verticale schijf achter het podium, eigenlijk een hoofdbestanddeel van alle Floyd-shows). “The Thin Ice” leverde een beeld van Waters’ vader, die sneuvelde in de Tweede Wereldoorlog. Dat werd gevolgd door een beeld van een Amerikaanse soldaat, waarschijnlijk in Irak of Afghanistan, een jongetje uit het Middenoosten, een er als een moslima uitziende vrouw, een New Yorkse
brandweerman; allemaal mensen die gedood waren. Tijdens “Goodbye Blue Sky” werd als animatie een squadron B-52-bommenwerpers vertoond, die afwisselend bloederige rode kruisen, halvemanen, Davidsterren, beelden van het Shell-logo en driepuntige Mercedes Benz-sterren dropten vanuit hun bommenruim. Waters zong “Nobody Home” vanuit een kitscherige woonkamer, die aan een kant van De Muur uitstak. Terwijl “Vera” geleidelijk overging in “Bring the Boys Back Home” werd het publiek vergast op beelden van de tegenwoordige oorlogen en soldaten; het publiek juichte toen een clip werd vertoond met een klein meisje in een klaslokaal dat sprakeloos verrast is als een soldaat, haar vader, de klas binnenloopt om haar te omhelzen. Even later spatte, als een podium-brede tekst, het volgende citaat van president President Dwight D. Eisenhower, tevens het onderwerp van Waters recente guerrilla-street-art-campagne, over De Muur:
“Elk vuurwapen dat vervaardigd wordt, elk oorlogsschip dat te water wordt gelaten, elke raket die afgevuurd wordt betekent in laatste instantie diefstal van wie hongeren en niet gevoed worden, van wie het koud hebben en niet gekleed worden.” Daarna, bij “Run Like Hell,” waarbij de band een nieuwe plaats had ingenomen recht voor de muur, werd een reeks beelden vertoond in de vorm van de recente Apple-reclame-campagnes; allerlei
personages met witte oortelefoontjes en begeleidende teksten — schapen met iFollow, Osama Bin Laden met iTeach; kinderen, kennelijk uit het Middenoosten met iLearn. Aan het eind van “The Trial” geeft de rechter het bevel de muur omver te halen en hij stortte daadwerkelijk in, de grote piepschuimblokken (?) vielen in alle richtingen naar beneden, sommige kwamen neer in de eerste rijen terwijl miljoenen kleine vlokken (sneeuwvlokken? radioactieve neerslag?) vanaf het plafond naar beneden zweefden. Fans die vlak voor het podium stonden overhandigden de toneelknechten behulpzaam de eigenzinnige stenen. Te midden van de rotzooi voegde Waters zich bij zijn band om het applaus in ontvangst te nemen en iedereen te bedanken omdat ze minstens $75 hadden betaald (ten minste in sectie 304) om zijn show bij te wonen. Daarna liepen ze het podium af, terwijl toen ze weggingen op een eenzame akoestische gitaar “Outside The Wall” werd gespeeld. En dat was het dan. Tweeëneenhalf uur lang was ik gebombardeerd met muziek en beelden die af en toe grensden aan paranoia, hoop, angst, patriottisme, liefde, haat, macht, verlies, hebzucht, lust, leven, dood en ongeveer alles wat daartussen ligt, soms met een veelheid aan menselijke toestanden en ervaringen, verbeeld in dezelfde klanken en visuele beelden. Misschien wat dat het wat de show was: menselijk.
Daily Herald
SUBURBAN CHICAGO’S INFORMATION SOURCE
http://www.dailyherald.com/story/?id=409609
Rogers’ ‘The Wall’: Niet met je kop tegenaanlopen! Door Jim Slusher | Daily Herald Staff
Waters' 30e-verjaardags-productie van “The Wall” is een groots vertoon van gitaargeweld en de verleidelijke herkenningsmelodieën van Pink Floyd MET DANK AAN ROGER WATERS MEDIA
Gepubliceerd: 9/21/2010 6:14 AM | Geupdated: 9/21/2010 11:04 AM
Als je een fan van Pink Floyd en zijn synthetische, grootse en daverende muziek bent, of ooit bent geweest, zul je vast niet teleurgesteld zijn met Roger Waters’ vertolking, ter ere van de dertigste verjaardag van het, uit de jaren tachtig daterende, klassieke dubbelalbum “The Wall.” Je moet er alleen niet teveel bij nadenken. Er zit iets weldoordacht ironisch’ in die kanttekening, want om er meer van te maken dan een overjarige hippie-trip naar het psychedelische verleden, is er een enorme hoeveelheid denkwerk in die productie gestopt. Waters wil duidelijk dat deze voorstelling het hedendaagse publiek iets te vertellen heeft en een indringende show bieden. Maar ondanks een twee uur lang durende doelgerichte aanval op de zintuigen en de vaakbezielende rock-rifs en –songs, blijft “The Wall” een dubbelzinnig ratjetoe van tegen establishment en consumentisme gerichte politieke ideeën en sociologie, Waters’ eigen ontgoocheling over het sterrendom en de onpersoonlijke sfeer tijdens rockconcerten. Inderdaad dezelfde omgeving die hij – nu voor de tweede keer, de oorspronkelijke versie van 1980 meegerekend – heeft omgetoverd tot zo’n schitterend schouwspel. Ontegenzeggelijk biedt het programma – waaronder nog drie voorstellingen in het United Centre, vanavond, woensdag en donderdag – geweldige muziek en een geweldig uitvoering. Maandagavond opende de voorstelling met een fascinerende vuurwerkshow bij “In the Flesh” en liet daarna al snel een gevoeligere kant zien met “The thin Ice,” terwijl op een uitdijende witte muur foto’s geprojecteerd werden van Waters’ in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde vader, van omgekomen Amerikaanse soldaten in Irak, burgers in Iran en tientallen mensen van alle volkeren en nationaliteiten, die door fans naar de website van Waters waren gemaild. In “Mother,” lokte Waters een weergalmend “Nee!” uit bij een vuistenballende menigte, toen hij neuriënd de regel “Mother should I trust the government?” zong – een scene die vreemd genoeg niet misstaan zou hebben op een politieke bijeenkomst van de Tea Party – en tegen de tijd dat de in aanbouw zijnde muur de band helemaal aan het zicht had onttrokken, net voor de pauze, werd het publiek in verrukking gebracht door een koor van schoolkinderen die hun vuist opstaken naar een 30-voet grote pop van een schoolmeester, terwijl ze playbackten “Hey, teacher, leave those kids alone!,” onder een eindeloze reeks Orwelliaanse leuzen, afbeeldingen van kopstukken van Shell Oil en Mercedes-Benz die als bommen uit vliegtuigen vielen en de dromerige balladen “Don't Leave Me Now” en “Goodbye Cruel World.” Het tweede deel begon met het gedreven geluid van de kernachtige, nijdige gitaarsolo van “Hey You” vanachter de muur, die nu over de hele lengte liep van het podium van United Center, en geleidelijk overgaat in een merkwaardige scene waarin Waters in zijn eentje wezenloos in zichzelf gekeerd naar de televisie zit te staren tijdens “Nobody Home,” een tweede scene rond een tafereel met soldaten in “Bring the Boys Back Home” en ten slotte zijn hoogtepunt bereikt in een overrompelende versie van “Comforably Numb,” dat onderstreept waarin hoezeer Waters erin geslaagd is in het spelonkachtige United Centre een sfeer van intimiteit te scheppen. Tegen die tijd heeft “The Wall” vrij aardig de loop van zijn muzikale ideeën gevolgd, terwijl een groot deel van de rest van de show gewijd is aan het herhalen van de afwisselend schitterende en angstaanjagende animaties van Gerald Scarfe, die het middelpunt vormden van de filmversie uit 1982 van het stuk. Opnieuw werd de menigte onthaald op een nieuwe ronde van tegen de commercie gerichte scènes, afgewisseld met beelden van politieke kopstukken als George Bush, Barack Obama, Josef Stalin en Mao Tse-Toeng met een hoofdtelefoon op, terwijl de woorden iWinst, iVerzet, iVerlies, enzovoort, op het scherm in elkaar overvloeien – misschien als extra geheugensteuntje voor het feit dat het gewoon allemaal een beetje de schijn wekt van iNep. Waters bracht de menigte op de knieën voor een laatste ronde hartstochtelijk meezingen met de song “Tear down that wall!” dat door het hele stadion weergalmde, terwijl de muur daadwerkelijk van achteren neergehaald werd. Daarna besloten hij en zijn band met een melodieus akoestisch “Outside the Wall,” de belofte aan het publiek dat daar “de mensen op en neer lopen die echt van je houden.”
Kortom, Waters' 30e-verjaardags-productie van “The Wall” is meer dan een gerecyclede uitvoering van een klassiek rock-opera. Het is een onverminderd groots vertoon van gitaargeweld en de verleidelijke herkenningsmelodieën van Pink Floyd. Maar als je Waters met zijn 67 jaar op het podium ziet staan – ontegenzeggelijk een redelijk keurige verschijning – die daar drie decennia-oude quasiautobiografische nummers weer tot leven wekt, met een ratjetoe van nieuwe dubbelzinnige politieke en maatschappelijke onderwerpen, kun je je alleen maar afvragen waar hij je eigenlijk mee op wil schepen. Ten slotte kom je tot de conclusie dat je daar maar beter niet over na kunt denken.