RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL, 11 SEPTEMBER 2012, 51STE KAMER Tijdens de openbare terechtzitting van 11 SEPTEMBER 2012 heeft de 51ste kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel rechtsprekend in correctionele zaken, het volgend vonnis gewezen:
IN ZAKE VAN: DE HEER PROCUREUR DES KONINGS, in naam van zijn ambt en van
HET CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, Koningsstraat 138, 1000 Brussel, vertegenwoordigd door Mr. B.L. loco Mr. V.B., advocaat; (z.c.) burgerlijke partij
TEGEN:
1.) de zich noemende A.M., zonder gekend beroep, geboren te Jalalabad (Afghanistan) op (…), alias (…) geboren op (…), alias (…) geboren op (…), alias (…), met als AFIS-nummer (…), verblijvende te Gent, (…), maar voorstel tot ambtshalve schrapping lopende, van Afghaanse nationaliteit, voorlopig aangehouden in de gevangenis van Vorst, die verscheen;
2. de zich noemende S.J. zaakvoerder, geboren te Jalandhar (India) op (…), met als AFIS-nummer (…), verblijvende te Aalst, (…), van Indische nationaliteit, voorlopig aangehouden in de gevangenis van Vorst, die verscheen, bijgestaan door Mr. K.V., advocaat;
3. de zich noemende S.I., zonder gekend beroep, geboren te Baghlan (Afghanistan) in (…), alias geboren in (…) met als AFIS-nummer (…), zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België, ingeschreven in België, in het noodopvangcentrum voor asielzoekers te Weelde, (…), van Afghaanse nationaliteit, 1
voorlopig aangehouden in de gevangenis van Vorst , die verscheen, bijgestaan door Mr. D.M., advocaat;
4. de zich noemende S.P., zonder gekend beroep, geboren te Nathupur Dhattal Tarnop (India) op (…), met als AFIS-nummer (…), zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België, verblijvende, zonder inschrijving, te Brussel, (…), van Indische nationaliteit, voorlopig aangehouden in de gevangenis van Vorst. die verscheen, bijgestaan door Mr. K.S., advocaat;
5. de zich noemende G.P., zonder gekend beroep, geboren te Jalandahar (India) op (…), met als AFIS-nummer (…), zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België, verblijvende, zonder inschrijving, te Brussel, (…), van Indische nationaliteit, voorlopig aangehouden in de gevangenis van Vorst, die verscheen, bijgestaan door Mr. C.E., advocaat;
6. de zich noemende S.H., zonder gekend beroep, geboren te India op 5 oktober 1990, met als AFIS-nummer (…), zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België ingeschreven te Merksplas, (…), van Indische nationaliteit, voorlopig aangehouden, in de gevangenis van Vorst, die verscheen, bijgestaan door Mr. Q.P., advocaat;
7. de zich noemende S.M., tuinbouwarbeider, geboren te Hadiabad (India) op (…), wonende te Rumst, (…), van Belgische nationaliteit, vrijlating mits voorwaarden en woonstkeuze gedaan hebbende te Rumst (…), die verscheen, bijgestaan door Mr. V.C., advocaat;
8. de zich noemende S.K., zonder gekend beroep, geboren op (…), met als AFIS-nummer (…), zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België 2
van Indische nationaliteit, die niet verscheen;
9. de zich noemende S.N., zonder gekend beroep, geboren op (…), alias (…) geboren op (…), met als AFIS-nummer (…), zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België, van Indische nationaliteit, die niet verscheen; 10.) de zich noemende S.G., zonder gekend beroep, geboren in India op (…), alias (…) geboren op (…), alias (…) geboren op (…), met als AFIS-nummer (…) zonder gekende woon- of wettelijke verblijfplaats in België, van Indische nationaliteit, internationaal aanhoudingsmandaat bij verstek en Europees aanhoudingsbevel, die niet verscheen;
Beklaagd van,
in het gerechtelijk arrondissement Brussel en bij samenhang elders in het Rijk, onder meer in de gerechtelijke arrondissementen Dendermonde, Gent, Veurne en Brugge, en, op grond van de artikelen 10ter en 12 VT Sv, in Frankrijk en Groot- Brittannië,
tussen 24 juli 2011 en 26 januari 2012, meermaals,
- om het misdrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben, - om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, - cm, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben;
A. bij inbreuk op artikel 77bis Vreemdelingenwet, zich schuldig gemaakt te hebben aan het misdrijf mensensmokkel door ertoe bijgedragen te hebben, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie het grondgebied van een lid- staat van de Europese Unie binnenkomt, erdoor reist of aldaar verblijft, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat, met het oog op het direct of indirect ver- krijgen van een vermogensvoordeel, met de verzwarende omstandigheden (art. 77quater Vreemdelingenwet) dat 1° het misdrijf gepleegd is ten opzichte van een minderjarige, 3
2° het misdrijf gepleegd is door misbruik te maken van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken, 3° het misdrijf gepleegd is door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, 4° het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar gebracht is, 6° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt,
met de verzwarende omstandigheid (art. 77quinquies Vreemdelingenwet) dat
2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet,
A.1 op 25 oktober 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.), de negende (S.N.) en de tiende (S.G.), namelijk S.A.,
A.2 op 27 november 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.), de negende (S.N.) en de tiende (S.G.), namelijk S.R.,
A.3. op 7 december 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.), de negende (S.N.) en de tiende (S.G.), namelijk S.R., B. bij inbreuk op artikel 77bis Vreemdelingenwet, zich schuldig gemaakt te hebben aan het misdrijf mensensmokkel door ertoe bijgedragen te hebben, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie het grondgebied van een lid- staat van de Europese Unie binnenkomt, erdoor reist of aldaar verblijft, zulks in strijd met de wetgeving van deze Staat, met het oog op het direct of indirect ver- krijgen van een vermogensvoordeel,
met de verzwarende omstandigheden (art. 77quater Vreemdelingenwet) dat
2° het misdrijf gepleegd is door misbruik te maken van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk 4
of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken; 3° het misdrijf gepleegd is door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, 4° het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar gebracht is, 6° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt,
met de verzwarende omstandigheid (art. 77quinquies Vreemdelingenwet) dat
2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet,
B.1 op 25 juli 2011, de eerste (A.M.), de achtste (S.K.) en de negende (S.N.), namelijk S.J., S.B., S.W. en K.T.,
B.2 op 27 juli 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.) en de negende (S.N.), namelijk S.P. en S.D.,
B.3. op 1 augustus 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.) en de Negende (S.N.), namelijk K.T., S.P.,
B.4 op 24 augustus 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.), de negende (S.N.) en de tiende (S.G.), namelijk een onbekend gebleven persoon en S.S.,
B.5 op 26 augustus 2011, de eerste (A.M.), de tweede (S.J.), de vijfde (G.P.), de zesde (S.H.), de achtste (S.K.), de negende (S.N.) en de tiende (S.G.), namelijk S.W., K.R., S.S. en S.B.,
B.6- 41 (…)
C. tussen 24 juli 2011 en 26 januari 2012, de eerste (A.M.), 5
bij inbreuk op de artikelen 324b1s en 324ter §4 Strafwetboek, leidend persoon geweest te zijn van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 32bis Strafwetboek,
D. bij inbreuk op de artikelen 324bis en 324ter §3 Strafwetboek, deelgenomen te hebben aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van een criminele organisatie, terwijl hij wist dat zijn deelneming bijdroeg tot de oogmerken van de criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis Strafwetboek, D1‐D4 (…) E.
bij inbreuk op de artikelen 324bis en 324ter §1 Strafwetboek, wetens en willens betrokken geweest te zijn bij een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324b1s Strafwetboek, die gebruik maakt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken,
E1-E8 (…)
F. op 27 november 2011, de achtste (S.K.), opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan S.R., met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige.
G. bij inbreuk op artikel 75 Vreemdelingenwet, ais vreemdeling onwettig België binnengekomen te zijn of er verbleven te hebben, namelijk,
G.1 tussen 8 januari 2012 en 26 januari 2012, de derde (S.I.), G.2 tussen 4 januari 2012 en 26 januari 2012, de vierde (S.P.), G.3 tussen 26 juli 2011 en 26 januari 2012, de vijfde (G.P.), G.4 tussen 26 juli 2011 en 26 januari 2012, de zesde (S.H.), G.5. tussen 2 augustus 2011 en 23 december 2011, de tiende (S.G.),
*** Gezien de stukken van de vervolging.
Gezien het bevelschrift dd. 8 juni 2012 waarbij de raadkamer van deze rechtbank verzachtende omstandigheden aanneemt voor feiten waarop criminele straffen zijn gesteld, en de beklaagden naar de correctionele rechtbank heeft verzonden. 6
Gehoord de eisen en middelen van de burgerlijke partij.
Gehoord de uitleg en middelen van beklaagden A.M., S.J., S.I., S.P., G.P., S.H., en S.M.. Gehoord Mw. V.L., substituut-procureur des Konings, in haar samenvatting en conclusies.
Gehoord het antwoord van beklaagden A.M., S.J., S.I., S.P., G.P., S.H., en S.M.
Gezien de besluiten neergelegd voor de burgerlijke partij en voor beklaagden S.I. en G.P.
*** Beklaagden S.K., S.N. en S.G. verschijnen niet, hoewel zij rechtsgeldig werden gedagvaard. De zaak wordt wat hen betreft bij verstek behandeld.
Voor beklaagde A.M. kwam op de zitting van 7 augustus 2012, die was voorbehouden voor de pleidooien van de verdediging, geen raadsman opdagen. Blijkbaar was er een probleem, waarop de rechtbank niet verder heeft in te gaan. Nadat aan beklaagde was duidelijk gemaakt dat de rechtbank de zaak niet verder wilde rekken, omdat andere beklaagden niet het slachtoffer kunnen en mogen worden van onenigheid of misverstanden tussen advocaat en beklaagde, werd hem gezegd welke opties hij had.
Beklaagde A.M. verkoos zich zelf te verdedigen.
*** De feitelijke achtergrond:
Onderhavig dossier start op wanneer op 29 augustus 2011 omstreeks 19.00 uur de genaamden S.S. en S.M. worden gearresteerd door de spoorwegpolitie (SPC) Brussel.
Beide illegalen werden al eerder opgepakt, en men beschikt over een aantal telefoonnummers; aangezien er sterke vermoedens van mensensmokkel bestaan, wordt een telefonieonderzoek gevoerd. Het is, niet ongebruikelijk, vooral dat telefonieonderzoek dat zal toelaten de leden van de organisatie te identificeren.
Die intercepties zijn niet toevallig, want nog een hele reeks PV's komen binnen die rechtstreeks in verband met dezelfde mensensmokkellijn kunnen worden gebracht. Zo wordt bv. een hele reeks vaststellingen gedaan i.v.m, het gebruik van het station van SintAgatha-Berchem door groepen Indische personen, die van daaruit de (intussen gekende) route te voet volgen richting Parking Texaco Groot-Bijgaarden, beter gekend ais "Parking1".
In een eerste fase worden enkele mini-onderzoeken gelast, die o.m. het oproepnummer (…), toebehorend aan de vermoedelijke S.N. in beeld brengen. Deze S.N. houdt zich voornamelijk op in de onmiddellijke omgeving van de Sikh-tempel te Vilvoorde (…). Het nummer is ook te linken aan plaatsen dewelke in onmiddellijk verband kunnen worden 7
gebracht met mensensmokkel, zijnde de parking Groot-Bijgaarden E40 autosnelweg (parking 1) en de parking te Wetteren E40 autosnelweg (parking 2).
Vervolgens wordt overgegaan tot telefoonbeluistering, wat toelaat om de bestaande vermoedens te bevestigen.
Voor een overzicht van de evolutie van het onderzoek kan worden verwezen naar het PV 002319/2012 van de FGP Brussel van 14 januari 2012. Hoewel het vonnis er buitengewoon zou worden door aangedikt, lijkt het weinig nuttig om dit PV, waarin de verschillende verbanden tussen telefoonnummers, gebeurtenissen en personen worden ontleed, helemaal over te schrijven. We kunnen ons, louter bij wijze van voorbeeld, er toe beperken te verwijzen naar het relaas i.v.m. de genaamde S.R., die na een vechtpartij zijn verhaal komt doen bij de politie, maar in feite één van de "veredelde illegalen" is uit het gezelschap van S.G., meer bepaald de zogenaamde die echter niet wordt vervolgd (blz. 8 en 9 van het PV).
Een opvallend gegeven in dit dossier is de link met Vilvoorde. Daar bevindt zich een Sikh-tempel, waarin of waarrond meerdere personen in onwettig verblijf, die op illegale wijze proberen naar Groot-Brittannië te reizen, zowel overdag als 's nachts verblijven . Door de aanwezigheid van de tempel is Vilvoorde erg interessant voor Indische mensen. Overdag kunnen de gelovigen er eten, drinken, zich wassen en rusten waardoor deze plek een bijzonder grote aantrekkingskracht schijnt te hebben op personen in onwettig verblijf op doorreis (in het vonnis met een lelijk maar korter woord "illegalen" genoemd).
Politionele informatie wees al uit dat organisaties van smokkelaars van deze faciliteiten gebruik maken omdat het goedkoper is en minder zichtbaar naar de buitenwereld. Vilvoorde kent door de inplanting van deze tempel een groter verloop dan andere steden inzake Indiase personen. Het valt dus minder op ais de slachtoffers zich daar overdag ophouden. 's Nachts dient er echter een andere opvangplaats te worden gevonden. De leegstaande loodsen aan de kade achter de tempel zijn dan een ideaal actieterrein. Op 25 januari 2012 wordt overgegaan tot het uitvoeren van een reeks huiszoekingen. in Anderlecht, (…), wordt S.P. aangetroffen. Hij tracht vooraleer hij wordt gevat nog een aantal gesprekken te voeren met zijn GSM. In Etterbeek, (…), worden A.M. en S.I. aangetroffen, samen met een groep illegalen, In Anderlecht, (…), wordt o.m. G.P. gevonden, In Aalst, (…), vindt men S.J., In het opvangcentrum voor illegalen gaat men S.H. ophalen, Op 8 maart 2012 wordt S.M., naar aanleiding van een bevel tot huiszoeking in zijn woning in Rumst opgepakt.
In deze zaak wordt men geconfronteerd met een gegeven dat ook in eerdere zaken al opdook, namelijk de dunne en veelal overlopende scheidingslijn tussen slachtoffers en daders. 8
Nu is de term "slachtoffer" op zich soms al wat merkwaardig, nu de mensen die zich laten overbrengen daar wel degelijk heel bewust voor opteren. Wat ze nochtans niet hebben gewild zijn de soms mensonwaardige behandeling die hen ten deel valt, en de buitensporige prijzen die ze moeten betalen.
Die slachtoffers worden vaak ook daders, omdat ze, om de prijs te kunnen drukken of om zelfs helemaal gratis te kunnen reizen, vaak zelf gaan meewerken. De mensen van de FGP gebruiken in hun PV's de wat eigenaardige term "veredelde illegalen". Voorbeelden van die categorie zijn volgens het parket achtste, negende en tiende beklaagden. De verdediging houdt voor dat omzeggens iedereen in die categorie valt.
Eerste beklaagde. A.M. (…) te JALALABAD Nationaliteit: Afghanistan Ingeschreven te GENT (…), doch feitelijk verblijvende in de (…) te Etterbeek bij een vriend, de genaamde H.K. 1. Samenvatting: Uit het dossier komt eerste beklaagde naar voor ais en actief mensensmokkelaar, die zelf mensen in vrachtwagens zet op de parking en zelf de betaling ontvangt. Zijn leveranciers zijn vooral Indiërs, in de eerste plaats S.J. Uit de observaties mag worden besloten dat hij meer dan waarschijnlijk niet alleen werkte, maar medewerkers had. Hij is ook een initiatiefnemer, hij beslist hoeveel illegalen meekunnen, en neemt daartoe zelf contact op met de Indiërs.
Eerste beklaagde is ongebruikelijk openhartig in zijn verklaringen. Hij erkent dat hij als mensensmokkelaar actief was.
In zijn verhoor van 28 februari 2012 stelt hij dat hij aanvankelijk werkte voor een Afghaan "N.". Hij zou voor deze persoon een vijftigtal personen hebben over- gebracht: "Hoofdzakelijk werd mij gevraagd om jongens uit het Brusselse te begeleiden per trein naar GENT. Van daaruit gingen we per trein naar DRONGEN en vervolgens te voet naar de parking langsheen de E40. Soms moest ik de wacht houden op vraag van N. Hiermee bedoel ik dat ik moest kijken of er geen politie en/ of vreemde mensen op de parking rondliepen".
Op de zitting gaat beklaagde het aantal vijftig betwisten. Hij stelt dat hij dat nooit heeft verklaard, hij zou hebben gezegd dat hij van N. vijftig euro per man kreeg.
Na die eerste episode ais onderaannemer voor N. is hij zelfstandig gaan werken. Eerst nam hij daarvoor contact op met een zekere S., die echter al snel uit beeld verdween. Hij kreeg dan zijn illegalen aangeleverd door S.J.: "Via N. wist ik dat hij de jongens ging halen in VIL VOORDE alwaar een Sikh- tempel is. lk ben naar de tempel in V1LVOORDE gegaan en ben met de jongens beginnen praten waaronder S.J. die ik al vroeger kende. S.J. wou met mij samenwerken om mensen te smokkelen en het was S.J. die de prijzen 9
bepaalde voor de personen die gesmokkeld dienden te worden. Zo kreeg ik afhankelijk van de personen tussen 1.000 à 1.500 Euro."
Ook S.P. heeft hem een aantal personen geleverd, maar S.P. weigerde om te betalen.
Beklaagde stelt dat hij uitsluitend werkte via de parking in Drongen, omdat die minder gevaarlijk is dan Groot-Bijgaarden en Wetteren. Hij betwist ook met klem dat hij mensen in koelwagens zou hebben ondergebracht. Bij de behandeling ter zitting sloot hij niet uit dat N. koelwagens gebruikte, maar dat weet hij niet. Hij weet wel dat hijzelf altijd vrachtwagens met een dekzeil gebruikte.
Een opvallend gegeven is dat A.M. ontkent dat S.I. heeft "gewerkt" voor hem, hoewel S.I. dat zelf had beweerd. Volgens A.M. heeft hij er zich tot beperkt om te trachten S.I. over te brengen, uit sympathie en uit medelijden.
Omtrent zijn motieven stelt hij dat hij al in maart 2008 in België is aangekomen, en een tijdlang heeft kunnen werken met een voorlopige vergunning. Wanneer die werd ingetrokken is hij in de problemen geraakt, wat hem uiteindelijk tot deze vorm van "werk" heeft gebracht. 2. In rechte:
De aan beklaagde A.M. ten laste gelegde feiten sub Al , A2, A3, B1 tot B6, B9 tot B41 en C zijn door de elementen van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bewezen zoals ze in de tenlastelegging werden omschreven.
Al die feiten zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.
Dat eerste beklaagde terecht eerst wordt vermeld, hoeft niet te worden betwijfeld. De man heeft zich, na eerst te hebben gewerkt voor anderen, zelfstandig ingelaten met de business van de mensensmokkel, en heeft er klaarblijkelijk een broodwinning in gezien;
In tegenstelling tot anderen die in het verleden werden vervolgd, heeft hij nauwelijks een eigen netwerk, en werkt hij omzeggens alleen. De enige die ais zijn hulpje wordt gezien, is S.I., maar die betwist dat.
Voorts lijkt er hier geen sprake van geweldpleging (wat niet wegneemt dat mensensmokkel sowieso niet de meest menslievende bedoening is).
In het licht van die relativeringen kan het open baar ministerie niet worden gevolgd in de gevorderde strafmaat. De rechtbank is van mening dat de hierna bepaalde bestraffing zal volstaan om eerste beklaagde duidelijk te maken dat mensensmokkel absoluut niet wordt getolereerd, en om hem in de toekomst tot het zoeken van een legale broodwinning aan te sporen.
Tweede beklaagde, S.J. 10
Geboren op (…) te Jalandhar (India) Nationaliteit: India, Verblijvende te Aalst, (…) 1. Samenvatting: De elementen van het dossier, en meer bepaald de telefoontap en diverse observaties, brengen de onderzoekers tot de overtuiging dat tweede beklaagde de leider was van een vrij kleine cel smokkelaars bestaande uit hemzelf, G.P., S.H. en S.P. Daarnaast worden ook kandidaten om te worden gesmokkeld, ingeschakeld als helper. Een prominente rol daarin wordt gespeeld door de genaamde S.G. en zijn drie kornuiten. Er wordt gewerkt vanuit (de omgeving van) de tempel in Vilvoorde. Deze plaats wordt gebruikt ais ontmoetingsplaats waar diverse contacten en afspraken worden gelegd. Enkele leden van de organisatie zouden er zelfs werkzaam zijn in de keuken.
Men is er zich van bewust dat er beveiligingscamera's zijn in de omgeving van de tempel. Uit telefoongesprekken blijkt dat slachtoffers daarop worden gewezen en dat wordt gevraagd om uit het zicht te blijven wachten.
In de onmiddellijke omgeving van de tempel bevindt er zich een leegstaande hangar, gewoonlijk aangeduid als de "F.", die in afwachting op transport van het cliënteel van de organisatie, wordt gebruikt ais onderkomen voor hun klanten. Dat wordt bevestigd door het aantreffen van dekens en restanten van oude treintickets.
S.J. verhuist op 24 december 2011 naar Aalst, waar hij boven een nachtwinkel woont. In zijn verklaring stelt hij dat hij de eigenaar soms wel eens een uurtje helpt. Hij wordt voor zijn verhuis onder meer geholpen door S.H. Vanaf dan verdwijnt hij min of meer uit beeld.
S.J. belt wel nog geregeld met S.P., S.H. en G.P. in de weken nadien om zich te informeren hoe het gaat met de smokkel. In ellenlange gesprekken met zijn vriendin geeft hij hierover alle details.
Voor de resultaten van de telefoontap verwijst de rechtbank naar karton 6, onderkaft 27 van het dossier, en naar het PV 02352/2012 van 16 januari 2012 van de FGP waarin een meer systematisch overzicht wordt gegeven.
Beklaagde zelf heeft een heel andere visie op het dossier.
In zijn verklaring legt hij uit dat hij sinds 2008 in Europa tracht een bestaan op te bouwen. Hij is nu al geruime tijd in België en staat te boek ais een slachtoffer van mensenhandel, nadat hij bij een poging om Groot-Brittannië te bereiken van onder een trein was gehaald in Calais.
Volgens beklaagde was zijn betrokkenheid bij de zaak in wezen terug te voeren op de hulp die hij heeft gegeven aan zijn vriend S.G., die uiteindelijk in december via A.M. naar 11
Engeland is vertrokken. Met het oog op de smokkel van S.G. werd hij geregeld vanuit Engeland door diens ouders gecontacteerd, nam hijzelf dan contact op met de smokkelaar A.M., en deed hij ook twee betalingen. S.G. heeft psychische problemen, de zaak verliep dan ook niet zonder strubbelingen.
Het geld kwam uit India, en werd via S.M. in Rumst aan S.J. ter beschikking gesteld, die dan aan A.M. betaalde.
Uit de gesprekken i.v.m. S.G. bleek dat samen met hem nog drie anderen, S.K., S.N. en C. werden vernoemd. Beklaagde zegt daarover dat dit zijn verantwoordelijkheid niet was. Beklaagde beweert geen geld voor zichzelf te hebben gehouden, maar dat wordt door de gegevens van het dossier tegengesproken (zie o.m. PV 011382/2012 i.v.m. de confrontatie).
Hoewel tweede beklaagde steeds voorhoudt zich slechts met de zaak S.G. te hebben ingelaten, kan hij niet betwisten dat hij nog tal van andere contacten had met A.M. Zijn uitleg dienaangaande is niet bijster overtuigend: "Het is waar dat ik regelmatig A.M. contacteerde en ook afsprak met deze omdat ik wilde controleren of hij van alle illegalen het geld wel gekregen had, juist omdat ik weet dat deze Afghaanse smokkelaars ais zij hun geld niet krijgen, naar Brussel zouden komen cm het geld te zoeken. lk vreesde dus vechtpartijen of afrekeningen."
In een gesprek van 13 december 2011 met de vader van S.G., dreigt beklaagde dat hij de "andere drie" zal laten gaan i.p.v. S.G. Beklaagde zegt in dat verband: "De andere jongens, illegalen, belden ook naar mij, het is omdat S.G. zo gek is, dat A.M. de anderen niet wilde smokkelen, daarom passeerden ze via mij. Normaal gezien was het S.G. dewelke hun verantwoordelijkheid genomen heeft. De vader van S.G. had namelijk dat geld liggen van de anderen en ik moest via de vader."
In dezelfde stijl blijft beklaagde telkens men hem confronteert met afgeluisterde gesprekken, terugkomen op de zaak S.G. Soms gaat hij ook de humanitaire toer op, zoals wanneer wordt gevraagd om dekens voor de "F.".
Naast de telefoontap vormen ook de verklaringen van medebeklaagden A.M. en S.P. zeer bezwarende elementen à charge.
2. In rechte:
De raadsman van tweede beklaagde betoogt dat hij pas vanaf november is begonnen met het smokkelen, eigenlijk vanaf het moment dat de taps werden gestart. Voordien is er, aldus de verdediging, geen enkel daadwerkelijk bewijs à charge ten aanzien van tweede beklaagde.
De redenering van de verdediging gaat op in die zin dat het dossier zoals het thans voorligt, i.t.t. tot sommige vorige dossiers, geen analyse bevat die elke operatie afzonderlijk bespreekt, en de elementen oplijst. 12
Vooral voor de betichtingen die voorafgaan aan de telefoontap vermindert dit sterk de leesbaarheid van het geheel, en laat in een aantal gevallen de lezer slechts zeer benaderend toe om zich een idee te vormen van de link tussen het feit enerzijds, en de door het openbaar ministerie geviseerde betichten anderzijds.
Hoewel het, bouter aan de hand van de mastbepalingen en Zoller onderzoeken, niet hoeft te worden betwijfeld dat eerste beklaagde al voor eind november 2011 actief was, is het problematisch om met de in rechte vereiste zekerheid feiten uit die periode aan hem te linken.
Gelet daarop is tweede beklaagde vrij te spreken voor A1, en B2 tot en met B22. De overige aan beklaagde ten laste gelegde feiten zijn bewezen. Het staat vast dat beklaagde een belangrijke rol speelde, en binnen de organisatie beslissingen nam. De feiten van de betichtingen A2, A3, B23 tot en met B32 en D1 zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.
Het openbaar ministerie vraagt een zware straf. Het gaat inderdaad om zeer ernstige feiten, die voor de openbare orde en veiligheid een zwaar probleem stellen.
Zoals al voor eerste beklaagde werd opgemerkt is hier niet aangetoond dat grof geweld werd gebruikt, en voorts blijven de aan tweede beklaagde te verwijten betichtingen al bij al eerder beperkt in de tijd. Ook in zijn voordeel mag worden vermeld dat hij uit eigen beweging is opgehouden, en een andere bezigheid heeft gezocht.
Gelet daarop zal de hierna bepaalde bestraffing kunnen volstaan.
Derde beklaagde, S.I.
Geboren op (…) te Baghlan (Afghanistan) Nationaliteit : Afghanistan, verblijvende in de (…) te Etterbeek.
De betrokkenheid van derde beklaagde lijkt sowieso beperkt. Hij wordt enkel de laatste dagen opgemerkt wanneer hij A.M. vergezelt naar de parking Drongen. Hij hangt volledig af van A.M. en is hooguit diens loopjongen.
S.I. verklaart wel voor een kleine vergoeding A.M. tweemaal te hebben vergezeld om hem te helpen. Zoals gezegd betwist A.M. dit. Op de zitting wordt beide protagonisten andermaal naar hun visie gevraagd. A.M. blijft erbij dat S.I. niet voor hem werkte, en S.I. stelt dat hij zijn eerdere verklaring intrekt.
Dat hij ze intrekt is op zich begrijpelijk, het is in zijn belang. Hij heeft ook dat recht, en het is uiteraard niet zo dat een bekentenis sowieso een sluitend bewijs vormt. 13
Ten deze moet nochtans worden opgemerkt dat beklaagde die bekentenis aflegde nadat zijn raadsman op 26 januari 2012 nadrukkelijk meldde: "Na grondig en uitgebreid onderhoud in de gevangenis, wenst deze S.I. meer duidelijkheid te verschaffen aangaande zijn relatie ten overstaan van de zekere A.M. alsook betreffende details van de elementen beschreven ta. y. zijn persoon in het aanhoudingsmandaat (...) Indien u hem zo snel mogelijk bijkomend haat ondervragen, zal één en ander duidelijk worden. (...)"
In het verhoor van 1 februari 2012 hebben de verbalisanten gewezen op de brief van de raadsman, met andere woorden, ze hebben beklaagde a.h.w. herinnerd aan wat hij met zijn advocaat had besproken.
Toch verklaart beklaagde dat hij A.M. heeft geholpen, en dit na één en ander "grondig en uitgebreid" te hebben besproken. Het is dus geen verklaring die onder druk, of in een toestand van grote verwarring of ontreddering tot stand is gekomen.
Het is ook perfect begrijpelijk dat A.M. er niet dol op is om te gaan vertellen dat hij met een "assistent" werkte, hoe onbeduidend diens bijstand ook was.
Nu de (ingetrokken) bekentenis werd afgelegd met kennis van zaken, en nu ze perfect aansluit bij de vaststellingen gedaan n.a.v. de observaties en telefoontap (zie PV 003678/12), kan er voor wat betreft de deelname aan de smokkels B37 en B38 geen twijfel bestaan.
Wat derde beklaagde betreft is de verzwarende omstandigheid vermeld in artikel 77quinquies 20 niet aanwezig, zodat de tenlasteleggingen B37 en B38 in die zin te beperken zijn, nu niet vaststaat dat de rol van S.I. als méér dan als loutere mededaderschap kan worden gezien.
Hij is bijgevolg voor tenlastelegging E1 zonder meer vrij te spreken.
Voor tenlasteleggingen B37 en B38, zoals beperkt, is slechts één straf op te leggen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet. Gezien de aard van de feiten enerzijds, en de bijzonder beperkte rol, zowel in de tijd ais qua materiële feitelijkheden, kan worden volstaan met een milde bestraffing.
Voor feit G1 is de hierna bepaalde bestraffing een juiste beteugeling. Vierde beklaagde, S.P.
Geboren in Nathupur Dhattal Tarnop op (…), Nationaliteit: India Officieel verblijvende in de (…) Anderlecht, doch feitelijk in een winkel in (…) te Anderlecht.
1. Samenvatting: 14
Vierde beklaagde, die gekend is onder de roepnaam S.P., komt vooral na het vertrek van S.J. naar Aalst in beeld. De afgeluisterde telefoongesprekken laten er geen twijfel over bestaan dat hij samen met G.P. en S.H. smokkelde. Voor een synthese van die gesprekken kan o.m. worden verwezen naar PV 003082/2012 van de FGP Brussel.
Hoewel S.P. bij zijn (tweede) verhoor aanvankelijk elke verantwoordelijkheid ver van zich afschuift, gaat hij nadien toch over tot bekentenissen.
In eerste instantie wil hij laten verstaan dat zijn rol in de zaak ertoe beperkt blijft dat hij zelf wilde worden gesmokkeld, en daartoe contact had opgenomen met A.M.
Nadien zal hij erkennen dat hij één persoon, een zekere S., bij A.M. heeft aangebracht (wat deze ook al had verklaard). Die smokkel is volgens hem trouwens gelukt.
Hij stelt dat hij, zoals nog anderen trouwens, meewerkte met A.M., om zo nadien zelf te kunnen worden overgebracht: "Ik heb A.M. meer dan één keer ontmoet, wetende dat het een mensensmokkelaar is. lk heb al telefonische contacten met hem sinds eind december 2011. lk heb hem geholpen om mensen te smokkelen om eigen profijt te kunnen doen om naar Engeland gesmokkeld te worden. lk heb bevestigd dat ik op de hoogte ben van het smokkelen van drie personen die uit Italië kwamen en die door A.M. gesmokkeld dienden te worden. A.M. heeft veel mensen gesmokkeld doch ik weet niet hoeveel. lk bevestig ook dat zowel S.H. — G.P. en S.J. hulp boden aan A.M. bij deze mensensmokkel."
Over tweede beklaagde wil hij niet veel kwijt: "Ik weet over deze persoon niets te zeggen. Hij stond in contact met A.M. en kreeg geld van A.M. voor zijn diensten. Hij bracht klanten aan bij A.M. en kreeg hiervoor een ongekende som geld." 2. In rechte: De aan beklaagde ten laste gelegde feiten sub B34, B35, B36, B37, B38, E2 en G2 zijn door de elementen van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bewezen zoals ze in de tenlastelegging werden omschreven.
De feiten van de betichtingen sub B34, B35, B36, B37, B38, en E2 zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.
Gelet op wat voorafgaat, en gezien de eerder beperkte betrokkenheid van vierde beklaagde, kan worden volstaan met de hierna bepaalde bestraffing voor de feiten B34, B35, B36, B37, B38, E2.
Voor feit G2 is een afzonderlijke straf op te leggen.
Vijfde beklaagde, G.P.:
Geboren te Jalandahar (lndia) op (…), 15
Nationaliteit: lndia, Ingeschreven te Anderlecht, (…),
1. Samenvatting
G.P. wordt door de onderzoekers aan de hand van de telefoontap gezien als één van de loopjongens van S.J.. In de afgeluisterde periode eind november 2011 tot eind december 2011 is het S.J. die de contacten verzorgt met de illegalen enerzijds en de smokkelaar A.M. anderzijds. G.P..(en S.P.) fungeren als contactpunt met de winkel in (…) en de woning in (…) in de nabijheid van Brussel-Zuid.
Opvallend is dat het oproepnummer (…) met de vermelding G.P. al vanaf september 2011 wordt aangetroffen bij geïntercepteerde illegalen.
Na het vertrek van S.J. eind december 2011, nemen G.P. en S.P. deze contacten voor hun rekening. Voornamelijk G.P. bloeit helemaal open. Zo wordt hij gezien bij de aankomst van de illegaal H. en dirigeert hij H. naar M.A. Deze H. zal enkele mislukte pogingen ondernemen.
G.P. houdt zich niet bezig met de betalingen maar gaat dat rechtstreeks laten regelen met A.M.
Voor een overzicht van de relevante afgeluisterde gesprekken kan worden verwezen naar het PV 003083 van FGP Brussel.
Wanneer hij wordt verhoord, en wanneer men beklaagde daarbij de belastende gesprekken voorlegt, blijft hij voet bij stuk houden: hij is iemand die zelf wilde worden overgebracht, en die daarvoor contact heeft gehad met A.M., maar zelf heeft hij aan het smokkelen nooit deelgenomen.
2. In rechte:
Beklaagde blijft alle tenlasteleggingen betwisten. Nochtans kan uit afgeluisterde gesprekken zoals gespreksnummer (…)van 14 december 2011, 11:56:44, slechts worden besloten dat G.P. (net zoals S.H. trouwens) nauw met S.J. samenwerkt. Voorts is er de observatie van 12 januari 2012, de verzending van het doosje met het paspoort door G.P. (alweer samen met S.H.), de gesprekken van 6 december 2011 en uiteraard de erg relevante conversatie tussen S.J. en S.H. op 16 januari 2012 over de gang van zaken, enz...
Dat neemt niet weg dat, onder verwijzing naar wat hiervoor werd gesteld i.v.m. beklaagde S.J., de info over de betrokkenheid van G.P. voorafgaand aan de start van de telefoontap onvoldoende eenduidig is om met zekerheid te stellen dat beklaagde G.P.
Hij is derhalve in de hierna bepaalde mate vrij te spreken.
16
De aan beklaagde ten laste gelegde feiten sub A2, A3, B23 tot en met B32, B34 tot en met B38, D2, E3 en G3 zijn evenwel door de elementen van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bewezen zoals ze in de tenlastelegging werden omschreven.
De feiten van de betichtingen sub A2, A3, B23 tot en met B32, B34 tot en met B38, D2 en E3 zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.
Voor feit G3 is een afzonderlijke straf op te leggen.
Gezien de ernst van de feiten enerzijds, en de rol van beklaagde anderzijds, komt de hierna bepaalde bestraffing gepast voor Zesde beklaagde, S.H.:
Geboren in India op (…), Nationaliteit: India, Opgesloten in het opvangcentrum te Merksplas (eerdere asielaanvraag in Oostenrijk),
1.
Samenvatting:
In het PV nummer 002586 van de FGP Brussel wordt een overzicht gegeven van de bezwarende elementen ten aanzien van zesde beklaagde: een aantal observaties (o.m. aan de "hoorn" nabij het Zuidstation), maar vooral telefoononderzoek maken duidelijk dat hij ais smokkelaar actief is, samen met S.J.
De rol van zesde beklaagde is uitgespeeld wanneer hij op 5 januari 2012 zelf wil worden overgebracht naar Engeland, maar wordt onderschept en opgesloten in Merksplas, met het oog op terugdrijving naar Oostenrijk.
Over het verhoor van zesde beklaagde valt niet veel te vertellen: hij beroept zich op zijn zwijgrecht, en daarmee is de kous af.
2.
In rechte:
Analoog aan wat hiervoor werd gesteld m.b.t. derde en vijfde beklaagden, is ook zesde beklaagde vrij te spreken voor de feiten die aan de periode van telefoontap voorafgaan. Nadien zijn er echter elementen te over, sommige ervan werden trouwens hiervoor al aangehaald (G.P. en S.H. handelden zeer vaak samen).
Dat neemt niet weg dat de rechtbank ervan overtuigd is, zoals voor de twee anderen, dat ook S.H. al voor eind november actief was ais mensensmokkelaar, zoals trouwens blijkt uit het telefoononderzoek op het nummer (…), voorafgaand aan de tap. Hiervoor werd ook al gesproken over de observatie aan het Zuidstation, in diezelfde periode. Het is echter ondoenlijk om deze of gene smokkel met volledige zekerheid aan S.H. (of één van de twee anderen) toe te schrijven. 17
Wel bewezen zijn de aan beklaagde ten laste gelegde feiten sub A2, A3, B23 tot B32, B34, 03, E4 en G4.
De feiten van de betichtingen sub A2, A3, B23 tot B32, B34, D3, en E4 zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet. Gezien de ernst van de feiten en de rol van beklaagde is de hierna bepaalde bestraffing gepast.
Voor feit G4 is een afzonderlijke straf op te leggen.
Zevende beklaagde, S.M.:
Geboren te Hadiabad in India op (…), Nationaliteit: België, Wonende te Rumst, (…),
1. Samenvatting:
Zevende beklaagde is bij de zaak betrokken omdat hij het geld, bestemd voor het overbrengen van S.G., aan tweede beklaagde ter beschikking heeft gesteld.
Beiden zijn familie van elkaar: S.J. is de kleinzoon van de oudste broer van de vader van S.M.
Over het geld verklaart hij dat het ging om twee leningen aan S.J.: de eerste heeft hij zelf gefinancierd (zijn vader kreeg in India het geld terug) en voor de tweede lening had de broer van S.J. in India het geld al op zijn rekening gestort: "Ik heb in mijn eerste verklaring niet duidelijk gemaakt dat ik 2 keer geld aan S.J. heb gegeven. Twee keer heb ik in december 2.000 Euro aan S.J. gegeven. Hij heeft het geld aan mi] gevraagd maar het werd hem overhandigd door mijn echtgenote in mijn opdracht om reden dat ik toen aan het werk was. Het is juist dat S.J. mij 2 keer geld heeft gevraagd. De eerste keer heeft S.J. mij gezegd dat hijzelf het geld nodig had. Om wille van het feit dat het een familielid betreft kon ik hem in geldzaken vertrouwen. Mijn vader was in december op bezoek in India en kreeg het geld dat ik de eerste keer leende aan S.J. al overhandigd in India van de vader van S.J. De tweede som geld van 2.000 Euro die ik leende aan S.J. werd door zijn broer in India op mijn rekening gestort. Voor de tweede som die ik aan S.J. leende gaf hij ais reden op dat het geld bestemd was voor een vriend van hem. lk heb in deze financiële transactie ook een voordeel gezien want de Euro was in waarde gestegen van 62 tot 69 roepees. lk heb enkel de dagkoers genomen en kreeg zo een meerwaarde op het geleende geld. Ik heb geen intresten gevraagd op het geleende geld. De koers stond op 70 roepees en op verzoek van S.J. heb ik de prijs laten zakken tot 69 roepees per euro. lk heb over deze zaken met S.J. over de telefoon gesproken. S.J. wou ook nog 20 Euro extra bekomen voor de treinticketten doch daarop ben ik niet ingegaan. lk wens wel te verduidelijken dat ik helemaal niet op de hoogte was van de mensensmokkel waarbij S.J. zou betrokken zijn." 18
2. In rechte:
De aan beklaagde ten laste gelegde feiten zijn niet bewezen. Meer bepaald is niet aangetoond dat hij op de hoogte was van de bedoelingen van S.J., zodat minstens gerede twijfel rijst omtrent het moreel element van de hem ten laste gelegde misdrijven:
Achtste, negende en tiende beklaagden:
S.K., Geboren op (…), Nationaliteit India, Verstekdoende, S.N., Geboren op (…), Nationaliteit India S.G., Geboren op (…), Nationaliteit India, Verstekdoende, Dit drietal zit in een min of meer vergelijkbare situatie. Het betreft drie illegalen die naar het Verenigd Koninkrijk willen, en die voordien medewerking verlenen aan de smokkelaars.
Uit de telefoontap op het toestel van S.K. is af te leiden dat deze, weliswaar op een laag niveau, meewerkt om de zaken vlot te laten verlopen. Er is sprake van het brengen van dekens, van geld enz... Er zijn ook contacten o.m. met A.M. die erop wijzen dat S.K. vertrouwen geniet, en ais een aanspreekpunt fungeert.
Voor de relevante gesprekken kan worden verwezen naar het PV 014711/2012.
Analoog aan wat hiervoor werd gesteld, is het moeilijk om in de periode voor de telefoontap feiten met zekerheid aan deze beklaagden toe te schrijven. Ook voor wat hen betreft betwijfelt de rechtbank geen moment dat ze wel degelijk voordien al actief waren. De aan beklaagde S.K. ten laste gelegde feiten sub A2, A3, B23 tot en met B32, E6 en F (slagen S.R.) zijn door de elementen van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bewezen zoals ze in de tenlastelegging werden omschreven.
De feiten van die betichtingen zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.
De hierna bepaalde bestraffing komt gepast voor. De feiten zijn zeer ernstig, en achtste beklaagde heeft geweld gebruikt. 19
Negende beklaagde wordt in het dossier doorgaans S.N. genoemd.
S.N. is regelmatig aanwezig in de Sikh tempel in Vilvoorde, waar hij kookt voor de gelovigen, maar waar hij meteen ook een centrale positie inneemt en omzeggens iedereen kent.
Uit de gecapteerde telefoongesprekken blijkt dat ook hij een rol ais tussenpersoon speelt. Een overzichtje kan onder meer in PV 45969/2011 worden gevonden.
De aan beklaagde S.N. ten laste gelegde feiten sub A2, A3, B23 tot en met B28, E7 zijn door de elementen van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting bewezen zoals ze in de tenlastelegging werden omschreven.
De feiten van die betichtingen zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.
De hierna bepaalde bestraffing komt gepast voor. De feiten zijn zeer ernstig.
Een opvallende rol wordt gespeeld door tiende beklaagde, roepnaam S.G., de man die S.J. bijna "gek" zou hebben gemaakt.
S.G. werd herhaaldelijk onderschept bij zijn pogingen om naar Engeland te geraken. Hij blijkt het oproepnummer (…) te gebruiken, en noemt zichzelf S.G. Betrokkene wil zelf naar Groot-Brittannië gesmokkeld worden maar verleent diensten aan de organisatie smokkelaars.
Hij staat in voor de financiële borgstelling van de anderen middels zijn in GrootBrittannië verblijvende, niet nader geïdentificeerde vader T.S. (fonetisch). Een aantal andere illegalen maken gebruik van de borgstelling van die vader. Deze garandeert eens de overtocht succesvol kan genoemd worden dat de betalingen geschieden.
S.G. slaagt erin Groot-Brittannië te bereiken, wat wordt bevestigd door telefoononderzoek, op 23 december 2011.
Hij is gesmokkeld door A.M. in een 'freezer' en vertelt nadien aan S.J. hoe ze tewerk zijn gegaan.
In de dagen na dit geslaagd transport wordt vastgesteld dat S.G. en zijn vader een voorname rol spelen in de betalingen / garanties van de overige illegalen. Verschillende contacten tussen S.G., de vader en A.M. tonen dit aan.
De feiten A2, A3, B23 tot en met B31, D4, E8 en G5 zijn bewezen. Eén enkele straf is op te leggen voor de feiten A2, A3, B23 tot en met B31, D4, E8 nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet.. Het gaat om bijzonder ernstige feiten, gepleegd door iemand die er niet voor terugschrikt om in afwachting van zijn eigen overbrenging naar het Verenigd Koninkrijk, zelf ook voluit mee te werken. 20
Voor feit G5 is een afzonderlijke straf op te leggen.
De kosten en de opdeciemen:
Gelet op het aandeel van de veroordeelde beklaagden in de gemaakte kosten, en op het feit dat een cijfermatig exacte verdeling onmogelijk te maken is, zijn beklaagden te ontslaan van de solidariteit
De beperkte veroordeling van derde beklaagde laat toe hem slechts te veroordelen tot een forfaitair verlaagd aandeel. Het merendeel van de kosten heeft geen enkel verband met de feiten waarvoor hij wordt veroordeeld.
Nu de feiten voor 1 januari 2012 te situeren zijn wat betreft tweede, zevende, achtste en negende beklaagden en voor en na 1 januari 2012 wat betreft eerste, derde, vierde, vijfde, zesde en tiende beklaagden, dient de geldboete te worden verhoogd met de opdeciemen zoals hierna bepaald.
Op burgerlijk gebied:
Door de vrijspraak van beklaagde S.M. voor de feiten van mensensmokkel is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van de tegen hen gestelde burgerlijke vorderingen. In zoverre die vorderingen zouden gesteund zijn op de feiten waarvoor vrijspraak wordt verleend, is de rechtbank uiteraard ook onbevoegd.
De burgerlijke vordering van het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING is voor het overige ontvankelijk, en gegrond in de hierna bepaalde mate.
OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK,
Gelet op de artikelen: 66, 154, 162, 162bis, 185, 186, 189, 190, 191, 194, 195, 226, 227 van het wetboek van strafvordering, 10 ter en 12 van de wet van 17 april 1878, 25, 31, 33, 38, 40, 42, 43, 44, 45, 50, 60, 65, 66, 79, 80, 100, 324b1s, 324ter §§ 1, 3 en 4, 392, 398, 405bis 1° van het strafwetboek, 1, 2, 3 van de wet van 4 oktober 1867, 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij wet van 26 juni 2000, en bij wet van 7 februari 2003 en bi] wet van 28 december 2011, 11, 12, 13, 16, 21, 31 tot 37, 41 van de wet van 15 juni 1935, 2, 4 van de wet van 26 juni 2000, 75, 77bis, 77quater 10, 2°, 3°, 4°, 6°, 77quinquies 2°, 77sexies van de wet van 15 december 1980, 3 en 4 van de wet van 17 april 1878, houdende voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering, 1382 van het burgerlijk wetboek, 21
1022 Ger.W., en het KB. van 26 oktober 2007,
RECHTDOENDE NA TEGENSPRAAK ten aanzien van eerste beklaagde, M.A., tweede beklaagde, S.J., derde beklaagde, S.I., vierde beklaagde, S.P., vijfde beklaagde, G.P., zesde beklaagde, S.H., en zevende beklaagde, S.M.
RECHTDOENDE BIJ VERSTEK ten aanzien van achtste beklaagde, S.K., negende beklaagde, S.N. en tiende beklaagde, S.G., Veroordeelt eerste beklaagde A.M., uit hoofde van de tenlasteleggingen Al A2. A3. B1 tot B6. B9 tot B41 en C vermengd tot:
- een gevangenisstraf van ZES JAAR, - een geldboete van VIJFDUIZEND EURO,
de geldboete van 5.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 5.000 x 6 = DERTIGDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Veroordeelt beklaagde tot betaling van de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het K.B. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde A.M. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van TIEN JAAR;
*** Veroordeelt tweede beklaagde, S.J. uit hoofde van de tenlasteleggingen A2, A3, B23 tot en met B32 en Dl vermengd tot:
- een gevangenisstraf van VIJF JAAR, - een geldboete van VIJFDUIZEND EURO,
de geldboete van 5.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 5.000 x 5,5 = ZEVENENTWINTIGDUIZEND VIJFHONDERD EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN; Spreekt beklaagde vrij voor de tenlasteleggingen A1, B2 tot en met B22;
22
Veroordeelt beklaagde tot betaling van de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het KB. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij KB. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde S.J. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR;
*** Verklaart in hoofde van derde beklaagde S.I. de feiten sub B37 en B38 beperkt bewezen, in die zin dat de verzwarende omstandigheid artikel 77quinquies 2° niet bewezen is;
Veroordeelt derde beklaagde, S.I., uit hoofde van de aldus beperkte tenlasteleggingen B37 en B38 vermengd tot:
een gevangenisstraf van EEN JAAR, een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 6 = ZESDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Spreekt beklaagde S.I. vrij voor de tenlastelegging E1; Veroordeelt beklaagde S.I. uit hoofde van de tenlastelegging G1 tot:
- een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN,
Veroordeelt beklaagde tot betaling van TWEE MAAL de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op TWEE MAAL 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het KB. van 28 december 1950, het KB. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde S.I. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR;
*** 23
Veroordeelt vierde beklaagde, S.P., uit hoofde van de tenlasteleggingen B34. B35, B36, B37. B38, E2 vermengd tot:
- een gevangenisstraf van DRIEËNDERTIG MAANDEN, - een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 6=ZESDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Veroordeelt beklaagde uit hoofde van de tenlastelegging G2 tot:
- een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN, Veroordeelt beklaagde tot betaling van TWEE MAAL de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op TWEE MAAL 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het K.B. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij KB. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde S.P. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR;
*** Veroordeelt vijfde beklaagde, G.P., uit hoofde van de tenlasteleggingen sub A2, A3, B23 tot en met B32, B34 tot en met B38, D2. E3 vermengd tot:
- een gevangenisstraf van VIER JAAR, - een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 6 = ZESDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Veroordeelt beklaagde uit hoofde van de tenlastelegging G3 tot:
- een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN,
Spreekt beklaagde vrij voor de tenlasteleggingen A1, B2 tot en met B22;
Veroordeelt beklaagde tot betaling van TWEE MAAL de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op TWEE MAAL 150 EURO, 24
overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het KB. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde G.P. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR;
*** Veroordeelt zesde beklaagde S.H. uit hoofde van de tenlasteleggingen sub A2. A3, B23 tot en met B32. B34, D3, E4 vermengd tot:
een gevangenisstraf van VEERTIG MAANDEN, een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 6 = ZESDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN; Veroordeelt beklaagde uit hoofde van de tenlastelegging G4 tot:
een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN,
Spreekt beklaagde vrij voor de tenlasteleggingen A1, B2 tot en met B22.,, Veroordeelt beklaagde tot betaling van TWEE MAAL de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op TVVEE MAAL 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het K.B. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij KB. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde S.H. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR;
*** Spreekt zevende beklaagde, S.M., vrij voor de betichtingen B29, B30 en E5, en ontslaat hem van alle vervolging zonder kosten;
*** 25
Veroordeelt achtste beklaagde, S.K. uit hoofde van de tenlasteleggingen A2, A3, B23 tot en met B32, E6 en F vermengd tot:
een gevangenisstraf van VIER JAAR, een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 5,5 = VIJFDUIZEND VIJFHONDERD EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Spreekt beklaagde vrij voor de tenlasteleggingen A1, B1 tot en met B22; Veroordeelt beklaagde tot betaling van de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het KB. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde S.K. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR;
*** Veroordeelt negende beklaagde, S.N., uit hoofde van de tenlasteleggingen A2. A3, B23 tot en met B28. en E7 vermengd tot:
- een gevangenisstraf van TWEE JAAR en ZES MAANDEN, - een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 5,5 VIJFDUIZEND VIJFHONDERD EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Spreekt beklaagde vrij voor de tenlasteleggingen A1, B1 tot en met B22;
Veroordeelt beklaagde tot betaling van de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 26
van het K.B. van 28 december 1950, het K.B. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001; Veroordeelt beklaagde S.N. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 Sw. gedurende VIJF JAAR;
*** Veroordeelt tiende beklaagde, S.G., uit hoofde van de tenlasteleggingen A2, A3, B23 tot en met B31, D4. E8 vermengd tot:
- een gevangenisstraf van VIER JAAR, - een geldboete van DUIZEND EURO,
de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 6 = ZESDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN;
Veroordeelt beklaagde uit hoofde van de tenlastelegging G5 tot:
- een gevangenisstraf van DRIE MAANDEN,
Spreekt beklaagde vrij voor de tenlasteleggingen A1, B4 tot en met B22;
Veroordeelt beklaagde tot betaling van TWEE MAAL de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op TWEE MAAL 150 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door artikel 3 van de programmawet van 24 december 1993 en door de wet van 28 december 2011;
Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 25 EURO, ingevolge indexatie gebracht op 32,27 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, het K.B. van 29 juli 1992, zoals gewijzigd bij K.B. van 23 december 1993, art. 1 en 2 en bij K.B. van 11 december 2001;
Veroordeelt beklaagde S.G. tot ontzetting van de rechten bedoeld in artikel 31 van het strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR; Verklaart verbeurd de volgende zaken in beslag genomen en neergelegd ter griffie onder de hierna vermelde nummers, zaken dienstig voor, of bestemd tot het plegen van het misdrijf (art. 42.1°, 43 Sw.): 1208610, diverse documenten, simkaarten, eigenaars onbekend, 1208611,4 GSM's, laptop, documenten, map, eigenaar S.J., 1208612, reeks GSM's, eigenaar G.P. en/of onbekenden, 1208613, accessoires GSM's, pasfoto's, simkaarten, documenten, eigenaar G.P. en/of onbekenden, 1208614, 2 GSM's, een lader en een simkaart, eigenaar S.I., 1208615, 2 GSM's met simkaarten, eigenaar A.M., 1208616, GSM lader, notitieboekje, eigenaar S.I., 27
1208617, 2 GSM's en accessoires, eigenaar S.H., 1208618, posten 1 en 2: twee GSM's, eigenaar S.P., 1208619, 4 GSM's, doosje met simkaarthouders, papiertje met nummers, eigenaar A.M., 1208620, 2 GSM's en enkele simkaarten, eigenaar G.P., 1208621, zwarte GSM met simkaart, eigenaar A.M., 20121550 (correctionele griffie GENT): drie GSM's, eigenaar onbekend, Gelast de teruggave van de in beslag genomen zaken, neergelegd ter griffie onder nr. OS 1208609 aan S.M.;
Gelast de teruggave van de in beslag genomen zaken, neergelegd ter griffie onder nr. OS 1208618 posten 3 en 4 aan S.P.;
Gelast de teruggave van de in beslag genomen zaken, neergelegd ter griffie onder nr. OS 1208622 aan S.M.;
Gelast de teruggave van de in beslag genomen zaken, neergelegd ter griffie onder nr. OS 1208790 aan A.M.;
Gelast de teruggave van de in beslag genomen zaken, neergelegd ter griffie onder nr. OS 1210591 aan S.J.;
Gelast de teruggave van de in beslag genomen zaken, neergelegd ter griffie onder nr. OS 12086 aan de rechtmatige eigenaar;
***
Laat de kosten van dagvaarding van zevende beklaagde, S.H., ten laste van de Staat;
Veroordeelt derde beklaagde, S.I., tot een forfaitair bepaald aandeel in de kosten, vastgesteld op 250 EURO;
Veroordeelt eerste, " tweede, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende en tiende beklaagden tot elk één negende van de overige kosten, bedragende 4.244,54 EURO;
Laat het resterende 1/9 van die overige kosten ten laste van de Staat;
***
Op burgerlijk gebied:
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de tegen beklaagde S.H. gestelde burgerlijke vordering, en in zoverre ze gericht is tegen de andere beklaagden en gesteund op de betichtingen waarvoor vrijspraak wordt verleend; 28
Verklaart de burg gerlijke vord dering van heet CENTRU UM VOOR G GELIJKHEID D VAN KAN NSEN EN VO OOR RACIS SMEBESTR RIJDING vooor het overigge ontvankellijk;
Veroordeelt eerstte, tweede, derde, d vierdee, vijfde, zesdde, achtste, nnegende en ttiende beklaaagden in sollidum tot bettaling aan dee burgerlijkee partij van dde som van E EEN EURO, te verrmeerderen met m de gerecchtelijke intrresten tegen de wettelijkke rentevoet vvanaf hedenn;
Veroordeelt dezee beklaagden n bovendien in solidum ttot de gebeurrlijke kostenn en tot de rechtsplegingsverrgoeding, beedragende 16 65 euro;
Houd dt de burgerllijke belangeen ambtshalv ve aan, bij tooepassing vaan artikel 4 § 2 van de weet van 17 1 april 1878 8 (V.T.Sv.); Wat de onmiddeellijke aanhouding betrreft :
Geho oord het open nbaar ministterie in zijn vordering v tott onmiddelliijke aanhoudding van de veroo ordeelden S.K K., S.N. en S.G., S alias S.H. geboren op 28 augusstus 1986, allias S.H. geborren op 28 au ugustus 1994 4,
Aang gezien deze veroordeelde v en niet verscchijnen.
Aang gezien het daan ook veran ntwoord is tee denken dat deze veroorrdeelden zouuden pogen zich te t onttrekken n aan de tenu uitvoerleggin ng van hun sstraf.
Bi] to oepassing vaan art. 21 van n de wet van n 20 april 18 74, gewijziggd bi] het enig artikel vaan de weet van 9 mei 1931 en van n artikel 33 § 2 van de w wet van 20 juuli 1990, aanngeduid doorr de Vo oorzitter.
DE RECHTBAN R NK, anhouding van v de verooordeelden S S.K., S.N. en n S.G. Beveelt de onmiddellijke aa
Vonn nis uitgespro oken tijdens de d openbare terechtzittinng waar zeteelden : (…)
29