Rapportage
Mogelijkheden voor het sportbeleid van de gemeente Winsum Een vergelijkend onderzoek onder plattelandsgemeenten door Rekenkamercommissie Het Hoogeland
Aan Rekenkamercommissie Het Hoogeland
Van Dr. Mijke Boedeltje BP-E Rolde, 1 maart 2013
1
Inhoudsopgave Belangrijkste leerpunten ......................................................................................................................... 3 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 6 1.1.
Aanleiding................................................................................................................................ 6
1.2.
Doelstelling en vraagstelling.................................................................................................... 6
1.3.
Onderzoeksaanpak.................................................................................................................. 8
1.4.
Leeswijzer ................................................................................................................................ 8
2.
Ontwikkelingen in de samenleving ................................................................................................. 9
3.
Privatisering................................................................................................................................... 10
4.
5.
6.
7.
3.1.
Aandachtspunten bij criteria, onderhandelingen en overeenkomsten ................................ 11
3.2.
Effecten van privatisering...................................................................................................... 14
3.3.
Succesfactoren en aandachtspunten .................................................................................... 18
Bezuinigingen en stimuleren ......................................................................................................... 19 4.1.
Algemeen beeld bezuinigingen ............................................................................................. 19
4.2.
Bezuinigen door herstructureren subsidies en verhogen tarieven....................................... 19
4.3.
Bezuinigen op accommodaties: beheer en onderhoud ........................................................ 21
4.4.
Efficiëntere organisatie van (sport)voorzieningen................................................................ 22
4.5.
Bezuinigen en stimuleren door samenwerking..................................................................... 25
4.6.
Bezuinigen en stimuleren door integraal werken ................................................................. 29
4.7.
Effecten van bezuiningsstrategieën ...................................................................................... 30
Sportstimulering............................................................................................................................ 31 5.1.
Aansluiting bij landelijke regelingen en initiatieven ............................................................. 31
5.2.
Sportstimulering en bezuinigen: het maken van keuzes....................................................... 33
Verenigingen, overige sportaanbieders en de rol van de gemeente............................................ 34 6.1.
Inleiding ................................................................................................................................. 34
6.2.
Samenwerking tussen sportverenigingen ............................................................................. 34
6.3.
Nieuw aanbod en rol bij stimuleren...................................................................................... 35
6.4.
Actieve rol gemeente ............................................................................................................ 37
Conclusie ....................................................................................................................................... 39
Bijlage 1 Overwegingen voor de Raad................................................................................................... 44 Bijlage 2 Gegevens per gemeente......................................................................................................... 48 Bijlage 3 Bronnenlijst............................................................................................................................. 79
2
BP-E
Belangrijkste leerpunten Onderliggend onderzoek brengt de positieve en negatieve ervaringen van gemeenten met privatisering, het realiseren van bezuinigingen en het tegelijkertijd voeren van een stimulerend en uniform sportbeleid in beeld. Het dient om de gemeenteraad van Winsum te ondersteunen bij het maken van keuzes rond de nieuw op te stellen sportnota. Hieronder staan de belangrijkste leerpunten beschreven, verdieping van de punten is terug te vinden in onderliggend rapport. Waar deze verdieping te vinden is, is bij onderstaande bevindingen telkens weergegeven.
Privatisering Bij privatisering van buitensportaccommodaties is nauwelijks sprake van overdracht van eigendom, maar hoofdzakelijk van overdracht van (een deel van) onderhouds- en beheerstaken aan verenigingen. Groot onderhoud blijft hierbij steeds meer de verantwoordelijkheid van gemeenten. Redenen: verlies van grip op beleid bij overdracht van eigendom, kosten van groot onderhoud komen bij privatisering vaak alsnog voor rekening van de gemeente; Hoofddoelstelling privatisering: bezuinigingen. De mate waarin daadwerkelijk bezuinigingen gerealiseerd zijn, is in de meeste gevallen onbekend vanwege onduidelijke doelstellingen en versnipperde kosten. Daadwerkelijke bezuinigingstaakstelling lijkt lastig te halen vanwege; o Hoge opstartkosten door het meegeven van een ‘bruidsschat’ en opleverkosten. Accommodaties moeten in bepaalde staat worden opgeleverd en er is vaak sprake van achterstallig onderhoud; o De kosten van groot onderhoud komen vaak na enkele jaren alsnog voor rekening van de gemeente vanwege ontoereikende financiën van verenigingen en een gebrek aan vrijwilligers en deskundigheid bij verenigingen. Succesfactoren: o Samenwerking tussen verenigingen is één van de belangrijkste succesfactoren. De schaal van verenigingen bepaalt de mate waarin ze financieel zelfredzaam zijn, zaken uit kunnen besteden met een goede onderhandelingspositie en het vrijwilligersprobleem aan kunnen pakken. o Goed procesmanagement: vroegtijdig betrekken van andere partijen, heldere doelstellingen en een adequate financiële administratie. o Duidelijke afspraken en overeenkomsten en een goede handhaving daarvan. Bovenstaande gaat met name op voor de buitensportvoorziening zelf (velden of banen), voor kleedkamers en kantines geldt dat er meer sprake is van overdracht van eigendom. Ook hiervoor geldt echter dat de kosten voor grootonderhoud vaak niet op te brengen zijn voor verenigingen. Bij binnensportaccommodaties is vaker sprake van privatisering in de vorm van overdracht van eigendom. Het gaat hierbij zowel om overdracht aan een door verenigingen opgerichte stichting als om overdracht aan een commerciële partij. Voor verdere verdieping zie hoofdstuk 3 en met name paragraaf 3.2.
Bezuinigingen en stimuleren Voor wat betreft bezuinigingen geldt dat alle onderzochte gemeenten in meer of mindere mate een stimulerend beleid voeren. Daarnaast besteden veel gemeenten aandacht aan het veranderen en uniformiseren van het subsidie- en tarievenbeleid. Er is in zeer beperkte mate inzicht in wat de bezuinigingen in termen van bedragen opleveren. Succesfactoren bij bezuinigingen en het voeren van een stimulerend beleid zijn:
3
BP-E
Samenwerken Samenwerken is de rode draad in dit rapport. Ook bij privatisering is dit één van de belangrijkste succesfactoren. Het gaat hierbij om samenwerking tussen en met externe partijen en samenwerking tussen verschillende beleidsvelden (integraliteit). Door middel van samenwerking ontstaat kennisdeling, is minder mankracht per samenwerkende partij nodig en kan een beter stimulerend sportbeleid worden gevoerd. Het gaat om samenwerking met en tussen:
4
Burgers: op burgers wordt een beroep bij de instandhouding van voorzieningen in kernen gedaan; Verenigingen; samenwerking tussen verenigingen levert de volgende voordelen op: o Grotere financiële draagkracht; o Gezamenlijke aanpak van de vrijwilligersproblematiek; o Optimaler gebruik van accommodaties; o Het leveren van een gevarieerder sportaanbod (zie ook hoofdstuk 6). Door ontwikkelingen als vergrijzing, individualisering en krimp veranderen behoeften van mensen. Verenigingen moeten omwille van het voortbestaan hierop inspelen. Daarnaast draagt een ander meer gevarieerd aanbod bij aan sportstimulering. Veel gemeenten stimuleren om die reden samenwerking tussen verenigingen. Een andere reden hiervoor is de maatschappelijke waarde van verenigingen voor de leefbaarheid en sociale contacten. o Sportverenigingen zijn goed in staat een rol te spelen in het stimuleringsbeleid van de gemeente. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de inzet van sportverenigingen in het onderwijs en bij naschoolse opvang. Zie voor voorbeelden hoofdstuk 6. Samenwerking kan op verschillende manieren zo kunnen verenigingen samenwerken in een sportraad, accommodaties delen of fuseren. Er kan hierbij sprake zijn van het fuseren tussen verenigingen met dezelfde tak van sport of met een andere tak van sport, waardoor omniverenigingen ontstaan. Fuseren is de samenwerkingsvorm die de meeste voordelen oplevert. Verschillende partijen zoals: sport- en buurtverenigingen, scholen, zorginstellingen, bedrijven, woningbouwcorporaties en maatschappelijke organisaties. Het stimuleren van sport vereist een multidisciplinaire aanpak. Hierbij is in de directe leefomgeving het beste resultaat te bereiken. Op pagina 25 worden vijf leefomgevingen en de wijze waarop deze te bereiken zijn onderscheiden. Buurgemeenten en op regionaal niveau. Een groot deel van de Nederlandse gemeenten heeft te kampen met bezuinigingen. Daarnaast speelt voor gemeenten in de omgeving van Winsum ook de problematiek rond krimp en vergrijzing. Samen kunnen gemeenten efficiënter werken, de leefbaarheid van de regio beter op peil houden en bijvoorbeeld het stimuleren van sport voor mensen met een beperking beter aanpakken. De provincie Groningen heeft al een aantal initiatieven genomen op dit gebied, er zijn echter meer mogelijkheden door direct met buur- en regiogemeenten samen te werken. Zie hiervoor pagina 27 en verder. Verschillende beleidsvelden (integrale werkwijze). Sport is een middel om verschillende maatschappelijke doelen te bereiken en kent daardoor veel raakvlakken met andere beleidsvelden. Zo zijn veel raakvlakken met het Wmo-beleid, maar bijvoorbeeld ook met recreatie en toerisme (ter bevordering van ongebonden sport). Doordat bij integraal werken budgetten kunnen worden gekoppeld, ontstaan stimuleringsgelden voor sport. Bovendien ontstaat op deze manier een inhoudelijk sterkere aanpak. Zie pagina 28 en verder voor verdieping.
BP-E
Multifunctionaliteit Het bevorderen van multifunctioneel gebruik is een middel dat veel in wordt gezet bij bezuinigingen en het leefbaar houden van kernen. Er is sprake van multifunctionaliteit indien meerdere verschillende functies onder zijn gebracht in één gebouw of op één terrein. Dit kan op grote schaal zijn zoals een brede school, maar ook op kleinere schaal in bijvoorbeeld een dorpshuis. Zie hiervoor pagina 23 en verder. Bezuinigen door verandering in: Het subsidiestelsel. Subsidies worden steeds meer aan (stimulerings)doelen en prestatieafspraken gekoppeld en andere subsidies komen te vervallen. De subsidies die vervallen betreffen subsidies die op basis van het ledenaantal aan verenigingen verstrekt werden en waartegenover geen tegenprestaties staat. Voorbeelden van subsidiemethodieken staan beschreven op pagina 19 en 20. De onderhoud- en beheerstructuur. Veel gemeenten brengen hierbij onderscheid aan tussen basisvoorzieningen en overige voorzieningen. De gemeente is verantwoordelijk voor de basisvoorzieningen en de verenigingen voor de overige voorzieningen. Daarnaast worden, op basis van met name normen die het NOC*NSF voorschrijft, de benodigde basisvoorzieningen berekend voor verenigingen. De overige voorzieningen van dezelfde aard worden als overcapaciteit beschouwd. De overcapaciteit wordt vervolgens ingezet voor andere verenigingen, afgestoten aan de zittende vereniging of krijgt een andere bestemming (met name als het om grond gaat). Deze structuur wordt ook gebruikt om te kijken naar het gewenste voorzieningenniveau in kernen. Voor manieren om onderscheid in basis- en overige voorzieningen te maken zie pagina 23. Het tarievenstelsel. Tarieven worden uitgesplitst naar gebruiker of moment van gebruik, hiermee wordt geprobeerd uniformiteit te creëren. Er wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen: o Tak van sport en soort accommodatie; o Verengingen en commerciële partijen; o Partijen van binnen en buiten de gemeentegrenzen; o Prijzen in dal- en piekuren (ter verhoging van de bezettingsgraad van accommodaties). Tot slot dient opgemerkt te worden dat zogenaamde ‘best practices’, die aansluiten bij bovenstaande bevindingen, zijn weergegeven in de blauwe gekleurde kaders en dat veel gebruikte methoden vetgedrukt zijn. Hierboven is al naar verwezen naar de meest nuttige voorbeelden.
Overwegingen voor de Raad Hoewel dit rapport niet dient om de gemeente Winsum te vergelijken met andere gemeenten kan over het algemeen geconcludeerd worden dat de gemeente Winsum al bezig is met of na denkt over(on)mogelijkheden die in dit onderzoek zijn geschetst. Daarnaast kunnen op basis van dit rapport wel een aantal overwegingen voor de Raad worden meegegeven met betrekking tot de nieuwe sportnota. Deze overwegingen zijn opgenomen in de bijlage.
5
BP-E
1. Inleiding 1.1.
Aanleiding
Sport wordt in de huidige samenleving steeds minder als doel op zich gezien en steeds meer als een middel om mensen bij elkaar te brengen, sociale vaardigheden op te doen, sociale contacten te onderhouden en de gezondheid te verbeteren. Het stimuleren van sporten en bewegen is dan ook een belangrijk aandachtspunt op alle overheidsniveaus. Zo is een landelijke doelstelling het stimuleren van sport en bewegen in eigen omgeving, hier wordt dan ook extra geld voor uitgetrokken1. Ook de provincie Groningen onderstreept in haar sportnotitie het stimuleren van sport ter bevordering van de gezondheid. Tot slot wijst onderzoek van het W.H.J. Mulier Instituut2 uit dat 98% van de gemeenten zich richt op het bevorderen van een gezondere, actievere levensstijl door middel van het voeren van een stimulerend sportbeleid. Ook de gemeente Winsum wil meer aandacht voor een stimulerend sportbeleid en zet in op een beleidswijziging van accommodatiebeleid naar stimuleringsbeleid. Het voeren van een stimuleringsbeleid is mede aanleiding geweest voor de Bestuursopdracht tot een lange termijnvisie voor het gemeentelijke sportbeleid (2012-2020). Ondanks de aandacht voor sport als middel en daarmee voor het stimuleren van sport en bewegen, zijn de meeste gemeenten in deze tijd genoodzaakt te bezuinigen op sportbeleid. In 2011 bezuinigde maar liefst 85% van de gemeenten op sport. Bezuinigingen zijn dan ook een tweede aanleiding voor de Bestuursopdracht tot een lange termijnvisie Sport. De derde aanleiding betreft de huidige lappendeken aan afspraken, regelingen en beheerssituaties ten aanzien van de buiten- en binnensport in de gemeente Winsum. Er is behoefte aan uniformiteit. De lange termijnvisie dient zorg te dragen voor deze uniformiteit. De gemeente Winsum staat hierbij voor de moeilijke opgave een stimulerend sport beleid te voeren en tegelijkertijd een bezuinigingstaakstelling te realiseren. De rekenkamercommissie Het Hoogeland wil de gemeenteraad van Winsum bijstaan bij het bepalen van het sportbeleid door middel van onderliggend, vergelijkend onderzoek naar met name de thema’s bezuinigen en privatisering op sportgebied. Hierbij zijn ook de mogelijkheden om ondanks bezuinigingen toch een stimulerend sportbeleid te voeren in beeld gebracht. Uit bestaand onderzoek naar sportbeleid en sportnota’s van vergelijkbare plattelandsgemeenten, overige gemeenten en landelijk- en provinciaal onderzoek zijn leerpunten en tips gedestilleerd om zo de bezuinigingen draaglijk maken en de Raad te ondersteunen bij de te maken beleidskeuzes.
1.2.
Doelstelling en vraagstelling
In lijn met de hierboven genoemde aanleidingen voor de Bestuursopdracht voor een lange termijnvisie Sport zijn in de Startnotitie Sportbeleid de volgende drie doelstellingen bij het formuleren van het toekomstig sportbeleid geformuleerd:
Regeerakkoord 2012 W.J.H. Mulier Instituut. Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sport- en beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch, juni 2011. 1
2
6
BP-E
1. Het creëren van een voorwaarden scheppend en stimulerend sport- en beweegbeleid in de gemeente Winsum met het doel de gezondheid en het welbevinden van mensen te vergroten; 2. Het opstellen van een eenduidig gemeentelijk beleid t.a.v. buitensport- en binnensportaccommodaties. De rol en verantwoordelijkheid van gemeente en vereniging worden vastgelegd; 3. Een bezuiniging van 100.000 euro realiseren en daarnaast overige bezuiniging op sport realiseren, zodat er financiële middelen beschikbaar komen voor het nieuwe sportstimuleringsbeleid. Uit onderliggend onderzoek zullen tips en leerpunten voor de Raad naar voren komen omtrent bezuinigingen en privatisering bij sportbeleid en de (overige) bij het sportbeleid geformuleerde doelstellingen. Hierbij hoort de volgende centrale vraag: Welke risico’s, mogelijkheden en onmogelijkheden zijn uit onderzoek en beleid van met de gemeente Winsum vergelijkbare plattelandsgemeenten af te leiden ten aanzien van privatisering van sportaccommodaties en bezuinigingsbeleid bij sport in relatie tot de bij het sportbeleid van de gemeente Winsum geformuleerde doelstellingen? Bij deze centrale vraag kunnen de volgende onderzoeksvragen gesteld worden: 1. Welke ervaringen zijn opgedaan met privatisering van sportaccommodaties in vergelijkbare plattelandsgemeenten? a. Zijn er gemeenten met vergelijkbare doelstellingen zoals bij de gemeente Winsum? b. Wat kan er gezegd worden over (de effecten van) het privatiseringsbeleid bij die gemeenten? c. Welke mechanismen of factoren bepaalden succes en falen? 2. Welke ervaringen zijn opgedaan met bezuinigingsbeleid bij sport in vergelijkbare plattelandsgemeenten? a. Zijn er gemeenten met vergelijkbare doelstellingen zoals bij de gemeente Winsum? b. Wat kan er gezegd worden over (de effecten van) het bezuinigingsbeleid bij die gemeenten? c. Welke mechanismen of factoren bepaalden succes en falen? 3. Welke overige sterke en zwakke punten zijn uit onderzoek en beleid van vergelijkbare plattelandsgemeenten af te leiden ten aanzien van de bij het sportbeleid van de gemeente Winsum geformuleerde doelstellingen? Omdat het uit te voeren vergelijkend onderzoek afwijkt van regulier rekenkameronderzoek, waarbij de gemeente (Winsum) onderzoeksobject is, is het niet nodig om bij het gevraagde onderzoek een normenkader te formuleren. Ook is, zoals reeds aangegeven in de offerteaanvraag, geen ambtelijk en bestuurlijk wederhoor nodig.
7
BP-E
1.3.
Onderzoeksaanpak
Afbakening Het onderzoek richt zich allereerst op vergelijkbare plattelandsgemeenten. Op 1 januari 2012 had de gemeente Winsum 14001 inwoners. Als eerste schifting is voor elke plattelandsgemeente met tussen de 11.000 en 17.000 inwoners geïnventariseerd welke van deze gemeenten een sportbeleid heeft of een onderzoek naar bezuinigingen, privatisering en/of accommodatiebeleid heeft uitgevoerd. Onder plattelandsgemeente wordt een gemeente verstaan, die in een landelijk, niet verstedelijkt gebied ligt. De gemeenten waarbij er sprake was van een budgetverhoging zijn buiten beschouwing gelaten. Uit de oriëntatie is gebleken dat lang niet elk van deze gemeenten een sportbeleid heeft. Deze bevinding sluit aan bij een onderzoek van het NISB (2011)3, waaruit is gebleken dat 41% van de kleine gemeenten (tot 40.000 inwoners) geen sportnota heeft. Daarnaast was het aantal gemeenten dat een relevant onderzoek heeft uitgevoerd beperkt. Om met deze quickscan de Raad toch van voldoende relevant materiaal te kunnen voorzien is de quickscan naast de plattelandsgemeenten tussen de 11.000 en 14.000 inwoners uitgebreid met:
Groningse gemeenten met een relevant sportbeleid of onderzoek; Gemeenten waar een relevant (rekenkamer)onderzoek is uitgevoerd; Nationaal en regionaal relevant onderzoek en beleid.
Dataverzameling Deze quickscan bestaat uit een vergelijkende documentstudie. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar bezuinigingen en privatisering.
1.4.
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 schetst algemene bevindingen die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. In hoofdstuk 3 en 4 worden privatisering en bezuinigingen besproken, in hoofdstuk 5 komt sportstimulering aan bod en in hoofdstuk 6 staan de sportverenigingen centraal. Hierbij worden telkens mogelijkheden tot bezuinigingen geschetst en mogelijkheden om toch een stimulerend beleid te voeren. De best-practices zijn hierbij weergegeven in kaders. In het concluderende hoofdstuk worden tot slot de onderzoeksvragen beantwoord.
W.J.H. Mulier Instituut (2011). Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sport- en beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch.
3
8
BP-E
2. Ontwikkelingen in de samenleving Bij het bestuderen van de stukken is opgevallen dat de verschillende sportnota’s en onderzoeken veel thema’s delen. Deze thema’s hebben niet alleen betrekking op (het verkennen van de mogelijkheden van) privatiseren, bezuinigen en stimuleren (zie volgende hoofdstukken), maar ook op relevante ontwikkelingen in de samenleving. Elke sportnota begint met het schetsen van een beeld van ontwikkelingen die tot veranderingen in de vraag naar sport hebben geleid. Daarnaast wordt beschreven dat de wijze waarop tegen sport wordt aangekeken is veranderd4. Vaak zijn deze ontwikkelingen en daarmee gepaard gaande veranderingen mede aanleiding geweest voor het opstellen van een (nieuwe) sportnota of het instellen van een onderzoek op sportgebied. De vraag naar sport is veranderd door de volgende ontwikkelingen: Individualisering van de samenleving: men wordt steeds zelfstandiger en wil eigen keuzes maken. Deze keuzes worden mede bepaald door de ‘tijdsnood’ waarmee veel mensen kampen. Voor de sport betekent dit dat men op zoek is naar flexibele sportvormen die makkelijk te organiseren en goed bereikbaar zijn. Men wil in steeds mindere mate gebonden zijn aan gezette trainingstijden. Commerciële ondernemers kunnen hier beter op in spelen dan sportverenigingen. Bovendien hebben verenigingen door het bovenstaande te maken met steeds meer consumptieve leden en steeds minder vrijwilligers. Deze ontwikkeling is terug te zien in het feit dat sinds de jaren negentig er weliswaar steeds meer gesport wordt, maar dat de grootste groei daarvan plaatsvindt bij de ongebonden en commercieel beoefende sporten. Demografische ontwikkelingen: door krimp en vergrijzing neemt het aantal jongeren af en het aantal ouderen toe. Daarnaast is er sprake van een afname van sportbeoefening onder jeugd van 15-19 jaar. Dit vraagt om een ander aanbod voor jong en oud. Naast bovenstaande ontwikkelingen is ook de wijze waarop tegen sport aangekeken wordt veranderd. Voorheen was sport een doel op zich: men was actief bezig al dan niet met anderen en al dan niet competitief. Sport is echter een middel geworden om doelen als een gezonde levensstijl, maatschappelijke participatie, het verbeteren van de leefbaarheid, creëren van weerbaarheid en verminderen van overlast te bereiken. De maatschappelijke waarde van sport en bewegen wordt met andere woorden steeds groter. Een integrale benadering van verschillende beleidsvelden (waaronder sport) en daarbij betrokken organisaties wordt daarom steeds meer toegepast. Bijna elke gemeente (98%) voert om die reden een stimulerend beleid. Dit is terug te zien in dit onderzoek: alle bestudeerde gemeenten benadrukken (al dan niet expliciet in doelstellingen weergegeven) het stimuleren van sport. Bovenstaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat sportbeleid in de meeste gevallen interactief wordt vormgegeven. Onderzoek van het NISB5 wijst uit dat tweederde van de gemeenten burgers betrekt bij het formuleren van het sportbeleid en dat maar liefst 95% van gemeenten sportverenigingen betrekt. Alle in dit onderzoek bestudeerde sportnota’s zijn ook in meer of mindere mate op interactieve wijze vormgegeven. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan een integrale en interactieve vormgeving van sportbeleid en de uitvoering daarvan. Dit is ook het geval in de huidige sportnota van de gemeente Winsum. W.J.H. Mulier Instituut. Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sport- en beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch, juni 2011. 4 5
9
BP-E
3. Privatisering Onder privatisering worden alle veranderingen in de voorzieningswijze van een dienst of goed verstaan, waarbij de inbreng van een private rechtspersoon toeneemt ten opzichte van die van de overheid tot en met het punt waarop sprake is van afstoting van de activiteit6. Er zijn, op basis van dit onderzoek, globaal vier redenen te noemen waarom gemeenten kiezen voor privatisering van sportaccommodaties: 1. Het doorvoeren van bezuinigingen. Bij bestudeerde gemeenten waar sprake is van privatisering of die privatisering overwegen, is bezuinigen één van de doelstellingen. Bij veel gemeenten is het zelfs de hoofdreden; 2. Het overdragen van gemeentelijke taken, omdat deze niet meer tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoren (kerntakendiscussie); 3. Het bevorderen van de verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van sportverenigingen; 4. Het creëren van uniformiteit/gelijkheid omdat voor de privatisering sprake is van veel verschillende beheersvormen7. Er zijn globaal drie redenen te noemen waarom gemeenten kiezen om niet te privatiseren: 1. De gemeente wil nadrukkelijk een stimulerend beleid voeren. Men denkt door privatisering hierop invloed te verliezen; 2. De gemeente vreest een verslechtering van de kwaliteit van de accommodaties. Deze vrees komt veelal voort uit negatieve ervaringen met eerdere privatisering bij de eigen of omliggende gemeenten; 3. De gemeente vreest dat verenigingen voor groot onderhoud uiteindelijk toch weer bij de gemeente zullen aankloppen. Deze vrees komt veelal voort uit eerdere privatisering bij dezelfde gemeente of ervaring bij omliggende gemeenten. Privatisering kan op vier verschillende manieren vorm krijgen: 1. Volledige eigendomsoverdracht van grond en gebouwen; 2. Overdracht van onderhoudstaken, waarbij verder onderscheid aangebracht kan worden tussen klein en groot onderhoud en onderhoud van de sportvoorziening en/of opstallen; 3. Vorm 2 aangevuld met beheerstaken waarbij naast het onderhoud ook de verantwoordelijkheid voor exploitatie wordt overgedragen; 4. Volledige overdracht van verantwoordelijkheden inclusief het exploitatierisico. Vormen 2, 3 en 4 kunnen ten aanzien van de buitensport op twee manieren ingericht worden: Door middel van erfpacht met daaraan al dan niet gekoppeld opstalrecht voor gebouwen. Erfpacht is een zakelijk recht waarbij aan een ander dan de eigenaar al of niet tegen vergoeding het houderschap en gebruik van een onroerende zaak wordt toegekend. Aan het erfpachtrecht kan een opstalrecht gekoppeld worden voor gebouwen die op de in erfpacht uitgegeven grond staan of worden gebouwd. Door het opstalrecht wordt bewerkstelligd dat de eigendom van gebouwen bij een ander komt te liggen dan de grondeigenaar.
LigtenBarg, M.C. (2006). Privatisering en commercialisering van sportaccommodaties. Een onderzoek naar de invloeden van privatisering en commercialisering op het (sport)accommodatiebeleid van de lokale overheid. Enschede, Universiteit Twente. 7 Later in dit hoofdstuk zal blijken dat uniformiteit bij privatisering niet of nauwelijks te bereiken is. 6
10
BP-E
Verhuur c.q. ingebruikgeving ( op basis van een bruikleenovereenkomst) van grond en mogelijk gebouwen. Van gebouwen kan mogelijk het opstalrecht overgedragen worden. Verhuur wordt niet door alle gemeenten aangemerkt als privatisering.
Vervolgens kan de overdracht plaatsvinden aan: Een sportvereniging8; Gezamenlijke sportverenigingen, meestal in de vorm van een stichting; Een sportvereniging als hoofdgebruiker, deze treedt op als beheerder richting andere gebruikers (bij eigendomsoverdracht). Een nieuwe exploitant (vaak bij eigendomsoverdracht); Een onderhoudsbedrijf voor bijvoorbeeld cultuurtechnisch onderhoud van alle sportaccommodaties; Een nieuw op te richten NV waarbij de gemeente hoofdaandeelhouder is (bij eigendomsoverdracht). De praktijk leert dat buitensportaccommodaties met name worden afgestoten naar verenigingen9. Daarnaast wordt het meest gekozen voor overdracht van onderhouds- en beheerstaken en niet voor overdracht van eigendom. Verderop in dit hoofdstuk zal blijken dat dit te maken heeft met het verlies aan grip op het (accommodatie)beleid en met het verlies van (mogelijk strategische) gemeentelijke grond. In het geval van dit onderzoek is in alle gevallen van privatisering van buitensportaccommodaties, met uitzondering van twee sportparken, sprake geweest van overdracht van onderhoud en beheer aan verenigingen. Het eigendom van de opstallen wordt wel vaker overgedragen aan de verenigingen. Voor de (buiten)sportparken geldt dat er in één geval een stichting is opgericht door de gezamenlijke verenigingen en in het andere geval sprake is van een commerciële exploitant. Voor binnensportaccommodaties geldt dat vaker sprake is van overdracht van eigendom. In ongeveer driekwart van de gevallen is hierbij het eigendom overgedragen aan door verenigingen opgerichte stichtingen en in de andere gevallen aan een commerciële exploitant.
3.1.
Aandachtspunten bij criteria, onderhandelingen en overeenkomsten
Toetsingscriteria Alle onderzochte gemeenten die privatisering overwegen of hebben doorgevoerd, toets(t)en de mogelijk te privatiseren accommodaties aan een aantal criteria. Hierbij wordt veelal de regel gehanteerd dat als aan één van de toetsingscriteria niet wordt voldaan, er niet tot privatisering wordt overgegaan. De meest voorkomende criteria, die ook door de gemeente Winsum10 gehanteerd worden, zijn11:
8
Het Huis voor de Sport koppelt de term privatisering uitsluitend aan overdracht aan een commerciële partij. Overdracht aan een vereniging of stichting wordt externe verzelfstandiging genoemd. Bron: Huis voor de sport Groningen/Grontmij (2012). Onderzoek naar sportaccommodaties in de gemeente Groningen. Sportaccommodaties in kaart. 9 Dat blijkt uit onderliggend onderzoek en uit: W.J.H. Mulier Instituut. Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sport- en beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch, juni 2011. 10 Nota herziening privatiseringsregeling sportterreinen. 11 Zoals in paragraaf 3.1 al aangegeven is, is in de meeste gevallen sprake van privatisering aan verenigingen. De toetsingscriteria van de gemeenten hebben dan ook veelal betrekking op verenigingen. Het gaat hierbij in de meeste gevallen om overdracht van onderhouds- en beheerstaken aan verenigingen.
11
BP-E
Binnen de vereniging zijn voldoende vrijwilligers actief en continu inzetbaar (ook in vakantie en winterstop); Binnen de vereniging is voldoende deskundigheid aanwezig; Binnen de verenigingen is voldoende onderhoudsmateriaal aanwezig; Privatisering levert voor beide partijen organisatorische en financiële voordelen op; Het accommodatiegebruik blijft laagdrempelig.
Naast dat gemeenten toetsingscriteria opstellen laten zij zich, veelal op financieel vlak, adviseren door deskundigen. Naast bovenstaande toetsingscriteria geldt de voorwaarde dat privatisering feitelijk alleen maar kan plaatsvinden als sprake is van een wilsovereenstemming. Beide partijen moeten instemmen met de overdracht. In de praktijk blijkt dat gemeenten soms de huur exorbitant gaan verhogen als een vereniging geen medewerking wil verlenen aan privatisering. Dit wordt dan ingezet als pressiemiddel. Onderhandelingen en maken van afspraken Tijdens het privatiseringsproces vinden onderhandelingen plaats tussen gemeente en de partij aan wie geprivatiseerd wordt, meestal een vereniging of meerdere verenigingen samen. Tijdens deze onderhandelingen wordt gesproken over de voorwaarden van privatisering, de verdeling van verantwoordelijkheden en de oplevering van de panden dan wel velden. Een voorwaarde voor succesvolle onderhandeling blijkt het vooraf opstellen van een Meerjarenonderhoudsprogramma (MOP). In een dergelijk programma worden de totale onderhoudskosten over een periode van 10 jaar, inclusief eventueel achterstallig onderhoud, cijfermatig en beschrijvend in beeld gebracht. De MOP dient als basis voor de onderhandelingen over welk onderhoud er voor rekening van de gemeente komt en welk onderhoud in de toekomst voor verenigingen is. Een andere succesfactor bij onderhandelingen is het op laten stellen van wensen met betrekking tot onderhoud en beheer door verenigingen. De gemeente stelt hierbij van te voren beoordelingscriteria op voor het al dan niet honoreren van deze wensen. Een laatste factor die de kans van slagen van een privatiseringsoperatie verhoogd, is het aanstellen van een contactpersoon bij de gemeente en/of het instellen van een werkgroep. Verenigingen geven aan hier, ook na het privatiseringstraject, behoefte aan te hebben. Privatiseringsovereenkomsten Het opstellen van een duidelijke privatiseringsovereenkomst is van groot belang voor het privatiseringstraject en de handhaving daarna. Aandachtspunten bij eigendomsoverdracht zijn: - verbod op overdracht van accommodaties aan derden; - regeling voor vestiging van hypotheek; - regeling bij ontbinding van de vereniging; - overdracht aan gemeente bij verplaatsen van de accommodatie. Aandachtspunten bij een erfpachtconstructie zijn de voorwaarden waaronder uitgifte in erfpacht en vestiging van het opstalrecht plaatsvinden. Aangezien zowel het erfpachtrecht als het opstalrecht zakelijke rechten zijn, zijn deze rechten overdraagbaar op derden. Daarom zullen hierbij ook duidelijke afspraken moeten worden gemaakt zoals die bij overdracht van eigendom zijn genoemd.
12
BP-E
Aandachtspunt bij verhuur is het opstellen van een duidelijke huurovereenkomst. Aangezien de gemeente eigenaar blijft, is het noodzakelijk dat duidelijk wordt vastgelegd welk gedeelte van het beheer en onderhoud wordt overgedragen en hoe de verdeling van lasten tussen gemeente en de verenigingen plaatsvindt. Uitgangspunt van de gemeenteraad is om alle lasten (ook die van de eigenaar) aan de vereniging door te belasten. Bij alle vormen van privatisering is het van belang dat randvoorwaarden worden gesteld en dat deze vastgelegd worden in overeenkomsten. Deze overeenkomsten zijn overwegend financieel van aard. Veel voorkomende randvoorwaarden zijn: • De gemeente stelt de verenigingen - of in het leven geroepen beheerstichtingen - gedurende een bepaalde tijd een (gewennings)subsidie ter beschikking; • De vergoeding voor schoolsport wordt vastgesteld op basis van een normvergoeding van het Rijk of in onderling overleg en er wordt een contractuele waarborg voor schoolgebruik van sportvelden en kleedkamers afgegeven; • De verenigingen garanderen het gemeentebestuur dat zij de accommodatie in een goede staat zullen houden; • Bij overdracht van beheer en onderhoud moeten de velden, opstallen en/of sporthallen kwalitatief in orde zijn. Het achterstallig onderhoud door de gemeente moet zijn weggewerkt. De vereniging mag hiervan geen nadelige financiële gevolgen ondervinden; • Het steekproefsgewijs schouwen van de complexen moet uitwijzen of de gemeentelijke bijdragen juist besteed worden. Bij onvoldoende onderhoud worden maatregelen genomen; • Deskundigheidsbevordering bij de verenigingen is essentieel om het onderhoud goed te kunnen uitvoeren. Als voorwaarde kan het volgen van cursussen gesteld worden (al dan niet georganiseerd/gefaciliteerd door de gemeente); • De tariefstelling van aan derden te verhuren uren mag niet onder, maar ook niet meer dan 30% boven de gemeentelijke tarieven liggen; • De beheerorganisatie organiseert minimaal één maal per jaar een gebruikersvergadering om het functioneren van de accommodatie te peilen, inzake statuten, het takenpakket en het jaarverslag; • De rechten van de huidige gebruikers worden gehandhaafd. Ook bij contractverlenging of herziening van het contract blijkt het van belang aandacht aan bovenstaande randvoorwaarden te besteden. Een succesfactor bij overeenkomsten is het koppelen van eventuele onderhouds-/of exploitatieprestaties aan de vergoedingen daarvoor en het handhaven van de randvoorwaarden (in de vorm van bovengenoemde schouw en het overleggen van de jaarrekening). Uniformiteit Bij alle bekeken gemeenten is sprake van privatisering per sportvereniging of per accommodatie. Vanwege de verschillen tussen verenigingen en accommodaties is er sprake van maatwerk, een uniform privatiseringsbeleid blijkt in de praktijk niet mogelijk. Toch geven veel gemeenten aan een middenweg te moeten vinden tussen een gedifferentieerde benadering en een uniform beleid. Dit, omdat er anders een lappendeken van regelingen ontstaat en de kans op ongelijke behandeling toeneemt. Structuur kan worden aangebracht door privatiseringsregelingen op te stellen voor binnen- en buitensportaccommodaties of per tak van sport.
13
BP-E
3.2.
Effecten van privatisering
Bezuinigingen Het hoofddoel van de privatiseringsoperaties is bezuinigen. Deze bezuinigingen treden op door: Geen of minder onderhoudskosten (al dan niet in de vorm van fte’s); Wegvallen van zakelijke lasten; Vervallen toekomstige investeringen ten behoeve van de geprivatiseerde objecten; Vervallen kosten in (groot of klein) onderhoud (personeel en materiaal); Geen (onnodige) bemoeienis meer met betrekking tot het voeren van overleg en het verstrekken van adviezen aan het college/gemeenteraad over het onderhoud en investeringen (bij verregaande privatisering zijn deze voordelen groter); Hier tegenover staan de volgende extra kosten: • De geprivatiseerde objecten dienen in goede staat overgedragen te worden, dit brengt mogelijk kosten voor (achterstallig) onderhoud met zich mee. • Geen/minder huurinkomsten; • Beschikbaar stellen van jaarlijkse bijdrage voor het onderhoud en/of een eenmalige afkoopsom; • De gemeente behoudt bij privatisering van onderhoud en beheer wel de huidige kapitaallasten het gebouw; • Kosten verbonden aan eigendomsoverdracht of erfpachtovereenkomst. Eigendom moet notarieel worden overgedragen, ook erfpacht verloopt via de notaris. Hieraan zijn aanzienlijke kosten verbonden. Daarnaast moet overdrachtsbelasting van 2% (voorheen 6%) worden betaald (ook bij opstalrechten). Wanneer er sprake is van overdracht voor een symbolisch bedrag dan is het niet vanzelfsprekend dat de overdrachtsbelasting hierover betaald wordt. De kans is groter dat de overdrachtsbelasting over de reële waarde betaald moet worden. • Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat verenigingen te kennen geven onvoldoende in staat te zijn om het onderhoud en beheer aan hun accommodatie adequaat uit te voeren (dit is ook een nadeel voor verenigingen). Dit komt door: o Tekort aan mankracht; o Tekort aan deskundigheid bij vrijwilligers; o Tekort aan materiaal; o Onvoldoende vergoeding gemeente. Hierdoor komen met name kosten voor groot onderhoud vaak alsnog voor rekening van de gemeente. De gemeente voelt zich verantwoordelijk voor de accommodatie en vaak is het zo dat als de gemeente niet bijspringt er tot sluiting overgegaan moet worden; Tegenover minder ambtelijke bemoeienis bij accommodatie en onderhoud staan bij privatisering aan een andere partij dan verenigingen vaak bemiddelingsinspanningen tussen exploitant en gebruiker. Het lijkt simpel om een kosten-baten analyse te maken, maar in de praktijk blijken nauwelijks uitspraken gedaan te kunnen worden of er daadwerkelijk sprake is van bezuinigingen. Allereerst is er een verschil tussen voordelen op korte en lange termijn. Zoals hierboven beschreven is, is er bij de start sprake van een aantal grote uitgaven. In de eerste jaren zal er dan ook geen sprake zijn van financiële voordelen. Hierbij moet in gedachten worden genomen dat de uitgaven aan onderhoud, ook zonder privatisering op den duur voor rekening van de gemeente zouden zijn gekomen (het onderhoud was dan immers in handen van de gemeente gebleven). Op de lange termijn zou moeten
14
BP-E
blijken of verenigingen in staat zullen zijn het groot onderhoud te bekostigen. Of er op dit gebied een bezuiniging op zal treden, is van te voren dus moeilijk in te schatten. Een tweede reden waarom nauwelijks uitspraken gedaan kunnen worden over kostenbesparing ligt aan de administratie en het privatiseringsbeleid van gemeenten. Onderstaand voorbeeld van een rekenkameronderzoek door de rekenkamercommissie van Coevorden schetst een situatie die bij veel gemeenten voorkomt. Vanwege versnippering van gelden over verschillende begrotingsposten is het moeilijk te achterhalen hoeveel er aan accommodaties uitgegeven is en welk deel hiervan, naast expliciet begrote bedragen, wordt uitgegeven aan geprivatiseerde accommodaties. Daarnaast is er een veelheid aan verschillende regelingen en verschillen in exploitatie- en beheersvergoedingen. Ook de ‘bruidsschat’ die is meegegeven aan geprivatiseerde verenigingen is niet te achterhalen. Het lijkt erop dat de gemeente bespaard met privatisering. Het verschil zit voor het grootste deel in onderhoudskosten. Het is echter niet reëel dat de geprivatiseerde verenigingen het onderhoud geheel zelf kunnen bekostigen, de beheersvergoeding zal naar aller waarschijnlijkheid omhoog moeten. Bovenstaande zorgt ervoor dat de rekenkamercommissie geen uitspraken kan doen over de doelmatigheid van geprivatiseerde accommodaties ten opzichte van die van gemeentelijke accommodaties. Het lijkt erop dat de kosten voor geprivatiseerde verenigingen iets lager liggen: de lopende (beheers)kosten zijn lager maar de kosten voor groot onderhoud blijven voor rekening van de gemeente. Bovenstaande zorgt ervoor dat de rekenkamer-commissie geen uitspraken kan doen over de doelmatigheid van geprivatiseerde accommodaties ten opzichte van niet-geprivatiseerde accommodaties.
Ook uit landelijk onderzoek12 blijkt dat het vaak niet mogelijk is om uitspraken te doen over doelbereiking bij privatisering. De bezuinigingsdoelstelling leek op zich zelf te staan en naar inhoudelijke doelen wordt nauwelijks gekeken. Daarnaast zijn doelstellingen niet SMART geformuleerd, hierdoor is doelbereiking niet te meten. Vanwege de gevolgen van het leggen van nadruk op het bezuinigen is er in Houten zelfs sprake geweest van deprivatisering. De rekenkamercommissie van Houten merkt hierover op: Er is uiteindelijke niet veel geprivatiseerd en ook zijn accommodaties gedeprivatiseerd, reden voor beëindiging privatiseringsproject: het is moeilijkprivatisering te realiseren als daarbij ook gelijktijdig sprake is van een bezuinigingstaakstelling. Het was een tijdrovend en moeizaam proces. Dit kwam omdat er door bezuinigingen geen beleidsruimte was en verenigingen een dreigende huurverhoging boven het hoofd hing. Uiteindelijk is er nauwelijks financieel resultaat geboekt door deprivatisering en door het verlagen van de huur (na een verhoging die ten opzichte van andere gemeente erg fors was). De te hoge huren waren een negatief bij effect van privatisering.
Uit enkele onderzoeken zijn wel conclusies getrokken over de mate van kostenbesparing bij privatisering: Uit landelijk onderzoek in opdracht van het NOC*NSF naar acht gevallen van privatisering blijkt dat bij zes van de acht accommodaties sprake is van een kostenbesparing en dat gemeenten hun bezuinigingstaakstelling hebben gehaald. Het financiële kerncijfer betreft hier het totale bedrag aan inkomsten minus uitgaven voor alle direct betrokken partijen, te weten de gemeente, de verenigingen en een eventuele beheerstichting of exploitant. Dit kerncijfer wordt derhalve niet beïnvloed door onderlinge financiële transacties tussen de genoemde partijen. De Ligtenbarg, M.C. (2006). Privatisering en commercialisering van sportaccommodaties. Een onderzoek naar de invloeden van privatisering en commercialisering op het (sport)accommodatiebeleid van de lokale overheid. Enschede, Universiteit Twente. 12
15
BP-E
bezuinigingstaakstelling is in de meeste gevallen gehaald door inkrimping van het personeelsbestand. In de gemeenten waar het niet gehaald is, komt dit door hoge renovatiekosten en lagere huuropbrengsten. In de gemeente Halderberge is privatisering aan verenigingen budgettair neutraal verlopen, privatiseren aan commerciële instellingen leverde wel financiële voordelen op. Bij privatisering aan commerciële instellingen is echter de relatie tussen de instelling en gebruikers niet goed. Er is sprake van onenigheid over tarieven en kwaliteit van de accommodaties. De besparingen zijn vooral gemaakt op afname van ambtelijke inzet (afname met 1,5 Fte). In de gemeente Sint Michelsgestel zijn de bezuinigingen voor 95% gerealiseerd, er is hierbij een groot verschil tussen binnensport (132%) en buitensport (50%). Succesfactoren hierbij waren onderhandelingen met verenigingen, het opstellen van voorwaarden en het houden aan deze voorwaarden. Nadelen: het was een langdurig proces en met name scholen zijn niet tevreden over de kwaliteit van de accommodatie. Mate van privatisering Zoals in paragraaf 3.1. al aangegeven is, is de meest voorkomende vorm van privatisering het overdragen van beheers- en onderhoudstaken. Hier wordt voor gekozen omdat de gemeente bij overdracht van het eigendomsrecht geen invloed meer kan uitoefenen op het beleid van de accommodatie. Ook willen gemeenten vaak de grond niet kwijt, bijvoorbeeld omdat deze op een strategische plek ligt. De mate waarin onderhouds- en beheerstaken worden overdragen verschilt per gemeente. De mate waarin de gemeente verenigingen, stichtingen of exploitanten in staat acht hier (in financiële en deskundige zin) zorg voor te dragen speelt hierbij de grootste rol. Met name onderhoud en beheer van opstallen, omgeving (groenvoorziening, parkeerplaatsen) en klein onderhoud aan de sportvoorziening worden overgedragen. De volgende ervaringen en overwegingen spelen hierbij een rol: De kosten van groot onderhoud zijn dusdanig dat deze vaak alsnog voor rekening van de gemeente komen. Het onderhoud van de sportaccommodaties zelf wordt te specifiek bevonden door gemeente en vereniging. Dit probleem wordt als minder groot ervaren bij grotere of samenwerkende verenigingen. Deze verenigingen hebben ofwel beter materieel of zijn in staat het onderhoudswerk gezamenlijk uit te besteden. Hierbij gaat het soms zelfs zover dat een sportraad of stichting voor de gehele gemeente het onderhoud uitbesteed. Voordeel hierbij is dat er geen sprake is van aanbesteding. Daarnaast zijn het vaak ondernemers binnen de sportraad of verenigingen die dergelijke onderhandelingen op professionele wijze kunnen voeren en die de mogelijk in te huren partijen kennen. Voor wat betreft groenvoorzieningen in de omgeving van de sportvoorziening zijn twee overwegingen zichtbaar. Er zijn gemeenten die dit te specifiek achten, daardoor bang zijn voor kapitaalvernietiging (of dit ervaren hebben) en dit daarom in eigen beheer houden. Er zijn gemeenten die kiezen voor een sobere inrichting, waar geen gespecialiseerd onderhoud voor nodig is.
16
BP-E
Gevolgen van privatisering voor verenigingen Voordelen verenigingen • De voorzieningen worden in optimale staat van onderhoud gebracht, zodat de vereniging daarmee jaren vooruit kan; • De huur voor het gebruik van de accommodatie is na privatisering nihil of wordt fors gereduceerd; • De vereniging kan een gebouw, of de sportvoorziening wellicht beter en goedkoper onderhouden dan de gemeente door goede contacten met sponsoren/bedrijven, zelfwerkzaamheid en het niet doorberekenen van gemeentelijke opslagen/uren; • De vereniging kan zonder gemeentelijke bemoeienis het gebouw aanpassen/ verbouwen, hierdoor kunnen problemen sneller aangepakt worden; • De vereniging kan vreemd vermogen aantrekken bij erfpacht (een hypotheek hierop is mogelijk); • De directe effecten van privatisering op de contributieniveaus van de betrokken verenigingen zijn uitermate klein; veel verenigingen hanteren zelfs al jarenlang hetzelfde contributieniveau. Nadelen voor verenigingen • De vereniging krijgt extra financiële lasten, zoals de volledige OZB, afvalstoffenheffing en omzetbelasting bij kantine en verhuur accommodatie; • De vereniging moet geld reserveren voor het onderhoud en het plegen van vervangingsinvesteringen om de gebouwen en andere geprivatiseerde voorzieningen up-todate te houden; • Voordelen van huuropbrengsten vallen in de praktijk tegen vanwege het extra onderhoud en slijtage die het met zich meebrengt; • De vereniging kan, indien er sprake is van overdracht van eigendom te maken krijgen met personeel. Hiervoor is professionele kennis nodig. Zo moet de vereniging rekening houden met loonbelasting en sociale lasten en aansprakelijkheid. Deze lasten moeten ingehouden worden van de loonkosten en afgedragen worden aan betreffende instanties; • Het vinden van vrijwilligers voor bestuurlijke taken is, mede door het bovenstaande, lastig. Deze taken vereisen veel professionaliteit: investeringen, groot onderhoud en de kosten hiervan moeten ingecalculeerd kunnen worden, verzekeringen moeten geregeld worden en de vereniging is werkgever; • Kleinschalige verenigingen zijn vaak, financieel en technisch gezien, niet in staat om zelf in (groot)onderhoud van de accommodatie te voorzien. Klein onderhoud kan wel worden uitbesteed. In algemene zin lijken ambitieuze, goed georganiseerde sportverenigingen aanmerkelijke voordelen uit privatisering te kunnen halen. Dit terwijl zwakke, kleinere verenigingen vooral met de nadelen zullen worden geconfronteerd. Verenigingen moeten een zekere omvang hebben om de extra taken en verantwoordelijkheden rond privatisering aan te kunnen. Het gaat hierbij niet alleen om het ledental, maar ook om het bestand aan ( bestuurlijke en uitvoerende) vrijwilligers. Omdat onderhoudstaken vaak worden overgedragen aan individuele verenigingen wordt samenwerking (al dan niet in een stichting, zie ook hoofdstuk 4) door gemeenten gestimuleerd ten einde versnippering tegen te gaan en de financiële positie te verstreken.
17
BP-E
3.3.
Succesfactoren en aandachtspunten
Uit het bovenstaande zijn de volgende succesfactoren en aandachtspunten af te leiden: Stimuleer verenigingen tot samenwerking. Samenwerking tussen verenigingen is één van de belangrijkste succesfactoren. De schaal van verenigingen bepaald de mate waarin ze financieel zelfredzaam zijn, zaken uit kunnen besteden met een goede onderhandelingspositie en het vrijwilligersprobleem aan kunnen pakken. Een dergelijke samenwerking maakt het ook mogelijk om groot onderhoud van de sportvoorziening zelf uit te kunnen besteden; Besteed aandacht aan inhoudelijke doelstellingen van privatisering en niet alleen aan de financiële aspecten (bezuinigingen); Zorg voor een duidelijke financiële administratie, met aandacht voor opstartkosten. Bekijk als gemeente of bij het overdragen van groot onderhoud van de sportvoorziening of de kosten daarvan opgebracht kunnen worden; Betrek partijen vroegtijdig. Daar waar gekozen is voor een open startpunt met voldoende inbreng van verenigingen en waarbij gewerkt is aan een gezamenlijk plan van aanpak, is sprake van een soepeler en sneller proces. Stel verder voor de onderhandelingen een MOP op en laat verenigingen hun wensen op papier zetten. Ook na het proces van privatisering is het van belang dat de onderlinge communicatie in stand wordt gehouden, er is bij verenigingen behoefte aan een contactpersoon bij de gemeente; Zorg voor deskundige ondersteuning en/of onpartijdige begeleiding (bijvoorbeeld in de vorm van een werkgroep). De kwaliteit van het procesmanagement vormt vaak een belang rijke succesfactor13; • Maak duidelijke afspraken/overeenkomsten die gehandhaafd worden door bijvoorbeeld schouwen en het overleggen van de jaarrekening; • Besteed aandacht aan het gebruik van accommodaties door scholen. Het gaat hierbij om garantie van gebruik en tarieven. Ook voor de beheerder is het van belang dat de gemeente het gebruik garandeert in verband met de inkomsten; • Verschaf duidelijkheid over eventuele veranderingen in gemeentelijke belastingen. Het komt voor dat verenigingen pas na verloop van tijd worden geconfronteerd met aanslagen van gemeentelijke heffingen of belastingen, niet zelden met terugwerkende kracht. Dit heeft bij verenigingen kwaad bloed gezet en heeft al geleid tot diverse procedures. Het is dan ook raadzaam om hierover in de voorbereiding van de privatisering aan de vereniging duidelijkheid te verschaffen.
Van Dijk, van Someren en Partners BV ism NOC*NSF en het Instituut voor sport accommodaties. (2000). Privatisering van sportaccommodaties: gevolgd en gevolgen. Eindrapport over de resultaten van een meerjarige studie van het proces en de effecten van de privatisering van vier sporthallen en vier sportparken in Nederland. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 13
18
BP-E
4. Bezuinigingen en stimuleren 4.1.
Algemeen beeld bezuinigingen
In 2011 bezuinigde 85 % van de gemeenten op sport. In 2012 is onder Nederlandse gemeenten onderzoek gedaan naar bezuinigingen14. Hieraan hebben 117 van de 415 Nederlandse gemeenten meegewerkt. Hieronder worden de door deze gemeenten meest gekozen bezuinigingsstrategieën weergegeven in tabel 4.1. Bezuinigingsstrategie Inkrimpen subsidies en/of tarieven verhogen Doorvoeren andere beheersvormen, bezuinigen op beheer en onderhoud Efficiënter inrichten van de organisatie Benutten alternatieve geldstromen (integraliteit, samenwerken) Intensiveren regionale samenwerking Initiëren publiek-private samenwerkingsverbanden
Percentage 69 43 33 29 21 19
Tabel 4.1. Meest gekozen bezuinigingsstrategieën van 2012 in percentages
De gekozen bezuinigingsstrategieën zijn mede het gevolg van de veranderingen in de rol van gemeenten. De verantwoordelijkheid wordt steeds meer bij verenigingen neergelegd en de gemeente neemt een ‘regierol’ op zich. Het doel hiervan is dat gemeenten willen dat verenigingen minder afhankelijk worden van de gemeente in de vorm van subsidies en onderhoudsen beheerstaken. Alle bij de verschillende gemeenten gevonden manieren om te bezuinigen zijn te plaatsen in de strategieën zoals weergegeven in tabel 4.1. Hieronder worden de verschillende strategieën, met de bevindingen uit de bekeken gemeenten, besproken.
4.2.
Bezuinigen door herstructureren subsidies en verhogen tarieven
Hierbij zoeken gemeenten naar manieren om enerzijds de kostendekkendheid te verhogen en anderzijds de subsidies en tarieven in te zetten als sturingsinstrument ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid. Naast het realiseren van bezuinigingen is een veel gehoorde andere reden voor het herijken van het subsidie- en tarievenbeleid het realiseren van uniformiteit en daarmee transparantie en gelijkheid. Subsidies en tarieven berusten of veel verschillende regelingen en zijn gebaseerd op historische groei. Een veel voorkomende uniforme manier van vormgeven van tarieven en subsidies is per tak van sport en de mate van gebruik15. Subsidies Gemeenten zijn subsidies enerzijds aan het afbouwen en anderzijds geven ze daar op een andere wijze invulling aan. Subsidies worden duidelijk gekoppeld aan stimuleringsdoelen en prestatieafspraken in plaats van dat er sprake is van een structurele bijdrage in de vorm van een waarderingssubsidie (bijv. op basis van het ledenaantal). Subsidies dienen hiermee alleen het stimuleren van sport en niet meer als extra inkomsten voor een vereniging. Naast dat subsidies meer aan prestaties gebonden zijn, worden zij ook gebonden aan specifieke doelgroepen. Ook zijn er gemeenten die het gehele subsidiebeleid herijken. Een voorbeeld van een ‘best practice’ hierbij is Menterwolde die met het nieuwe subsidiebeleid ook samenhang tussen beleidsvelden creëert: Velthuizen, K.(2012). Recessiepeiling gemeentelijk sportbeleid 2012. Over bezuinigingen op sport(beleid). Hogeschool van Arnhem Nijmegen in opdracht van de Vereniging voor Sport en Gemeenten. 15 Zie o.a. Sport Service Zuid-Holland. Rapportage Benchmark Tarieven en Subsidies 14
19
BP-E
Specifieke sportsubsidies komen bijna allemaal te vervallen. Ook vanuit andere beleidsvelden, zoals cultuur, wil de gemeente het subsidiebeleid op een andere wijze invullen. Er komt één subsidiebudget (40.000 euro) voor alle beleidsterreinen rondom participatie in de samenleving (wmo, sport, cultuur etc.). De bestaande subsidiebudgetten en de huidige wijze van subsidiëren komen daarmee te vervalen. Criteria voor subsidie: gericht op breed publiek; openbare activiteiten(tentoonstellingen/optredens); bevordert de (cultuur)participatie en de educatie; samenwerking met verschillende organisaties(draagvlak) is vereist; aandacht voor een goed vrijwilligersbeleid.
Een ander succesvol voorbeeld ten aanzien van het bezuinigen op subsidies is een voorbeeld waarbij samen met sportverenigingen een nieuwe subsidiemethodiek is ontworpen: Tubbergen: samen met de sportraad is een nieuwe subsidiemethodiek ontwikkelt die leidt tot bezuinigingen vanwege: Verminderende ambtelijke capaciteit Andere verdeelmethodiek: grotere verenigingen krijgen relatief minder dan kleinere en kleine sportclusters krijgen relatief meer investeringsruimte. Door deze nieuwe aanpak verdwijnen er 4 bestaande subsidievormen en krijgt de gemeente slechts 1 aanvraag voor een geheel jaar. De gehele administratieve verwerking wordt door de belangengroepering uitgevoerd. Verenigingen krijgen naar ledenaantal een vast bedrag per lid (ingedeeld in leeftijdsgroepen). De grote voetbalverenigingen (400 leden) krijgen geen subsidie meer.
Een dergelijk initiatief als in Tubbergen bestaat ook in Pekela, daar ontvangt de sportraad jaarlijks een budget waarmee activiteiten en investeringen van sportverenigingen worden ondersteund. Het gaat hier onder andere om cursussen voor kaders, de organisatie van sporttoernooien of andere evenementen en investeringen van verenigingen. Verhogen tarieven Een methode om te bezuinigen is het verhogen van de huurtarieven. Dit wordt vooral gedaan door gemeenten die door benchmarking erachter zijn gekomen dat de tarieven te laag zijn in vergelijking met de kosten van de sportvoorzieningen. Sommige gemeenten geven aan niet tot tariefsverhoging over te willen gaan, omdat zij bang zijn dat de laagdrempeligheid van de sport afneemt. Het aanbrengen van uniformiteit in het tarievenstelsel levert vaak ook al besparingen/inkomsten op. Een instrument dat gebruikt wordt om uniformiteit en gelijkheid te creëren is het kostprijssysteem. Een gemeente kiest er hierbij voor om een bepaald percentage van de kostprijs door de gebruiker te laten betalen. Hiermee wordt de kostprijs van de sportaccommodaties inzichtelijk gemaakt. De elementen waar de kostprijs uit bestaat zijn: • Kapitaallasten; • Onderhoudskosten; • energie; • personeelskosten; • overige kosten. Het voordeel van deze methode is dat het een helder en transparant systeem is en daardoor goed te verantwoorden richting gebruikers en beslissers. Het nadeel is dat het een ingewikkeld en kostbaar systeem is, vooral het goed berekenen van alle elementen van de kostprijs van accommodaties wordt als lastig ervaren.
20
BP-E
Een andere manier om meer eenduidigheid in tarieven aan te brengen is om onderscheid te maken naar gebruiker. Een systeem dat meerdere gemeenten hanteren. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de sportnota van Kollummerland en Nieuwkruisland. Er komen eenduidige, vaste tarieven voor dezelfde typen binnen- en buitensportaccommodaties De gemeente past hierbij het kostprijs/dekkingspercentage aan. Dit leidt tot bezuinigingen bij de gemeente, maar mag niet tot een onevenredige stijging van kosten voor de gebruikers leiden. Daarnaast mag het niet leiden tot sportuitval. Binnensport: Er wordt bij het kostendekkingspercentage onderscheid gemaakt tussen de verhuur aan verenigingen, commerciële instellingen en particulieren. Daarnaast tussen verenigingen binnen en buiten de gemeente. Voor de buitensport wordt het tarief als volgt vastgesteld: - vaste bijdrage per sporter - percentage van de exploitatielasten - tarief op basis van gebruiksuren/ aantal velden (norm: 400 uur per veld/per jaar)
Reusel de Mierden brengt onderscheid aan op basis van het type voorzieningen en heeft daarnaast een heldere, uniforme manier van verdeling van overige kosten opgesteld. Op de term basisvoorzieningen wordt in de volgende paragraaf verder ingegaan. Reusel-de Mierden: Alle gebruikers gaan op basis van dezelfde grondslagen huur betalen. Er is gekozen voor een vast bedrag per voorziening (voor kleedkamers, velden etc). Voorafgaand aan het bepalen van de huur wordt een onderhoudsplanning opgesteld. Naast huur wordt ingegaan op de verdeling van de overige kosten tussen gemeente en verenigingen. Voor rekening van gemeente komt: oprichting, groot onderhoud, vervanging, OZB (indien in eigendom gemeente), opstalverzekering en waterheffing (bij eigendom gemeente). Voor rekening van de vereniging komt: dagelijks/klein onderhoud, energielasten, waterheffing (als eigendom), inboedelverzekering, gebruikersaanslag. Voor de niet basisvoorzieningen (of overtollige) zijn alle kosten voor rekening van de verenigingen.
4.3.
Bezuinigen op accommodaties: beheer en onderhoud
Gemiddeld gaat 86% van de gemeentelijke sportuitgaven naar accommodaties (CBS Statline). Het is dan ook niet verwonderlijk dat één van de meest gekozen bezuinigingsstrategieën zich richt op accommodaties. Gemeenten tot 20.000 inwoners verwachten zelfs het meest te bezuinigingen op de terreinen van renovatie en onderhoud van bestaande accommodaties en het accommodatiebeleid. Van de 149 gemeenten in Nederland met een inwoneraantal tot 20.000, verwachten 40 gemeenten te bezuinigingen op het onderhoud en de renovatie van bestaande accommodaties én 31 gemeenten verwachten te bezuinigingen op het accommodatiebeleid. De manieren waarop dit bij de onderzochte gemeenten vorm krijgt, worden hieronder besproken. Veel van de bekeken gemeenten maken onderscheid tussen basisvoorzieningen en overige voorzieningen. Dit is de basis voor het verdelen van onderhouds- en beheerstaken, bijdragen en tarieven (zie vorige paragraaf). Naast het realiseren van bezuinigingen is het creëren van eenduidigheid ook reden tot het maken van een dergelijk onderscheid. Het voorbeeld in Reusel-de Mierden is een voorbeeld van een ‘best practice’. De verschillende gemeentelijke definities van basisvoorzieningen vertonen veel overeenkomsten. |
21
BP-E
Reusel-de Mierden: Onder een basisvoorziening wordt het geheel aan voorzieningen verstaan, dat strikt noodzakelijk is voor actieve sportbeoefening. Dit is per tak van sport vastgesteld en per vereniging uitgewerkt. Het gaat met name om onroerende zaken. De basisvoorziening per tak van sport is opgesteld op basis van de normen van NOC*NSF zoals vastgelegd in het handboek van ISA Sport. Deze normen zijn hier en daar aangepast aan de lokale situatie. In het beleid is vastgelegd dat de gemeente verantwoordelijk is voor de oprichting en instandhouding van de basisvoorzieningen. De verenigingen zijn verantwoordelijk voor alle overige voorzieningen. Met het vaststellen van de basisvoorzieningen is dus duidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk is. In de huurovereenkomsten wordt (voor zover nog niet gebeurd) de taakverdeling vastgelegd voor het onderhoud van de basisvoorzieningen. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen voor uitbreiding en vervanging. Hiermee is duidelijk wanneer een vereniging recht heeft op uitbreiding en/of vervanging, welke procedure daarvoor wordt gevolgd en hoe het budget bepaald wordt. Tevens is er duidelijkheid over de inzet van zelfwerkzaamheid van verenigingen en te maken afspraken over de uitvoering van de werkzaamheden. Duidelijkheid zal leiden tot snellere afwikkeling van verzoeken en minder discussie voor- en achteraf. Basisvoorzieningen zijn op basis van het aantal leden vastgesteld, extra velden of andere voorzieningen (overcapaciteit) vallen derhalve onder verantwoordelijkheid van de verenigingen. Kantines en bestuursruimtes behoren niet tot de basisvoorzieningen. Bij velden gaat het om het aantal wedstrijdvelden, trainingsvelden, dug-outs, cornervlaggen, verlichting, etc. Bij accommodatie om kleedruimte, berging, EHBOruimte, scheidsrechtersruimte, gas, water, licht, etc. Bij omgeving: toegangswegen, parkeerplaats, afrastering, veerlichting, fietsenstalling, etc. Aanpassingen aan de norm vinden plaats op logische momenten. Met andere woorden als een kleedruimte te klein is, wordt deze bij vervanging vergroot.
In Reusel-de Mierden is bewust gekozen om eerst te kijken wat een uniforme herverdeling van taken, verantwoordelijkheden en tarieven voor gevolgen heeft voor de kosten van onderhoud en beheer. Privatisering wordt niet uitgesloten maar men denkt dat uniforme herverdeling voldoende is om de gestelde doelen te behalen. In het bovenstaande voorbeeld komt naast het bezuinigen door het afstoten van beheer en onderhoud van de niet basisvoorzieningen, ook een andere veel voorkomende manier van bezuinigen aan de orde: het afstoten van overcapaciteit. Voordat overgegaan wordt tot het afstoten wordt in sommige gemeenten geprobeerd om ondercapaciteit op te lossen door het hanteren van lagere tarieven in daluren. Naast onderscheid tussen basisvoorzieningen en overige voorzieningen wordt ook onderscheid gemaakt tussen verschillende niveaus van voorzieningen. Zo maakt Schinnen het onderscheid tussen: 1. basisvoorzieningen op kernniveau (ontmoetingsvoorzieningen als een gemeenschapsveld, gymzaal, skateplein); 2. kernoverstijgende voorzieningen (tennisbanen, voetbalvelden); 3. Regionale voorzieningen (zwembad, atletiekbaan). De gemeente is per niveau verantwoordelijk voor de daar geschetste voorzieningen.
4.4.
Efficiëntere organisatie van (sport)voorzieningen
In tabel 4.1. is te zien dat 33% van de gemeenten kiest voor een efficiëntere organisatie als bezuinigingsstrategie. Het gaat hier om het efficiënter inrichten van de sportinfrastructuur. Hierbij wordt gestreefd naar maximale en multifunctionele bezetting van accommodaties, waarbij breder
22
BP-E
dan sport wordt gekeken. Voor de gemeente Winsum geldt dat in de kern Winsum sprake is van een goede bezetting van de sportaccommodaties. In de omliggende dorpen is dit niet het geval16. Clustering Bij clustering maken meerdere sportverenigingen gebruik van één accommodatie. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het delen van kleedkamers of kantines, maar ook om trainings- of wedstrijdvelden. In Winsum is sprake van clustering bij verenigingen uit Ezinge, Feerwerd en Garnwerd, die samen in één vereniging gebruik maken van één voorziening. Vaak treedt clustering op wanneer er bij één of meerdere gemeenten sprake is van overcapaciteit en bij andere van ondercapaciteit. Ook bij versnipperde overcapaciteit wordt gebruik gemaakt van clustering. Zo is in de gemeenten Neerijnen en Reusel-de Mierden een spreidingsplan gemaakt en wordt eerst gekeken naar gebruik overcapaciteit voordat overgegaan wordt op renovatie of nieuwbouw.
Multifunctioneel gebruik Het bevorderen van multifunctioneel gebruik is een middel dat veel in wordt gezet bij bezuinigingen en bijvoorbeeld het leefbaar houden van kernen: 75% van de gemeenten17 heeft doelstellingen met betrekking tot multifunctioneel gebruik opgesteld. Er is sprake van multifunctionaliteit indien meerdere verschillende functies onder zijn gebracht in één gebouw of op één terrein. Hierbij komen veel verschillende, soms inventieve, combinaties aan de orde: Onderwijs; Kinderopvang; Welzijnsorganisaties (bv consultatiebureau, dagopvang); Bibliotheken; Binnensportverenigingen waaronder bijvoorbeeld ook dansverenigingen; Kantoorruimtes voor zelfstandigen; Vergaderruimtes; Gezondheidsorganisaties; Ouderenorganisaties; Jongerenorganisaties; Buurtverenigingen. Multifunctioneel gebruik neemt toe wanneer sport geïntegreerd wordt in de leefomgeving zoals op school, zorginstelling, bedrijventerrein, zie hiervoor ook de volgende paragraaf. Een veel voorkomende vorm is de Brede school. Deze vorm leent zich goed voor het stimuleren van schoolse en naschoolse sport onder de jeugd, maar ook onder ouders omdat kinderopvang deel uitmaakt van Brede scholen. Multifunctionaliteit hoeft zich niet persé op grote schaal voor te doen, maar kan bijvoorbeeld ook in een dorpshuis of gymzaal van een kern. Dit komt de sportstimulering in de kern, leefbaarheid en optimale bezetting vaak ten goede. Een andere vorm van multifunctionaliteit op kleine schaal is wanneer bijvoorbeeld ouderenverenigingen, kaart- of biljartverenigingen of buurtverenigingen Grontmij (oktober 2012). Deelrapport A analyse accommodaties gemeente Winsum. Deelrapport B bevat bezuinigingsmogelijkheden op accommodaties, daar wordt op het moment van schrijven aan gewerkt. 17 Velthuizen, K.(2012). Recessiepeiling gemeentelijk sportbeleid 2012. Over bezuinigingen op sport(beleid). Hogeschool van Arnhem Nijmegen in opdracht van de Vereniging voor Sport en Gemeenten. 16
23
BP-E
gebruik maken van de kantinefaciliteiten van sportaccommodaties. Multifunctionaliteit van buitensportvoorzieningen kan door bijvoorbeeld scholen gebruik te laten maken van sportvelden voor gymlessen en sporttoernooien. Daarnaast kunnen, zeker omdat een groot deel van de mensen ongeorganiseerd sport, recreatieve sporters (bijv. wandelaars, fietsers, Nordic walkers) gebruik maken van de kleedfaciliteiten, trainingsvelden en na afloop van hun training de kantine. Een voorbeeld kan multifunctionaliteit op kleine schaal doet zich voor in de Marne. Van gymzaal naar buurtzaal: de gymzaal wordt door aanpassing van de inrichting ook beschikbaar gesteld/aantrekkelijk gemaakt voor andere groepen dan scholen en verenigingen. Hiervoor moet men investeren in: afdekvloer, geluidsinstallatie, minibar, spiegelwanden, et cetera. Gebruik naast zaalsporten en onderwijs wordt mogelijk door bijvoorbeeld: aerobics door gymnastiekverenigingen of particulieren; oefenruimte voor muzikanten; activiteitencommissies kerk; dansgroepen/avonden; toneelvoorstellingen; jeugddisco’s.
Om multifunctioneel gebruik mogelijk te maken zijn investeringen nodig. Toch geven gemeenten aan dat als er nog geïnvesteerd wordt in de resterende collegeperiode, dit voornamelijk zal gaan om investeringen in het ontwikkelen van multifunctionele sportaccommodaties en/of het herstructureren van bestaande accommodaties. De reden hierachter is dat gemeenten op de lange termijn op dit vlak juist bezuinigingen kunnen creëren. Bij investeringen in accommodaties wordt vaak op zoek gegaan naar cofinanciering vanuit verenigingen, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, kinderopvang, etc. Gemeenten proberen multifunctioneel gebruik te stimuleren door de mate van gebruik van accommodaties (maatschappelijk rendement) te koppelen aan de hoogte van de gemeentelijke steun/tarieven. Sommige gemeenten gaan zo ver dat monofunctionele accommodaties niet worden gefaciliteerd. Centraliseren vs (basis)voorzieningen in de kernen Het onder de loep nemen van voorzieningen in kernen is voor alle gemeenten met meerdere kleine kernen inherent aan de bezuinigingen in combinatie met ontwikkelingen als krimp en vergrijzing. Hierbij wordt, naast clustering en multifunctioneel gebruik, ook overwogen om (bepaalde) voorzieningen te centraliseren in de hoofdkern(en). Het onderscheid tussen basisvoorzieningen (van kernen) en overige voorzieningen, zoals hierboven is geschetst, speelt hierbij een rol. Vaak wordt overwogen om de overige voorzieningen te centraliseren. Ook Winsum is al in de huidige sportnota bezig met het maken van een dergelijke overweging. Bij centralisatie wordt een balans gezocht tussen besparingen en kwaliteit (voordelen) enerzijds en bereikbaarheid en leefbaarheid anderzijds: Voordelen centralisatie: Flinke besparingen door sluiten kleinere accommodaties; Sporttechnische voordelen: meer mensen sporten samen en maken gebruik van een accommodatie waardoor bijvoorbeeld verenigingen kunnen fuseren. Nadelen centralisatie: Maatschappelijke nadelen: sport levert veel sociale contacten en verbanden op in de dorpen. Centralisatie last de leefbaarheid aan. Bereikbaarheid: de afstand tot voorzieningen wordt groter waardoor met name de jeugd minder zal sporten. Bij centralisatie van sporthallen/gymzalen moet de (wettelijk voorgeschreven) maximale reistijd van scholen in de gaten gehouden worden.
24
BP-E
4.5.
Bezuinigen en stimuleren door samenwerking
Veel succes voorbeelden van stimuleringsprojecten en het realiseren van bezuinigingen komen voort uit samenwerkingsverbanden. In tabel 4.1. zijn dan ook een aantal bezuinigingsstrategieën gericht op samenwerking terug te vinden. De gemeente speelt bij samenwerking vaak een regievoerende rol. Samenwerking kan op verschillende manieren vorm krijgen. Samenwerking met en tussen burgers Een aantal van de bekeken gemeenten geven expliciet aan dat zij burgers (al dan niet in combinatie met verenigingen) raadplegen indien de gemeentelijke middelen ontoereikend zijn om een voorziening in stand te houden. Als burgers de sterke wens hebben een bepaalde accommodatie open te houden, dan moeten/mogen zij hier zelf de verantwoordelijkheid voor nemen. Zo draait het zwembad in Scheemda al jaren op (in een stichting georganiseerde) vrijwilligers. Ook in Neerijnen onderhouden de bewoners van kernen bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld het dorpshuis), waarbij zij zelf zorgen voor klein en groot onderhoud. Voor stimuleringsprojecten wordt ook een beroep gedaan op burgers. Zo worden in dorpen (via de dorpsvereniging) ouderen gevraagd om sportieve activiteiten op te zetten voor ouderen en is ook sprake van activiteiten ‘voor jongeren door jongeren’. Er zitten een drietal voordelen aan deze wijze van stimuleren: het kost niet veel geld, het bevordert de leefbaarheid en de sociale samenhang. Samenwerking met verenigingen18 Sportcommissies en sportraden worden op allerlei manieren betrokken bij het sport- en accommodatiebeleid (waaronder bezuinigingen en stimuleringsbeleid) van de gemeente. Dit verschilt in de mate waarin het succesvol is. In sommige gemeenten is sprake van structureel overleg met een adviesorgaan dat gevraagd en ongevraagd advies geeft. In andere gemeenten blijkt dit alleen te werken bij concrete aanleidingen als bezuinigingen of nieuwbouw. Een voorbeeld van een zeer succesvolle samenwerking met georganiseerde verenigingen, juist op het gebied van bezuinigen is die in Heeze-Leende: De sportvisie van Heeze-Leende is er gekomen vanwege een burgerinitiatief dat gestart is door de sportverenigingen. Aanleiding waren aangekondigde bezuinigingen en de veranderende positie van verenigingen. De visie is opgesteld door de verenigingen en de gemeente speelt een stimulerende en faciliterende rol. Tijdens vier thema-avonden is gezamenlijk invulling gegeven aan de strategische visie en een voorlopig actieplan voor uitvoering van deze visie. Daarnaast is de strategische visie aan het maatschappelijk middenveld gepresenteerd en zijn mogelijkheden tot samenwerking besproken. De visie is erop gericht met zo min mogelijk geld zoveel mogelijk te bereiken. Dit wil men vooral bereiken door : multifunctioneel gebruik, samenwerking en het creëren van een up-to-date sportaanbod. De uitwerkingen hiervan zijn elders in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 6 verwerkt, voor uitgebreidere informatie zie Bijlage 1.
In hoofdstuk 2 is al kort ingegaan op problemen van verenigingen bij privatisering, hoofdstuk 5 is volledig gewijd aan verenigingen, daar wordt ook de samenwerking tussen gemeenten besproken. 18
25
BP-E
Samenwerking tussen verenigingen, scholen, zorginstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties Steeds meer wordt op sportgebied samengewerkt tussen verschillende partijen, alle bekeken gemeenten besteden hier in meer of mindere mate aandacht aan. Dit is ingegeven door de in hoofdstuk 2 geschetste ontwikkeling dat sport steeds meer een middel is in plaats van een doel. Daarnaast kunnen door middel van samenwerking bezuinigingen worden gerealiseerd. Een ‘best practice’ voor het opzetten van een dergelijke integrale samenwerking is te vinden in Nederweert:
Stimuleren door sport en bewegen een plek geven binnen de verschillende omgevingen waar inwoners zich voornamelijk bevinden. Daarbinnen samenhang en samenwerking realiseren met partners (onderwijs, kernen, gezondheidspartners, bedrijfsleven en de aanbieders van sport/vrijetijdsbesteding). De inzet van sportvoorzieningen, sportaanbod en sportstimulering moet worden afgestemd. Hiervoor is een goed functionerende sociale infrastructuur erg belangrijk. De sport- en beweeginfrastructuur is het netwerk met taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en communicatielijnen van alle organisaties die een rol hebben binnen het ‘veld’ van sport en bewegen. De gemeente neemt het initiatief om een dergelijk netwerk dat betrokken wordt bij de invulling en uitvoering van beleid te organiseren. De Gemeente richt zich op vijf leefomgevingen: Leefomgeving 1. Onderwijs: samenwerking GGD, ook aandacht voor naschoolse opvang, samenwerking met verenigingen, Bredeschool, evt combinatiefunctionaris. Maatschappelijke stages in de sport. Leefomgeving 2. Buurten en Dorpen: Het sport- en beweegaanbod voor de diverse doelgroepen en de positie van de sportverenigingen kunnen hierbij een belangrijke rol vervullen. Door sport- en beweegactiviteiten in de buurt te organiseren voelen mensen zich ook meer verbonden met de buurt. De gemeente wil door middel van sport en bewegen de leefbaarheid en sociale cohesie in de buurten en dorpen versterken. Zo mogelijk zal hiervoor vanaf 2011 de combinatiefunctionaris worden ingezet. Leefomgeving 3. Zorg en gezondheid: Vooral oog voor een aantal kwetsbare doelgroepen: jeugd, senioren en mensen met een beperking. Sport en bewegen wordt ingezet om gezondheidsachterstanden bij jongeren terug te dringen. Ook in het kader van deWet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn er verschillende kansen vanuit sport en bewegen die een relatie hebben met de leefomgeving zorg en gezondheid. Ook komt er aandacht voor de doelgroep senioren die wel sporten en bewegen, maar dreigen af te haken omdat het sport- en beweegaanbod niet langer passend is. Leefomgeving 4. Werk: Gezonde en fitte werknemers hebben een hogere productiviteit, hebben een lager ziekteverzuim en bezoeken minder vaak een huisarts. Behalve een belangrijke vindplaats, bieden bedrijven in Nederweert e.o. ook kennis en kunde die wellicht ingezet kunnen worden voor de lokale verenigingen. Voor de gemeente is het bedrijfsleven een mogelijke vindplaats om vooral de middengroep tussen de 20 en 65 jaar te bereiken. We hebben daarvan geen overspannen verwachtingen aangezien er niet veel grote bedrijven binnen onze gemeentegrenzen liggen. Leefomgeving 5. Openbare ruimte: Ongeorganiseerd sporten in de openbare ruimte zoals fietsen, skaten en wandelen is sterk in opkomst en zal nog verder toenemen. Voor de gemeente Nederweert is stimulering van deze vorm van sporten en bewegen mogelijk door faciliteiten te realiseren c.q. te onderhouden dan wel door derden te stimuleren dergelijke faciliteiten aan te leggen en te onderhouden o.a. in natuurgebieden. Hierbij kan gedacht worden aan wandelpaden, fiets- en skateroutes, ruiterpaden etc. met voldoende rustplaatsen. Samenhang met recreatie en toerisme. Hierbij kan samenwerking plaatsvinden met woningbouwcorporaties (gebeurt ook in Woudrichem en Eemsmond).
26
BP-E
Samenwerking tussen gemeenten Door demografische ontwikkelingen als krimp en vergrijzing en doordat veel gemeenten kampen met bezuinigingen gaan gemeenten opzoek naar schaalvergroting. Dit kan door middel van het stimuleren en creëren van multifunctionele voorzieningen en clusteren van voorzieningen, maar ook door samenwerking met buurgemeenten. Door de samenwerking ontstaat er een betere kostenbaten verhouding en wordt het maatschappelijk rendement verhoogd19. Er kan immers efficiënter gewerkt worden. Een regionaal voorbeeld is het gezamenlijke zwembad van Appingedam en Delfzijl. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van het Regionaal Woon- en leefbaarheidsplan Oost – Groningen, waar ook Winsum deel vanuit maakt. Hierin wordt onderzoek voorgesteld naar de exploitatie van bovengemeentelijke sportvoorzieningen en de mogelijkheden om deze exploitatielasten omlaag te brengen door onder andere samenwerking. In Noord- Limburg, dat net als Oost-Groningen te maken heeft met krimp, wordt al op succesvolle wijze samengewerkt: Regioplan Sport Noord-Limburg 2012-2015. Samenwerking tussen de gemeenten Beesel en, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venray en Venlo. Komt voort uit een eerdere samenwerking die alleen gericht was op mensen met een beperking. Dit plan is ingegeven door bezuinigingen en de steeds groter wordende nadruk op intergemeentelijke samenwerking. Men gaat uit van kosten- en kennisefficëntie. Ook gericht op het werven, boeien en binden van mensen. De nadruk op buurt en wijk blijft ook omdat daar in termen van leefbaarheid en maatschappelijke doelen veel te bereiken is. Er is sprake van één projectorganisatie. Er is sprake van samenwerking op het gebied van: 1. Topsport en breedtesport: gezamenlijke ondersteuning topsporters en sportverenigingen (belangrijkste partners bij uitvoering sport en beweegbeleid). Samenwerking met: Sportbonden, Huis voor de Sport, Topsport Limburg, verenigingen en VIA VVV. Door: gezamenlijk cursusaanbod voor verenigingen, sporttakspecifieke ondersteuning waarbij gekeken wordt naar mogelijkheden van delen trainers, technisch kader. Daarnaast advisering mbt sporttakoverschrijdende samenwerking in sportparken, MFA en samenwerking tussen verenigingen, dit heeft op verschillende plekken al tot omniverenigingen geleid. Ondersteuning topsport, maar vooral inzet topsport bij stimuleren breedtesport dmv voorbeeldfunctie, themaavonden en het Organiseren van (topsport)evenementen 2. Sport en welzijn/zorg: gezamenlijke aanpak bij overgewicht jongeren, bewegingsarmoede bij mensen met een beperking en de doelgroep 20-50. Samenwerking met: Iedereen kan Sporten, GGD, Zorgverzekeraar, bedrijven, evenementen als de Venloop. Er is sprake van een intergemeentelijk en integrale aanpak. Met intergemeentelijke aanpak probeert men meer te bereiken bij partijen als zorgverzekeraars en Zonmw.. De middengroep wil men bereiken dmv bedrijfssport, wandel- en fietsnetwerken, evenementen, meer aansluiting van behoeften deze groep bij aanbod verenigingen. 3. Sport en ruimte: gezamenlijke planning en afstemming bovenlokale voorzieningen.
Ook wordt gekozen voor samenwerking ten aanzien van mensen met een beperking, omdat voorzieningen voor die doelgroep op gemeentelijk niveau nauwelijks te realiseren zijn. Projectplan Midden-Limburg (2009-2012). Samenwerking tussen de gemeenten Nederweert, EchtSusteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen, Roermond en Weert gericht op gehandicaptensport. Aandachtspunt: Het is lastig om tot een evenwichtige verdeling van aanbod in regio te komen, voorzieningen zijn ’s avonds vaak bezet, toegankelijkheid van voorzieningen. Sterke punten: veel aanhaak mogelijkheden op landelijk en provinciaal niveau, breed sport aanbod.
W.J.H. Mulier Instituut. Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sport- en beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch, juni 2011. 19
27
BP-E
De provincie Groningen wil een regievoerende rol spelen ten aanzien van het sporten voor gehandicapten, maar ook ten aanzien van andere zaken. Samenwerking gefaciliteerd door provincie Groningen De provincie wil zich inzetten om de provinciale basisinfrastructuur in stand te houden op het gebied van sport, met het accent op het verbinden van partijen binnen en buiten de sport en het bieden van een platform voor de sport. Daarnaast wil de provincie zich inspannen om het sportaanbod zo veel mogelijk te behouden in de krimpgebieden. De provinciale rol ligt op het vlak van regievoering, het nemen van initiatief of het leggen van verbindingen. Meer dan voorheen richt de provincie zich op sport op bovenlokaal of provinciaal niveau. Dit betekent dat de provincie zich terugtrekt uit het gemeentelijke domein en geen ondersteuning (ook niet financieel) meer verleent aan de verenigingsondersteuning of andere gemeentelijke projecten en activiteiten, zoals Buurt- Onderwijs en Sport-projecten. De provincie maakt de volgende beleidskeuzes die inzetten op samenwerking en kennisdeling: 1. Ondersteunen van kennis- en dienstencentrum Sport: Sportplein Groningen. Het centrum heeft als doel het bevorderen en verbeteren van de samenwerking en afstemming tussen de vele sport(gerelateerde) organisaties in de stad en provincie, en het uitvoeren van gezamenlijke programma’s en projecten ten behoeve van de sport. Sportplein Groningen is bedoeld om op het gebied van sport en bewegen kennis vergaren (o.a. door het doen van onderzoek) en te delen, beleid te ontwikkelen en over beleid te adviseren en dienstverlening op elkaar af te stemmen. Vervolgens komen de partners tot plannen en activiteiten ter verbetering van de sport in de provincie Groningen. Door krachten te bundelen kunnen mogelijk nieuwe financiële middelen voor de sport in Groningen worden gegenereerd Samenwerkingspartners zijn: het Universitair Medisch Centrum Groningen, Huis voor de Sport Groningen, Topsport Noord, de RUG, Hanzehogeschool Groningen, Alfacollege, Noorderpoortcollege, provincie Groningen en gemeente Groningen. Beoogde afnemers zijn de samenwerkingspartners, alle Groninger gemeenten, sportverenigingen, sportbonden, commerciële sportaanbieders, GGD, verzekeraars, onderwijs, Welzijns en zorginstelling. etc 2. Faciliteren van regionale initiatieven in krimpgebieden in relatie tot sport(voorzieningen). De provincie wil hier samen met de regio’s aan werken. Plannen worden ingebed in de Regionale Woon- en Leefbaarheidsplannen en er wordt aansluiting gezocht bij het Masterplan 'Zorg voor de Toekomst Noord- en Oost-Groningen'. 3. Ondersteunen van mensen met een beperking. Doordat per gemeente sprake is van kleine aantallen is een provinciale aanpak gewenst. Zo kunnen gezorgd worden voor het behoud van opgebouwde expertise en verbreden van het aanbod. Huis voor de Sport Veel gemeenten in de provincie Groningen, waaronder Winsum, werken in meer of mindere mate samen met het Huis voor de Sport Groningen (HvdS). Het HvdS initieert sport- en beweegprojecten en heeft in meerdere gemeenten een sportconsulent die bijvoorbeeld verbinding legt tussen onderwijs, zorg en sport en een rol speelt bij het werven van subsidies. Daarnaast verleent het HvdS ondersteuning aan verenigingen op het gebied van bijvoorbeeld samenwerking tussen verenigingen, bestuursfuncties en vrijwilligersproblematiek. Over het algemeen zijn de bekeken gemeenten zeer tevreden over het HvdS. Kleinere gemeenten vinden het echter beperkt wat de consulent kan doen voor de bijdrage die ze leveren (€0,50 per inw). Ook is er in meerdere gemeenten vanuit de verenigingen weinig behoefte aan het raadplegen van het HvdS. Financieel gezien vindt bijvoorbeeld de gemeente Bedum het niet rendabel om (op intensieve wijze) samen te werken met HvdS. Het College gaat diensten inkopen al naar gelang de vraag van verenigingen.
28
BP-E
4.6.
Bezuinigen en stimuleren door integraal werken
Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven wordt sport in hoge mate gezien als middel om verschillende maatschappelijke doelen als sociale activering, een gezonde levensstijl en leefbaarheid te bevorderen. Om deze doelen ook daadwerkelijk te bereiken is integraal beleid en “sportinclusief” denken op andere beleidsterreinen noodzakelijk. Omdat bij integraal werken budgetten worden gekoppeld, kunnen op die manier stimuleringsgelden voor sport gerealiseerd worden. Zo kunnen bijvoorbeeld budgetten uit het gezondheidsbeleid en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) gekoppeld worden aan sport. De rekenkamercommissie van Bedum concludeert over integraliteit: het ontbreken van expliciete keuzes en samenhang tussen visie, beleid, programma, uitvoering en monitoring beperkt de mogelijkheden voor sturing. Hier liggen mogelijkheden voor efficiency winst.
Alle gemeenten besteden aandacht aan integraliteit, veel gemeenten brengen hierbij in beeld op welke beleidsterreinen samengewerkt kan worden op het gebied van sport. De gemeente Winsum heeft dit in de huidige sportnota ook gedaan20 . Uit onderzoek van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen21 blijkt dat het meest wordt samengewerkt tussen sport en de volgende beleidsvelden: Jeugd 88% Gezondheid 82% Onderwijs 72% ( o.a. bewegingsonderwijs, brede scholen) Welzijn 58% (o.a. Wmo en kinderopvang) Ouderen 57% Wmo 53% Veel verschillende beleidsthema’s komen samen in de Wmo. De Wmo wordt dan ook, door meerdere van de bekeken gemeenten, gebruikt als kapstok voor de integraliteit. Het motto van de Wmo is meedoen. Dat wil zeggen dat alle burgers jong of oud, met of zonder beperkingen, autochtoon of allochtoon aan álle facetten van de samenleving moeten kunnen meedoen. Er zijn daarvoor negen prestatievelden benoemd, waarvan vier van belang zijn voor het sportbeleid al dan niet in combinatie met andere beleidsvelden: • Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten (prestatieveld 1). Sport is een middel om mensen te binden. Dit leidt tot sociale samenhang. Sport is een middel om specifieke doelgroepen te laten participeren in de maatschappij. Sport heeft een positief effect op normen en waarden. Sportverenigingen zijn van belang als het gaat om leefbaarheid in een wijk. • Preventieve ondersteuning jeugd (prestatieveld 2). Sport heeft een positief effect op lichamelijke en geestelijke gezondheid, sociale contacten, normen en waarden, voorkomen van overlast. • Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking en ouderen (prestatieveld 5 en 6). Ouderen en mensen met een beperking vormen één van de doelgroepen van landelijk, provinciaal en gemeentelijk sportstimuleringsbeleid. Sport heeft een positief effect op lichamelijke en Dit stond destijds nog in de kinderschoenen en was een eerste overzicht. W.J.H. Mulier Instituut. Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sport- en beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch, juni 2011. 20 21
29
BP-E
•
geestelijke gezondheid. Sport kan het gevoel van eigenwaarde versterken en is een middel om te kunnen participeren in de samenleving. Mantelzorg en vrijwilligers (prestatieveld 4). Sportverenigingen vinden hun basis in vrijwilligerswerk en ondervinden problemen met het vinden hiervan. Het is daarom van belang aandacht te besteden aan vrijwilligers in de sport. Hier ligt óók een relatie met het beleidsterrein Werk en scholing: I/D banen, scholing vrijwilligers
Overige beleidsterreinen waarop ook wordt samengewerkt zijn: Zorg en inkomen: o.a. Sport als sociale activering, Blessurepreventie, minima beleid: (voorkomen dat mensen niet kunnen sporten omdat ze geen geld hebben). Wet en regelgeving: o.a. OZB, Milieubeheer, horecawet. Toerisme en recreatie op het gebied van ongeorganiseerde sport. Beheer en openbare ruimte: o.a. op het gebied van sociale veiligheid, (multifunctionele)accommodaties en groenbeleid.
4.7.
Effecten van bezuiningsstrategieën
Er is in zeer beperkte mate inzicht in wat de bezuinigheden in termen van bedragen opleveren. Dit is ook zeer lastig te vergelijken tussen gemeenten omdat deze variëren in grootte, begrote bedragen en bezuinigingstaakstellingen. In algemene zin is te zeggen dat veranderingen in subsidiebeleid en tarieven tot besparingen en een meer stimulerend beleid hebben geleid. Ook de overige bezuinigingsstrategieën leverden efficiency- en inhoudelijke voordelen op. Door samenwerken en integraal werken kunnen werkzaamheden en personeel gecombineerd worden. Tegelijkertijd wordt het stimuleringsbeleid inhoudelijk sterker omdat vanuit verschillende invalshoeken hiertoe input geleverd wordt. Hier draagt ook de interactieve benadering van het betrekken van burgers aan bij.
30
BP-E
5. Sportstimulering In het vorige hoofdstuk zijn bij de onderwerpen subsidies en tarieven en samenwerking al een aantal stimuleringsmaatregelen genoemd. In dit hoofdstuk wordt expliciet ingegaan op sportstimulering. Niet alleen voor de gemeente Winsum is sportstimulering een doel, alle bekeken gemeenten richten zich in meer of mindere mate op sportstimulering. Hierbij richten ook al deze gemeenten hun pijlen op de specifieke doelgroepen jeugd, ouderen en mensen met een beperking. Daarnaast is er expliciete aandacht voor mensen met een laag inkomen. Landelijk gezien richt 86% van de gemeenten zich bij het stimuleringsbeleid op specifieke doelgroepen: jeugd, ouderen, mensen met een beperking, mensen met een laag inkomen, allochtonen en mensen uit achterstandswijken. De waarde die gemeenten hechten aan sportstimulering is groot. Bij de recessiepeiling die in 2012 is gehouden 22, wordt door 65% van de gemeenten aangegeven dat niet bezuinigd wordt op sportstimulering. Met name de sportstimuleringsprojecten en school- en sportprojecten worden veelal ontzien bij de bezuinigingen.
5.1.
Aansluiting bij landelijke regelingen en initiatieven
Een gemeenschappelijke deler van alle bekeken gemeenten is dat al deze gemeenten aansluiting hebben gezocht bij landelijke subsidieregelingen. Dit zijn allen regelingen op het gebied van sportstimulering. Het gaat in de kern om één type regeling die telkens onder een andere naam voortgang heeft gekregen. In chronologische volgorde betreft het hier: Breedtesport-Impuls (BSI) 2000-2006; Buurt Ondewijs Sport (BOS)-impuls; Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) (2010); Programma sport en bewegen in de buurt. Deze regelingen stimuleren allen een actieve levensstijl en kennen allen (in meer of mindere mate) de aandachtsgebieden wijk, school, werk en zorg. Meerdere partijen (gemeenten, sportorganisaties, bedrijven en andere maatschappelijke organisaties) werken samen om de gezondheid van “te weinig actieve” burgers te stimuleren door hen activiteiten aan te bieden op het gebied van sport, spel, fitness en beweging in het ‘gewone’ dagelijkse leven. De gemeente Winsum heeft deelgenomen aan deze regelingen. Bij de Breedtesportimpuls is daarnaast aansluiting gezocht bij het provinciale plan “Samen sterk voor de lokale sport”. Hieronder vielen de projecten: • sport in het basisonderwijs; • Sport en 55+; • Sport in het voortgezet onderwijs. Het meest recente programma is het Programma Sport en Bewegen in de Buurt (deze loopt tot 2016). De gemeente Winsum heeft de intentieverklaring getekend om deel te nemen aan deze subsidieregeling. Uitgangspunt van de subsidie is, naast de bovenstaande gemene deler tussen de regelingen, meer maatwerk op lokaal niveau. De nadruk ligt op het leggen van verbindingen tussen sport- en beweegaanbieders en andere partijen (onderwijs, maatschappelijke organisaties, school, Velthuizen, K.(2012). Recessiepeiling gemeentelijk sportbeleid 2012. Over bezuinigingen op sport(beleid). Hogeschool van Arnhem Nijmegen in opdracht van de Vereniging voor Sport en Gemeenten. 22
31
BP-E
werk). De inzet van de middelen is gericht op het daadwerkelijk realiseren van meer passend sporten beweegaanbod dat aansluit bij de ontwikkelingen die geschetst zijn in hoofdstuk 2. Het Ministerie van VWS wil dit realiseren door te investeren in uitbreiding en een bredere inzet van Buurtsportcoaches. De Buurtsportcoaches (voorheen combinatiefunctionarissen) zijn in dienst bij één werkgever, maar op tenminste twee beleidsvelden werkzaam (onderwijs, sport, zorg, ‘werk’ ). Hij of zij dient de samenhang tussen verschillende sectoren en sport een impuls te geven. Een buurtsportcoach kan bijvoorbeeld ingezet worden om een samenwerkingsverband te creëren in een buurt of kern, zorg met sport te verbinden of sportieve naschoolse opvang vorm te geven (hierbij wordt bijvoorbeeld een samenwerking gecreëerd tussen scholen, opvang, sportverenigingen en de wijk of kern) . Ook kan de coach worden ingezet om vanuit de behoeften van de inwoners een vernieuwd sportaanbod op te zetten volgens het concept Sportdorp23. De Sportimpuls kent voorts een ‘Menukaart Sportimpuls’: een lijst met effectieve maatregelen van andere gemeenten. Gemeenten die al werken met een combinatiefunctionaris/buurtsportcoach geven de volgende effecten aan: Sportverenigingen werken meer samen met scholen; Betrokkenheid bij sportverenigingen is versterkt ; Sportaanbod buiten schooltijd is vergroot ; Sport- en beweeggedrag van de jeugd is bevorderd; Samenwerking tussen betrokken instellingen is verbeterd; Meer buurt-sport activiteiten. Sportdorpenmodel Een ander landelijk initiatief is het Sportdorpenmodel24 dat in vijf Groningse dorpen (waaronder Bellingwedde) als pilotproject wordt toegepast. Het sportdorpenmodel komt voort uit de wens van de nationale overheid om sportverenigingen te helpen hun aanbod te vernieuwen (op basis van de geschetste ontwikkelingen in hoofdstuk 2). Sportkoepel NOC*NSF realiseert – in opdracht van VWS – 17 ‘proeftuinen nieuwe sportmogelijkheden’. Hierin werken sportverenigingen aan een nieuw sportaanbod. Zij spreken nieuwe doelgroepen aan, verzinnen nieuwe sporten en verbeteren de toegang. Denk bijvoorbeeld aan Wii-fit in teamverband, sporten op het werk of in het verzorgingscentrum. De essentie van het sportdorpenproject is: 1. actief bewoners benaderen naar hun sport-/beweegwensen; 2. nieuw sportaanbod aanbieden; 3. het onderbrengen van dit aanbod bij een vereniging of als tijdelijk project en; 4. samenwerking tussen verenigingen/instanties bevorderen. Jeugdsportfonds Om het sporten voor kinderen van mensen met een laag inkomen toch mogelijk te maken is het jeugdsportfonds opgericht. Het jeugdsportfonds is bedoeld voor kinderen uit gezinnen met een inkomen op of rond het minimumloon. Het is een zeer laagdrempelig fonds. Mensen hoeven zelf geen aanvraag in te dienen. Dit kan een intermediair doen zoals een leerkracht, huisarts of bureau jeugdzorg. Het is niet nodig om inkomensgegevens in te dienen. De bijdrage van het jeugdsportfonds is bedoeld voor contributie, sportkleding en sportmaterialen. Landelijk en provinciaal hebben zich al tal van gemeenten aangesloten bij het jeugdsportfonds. Deze gemeenten leveren volgens een Dit wordt ook aangegeven in ‘het Rapport gemeente Winsum inventarisatie’ door het Huis voor de Sport (oktober 2012). 24 Dit is hierboven genoemd in combinatie met de Buurtcoaches. 23
32
BP-E
bepaalde verdeelsleutel een bijdrage aan het fonds. Het fonds verdubbelt de bijdrage. Op die manier kunnen met gemeentelijk budget twee maal zoveel kinderen sporten. Het is voor gemeenten van belang op de hoogte te blijven van landelijke en regionale regelingen. Gemeenten blijven op de hoogte van landelijke en regionale stimuleringsregelingen door: Lidmaatschap Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) Huis voor de Sport Overzicht NOC*NSF
5.2.
Sportstimulering en bezuinigen: het maken van keuzes
Zoals hierboven al is aangegeven wordt op sportstimuleringsprojecten en school- en sportprojecten nauwelijks bezuinigd. In het verlengde hiervan wordt door 70% van de gemeenten ook niet bezuinigd op buurtsportcoaches (voorheen combinatiefunctionarissen). Aan deze regeling zijn voor gemeenten echter wel kosten verbonden. Het eerste jaar vergoedt het Rijk 100% van kosten, de jaren daarna 40%. De overige 60% moet de gemeente uit eigen middelen en cofinanciering van derden dekken. Het aantal FTE waarvoor de gemeenten in aanmerking komt is afhankelijk van de grootte van de gemeente. Het hoeft echter niet zo te zijn dat de benodigde 60% uit nieuw beleidsgeld gevonden moet worden. Het gebruiken van bestaande middelen uit sport, cultuur, onderwijs, brede school, WMO, leefbaarheid en veiligheid biedt vele kansen25 . Naast dat de kosten voor buurtsportcoaches voor de gemeenten relatief laag zijn, kunnen buurtsportcoaches ook een bijdrage leveren aan de bezuinigingen. De taak van deze coaches kan bijvoorbeeld, zoals hierboven beschreven, onder andere bestaan uit het zorgdragen voor een efficiëntere benutting en hogere bezettingsgraad van accommodaties. Daarnaast zetten deze functionarissen vaak het huidige stimuleringsbeleid voort. Een buurtsportcoach levert dus enerzijds veel voordelen op, maar kost anderzijds toch dusdanig veel geld dat een aantal van de bekeken gemeenten toch de keuze moet maken tussen stimuleren door middel van de buurtsportcoach of stimuleren door andere projecten. Dit is bijvoorbeeld het geval in het Oldambt: Er wordt een afwegingsnotitie gemaakt waarin gemeentelijk stimuleringsbeleid wordt afgezet tegen de opbrengsten van het aanstellen van een combinatiefunctionaris (beiden is niet mogelijk). Combinatiefunctionaris lijkt nuttig, maar kost zoveel dat andere zaken niet meer mogelijk zijn.
Er zijn om die reden ook gemeenten die na de regeling ervoor kiezen om de buurtsportcoach op andere wijze voort te zetten. De buurtsportcoach wordt dan bijvoorbeeld uitsluitend aangesteld als vakleerkracht, opgestarte projecten draaien uit zichzelf en nieuwe stimuleringsprojecten worden opgestart.
Wetering, H. van de (2010). Bezuinigen op sport: uitdagingen voor de gemeente. In: Vrijetijdsstudies, jrg 28, nr. 1. 25
33
BP-E
6. Verenigingen, overige sportaanbieders en de rol van de gemeente 6.1.
Inleiding
Zoals in de huidige sportnota van Winsum staat ‘sportverenigingen zijn sociale structuren, waar groepsbinding, gezamenlijke waarden en normen, zelfwerkzaamheid, integratie en participatie een belangrijke rol spelen. Zij zijn dan ook belangrijke uitvoeringspartners bij het realiseren van de gemeentelijke maatschappelijke doelen’. Zinsneden als deze zijn in veel van de bekeken sportnota’s te vinden. Door de in hoofdstuk 2 geschetste ontwikkelingen in de samenleving als individualisering, maar ook door demografische krimp kampen verenigingen met problemen. De twee typen problemen waar verenigingen bij bijna alle bekeken gemeenten mee kampen zijn:
6.2.
Het lastig vinden van vrijwilligers voor zowel onderhouds-, beheers- en sport gerelateerde taken (technische taken) als bestuurstaken (kadertaken). In de loop der jaren is de taak van vrijwilligers door wet- en regelgeving steeds lastiger geworden. Tezamen met het feit dat men een meer consumptieve houding heeft, maakt het vinden van vrijwilligers moeilijk. In hoofdstuk 3 is aangegeven dat dit probleem voor geprivatiseerde verenigingen nog groter is dan voor niet geprivatiseerde verenigingen. Ook in de gemeente Winsum kampen verenigingen met dit probleem: meer dan de helft van de sportverenigingen heeft voldoende beschikking over bestuursleden, trainers en vrijwilligers, maar de andere helft van de sportverenigingen ervaart dit als een knelpunt26. Mogelijke oplossingen voor het vrijwilligersprobleem komen in paragraaf 6.4. aan de orde. Financiële problemen. Dit probleem hangt mede samen met het tekort aan vrijwilligers. Hierdoor zijn verenigingen soms gedwongen mensen in dienst te nemen. Daarnaast hebben verenigingen te maken met hogere tarieven, afnemende subsidies en bij privatisering hogere onderhoudskosten. Ook is er bij een deel van de verenigingen sprake van een afname van het ledenaantal vanwege demografische ontwikkelingen en veranderende interesse. Mogelijk oplossingen/verbeterpunten voor financiële problemen en de daaraan ten grondslag liggende problemen van verenigingen worden hieronder besproken. Het grootste deel van de sportverenigingen van Winsum geeft overigens aan dat haar financiële positie gezond is, zoals blijkt uit een door het Huis voor de Sport (2012) afgenomen enquête.
Samenwerking tussen sportverenigingen
Samenwerking tussen sportverenigingen kan, zoals in hoofdstuk 4 is te zien, niet alleen voordelen opleveren voor verenigingen ten aan zien van de vrijwilligersproblematiek en efficiency, maar ook voor gemeenten (clustering, multifunctioneel gebruik, samenwerking tussen verenigingen en andere organisaties bij stimulering, bijdrage aan beleid). Uit de bekeken stukken blijkt dat op veel verschillende manieren vormgegeven wordt aan deze samenwerking: 1. Delen van accommodaties (clusteren). Voordelen: meer vrijwilligers beschikbaar voor onderhoud en beheer van de accommodatie en financiële voordelen; Nadelen: planning op drukke dagen en gewilde tijden. 2. Fusie tussen twee of meer verenigingen van dezelfde tak van sport. Voordelen: dezelfde als onder 1 plus dat ook voor het kader minder vrijwilligers nodig zijn en dat er meer leden zijn; 26
Bron: ‘Rapport gemeente Winsum inventarisatie’ door het Huis voor de Sport (oktober 2012).
34
BP-E
3.
4.
Nadelen: de cultuur van verenigingen kan verloren gaan, dit wordt door sommige verenigingen als nadeel en zelfs onoverkomelijk gezien. Veel verenigingen zijn echter realistisch. Omniverenigingen waarbij verenigingen van verschillende takken van sport fuseren Voordelen: zelfde als onder 1 plus dat er een breder aanbod is voor leden en makkelijker een nieuw aanbod gecreëerd kan worden’; Nadelen: zelfde als onder 2en 3. In een stichting, zoals bijvoorbeeld bij privatisering van een binnensportaccommodatie vaak het geval is. Voordelen: zelfde als onder 3, plus dat alle verenigingen daarnaast op zichzelf blijven zodat er geen sprake is van verlies van de verenigingscultuur. Nadelen: planning op drukke dagen en gewilde dagen, maar dit is vaak ook zonder stichting al het geval bij binnensportaccommodaties.
Naast bovenstaande samenwerking tussen verenigingen is er in veel gemeenten ook sprake van een commissie of sportraad, deze zijn al in hoofdstuk 4 besproken. Naast dat dergelijke commissies of raden een bijdrage kunnen leveren aan het gemeentelijk beleid kunnen ze ook dienen om onderling kennis te delen, problemen aan te pakken of activiteiten te organiseren. In Heeze-Leende is sprake van een zeer succesvolle en professionele samenwerking tussen verenigingen, waarbij allerlei subcommissies zijn gevormd waar verenigingen door schaalvergroting hun (financieel)voordeel mee kunnen doen:
De Sportraad Heeze-Leende is een vertegenwoordiging van alle sportverenigingen en is voor elke sport van verenigingen, tot loopgroepen, gehandicaptensport en commerciële sportcentra. De Sportraad is naast een klankbord ook een adviserend orgaan voor de gemeente als het gaat om vorming en uitvoering van beleid. De Sportraad behartigd de belangen van de sportverenigingen. De Sportraad stuurt daarnaast de commissies (o.a. sponsor-, promotie-, accommodatie- commissie) aan. De leden van de sportraad betalen contributie naar rato. De sportraad ontvangt daarnaast een subsidie. De sponsorcommissie wordt gevormd door een vertegenwoordiging van de diverse sporttakken. Deze sponsorcommissie is verantwoordelijk voor gezamenlijke sponsorconcepten waarmee de deelnemende sportverenigingen extra inkomsten genereren. Daarnaast staan wordt in de sponsorcommissie kennis gedeeld en actie genomen om de verenigingen financieel gezond te houden. Onder andere contributiesystemen en gezamenlijke inkoop zijn thema’s die aan de orde komen.
6.3.
Nieuw aanbod en rol bij stimuleren.
Zoals in hoofdstuk 2 was te zien is door individualisering en vergrijzing de vraag naar sport veranderd. Hierdoor krijgen of hebben verenigingen te maken met een afnemende ledenaantal. Door het Nederlands Instituut Sport en Bewegen (NISB) wordt geconstateerd dat sportverenigingen niet voldoende ‘marktgericht’ denken bij de oplossing van dit probleem. Ze hebben onvoldoende oog voor nieuwe trends en vragen zich onvoldoende af op welke wijze men nieuwe doelgroepen bij de vereniging kan betrekken. Hierdoor worden kansen gemist om nieuwe leden te binden met nieuwe sportactiviteiten. Verenigingen zouden moeten samenwerken aan een breed en gevarieerd aanbod. Hierbij is ook samenwerking nodig met andere organisaties. Aan deze samenwerking is in hoofdstuk 4 en 5 (de buurtsportcoach) aandacht besteed. Vanwege de belangrijke rol van sportverenigingen in de samenleving is een actieve rol van de gemeente hierbij, en bij ander problemen van sportverenigingen, gewenst. Dit komt in de volgende paragraaf aan de orde.
35
BP-E
Ouderen Omdat de meeste leden van sportverenigingen jeugdige leden zijn, wordt vergrijzing in verband gebracht met een afnemend leden aantal. Er zijn echter verenigingen en gemeenten die hier kansen in zien: De groep 55+ heeft steeds meer tijd en is dus een goede markt om vrijwilligers te werven; De groep 55+ bestaat, ook in de gemeente Winsum, voor het grootste deel uit ongeorganiseerde sporters. Tegelijkertijd geeft deze groep ook aan behoefte te hebben aan structurele activiteiten en sociale contacten. Met het inspelen op de behoeften van deze groep, ligt een markt open voor nieuwe leden. Aandachtspunten/succesfactoren: Bij het werven van oudere leden moet rekening gehouden worden met het feit dat deze groep te maken krijgt met fysieke beperkingen. Verenigingen die al bezig zijn met het werven van oudere leden lossen dit op door (periodiek) samen te werken met bijvoorbeeld een fysiotherapeut. Daarnaast worden sportprojecten voor ouderen die op basis van subsidies gestart zijn (meestal in samenwerking met een ouderenvereniging en maatschappelijke organisaties) voortgezet bij of onder begeleiding van sportverenigingen. Op die manier kan de ontwikkelde werkwijze door de sportvereniging overgenomen worden. De buurtsportcoach kan hierbij ook een rol spelen; In hoofdstuk 5 is te zien dat door aan de sluiten bij de leefomgeving van mensen, deze ook beter bereikt kunnen worden. Voor ouderen gaat het hierbij om de buurt c.q. dorp en om zorg en gezondheid. Verenigingen die ouderen via een vertrouwde leefomgeving kennis laten maken met sport zijn succesvoller in het werven van leden. Mogelijkheden zijn om met dorpsraden, buurtverenigingen of zorginstellingen kennismakingslessen voor ouderen te organiseren. Voorbeelden: Een loopclub die Nordic Walking organiseert (bijvoorbeeld in Bedum); Een loopclub die sportief wandelen organiseert; Gymnastiekverenigingen die bewegen voor ouderen organiseert; Omniverenigingen (of samenwerking van verenigingen) die een gevarieerd beweegprogramma voor ouderen organiseert (naar aanleiding van enquête). Dit laatste is iets wat veel gedaan wordt. Jongeren Het aantal jongeren neemt af en ook de vraag van jongeren is veranderd. Jongeren haken af bij verenigingen omdat ze in het weekend in plaats van competitiespelen een bijbaantje hebben. Jongeren zijn een specifieke doelgroep van alle bekeken gemeenten: Onder jongeren is er sprake van een toenemend overgewicht, in de provincie Groningen is dit probleem groter dan in de rest van Nederland; Naast gevolgen voor de gezondheid, is sporten/bewegen een gezellige bezigheid en voorkomt het problemen als hangjongeren en andere overlast. Veel gemeenten proberen samen met sportverenigingen en andere organisaties hier wat aan te doen. Bijkomend voordeel voor verenigingen is dat zij hier wellicht leden aan overhouden. Aandachtspunten en succesfactoren zijn: Inspelen op behoeften van jongeren door het houden van een enquête en debatten. In Winsum is recent een enquête gehouden. Deze behoeften staan vaak niet ver af van het
36
BP-E
aanbod van verenigingen. Uit de enquête onder de jongeren van gemeente Winsum kwam bijvoorbeeld naar voren dat een bepaald sportaanbod gemist werd. Trampolinespringen kwam hierbij bijvoorbeeld naar voren. In andere gemeenten is trampolinespringen bijvoorbeeld onderdeel geworden van de gymnastiekvereniging. Jongeren hebben behoefte aan een gevarieerd aanbod zonder competitieverplichtingen. Trainingsgroepen van huidige sporten en omniverenigingen (of samenwerking tussen verenigingen) zijn hiervoor gebruikte oplossingen die door jongeren als succesvol worden beoordeeld. In het kader hiervan worden daarnaast kennismakingslessen op scholen gegeven en sportpassen geïntroduceerd (ook in de gemeente Winsum is dit het geval). Verenigingen proberen jongeren aan zich te binden en verbonden te houden door het met regelmaat organiseren van kampen en toernooien. Daarnaast zijn er verenigingen die proberen jongeren in te zetten als vrijwilliger om ze op die manier al vroeg bij de vereniging te betrekken.
Voor de doelgroep 20-50 jaar geldt tot op zekere hoogte hetzelfde: verenigingen spelen in op de behoeften en zorgen daarmee voor een meer gevarieerd aanbod. Voor deze doelgroep geldt dat de leefomgeving ‘werk’ van belang is. Samenwerking met het bedrijfsleven werpt hierbij zijn vruchten af. Mensen met een beperking Voor veel verenigingen en ook gemeenten is het te specifiek om activiteiten te organiseren voor mensen met een beperking. Dit wordt vaak op regionaal niveau aangepakt. De Provincie Groningen heeft aangegeven dat hier een rol voor de provincie/regio’s is weggelegd. Zie hiervoor ook hoofdstuk 4. Initiatieven binnen gemeenten zijn gebaseerd op nauwe samenwerking tussen gemeente, verenigingen, zorg en maatschappelijke organisaties. Het gaat dan vaak om fitness voor mensen met een beperking.
6.4.
Actieve rol gemeente
Alle bekeken gemeenten hechte veel waarde aan de sociale, maatschappelijke functie van sportverenigingen om die reden zetten zij zich allemaal in meer of mindere mate in voor de problemen die verenigingen ondervinden. Gemeente voelen zich mede verantwoordelijk voor het aanpakken van de knelpunten en organisatorische problemen van verenigingen, op inhoudelijk vlak is hierbij geen sprake van bemoeienis. Veel gebruikte vormen van ondersteuning zijn: Het stimuleren van schaalvergroting/onderlinge samenwerking door op te treden als bemiddelaar, oriëntatieavonden te organiseren; Het stimuleren van samenwerking met andere (niet sport) partijen zoals maatschappelijke organisaties, onderwijs en zorg. Het ondersteunen bij de vrijwilligersproblematiek. Dit wordt gedaan door verenigingen gebruik te laten maken van het vrijwilligerssteunpunt/de vrijwilligersbank van de gemeente/welzijnsorganisatie (Wmo), vrijwilligers in te zetten op basis van sociale activering (zoals I/Dbanen), de inzet van Maatschappelijke stages. Bij de inzet van dergelijke vrijwilligers geven verenigingen in sommige gevallen wel aan dat de coördinatie van taken en begeleiding van vrijwilligers meer tijd en aandacht vergt. Daarnaast ondersteunen veel gemeenten in het opleiden van vrijwilligers door het subsidiëren van kaderopleidingen en thema-avonden.
37
BP-E
Commerciële partijen Sportverenigingen zijn niet de enige uitvoeringspartners van gemeenten. Ook commerciële instellingen leveren, juist omdat minder mensen lid zijn van verenigingen en (al dan niet georganiseerd) sporten op individuele basis, een bijdrage aan de realisatie van die doelen. Om die reden worden ook commerciële partijen betrokken bij stimuleringsprojecten van gemeenten. In veel gemeenten zijn commerciële partijen dan ook lid van de sportraad. Gemeenten hanteren over het algemeen de regel dat commerciële partijen alleen financieel worden ondersteund, indien er sprake is van het dienen van het algemeen belang (vaak bij stimuleringsprojecten). Naast dat commerciële partijen worden betrokken bij stimuleringsprojecten, spelen zij ook een rol bij cofinanciering van bijvoorbeeld multifunctionele accommodaties. Ongeorganiseerde sport Een faalfactor/aandachtspunt bij de bekeken gemeenten blijkt de aandacht voor ongeorganiseerde sport te zijn. Juist omdat veel mensen ongeorganiseerd sporten is aandacht voor deze groep gewenst bij het stimuleren van sporten en bewegen. Het gaat hierbij om het aantrekkelijk en veilig maken van de openbare ruimte voor sporten. Hierbij gaat het om wandel- en fietspaden, skeelerroutes, vaarroutes maar ook om de aanleg van multifunctionele veldjes en beweegtrajecten in parken en recreatiegebieden. Ook verenigingen kunnen hierbij, zoals eerder besproken, een rol spelen door het beschikbaar stellen/ verhuren van kleedruimtes en accommodaties aan ongeorganiseerde sporters. De gemeente Pekela gaat bijvoorbeeld als volgt om met ongeorganiseerde sport: Een intensiever gebruik van de sportvelden voor ongeorganiseerd sporten wordt onderzocht, de openingstijden zijn nu beperkt. Langeafstandslopers zouden bijvoorbeeld ’s ochtends willen trainen, of de jeugd kan een balletje trappen. Dit draagt ook bij aan de leefbaarheid van de kernen.
Voor het geschikt maken van de openbare ruimte wordt door sommige gemeenten ook samengewerkt met woningbouwcorporaties (zie hoofdstuk 4). Daarnaast blijkt een integrale aanpak met de beleidsvelden openbare ruimte en recreatie/toerisme een succesfactor (zie hoofdstuk 5).
38
BP-E
7. Conclusie Op basis van het bovenstaande kan de centrale vraag van dit onderzoek beantwoord worden: Welke risico’s, mogelijkheden en onmogelijkheden zijn uit onderzoek en beleid van met de gemeente Winsum vergelijkbare plattelandsgemeenten af te leiden ten aanzien van privatisering van sportaccommodaties en bezuinigingsbeleid bij sport in relatie tot de bij het sportbeleid van de gemeente Winsum geformuleerde doelstellingen? Dit wordt gedaan aan de hand van de bij de centrale vraag gestelde onderzoeksvragen: Privatisering; 1. Welke ervaringen zijn opgedaan met privatisering van sportaccommodaties in vergelijkbare plattelandsgemeenten? Wanneer er sprake is van privatisering kiezen de meeste gemeenten voor het privatiseren van een deel van het onderhoud en de beheerstaken. Privatisering van buitensportaccommodaties gebeurt in de meeste gevallen aan verenigingen, privatisering van binnensportaccommodaties aan door verenigingen gevormde stichtingen en private exploitanten. a. Zijn er gemeenten met vergelijkbare doelstellingen zoals bij de gemeente Winsum? Bij alle bekeken gemeenten die privatisering hebben overwogen of in meer of mindere mate hebben doorgevoerd, was het realiseren van bezuinigingen één van de doelstellingen. In de meeste gevallen was het zelfs het hoofddoel. Ook voeren alle gemeenten een stimulerend sportbeleid. Bij die gemeenten waar al sprake was van (gedeeltelijke) privatisering is het aanbrengen van uniformiteit een additionele reden. b. Wat kan er gezegd worden over (de effecten van) het privatiseringsbeleid bij die gemeenten? Er kunnen vanwege een gebrek aan heldere doelstellingen en een gebrekkige financiële administratie nauwelijks uitspraken gedaan worden of en in welke mate de bezuiningstaakstelling gehaald is. Er valt wel op te merken sprake is van hoge opstartkosten vanwege het meegeven van een ‘bruidsschat’ en de opleverkosten (er is vaak sprake van achterstallig onderhoud). Daarnaast kom vaak de kosten van groot onderhoud na enkele jaren alsnog voor rekening van de gemeente vanwege ontoereikende financiën van en een gebrek aan deskundigheid bij verenigingen. Uniformiteit blijkt bij privatisering niet goed haalbaar vanwege de diversiteit in sportaccommodaties en het verschil in onderhoud van de accommodaties. Bij privatisering wordt maatwerk geleverd. Er kan wel enige uniformiteit aangebracht worden per tak van sport. c. Welke mechanismen of factoren bepaalden succes en falen? Hoewel geen uitspraken gedaan kunnen worden over het totale (besparende) effect van privatisering kunnen door het bestuderen van positieve en negatieve ervaringen wel een aantal succesfactoren/aandachtpunten worden geformuleerd:
39
Stimuleer verenigingen tot samenwerking. Samenwerking tussen verenigingen is één van de belangrijkste succesfactoren. De schaal van verenigingen bepaald de mate waarin ze
BP-E
• • •
financieel zelfredzaam zijn, zaken uit kunnen besteden met een goede onderhandelingspositie en het vrijwilligersprobleem aan kunnen pakken. Een dergelijke samenwerking maakt het ook mogelijk om groot onderhoud van de sportvoorziening zelf uit te kunnen besteden; Besteed aandacht aan inhoudelijke doelstellingen van privatisering en niet alleen aan de financiële aspecten (bezuinigingen); Zorg voor een duidelijke financiële administratie, met aandacht voor opstartkosten. Bekijk als gemeente of bij het overdragen van groot onderhoud van de sportvoorziening of de kosten daarvan opgebracht kunnen worden; Betrek partijen vroegtijdig. Daar waar gekozen is voor een open startpunt met voldoende inbreng van verenigingen en waarbij gewerkt is aan een gezamenlijk plan van aanpak, is sprake van een soepeler en sneller proces. Stel verder voor de onderhandelingen een MOP op en laat verenigingen hun wensen op papier zetten. Ook na het proces van privatisering is het van belang dat de onderlinge communicatie in stand wordt gehouden, er is bij verenigingen behoefte aan een contactpersoon bij de gemeente; Zorg voor deskundige ondersteuning en/of onpartijdige begeleiding (bijvoorbeeld in de vorm van een werkgroep). De kwaliteit van het procesmanagement vormt vaak een belangrijke succesfactor27; Maak duidelijke afspraken/overeenkomsten die gehandhaafd worden door bijvoorbeeld schouwen en het overleggen van de jaarrekening; Besteed aandacht aan gebruik door scholen. Het gaat hierbij om garantie van gebruik en tarieven. Ook voor de beheerder is het van belang dat de gemeente het gebruik garandeert in verband met de inkomsten; Verschaf duidelijkheid over eventuele veranderingen in gemeentelijke belastingen. Het komt voor dat verenigingen pas na verloop van tijd worden geconfronteerd met aanslagen van gemeentelijke heffingen of belastingen, niet zelden met terugwerkende kracht. Dit heeft bij verenigingen kwaad bloed gezet en heeft al geleid tot diverse procedures. Het is dan ook raadzaam om hierover in de voorbereiding van de privatisering aan de vereniging duidelijkheid te verschaffen.
Bezuinigingen 2. Welke ervaringen zijn opgedaan met bezuinigingsbeleid bij sport in vergelijkbare plattelandsgemeenten? a. Zijn er gemeenten met vergelijkbare doelstellingen zoals bij de gemeente Winsum? Alle onderzochte gemeenten voeren in meer of mindere mate een stimulerend beleid met aandacht voor de specifieke doelgroepen ouderen, jongeren en mensen met een beperking. De meeste gemeenten hebben dit vertaald in concrete doelstellingen. Daarnaast besteden veel gemeenten aandacht aan het uniformiseren van het subsidieen tarievenbeleid.
Van Dijk, van Someren en Partners BV ism NOC*NSF en het Instituut voor sport accommodaties (2000). Privatisering van sportaccommodaties: gevolgd en gevolgen. Eindrapport over de resultaten van een meerjarige studie van het proces en de effecten van de privatisering van vier sporthallen en vier sportparken in Nederland. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 27
40
BP-E
b. Wat kan er gezegd worden over (de effecten van) het bezuinigingsbeleid bij die gemeenten? Er is in zeer beperkte mate inzicht in wat de bezuinigingen in termen van bedragen opleveren. Dit is ook zeer lastig te vergelijken tussen gemeenten omdat deze variëren in grootte, begrote bedragen en bezuinigingstaakstellingen. In algemene zin is te zeggen dat veranderingen in het subsidiebeleid en de tarieven tot zowel besparingen als een meer stimulerend beleid hebben geleid (zie vraag 2c.). Ook de overige bezuinigingsstrategieën leverden meer efficiency en inhoudelijke voordelen op. Door samenwerken en integraal werken kunnen werkzaamheden en personeel gecombineerd worden. Tegelijkertijd wordt het stimuleringsbeleid inhoudelijk sterker omdat vanuit verschillende invalshoeken hiertoe input geleverd wordt. Hier draagt ook de interactieve benadering van het betrekken van burgers aan bij. Voor effecten op het gebied van uniformiteit, zie vraag 3. c. Welke mechanismen of factoren bepaalden succes en falen? Het belangrijkste mechanisme is, ook bij privatisering, samenwerken. Het gaat hierbij om samenwerking: • Met en tussen burgers; • Met en tussen sportverenigingen; • Met en tussen sportverenigingen, scholen, maatschappelijke organisaties, zorginstellingen, het bedrijfsleven en woningbouwcorporaties. De leefomgeving is hierbij bepalend voor welke organisaties met elkaar samenwerken. • Tussen gemeenten; • Op regionaal niveau, al dan niet gefacilieerd door de provincie Groningen; • Tussen beleidsvelden: integraal werken. Samenwerken kan veel verschillende vormen hebben van beleid maken en uitvoeren tot kennisdeling. De buurtsportcoach kan bij samenwerking een belangrijke rol spelen. Overige succesfactoren zijn: • Het herstructureren van het subsidiesysteem waarbij subsidies worden gekoppeld aan stimuleringsdoelen en prestatieafspraken. Waarderingssubsidies komen hierbij te vervallen. • Een andere beproefde subsidiemethode is het verstrekken van één subsidie ten behoeve van maatschappelijke participatie voor verschillende beleidsvelden. Overige subsidies komen te vervallen. • Subsidies voor onderhoud en beheer uitsluitend verstrekken aan basisvoorzieningen. Onderhoud van overige voorzieningen en overtollige voorzieningen komt voor rekening van de verenigingen. • Tarieven koppelen aan het onderscheid tussen: o Basisvoorziening en overige voorzieningen; o Per tak van sport; o Onderscheid tussen verenigingen en commerciële partijen; o Onderscheid tussen binnen en buiten gemeentegrenzen; o Op basis van ledenaantallen. • Het op de hoogte blijven en aansluiten bij landelijke en regionale initiatieven. Het Programma Sport en Bewegen in de buurt is een regeling die samenwerken en integraliteit als doel heeft.
41
BP-E
3. Welke overige sterke en zwakke punten zijn uit onderzoek en beleid van vergelijkbare plattelandsgemeenten af te leiden ten aanzien van de bij het sportbeleid van de gemeente Winsum geformuleerde doelstellingen? Ten aanzien van uniformiteit zijn de volgende aandachtspunten vast te stellen: • Het creëren van uniformiteit bij privatisering is lastig omdat het vaak maatwerk betreft. Uniformiteit is aan te brengen per tak van sport. • Uniformiteit in tarieven wordt bereikt door tarieven uit te splitsen naar de onder 2c beschreven categorieën. • Uniformiteit in het subsidiestelsel kan aangebracht worden door een duidelijke koppeling met prestaties en doelen en deze ook te hanteren bij het verstrekken van subsidies. Ten aanzien van verenigingen zijn de volgende aandachtpunten vast te stellen: • Verenigingen kampen met een probleem rond vrijwilligers, zowel qua aantal als qua deskundigheid. Alle onderzochte gemeenten zetten zich hiervoor in door bijvoorbeeld te putten uit een eigen vrijwilligerssteunpunt, inzet van maatschappelijke stages, gesubsidieerde banen en het scholen van vrijwilligers; • Verenigingen kampen met de afname van ledenaantallen of krijgen hier in de toekomst mee te maken. Het is van belang voor verenigingen om een nieuw aanbod te creëren. Omdat een nieuw, op de behoeften van burgers aangepast, aanbod ook noodzakelijk is voor het stimuleren van sporten en bewegen, verlenen gemeenten hier ook een ondersteunende, met name regievoerende rol. Het gaat hier bijvoorbeeld om het houden van een behoeftenonderzoek en het organiseren van bijeenkomsten met diverse partijen. Omdat een groot deel van de burgers op individuele basis sport is het van belang om ook aandacht te besteden aan ongeorganiseerde sport en commerciële sportaanbieders. Tot slot Een bevinding rond het beleid van de gemeenten Winsum is dat er reeds een aantal bezuinigingsstrategieën en stimuleringsmaatregelen wordt uitgevoerd of dat hiertoe de intentie is uitgesproken. Met dit onderzoek kunnen keuzes kunnen worden bevestigd, aangescherpt of van richting veranderen, aandachtspunten kunnen mogelijk verschuiven. Daarnaast kan met betrekking tot privatisering en uniformiseren dit onderzoek een ondersteunende rol spelen in het maken van keuzes.
42
BP-E
Bijlagen
43
BP-E
Bijlage 1 Overwegingen voor de Raad De gemeente Winsum is hard op weg om te komen tot een nieuwe sportnota. Onderliggend vergelijkend onderzoek dient om de gemeenteraad te helpen bij het maken van keuzes. Naast dit onderzoek zijn er in de gemeente Winsum zelf twee onderzoeken gedaan die een bijdrage leveren aan de nieuwe sportnota. Het gaat hierbij om: 1. De inventarisatie sportstimulering gemeente Winsum door het Huis voor de Sport, met als basis een onderzoek onder de inwoners en sportverenigingen van Winsum en een aantal gesprekken met sleutelfiguren; 2. Het Bouwstenenrapport, waarin een analyse van de accommodaties van Winsum (deel A)en mogelijke bezuinigingen hierop (Deel B) in beeld worden gebracht; 3. 1 en 2 komen samen in aantal voorstellen voor mogelijke bezuinigingen (‘zuur’) en voorstellen voor sportstimulering (‘zoet’) uitgewerkt in scenario´s. Naast deze rapportages geven de volgende stukken ook informatie over het (toekomstige) sportbeleid van de gemeente Winsum: Winsum Beweegt! Sportnota gemeente Winsum 2003-2015; Nota Herziening privatiseringsregeling sportterreinen. Opvallend is dat bovenstaande stukken28 veel overeenkomsten kennen en onderwerpen delen met de bevindingen uit onderliggend vergelijkend onderzoek. Hoewel dit rapport niet dient om de gemeente Winsum te vergelijken met andere gemeenten, kunnen wel een aantal overwegingen voor de Raad worden meegegeven met betrekking tot de nieuwe sportnota. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat de gemeente Winsum al bezig is met of na denkt over(on)mogelijkheden die in dit onderzoek zijn geschetst. Hieronder worden deze per thema weergegeven, met daarbij de overwegingen voor de Raad.
Privatisering Uit de nota Herziening privatiseringsregeling sportterreinen en deel A van het Bouwstenenrapport is af te leiden dat het eigendom van de opstallen (kleedkamers en kantines) in de gemeente Winsum vaak is geprivatiseerd aan sportverenigingen. Daarnaast zijn de sportvoorzieningen zelf (banen en velden) meest in eigendom van de gemeente. Het groot onderhoud is in de meeste gevallen in handen van de gemeente en het klein onderhoud in handen van de verenigingen. De gemeente Winsum wil welllicht nog verder privatiseren. Dit zou kunnen door het overdragen van eigendom van de sportvoorzieningen zelf of uit het overdragen van groot onderhoud. Uit onderliggend onderzoek blijkt echter dat: dit gepaard gaat met grote opleverkosten en kosten van een ‘bruidsschat’; het groot onderhoud bij privatisering vaak alsnog terechtkomt bij de gemeente; onderhoud van velden vaak te specialistisch is voor (kleine) verenigingen; bij overdracht van eigendom geen grip meer op het accommodatiebeleid is. Dit leidt tot de volgende overweging: Is verdere privatiseren wenselijk als blijkt dat het risico aanzienlijk is op hogere kosten in plaats van bezuinigingen?
Hierbij dient de opmerking te worden gemaakt dat deel B van het Bouwstenenrapport en de scenario’s zoals beschreven onder 3 nog niet beschikbaar zijn. 28
44
BP-E
Bezuinigingen en stimuleren Samenwerken met en tussen sportverenigingen, scholen, maatschappelijke organisaties en andere partijen. De nieuwe sportnota en onderliggende stukken (inventarisatie, bouwstenenrapport en scenario’s) komen op interactieve wijze tot stand. Ook bij de uitvoering van het sportbeleid spreekt de gemeente Winsum de intentie uit om met verschillende partijen samen te werken en samenwerking tussen partijen te stimuleren. De gemeente doet dit al in de huidige sportnota. Op dit moment is er voorts al sprake van samenwerking tussen sportverenigingen onderling en tussen sportverenigingen en het basisonderwijs. Enerzijds wordt in de huidige sportnota van Winsum aangegeven dat sportverenigingen belangrijke sociale structuren zijn en dat zij daarmee belangrijke uitvoeringspartners bij het realiseren van de gemeentelijke maatschappelijke doelen zijn. Anderzijds wordt aangegeven dat sportverenigingen niet zijn ingericht om een bredere rol in de maatschappij te spelen en hierbij ondersteuning nodig hebben. Ook sportverenigingen zelf geven dit aan. Tegelijkertijd geven zij (zoals beschreven in de huidige sportnota) aan waarde te hechten aan eigen initiatief en zelfstandigheid. Zowel in de huidige sportnota als in de inventarisatie schetst de gemeente mogelijkheden om sportverenigingen te ondersteunen. In de inventarisatie staat hierover: ‘Er is behoefte aan een regierol vanuit de gemeente voor het tot stand brengen van een integrale samenwerking tussen diverse beleidsvelden en partijen. De gemeente zou voorwaardenscheppend, faciliterend en stimulerend te werk kunnen gaan, waarbij vraaggericht wordt gewerkt, maar verenigingen en andere partijen zijn in eerste instantie zelf aan zet’. De gemeente Winsum beoogd een deel van de samenwerking vorm te laten krijgen met inzet van een Buurtsportcoach. De gemeenten heeft hiertoe de intentieverklaring tot deelname aan de subsidieregeling Sport en bewegen in de buurt ondertekend. Dit houdt onder meer in dat een Buurtcoach wordt aangesteld. De hoofdtaak van deze buurtcoach is het zorgdragen voor meer samenhang en samenwerking op het gebied van sport. In de inventarisatie wordt door het Huis voor de Sport een beeld geschetst van de mogelijke inzet van de buurtsportcoaches. Dit kan bijvoorbeeld als bruggenbouwer tussen de eerstelijns zorg- en sportaanbieders, als coach binnen een zorginstelling, als bruggenbouwer tussen onderwijs, kinderopvang en sport en als bruggenbouwer tussen het ouderenwerk en sportaanbieders. Ook wordt in de inventarisatie aandacht besteed aan de mogelijkheid tot inzet van een professional in dorpskernen om een samenwerkingsverband te creëren op kernniveau. Hierbij kan vervolgens vanuit de behoefte van de inwoners vernieuwd sportaanbod opgezet worden. Tot slot kan de buurtsportcoach ingezet worden ter bevordering van multifunctioneel gebruik van gebouwen. Kortom er zijn veel verschillende mogelijkheden voor de inzet van een Buurtsportcoach. Het is echter onmogelijk om een coach op al de geschetste mogelijkheden in te zetten. Het aantal Fte’s dat gesubsidieerd wordt is namelijk afhankelijk van het aantal inwoners van een gemeente. Het is dan ook verstandig om hier in de nieuw sportnota al aandacht aan te besteden. De overweging bij samenwerken is dan ook: Op welke manier wordt de Buurtsportcoach ingezet en op welke andere wijze wordt samenhang en samenwerking gecreëerd op de gebieden waar de buurtsportcoach niet wordt ingezet? Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat gemeenten die gebruik maken of maakten van een combinatiefunctionaris (zo werd een buurtsportcoach in vorige regelingen aangeduid), door de
45
BP-E
kosten van een dergelijke functie nauwelijks geld hebben om sport en bewegen op andere wijze te stimuleren. Om die reden kan het voor de gemeenten Winsum aantrekkelijk te zijn om, zoals ook wordt aangegeven in het inventarisatierapport, gebruik te maken van de ‘Menukaart Sportimpuls’. Dit is een lijst met effectieve maatregelen van andere gemeenten op het gebied van samenwerking en de inzet van buurtsportcoaches. Uit onderliggend onderzoek is voorts gebleken dat het steeds van belang is aan te sluiten bij de leefomgeving van burgers en de bij die leefomgeving horende partijen samen te brengen. Zie hiervoor pagina 26 van het rapport. De gemeente geeft zelf al aan een regievoerende rol te willen spelen, de kosten van het samenbrengen en samen laten werken van verschillende partijen hoeft niet veel (extra) geld te kosten. De sportverenigingen van Winsum hebben zelf al aangegeven zelfstandig en op basis van eigen initiatief te willen werken, voorbeelden zoals in Heeze-Leende (p. 25 en 35) wijzen uit dat door het stimuleren van dit eigen initiatief veel bereikt kan worden. Multifunctionaliteit en clusteren In de huidige sportnota van de gemeente Winsum wordt al aandacht geschonken aan multifunctionaliteit en het clusteren van sportaccommodaties. Er is ook al sprake van clustering. Zo maken de voetbalverenigingen van Ezinge, Feerwerd en Garnwerd in één vereniging gebruik van één voorziening. Voor de gemeente Winsum geldt voorts dat in de kern Winsum sprake is van een maximale bezetting van de sportaccommodaties, in de overige kernen niet. Naast dat sportaccommodaties multifunctioneel gebruikt kunnen worden, geldt dit echter ook voor bijvoorbeeld scholen en dorpshuizen. Multifunctionaliteit heeft niet alleen als voordeel bezuinigd kan worden, het draagt doordat voorzieningen dichtbij elkaar komen te liggen (bijvoorbeeld onderwijs en sport) ook bij aan sportstimulatie. Daarnaast maakt multifunctionaliteit een makkelijker om bepaalde voorzieningen in kernen in stand te houden. Een aanvullende overweging, waarbij het Bouwstenenrapport de basis zal zijn, is dan ook: Welke (sport)accommodaties en welke andere niet-sportfuncties lenen zich voor multifunctioneel gebruik ? De gemeente Winsum geeft in de huidige sportnota aan dat door clusteren bepaalde voorzieningen mogelijk uit kernen verdwijnen. Daarbij wordt aangegeven dat kwaliteit boven nabijheid gaat. De leefbaarheid in de kernen kan hiermee onder druk komen te staan. Ook hier is de gemeente zich, tenminste in de nota, van bewust. In het verlengde hiervan ligt het (bepalen van het) onderscheid tussen basis- en overige voorzieningen. Veel gemeenten definiëren wat basisvoorzieningen zijn en wat niet. Zij doen dit per niveau (kern-/hoofdkern/ gemeentebreed/bovengemeentelijk). De gemeente is vervolgens verantwoordelijk voor de basisvoorzieningen en de verenigingen of inwoners van kernen voor de overige voorzieningen. Ook voor de gemeente Winsum kan het van belang zijn een dergelijk onderscheid te maken. De overweging luidt dan ook: Wat zijn de basisvoorzieningen van de gemeente Winsum voor kernen, hoofdkernen en op gemeentelijk niveau? Samenwerken en samenhang tussen meerdere beleidsvelden (integraliteit) De gemeente Winsum geeft in de huidige beleidsnota een overzicht van samenhang tussen verschillende beleidsvelden en sport. Ook geeft ze daarbij aan dat er contacten tussen de diverse beleidsterreinen binnen de gemeente bestaat, maar dat sport nog onvoldoende tot zijn recht komt in andere beleidssectoren. De projectgroep die destijds de sportnota heeft geschreven, is ingezet als integrale werkgroep met als taak om raakvlakken tussen sport en andere beleidsterreinen te
46
BP-E
signaleren en de verschillende beleidstaken op elkaar af te stemmen. Hiervan zou nuttig gebruik gemaakt kunnen worden, de vraag is dan ook: Wat zijn de resultaten van deze werkgroep geweest? In welke mate is er reeds sprake van afstemming en samenwerking tussen beleidsterreinen op het gebied van sport? Behoeft deze samenwerking nog extra aandacht? Kan de samenwerking die binnen de gemeente al bestaat worden ingezet om extern tot meer samenwerking te komen? Bij het laatste gaat het om de vraag of de gemeente door interne samenwerking instaat is een (betere) regievoerende rol te spelen bij de samenwerking tussen sportverenigingen, onderwijs en maatschappelijke organisaties. Samenwerken met buurgemeenten en op regionaal niveau De gemeente Winsum heeft aangegeven behoefte te hebben aan kennisdeling en een kenniscentrum op het gebied van sport. Het Sportplein, dat op initiatief van de Provincie Groningen is opgericht, voorziet hierin ten dele. Van actieve kennisdeling met buurgemeenten is hierbij geen sprake. De gemeente Winsum heeft ook aangegeven behoefte te hebben aan beleidsontwikkeling op bovenlokaal niveau. Meer concreet gaat het bijvoorbeeld om beleid rond gehandicaptensport. Het regionaal Woon- en leefbaarheidsplan Oost-Groningen is hier een voorbeeld van. Specifiek op het gebied van sportbeleid is nog niet sprake van gezamenlijke beleidsontwikkeling. De provincie Groningen geeft in haar sportnotitie aan een regievoerende en faciliterende rol te willen spelen bij regionale initiatieven op het gebied van bewegen en gezondheid. Ook wil de provincie zich inzetten voor het behoud van het sportaanbod in krimpgebieden. Gezamenlijke beleidsontwikkeling verrijkt de inhoud, zorgt voor meer mogelijkheden op het gebied van stimulering van gehandicaptensport en accommodatiebeleid en levert daarnaast bezuinigingen op. Een overweging bij het samenwerken met buurgemeenten en op regionaal niveau is: Op welke wijze wil de gemeente invulling geven aan samenwerking met buurgemeenten en op regionaal niveau en wat kan hierbij de rol van de provincie Groningen zijn? In Limburg is bijvoorbeeld, zoals beschreven in onderliggend rapport, sprake van een gezamenlijke sportnota en één projectorganisatie. Daarnaast heeft elke gemeente ook een eigen sportnota (zie p.27). Ook wordt door gemeenten samengewerkt op bepaalde onderwerpen zoals gehandicaptensport.
47
BP-E
Bijlage 2 Gegevens per gemeente Gemeente/prov/inw Bron en doelen Asten/NB 16296 Visie en notitie privatisering sportgebouwen gemeente Asten (te realiseren voor 2014) Asten (geen sportnota) voert een actief sportbeleid, waarbij veel aandacht uitgaat naar gezondheid (bron: GGD onderzoek, Op weg naar een gezonder Asten (2011)). Bedum/Gr 10495 Sportnota en Rkc onderzoek (2011): Beoordelingskader voor toekomstig sportbeleid De sportnota is opgebouwd rond drie pijlers: • sportstimulering en sportontwikkeling; • tarieven en subsidiebeleid; • sportvoorzieningen.
48
Leerpunten Privatisering Er is sprake van privatisering per sportvereniging. Vanwege de grote verschillen in situatie van de vijf verenigingen wordt per vereniging gekeken naar de wijze van privatisering en is niet sprake van een uniform privatiseringsbeleid. Voor een overzicht van mogelijkheden van privatisering zie hoofdtekst. Enerzijds geven de actuele omstandigheden bij de betrokken verenigingen aanleiding tot een gedifferentieerde benadering, anderzijds moet voorkomen worden dat er een lappendeken aan regelingen ontstaat. Het ontbreken van uniformiteit kan namelijk leiden tot minder overzicht en een mogelijk ongelijke behandeling. Alle kosten voor beheer en onderhoud komen voor rekening van de (afzonderlijke) verenigingen. De verenigingen zijn afgekocht door de gemeente. Voor de privatisering is overleg geweest met de verenigingen en konden zij hun wensen m.b.t. onderhoud en beheer kenbaar maken bij de gemeente. Deze zijn over het algemeen gehonoreerd/gefinancierd. De accommodatie van een tweetal verenigingen verkeerde in een dusdanige staat dat voor deze een apart plan van aanpak is opgesteld. De gemeenten bekostigd nieuwbouw/verbouw en direct daarna is er sprake van privatisering. Voor het uitwerken van het privatisering m.b.v. maatwerk is een werkgroep opgericht. Privatisering Men is expliciet tegen privatisering vanwege: Het belang van het voeren van een stimulerend beleid en het behouden van de huidige kwaliteit; Ervaring leert dat verenigingen na een aantal jaar toch voor onderhoud weer aankloppen bij de gemeente vanwege onvoldoende financiële middelen. De overdracht van onderhouds- en beheerstaken naar de clubs beperkt zich tot de schoonmaakwerkzaamheden in de kantine en kleedruimte. Daarnaast zijn de clubs gehouden om onderhoudscontracten af te sluiten voor de NUTS-voorzieningen. Er kan slechts sprake zijn van de overdracht van deze taken als er sprake is van: • bereidheid bij de sportclubs om taken over te nemen; • garanties voor continuïteit; • garanties voor deskundige uitvoering; • voldoende toerusting met financiële middelen en uitvoeringscapaciteit. Bezuinigingen De afzonderlijke kernen hebben eigen voorzieningen. De vraag is of dit zo kan en moet blijven. De aandacht zal vooral uit moeten gaan naar intensief en multifunctioneel te gebruiken accommodaties (clustering van voorzieningen) voor de sport. De gemeente heeft alle gebouwen en accommodaties in eigendom, om die reden worden er geen subsidies verstrekt aan
verenigingen (buiten het feit dat de huurprijs van accommodaties landelijk gezien laag zijn). Het gaat hier om het sportbeheermodel: stimulering door lage huurprijzen. Voor commerciële doeleinden wordt een hoger tarief gehanteerd. Er is sprake geweest van een aantal sportdebatten waarbij met de verenigingen is nagedacht over bijvoorbeeld gezamenlijk werven van vrijwilligers, gezamenlijk gebruik van accommodaties. Rkc concludeert dat er i.v.m. bezuinigingen bijv. gekeken kan worden naar samenwerking met buurgemeenten. Integraliteit van beleid: onderwijs, gezondheid, integratie/participatie. Breng hierbij ook de verschillende doelgroepen in beeld. Rkc Bedum concludeert over integraliteit: het ontbreken van expliciete keuzes en samenhang tussen visie, beleid, programma, uitvoering en monitoring beperkt de mogelijkheden voor sturing. Hier liggen mogelijkheden voor efficiency winst.
Samenwerking (mede in kader bezuinigingen) Successen zijn een gevolg van nauwe samenwerking tussen het onderwijs, het Huis voor de Sport Groningen, de Stichting Welzijn Bedum (SWB), de sportverenigingen en de gemeente Bedum. Bijvoorbeeld(ten bate van stimulering): het 50+-sportproject met o.a. de Loopgroep Bedum die Nordic Walking organiseert en de MbvO-groepen (meer bewegen voor ouderen) van de s.v. Balans, levert verenigingen ook wat op. De sportwereld zal zich blijvend moeten openstellen voor samenwerking en integratie met andere organisaties die raakvlakken hebben met het terrein van sport en bewegen. De meest voor de hand liggende partners zijn het basisonderwijs, het jeugd- en jongerenwerk en het ouderenwerk. Ook hier is een scala van aanknopingspunten: • voor- tussen- en naschoolse opvang; • sportkennismakings- en –oriëntatieprogramma’s; • seniorensport; • aangepast sporten; • medegebruik van accommodaties; • bewegingsmogelijkheden in de wijk voor jongeren. Denk niet alleen aan verenigingen maar ook aan niet-gebonden sport. Toch legt Bedum, ondanks de samenwerking met diverse partners de nadruk bij verenigingen: Sportverenigingen zijn sociale structuren, waar groepsbinding, gezamenlijke normen en waarden, zelfwerkzaamheid, integratie en participatie een belangrijke rol spelen. Zij zijn dan ook belangrijke uitvoeringspartners bij het realiseren van de gemeentelijke maatschappelijke doelen. Hier wordt voornamelijk verwezen naar de WMO. Huis voor de sport: Bedum is aangesloten bij dit initiatief, echter vanuit de verenigingen is er weinig behoefte aan het raadplegen van het HvdS. Financieel gezien is het dan ook niet rendabel om (op intensieve wijze) samen te werken met HvdS. Het College gaat diensten inkopen al naar gelang de vraag van verenigingen. Vergrijzing vraagt om andere benadering. Verwachting: veel sportverenigingen richten hun aanbod vooral op jeugdigen. Hierdoor zal er sprake zijn van stagnatie of licht afnemende ledenaantallen. De verwachting is dat een groot deel van de sportverenigingen (vooral de kleinere) nauwelijks bereid en/of in staat zullen zijn een aanbod te creëren voor het vergrijzende deel van de bevolking. De seniorsporter zal zijn weg moeten vinden via het anders georganiseerde circuit: de commerciële sportexploitant, Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO) of via eigen initiatief.
49
Grave/NB 13031 Notitie privatisering en sportbeleid (2005)
Grootegast/Gr 12209 Ontwerpnota sport (2003) Nota sportaccommodatiebeleid 2007-2010 Grootegast kent een apart stimuleringsbeleid, hieronder wordt verstaan: het aanmoedigen van de inwoners van de gemeente om deel te nemen aan sport, met als motto: "life-time sporten". Zij richt zich hierbij op doelgroepen die stimulering nodig hebben als ouderen en jeugd. Bezuinigingen spelen een rol in de nota. (Eenduidig) accommodatiebeleid met overleg met verengingen komt aan de orde.
50
Reden privatisering: Besparing op directe kosten en op verminderen personele inzet. Hierbij moet opgemerkt worden dat de huurprijzen aan de verenigingen een gereduceerd bedrag betroffen. Daarnaast is de reden uniformiteit, omdat er per vereniging verschillende beheervormen waren. Vorm: onderbrengen van onderhoud en beheer. Het is onduidelijk of er na die tijd huur in rekening is gebracht. Er is sprake van intensief overleg met de verenigingen. Zij mochten eerst op papier hun ideeën indienen en vervolgens zijn deze mondeling met het presidium besproken. Er moet nog een evaluatie plaatsvinden van de privatisering. Privatisering: de gemeente kent een aantal privatiseringsprojecten. Over het algemeen is de gemeente niet ontevreden met het resultaat, maar gezien de haken en ogen wordt bij bestaande accommodaties geen actief privatiseringsbeleid gevoerd. Bij nieuwbouw, waarbij verzelfstandiging een stuk minder complex is, wordt daarentegen privatisering onder nadrukkelijke voorwaarden gestimuleerd. De gemeente stelt de algemene voorwaarde bij privatisering, dat er sprake moet zijn van een redelijke kostenbesparing. Bezuinigingen Sterker dan voorheen zullen aanvragen voor financiële ondersteuning worden getoetst aan de uitgangspunten van het beleid. Hierbij past een instrumentarium dat is gericht op doel- en projectfinanciering en veel minder op structurele bijdragen. De gemeente richt zich uitdrukkelijk op basisvoorzieningen. Met deze basisvoorzieningen kunnen in principe alle gangbare binnen en buitensporten worden beoefend, zij het dat de inrichting van de zaal of van het veld steeds moet worden opgebouwd en afgebouwd door de betreffende sporters. Hieruit volgt de stelling dat daar waar een specifieke inrichtingen voor een bepaalde tak van sport een vast karakter moet hebben, dit voor rekening van de betreffende vereniging zal moeten plaatsvinden. Te denken valt aan vaste inrichtingen als een turnzaal, een dojo, een fitnessruimte. Voor de basisvoorzieningen geldt dat deze zoveel mogelijk gebruikt dienen te worden en dat daarom gezocht wordt voor multifunctioneel gebruik, ook voor gebruik anders dan voor sportverenigingen, bijvoorbeeld voor de kantine. Integraliteit: Sport raakt vele facetten van de gemeentelijke verantwoordelijkheid, in het bijzonder de beleidsterreinen als onderwijs, welzijn, groenbeleid en recreatie. In deze beleidsterreinen moet sport worden verankerd, maar andersom moet sportbeleid ook gebruik maken van de aanhechtingspunten die in deze aandachtsgebieden te vinden zijn. De gemeente dient dan ook voortdurend te zoeken naar mogelijkheden tot wederzijdse ondersteuning en versterking. Centraliseren van binnen en buitensportaccommodaties in de drie kernen: Voordelen Flinke besparingen. Tot nu toe zijn veel kleinere accommodaties, zoals voor scholen of ‘losse’ verenigingen. Door te centraliseren, kunnen de kleinere accommodaties gesloten worden. Sporttechnische voordelen, meer mensen sporten samen waardoor bv. verenigingen kunnen fuseren (bv. volleybal). Nadelen Maatschappelijke nadelen: sport levert veel sociale contacten en verbanden op in de dorpen. Afstand tot voorzieningen wordt groter waardoor met name de jeugd minder zal sporten.
Beslissing: Buitensport: het handhaven van het huidige groot aantal gedecentraliseerde voorzieningen met dien verstande dat nauwelijks gemeentelijk geld voor onderhoud beschikbaar is, de verenigingen zullen hier zelf in moeten voorzien. De gemeente realiseert zich dat hierdoor de matige staat van de sommige accommodaties mogelijk gehandhaafd zal blijven. De gemeente bespreekt dit met de dorpen en de verenigingen. In sommige gevallen is onderhoud nodig, bijvoorbeeld om aan eisen van de KNVB te blijven voldoen. De gemeente bekijkt per vereniging welk onderhoud nodig is en kijkt naar gemeenschappelijk gebruik van kleedkamers en kantine-eisen van naast elkaar gelegen accommodaties (dit levert voordelen of m.b.t. het benodigd aantal vrijwilligers en omzet). Ook voor de binnensport geldt handhaving van decentralisatie. Met dien verstande dat de grotere binnensport accommodaties van de drie kernen (Grootegast, Opende en Oldekerk) een centrumfunctie krijgen, waardoor kleinere gymzalen in die kernen kunnen sluiten of een andere functiekrijgen. In Opende wordt een nieuw MFC gebouwd. Ook in krijgen Kornhorn en Lutjegast een MFC, omdat de kleinere gymnastiekgebouwen niet meer voldoen, die zullen sluiten. Er wordt ingezet op multifunctioneel gebruik. De gemeente maakt een prioriteitenlijst met wanneer welk onderhoud gepleegd wordt, zodat dit voor een ieder duidelijk is en geen valse verwachtingen worden geschetst. Sportstimulering/samenwerking/bezuinigingen Stimulering vindt vooral plaats door ondersteuning van verenigingen. Die hebben te maken met toenemende en complexe regelgeving. Om die reden worden de verenigingen eens in de twee jaar benaderd door de sportconsulent van de regie Westerkwartier van het Huis voor de Sport. Eén verenging heeft ook tussentijds de consulent voor advies geraadpleegd. De gemeente is terughoudend om private partijen te ondersteunen. Dit kan alleen indien er duidelijk sprake is van het dienen van een maatschappelijk belang, bijvoorbeeld ten bate van één van de doelgroepen. Inzet van jeugd- en jongerenwerk voor stimulering (vb. van samenwerking, integraliteit, delen van middelen).
Heeze-Leende/NB 15295 Strategische sportvisie (2012) Doelen: de visie is opgesteld door en op initiatief van de sportverenigingen, naar aanleiding van bezuinigingen.
51
Samenwerking Er is een sportcommissie met daarin verenigingen. Gebleken is dat deze commissie alleen succesvol is, als er daadwerkelijk iets te bespreken valt. Er is dan ook besloten om geen structureel overleg meer te voeren, maar alleen bij actuele gebeurtenissen-plannen. Daarnaast wordt in het jaarlijks overleg met de dorpen de mogelijkheid geboden om mee te praten over het sportbeleid. De ervaring leert dat betrokkenheid van direct belanghebbenden aanwezig is als het gaat om onderdelen van het sportaccommodatiebeleid/ concrete plannen. Positieve voorbeelden daarvan zijn de “Werkgroep sporthal Opende”, “Werkgroep m.f.c. Lutjegast”. Ouderen/vergrijzing: verenigingen worden gestimuleerd zich hierop te richten om ouderen meer te laten bewegen en te enthousiasmeren voor vrijwilligerswerk. Samenwerking/bezuiniging/integraliteit De sportvisie is er gekomen vanwege een burgerinitiatief, gestart vanuit de sportverenigingen. Om te komen tot de sportvisie is er nauw samengewerkt tussen een werkgroep van sportverenigingen en de gemeente. De visie is opgesteld door de verenigingen en de gemeente speelt een stimulerende en faciliterende rol. Tijdens vier thema avonden is gezamenlijk invulling gegeven aan de strategische visie en een voorlopig actieplan voor uitvoering van deze visie. Daarnaast is de strategische visie aan het maatschappelijk middenveld (o.a. onderwijs, kinderopvang, welzijnsorganisaties) gepresenteerd en zijn de mogelijkheden voor samenwerking besproken. De visie is opgesteld n.a.v. bezuinigingen van de gemeente, maar ook n.a.v. de veranderende positie van sportvereniging. Als gevolg van
Sport stimulering komt veelvuldig aan de orde bij de samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, gezondheidszorg, verenigingen en gemeenten. Bij het accommodatiebeleid wordt gestreefd naar uniforme tarieven en multifunctioneel gebruik/samenwerking de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen worden in de visie al duidelijk in kaart gebracht.
demografische ontwikkelingen, de veranderende dynamiek van de sport en de kritische sportconsument hebben sportverenigingen meer en meer te maken met teruglopende ledenaantallen, vrijwilligerstekorten, afnemende betrokkenheid van leden en een afnemend marktaandeel. De positie van sportverenigingen zal dan ook veranderen; de traditionele sportvereniging maakt plaats voor de maatschappelijk betrokken sportvereniging. De visie is dan ook gericht op met zo min mogelijk geld zoveel mogelijk bereiken, belangrijkste punten: Multifunctioneel gebruik van binnen en buitensportaccommodaties: De fysieke bundeling van sport(verenigingen) heeft niet alleen in ruimtelijke zin een voordeel. Inhoudelijke samenwerking wordt gestimuleerd en ook in financieel opzicht is het aantrekkelijk. Het gaat om zogenaamde ‘sportieve omgevingen’. Binnen een sportieve omgeving is de sport vertegenwoordigd, maar is daarnaast ook plaats voor onderwijs, kinderopvang en welzijnsinstellingen en ouderenorganisaties. Multifunctioneel gebruik neemt toe wanneer sport geïntegreerd wordt in de leefomgeving, op school, zorginstelling, bedrijventerrein. Monofunctionele accommodaties worden niet gefaciliteerd door de gemeente, multifunctioneel wel. Op termijn wordt sportparkmanagement op alle buitensportcomplexen geïntroduceerd waarbij eigenaar beheer, gebruikersbeheer, programmabeheer en verenigingsbeheer meer in samenhang wordt gebracht. De sportverenigingen werken gezamenlijk aan het multifunctioneel gebruik van hun accommodaties. Niet alleen de eigen sportvereniging is hierbij belangrijk, maar ook potentiële/andere gebruikers. Voor alle sportaccommodaties is de over- en onderbezetting in kaart gebracht en wordt gezamenlijk toegewerkt naar creatieve oplossingen om accommodatieproblemen op te lossen. Het openstellen van de accommodatie voor andere sportverenigingen is hierbij het uitgangspunt (bijv. gebruik trainingsvelden of kleedfaciliteiten).Daarnaast zijn de niet gemeentelijke accommodaties (bijv. voetbal-/hockeyaccommodatie) toegankelijk voor andere doelgroepen dan alleen de eigen leden. Onder andere ouderverenigingen en buurtverenigingen maken gebruik van de kantinefaciliteiten van deze accommodaties. Daarnaast maakt ook het onderwijs gebruik van de sportvelden gymlessen in de zomer. Recreatieve sporters (bijv. wandelaars en fietsers) maken gebruik van de kleedfaciliteiten op de sportaccommodaties en drinken na afloop van hun training een kop koffie in de kantine. Samenwerking tussen verenigingen De sportverenigingen van Heeze-Leende hebben in collectief verband de website www.sportiefheezeleende.nl opgericht. Hierop staat het gehele sportaanbod, worden vrijwilligers geworven en is aandacht voor het gemeenschappelijk sponsorbeleid en gemeenschappelijke evenementen. Organisatie van gemeenschappelijke evenementen die aansluiten bij nationale projecten als de Beweegweek. Samen met de gemeente wordt hieromtrent ook informatie uitgewisseld over landelijke, regionale en Europese subsidies en projecten. De Sportraad Heeze-Leende is een vertegenwoordiging van alle sportverenigingen en is voor elke sport van verenigingen, tot loopgroepen, gehandicaptensport en commerciële sportcentra. De Sportraad is naast een klankbord ook een adviserend orgaan voor de gemeente als het gaat om vorming en uitvoering van (sport)beleid. De Sportraad behartigt de belangen van de sportverenigingen. De Sportraad stuurt daarnaast de commissies (o.a. sponsor-, promotie-, accommodatie- commissie) aan. De Sportraad komt periodiek bij elkaar en verzorgt jaarlijks een presentatie aan de gemeenteraad over de ontwikkelingen en
52
behaalde resultaten. De leden van de sportraad betalen contributie naar rato. De sportraad ontvangt daarnaast een subsidie. De sportverenigingen in Heeze-Leende hebben een gezamenlijke sponsorcommissie, gevormd door een vertegenwoordiging van de diverse sporttakken. Deze sponsorcommissie is verantwoordelijk voor gezamenlijke sponsorconcepten waarmee de deelnemende sportverenigingen extra inkomsten genereren. Daarnaast staan wordt in de sponsorcommissie kennis gedeeld en actie genomen om de verenigingen financieel gezond te houden. Onder andere contributiesystemen en gezamenlijke inkoop zijn thema’s die centraal staan en waar uitvoering aan wordt gegeven.
Samenwerking tussen verenigingen, gemeente en gezondheidsorganisaties (bijv. fysiotherapie, GGD), vanuit hier: - Koppeling gezondheidsbevordering aan sportieve activiteiten (overgewicht, conditie, spierkracht) - Ontmoedigingsbeleid alcoholgebruik door jongeren in kantine - Gezonde kantine (gezonde drank en voeding). Bijvoorbeeld bij: Ouderen beleid: vergrijzing als kans ouderen hebben tijd, willen bewegen, zoeken een sociale component en beschikken over ervaring/netwerk. Samenwerking tussen ouderenorganisaties, huisarts, GGD, Fysiotherapeut en sportverenigingen. Samenwerking met dorpsraden voor kennismakingslessen. Jeugdbeleid, sportkennismakingslessen op school. Hierdoor wordt de kwaliteit van de gymnastieklessen bevorderd, is er een dynamisch lesaanbod, maken kinderen kennis met diverse vormen van sport en hebben sportverenigingen de mogelijkheid leden te werven. Sportstimulatie door gezamenlijke flyer van sportverenigingen bij eerstelijnszorg als huisarts en fysiotherapie.
Kollumerland en Nieuwkruisland/ Fr 12930 Sportnota 2005-2015 Hoofddoel: het ondersteunen en stimuleren van voorzieningen dien gericht zijn op vorming, ontplooiing, bewustwording en ontspanning voor een zo
53
Bezuinigen/taken vanuit gemeente uniformeren van de huurtarieven en/of het terugbrengen van het aantal sportaccommodaties. Meer overlaten/verantwoordelijkheid leggen bij verenigingen en organisaties en stimuleren en faciliteren van samenwerking. Integraal beleid. Gemeente/welzijnsorganisatie: maatschappelijke stages in de sport organiseren Aanstellen combinatiefunctionaris t.b.v. samenwerking tussen sportverenigingen, ook met maatschappelijke sectoren. Redenen nota: herijking van middelen, veranderende bevolkingssamenstelling en sportvoorkeuren. Daarnaast de steeds grotere samenhang tussen sport en andere beleidsvelden. Kollumerland bestaat uit twee hoofdkernen en meerdere kleinere kernen, dit vraagt om een specifieke aanpak. Een evenwichtige spreiding is van belang. De gemeente kiest voor een basisniveau per kern. Interactieve aanpak: met beleidsafdelingen, maatschappelijke organisaties, onderwijs en incidenteel verenigingen. Verenigingen hebben problemen met kaders (bestuur) en vrijwilligers en daarnaast is de veranderende behoefte van mensen en de kwaliteitsbewustzijn van invloed op verenigingen. Omdat verenigingen van grote maatschappelijke betekenis zijn, zal de gemeente de verenigingen ondersteunen bij organisatorische problemen. Kwaliteit, professionalisering en onderlinge samenwerking van verenigingen (omdat elke kern een vereniging heeft, en ze vaak klein zijn) stimuleren. Een vrijwilligersbeleid is daarom van belang. De inzet van vrijwilligers houdt de vereniging draaiende, laagdrempelig en laaggeprijsd.
groot mogelijk deel van de bevolking. Doel: Sport draagt bij aan gezondheid, integratie en sociale ontplooiing, er ligt en nadruk op sportstimulering. Er wordt expliciet gesproken over het herverdelen van gelden/herijking van het beleid, waarbij meer de nadruk op sportstimulering komt te liggen. Met name op het gebied van tarifering ligt de nadruk op eenduidigheid en duidelijke overeenkomsten.
Privatisering/overdracht van taken Er worden verantwoordelijkheden overgedragen aan gebruikers, hierover worden overeenkomsten opgesteld. Omdat beheers- en onderhoudstaken worden overgedragen aan individuele verenigingen, stimuleert de gemeente op samenwerking van verenigingen hierbij, om versnippering te voorkomen. De gemeente speelt in toenemende mate een rol speelt bij sportstimulering en activering. Het bezit van voldoende, betaalbare en kwalitatief goede voorzieningen is hierbij van belang. De gemeente houdt om die reden de accommodaties grotendeels in eigen bezit. Tarieven/bezuinigingen Er komen eenduidige, vaste tarieven voor dezelfde typen binnen- en buitensportaccommodaties. De gemeente past hierbij het kostprijs/dekkingspercentage aan. Dit leidt tot bezuinigingen bij de gemeente, maar mag niet tot een onevenredige stijging van kosten voor de gebruikers leiden. Daarnaast mag het niet leiden tot sportuitval. Binnensport: Er wordt bij het kostendekkingspercentage onderscheid gemaakt tussen de verhuur aan verenigingen, commerciële instellingen en particulieren. Daarnaast tussen verenigingen binnen en buiten de gemeente. Buitensport: Het tarief wordt als volgt vastgesteld: - vaste bijdrage per sporter - percentage van de exploitatielasten - tarief op basis van gebruiksuren/ aantal velden (norm: 400 uur per veld/per jaar) Bezuinigingen De gemeente koppelt subsidies aan (maatschappelijke) beleidsdoelen en prestatieafspraken. Hiervoor betroffen de subsidies met name waarderingssubsidies, zonder dat daar echt doelen of prestaties tegenover stonden. Subsidies dienen nu alleen als stimulering en niet meer als extra inkomsten voor de verenigingen/aanvrager. Er wordt daarnaast extra gelet op het feit dat er geen dubbele gelden worden verstrekt, bijvoorbeeld die een landelijke en gemeentelijke subsidie die dezelfde doelen dienen. Samen met de buurgemeenten worden projecten ontwikkeld voor een optimale sportinfrastructuur, gezonde verenigingen, een breed activiteitenaanbod en meer samenwerking tussen sportorganisaties, onderwijs en andere maatschappelijke partijen. In het kader van sportstimulering worden subsidies voor jeugdsportsubsidies vervangen door stimuleringsgelden, meest voor verenigingen die daar projecten voor opstellen. De gemeente stimuleert sport door dit niet alleen als doel te zien, maar als middel dat op meerdere beleidsterreinen ingezet kan worden. Per accommodatie wordt gekeken naar het verzorgingsgebied. Ook vindt overleg met buurgemeenten plaats over mogelijke samenwerking. Accommodaties Het gaat primair om handhaving van de kwaliteit van de accommodaties. De hoeveelheid accommodaties gaat aangepast worden op de behoeften. Bij een structurele verandering van behoeften kunnen andersoortige accommodaties worden gebouwd, maar het initiatief hiertoe ligt niet bij de gemeente. Nieuwe sportvarianten zijn onderhevig aan hypes en worden overgelaten aan particuliere initiatieven.
54
Menterwolde/Gr 12385 Sportnota 2012 Doel/aanleiding: Nadruk ligt op bezuinigingen Daarnaast: voeren van stimulerend beleid door meer samenhang met ander beleid. Veranderende behoeften burgers. Accommodatiebeleid.
55
Een accommodatie wordt als een gemeentelijke sportvoorziening, (met alle (financiële) gevolgen van dien) bestempeld, als het in meer of mindere mate aan de volgende criteria voldoet: 1. openbaar karakter; 2. voldoende animo of de behoefte; 3. voldoende rekruteringsgebied/reikwijdte; 4. draagt bij aan leefbaarheid; 5. het is multifunctioneel Aandacht voor ontwikkelingen. De nota is interactief tot stand gekomen. De nadruk zal op alle beleidsterreinen op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid liggen. De overheid stuurt op afstand. Bezuinigingen Er wordt op meerdere beleidsterreinen samengewerkt om zo met minder middelen meer doelen te bereiken. De combinatiefunctionarissen/buurtcoaches spelen hierbij een verbindende rol. Verhoging van tarieven voor accommodaties. Menterwolde had zeer lage tarieven in vergelijking met omliggende gemeenten en heeft de tarieven aangepast aan die van de buurgemeenten. Op basis van een accommodatieonderzoek op basis van huidige en verwachte sportaanbod (behoeften, ook op basis van bijv. voorschriften bonden). De besparingen zijn hierbij in beeld gebracht: Voor elke kern moeten voorzieningen bereikbaar blijven, inzet is om de leefbaarheid hoog te houden. Alleen die voorzieningen worden onderhouden die noodzakelijk zijn. De rest van de binnensportaccommodaties worden gesloten, sportvelden en tennisbanen worden afgestoten. Ook worden sportvelden (gebruikers hiervan) samengevoegd, waarbij het overschot wordt afgestoten). Er worden logische combinaties gemaakt, waarbij voorzieningen bijvoorbeeld ook een ontmoetingsfunctie krijgen (multifunctioneel gebruik). Het beleid is erop gericht voorzieningen te centraliseren in dorpshuizen. Wanneer voorzieningen sluiten worden bewoners en/of verengingen de mogelijkheid geboden om zelf in het onderhoud te voorzien. Voor wat betreft onderhoud van voorzieningen wordt gestreefd naar schaalvergroting, bijvoorbeeld door de samen met omliggende gemeenten te doen of met andere partijen. Daarnaast worden zoveel mogelijk uitkeringsgerechtigden en mensen uit zorginstellingen in gezet voor het beheer en onderhoud (sluit aan bij WMO en Woon- en leefbaarheidsplan). Specifieke sportsubsidies komen bijna allemaal te vervallen. Ook vanuit andere beleidsvelden, zoals cultuur, wil de gemeente het subsidiebeleid op een andere wijze invullen. Er komt één subsidiebudget (€ 40.000) voor alle beleidsterreinen m.b.t. participatie in de samenleving (wmo, sport, cultuur etc.). De bestaande subsidiebudgetten en de huidige wijze van subsidiëren komen daarmee te vervalen. Criteria voor subsidie: gericht op breed publiek openbare activiteiten(tentoonstellingen/optredens) bevordert de (cultuur)participatie en de educatie samenwerking met verschillende organisaties(draagvlak) is vereist aandacht voor een goed vrijwilligersbeleid Samenwerking met verenigingen, maatschappelijke organisaties, zorginstellingen etc. De gemeente heeft hierbij een regie rol.
Deze groepen worden bijvoorbeeld gebruikt om specifieke doelgroepen te bereiken in het kader van sportstimulering. Verenigingen worden (ook in het kader van bezuinigingen) gestimuleerd om samen te werken/ accommodaties te delen, samen te werken op bestuurlijk niveau, bij het aantrekken van vrijwilligers.
Privatisering: vanwege behoud van kwaliteit op de lange termijn wordt niet geprivatiseerd. Wel wordt er samen met de verenigingen gekeken welk klein onderhoud voor rekening van de verenigingen kan komen.
Neerijnen/Gl 11843 Onderzoek naar accommodatiebeleid (2009) Het accommodatiebeleid was iets wat historisch gegroeid is per kern, de gemeente wil dit uniform maken. De leefbaarheid van de kernen staat voorop. Sport wordt, anders dan voorheen gezien als een middel dat kan bijdragen aan maatschappelijke doelstellingen. Sport stimulering is een expliciet geformuleerd doel.
Reusel-de Mierden 12606 Rkc onderzoek m.b.t. bezuinigingen in het algemeen met sport als
56
Samenwerking/stimulering d.m.v. buurtsportcoaches. Om te zorgen dat het sport- en beweegaanbod (nog) beter aansluit op de lokale vraag is lokale samenwerking nodig tussen diverse partijen. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van lokale netwerken van gemeenten, sport, zorg en welzijn kan een grotere bijdrage geleverd worden aan sportdeelname en het verbeteren van de volksgezondheid. Gaat om alle gemeentelijke accommodaties, incl. sportaccommodaties. De nota schetst scenario’s, er is geen keuze gemaakt. Bezuinigingen/tarieven Multifunctioneel gebruik van voorzieningen wordt gestimuleerd. Er wordt in twee kernen een MFA gebouwd. Hierin komen scholen, een gymzaal, de bibliotheek, kinderopvang, een verhuurbare ruimte en een ruimte voor dagbesteding. De mate van gebruik (maatschappelijk rendement) is bepalend voor gemeentelijke steun. Bewoners van de kernen kennen een grote zelfwerkzaamheid en houden op eigen initiatief voorzieningen in stand, hierdoor zijn er in de kernen relatief veel voorzieningen. Bijvoorbeeld het onderhoud van sportvelden. Buitensportvoorzieningen kunnen alleen in stand gehouden worden als de betrokkenheid van burgers op het zelfde peil blijft en het beheer van voorzieningen in handen van de gebruikers blijft. De gemeente ondersteunt om die reden sportverenigingen bij het vinden van vrijwilligers. Van de binnensportvoorzieningen heeft de gemeente de exploitatie en het beheer in handen. Omdat sportverenigingen gunstig zijn voor de sociale samenhang/contacten en omdat ze bijdragen aan de gezondheid, ondersteund de gemeente de verenigingen. De gemeente doet niet wat marktpartijen ook kunnen doen. De praktijk in andere gemeenten leert dat tennisverenigingen zelfvoorzienend zijn en om die reden kunnen de tennisvoorzieningen over gedragen kan worden aan de verenigingen. Er is sprake van ‘versnipperde overcapaciteit’ bij de voorzieningen, er wordt gestuurd op het clusteren en fuseren van voorzieningen. Er dient bekeken te worden of dit kan d.m.v. renovatie huidige voorzieningen of nieuwbouw. Er wordt een spreidingsplan gemaakt. Sportstimulering richt zich op specifieke doelgroepen: jeugd, ouderen en minder daadkrachtigen. De samenhang met andere beleidsvelden wordt steeds belangrijker. Subsidies worden duidelijk gekoppeld aan sportstimuleringsdoelstellingen en het bereiken van de specifieke doelgroepen. Het Rkc rapport heeft vooral betrekking op de wijze waarop het bezuinigingsproces is vormgegeven, de relatie tussen Raad en College en de uitvoering. Daarnaast wordt aandacht besteed aan participatie. Bezuinigingen Interactief: Alle direct belanghebbenden zijn betrokken bij het bezuinigingsproces. Dit geldt ook voor de sport, hierbij zijn de
onderdeel (2011) Beleid voor sportparken 2009 Het beleid moet leiden tot een heldere en uniforme verdeling van taken tussen gemeenten en verenigingen en een uniform tarievenstelsel.
verenigingen betrokken. Zij mochten ten dele zelf vormgeven aan de taakstelling. Voor bezuinigingen in het algemeen mochten ook bewoners mogelijke punten waarop bezuinigd gaat worden aandragen. Het gezamenlijk gebruik van voorzieningen wordt gestimuleerd. Een overschot aan voorzieningen op een zelfde sportpark dient eerst in gebruik te worden genomen. Als bijv. vereniging een nieuwe of extra kleedruimte nodig heeft dan maakt deze eerst gebruik van de kleedruimtes die over zijn bij anderen.
Privatisering/verdeling taken/eenduidigheid. Onder een basisvoorziening wordt het geheel aan voorzieningen die strikt noodzakelijk zijn voor de sport (actieve sportbeoefening) verstaan. Dit is per tak van sport vastgesteld en per vereniging uitgewerkt. Het gaat met name om onroerende zaken. De basisvoorziening per tak van sport is opgesteld op basis van de normen van NOC/NSF zoals vastgelegd in het handboek van ISA Sport. Deze normen zijn hier en daar aangepast aan de lokale situatie. In het beleid is vastgelegd dat de gemeente verantwoordelijk is voor de oprichting en instandhouding van de basisvoorzieningen. De verenigingen zijn verantwoordelijk voor alle overige voorzieningen. Met het vaststellen van de basisvoorzieningen is dus duidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk is. In de huurovereenkomsten wordt (voor zover nog niet gebeurd) de taakverdeling vastgelegd voor het onderhoud van de basisvoorzieningen. Daarnaast zijn richtlijnen opgenomen voor uitbreiding en vervanging. Hiermee is duidelijk wanneer een vereniging recht heeft op uitbreiding en/of vervanging, welke procedure daarvoor wordt gevolgd en hoe het budget bepaald wordt. Tevens is er duidelijkheid over de inzet van zelfwerkzaamheid van verenigingen en te maken afspraken over de uitvoering van de werkzaamheden. Duidelijkheid zal leiden tot snellere afwikkeling van verzoeken en minder discussie voor- en achteraf. Basisvoorzieningen zijn op basis van het aantal leden vastgesteld, extra velden of andere voorzieningen vallen daarom onder verantwoordelijkheid van de verenigingen. Kantines en bestuursruimtes behoren niet tot de basisvoorzieningen. Bij velden gaat het om het aantal wedstrijdvelden, trainingsvelden, dug-outs, cornervlaggen, verlichting, etc. Bij accommodatie om kleedruimte, berging, EHBOruimte, scheidsrechtersruimte, gas, water, licht, etc. Bij omgeving: toegangswegen, parkeerplaats, afrastering, veerlichting, fietsenstalling, etc. Aanpassingen aan de norm vinden plaats op logische momenten. Met andere woorden als een kleedruimte te klein is, wordt deze bij vervanging vergroot. Tarieven/eenduidigheid Alle gebruikers gaan op basis van dezelfde grondslagen huur betalen. Er is gekozen voor vast bedrag per voorziening (voor kleedkamers, velden etc. apart). Voorafgaand aan het bepalen van de huur wordt een onderhoudsplanning opgesteld. Naast de huur wordt ingegaan op de verdeling van de overige kosten tussen gemeente en verenigingen. Voor rekening van gemeente komt: oprichting, groot onderhoud, vervanging, OZB (indien in eigendom gemeente), opstalverzekering en waterheffing (bij eigendom gemeente). Voor rekening van de vereniging komt: dagelijks/klein onderhoud, energielasten, waterheffing (als eigendom), inboedelverzekering, gebruikersaanslag. Voor de niet basisvoorzieningen (of overtollige) zijn alle kosten voor rekening van de verenigingen. Privatisering: Er is bewust gekozen om eerst te kijken welke vruchten een uniforme (her)verdeling van taken en verantwoordelijkheden en tarieven voor gevolgen heeft en niet over te gaan op privatisering. Privatisering wordt niet uitgesloten, maar men denkt dat een uniforme (her)verdeling van taken voldoende is.
57
Woudrichem/NB 14443 Sportnota 2011-2014 De gemeente voert een stimulerend sportbeleid: de gemeente moet Een gemeente zijn waar alle inwoners van de gemeente, ongeacht hun leeftijd of fysieke gesteldheid, op een verantwoorde, sociale en laagdrempelige wijze, aan enige vorm van bewegen en sportbeoefening kunnen doen
Nota is interactief tot stand gekomen met: onderwijsinstellingen, sportverenigingen en maatschappelijke organisaties. Stimulering/samenwerking/bezuinigingen De gemeente bestaat uit kernen met eigen voorzieningen, voorzieningen zijn daardoor versnipperd maar financieel gezien is centralisatie van voorzieningen niet mogelijk en daarom wordt ingezet op behoud van huidige voorzieningen. Wel worden verschillende sportvoorzieningen de komende jaren onderdeel van brede scholen (de bouw hiervan is reeds gepland). De gemeente stimuleert samenwerking tussen sportverenigingen onderling en tussen sportverengingen en onderwijs-, zorg- en welzijnsinstellingen, ook op het gebied van sportstimulering. De gemeente voert regie en faciliteert. Getracht wordt de combinatiefuncties in Woudrichem binnen de bestaande budgetten te realiseren met maximale cofinanciering van derden. Sportstimulering door bijvoorbeeld activiteiten of informatiemarkten van verenigingen (al dan niet gezamenlijk). Strippenkaart bij verenigingen, waardoor meerdere sporten bekeken kunnen worden. Organiseren van naschoolse sportactiviteiten in samenspraak met opvang, sportverenigingen, de wijk en (brede)scholen. De spil hierbij zijn combinatiefunctionarissen (legt link tussen verschillende partijen). De naschoolsesport wordt gestimuleerd door VWS: onder de naar ‘Impuls brede scholen’ wil het ministerie in 2012 2500 combifunctionarissen hebben die zich hiermee bezighouden. Het creëren van een beweegvriendelijke omgeving samen met woningbouwcorporaties. Het subsidiebeleid wordt gekoppeld aan stimulering van sport voor specifieke doelgroepen. Vrijwilligers: Verenigingen spelen een belangrijke rol, ze zijn een ontmoetingsplek en dragen bij aan de gezondheid. Zij kampen met een tekort aan vrijwilligers. De vrijwilligersbank van de gemeente wordt hier voor ingezet en daarnaast worden mogelijkheden gecreëerd voor maatschappelijke stages.
Gemeente/prov/inw Bron en doelen De Marne/Gr 10501 Sportnota 2005-2010 Bezuinigingen zijn een expliciet doel. Aanleiding is ook de bijdrage die sport kan leveren aan leefbaarheid, gezondheid, normen/ waarden (stimuleringl).
58
Leerpunten Doel van de nota is ook om verbanden te leggen met andere beleidsvelden. De nota is interactief tot stand gekomen. In de nota worden geen keuzes gemaakt, maar alternatieven beschreven voor bezuinigingen en sportstimulering. Bezuinigingen/privatiseren: drie opties: 1. Overcapaciteit (gelet op behoefte) verminderen: Drie sportvelden kunnen gesloten/afgestoten worden, dit levert 10.000 euro per jaar per veld op. Daarnaast hebben de gymlokalen een zwakke bezetting en een aantal zijn aan onderhoud toe. Er is gekeken naar het sluiten van een lokaal in één kern, waarna gebruik gemaakt zou moeten worden van een lokaal in een andere kern, dit is niet mogelijk/wenselijk. Wel een optie is om in een kern de gymzaal (die aan grootonderhoud toe is) te sluiten en de tennishal van een multifunctionele vloer te voorzien, zodat de school hier ook gebruik van kan maken. Men is hierover in gesprek met de tennisvereniging. Er kunnen nog bedragen worden genoemd, wel zal het leiden tot een besparing.
2.
3.
Loppersum/Gr 10478 Sportnota 2000-2005 Rkc onderzoek naar de uitvoering van sportbeleid (2004)
59
Meer zelfwerkzaamheid bij verenigingen en gebruikers: Onderhoud, verzekering en energierekening van kleedkamers deels voor rekening van de verenigingen laten komen. Nu nog een kostenpost van 20.000 euro. De gewenste taakstelling 12,5%, dus 25.00 euro per jaar bezuinigen. Het overdragen van (groot) onderhoud van de velden is bekeken, maar levert niets op. Het is een technische aangelegenheid en de verenigingen zijn daarvoor vaak te kleinschalig. Daarnaast wordt verwacht dat op de lange termijn de verenigingen/gebruikers de kosten niet op kunnen hoesten en alsnog aankloppen bij de gemeente. Bepaalde punten van het onderhoud van de velden, klein onderhoud en werkzaamheden die geen gevolgen hebben voor de bespeelbaarheid van het veld (kantenmaaien, afval opruimen, etc.) kunnen door de verenigingen zelf worden uitgevoerd. Tennisverenigingen hebben een overcapaciteit, sluiten van banen kan niet, het is onderdeel van een complex. Privatiseren is bekeken, maar verenigingen zijn te kleinschalig, de kosten per lid zouden te hoog op lopen en uiteindelijk zou de gemeente weer zorg moeten dragen voor onderhoud. Er wordt, net als bij de voetbalverenigingen, bekeken welk onderhoud aan de vereniging overgelaten kan worden. Daarnaast zal er sprake zijn van tariefsverhoging. Tariefsverhoging: De tarieven die de gemeente hanteert zijn laag. Dat geldt voor alle accommodaties. Tariefsverhoging is daarom een van de mogelijkheden om de exploitatie te verbeteren. De gemeente kan tarieven ook differentiëren, door bijvoorbeeld voor een surplusveld (boven de norm) een aanzienlijk hoger tarief te vragen. Voor het zwembad genereert een zeer beperkte tariefsverhoging van € 0,25 per bezoeker een netto-opbrengst van circa € 10.000. Voor de overige accommodaties (velden, tennisbanen en binnensport) is ook een substantiële verhoging mogelijk die wel rechtstreeks ten laste komt aan de vereniging/gebruikers. Wanneer uitgegaan wordt van € 10.000, verrekend over 3.000 leden (4.200 minus 1.200 ijsbaanleden), dan gaat het over € 3,30 per jaar per sporter en € 0,28 per maand per sporter. Die bedragen kunnen natuurlijk per accommodatie en tak van sport verschillen.
Niet concreet uitgewerkt ideeën bezuinigingen: Zaterdagavond is een drukbezette avond voor commerciële activiteiten in de sporthal van Leens. Om hier meer opbrengsten uit te generen kan er aansluiting worden gezocht bij een evenementenbureau. Actieve samenwerking met bedrijfsleven. Niet sec sponsoring, maar samenwerkingsverbanden waarbij als tegenprestatie vergaderruimte wordt geboden of, ruimte voor bedrijfsportdagen, etc. In ruil hiervoor bijv. korting bij het betreffende bedrijf. Van gymzaal naar buurtzaal: Gymzaal door aanpassing inrichting ook beschikbaar stellen/aantrekkelijk maken voor andere groepen dan scholen en verenigingen (multifunctioneel). Investeren in (naast noodzakelijk onderhoud): afdekvloer, geluidsinstallatie, minibar, spiegelwanden, et cetera. Gebruik naast zaalsporten en onderwijs door bijvoorbeeld: aerobics door gymnastiekverenigingen of particulieren; oefenruimte voor muzikanten; activiteitencommissies kerken; dansgroepen/avonden; toneelvoorstellingen; jeugddisco’s. Bezuinigingen Overcapaciteit wordt deels betaald door verenigingen. Er worden geen beheers-, onderhoud en exploitatieplannen gemaakt, dit wordt als nadelig gezien, omdat kosten dan niet toegerekend kunnen worden aan accommodaties. Loppersum wil de basisvoorzieningen handhaven, mits hier voldoende behoefte voor bestaat. Een basisvoorziening is per tak van sport uitgesplitst en bestaat over het algemeen uit het sportveld/baan/zaal zelf en de kleedkamers
Doel: sport moet voor een ieder toegankelijk zijn (er daarom een financiële regeling voor minima). Oldambt/Gr 39396 Sportnota 2010 Bezuinigingen zijn mede aanleiding voor de nota. Daarnaast is het creëren van uniformiteit, in tarieven, afspraken, etc. mede aanleiding. Stimulering is een expliciet doel.
Privatisering De gemeente streeft naar een dekkingspercentage van 5% en wil dit mede bereiken door het privatiseren van opstallen. Dit gebeurt in de vorm van het vestigen van het recht van opstal en in overleg met de verenigingen. Verenigingen zijn geheel verantwoordelijk voor onderhoud en beheer. Het is gedaan om te bezuinigen en om te zorgen dat verenigingen zorgvuldig omgaan met de opstallen. Er is bewust gekozen om niet de sportvoorzieningen zelf te privatiseren omdat onderhoud hiervan specifieke kennis vereist. De nota is interactief tot stand gekomen. Er was een bezuinigingstaakstelling van 500.000 euro, dit wordt onmogelijk geacht als ook geïnvesteerd wordt in sportstimulering. Privatisering: op basis van berekeningen van Grontmij worden een tweetal sportcomplexen en tennisbanen geprivatiseerd. Stimulering: d.m.v. landelijke subsidies. Dit wordt samen met het HvdS gedaan. Er wordt een afwegingsnotitie gemaakt waarin gemeentelijk stimuleringsbeleid wordt afgezet tegen de opbrengsten van het aanstellen van een combinatiefunctionaris (beiden is niet mogelijk). Combinatiefunctionaris lijkt nuttig, maar kost zoveel dat andere zaken niet meer mogelijk zijn. Deelname aan Groninger Sportdorpen. De essentie van het sport-dorpenproject is (1) actief bewoners benaderen naar hun sport-/beweegwensen, (2) nieuw sportaanbod aanbieden, (3) het onderbrengen van dit aanbod bij een vereniging of als tijdelijk project en (4) samenwerking tussen verenigingen/instanties bevorderen. Verenigingen/vrijwilligers: Sportverenigingen lopen vrijwel allemaal aan tegen de kaderproblematiek: er zijn weinig vrijwilligers te vinden voor bestuurs-, begeleidings- en trainingsfuncties. Oplossingen vindt men in schaalvergroting (omniverenigingen, één voetbalvereniging per kern), maar ook wordt een professionaliseringsslag gemaakt. Steeds vaker worden verenigingsmanagers aangesteld, betaalde krachten die de bestuursfunctie van de vrijwilligers overnemen. Ook trainers zijn steeds vaker betaalde krachten, waarvoor bijv. combinatiefunctionarissen aangetrokken worden. Verenigingen worden door de gemeente ondersteund bij het vinden van vrijwilligers en verenigingen worden gestimuleerd om samen te werken. De gemeente geeft van oudsher veel aandacht aan verengingen, maar vindt dat door de trends de commerciële sport niet vergeten moet worden. Het is één van de weinige gemeenten die hier expliciet aandacht aan besteed. Sportaccommodaties/bezuinigingen Voor de accommodaties zijn vier scenario´s uitgewerkt: 1. In standhouden van de huidige voorzieningen met beperkt onderhoud. Nadeel: bestaande overcapaciteit neemt toe, financiële haalbaarheid zowel voor gemeente als verenigingen onzeker. 2. Samenwerking tussen verenigingen verbeteren, waardoor beter gebruik van accommodaties kan plaatsvinden en bestuurlijke vrijwilligers beter kunnen worden ingezet. Verenigingen moeten niet elkaars vissen afvangen maar samenwerken aan een breed en gevarieerd sportaanbod en zo uitstroom voorkomen. 3. Combineren van verenigingen en accommodaties. Binnen de kernen kunnen verengingen worden samengevoegd, hierdoor ontstaan grotere, sterke omniverenigingen met een gevarieerd sportaanbod. Samen kunnen ze één voorziening optimaal in stand houden (evt. gerund door een stichting). Dit gaat verder dan samenwerken.
60
4.
Zuidhorn/Gr 18631 Sportnota 2009-2015 Sportstimulering is een expliciet doel. Bezuinigingen niet.
Centraliseren van bepaalde voorzieningen, waardoor de gebruikersgroep groter wordt, maar reisafstand toeneemt. Voorbeeld Delfzijl en Appingedam met 1 zwembad. Uit bespreken met zowel ambtenaren als verengingen blijkt voorkeur voor scenario 2 en 3, er is een algemeen besef dat 1 niet kan, niets doen is geen optie, 4 gaat voor de meeste voorzieningen ten koste van de leefbaarheid. Verenigingen vinden zelfstandigheid belangrijk en geven de voorkeur aan 2, ook zij zijn zich bewust dat niets doen geen optie is. Er is sprake van onderbezetting, dit heeft de volgende gevolgen: de bijdrage voor overcapaciteit komt te vervallen (hiermee worden een groot aantal bijdragen aan verenigingen verlaagd) en het aantal sportparken en binnensportaccommodaties wordt verminderd (gesloten) en geconcentreerd. Er vindt een herstructurering van de sportvoorzieningen plaats op basis van een onderzoek van Grontmij. Dit is noodzakelijk vanwege krimp/ondercapaciteit, behoud kwaliteit en bezuinigingen. Naast een bedreiging kan concentratie ook een kans zijn op een betere accommodatie en een sterkere vereniging. VB binnensport is de aanleg van een bredeschool voor twee kernen. De reisafstand is iets groter, maar het wordt door sportverenigingen en bewoners als positief ervaren. Tot slot worden twee binnenzwembaden gesloten, en blijft 1 open. Het verhogen van de tarieven naar vergelijkbare tarieven in de regio (zie rapportage). De subsidie voor jeugdsport komt te vervallen omdat deze niet gekoppeld was aan beleidsdoelen en rechtstreeks naar de verenigingsbegrotingen ging. Dit geld komt nu ten goede aan het stimuleren van samenwerking en fuseren van verenigingen. Aandacht voor algemene ontwikkelingen, raakvlakken met andere beleidsvelden (sport als middel i.p.v. doel) en verenigingen. Stimulering/samenwerking Het project “Kies voor hart en sport”: samenwerkingsproject tussen gemeente, verenigingen en scholen. Kinderen kunnen kennis maken met verschillende sporten. Aan de scholen wordt een lespakket aangeboden m.b.t. sport en gezondheid. Stimulering richt zich vooral op de eerder genoemde doelgroepen. Deze doelgroepen worden door de gemeente bij het beleid betrokken. Er wordt samen met sportverenigingen gekeken in hoeverre deze nieuwe activiteiten kunnen ontwikkelen en in hoeverre gebruik gemaakt kan worden van accommodaties. Verenigingen worden gestimuleerd om gedragscodes voor veld en kantine op te stellen en om aandacht te schenken aan alcoholgebruik. Vrijwilligers werven voor de sport uit Vrijwillige Inzet Zuidhorn, Wet werk en bijstand en d.m.v. Maatschappelijke stages. Bezuinigingen/samenwerking Multifunctionele gebouwen en stimuleren van samenwerking. Er komt een onderzoek naar combinatiemogelijkheden. Door samenhang te creëren tussen de verschillende disciplines (bijv. Sportverenigingen, scholen en kinderdagverblijven) zal het voor de inwoners gemakkelijker worden om gebruik te maken van bestaande faciliteiten. Door samenwerking versterk je elkaar, waardoor de bestaande accommodaties vaker gebruikt worden en economische voordelen worden behaald. Samenhang wordt ook gecreëerd/versterkt door intern op verschillende beleidsterreinen samen te werken. Vanwege de samenhang met andere beleidsvelden wordt ook vanuit die beleidsvelden een aantal zaken gefinancierd. Privatisering: de gebouwen van enkele tennis- en ijsverenigingen zijn geprivatiseerd, om een uniform beleid te voeren wil de gemeente de gebouwen van de overige tennis- en ijsverenigingen ook privatisering. Er zijn geen concrete plannen voor verdere privatisering.
61
Coevorden/Dr 36067 Rkc onderzoek ‘Geprivatiseerde sportaccommodaties in de praktijk’ (2009). Sportnota 2009-2013 Eenduidigheid in financiën, afspraken en geld speelt een grote rol. Het sportbeleid moet budgettair neutraal zijn. De doelstelling is een stimulerend sportbeleid te voeren.
De sportnota is interactief met verenigingen, onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers tot stand gekomen. Net als boven aandacht voor nationale ontwikkelingen, demografische ontwikkelingen, samenhang met andere beleidsvelden, etc. Privatisering Er zijn verenigingen die geheel eigen accommodaties hebben en die ook geen exploitatiesubsidie van de gemeente ontvangen. Die accommodaties zijn nooit eigendom van de gemeente geweest. Is er wel sprake van (voormalig) gemeentelijk eigendom, dan doen zich diverse vormen voor: gehele accommodatie wordt verkocht aan een private, meestal niet-commerciële partij, al dan niet met aanvullende afspraken gemeente blijft eigenaar van de grond, de vereniging of stichting wordt eigenaar van de opstal (kantine, kleedkamers e.d.) gemeente blijft eigenaar van de gehele accommodatie, maar exploitatie en beheer worden overgedragen aan de vereniging of stichting. Dit gebeurt soms voor bepaalde tijd, soms voor onbepaalde tijd. uitsluitend de exploitatie van de kantine wordt aan de vereniging overgedragen (alle kantines zijn geprivatiseerd. Vanwege versnippering van gelden en verschillende begrotingsposten is het moeilijk te achterhalen hoeveel er aan accommodaties uitgegeven is en welk deel hiervan, naast expliciet begrote bedragen, wordt uitgegeven aan geprivatiseerde accommodaties. Daarnaast is er een veelheid aan verschillende regelingen en verschillen in exploitatie- en beheersvergoedingen. Ook de ‘bruidsschat’ die is meegegeven aan geprivatiseerde verenigingen is niet te achterhalen. Het lijkt erop dat de gemeente bespaard met privatisering. Het verschil zit voor het grootste deel in onderhoudskosten. Het is echter niet reëel dat de privatiseerde verenigingen het onderhoud geheel zelf kunnen bekostigen, de beheersvergoeding zal naar aller waarschijnlijkheid omhoog moeten. Bovenstaande zorgt ervoor dat de Rkc geen uitspraken kan doen over de doelmatigheid van geprivatiseerde accommodaties ten opzichte van die van gemeentelijke accommodaties. Het lijkt erop dat de kosten voor geprivatiseerde verenigingen iets lager liggen: de lopende (beheers)kosten zijn lager, de kosten voor groot onderhoud blijven voor rekening van de gemeente. De verwachte besparing van 75.000 euro is tot op heden niet gerealiseerd. Voor groot onderhoud komen verzoeken van zowel geprivatiseerde als niet geprivatiseerde verenigingen. Bij de aanvraag wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze partijen. Er is geen beoordelingskader, verenigingen weten niet welke afspraken hiervoor gelden. Daarnaast geeft de gemeente aan zich toch verantwoordelijk te voelen als een geprivatiseerde vereniging problemen heeft. Dit is omdat er als de gemeente niet bijspringt er vaak tot sluiting over gegaan moet worden. Sportnota brengt harmonisatie van afspraken m.b.t. verantwoordelijkheden en onderhoud: Niet geprivatiseerd: groot onderhoud van sportvoorziening voor gemeente, klein onderhoud en niet-sportvoorzieningen voor verenigingen, vergoeding voor belijning en doelnetten. Onderhoud vindt plaats volgens normen NOC*NSF voor eenduidigheid in kwaliteit, zodat ook de tarieven gelijk getrokken kunnen worden. Er wordt door de gemeente een meerjarenonderhoudsplanning opgesteld, die elk jaar wordt bijgewerkt. Geprivatiseerd: er komen duidelijke exploitatieovereenkomsten met daarin prestatieafspraken, de exploitatievergoeding wordt gekoppeld aan de prestaties. Control instrument van de gemeente zijn schouwen en het overleggen van de jaarrekening. Verenigingen zien (naast onduidelijkheden en bestuurlijke problemen) ook positieve punten bij privatisering: inkomsten van verhuur komen toe aan de vereniging, er hoeft geen zomerstop gehouden te worden, bij kleine problemen hoeft men niet naar de vereniging.
62
Geprivatiseerde verenigingen (en niet-geprivatiseerde verenigingen) geven aan dat voor klein onderhoud het vinden van vrijwilligers niet een groot probleem is, omdat leden hier verplicht aan deel moeten nemen. Het vinden van vrijwilligers voor bestuurlijke taken is lastig, helemaal voor geprivatiseerde partijen. Dit vereist veel professionaliteit, investeringen, groot onderhoud en de kosten hiervan moeten ingecalculeerd kunnen worden, verzekeringen moeten geregeld worden en de vereniging is ook werkgever van trainers etc. Dit brengt aansprakelijkheid met zich mee en heeft bij een explosie in één van de zwembaden tot een hoop geregel/problemen geleid. Sporthallen waar bewegingsonderwijs wordt gegeven, worden niet geprivatiseerd. De gemeente wil de kwaliteit waarborgen en de verantwoordelijkheid hiervan niet elders neerleggen. Samenwerking/bezuinigingen Binnen de kern Coevorden kunnen verenigingen (met name zelfde soort) samen gebruik maken van een accommodatie en mogelijk één bestuur vormen, om zo dit probleem ook aan te pakken (wordt door de verenigingen zelf geopperd). In kleinere kernen zal samengewerkt worden met andere voorzieningen zoals een dorpshuis. Gelden van andere beleidsterreinen kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld WMO-gelden bij sportstimulering. Ook wil de gemeente adviesraden (Wmo raad, seniorenraad, gehandicaptenplatform, gemeentelijke raad wonen, welzijn en zorg) beter benutten voor advies over sport- en beweegzaken vanuit de eigen achterban. Subsidies worden niet meer vanzelfsprekend als bijdrage verstrekt maar daar waar mogelijk gekoppeld aan prestaties. Geschetste partijen met rol bij sportstimulering: Stichting Welzijn, sportambassadeur, kinderopvang, buurtverenigingen, zorgverzekeraars, gezondheidsinstellingen, bedrijven, commerciële sportaanbieders, onderwijs, ongeorganiseerde sportbeoefening, sportverenigingen, woon/zorginstellingen en gemeente. De gemeente wil een regievoerende rol spelen. Tarieven en subsidies worden waar mogelijk in te zetten als sturingsinstrument. De uitvoerende rol ligt bij de aanbieders.
Dinkelland/Ov 26067 Rkc onderzoek 'Kaders voor het sportaccommodatie beleid' (2009).
63
Afweging bij aanvragen groot onderhoud/renovatie/nieuwbouw: - noodzaak voor uitoefening van de hoofdactiviteit(en); - wettelijke voorschriften en licentie- en vergunningsvoorwaarden; - ledenaantal, dat wil zeggen de levensvatbaarheid van de vereniging; - multifunctionaliteit en medegebruik; - capaciteit elders; - afweging tussen het financieren van grootonderhoud, volgens de gemeentelijke onderhoudsplanning en nieuwbouw/verbouw; - afweging van alternatieve kosten bij verbouw of nieuwbouw; - maatschappelijke betrokkenheid van de vereniging; - totaal aan investeringen die de aanvrager vanuit de gemeente gefinancierd heeft gekregen over de afgelopen 5 jaar. Harmonisatie: Er vindt harmonisatie van tarieven plaats, hierbij wordt wel rekening gehouden met dat sommige takken van sport makkelijker inkomsten kunnen genereren en dat sommige takken van sport kostbaarder zijn dan andere. Bezuinigingen Inslag bezuinigingen: er is sprake van een veranderende samenleving, de nadruk ligt op zelfredzaamheid.
Onderzoek naar bezuinigen op sport (2011)
Bezuinigingen staan centraal Daarnaast vindt harmonisatie van tarieven plaats. Hoofddoelstelling: de gemeente bevordert een blijvende sportdeelname.
Het profijtbeginsel wordt gehanteerd: verenigingen en sporters gaan bijdragen aan een voorziening waar zij gebruik van maken. Mensen die geen gebruik maken van een voorziening hoeven daar ook niet voor te betalen. De veranderende rol van de overheid komt ook nadrukkelijk tot uitdrukking bij de introductie van het principe van zelfwerkzaamheid. Verenigingen kunnen het onderhoud aan velden en dat geldt bij uitstek voor voetbal, in mindere mate voor tennis, efficiënter en dus goedkoper (laten) uitvoeren dan de overheid/gemeente. Verenigingen hebben bijvoorbeeld geen overheadkosten die de gemeente wel heeft. Bij dit efficiency voordeel komt dat de verenigingen de mogelijkheid hebben, ter beoordeling voorleggen aan de belastingdienst, om een BTW voordeel te halen bij alle investeringen die ten aanzien van de sportvelden worden gedaan. Dinkelland heeft in het verleden positieve ervaringen opgedaan bij andere sporten als het gaat om het overdragen van onderhoud, bijvoorbeeld bij de klootschietverenigingen. Het efficiency- en BTW voordeel wordt geschat op 40%. Overtallige voorzieningen/velden worden afgestoten en vallen volledig onder verantwoordelijkheid van de verenigingen. De principes van zelfwerkzaamheid en profijtbeginsel vragen extra aandacht voor situaties waarbij het risico bestaat van sociaal isolement en/of armoede. Ter voorkoming van dit risico kent de gemeente Dinkelland een bijdragefonds. Dit bijdragefonds maakt het mogelijk dat mensen die in een dergelijke situatie geraken actief kunnen (blijven) deelnemen. Jeugdsportsubsidie wordt afgeschaft, dit was een bijdrage aan verenigingen en niet gebonden aan specifieke doelen/afspraken. Plantsoenonderhoud van voetbalcomplexen is afgeschaft, hiervoor werd een subsidie verstrekt. Door dit onderhoud niet meer te plegen en de subsidie in te trekken levert dit dubbele voordelen op.
Privatisering De vraag of en zo ja, welke onderhoudstaken/ accommodatieonderdelen wordt beoordeeld m.b.v.de volgende toetsingscriteria: Is er bij de verenigingen voldoende (specialistische) deskundigheid en ervaring in huis? Zijn er voldoende vrijwilligers beschikbaar? Het onderhoud van sportvelden vereist bijna dagelijkse werkzaamheden, ook in vakantie en wintersport onderhoud nodig. Is er voldoende specialistisch gereedschap en materiaal aanwezig? Blijft het accommodatiegebruik na privatisering laagdrempelig? Levert de privatisering voor beide partijen voldoende organisatorische en financiële voordelen op? Wat gebeurt er als de vereniging ophoudt te bestaan of de taken niet naar behoren kan uitvoeren? Als één of meer vragen ontkennend worden beantwoord, zal privatisering weinig kansen bieden voor een succesvolle exploitatie. De Rkc concludeert dat de afweging niet altijd zorgvuldig gedaan is aan de hand van bovenstaande toetsingscriteria. De Rkc is van oordeel dat: het privatiseringsbeleid van sportaccommodaties beperkt inzichtelijk is geformuleerd en waarborgen (als handhaven kwaliteit en laagdrempeligheid, lagere kosten) om dit beleid doelmatig uit te voeren ontbreken. De Rkc kan daarom geen onderbouwd oordeel vellen over de doeltreffendheid. privatisering te veel een doel op zich is geweest, waarbij een eventuele meerwaarde van privatisering niet duidelijk is gemaakt. Over het algemeen anticipeert de gemeente niet op de mogelijkheid dat een vereniging waarvan de accommodaties zijn geprivatiseerd, alsnog om financiële middelen vraagt om het onderhoud op een acceptabel niveau te brengen.
64
Daarnaast zijn er geen duidelijke afspraken gemaakt met verenigingen en wordt niet gehandhaafd(2009). Bijvoorbeeld over het verplicht besteden van privatiseringsgelden aan onderhoud en het overleggen van jaarrekeningen en inspectieplannen ter controle, deze worden niet altijd geleverd en gesprekken vinden niet altijd plaats.
Een bijkomend voordeel van het in erfpacht uitgeven van de sportvelden aan de verenigingen is dat zij daarmee ook de eigendom verkrijgen van eventueel op de ondergrond aangebrachte veranderingen (waaronder kunstgrasvelden). Tevens verkrijgen de sportverenigingen daarmee een middel om vreemd vermogen aan te trekken (een hypotheek op een erfpachtrecht is mogelijk).
Franekeradeel/Fr 20755 Kadernotitie bezuinigen op sport 2012-2014 De raad heeft uitgesproken dat het stimuleringsbeleid voor de jeugd voortgezet dient te worden. De gemeente streeft naar harmonisatie van het sportbeleid.
65
Bezuinigingen door verdere privatisering(2011). De gemeente heeft jaarlijks hoge kosten voor de voetbal= en tenniscomplexen. Door geen huur meer te vragen, de velden in erfpacht over te dragen en het onderhoud op afstand te zetten kan in totaal een bedrag van € 192.943,00 worden bespaard op de voetbal en 77.00 op de tennisverenigingen. De gemeente heeft een taakstelling van 80.000 euro, onderstaand staat opties, niet de gemaakte kosten. Bezuinigingen kunnen worden behaald langs vier wegen: 1. Clustering van voorzieningen per kern. Dit gebeurt in huidige accommodaties (en daarmee sluiten van accommodaties), maar ook met de bouw van een MFA. Het gaat om binnen- en buitensportaccommodaties. Deze opties zijn uitgewerkt, maar nog niet met financiële besparingen. Wel worden financiële gevolgen geschetst zoals het komen te vervallen van huurinkomsten, maar ook van onderhoudskosten en verkoopopbrengsten van overtallige accommodaties. 2. Kosteneffectief onderhoud sportvoorzieningen, dit kan door: Verlaging van het onderhoudsniveau van sportvoorzieningen buiten de lijnen, dit levert een besparing op van onderhoudskosten, maar in de toekomst eventueel vaker groter onderhoud door achterstallig onderhoud. Er wordt wel gestreefd naar een sobere inrichting van de voorziening buiten de lijnen. Verhoging van de huurtarieven, waardoor de kostendekkendheid toeneemt. Voordelen: doet meer recht aan onderhoudskosten. Nadelen: verenigingen hebben nu al problemen en er komen meer problemen, laagdrempeligheid sport neemt af. Afstoten overtollige velden: geen onderhoudskosten, opbrengsten van de verkoop, omvang past bij aantal teams. Privatiseren van verenigingen die op eigen benen kunnen staan (kaats- en tennisverenigingen) en andere verenigingen (ijsbaan, voetbal, gymzalen) in combinatie met een beheersvergoeding. Voordelen: onderhoudskosten en investeringen komen te vervallen, uniform beleid. Nadelen: huur komt te vervallen, kans op slechtere kwaliteit vanwege gebrek aan expertise m.b.t. onderhoud, de grond van twee verenigingen ligt strategisch, voor het afstoten is medewerking nodig van verenigingen. Kunstgrasvelden kunnen niet worden afgestoten i.v.m. met specialistisch onderhoud, dit maakt dat geen uniform beleid gevoerd kan worden en dat deze vereniging zit met deels geprivatiseerde velden. Voetbalverenigingen kunnen zelf niet in onderhoud voorzien, waardoor kwaliteit verslechtert en velden mogelijk afgekeurd worden. Als er een beheervergoeding komt, dan is het niveau hiervan dusdanig dat er bespaard wordt, dit is echter niet haalbaar voor verenigingen is gebleken, de privatisering van de verenigingen heeft niets opgeleverd. De gemeente verliest zeggenschap over kwaliteit, openingstijden en tarieven, één van de accommodaties is dusdanig belangrijk dat dit een risico vormt. De gemeente huurt een onderzoeksbureau in om privatisering van deze accommodatie te onderzoeken Sommige accommodaties worden voor bewegingsonderwijs gebruikt, zijn kunnen dit kosteloos doen, bij privatisering moet de gemeente een vergoeding aan de eigenaar betalen.
3.
Halderberge (NB) 29292 Rkc onderzoek naar de effecten van privatisering van sportaccommodaties (2010) De gemeente heeft geen inhoudelijke doelstellingen geformuleerd bij het accommodatiebeleid.
Koppeling zelfwerkzaamheid aan onderhoudstarief, dit kan door: Afstoten terreinonderhoud (dus niet de sportvoorzieningen zelf) voetbalvelden, atletiekbaan en kaatsvelden, dit levert 17.000 euro op. Voordelen: geen onderhoudskosten, geen specifieke kennis vereist. Nadelen: verenigingen hebben moeite vrijwilligers te vinden. Het is onderzocht door Oranjewoud en die concludeert: de gemeente doet zeer efficiënt onderhoud, verenigingen kunnen er niet veel meer bij hebben (de ruimte voor zelfwerkzaamheid is zeer beperkt), de gemiddelde onderhoudskosten liggen onder het landelijk gemiddelde. Vraag is wel of het er toe doet dat het terrein minder frequent wordt onderhouden, omdat de sportvoorziening zelf niet beïnvloed wordt. Afstoten van klein onderhoud binnen de lijnen (van bovenstaande verenigingen), dit levert 20.000 euro op. De voor- en nadelen zijn dezelfde als bij afstoten terreinonderhoud. Hierbij komt dat dit onderhoud voor voetbalclubs te complex is. Zelfwerkzaamheid rechtstreeks koppelen aan de tarieven: hoe meer zelfwerkzaam, hoe minder onderhoudstarief er betaald hoeft te worden. Er kan mogelijk zelfs een beheersvergoeding tegenover staan, dit moet uiteraard wel tot besparing leiden. Bovenstaande voor- en nadelen gaan hier ook weer op. Bijkomend is dat er sprake is van maatwerk, dit vergt veel tijd en organisatie en druist in tegen de wens een uniform beleid te voeren. De kwaliteit kan dusdanig verslechteren dat de gemeente alsnog moet bijspringen. 4. Herstructurering subsidies. Er is weinig samenhang tussen de verleende subsidies voor sport en de prestatie-indicatoren in het uitvoeringsprogramma welzijnssubsidies 2009-2011. De prestatie-indicatoren richten zich op sport- en beweegstimulering onder jongeren t/m 18 jaar. De subsidies die verstrekt worden zijn voor een veel breder doel bestemd. Slechts enkele subsidies dragen puur bij aan de jeugdsportstimulering. Overige subsidies worden geschrapt. Noot vooraf: er zijn geen goede uitspraken te doen omdat er geen ‘nulmeting’ is gedaan. Privatisering Beoogde effecten: Het nemen van verantwoordelijkheid door inwoners; ruimte voor particulier initiatief/ondernemerschap; verruiming gebruiksmogelijkheden (ingebruikgeving door derden en/of verhoging bezettingsgraad, multifunctioneel gebruik); bevordering efficiency (bezuinigingen/besparen). Randvoorwaarden: gebruik en toegankelijkheid (zeggenschap over het gebruik en toegankelijkheid vanuit financieel oogpunt bezien; betaalbaar blijven voor de doelgroep). Zo is bijvoorbeeld aan de exploitant een maximum aan indexering opgelegd; Waarborgen omtrent het behoud van de kwaliteit (onderhoud en beheer); Waarborgen omtrent de continuïteit van de voorziening (zekerheid van voortbestaan en behoud van de bestemming). Voordelen: vergaande mindering ambtelijke bemoeienis (afname 1,5 Fte); kostenbewust handelen eigenaar/gebruiker;
66
privatiseren gekoppeld aan verbetering kwaliteit (renovatie o.i.d.) maakt positieve krachten los; er kunnen sneller stappen worden ondernomen bij onderhoud (slagvaardigheid/efficiency); Opbrengsten: privatisering aan verenigingen zijn budgettair neutraal verlopen. Privatisering aan commerciële instellingen leveren voordelen op (maar relatie met gebruikers lastig); Opbrengsten voor verenigingen (gaat hier om privatisering d.m.v. bruikleenovereenkomst) bij multifunctioneel gebruik: Bij MHCO is er sprake van medegebruik in de zin van naschoolse opvang, dat door de gemeente vergoed wordt, ook activiteiten in het kader van ‘de sportieve school’ (vorm van gymles). Daarnaast worden door anderen de extra opbrengsten door verhuur als gering betiteld omdat dit ook (extra) onderhoud en snellere slijtage met zich meebrengt.
Nadelen: continuïteit beheer en exploitatie (en daarmee kwaliteit); afhankelijk van bemensing (kader en vrijwilligers (oplossing schouw opnemen in bruikleenovereenkomst); minder ambtelijke bemoeienis maar gemeente wordt wel vaak gevraagd te bemiddelen tussen exploitant en gebruikers (bij meerdere gebruikers); gevaar voor groot (achterstallig) onderhoud als gevolg van onvoldoende reserveringen; exploiteren van een gymzaal door gymnastgiekvereniging blijkt lastig omdat er niet veel animo is en men geen tijd heeft om acquisitie te voeren; (landelijke) regelgeving wordt door verenigingen als lastig en beperkend ervaren; Sparen/reserves aanleggen in de praktijk vaak niet mogelijk schaalvergroting wordt hiervoor door verenigingen als oplossing aangedragen. Knelpunten zitten met name in het geld dat door de gemeente voor onderhoud beschikbaar is/wordt gesteld, om die reden zijn nieuwe MOP’s opgesteld en op basis daarvan zijn de onderhoudsgelden opnieuw bepaald; Bij één van de commerciële exploitanten zijn geen maximum prijsstijgingen opgenomen en zijn de prijzen sterk gestegen, de zwemclub geeft aan dit niet meer te kunnen betalen; Onderhoudskosten vallen tegen bij verenigingen. De kwaliteit is over het algemeen achteruit gegaan (hygiëne en onderhoud), wordt gevonden door verenigingen die bij een exploitant huren. Er was vooraf en achteraf discussie over wel (achterstallig) onderhoud voor rekening van de gemeente komt en welk deel niet.
Heemstede/NH 26297
67
Bezuinigen/stimuleren Nastreven multifunctioneel gebruik en clusteren van voorzieningen voor optimaal gebruik; De bespelingsgraad is een overweging, maar ook sociale context; Regionale samenwerking met betrekking tot aanleg van sportaccommodaties; Integraal beleid voeren; Gesubsidieerde arbeid als oplossing vrijwilligersproblematiek. Het betreft het uitbesteden van onderhoud en beheer van sportcentrum Groenendaal. In dit sportcentrum zijn nagenoeg alle typen binnen- en buitensport gevestigd en een zwembad. Voorheen was dit al geprivatiseerd en lag dit bij twee samenwerkende partijen, nu dus bij één partij, de conclusies zijn daarom niet echt te gebruiken om privatisering met in eigen beheer houden te vergelijken.
Rkc onderzoek naar uitbesteding van taken door de Gemeente Heemstede aan Optisport (2006) Hellendoorn/Ov 35747 Advies inzake optimale organisatorische vormgeving van het beleidsveld sport (2009) De gemeente voert een stimulerend beleid. Houten/U 47937 Rkc onderzoek naar privatisering van sportvoorzieningen (2006) Het doel van privatisering was bezuinigen. Dit stond voorop en er zijn geen politieke of maatschappelijke doelstellingen gesteld. Stimuleren is een doel.
Privatisering Algemene nadelen die relevant kunnen zijn: er zijn geen (goede) inhoudelijke doelstellingen geformuleerd en er is niet tussentijds geëvalueerd/overleg geweest/gehandhaafd. Verenigingen zijn niet tevreden met de exploitatie (onderhoud en aanwezigheid personeel/ communicatie/informatie. De exploitant speelt onvoldoende in op landelijk beleid en er worden geen nieuwe activiteiten ontplooit. Dit onderzoek heeft betrekking op de ambtelijke vormgeving van sport en is niet van toepassing op dit onderzoek. Er zijn wel een aantal algemene punten uit te halen: De gemeente zet haar vrijwilligersbeleid in voor de sport. Er ligt nadruk om integraliteit met andere beleidsvelden. De gemeente wil te allen tijde zelf de sportaccommodaties in eigendom houden. De reden hiervoor is dat sport als kerntaak wordt gezien en de gemeente het maatschappelijk belang wil blijven behartigen, daarnaast wil de gemeente zelf contact houden met de sportinfrastructuur. Bezuinigingen zijn geen doel. Bezuinigingen zijn ook deels bereikt door huurverhoging Privatisering Doelstellingen: handhaven van een gedifferentieerd voorzieningenniveau; een kritische taakanalyse; kostenbeheersing; een redelijke prijs voor diensten; een redelijk belastingniveau; een financieel vangnet voor laagste inkomensgroepen. Voorwaarden: 1. de gemeente blijft verantwoordelijk voor (het creëren van de randvoorwaarden voor) het bevorderen van sportbeoefening; 2. er wordt afgezien van het oprichten van beheerstichtingen; 3. bij verkoop gaat de voorkeur uit naar partijen met een sportieve doelstelling. De gemeente krijgt eerste recht van terugkoop; 4. de gemeente kan leningen vertrekken of garanties geven aan verenigingen; 5. als de gemeente eigenaar blijft van een buitensportaccommodatie dient verzekerd te zijn dat de accommodatie goed wordt beheerd. Daartoe worden beheercontracten met een looptijd van min. 5 jaar afgesloten; 5. Deskundigheidsbevordering is van groot belang. De gemeente verplicht zich de verenigingen twee jaar te faciliteren. Er is uiteindelijke niet veel geprivatiseerd en ook zijn accommodaties gedeprivatiseerd, reden voor beëindiging privatiseringsproject: het is moeilijk privatisering te realiseren als daarbij ook gelijktijdig sprake is van een bezuinigingstaakstelling. Het was tijdrovend/moeizaam. Dit kwam omdat er door bezuinigingen geen beleidsruimte was en verenigingen een dreigende huurverhoging boven het hoofd hing. Uiteindelijk is er nauwelijks financieel resultaat geboekt door deprivatisering en door het verlagen van de huur (na een verhoging die ten opzichte van andere gemeente erg fors was). De te hoge huren waren een negatief bij effect van privatisering.
68
Krimpen aan den IJssel/U 28626 Rkc onderzoek naar kostentoerekening en kostendekkendheid van tarieven, waaronder sportaccommodaties (2009) Er is sprake van een stimulerend sport beleid. Bezuinigingen zijn geen doel
Geen leerpunten uit het Rkc onderzoek, behalve dat bedragen niet goed te herleiden zijn naar de sportaccommodaties, er zijn veel verschillende posten die al dan niet worden doorberekend, zoals overheadkosten, personeelskosten, etc. Bezuinigen/stimulering op het terrein van accommodaties stuurt de nota onder andere aan op multifunctioneel gebruik, het optimaliseren van de bezetting en clustering van accommodaties bij nieuwbouw en renovatie; samenwerking; nieuw aanbod voor tot nog toe niet in een vereniging georganiseerde sporters; subsidies met duidelijke prestatieafspraken, dit verruimt sturingsmogelijkheden/stimuleringsmogelijkheden. Naarmate een vereniging een grotere bijdrage aan de samenleving levert, krijgt deze ook meer subsidie. De gemeente wil niet privatiseren, omdat dit bij buurgemeenten niet goed is gegaan en zelfs geleid heeft tot faillissementen.
Sluis/ZL 23979
Naar aanleiding van bezuinigingen hebben negen voetbalverenigingen en een korfbalvereniging de handen ineen geslagen en een coöperatie opgericht. Zij denken hiermee de bezuinigingen te kunnen ondervangen. Deze coöperatie neemt het onderhoud en beheer van de accommodaties over van de gemeente en ontvang hiervoor een exploitatiebijdrage (alleen groot onderhoud aan de kleedkamers en periodieke renovaties blijven voor rekening van de gemeente). Dit bedrag ligt lager dan wat de gemeente tot nu toe aan de afzonderlijke clubs betaalde (260.000 i.p.v. 400.000 euro). Omdat de coöperatie in de opstartfase zit zijn de bezuinigingen de eerste jaren wat minder en wordt geleidelijk afgebouwd. Naast onderhoudskosten, scheelt het de gemeente op de lange termijn ook 1,5 Fte en overheadkosten. De gemeente houdt het eigendom. Er vindt jaarlijks een gezamenlijke schouw plaats. Bijkomend voordeel is dat dit de samenhorigheid versterkt. De clubs denken de verlaging te kunnen ondervangen door delen van overhead en mankracht, daarnaast hoeft de vereniging het onderhoud niet aan te besteden, er wordt door ondernemers met ondernemers onderhandeld. Ook zal bezuinigd kunnen worden op energiekosten, volgens de gemeente was er een principe van de gemeente betaalt toch, verenigingen beamen dit. Tot slot zet de verenigingen voor klein onderhoud als groenonderhoud vrijwilligers in. Er worden verder bezuinigd door het afstoten van overtollige velden (door krimp). Privatisering Voorwaarden: draagvlak bij verenigingen voor overdracht exploitatie en beheer; behoud van kwaliteit en continuïteit, kwaliteit op basis van regelgeving NOC*NSF en controle GGD; handhaven van rechten huidige gebruikers; uniformiteit in beleid en afspraken; uitgaan van regionale tarieven; bezuinigen, taakstelling: 270.000 euro. Conclusie: er is sprake geweest van een uitwerking van de voorwaarden, deze zijn telkens nageleefd, er zijn overeenkomsten gesloten, de uitvoering is doeltreffend geweest.
Bezuinigen door oprichten coöperatie van verenigingen (2012)
St. Michelsgestel/ NB 28114 Rkc onderzoek naar de effectiviteit van privatisering van sportaccommodaties (2007) Doel bezuinigingen Basis moet zijn: uniformiteit
Gunningscriteria exploitanten binnensport: financieel economische positie;
69
Tubbergen/Ov 21171 Bezuinigen op sport door overleg met sportraad en verenigingen en een nieuwe subsidiemethodiek (2011) De subsidie ten bate van sportstimulering. Twenterand/Ov 33727 Beleidsregels omtrent overdracht bij privatisering sportaccommodaties
70
visie op exploitatie (specifiek in St M); aanpak bedrijfsvoering; garantie op gestelde voorwaarden; technische bekwaamheid. Voordelen de bezuinigingen zijn voor 95% gerealiseerd, er is hierbij wel een groot verschil tussen binnensport (132%) en buitensport (50%); Het oordeel van buitensportverenigingen is neutraal tot positief. Nadelen door de bezuinigingstaakstelling is niet of nauwelijks gekeken naar inhoudelijke doelstellingen; er moest veel gesproken worden met verenigingen door de bezuinigingen en dit kostte veel tijd (zeer langdurig proces). met name basisscholen en binnensportverenigingen uiten kritiek op beheer en kwaliteit, zijn negatief over privatisering. De feitelijke invulling van beheertaken is nog niet geëvalueerd. Gezamenlijk is een nieuwe subsidiemethodiek ontwikkelt die leidt tot bezuinigingen vanwege: Verminderende ambtelijke capaciteit Andere verdeelmethodiek: grotere verenigingen krijgen relatief minder dan kleinere en kleine sportclusters krijgen relatief meer investeringsruimte. Door deze nieuwe aanpak verdwijnen er 4 bestaande subsidievormen en krijgt de gemeente slechts 1 aanvraag voor een geheel jaar. De gehele administratieve verwerking wordt door de belangengroepering uitgevoerd. Verenigingen krijgen naar ledenaantal een vast bedrag per lid (ingedeeld in leeftijdsgroepen). De grote voetbalverenigingen (400 leden) krijgen geen subsidie meer. Het hebben van overkoepelende organisaties is een grote winst. Door ze in voor- en tegenspoed als partner te behandelen heeft gemeente hier veel aan. Ook wordt bezuinigd door beheer en onderhoud van voetbalvelden en later andere buitensportaccommodaties, te privatiseren. Privatisering wordt onderscheiden in overdracht van beheer en onderhoud en overdracht van eigendom. Voorwaarden: 1. Privatisering kan feitelijk alleen maar plaatsvinden indien er sprake is van wilsovereenstemming (win/win situatie). 2. De accommodatie dient in aanvaardbare staat van onderhoud te worden gebracht c.q. het budget voor het op peil brengen van de aanvaardbare staat van onderhoud, wordt op basis van een meerjarenonderhoudsplanning voor de komende 5 jaren overgedragen. 3. De ondergrond blijft altijd eigendom van de gemeente. Juridisch eigendom wordt geregeld d.m.v. het vestigen van recht van opstal. 4. De geprivatiseerde vereniging /instelling ontvangt bij overdracht van gemeentelijke eigendommen een afkoopsom op basis van geraamde exploitatiekosten voor maximaal de komende 5 jaren onder aftrek van eventuele huurbedragen 5. Indien de privatisering alleen het overdragen van onderhoudstaken betreft, zal per vereniging maatwerk worden verricht waarbij de vergoeding wordt afgeleid van de kosten welke normaliter voor rekening van de gemeente zouden komen. 6. De gemaakte afspraken en de financiële verantwoordelijkheden worden vastgelegd in een privatiseringsovereenkomst. Periodiek schouwen van de accommodatie moet (bij overdragen onderhoud) uitwijzen of deze goed wordt beheerd. 7. Voor het verlenen van medewerking aan de overdracht van gemeentelijke eigendommen zal steeds de financiële positie van de gemeente leidend zijn.
Westellingwerf/Fr 25846 Rkc onderzoek privatisering van buitensportaccommodaties (2007)
Privatisering Beheer en onderhoud (ook van kleedruimtes) worden geprivatiseerd m.u.v. maaiwerk, opstallen komen in eigendom van de verenigingen. De huur komt te vervallen en verenigingen krijgen een onderhoudsbijdrage. De gemeente streeft verder naar een meer kostendekkende exploitatie. Naast onderhoud komen ook de energiekosten en verzekeringskosten voor rekening van de verenigingen. Continuïteit en kwaliteit dienen gewaarborgd te blijven.
Aanleiding: uniformiseren sportbeleid/gelijke behandeling verenigingen Besparing Vergroten betrokkenheid verenigingen
Bezuinigen door privatisering Het is lastig om uitspraken over besparingen te doen omdat de gemeente van boekhoudsysteem is veranderd en de bedragen versnipperd zijn. Vanwege het updaten van kwaliteit/onderhoud en een opstartbijdrage zijn er behoorlijk wat startkosten bij privatisering aanwezig. Voorbeeld op den duur gaat de privatisering van een voetbalvereniging met 7.000 euro per jaar afnemen, de opstart kosten zijn echter 32.000 euro, na 5 jaar gaat de privatisering zich dus terugbetalen. In de meeste gevallen nemen de structurele kosten af. Er zijn echter ook verenigingen waar de structurele kosten uiteindelijk niet lager zijn dan voor de privatisering. De gemeente heeft in veel gevallen de onderhoudsbijdrage naar boven bij moeten stellen omdat de ramingen te krap waren, verenigingen wilden anders ook niet akkoord wilden gaan met privatisering. Het exploitatietekort is lager dan voor de privatisering, maar tegelijkertijd ook lager dan geraamd. Daarnaast liepen de kosten gedurende het privatiseringsproces steeds hoger op (dan beraamd was) door achterstallig onderhoud (deze kosten hadden anders ook gemaakt moeten worden). Om die reden is door het college het proces een aantal keren opgeschort omdat extra geld op de begroting vrijgemaakt moest worden. Er ging veel tijd gepaard met onderhandelingen. In de toekomst is waarschijnlijk extra steun nodig voor groot onderhoud, er is bij de gemeente onvoldoende inzicht in hoe deze kosten zich ontwikkelen (ook vooraf niet goed over nagedacht). De privatisering was meer een doel op zich dan een middel. Er is niet nagedacht over alternatieven als de privatisering zou mislukken. Bezuinigingen Samenwerking tussen verenigingen en tussen verenigingen en onderwijs wordt bevorderd. Voor verenigingen worden workshops georganiseerd m.b.t. versterking, verbinden en samenwerken. Er wordt niet bezuinigd op stimulering maar op kosten. Subsidies worden wel explicieter gekoppeld aan doelen. 96% van de sportbegroting heeft betrekking op accommodaties, om die reden wordt daarop bezuinigd. De gemeente streeft naar een optimaal gebruik van accommodaties. Er vindt geen uitbreiding plaats als elders in de gemeente nog ruimte is, accommodaties moeten wel goed bereikbaar zijn. Gemeente streeft naar multifunctioneel en medegebruik. Bijdrage aan sport is gekoppeld aan de mate van zelfredzaamheid. Zo zijn maneges, fitness- en, squashcentra zelfredzaam, hier worden geen subsidies (meer) aan verstrekt. Er zijn verenigingen en accommodaties die zich in een grijsgebied bevinden (zoals kleedkamers). Daarnaast is bij accommodaties het sociaal rendement van belang: er moet een grote groep gebruik van maken. Privatisering: onderhoud buiten de lijnen gaat deels overgelaten worden aan verenigingen. Aandacht voor sporten en bewegen in de openbare ruimte. Hiervoor is goed aansluiting te vinden bij andere beleidsterreinen als recreatie en toerisme, publieke werken en jeugdbeleid. Bv een trimbaan met toestellen rond recreatieplas. Om ondercapaciteit en sporten in daluren te stimuleren worden en tariefverschillen gehanteerd op basis van tijden. Er zijn ook acties die gerealiseerd kunnen worden zonder kosten. Bijv. het opstellen van regels voor het gebruik van de sportparken door andere doelgroepen om multifunctionaliteit te bevorderen. Het stimuleren van ongebonden sporten.
Wierden/Ov 23630 Sportnota 2010. Wat beweegt Wierden?? Visie en beleidskeuzes Stimulering van doelgroepen is een expliciet doel. Bezuinigen (10%) is een doel.
71
Gemeente/prov/inw Bron en doelen Aalburg/ NB 12685 Sportnota 2007-2009. Stimuleren is een expliciet doel.
Beesel/LB 13844 Sportnota 2010-2017. Stimulering is een expliciet doel.
Leerpunten Stimulering/samenwerking Het organiseren van toernooien en proeflessen door verenigingen; Meer Bewegen voor Ouderen verenigingen organiseren groepsactiviteiten en eens in de week ouderengym. Sportvereniging moeten gestimuleerd worden om activiteiten voor ouderen te organiseren. Ouderen zijn over het algemeen niet goed geïnformeerd over sportmogelijkheden, hier wordt meer aandacht aanbesteed, ook d.m.v. samenwerking met andere instanties. Gemeente gaat helpen bij het werven van vrijwilligers en ondersteunen bij professionalisering (zij moeten aan steeds meer regelgeving voldoen). In de financiële gevolgen zit een overlap met andere beleidsvelden. Zo zal vanuit het sportbeleid ook een bijdrage geleverd worden aan volksgezondheid, brede school en WMO verplichtingen. Stimuleringsprojecten met succes/nieuwe markten: Project Beweeg Bewust Sportstimulering voor 55 plussers. Doelgroep zijn 55 plussers die nog nooit aan sport hadden gedaan. Gestart als project op initiatief van de gemeente en begeleid door Huis voor de sport, GGD en stichting Wel.Kom. Inmiddels is het project beëindigd en sporten de groepen zelfstandig. De ouderenvereniging doet de administratie. Totaal 104 leden. Er is sprake van groepen die sporten in de zaal en die sportief wandelen. Stimuleren samen met andere gemeenten in project Iedereen kan sporten: Sportstimuleringsproject voor mensen met een beperking. Het is een samenwerkingsverband tussen negen gemeenten, Huis voor de Sport, Gehandicaptensport Nederland. Samenwerkingspartners zijn MEE, Dichterbij. Het project heeft een nieuwsbrief met 193 abonnees. Het project heeft 19 nieuwe structurele sportactiviteiten opgeleverd. In Reuver is een fitnessgroep voor mensen met beperking. Op het speciaal onderwijs is het project schoolsport extra geïmplementeerd. Er is jaarlijks een demo doe dag. De organisatie van de Special Olympics 2010 ( nationale spelen) is toegewezen aan de regio Noord - Limburg. Er is een sporttaxi gerealiseerd voor mensen met een beperking. Naschoolse activiteiten en sport: scholen hebben samen met de schoolbesturen en verenigingen een traject naschoolse activiteiten opgestart. De gemeente speelt hierin geen rol. Door sport en beweegactiviteiten op en rondom school te organiseren, maken jongeren op een laagdrempelige manier kennis met sport en bewegen. De brede scholen zijn hierbij erg belangrijk. Sport is een middel om de leefbaarheid in de buurt te vergroten. De buurt fungeert dan als ontmoetingsplek. Het is mogelijk om sportactiviteiten te realiseren bij openbare sportvoorzieningen en op schoolpleinen. Samen met ouderverenigingen van scholen, buurtverenigingen, sportverenigingen en jongerenwerk kunnen activiteiten worden georganiseerd. Werk is een belangrijke vindplaats voor de leeftijdsgroep van 20 – 65 jaar. Een gezamenlijke aanpak van gemeente en bedrijven
72
Eemsmond 16357 Sportnota 2008-2011. Stimuleren is het hoofddoel van de nota.
Nederweert/Lb 16678 Sportnota 2009-2013 Stimuleren is hoofddoel
73
kan leiden tot gezonde en sportieve werknemers. Daarnaast bieden bedrijven kennis en kunde. Misschien is het mogelijk deze in te zetten voor verenigingen. Voor ouderen sport bij sportverenigingen en in openbare ruimten organiseren. Dit in combinatie met ouderverenigingen, dorpsverenigingen, buurtverenigingen, sportverenigingen. Samenwerking Gemeentelijke sportcommissie: adviseert in beleidsvoorbereiding, begeleidt de uitvoering en functioneert als intermediair tussen gemeente en sport. Voor ondersteuning van de beleidsvoorbereiding en uitvoering is een consulent samenlevingszaken (sport en bewegen, jongerenwerk) beschikbaar. Daarnaast definieert de gemeente een aantal burgerpartners: sportverenigingen, commissies sportieve recreatie, scholen, jongerenwerk en buurt- en dorpsverenigingen. De gemeente zegt in de nota een voor 2011 een samenwerkingsconvenant te willen realiseren: een samenwerkingsconvenant tussen scholen (basisonderwijs en voortgezetonderwijs), sport- en buurtverenigingen, jongerenwerk, sportcommissie, commissies sportieve recreatie en dorpsverenigingen/-huizen, met betrekking tot het ontwikkelen en uitvoeren van activiteitenprogramma’s. Stimuleren/bezuinigen Op de hoogte blijven van landelijke en provinciale stimuleringsregelingen. Het lidmaatschap van de Vereniging Sport Gemeenten (VSG) en de VNG en het Huis voor de Sport Groningen helpt hierbij. Stimuleren door een integrale aanpak tussen buurt-/jongerenwerk, scholen en sportverenigingen/-commissies De gemeente onderzoekt de mogelijkheid om d.m.v. maatschappelijke stages het vrijwilligersprobleem aan te pakken. Daarnaast wordt er een link gelegd met sociale activering: mensen van daaruit inzetten als vrijwilliger. Organiseren van activiteiten voor en door jongeren (bv. WhoHnext) en voor en door ouderen. Sportclinics op scholen door verenigingen. Clustering van voorzieningen en multifunctionaliteit bevorderen en het verder uitwerken van functies van dorpshuizen. Aanleg van multiveldjes i.s.m. woningbouwcorporaties ter stimulering, verhoging leefbaarheid, afname overlast (relatie andere beleidsvelden). Burgerparticipatie bij realisering en beheer van (buurt)accommodaties. Vergrijzing is niet alleen een bedreiging maar is ook een nieuwe markt. Specifieke aandacht voor het in kaart brengen van de sportinfrastructuur (verantwoordelijkheden, bevoegdheden, communicatielijnen), wat resulteert in een sportnetwerk. Stimuleren Aandacht voor individuele sporten/bewegen als fietsen, wandelen, skaten en in de tuin werken. Sportverenigingen helpen tot een nieuw/aanvullend/passend sportaanbod te komen. Stimuleren door sport en bewegen een plek geven binnen de verschillende omgevingen waar onze inwoners zich voornamelijk bevinden. Daarbinnen samenhang en samenwerking realiseren met partners (onderwijs, kernen, gezondheidspartners,
bedrijfsleven en de aanbieders van sport/vrijetijdsbesteding). De inzet van sportvoorzieningen, sportaanbod en sportstimulering moet worden afgestemd. Hiervoor is een goed functionerende sociale infrastructuur erg belangrijk. De sporten beweeginfrastructuur is het netwerk met taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en communicatielijnen van alle organisaties die een rol hebben binnen het ‘veld’ van sport en bewegen. De gemeente neemt het initiatief om een dergelijk netwerk dat betrokken wordt bij de invulling en uitvoering van beleid te organiseren. Gemeente richt zich op vijf leefomgevingen: Leefomgeving 1. Onderwijs: samenwerking GGD, ook aandacht voor naschoolse opvang, samenwerking met verenigingen, Bredeschool, evt. combinatiefunctionaris. Maatschappelijke stages in de sport. Leefomgeving 2. Buurten en Dorpen: Het sport- en beweegaanbod voor de diverse doelgroepen en de positie van de sportverenigingen kunnen hierbij een belangrijke rol vervullen. Door sport- en beweegactiviteiten in de buurt te organiseren voelen mensen zich ook meer verbonden met de buurt. De gemeente wil door middel van sport en bewegen de leefbaarheid en sociale cohesie in de buurten en dorpen versterken. Zo mogelijk zal hiervoor vanaf 2011 de combinatiefunctionaris worden ingezet. Leefomgeving 3. Zorg en gezondheid: Vooral oog voor een aantal kwetsbare doelgroepen: jeugd, senioren en mensen met een beperking. Sport en bewegen wordt ingezet om gezondheidsachterstanden bij jongeren terug te dringen. Ook in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn er verschillende kansen vanuit sport en bewegen die een relatie hebben met de leefomgeving zorg en gezondheid. Ook komt er aandacht voor de doelgroep senioren die wel sporten en bewegen, maar dreigen af te haken omdat het sport- en beweegaanbod niet langer passend is. Leefomgeving 4. Werk: Gezonde en fitte werknemers hebben een hogere productiviteit, hebben een lager ziekteverzuim en bezoeken minder vaak een huisarts. Behalve een belangrijke vindplaats, bieden bedrijven in Nederweert e.o. ook kennis en kunde die wellicht ingezet kunnen worden voor de lokale verenigingen. Voor de gemeente is het bedrijfsleven een mogelijke vindplaats om vooral de middengroep tussen de 20 en 65 jaar te bereiken. We hebben daarvan geen overspannen verwachtingen aangezien er niet veel grote bedrijven binnen onze gemeentegrenzen liggen. Leefomgeving 5. Openbare ruimte: Ongeorganiseerd sporten in de openbare ruimte zoals fietsen, skaten en wandelen is sterk in opkomst en zal nog verder toenemen. Voor de gemeente Nederweert is stimulering van deze vorm van sporten en bewegen mogelijk door faciliteiten te realiseren c.q. te onderhouden dan wel door derden te stimuleren dergelijke faciliteiten aan te leggen en te onderhouden o.a. in natuurgebieden. Hierbij kan gedacht worden aan wandelpaden, fiets- en skateroutes, ruiterpaden etc. met voldoende rustplaatsen. Samenhang met recreatie en toerisme. Bezuinigingen/besparingen De leefbaarheid in de kernen en dorpen heeft een hoge prioriteit. De aanwezige sportvoorzieningen spelen hierin een belangrijke rol. Toch zal het op termijn niet langer mogelijk blijven om in alle kernen en dorpen dezelfde voorzieningen in stand te houden. De vraag naar en invulling van sporten en bewegen binnen de kernen zal leidend zijn en de voorzieningenbehoefte zal hierop moeten aansluiten. Clustering en centralisatie van accommodaties zou hiervan een gevolg kunnen zijn. Centralisatie van accommodaties kan een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de accommodaties. Het belangrijkste uitgangspunt is in welke mate een sportvoorziening een bijdrage levert aan het gemeentelijke sportbeleid. Het maatschappelijke nut is hierbij een belangrijk criterium. Sportvoorzieningen met een lage bezettingsgraad die weinig multifunctioneel worden gebruikt, leveren een beperkte bijdrage aan het welzijn binnen de gemeente. Dit heeft tot gevolg dat wordt gestuurd op maatschappelijk nut als het gaat om behoud en/of realisatie van voorzieningen.
74
Pekela/Gr 12954 Sportnota 2010-2014 Stimulering is een expliciet doel Daarnaast wordt aandacht besteed aan het gelijktrekken van tarieven en het verduidelijken van (eenduidige) afspraken
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen basisvoorzieningen in de kern, op gemeentelijk en op regionaal niveau. Hiervoor worden criteria ontwikkeld. Voor de aangemerkte basissportvoorzieningen heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor realisatie en onderhoud, waarbij wij ons zullen beperken tot die accommodatieonderdelen die noodzakelijk zijn voor de daadwerkelijke actieve sportbeoefening. Privatisering van de basisvoorzieningen is niet aan de orde, tenzij dit voordelen oplevert voor gemeente en gebruikers. Subsidies waren een bijdrage maar worden nu gekoppeld aan beleidsdoelen/prestatieafspraken. Stimuleren/bezuinigen Veel aandacht voor ongeorganiseerde sport. Een intensiever gebruik van de sportvelden voor ongeorganiseerd sporten wordt onderzocht, de openingstijden zijn nu beperkt. Langeafstandslopers zouden bijvoorbeeld wellicht ’s ochtends willen trainen, of de jeugd kan een balletje trappen. Dit draagt ook bij aan de leefbaarheid van de kernen. Daarnaast kunnen openbare ruimten/wegen geschikt gemaakt worden/onderhouden worden voor sport. Verbindingen leggen tussen de buurt, het onderwijs en de sport. Wij zien de sportverenigingen als een belangrijke initiator en stimulator van dit proces en willen hen graag bij de planvoorbereiding en uitvoering betrekken. Wij willen hen stimuleren nieuwe doelgroepen aan te boren (met name ouderen). Een toename van bewegen door sportieve activiteiten in buurten, georganiseerd door bijvoorbeeld buurtverenigingen, sportverenigingen en het jongerenwerk. Naast de gemeente is Stichting de Badde betrokken bij sportstimulering. Stichting de Badde (welzijnsorganisatie Pekela) organiseert in samenwerking met haar partners binnen sport, onderwijs, gezondheid, gemeente en welzijn drie projecten voor verschillende doelgroepen binnen de gemeente Pekela, deze projecten zijn gesubsidieerd door Zonmw: Stap-je-gezond voor uitkeringsgerechtigden en 50-plussers met als doel een toename te krijgen in het beweeggedrag, een gezondere leefstijl te bevorderen en daarnaast uitkeringsgerechtigden toe te leiden naar (vrijwilligers)werk. Kies voor Hart en Sport voor het basisonderwijs, waarbij de jeugd kennis maakt met de bestaande sporten binnen de gemeente met als doel gerichte en blijvende deelname aan sport – en bewegingsactiviteiten. Tijd voor vechtsport en CU! Dance voor jongeren van 12 – 24 jaar. Ook hier is het doel het bevorderen van sportdeelname en een actieve leefstijl. Daarnaast is het terugdringen van overlast en het bevorderen van de weerbaarheid van groot belang. Privatisering Onderhoud van opstallen ligt al sinds 1992 in handen van de verenigingen/gebruikers. Er bestond echter onduidelijkheid over het onderhoud. Om die reden is het recht van eigendom overgedragen aan de verenigingen (de gemeente blijft eigenaar van de grond). Onderhoudsverplichting zijn hiermee duidelijk: voor de verenigingen. Er kunnen nog wel investeringssubsidies verstrekt worden. Bij de privatisering moeten verenigingen onderhoudsplannen maken (en bijhouden) zodat zij en de gemeente niet voor verassingen komen te staan. Verenigingen zijn verplicht om op basis van het onderhoudsplan reserveringen te maken. Samenwerking De Sportraad zien wij als een intermediair tussen de gemeente en de sportverenigingen om sportstimulerende activiteiten tot stand te brengen. De sportraad bestaat uit vertegenwoordigers van verenigingen en wordt betrokken bij invulling en uitvoering van beleid, met name bij stimulering. De commissie ‘Sport en recreatie’ van de Sportraad organiseert diverse activiteiten in de
75
Schinnen/Lb 13408 Sportnota 2011-2014 Sportstimulering is hoofddoel
gemeente, zoals de sportpas, sportweken voor scholen, kerst-sportinstuiven en de sportweek in Nieuwe Pekela. In samenwerking met de schoolsportcommissie (waarin alle scholen vertegenwoordigd zijn) organiseert de Sportraad in Oude Pekela de schoololympiade en in samenwerking met sportverenigingen jaarlijks een hand-, voetbal- en korfbaltoernooi. De Sportraad is tevens een subsidie-verstrekkend orgaan namens de gemeente. Jaarlijks ontvangt de Sportraad een budget, waarmee activiteiten en investeringen van sportverenigingen worden ondersteund. Dit betreft o.a. cursussen voor kaders, organisatie van toernooien en investeringen van verenigingen. BOS/NASB organisatie in samenwerking met scholen, vertegenwoordigers van de sportverenigingen uit Pekela, de Sportraad, welzijnsinstelling De Badde, de GGD en andere instellingen. Het huis voor de sport heeft de uitvoering van BOS gedaan. Stimulering Het beleid richt zich op drie leefgebieden: 1. Buurt: Plek van ontmoeting, sport vergroot leefbaarheid. verenigingen en overige sportaanbieders spelen hierbij een grote rol. 2. School: laagdrempelig kennis maken met sporten. 3. Zorg (ouderen en gehandicapten): Stimulering en samenwerking. Sportverenigingen kunnen in samenwerking met buurtorganisaties, onderwijsinstellingen en eerstelijnsorganisaties voorzien in sport- en beweegactiviteiten voor diverse doelgroepen. Vanuit dit oogpunt zal de gemeente hen, zoals ook beschreven in het gemeentelijke Wmo beleid, gericht ondersteunen. Deze ondersteuning kenmerkt zich op twee manieren: ondersteuning bij vrijwilligers vinden en deze opleiden/professionaliseren en ondersteuning/stimulering bij ontwikkelen toekomst gericht aanbod, samenwerking tussen verenigingen, multifunctioneel gebruik en samenwerking met bovenstaande partijen. De gemeente ondersteunt samenwerking met commerciële partijen alleen daar waar nodig/dit versterking oplevert.
Woudenberg/U 12008 Sportnota 2010-2013
Accommodaties/bezuinigingen: kwaliteit boven nabijheid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussenbasisvoorzieningen op kernniveau (ontmoetingsvoorzieningen als een grasveld, gymzaal, gemeenschapsveld, skateplein), kern overstijgende voorzieningen (tennisbanen, voetbalvelden) en regionale voorzieningen (zwembad, atletiekbaan). Subsidies worden verstrekt al naar gelang de maatschappelijke waarde van verenigingen: basisaanbod = basissubsidie, als er bijvoorbeeld sprake is van aandacht voor specifieke doelgroepen meer subsidie. Stimulering Stimuleren wordt gekoppeld aan andere (landelijke)beleidsterreinen. De gemeente gaat uit van eigen verantwoordelijkheid. Behoeften van burgers staan centraal. Juist vanuit dit perspectief kan sport (en sportverenigingen/sportaanbieders/welzijnsorganisaties) in Woudenberg bijdragen aan de zelfredzaamheid van de burger en haar participatie in de samenleving. Er komt een behoeftenonderzoek en verenigingen en organisaties worden gestimuleerd hier het aanbod op aan te passen. Vrijwilligersinzet in de sport sluit hier bij aan.
Sportstimulering is een doel Concrete projecten Voor jeugd: trainers voor de klas, sportpas, toernooien/evenementen en Lesmodules. Voor ouderen: lokaal beweegprogramma, sport/beweegmaand (weer vitale verenigingen). Voor gehandicapten: lokaal netwerk aangepast sporten (vitaliteit verenigingen).
76
Gemeente/prov Appingedam/Gr 12090 Beesel/LB 13844 Bergen/LB 13350 Bezuinigingen en intergemeentelijke samenwerking zijn de aanleiding. Stimuleren is een doel.
Harenkarspel/NH 16179 Stimulering is een doel
77
Samenwerkingsvorm Gezamenlijke bouw en exploitatie van binnenzwembad ‘de Dubbelslag’ met de gemeente Delfzijl. Naast een zwembad kent dit zwembad ook een ontmoetingsplek voor burgers. Het zwembad kent een breed aanbod, ook gericht op specifieke doelgroepen. Regioplan Sport Noord-Limburg 2012-2015. Samenwerking tussen de gemeenten Beesel en Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venray en Venlo. Komt voort uit een eerdere samenwerking die alleen gericht was op mensen met een beperking. Dit plan is ingegeven door bezuinigingen en de steeds groter wordende nadruk op intergemeentelijke samenwerking. Men gaat uit van kosten- en kennisefficiëntie. Ook gericht op het werven, boeien en binden van mensen. De nadruk op buurt en wijk blijft ook omdat daar in termen van leefbaarheid en maatschappelijke doelen veel te bereiken is. Er is sprake van één projectorganisatie. Samenwerking op het gebied van: 1. Topsport en breedtesport: gezamenlijke ondersteuning topsporters en sportverenigingen (belangrijkste partners bij uitvoering sport en beweegbeleid). Samenwerking met: Sportbonden, Huis voor de Sport, Topsport Limburg, verenigingen en VIA VVV. Door: gezamenlijk cursusaanbod voor verenigingen, sporttak specifieke ondersteuning waarbij gekeken wordt naar mogelijkheden van delen trainers, technisch kader. Daarnaast advisering m.b.t. sporttak overschrijdende samenwerking in sportparken, MFA en samenwerking tussen verenigingen, dit heeft op verschillende plekken al tot omniverenigingen geleid. Ondersteuning topsport, maar vooral inzet topsport bij stimuleren breedtesport d.m.v. voorbeeldfunctie, thema-avonden, etc. Via VVV: soort van scoren in de wijk, VVV inzetten bij aanpak maatschappelijke problemen/ stimuleren sport. Organiseren van (topsport)evenementen 2. Sport en welzijn/zorg: gezamenlijke aanpak bij overgewicht jongeren en bij bewegingsarmoede mensen met een beperking en de doelgroep 20-50. Samenwerking met: Iedereen kan Sporten, GGD, Zorgverzekeraar, bedrijven, evenementen als de Venloop. Voortzetten programma Iedereen kan Sporten voor mensen met een beperking. Project jongeren op gezond gewicht (intergemeentelijke en integrale aanpak). De GGD wordt in gezet door de gemeenten, met intergemeentelijke aanpak probeert men meer te bereiken bij partijen als zorgverzekeraars en Zonmw. De GGD krijgt als nadrukken voorwaarde mee samen te werken met scholen, gezondheidsdiensten, supermarkten, bedrijfsleven, sportverenigingen en ziekenhuizen. Middengroep d.m.v. bedrijfssport, wandel- en fietsnetwerken, evenementen, meer aansluiting van behoeften deze groep bij aanbod verenigingen. 3. Sport en ruimte: gezamenlijke planning en afstemming bovenlokale voorzieningen. Sportservice Schagen is een organisatie-, advies- en servicebureau voor de sport en geeft uitvoering aan het gemeentelijk sportbeleid van de gemeenten Harenkarspel, Hollands Kroon, Schagen en Zijpe. Sportservice Schagen maakt deel uit van Sportservice NoordHolland. Sportservice Schagen heeft als taak de breedtesport vorm te geven binnen de 4 bovengenoemde gemeenten. Doel meer inwoners van deze gemeenten vaker te laten bewegen, te bereiken door: Bewegingsonderwijs (en lespakket) op de basisscholen te laten verzorgen door bewegingsconsulenten Organisatie van sportstimuleringsactiviteiten voor jeugd, jongeren en 50-plussers Sportverenigingen te betrekken bij sportstimuleringsactiviteiten Sportverenigingen te adviseren over diverse vraagstukken
Nederweert/Lb 16678 Doel: stimuleren
Bellingwedde/Gr 9402
De Marne/Gr 10501
78
Projectplan Midden-Limburg (2009-2012). Samenwerking tussen de gemeenten Nederweert, Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen, Roermond en Weert gericht op gehandicaptensport. Geleid door een projectgroep. Zwakke punten in dit geheel: onduidelijkheid over toegankelijkheid voorzieningen, vervoer, moet vaak ’s avonds wat problemen op levert voor vinden accommodatie, evenwichtige verdeling aanbod in regio. Sterke punten: veel aanhaak mogelijkheden op landelijk en provinciaal niveau, breed sport aanbod, gemeenten verstrekken zelf al subsidies aan verenigingen die al activiteiten organiseren. Samenwerking met het middelbaaronderwijs (Dollard College) in Project Lokaal Samen (begeleid door Huis van de Sport). De aanpak bestaat in grote lijnen uit drie componenten: 1. Gezondheid (voeding): geïntegreerd lesplan over gezondheid en voeding. Dit is verweven in reguliere lessen, zoals verzorging, biologie, Nederlands, wiskunde en gymnastiek. 2. Ouderbetrokkenheid: in de gevallen waarin dat nodig wordt geacht, neemt de GGD contact op met de ouders. Daarnaast wordt er een speciale ouderinformatieavond georganiseerd rondom het thema sport en gezondheid. 3. Bewegen: de vrijdagmiddagen zijn vrij geroosterd. Dan vindt er een naschools sportaanbod plaats, uitgevoerd door een vakdocent en geregeld ook in samenwerking met aanbieders. Daarnaast wordt er aandacht geschonken aan het thema sport en bewegen via de maatschappelijke stage. Als groot nadeel wordt genoemd dat dit project veel geld kost. De gemeente ervaart de inbreng van het Huis van de Sport als positief. Net als andere kleine Groningse gemeenten is de formatie binnen de gemeente voor sport beperkt en juist in die situatie heeft het Huis van de Sport een meerwaarde (met name m.b.t. Groninger Sport Model en destijds hoge provinciale subsidies). De resultaten op het gebied van verenigingsondersteuning zijn beperkt. Er is wel succes geboekt bij het samenwerken met drie gymnastiekverenigingen om een gezamenlijke selectiegroep te creëren, maar bij andere verenigingen bestond de ondersteuning veelal uit kennismaking- en oriëntatiegesprekken. Het lastige daarbij is dat het Huis voor de Sport geen middelen heeft om permanent aanwezig/beschikbaar te zijn. De schaalgrootte van de gemeente is zodanig dat de behoefte op een bepaald moment, gering is (het is lastig met een aantal verenigingen tegelijk een traject te beginnen).
Bijlage 3 Bronnenlijst Asten/NB Bedum/Gr Grave/NB Grootegast/Gr Heeze-Leende/NB Kollummerland en Nieuwkruisland/ Fr Menterwolde/Gr Neerijnen/Gl Reusel-de Mierden Woudrichem/NB De Marne/Gr Loppersum/Gr Oldambt/Gr Zuidhorn/Gr Coevorden/Dr Dinkelland/Ov Franekeradeel/Fr Halderberge (NB) Heemstede/NH Hellendoorn/Ov Houten/U Krimpen aan den IJssel/U Sluis/Zl St. Michelsgestel/ NB
Visie op en notitie privatisering sportgebouwen (2008) Rkc onderzoek (2011): Beoordelingskader voor toekomstig sportbeleid Notitie privatisering en sportbeleid (2005) Ontwerpnota sport (2003) Nota sportaccommodatiebeleid 2007-2010 Strategische sportvisie (2012) Sportnota 2005-2015 Sportnota 2012 Onderzoek naar accommodatiebeleid: uitgangspunten, scenario's en financiële gevolgen (2009) Rkc onderzoek Bezuinigingen (2011) Sportnota (2009) Sportnota 2011-2014 Sportnota 2005-2010 Rkc onderzoek naar de uitvoering van sportbeleid (2004) Sportnota 2000-2005 Sportnota(2010) Sportnota 2009-2015 Rkc onderzoek ‘Geprivatiseerde sportaccommodaties in de praktijk’ (2009) Sportnota 2009-2013 Rkc onderzoek 'Kaders voor het sportaccommodatie beleid' (2009) Onderzoek naar bezuinigen op sport (2011) Kadernotitie bezuinigen op sport 2012-2014 Rkc onderzoek naar de effecten van privatisering van sportaccommodaties (2010) Rkc onderzoek naar uitbesteding van taken door de Gemeente Heemstede aan Optisport (2006) Advies inzake optimale organisatorische vormgeving van het beleidsveld sport (2009) Rkc onderzoek naar privatisering van sportvoorzieningen (2006) Rkc onderzoek naar kostentoerekening en kostendekkendheid van tarieven (2009)
Bezuinigen door oprichten van een coöperatie van verenigingen (2012) Rkc onderzoek naar de effectiviteit van privatisering van sportaccommodaties (2007) Tubbergen/Ov Bezuinigen op sport door overleg met sportraad en verenigingen en een nieuwe subsidiemethodiek (2011) Twenterand/Ov Beleidsregels omtrent overdracht bij privatisering sportaccommodaties Westellingwerf/Fr Rkc onderzoek naar de privatisering van buitensportaccommodaties (2007) Wierden/Ov Sportnota 2010 Aalburg/ NB Sportnota 2007-2009 Beesel/LB Sportnota 2010-2017 Eemsmond Sportnota 2008-2011 Nederweert/Lb Sportnota 2009-2013 Pekela/Gr Sportnota 2010-2014 Schinnen/Lb Sportnota 2011-2014 Woudenberg/U Sportnota 2010-2013 Regioplan Sport Noord-Limburg 2012-2015. Samenwerking tussen de gemeenten Beesel en Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venray en Venlo op het gebied van gehandicapten sport. Projectplan Midden-Limburg (2009-2012). Samenwerking tussen de gemeenten Nederweert, Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen, Roermond en Weert gericht op gehandicaptensport.
79
Overige stukken
Groninger Sport Model 2005-2007. Samenwerking tussen het Huis voor de Sport, Menzis, het Hanzehogeschool Instituut voor Sportstudies (HIS), het Alfa-collega, opleiding Sport en Bewegen en de Hulpverleningsdienst Groningen/GGD om tot een integraal plan te komen om een gezonde leefstijl door middel van sport en bewegen stevig(er) te bevorderen. Grontmij. Benchmark kosten van sport gemeente Lansingerland (2011). Grontmij. Aanbestedingsrecht bij privatisering van sportaccomodaties. Huis voor de sport Groningen/Grontmij (2012). Onderzoek naar sportaccommodaties in de gemeente Groningen. Sportaccommodaties in kaart. LigtenBarg, M.C. (2006). Privatisering en commercialisering van sportaccommodaties. Een onderzoek naar de invloeden van privatisering en commercialisering op het (sport)accommodatiebeleid van de lokale overheid. Enschede, Universiteit Twente. Provincie Groningen. Sportnota ‘Mitdoun = Goud’ 2007-2010 en in aanvulling hierop de Sportnotitie van de Provincie Groningen. Sportservicedesk. Het privatiseren van sportaccommodaties. Sport Service Zuid-Holland. Rapportage Benchmark Tarieven en Subsidies Van Dijk, van Someren en Partners BV ism NOC*NSF en het Instituut voor sport accommodaties. (2000). Privatisering van sportaccommodaties: gevolgd en gevolgen. Eindrapport over de resultaten van een meerjarige studie van het proces en de effecten van de privatisering van vier sporthallen en vier sportparken in Nederland. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Velthuizen, K.(2012). Recessiepeiling gemeentelijk sportbeleid 2012. Over bezuinigingen op sport(beleid). Hogeschool van Arnhem Nijmegen in opdracht van de Vereniging voor Sport en Gemeenten. Wetering, H. van de. (2010). Bezuinigen op sport: uitdagingen voor de gemeente. In: Vrijetijdsstudies, jrg 28, nr.1. W.J.H. Mulier Instituut. Integraal, Interactief en SMART. Een inventarisatie van lokaal sporten beweegbeleid. In opdracht van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. ’s Hertogenbosch, juni 2011.
Gebruikte stukken gemeente Winsum:
80
De inventarisatie sportstimulering gemeente Winsum door het Huis voor de Sport, met als basis een onderzoek onder de inwoners en sportverenigingen van Winsum en een aantal gesprekken met sleutelfiguren; Het Bouwstenenrapport, waarin een analyse van de accommodaties van Winsum (deel A); De Bestuursopdracht Sport; De Startnotitie Sportbeleid; Nota Herziening privatiseringsregeling sportterreinen; Winsum Beweegt! Sportnota gemeente Winsum 2003-2015.