2010
Rapport Brandonderzoek Vensterschool Gravenburg Groningen
Team Brand Onderzoek VNOG November 2010
Opdrachtgever; Dhr. R. Knoop Ondercommandant Brandweer Regio Groningen Opdrachtnemer; Dhr. K. Scherjon Regionaal commandant Veiligheidregio Noord- en Oost Gelderland Uitgave in eigen beheer. Apeldoorn, 18 november 2010.
©
2010 Tekst, illustraties, fotografie (anders dan bronvermelding) TBO-VNOG
Copyright en intellectueel eigendom berust en blijft onverminderd berusten bij TBO-VNOG. Een gebruiksrecht voor publicatie van het geheel of delen van dit rapport is overgedragen aan de Brandweer regio Groningen zijnde opdrachtgever van dit rapport.
2
Inhoudsopgave
Samenvatting........................................................................................................................... 4 Inleiding ..................................................................................................................................... 7 1. Onderzoeksbeschrijvijng .............................................................................................. 8 1.1 Afbakening ......................................................................................................................... 8 1.2 Werkwijze........................................................................................................................... 9 1.3 Onderzoeksteam............................................................................................................. 9 1.4 Beschrijving van het gebouw................................................................................ 10 2. Wet en regelgeving........................................................................................................ 12 2.1 Wet en regelgeving materialen gevel .............................................................. 12 2.2 Wet en regelgeving brandcompartimentering............................................ 13 2.3 Wet en regelgeving dak............................................................................................ 13 3. Wijze waarop uitvoering gegeven is aan de regelgeving........................... 14 3.1 Realisatie materialen gevel.................................................................................... 14 3.2 Realisatie brandcompartimentering ................................................................. 16 3.3 Realisatie dak ................................................................................................................. 20 4. Het brandverloop............................................................................................................ 21 4.1 Het brandverloop.......................................................................................................... 21 4.2 De gevelconstructie .................................................................................................... 24 4.3 De dakconstructie ........................................................................................................ 24 4.4 De werking van brandpreventieve scheidingen......................................... 25 4.5 De kunststofisolatiematerialen............................................................................ 26 4.5.1 Realisatie kunststofisolatiematerialen en brandverloop ............. 26 5. Conclusies en aanbevelingen.................................................................................... 29 Bijlagen ..................................................................................................................................... 31 Bijlage 1: Detailtekeningen ............................................................................................ 32 Bijlage 2: Brandvoortplantingsklasse hout............................................................. 36 Bijlage 3: Kadastrale afmeting...................................................................................... 38 Bijlage 4: Chronologische weergave brandverloop ............................................ 39 Bijlage 5 Brandscheidingen ........................................................................................... 42 bijlage 6: Theorie brandgedrag en kunststofisolatie ......................................... 43
3
SAMENVATTING Op zaterdagochtend 16 oktober jl. heeft een grote brand gewoed in de Vensterschool Gravenburg aan de Maresiusstraat in Groningen. Daarbij is het totale gebouw door de brand verwoest. Eén van de meest gestelde vragen na de brand is: ‘Hoe deze brand zich zo snel heeft kunnen ontwikkelen in een relatief nieuw pand?”. De Brandweer Stad & Regio Groningen vindt het belangrijk om van dit incident te leren en heeft hiervoor het Team Brand Onderzoek van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (TBO-VNOG) ingeschakeld om hier onderzoek naar te doen. De opdrachtgever heeft gevraagd om het onderzoek te richten op de preventieve schakel van de veiligheidsketen en het brandverloop. Hiervoor zijn de volgende drie hoofdvragen geformuleerd: • In hoeverre heeft de brandcompartimentering en de gevelconstructie voldaan aan de wettelijke eisen? • Op welke manier heeft de gevelconstructie bijgedragen aan het brandverloop bij de brand? • In hoeverre zijn binnen de bestaande wetgeving maatregelen te treffen om een dergelijke brand in de toekomst te voorkomen c.q. te beperken? Om antwoord te geven op deze onderzoeksvragen heeft het onderzoeksteam de aangeleverde documenten en beeldmateriaal bestudeerd, waarna technisch brandonderzoek heeft plaatsgevonden bij het object. Hiervoor zijn verschillende functionarissen geïnterviewd. De wet- en regelgeving rondom gevel- en brandcompartimentering is bestudeerd en dit is vergeleken met de uitvoering hiervan en het effect hiervan op het brandverloop. Hieronder worden de onderzoeksvragen beantwoord: In hoeverre heeft de brandcompartimentering en de gevelconstructie voldaan aan de wettelijke eisen? Een gevel waarin openingen aanwezig zijn en waarbij brandoverslag via de gevel kan plaatsvinden moet volgens NEN 6068 voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2. Om te bepalen of een gevelconstructie hieraan voldoet dient een samenstel van de constructie over 15 cm te worden onderzocht. Achter de koperen gevel en aan de onderzijde van de loze ruimte ter hoogte van de verdiepingsvloer waren vurenhouten latten aanwezig. Deze voldoen niet aan brandvoortplantingsklasse 2, maar wel aan brandvoortplantingsklasse 4. De regelgeving geeft niet expliciet regels voor branddoorslag van buiten naar binnen. In de NEN 6068 wordt alleen het warmtestralingcriterium als het enige warmteoverdracht mechanisme beschouwd. Bij deze brand is echter direct vuur bij houten latten aan de onderkant van de gevel geweest, waardoor het vuur zich in de gevelconstructie kon uitbreiden. Een gevelconstructie waarbij convectieve warmteoverdracht kan plaatsvinden via de spouw is zonder aanvullende maatregelen niet geschikt als gevelconstructie waarachter zich meerdere brandcompartimenten bevinden. 4
De brandcompartimentering is niet volgens de bouwregelgeving uitgevoerd. De loze ruimte ter hoogte van de eerste verdiepingsvloer is ter hoogte van de brandscheiding niet dichtgezet. De aansluitingen van de gevel met verdiepingsvloeren zijn niet brandwerend dichtgezet, waardoor branddoorslag naar binnen mogelijk was. Op welke manier heeft de gevelconstructie bijgedragen aan het brandverloop bij de brand? De bijdrage van de gevelconstructie aan de brand is essentieel geweest voor de snelle uitbreiding en het grote destructieve resultaat van de brand. De samenstelling van de gevel en het materiaalgebruik heeft een negatieve invloed gehad op het brandverloop en de brand kon hierdoor ongehinderd uitbreiden naar verschillende brandcompartimenten. De dunne houten delen en de grote hoeveelheid lucht die er doorheen kan (schoorsteen effect) hebben bijgedragen aan een snelle brandontwikkeling. De bijdrage van de dakconstructie aan de brand is nagenoeg nihil. Met uitzondering van het dak boven de gymzaal bestond uit het dak van het gebouw uit (van boven naar beneden): grindlaag, bitumen dakbedekking, afschotlaag EPS, dampremmende laag en 240 mm breedplaatvloer. De grindlaag heeft de bitumen en EPS goed beschermd. Het dak van de gymzaal bestond (van binnen naar buiten) uit: geperforeerde stalen dakplaat, canalures aan buitenzijde opgevuld met akoestisch materiaal, dampremmende laag PE, isolatiebeplating en 2 lagen bitumen dakbedekking. Dit dak is volledig weggebrand hetgeen verklaarbaar is te noemen bij een dergelijk brand. De kunststofisolatie heeft geen rol gespeeld in het brandverloop c.q. het eerste uur van de brand. Motivatie voor deze conclusie is het afwezig zijn van dit materiaal op de plaats van het ontstaan van de brand. De kunststofisolatie op het dak van de gymzaal is wel in een eerder stadium van de brand in aanraking geweest met de brand, maar heeft geen substantiële bijdrage geleverd aan de snelle uitbreiding van de brand.
5
In hoeverre zijn binnen de bestaande wetgeving maatregelen te treffen om een dergelijke brand in de toekomst te voorkomen c.q. te beperken? Om een dergelijke brand in de toekomst te voorkomen wordt vanuit het gezichtspunt van het team brandonderzoek aanbevolen om: •
bij het ontwerp en de bouw houten delen of andere materialen te gebruiken die duurzaam voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2.
•
het gehele samenstel van de gevelconstructie te laten testen.
•
er voor te zorgen dat de constructie aan de buitenzijde niet gemakkelijk vlam kan vatten. Dit kan door een zorgvuldige keuze van het materiaalgebruik van de gevel en het op afstand houden van brandbare objecten ten opzichte van de gevel.
•
dezelfde aandacht aan verticale brandcompartimentering te besteden als aan horizontale brandcompartimentering. Aanbevolen wordt om de detailleringen in ieder geval met de afdeling preventie te bespreken.
•
de horizontale gevelconstructie.
•
de afdeling preventie vanaf het eerste vooroverleg te betrekken bij (specifieke)bouwplannen
brandcompartimentering
6
doorzetten
door
de
INLEIDING Op zaterdagochtend 16 oktober jl. heeft een grote brand gewoed in de Vensterschool Gravenburg aan de Maresiusstraat in Groningen. Daarbij is het totale schoolgebouw door de brand verwoest. Eén van de meest gestelde vragen na de brand is: ‘Hoe deze brand zich zo snel heeft kunnen ontwikkelen in een relatief nieuw pand?”. De brand is ontstaan aan de buitenzijde van het gebouw. De brand heeft zich via de buitenkant langs de gevel van het gebouw verspreid en is doorgeslagen naar de verschillende compartimenten van het gebouw. Met name de harde wind zorgde voor een snelle uitbreiding van de brand in de gevel. In het gebouw was sprake van een enorme rookontwikkeling en hoge temperaturen. Daarom is besloten defensief op te treden. Toen duidelijk werd dat er niets meer aan het pand te redden was, is besloten om te stoppen met blussen om zo een snelle, schone en volledige verbranding mogelijk te maken. De Brandweer Stad & Regio Groningen vindt het belangrijk om van dit incident te leren en heeft hiervoor het Team Brand Onderzoek van de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (TBO-VNOG) ingeschakeld om hier onderzoek naar te doen. In dit rapport wordt verslag gedaan van de onderzoeksresultaten.
Leeswijzer Het rapport is op de volgende wijze opgebouwd. In het eerste hoofdstuk wordt de onderzoeksbeschrijving weergegeven. Daarna volgt hoofdstuk 2 over de wettelijke wet en regelgeving met betrekking tot gevel- dak- en brandcompartimentering. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de realisatie van de deze compartimenteringen. In het vierde hoofdstuk wordt het brandverloop omschreven en de invloed van de gevelconstructie hierop. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de relatie van de kunststofisolatiematerialen met betrekking tot het brandverloop. In het laatste hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen gegeven.
7
1. ONDERZOEKSBESCHRIJVIJNG De vraag die het team brandonderzoek Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (TBO-VNOG) kreeg voorgelegd was; hoe heeft deze brand zich zo snel kunnen ontwikkelen in een relatief nieuw pand? Om antwoord te geven op deze vraag zijn de volgende vragen geformuleerd door de opdrachtgever: A. In hoeverre heeft de brandcompartimentering en de gevelconstructie voldaan aan de wettelijke eisen? B. Op welke manier heeft de gevelconstructie bijgedragen aan het brandverloop bij de brand? C. In hoeverre zijn binnen de bestaande wetgeving maatregelen te treffen om een dergelijke brand in de toekomst te voorkomen c.q. te beperken? Voornoemde onderzoeksomschrijving is door het onderzoeksteam vertaald naar de volgende onderzoeksvragen, die in dit rapport worden behandeld: 1 2
3 4
5 6 7 8
Aan welke wettelijke eisen m.b.t. brandcompartimentering en gevelconstructie moest het gebouw voldoen? Welke regelgeving bestaat ervoor de gevelconstructie met betrekking tot brandcompartimentering? o Op welke wijze heeft het hieraan voldaan? o Biedt deze wettelijke basis voldoende handvaten om het brandverloop te beperken? Is het gebouw daadwerkelijk gebouwd zoals is vergund? Welke isolatiematerialen zijn in het gebouw toegepast? o Heeft het gebruikte isolatiematerialen invloed gehad op het brandverloop? Is de plaats van het ontstaan van de brand traceerbaar? Hoe was het brandverloop? Hebben de brandpreventieve voorzieningen hun verwachte werk gedaan? Welke conclusies en aanbevelingen zijn te benoemen om de brandpreventieve voorzieningen te verbeteren en waardoor dergelijke branden te voorkomen?
1.1 Afbakening Het onderzoek van TBO-VNOG richt zich in dit onderzoek met name op de schakel ‘preventie’ in de veiligheidsketen. De Regionale Brandweer Groningen evalueert de overige schakels. Uit de onderzoeksvraag wordt duidelijk dat het onderzoek zich met name richt op de brandcompartimentering en gevelconstructie van het gebouw. Er is geen technisch onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand, dit ligt in handen van de politie. In het belang van het onderzoek (het brandverloop) is wel gezocht naar de plaatst van het ontstaan van de brand. Dossieronderzoek heeft plaats gevonden op basis van de aangeleverde documenten en foto’s door de Brandweer Regio Groningen. Er zijn geen andere documenten in dit onderzoek gebruikt.
8
1.2 Werkwijze Om de onderzoekvragen te kunnen beantwoorden, zijn de volgende werkzaamheden verricht: 1. TBO-VNOG heeft de aangeleverde documenten en foto’s bestudeerd, op grond hiervan is een hypothese gevormd over het brandverloop. Belangrijk onderdeel in de bestudering van de tekeningen was de gevelconstructie, brandcompartimenteringen en materiaalkeuze. 2. TBO-VNOG heeft ter plaatse technisch onderzoek gedaan naar het brandverloop en de brandcompartimentering. Om het brandverloop te analyseren is gezocht naar de plaats van het ontstaan van de brand. 3. Om het beeld te verifiëren zijn gesprekken gevoerd met de volgende personen; o 1ste en 2de bevelvoerder die ter plaatse zijn geweest o Bouwplantoetser brandweer Groningen o Medewerker Ruimtelijk Ordening 4. Telefonische is contact geweest met; o de heer H. Boswijk van Team4 architecten die de projectcoördinatie heeft gevoerd op de bouw. o Fotograaf de heer P.P Luiken uit Haren ter verificatie van het tijdstip waarop de foto’s gemaakt zijn en die ter beschikking zijn gesteld aan TBO-VNOG
1.3 Onderzoeksteam Het TBO-VNOG team dat uitvoering heeft gegeven aan de opdracht is; mevr. P. Olthof, brandonderzoeker dhr. M. Huisman, brandonderzoeker dhr. L. van Ruiven, Fire Safety Engineer mevr. M. Zoer, coördinator Team Brandonderzoek Het TBO-VNOG team is vanuit de Regionale Brandweer Groningen ondersteund door; -
dhr. dhr. dhr. dhr. dhr.
S. Smit, begeleiding D. de Vlieg, begeleiding J. Timmer, afdeling Preventie A. Hofman, afdeling Preventie E. Zaagman, dienst ruimtelijk ordening, bouw- en woningtoezicht
9
1.4 Beschrijving van het gebouw De Vensterschool Gravenburg is in april 2007 in gebruik genomen door twee basisscholen en een buitenschoolse opvang. In 2009 is de begane grond verder ingevuld en in gebruik genomen. Tevens werd het gebouw gebruikt als sportvoorziening en buurthuis voor de omliggende wijk. Het gebouw is gesitueerd aan de rand van de wijk Gravenburg in de stad Groningen. Het gebouw heeft de vorm van een terp en heeft hoekige delen, waarbij de gevelconstructie van de 1ste en 2de verdieping is afgewerkt met koper. De twee basisscholen waren gesitueerd op de 1ste en 2de verdieping. De buitenschoolse opvangen waren gesitueerd op de begane grond. Op de begane grond is beton en glaswerk gebruikt.
Figuur 1 Voorzijde gebouwa
Figuur 2 Achterzijde gebouw
Figuur 3 plattegrond begane grond
a
Plattegronden van figuur, 3,4 en 5 komen niet overeen met de werkelijkheid. Bron: www.team4.nl
10
Figuur 4 Plattegrond 1 st e verdieping
Figuur 5 Plattegrond 2de verdieping
11
2. WET EN REGELGEVING In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wet en regelgeving om antwoord te geven op de onderzoeksvraag: ‘In hoeverre heeft de brandcompartimentering en de gevelconstructie voldaan aan de wettelijke eisen?’ Om antwoord op deze vraag te geven is het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 leidend.
2.1 Wet en regelgeving materialen gevel Het Bouwbesluit maakt onderscheid tussen eisen aan constructieonderdelen met zijden grenzend aan het buitenoppervlak (buitenzijde van de gevel) of aan het binnenoppervlak van de gevel en grenzend aan brand- en of rookvrije vluchtroute. In het kader van deze opdracht is alleen het buitenoppervlak relevant, omdat hierbij gaat om de relatie tussen de brandcompartimentering en de gevelconstructie aan de buitenzijde van het gebouw. Buitenzijde gevel Volgens afdeling 2.12, beperken van ontwikkeling van brand, artikel 2.93 van het Bouwbesluit geldt voor een onderwijsfunctie dat voor een gebouw lager dan 13 meter alle constructieonderdelen die grenzen aan de buitenlucht ten minste moeten voldoen aan brandvoortplantingsklasse 4 volgens NEN 6065 of Euroklasse D volgens NEN-EN 13501-1. Daarnaast moet voor een gebouw waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 meter de onderste 2,5 meter van de gevelconstructie voldoen aan brandvoortplantingsklasse 1 volgens NEN 6065 of aan Euroklasse B. Dit laatste is om te voorkomen dat een gebouw als gevolg van brandstichting in de nabijheid van de gevel vlam kan vatten. Aanvullende eisen via NEN 6068 Bij de bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) stelt het Bouwbesluit in artikel 2.106 via de norm NEN 6068 (Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten) aanvullende eisen aan de brandvoortplantingsklasse van gevelmaterialen. Bij de bepaling van de weerstand tegen brandoverslag (WBO) via de gevel door gevelopeningen geldt als voorwaarde dat het buitenoppervlak van de gevel moet voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2 volgens NEN 6065 of Euroklasse B. Bij een brandvoortplantingsklasse van 2, c.q. B of beter wordt aangenomen dat brand via vlamuitbreiding niet optreedt. De dichte geveldelen moeten in de richting waarin brandoverslag wordt beschouwd een brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie hebben van ten minste 30 minuten. Alle geveldelen die minder dan 30 minuten brandwerend zijn, moeten als gevelopeningen beschouwd worden. Een gevel waarachter slechts één brandcompartiment aanwezig is mag voldoen aan brandvoortplantingsklasse 4, omdat er dan geen sprake is van brandoverslag. De bepalingsnorm van de NEN 6068 gaat ervan uit dat warmtestraling het enige overdrachtsmechanisme is voor het ontstaan van brand.
12
Brand- en rookvrije vluchtroute De materialen van een constructieonderdeel grenzend aan een brand- en rookvrije vluchtroute dienen te voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2, c.q. Euroklasse B. Achtergrond Volgens de toelichting van het Bouwbesluit is de achtergrond van deze artikelen het voorkomen dat een beginnende brand zich snel uitbreidt langs het oppervlak van de constructie, zodat gebruikers voldoende tijd hebben om het gebouw veilig te verlaten. De norm NEN 6065 bepaalt dat om de bedoelde bijdrage te kunnen vaststellen het samenstel van bouwmaterialen dat over een diepte van 0,15 m in een constructieonderdeel is toegepast, moet worden getest.
2.2 Wet en regelgeving brandcompartimentering De brandcompartimentering wordt geregeld in afdeling 2.13, beperken uitbreiding van brand, van het Bouwbesluit. Artikel 2.105 bepaalt dat een brandcompartiment geen grotere gebruiksoppervlakte heeft dan 1.000 m2. Hierdoor is voor dit gebouw een onderverdeling in meerdere brandcompartimenten noodzakelijk. Volgens artikel 2.106 is tussen brandcompartimentering onderling, volgens NEN 6068, een bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van 60 minuten vereist. Verder bepaalt dit artikel dat de WBDBO bepaald moet worden ten opzichte van de perceelsgrens naar een identiek spiegelsymmetrisch gebouw op het aangrenzende perceel, hart openbare weg, het openbaar water of het openbaar groen. Achtergrond Achtergrond van dit artikel is om een ongehinderde uitbreiding van brand te beperken tot het gedeelte van het gebouw. Daardoor hebben de gebruikers van het gebouw die zich niet in dat gedeelte met de brand bevinden de gelegenheid veilig te ontkomen. Dit geldt ook voor de gebruikers van naburige gebouwen. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat een brand in korte tijd een zodanige omvang aanneemt dat hij voor de brandweer niet meer te beheersen is. Brandcompartimenten hebben alleen zin wanneer de scheidingsconstructie van de brandcompartimenten een deugdelijke WBDBO hebben.
2.3 Wet en regelgeving dak In afdeling 2.11, beperken van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie, artikel 2.85, wordt geregeld dat het dak van een bouwwerk, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk mag zijn. Achtergrond Achtergrond van dit artikel is dat het dak van een bouwwerk door een onverhoedse aanraking met vuur in brand vliegt. Het gaat hierbij om zogenaamd vliegvuur.
13
3. WIJZE WAAROP UITVOERING GEGEVEN IS AAN DE REGELGEVING Om te beoordelen op welke wijze uitvoering is gegeven aan de regelgeving, zijn de tekeningen (plattegronden, aanzichten, doorsneden en details) van het bouwplan bestudeerd en is gekeken of de uitvoering overeenkomt met de doelstelling van de wetgeving. De details zijn vergeleken met op de brandlocatie aangetroffen bouwmaterialen. Tevens is navraag gedaan bij de toetsende en handhavende instanties van de gemeente (Bouw- en woningtoezicht en de brandweer) en zijn foto’s bestudeerd die gemaakt zijn tijdens de bouw. In bijlage 1 worden de vergrote versie van de onderstaande gebruikte detailtekeningen weergegeven.
3.1 Realisatie materialen gevel Buitenoppervlak De gevel van de begane grond bestond aan de buitenzijde uit betonplaten van 100 mm, afgewisseld met ramen en/of deuren. Hiermee wordt voldaan aan de eis dat de onderste 2,5 meter moet voldoen aan brandvoortplantingsklasse 1, c.q. Euroklasse B. De betonnen muren die uit de gevel steken op de beide kopse kanten van de gevel en bij de hoofdentree, waartussen zich telkens de entree van de trappenhuizen bevindt, waren bekleed met gevel isolatiesysteem, bestaande uit een toplaag van stucmateriaal met daaronder EPS. Omdat dit gevel isolatiesysteem ook op de begane grond aanwezig is op een hoogte lager dan 2,5 meter dient dit te voldoen aan brandvoortplantingsklasse 1, c.q. Euroklasse B. In de overlegde documenten is geen certificaat van dit gevel isolatiesysteem gevonden. Uit informatie op internetb voldoet dit product aan Euroklasse 2. Volgens de NEN-EN 13.501-1 is dit klasse B en voldoet hiermee. De wandopbouw van de 1ste en 2de verdieping bestaat (van buiten naar binnen) uit resp.: koperen bekleding, vuren delen, regelwerk, dampopen folie, 190 mm glaswol, vurenhouten stijlen, dampremmende folie, 19 mm underlayment en Indonesich betonplex van 9 mm. Zie voor detaillering figuur 6 in bijlage 1.
b
http://www.sto.nl/9312_NL-Folders-goed_StoTherm_Classic.pdf
14
Ter versteviging van de koperplaten is de gevel in zijn geheel afgetimmerd met vurenhouten delen van 24 x 100 mm, h.o.h. 110 cm. Zie onderstaande foto die genomen is voordat de koperen beplating bevestigd werd. Tussen de vurenhouten delen is een horizontale naad van 10 mm aanwezig. De koperen beplating zelf is onbrandbaar. De vurenhouten betimmering als onderdeel van de constructie kan bepalend zijn voor de brandvoortplantingsklasse, immers deze wordt bepaald door een samenstel van materialen over een dikte van 0,15 meter te testen. Van de constructie van de gevel is echter geen testrapport voorhanden. Volgens tabel brandvoortplantingsklasse hout (bijlage 2) voldoet vurenhout aan brandvoortplantingsklasse 4, c.q. Euroklasse D. Hiermee wordt voldaan aan artikel 2.93 van het Bouwbesluit. Echter op deze gevel zijn de aanvullende eisen die via NEN 6068 gesteld worden van toepassing.
Figuur 7 het aanbrengen van de vurenhouten betimmering
Aanvullende eisen via NEN 6068 Het gebouw bestaat uit meerdere brandcompartimenten, zowel per bouwlaag als per verdieping. De verdiepingsvloer fungeert hierbij als horizontale brandscheiding. Er kan dus sprake zijn van brandoverslag via gevelopeningen. De gevel moet daardoor volgens NEN 6068 voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2, c.q. B. Delen van de wand van waaruit de brandoverslag wordt bepaald moeten een brandwerendheid van 30 minuten bezitten, of moeten als openingen worden beschouwd. De opbouw van de wand van binnen naar buiten is niet aangetoond dat deze hieraan voldoet. De verwachting is dat door de verwerking van het vele hout (betonplex en multiplex) niet hieraan voldaan wordt. Voor de bepalingsmethode van NEN 6068 is een aantal rekenprogramma’s ontwikkeld, zoals P-integraal, Brando en de NPR 6091. In de NPR 6091 staat expliciet vermeld dat voor klimaatgevels waarbij ook de convectieve warmteoverdracht in de spouw en grote rol speelt bij brandoverslag het rekenprogramma niet geschikt is. Bij dit type gevel kan via de spouw brandoverslag plaatsvinden, waardoor dit rekenprogramma niet geschikt is. TBO-VNOG concludeert hieruit dat soortgelijke gevelconstructies niet geschikt zijn voor gevels waarachter zich meerdere brandcompartimenten bevinden met gevelopeningen. 15
3.2 Realisatie brandcompartimentering Gebruiksoppervlakte De gebruiksoppervlakte van het gebouw bedraagt 5.600 m2. Het gebouw is opgedeeld in 10 brandcompartimenten allen kleiner dan 1.000 m2. Per bouwlaag zijn 3 brandcompartimenten aanwezig. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan artikel 2.105 van het Bouwbesluit. Spiegelsymetrisch is geen brandoverslag mogelijk. Volgens beschikbare gegevens staat de school rondom vrij op een groot perceel grond. (bijlage 3 Kadastrale gegevens). Tussen de brandcompartimenten onderling dient een WBDBO van 60 minuten aanwezig te zijn. Hiertoe dienen een aantal brandwerende scheidingsconstructies bekeken te worden, namelijk de verticale en de horizontale scheidingen. Verticale scheidingen Op elke verdieping bestaan de brandwerende scheidingen hoofdzakelijk uit een betonconstructie met brandwerende zelfsluitende deuren of rolluiken en een aantal kleine ramen. De betonnen brandscheiding steekt bij de trappenhuizen uit de gevel en voldoet aan een WBDBO van 60 minuten. Op de 1ste en 2de verdieping aan de oostzijde van het gebouw loopt de brandscheiding om een berging heen. De wandconstructie van de berging bestaat hier uit een metal-stud wand, gevuld met steenwol. Van deze metalstud constructie zijn geen certificaten aanwezig, maar zal over het algemeen, mits uitgevoerd volgens de hiervoor geldende voorschriften, wel voldoen aan een brandwerendheid van 60 minuten. Zwakke plekken zijn de aansluitingen op andere materialen, doorvoeringen en inbouw wandcontactdozen. (zie onderstaande foto) In dit geval sluit de brandwerende wand aan tot aan de beplating (underlayment met betonplex) van de buitengevel. Een detail hiervan (aansluiting gevel/wand) is niet aanwezig. De uitvoering moet dusdanig zijn dat geen thermische geleiding kan plaatsvinden en de brand zich niet via de wand kan verplaatsen.
Figuur 8 Wandcontactdoos in de hal van de school in een Metal Stud wand
De gevel van de begane grond loopt iets terug ten opzichte van de gevel van de verdiepingen erboven. De gevelconstructie loopt in een hoek door om de verdiepingsvloer heen. Hierdoor ontstaat net onder de verdiepingsvloer (begane grond en de 1ste verdieping) een loze ruimte, die bijna geheel als een horizontale schacht om het gebouw heen loopt. Aan de onderzijde van deze loze ruimte zijn onbehandelde vuren houten delen op regelwerk aangebracht met naden van 10 mm. Hierop is een damp-open akoestisch
16
doek aangebracht. Volgens informatie op internet is dit doek normaal brandbaar (Euroklasse E)c. Zie onderstaand detail figuur 9. Dit detail is in de praktijk niet geheel gelijk. De betonnen prefab plaat aan de binnenzijde van de gevel is vervangen door houtskeletbouw. (HSB). De betonnen prefabplaat aan de buitenzijde loopt minder ver door dan op detail is aangegeven. Tussen de verdiepingsvloer en de bovenzijde van de betonnen plaat is nog een ruimte van ongeveer 40 cm aanwezig wat opgevuld is met houten regelwerk en glaswol. Ter voorkoming van een koudebrug is isolatie aangebracht tegen de bovenzijde van de verdiepingsvloer en tegen de buitenwand van de begane grond. Volgens opgave van de architect is dit glaswol.
Figuur 9 Detail Loze ruimte t.h.v. de verdiepingsvloer (In tegenstelling tot bovenstaande afgestempelde detailtekening wijkt de uitvoering af, het rechter betonnen constructiedeel is minder hoog uitgevoerd dan afgebeeld en het linkerdeel ontbreekt in zijn geheel in de uitvoering). Dit is zichtbaar op de foto.
Aan de oostzijde van het gebouw lopen deze loze ruimte (zie rode omlijnen figuur 9) om de brandcompartimenteringsscheiding heen, waardoor de brand zich vrij kan uitbreiden (horizontaal). Hierbij wordt niet voldaan aan de vereiste WBDBO van 60 minuten tussen de brandcompartimenten onderling.
c
http://www.doerken.de/bvf-be/produkte/dach/fassadenbahnen/produkte/fassade.php 17
Horizontale scheidingen De horizontale scheiding wordt gerealiseerd door de verdiepingsvloer. Hierbij is de aansluiting met de gevel belangrijk om verticale branddoorslag te voorkomen.
Figuur 10 Detail horizontale scheiding
Op bovenstaand detail is te zien dat de aansluitingen met de verdiepingsvloeren niet brandwerend is doorgezet in de buitengevel. Branddoorslag in de gevel is hierdoor mogelijk naar het naastgelegen en bovengelegen brandcompartiment.
Bouwbesluit De hierboven vermelde branddoorslag en -overslagtrajecten zijn beoordeeld op basis van het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit regelt de branddoorslag en – overslagtrajecten redenerend vanuit een brand in een brandcompartiment met als doel branduitbreiding van het ene compartiment naar het andere te beperken. Het gaat hier om een brandwerendheid van binnen naar buiten. Bij deze brand is de gevel aan de buitenzijde in brand geraakt en heeft zich via de gevel naar binnen verplaatst. Over branddoorslag van buiten naar binnen worden in het Bouwbesluit geen regels gegeven. Onderstaande geveldoorsnede laat zien dat er een verticale luchtspouw aanwezig is vanaf de loze ruimte op vloerniveau van de 1ste verdieping tot boven het dak en kan zodoende gemakkelijk voor een schoorsteeneffect zorgen. De regelgeving biedt hiervoor expliciet geen handvatten. De brandcompartimenteringen verticaal uitvoeren in plaats van horizontaal ter voorkoming van branduitbreiding naar andere brandcompartimenten is een oplossing. Een andere oplossing is het doorzetten van de horizontale brandcompartimenteringsscheiding door de gevelconstructie.
18
Figuur 11 Luchtspouw gevel. Rode lijn geeft de opening aan, waar ongehinderd warmte en brand zich kan uitbreiden (het schoorsteeneffect).
19
3.3 Realisatie dak Met uitzondering van het dak boven de gymzaal bestaat het dak van het gebouw volgens tekening uit (van boven naar beneden): bitumen dakbedekking, afschotlaag EPS, dampremmende laag en 240 mm breedplaatvloer. Zie onderstaand detail.
Figuur 12 Detail dak
Afwijkend van het detail is op het dak een laag grind aangetroffen, behalve onder de dakrand. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan artikel 2.85 van het Bouwbesluit. Op het detail is te zien dat de dakruimte ook weer als een loze ruimte is opgebouwd met kunststof beplating aan de buitenzijde en multiplex aan de binnenzijde, bevestigd op vuren houten regels en stijlen.
20
4. HET BRANDVERLOOP In dit hoofdstuk wordt het brandverloop behandeld en wordt antwoord gegeven op de volgende vraag: Op welke manier heeft de gevelconstructie bijgedragen aan het brandverloop bij de brand? Om het brandverloop goed in beeld te krijgen is een aantal zaken van essentieel belang, nl: de plaats van ontstaan van de brand, de windrichting en -kracht, de brandscheidingen, de gebruikte materialen etc.
4.1 Het brandverloop Om het brandverloop in beeld te brengen is het van belang om te ontdekken waar de brand is ontstaan. Uit analyse van de sporen die een brand achterlaat is het brandverloop vast te stellen. Dit alles dient vervolgens geverifieerd te worden aan de hand van een studie van bouwtekeningen, de gebruikte materialen en hun brandgedrag, onderzoek ter plaatse, bestudering van foto’s en film en het houden van interviews. Het onderzoeksteam heeft vastgesteld dat de brand ontstaan is aan oostzijde en buitenzijde van het gebouw, onder de overstek van de 1ste verdieping.
Windrichting NNO 5-7 Bftd
Plaats van ontstaan van de brand
Figuur 13 Ontstaan van de brand
d
bron KNMI 21
Foto 1 (bron 112 Groningen)
Foto 2 (bron TBO)
plaats van ontstaan
De plaats waar de brand is ontstaan is mede vastgesteld door de aangetroffen brandpatronen op de betonplaten en steunpalen. In bijlage 4 is in chronologische volgorde met fotomateriaal het brandverloop in beeld gebracht. De brand heeft zich vanwege de krachtige wind en het gebruik van het vele hout in de gevel, snel kunnen ontwikkelen en uitbreiden. De brand is in de spouw (tussen het koper en de gevel) uitgebreid. Via de gevel kon de brand zich binnen korte tijd tot aan de dakrand en van de zuidzijde naar de noordzijde van het gebouw verspreiden, waarbij het naar zuidzijde sneller ging vanwege de harde wind. Tevens werd duidelijk dat de brand via de gevel de verschillende brandcompartimenten is binnengegaan (zie hiervoor de details in figuur 10) en deze ruimten volledig heeft schoongebrand. Via de buitengevel is de brand aan de noordkant zelfs voorbij het trappenhuis gegaan vanwege de harde wind en de daarmee gepaard gaande lange vlamtongen (zie foto 11).
De binnenzijde van het trappenhuis is intact . De vlammen zijn ondanks ‘uitstekende’ geveldelen overgeslagen naar de lokalen.
Foto 11 Noordgevel
Naar binnen toe heeft de brand zich kunnen uitbreiden via diverse wegen. (zie bijlage 5: plattegrond brandscheiding) Hierdoor werd de brand, geholpen door de wind, zelfs uitslaand aan de westgevel en kon op die wijze ook achter de gevelconstructie uitbreiden naar alle zijden.
22
Foto 12
Foto 13
Hierbij dient opgemerkt te worden dat enkele brandwerende scheidingen in de vorm van rolluiken niet gesloten waren (zie foto 12 en 13) waardoor de brand binnendoor ook vrij spel had om de andere brandcompartimenten te bereiken. In de aangeleverde documenten van de Brandweer, stad Groningen (kenmerk 86992/iw) blijkt dat op 16 september (een maand voor de brand) tijdens een controle is geconstateerd dat er diverse tekortkomingen in het bouwwerk werden aangetroffen. Ook het niet (of onvoldoende sluiten) van de brandwerende deuren is toen opgemerkt. In de opgestelde aanschrijving aan de stichting openbaar onderwijs groep Groningen werd aangegeven dat de tekortkomingen binnen een maand na dagtekening verholpen dienden te zijn. De hoofddraagconstructie van het gebouw heeft het bijzonder goed gehouden, want vier uur na de melding waren er nog vlamverschijnselen te zien. Dit geldt tevens voor de dakconstructie die aan de bovenzijde nog geheel intact was (zie foto 14).
Foto 14
23
4.2 De gevelconstructie De constructie van de gevel en het materiaalgebruik hebben een negatieve invloed gehad op het brandverloop. De brand kon hierdoor ongehinderd uitbreiden naar de verschillende brandcompartimenten.
Foto 20 hout, dampfolie, underlayment
Foto 21 Koper, hout, dampfolie,underlayment
Op foto 20 en 21 is te zien hoe de gevel is samengesteld. Op foto 20 is te zien dat het koper van de gevel is gevallen en dat de isolatie is weggebrand (glaswol verbrand bij 800C0). Aan de binnenzijde van de gevel is het underlayment zichtbaar waarop een aftimmering is aangebracht van Indonesisch betonplex. De ruimte tussen de aftimmering (10 mm.) in combinatie met de dunne vuren houten delen zorgt ervoor dat het materiaal gemakkelijk ontbrand. Door de hoge temperatuur en de harde wind ontstaat er een drukverschil in de verticale open ruimten van de gevel. Hierdoor treedt een venturie-werking op, waardoor de gevel gaat werken als een schoorsteen. Koper is een warmtegeleider en kan deze warmte snel doorgeven aan haar omgeving. Het hout dat in direct contact staat met de koperplaat wordt hierdoor verwarmd. Op foto 21 is een restant te zien van de gevelsamenstelling op de oostzijde. Dit deel was één van de weinige delen die op de grond gevonden is. Het was opvallend hoe weinig er teruggevonden is. Bijna al het hout van de gevels was compleet opgebrand.
4.3 De dakconstructie De bijdrage van de dakconstructie aan de brand is nagenoeg nihil. Met uitzondering van het dak boven de gymzaal bestaat het dak van het gebouw uit (van boven naar beneden): grindlaag, bitumen dakbedekking, afschotlaag EPS, dampremmende laag en 240 mm breedplaatvloer. Bij deze hevige brand is gebleken dat het aanbrengen van grind een goede aanvulling is geweest op de brandwerendheid en heeft hierdoor de bitumen en het EPS beschermd (foto 24).
24
Dak Gymzaal Koper
Grind ligt er nog Gevel stak overal iets door
Foto 24
Het dak van de gymzaal bestond (van binnen naar buiten) uit: geperforeerde stalen dakplaat, canalures aan buitenzijde opgevuld met akoestisch materiaal, dampremmende laag PE, isolatiebeplating en 2 lagen bitumen dakbedekking. Dit dak is volledig weggebrand hetgeen verklaarbaar is te noemen bij een dergelijk brand.
4. 4 De werking van brandpreventieve scheidingen Uit onderzoek is gebleken dat over het algemeen de aanwezige bouwkundige brandscheidingen hun werk hebben gedaan, op enkele zelfsluitende rolluiken na en essentiële lekkages in de scheidingen. De trappenhuizen op de kopse gevels hebben zich goed gehouden, zeker gezien de tijd dat de brand heeft gewoed en de heftigheid van de brand. De eis voor de brandwerendheid van de trappenhuizen was 30 minuten WBDBO. De scheiding van het trappenhuis in de westgevel is volledig weggebrand. Door het ontbreken van het beeldmateriaal van de eerste 30 minuten van de brand valt niet ter herleiden of de scheiding het 30 minuten volgehouden heeft.
25
4.5 De kunststofisolatiematerialen In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de gebruikte isolatiematerialen in het gebouw. In relatie tot de plaats van het ontstaan van de brand is de plaats van verwerking van het materiaal cruciaal. Met andere woorden, was kunststofisolatie in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de brand begonnen is verwerkt? Hiertoe zijn de bouwkundige tekeningen geanalyseerd en waar nodig is een toelichting gevraagd bij de architect. In aanvulling daarop heeft veldonderzoek plaatsgevonden en zijn interviews afgenomen om tot een betrouwbare reconstructie te komen. In bijlage 6 is de theorie van de kunststofisolatiematerialen toegevoegd. 4.5.1 Realisatie kunststofisolatiematerialen en brandverloop In het gebouw is met minimaal 3 verschillende soorten isolatiemateriaal gewerkt. In de geveldelen en de inwendige wanden (hoog aan de muur in de lokalen, akoestische isolatie) is gewerkt met glaswol, in de metalstud wanden is steenwol aangetroffen en op het buitengevelwerk nabij de toegangen van de school is EPS aangetroffen. Het dak van de gymzaal was voorzien van een staaldak plaat, kunststofisolatie bedekt met bitumen. Windrichting
Figuur 14 Plattegrond gebouw
Hierboven is de plattegrond van de school weergegeven. In het blauw de plaats van de aangetroffen kunststofisolatie (EPS) en in de rode cirkel het ontstaan van de brand op basis van het technisch brandonderzoek van het team. Op de gevel waren de restproducten van de hechtmortel nog zichtbaar. Gelet op de plaats van het ontstaan van de brand kan de kunststofisolatie onmogelijk een bijdrage hebben geleverd in het eerste uur van de brand. Onderstaand een foto die meer dan een uur na de melding is genomen. Duidelijk waarneembaar is dat hier de brand nog in het midden van het gebouw woedt, nog ver verwijderd van de plaats waar kunststofisolatie is bevestigd.
26
Foto 25 brand 8.32 uur
Nader onderzocht is de overhangende vloer van de 1ste verdieping. Onder deze vloer moet een isolatielaag bevestigd worden ter voorkoming van een koudebrug in de constructie. Aanleiding voor dit specifieke deel van het gebouw is tweeledig. In de eerste plaats vanwege het vermoeden dat er ergens in dit deel van de constructie de brand is begonnen en ten tweede zou een kunststofisolatie in dit deel van de constructie als een brandversneller hebben kunnen werken. Er zijn geen restproducten (zoals op de foto hieronder de afdrukken van de hechtmortel) aangetroffen op dit deel van de constructie. Detailtekeningen gaven onvoldoende weer welk materiaal hiervoor is gebruikt, De regievoerend architect op de bouw is gevraagd uitsluitsel te geven. Volgens zijn verklaring is in dit deel van de constructie 14 cm. glaswoldeken verwerkt wat met een houten constructie is bevestigd aan de betonconstructie.
Figuur 16 gevel waar kunstisolatie is verlijmd met hechtmortel, de hechtmortel is in kleine porties op de gevel aangebracht, bij het wegbranden van de isolatie blijft een rest ronding van de hechtmortel achter op de gevel. 27
Bij deze brand heeft de kunststofisolatie geen cruciale rol gespeeld in het brandverloop c.q. het eerste uur van de brand. Motivatie voor deze conclusie is het afwezig zijn van dit materiaal op de plaats van het ontstaan van de brand. De kunststofisolatie op het dak van de gymzaal is wel in een eerder stadium in aanraking gekomen met de brand, maar heeft geen substantiële bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de brand.
28
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Onderstaand zijn de conclusies en aanbevelingen weergegeven van het onderzoek dat door het TBO-VNOG is uitgevoerd om de vraag te kunnen beantwoorden “Hoe heeft deze brand zich zo snel kunnen ontwikkelen in een relatief nieuw pand?”” De conclusies en aanbevelingen zijn gerubriceerd naar de onderzoeksvragen die leidend zijn geweest voor dit onderzoek. Onderzoeksvraag 1 In hoeverre heeft de brandcompartimentering en de gevelconstructie voldaan aan de wettelijke eisen? Conclusie; Een gevel waarin openingen aanwezig zijn en waarbij brandoverslag via de gevel kan plaatsvinden moet volgens NEN 6068 voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2. Om te bepalen of een gevelconstructie hieraan voldoet dient een samenstel van de constructie over 15 cm te worden onderzocht. Achter de koperen gevel en aan de onderzijde van de loze ruimte ter hoogte van de verdiepingsvloer waren vurenhouten latten aanwezig. Deze voldoen niet aan brandvoortplantingsklasse 2, maar wel aan brandvoortplantingsklasse 4. De regelgeving geeft niet expliciet regels voor branddoorslag van buiten naar binnen. In de NEN 6068 wordt alleen het warmtestralingcriterium als het enige warmteoverdracht mechanisme beschouwd. Bij deze brand is echter direct vuur bij houten latten aan de onderkant van de gevel geweest, waardoor het vuur zich in de gevelconstructie kon uitbreiden. Een gevelconstructie waarbij convectieve warmteoverdracht kan plaatsvinden via de spouw is zonder aanvullende maatregelen niet geschikt als gevelconstructie waarachter zich meerdere brandcompartimenten bevinden. De brandcompartimentering is niet volgens de bouwregelgeving uitgevoerd. De loze ruimte ter hoogte van de eerste verdiepingsvloer is ter hoogte van de brandscheiding niet dichtgezet. De aansluitingen van de gevel met verdiepingsvloeren zijn niet brandwerend dichtgezet, waardoor branddoorslag naar binnen mogelijk was.
Onderzoeksvraag 2
Op welke manier heeft de gevelconstructie bijgedragen aan het brandverloop bij de brand? Conclusie; De bijdrage van de gevelconstructie aan de brand is essentieel geweest voor de snelle uitbreiding en het grote destructieve resultaat van de brand. De samenstelling van de gevel en het materiaalgebruik heeft een negatieve 29
invloed gehad op het brandverloop en de brand kon hierdoor ongehinderd uitbreiden naar verschillende brandcompartimenten. De dunne houten delen en de grote hoeveelheid lucht die er doorheen kan (schoorsteen effect) hebben bijgedragen aan een snelle brandontwikkeling. De bijdrage van de dakconstructie aan de brand is nagenoeg nihil. Met uitzondering van het dak boven de gymzaal bestond uit het dak van het gebouw uit (van boven naar beneden): grindlaag, bitumen dakbedekking, afschotlaag EPS, dampremmende laag en 240 mm breedplaatvloer. De grindlaag heeft de bitumen en EPS goed beschermd. Het dak van de gymzaal bestond (van binnen naar buiten) uit: geperforeerde stalen dakplaat, canalures aan buitenzijde opgevuld met akoestisch materiaal, dampremmende laag PE, isolatiebeplating en 2 lagen bitumen dakbedekking. Dit dak is volledig weggebrand hetgeen verklaarbaar is te noemen bij een dergelijk brand. De kunststofisolatie heeft geen rol gespeeld in het brandverloop c.q. het eerste uur van de brand. Motivatie voor deze conclusie is het afwezig zijn van dit materiaal op de plaats van het ontstaan van de brand. De kunststofisolatie op het dak van de gymzaal is wel in een eerder stadium van de brand in aanraking geweest met de brand, maar heeft geen substantiële bijdrage geleverd aan de snelle uitbreiding van de brand.
Onderzoeksvraag 3 In hoeverre zijn binnen de bestaande wetgeving maatregelen te treffen om een dergelijke brand in de toekomst te voorkomen c.q. te beperken? Om een dergelijke brand in de toekomst te voorkomen wordt vanuit het gezichtspunt van het team brandonderzoek aanbevolen om: •
bij het ontwerp en de bouw houten delen of andere materialen te gebruiken die duurzaam voldoen aan brandvoortplantingsklasse 2.
•
het gehele samenstel van de gevelconstructie te laten testen.
•
er voor te zorgen dat de constructie aan de buitenzijde niet gemakkelijk vlam kan vatten. Dit kan door een zorgvuldige keuze van het materiaalgebruik van de gevel en het op afstand houden van brandbare objecten ten opzichte van de gevel.
•
dezelfde aandacht aan verticale brandcompartimentering te besteden als aan horizontale brandcompartimentering. Aanbevolen wordt om de detailleringen in ieder geval met de afdeling preventie te bespreken.
•
de horizontale gevelconstructie.
•
de afdeling preventie vanaf het eerste vooroverleg te betrekken bij (specifieke)bouwplannen.
brandcompartimentering
30
doorzetten
door
de
BIJLAGEN
31
BIJLAGE 1: DETAILTEKENINGEN
Figuur 6 detaillering gevel
32
Figuur 9 detail loze ruimte t.h.v. de verdiepingsvloer
33
Figuur 10 Detail horizontale scheiding
34
Figuur 12 detail dak
35
BIJLAGE 2: HOUT
BRANDVOORTPLANTINGSKLASSE
Brandvoortplantingsklasse hout Brandvoortplantingsklasse
Rookproductie
Massief hout:
< 560 kg/m3
4
560-790 kg/m3
3
> 790 kg/m3
2
Zachtboard
4-5
4-6 m-1
Hardboard
4
4-8 m-1
Spaanplaat
3-4
3-6 m-1
4-9 m-1
Bron: http://www.houtinfo.nl/main.php?mn=1&id=3&o=body&a=viewfaq&fid=30
36
Tabel brandvoortplantingsklasse
Gangbare houtsoorten voor kozijnen.
Houtsoort (overeenkomstig 1015) 1)
Rode Shorea spp. 5)
Naaldhout/ KOMO Verduurzamen NEN Loofhout gecertificeerd 7) 2) H: volhout V: gevingerlast L: gelamineerd (en gevingerlast) meranti Loofhout
Afwerking: OA: onbehandeld TA: transparant DA: dekkend
Hardheid Gemiddelde Brandvoortplantings- Bijzonderheden volumieke massa klasse (onbehan-deld) (kg/m3) 4)
H/V/L
Nee
TA DA
Hard
520
4 3
H/V/L
Ja
DA
Matig hard
460
4
H/V
Nee
TA DA
Zeer hard 800
2
Kleur roodbruin
H
Nee
OA TA DA
Zacht
370
4
Onbehandeld beschut to Beschermen in ruwbouwfase beschadigingen Onbehandeld wrc v
Oregon pine Naaldhout Pseudotsuga menziesii
H/V
Ja
TA DA
Matig hard
530
3-apr
Kleur oranjebruin(foto voorblad hoof
Iroko Milicia Voorheen excelsa 5)
H/V
Nee
TA DA
Hard
650
3
Kleur geelbruin
Europees Picea abies 6)
vuren Naaldhout
Merbau Intsia spp.
Loofhout
Western red Thuja plicata 5)
cedar Naaldhout
Loofhout spp. clorophora
Kleur > 560 =3
Bron: http://www.houtinfo.nl/main.php?mn=0&id=920 4) De brandvoortplantingsklasse van de houtsoort wordt bepaald door de volumieke massa. In de praktijk speelt ook de afwerking een belangrijke rol. 5) Ook geschikt voor gevelbekleding en vakvulling. 6) Geschikt voor gevelbekleding en vakvulling, mits verduurzaamd. 7) Algemeen: Ramen die door de timmerfabrikant uitgevoerd volgens katern 22 van de KVT, behoeven geen verduurzaming
37
BIJLAGE 3:
KADASTRALE AFMETING
38
BIJLAGE 4: CHRONOLOGISCHE WEERGAVE BRANDVERLOOP
Foto 1 en 2
Foto 3 Foto 7
Foto 4
Foto 8
Foto 9 en 10
Foto 5
Foto 6
39
Foto 3
Foto 5
Foto 7
7.29 uur
7.46 uur
8.32 uur
Foto 4
7.41 uur
Foto 6
8.01 uur
Foto 8
9.40 uur
40
Foto 9
10.16 uur
Foto 10
10.54 uure
Bij het bekijken van de foto’s is een aantal belangrijke zaken ten aanzien van het tijdsverloop te zien: Foto 3, 7.29 uur: De melding kwam binnen om 6.17 uur. Het is niet precies bekend hoe laat de brand begonnen is. Deze foto is genomen 1 uur en 12 minuten na de melding. De brand in gevel en op de 1ste en 2de verdieping is goed te zien, evenals de hevige wind. Foto 4, 7.41 uur: De brand verspreidt zich tegen de windrichting in richting de noord gevel. Foto 5, 7.46 uur: Deze foto is genomen van de noord- en westgevel. De brand is uitslaand op de 1ste verdieping in het midden van het gebouw. Dit is 1 uur en 29 minuten na de melding. De vlammen op de hoek van de noordgevel zijn vlammen die alleen nog tussen de gevel zitten en er aan de bovenzijde uitkomen. Foto 6, 8.01 uur: De brand is volledig uitslaand op 2de verdieping en de gevel is al volledig weg. Dit geldt gedeeltelijk ook voor de 1ste verdieping, in het midden van gebouw. De vlammen aan de bovenzijde van de gevel aan de rechterkant, hierbij is de brand uitgebreid via de gevel. Foto 7, 8.32 uur: Zichtbaar zijn de vlammen aan de boven- en onderzijde van de gevel tot aan de zuid gevel. De brand is zich aan het uitbreiden via de gevel. Foto 8, 9.40 uur: De brand bevindt zich in de totale zuid gevel en is uitslaand op 1ste verdieping. Foto 9, 10.16 uur: De 1ste verdieping is al nagenoeg uitgebrand. De 2de verdieping nog niet. De begane grond brandt ook, tevens is aan de verkleuring van het koper te zien hoe heet het is tussen de gevel. Foto 10, 10.54 uur: Duidelijk is te zien hoe de brand zich langzaam naar binnen verplaatst en dat de lokalen op de hoek bijna uitgebrand zijn. Dit zijn de lokalen die het verst weg liggen ten opzichte van de plaats waar de brand is ontstaan.
e
Fotos 3 t/m 10 bron: brandweerfotograaf Haren ©
41
BIJLAGE 5 BRANDSCHEIDINGEN
42
BIJLAGE 6: THEORIE BRANDGEDRAG EN KUNSTSTOFISOLATIE Theorie Als grondstof voor kunststofisolatie producten wordt als basis een residu van aardolie gebruikt. Door verschillende toevoegingen c.q. bewerkingmethoden krijgt het zijn uiteindelijk vorm. De brandbare eigenschappen zitten hierin opgesloten. Kunststofisolatiemateriaal is te verdelen in twee hoofdgroepen; thermoharders en thermoplasten. Bij een thermoharder ontstaat bij polymeriseren een ruimtelijke structuur. Deze is ook bij verwarmen niet in een andere vorm te gieten. Thermoplasten zijn lange lineaire ketens, die bij hogere temperaturen te vervormen zijn. Thermoharders In de groep thermoharders zijn de meest bekende soorten de PUR (polyurethaan) en PIR (polyisocyanuraat). PUR ontstaat uit de componenten isocyanaten en polyolen. Het verschil in deze twee zit in extra toevoeging van isocyanaten in PIR. Deze toevoeging heeft een brandvertragend karakter waardoor PIR bij 300 ˚C begint te ontleden en pyrolysegassen af gaat staan aan de omgeving. PUR vertoont dit gedrag al bij 180 ˚C.f Het staat fabrikanten vrij om de productnaam PIR te gebruiken, in Nederland is niet vastgelegd bij welke hoeveelheid isocyanaten het product PIR genoemd mag worden. Derhalve komen er verschillen voor in het brandgedrag van PIR. Beide producten zullen in het eerste traject van verhitting (180 ˚C/400 ˚C ) pyrolysegassen vrij laten komen om daarna geheel of gedeeltelijk te verkolen. Thermoplasten Thermoplasten zijn vooral bekend door PE (polyetheen), EPS (geëxpandeerd polystyreen, ook wel bekend als piepschuim) en XPS (geëxtrudeerd polystyreen). Indien de platen niet beschikken over een SE-keurmerk (Schwer Entflammbar), dan betreft het de meest brandbare variant. EPS bestaat voor 98% uit lucht en voor 2% uit product. De verbrandingswaarde van EPS varieert tussen de 39 en 50 MJ/Kg (één en ander afhankelijk van de gebruikte toevoegingen). Gemiddeld wordt gerekend met een waarde van 42 MJ/Kg en is daarmee vrijwel gelijk aan de verbrandingswaarde van benzine (43 MJ/Kg)g. Het smelten/verweken van polystyreen ligt lager dan bij de genoemde thermoharders en begint bij 100 ˚C. EPS zal bij verhitting veranderen in PS, vervolgens vervormen en vergassen om uiteindelijk geheel te verbranden. Een ontwikkelde brand waarbij EPS betrokken is zal sneller verlopen dan een standaard brand. Bij volledige verbranding zullen geen restproducten traceerbaar zijn. PE bestaat uit moleculen met waterstof en koolstof. Bij volledige verbranding reageert dit met zuurstof tot koolstofdioxide en water.
f
Repressieve brandweerrisico’s bij kunststofisolatie – Joep Kleinheerenbrink en Leo van Ruiven - 2010.
g
Brandweerproblematiek EPS – Suurenbroek brandonderzoek en advies - 2008
43