Raamleerplan Produceren voor de Amateurkunst
Groningen, juni 2011 Theaterwerkplaats De Prins van Groningen i.s.m. Kunstfactor Verantwoording: Aan de totstandkoming van dit raamleerplan werkten mee: Ron Glasbeek, opleidingscoördinator van de opleiding Productieleider, Ben Smit, artistiek leider en Geert Oude Weernink, zakelijk leider allen van de Theaterwerkplaats De Prins van Groningen, Nynke Oele, cultureel ondernemer en Robbert Baars, theateradviseur Kunstfactor.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. De context van de opleiding
pag. 3
1.1 Doel van de opleiding
pag. 4
1.2 Visie op leren produceren
pag. 4
1.3 Rollen en competenties van een productieleider
pag. 5
Hoofdstuk 2. De structuur en organisatie van de opleiding
pag. 7
2.1 Toelating
pag. 7
2.2 Inrichting van de opleiding
pag. 8
Hoofdstuk 3. Lesinhoud
pag. 12
Jaar 1
pag. 12
Jaar 2
pag. 14
Hoofdstuk 4. Evaluaties en procedures van de opleiding
pag. 16
4.1 Evaluatie van de stage
pag. 16
4.2 Toetsingscriteria voor het examen
pag. 17
4.3 De procedure van het examen
pag. 18
4.4 De evaluatie van de opleiding
pag. 19
4.5 Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit
pag. 20
Bijlagen literatuurlijst
pag. 22
2
3
Hoofdstuk 1. De context van de opleiding Binnen het kunstvakonderwijs neemt produceren een bijzondere plek in. Produceren is geen artistiek ambacht, geen kunstvorm, niet eens een doel op zich. Een goede productieleider maakt het mogelijk dat anderen kunst kunnen maken en ervan kunnen genieten. Dat maakt de opleiding praktisch en niet gericht op het ontwikkelen van een artistiek profiel, zoals dat bijvoorbeeld bij de opleiding voor regisseur wel het geval is. In Nederland bestaat een vergelijkbare opleiding voor het amateurveld niet. Wel bestaat er een vierjarige bachelor-opleiding die verbonden is aan de Theaterschool Amsterdam: de Opleiding Productie Podiumkunsten. Ook een aantal MBO opleidingen bieden een vergelijkbare opleiding aan. Deze opleidingen leiden echter niet specifiek op voor het amateurveld. Bovendien is de vraag naar producenten voor dergelijke projecten groter dan het aanbod, zeker in het noorden, oosten en zuiden van Nederland. Het raamleerplan voor de kaderopleiding produceren voor de Amateurkunst is dan ook niet vergelijkbaar met dergelijke HBO en MBO opleidingen en richt zich specifiek op het veld van de amateurkunst. Wij hebben met dit raamleerplan noch de ambitie noch de pretentie om ons met deze bestaande opleidingen te vergelijken. Wij leiden niet op met een duidelijk beroepsperspectief; wij leiden op om de amateurkunst beter te kunnen ondersteunen, en op die manier mee te gaan met de artistieke en productioneel ingewikkelde ontwikkelingen uit de praktijk. Tijdens de pilot is gebleken dat deelnemers soms de ambitie hebben om in het professionele veld te werken als productieleider, en deze opleiding als opstapje zien. Dat mag. De deelnemers moeten van tevoren duidelijk worden gemaakt dat deze opleiding zich niet richt op het professionele circuit, al zijn we natuurlijk wel blij met gedreven deelnemers. De gedrevenheid van de deelnemers geeft wat ons betreft ook aan dat ook op producerend niveau de grens tussen professioneel en amateur aan het verschuiven is. Aangezien dit raamleerplan de deelnemers een zo professioneel mogelijke omgeving wil aanbieden, wordt in dit raamleerplan niet uitgesloten dat de deelnemers stage lopen bij bijzondere projecten van een professionele gezelschappen, voorstellingen met amateurs en professionals of festivals waar zowel professionele als amateurkunstenaars optreden. Wij zien dit niet als conflicterend met onze doelstelling om mensen op te leiden voor de amateurkunst. Immers, je leert het meest in een zo professioneel mogelijke omgeving. En dat is vaak in het semiprofessionele en het professionele circuit.
4
1.1 Doel van de opleiding De opleiding Produceren voor de Amateurkunst stelt zich ten doel om productieleiders op te leiden die in staat zijn zelfstandig een enkelvoudig amateurkunstproject te leiden. Hieronder kunnen vallen: een voorstelling, een tentoonstelling, een mediaproductie, etc. Daarnaast worden deelnemers opgeleid om als productiemedewerker bij meervoudige, multidisciplinaire projecten in de amateurkunst te functioneren. Binnen een groter geheel van bijvoorbeeld een festival, zijn ze in staat om één facet van de productie zelfstandig uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld de kassa, marketing, publiciteit of vrijwilligersbegeleiding zijn. De deelnemer heeft aan het einde van de opleiding kennis van en inzicht in de breedte van het culturele veld waarin productieleiding een rol speelt. De deelnemer aan de kaderopleiding Produceren voor de Amateurkunst moet aan het einde van de kaderopleiding kunnen voldoen aan de genoemde competenties en een eindproject kunnen neerzetten die voldoet aan de voorwaarden. 1.2 Visie op leren produceren Productieleiders opereren in een omgeving waar verschillende dingen tegelijkertijd aan de hand zijn. Binnen het aanbod van de lessen dient gezocht te worden naar voldoende theoretische kennis om met die dynamiek te leren omgaan. Daarnaast is de praktijkervaring van groot belang. De deelnemers krijgen de mogelijkheid om zowel door middel van zelfstudie, praktijkvoorbeelden en eigen praktijkervaring de veelheid aan competenties te verwerven die nodig zijn om te kunnen werken als cultureel producent. Het is een praktische opleiding waarbij de ideale leeromgeving zich voor een belangrijk deel buiten het leslokaal bevindt. Aangezien een productieleider leiding moet gaan geven, is het belangrijk dat de deelnemers al in een vroeg stadium voor een groep leren staan. Dat betekent dat er naast groepslessen, waarin de beste praktijkvoorbeelden en basisbegrippen worden aangereikt, ook in subgroepen of kleinere projecten zal worden gewerkt. Dat kan al dan niet met personen van buitenaf. De docenten en opleidingscoördinator zullen er samen zorg voor dragen dat de leerstof zoveel mogelijk in de lessen en in de praktijk wordt uitgewerkt. Het voordeel van het werken in groepen tijdens de opleiding, is dat het een afspiegeling is van projectmatig werken in de praktijk. Samenwerken, communiceren, strategisch denken en plannen zit op die manier continue in de lessen verweven. Observatie vormt een belangrijk onderdeel van het onderwijs, zoals het bezoeken van festivals, evenementen en voorstellingen en die bekijken door de bril van een productieleider. Ook het voorbereiden van opdrachten thuis, zoals het maken van een draaiboek of een subsidieaanvraag is onderdeel van de opleiding. Tenslotte vormen de stages één van de belangrijkste onderdelen. De stage kan plaatsvinden bij een bestaand evenement of festival, bij een vereniging, stichting of bij een eigen project. De stage is een belangrijk onderdeel van het examen.
5
Er wordt met docenten gewerkt, die elk op hun eigen terrein expertise hebben opgebouwd en voor één of twee modules worden aangetrokken. De opleidingscoördinator zorgt voor de continuïteit en is daarom het belangrijkste aanspreekpunt voor de deelnemers. Zowel de opleidingscoördinator als de gastdocenten hebben, al dan niet als autodidact, minimaal HBO werk- en denkniveau. 1.3 Rollen en competenties van een productieleider Een productieleider opereert tussen droom en daad. En inderdaad staan daar niet alleen maar wetten in de weg, maar vooral praktische bezwaren. De productieleider is er voor om die praktische bezwaren weg te nemen. Hij schept de voorwaarden die nodig zijn om de artistieke ideeën te verwezenlijken. Om dat te bereiken vervult de productieleider meerdere rollen. De productieleider is een: - organisator: mensen, goederen, diensten en ideeën moeten op het juiste moment op de juiste plek zijn - probleemoplosser: een productieleider draagt oplossingen aan voor (onverwachte) problemen - vertaler: een productieleider is de verbinding tussen de artistieke kern, de techniek en andere betrokkenen. - bewaker: een productieleider houdt toezicht op het proces, het budget en de planning Het is een dooddoener, maar een productieleider moet goed met mensen kunnen omgaan. In de amateurkunst wordt er veel en vaak met vrijwilligers gewerkt, mensen die onbetaald hun hart, ziel en tijd in een project willen steken. Daar moet je niet alleen oog voor hebben, je moet het ook leuk vinden om mensen van allerhande pluimage te betrekken, te inspireren en te motiveren bij een project. Je moet een team kunnen smeden, vaak bestaande uit professionele en vrijwillige mensen. Produceren in de amateurkunsten is mensenwerk van mensen die, vaak met beperkte middelen, nieuwe vergezichten willen creëren. Het optimaal inzetten, benutten en motiveren van mensen en middelen en daarbij de kwaliteit van het product niet uit het oog te verliezen, dat is de opdracht van de productieleider. Kerntaken van de productieleider zijn: -artistieke ideeën vertalen naar de praktijk. Hij kan met iedereen communiceren en afspraken maken. Hij kan zelfstandig en in een team beslissingen nemen en kan oplossingen aandragen, ook onder tijdsdruk. In een subsidieaanvraag kan hij artistieke ideeën helder en praktisch verwoorden. Hij is in staat een begroting op te stellen en een PR plan te maken. -organiseren. Een productieleider moet kunnen plannen en organiseren, op artistiek en zakelijk vlak. De productieleider is in staat het project van A-Z te overzien en kan met een draaiboek overweg. Hij kan hoofd- van bijzaken onderscheiden en prioriteiten stellen. Hij kan probleemoplossend werken.
6
-samenwerken. Een productieleider moet in staat zijn met alle betrokken partijen helder te communiceren, zowel binnen als buiten het team. Een productieleider in de amateurkunst moet mensen kunnen motiveren en betrokkenheid kunnen creëren. Hij moet kunnen samenwerken met professionals en vrijwilligers. Competenties Competenties staan voor de integratie van kennis, houding en vaardigheden op het technische, artistieke en praktische vlak. Deze competenties geven tevens de doelen op langere termijn aan. Gedurende de opleiding wordt helder uitgelegd op welke manier en op welk moment kennis, houding en vaardigheden worden getoetst. De kerntaken van een productieleider laten vertalen zich in de volgende competenties: - een goede subsidieaanvraag schrijven - een begroting opstellen - een budget bewaken - een pr plan opstellen - een draaiboek maken - samenwerken en communiceren - prioriteiten stellen - overzicht houden en onder tijdsdruk werken - mensen motiveren en aansturen - oplossingsgericht werken, alleen en met anderen
7
Hoofdstuk 2. De structuur en organisatie van de opleiding 2.1 Toelating Om deelnemers een helder beeld te geven over de inhoud en de eisen van de opleiding is er een vorm van toelating. De toelating vindt plaats door middel van een gesprek of sollicitatiebrief. Het staat de organiserende instelling vrij hier zelf een keuze in te maken. De toelating vormt geen apart onderdeel van de opleiding. Vooraf wordt duidelijk gemaakt dat een deelnemer gedurende het cursusjaar een dagdeel per week ter beschikking moet hebben voor een stage. De deelnemer moet voldoende tijd hebben om stage te kunnen lopen in het studiejaar; het is niet mogelijk om alleen de lessen te volgen zonder praktijkervaring van een stage. Een deelnemer moet aantoonbare affiniteit met de (amateur)kunsten hebben, 18 jaar of ouder zijn en MBO denk- of werkniveau hebben. Daarnaast moet iemand ervaring hebben met het werk van een productieleider, of een afgeleide taak daarvan. Dit kan betekenen dat iemand al eens eerder iets heeft georganiseerd in de kunsten (een voorstelling, een tentoonstelling, een concert, etc) of ervaring heeft met marketing, pr, publiciteit, artiestenopvang etc. van een cultureel project. De toelating biedt de kandidaat de mogelijkheid: – een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de toekomstige opleiding – te checken of deze voldoende bagage heeft om de opleiding te gaan volgen – na te gaan of de opleiding aan de verwachtingen voldoet De toelating heeft voor de kaderopleiding ten doel: – voldoende inzicht te krijgen op de motivatie van de toekomstig deelnemer – na te gaan of de toekomstig deelnemer zich voldoende kan ontwikkelen – na te gaan of de toekomstig deelnemer voldoende bagage heeft om de opleiding te starten – in te schatten of de deelnemer voldoende tijd en doorzettingsvermogen heeft om de opleiding af te maken. Bij de selectie wordt er gekeken naar: - de motivatie van de deelnemer: waarom wil iemand leren produceren, wat is iemands ambitie? - de ervaring van de deelnemer: wat heeft iemand al georganiseerd of geproduceerd? - of de deelnemer een basale kennis heeft van (een deel van het) lokale kunstenveld - voldoende ontwikkelingsmogelijkheden, zoals flexibiliteit, met kritiek kunnen omgaan en communicatief vaardig zijn, zowel mondeling als schriftelijk. De selectie voor de toelating dient te worden gedaan door minimaal drie personen: de opleidingscoördinator, de stagebegeleider en iemand van de organiserende instelling.
8
2.2 Inrichting van de opleiding De opleiding bestaat uit twee leerjaren. Beide leerjaren bestaan uit diverse modules waarin steeds een ander deel van het produceren aan bod komt. Pas wanneer de deelnemer alle modules heeft doorlopen, komt hij in aanmerking voor een diploma. Het eerste leerjaar maakt de deelnemer het hele proces door van de ontwikkeling van een artistiek idee tot de uiteindelijke uitvoering en de post-productie. De verschillende facetten die belangrijk zijn in dit proces, worden per module uitgelicht. Dit gebeurt zowel met case-studies als met de ervaring die wordt opgedaan tijdens de stage. Meerdere disciplines komen aan bod. In het tweede jaar verschuift de focus van het artistieke proces en de uitvoering naar de volle breedte van het culturele amateurveld. De deelnemer leert instellingen, organisaties, stichtingen en overheden kennen die een rol spelen binnen de kunsten. In dit jaar wordt er dieper ingegaan op alle randvoorwaarden van meervoudige artistieke projecten, zoals festivals en evenementen. Na dat jaar moet de deelnemer kennis en inzicht hebben in het veld waarin productieleiding een rol speelt en daarin kunnen functioneren. Het opleidingsteam Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen garanderen is het noodzakelijk dat de deelnemers met meerdere docenten werken. Het wordt geadviseerd om per module andere gastdocenten uit te nodigen. Het vaste opleidingsteam bestaat uit de opleidingscoördinator, de stagebegeleider en een medewerker van de organiserende instelling. De opleidingscoördinator is verantwoordelijk voor de praktische organisatie van de opleiding en de vertaling van dit raamleerplan in een werkplan voor de opleiding. Hij regelt de lesruimte, de (gast)docenten en is het aanspreekpunt voor de deelnemers, docenten en organiserende instelling. Hij houdt absentielijsten bij en volgt de leerlingen in hun leerproces. Samen met de deelnemers is hij verantwoordelijk voor het bijhouden van het studiedossier. Hij is aanwezig bij presentaties, tussentijdse evaluaties en bij het examen. De stagebegeleider helpt de deelnemers met het vinden van een goede stageplek en hij gaat op stagebezoek. Hij is aanwezig bij presentaties, tussentijdse evaluaties en bij het examen. De stagebegeleider moet het stageplan voorafgaand aan de stage goedkeuren. Na afloop beoordeelt hij het stageverslag. De organiserende instelling is verantwoordelijk voor de werving van de deelnemers, een financiële basis voor de opleiding, het benoemen van de examencommissie, het aanvragen van de diploma’s en het behandelen van eventuele klachten.
9
Modulen Elk leerjaar is opgebouwd uit een aantal modulen, waarin een bepaald onderdeel van het productieproces uitgebreid besproken wordt en bijbehorende competenties worden getoetst. Een module bestaat uit een aantal bijeenkomsten waarin (gast)docenten college komen geven en huiswerkopdrachten worden besproken. Aan het einde van elke module vindt er een toetsing plaats door middel van een huiswerkopdracht of presentatie. De opdrachten worden beoordeeld door de (gast)docent en meegenomen in het studiedossier (zie hieronder) van de deelnemer. De (gast)docent moet over een opleiding beschikken in de betreffende module, of door ervaring veel relevante expertise hebben opgebouwd. Studiebelasting Het eerste jaar vraagt van de deelnemers een investering van tenminste 160 uur: 45 uur les, 10 uur voorstellingsbezoek, 30 uur opdrachten maken (huiswerk), 15 uur literatuur lezen, 60-75 uur stage (minimaal). In het tweede jaar is dat tenminste 188 uur: 48 uur les, 15 uur voorstellingsbezoek, 30 uur opdrachten maken (huiswerk), 15 uur literatuur lezen, 80-100 uur stage (minimaal). De groep bestaat uit maximaal 15 deelnemers, zodat er voldoende individuele aandacht kan worden gegeven. Deelnemers worden aangemoedigd zelf zoveel mogelijk voorstellingen en culturele activiteiten te bezoeken. Stage In beide leerjaren wordt er door de deelnemer stage gelopen. Het is een belangrijk onderdeel van de opleiding. De deelnemer wordt aangemoedigd zelf een stageplek te zoeken, maar de stagebegeleider kan hier uiteraard in assisteren. De opleiding biedt vele handvatten om het proces van produceren soepel te laten verlopen, maar pas in de praktijk leer je wat het werk inhoudt en hoe je daar mee omgaat. Ook je eigen valkuilen en stressbestendigheid worden het beste in de praktijk getest. De stage moet van tevoren door de stagebegeleider worden goedgekeurd in een projectplan. In dat projectplan staat omschreven wat de leerdoelen zijn en hoe de deelnemer die leerdoelen wil verwezenlijken. Zowel in het eerste als in het tweede jaar wordt er stage gelopen. Deelnemers moeten daar minstens een dagdeel per week voor beschikbaar hebben. Het eerste jaar is vooral een meeloopstage of een stage bij een enkelvoudig (amateurkunst)project (d.w.z. dat er slechts één discipline aan bod komt). Op die manier lopen theorie en praktijk min of meer gelijk en is de deelnemer in staat om dat wat besproken wordt in de les, direct toe te passen in de praktijk. In het tweede jaar moeten de verantwoordelijkheden tijdens de stage groter zijn en moet de deelnemer eindverantwoordelijkheid dragen voor een bepaald onderdeel van de productie. Dan kan iemand
10
ook stage lopen bij een meervoudig project zoals een festival. Op die manier loopt het soort stage dat iemand loopt min of meer parallel met het aangeboden theoretische programma. De stagebegeleider bezoekt het project waar de deelnemer stage loopt. De stage wordt door de deelnemer, de stagebegeleider van de opleiding en de organisatie geëvalueerd en de deelnemer schrijft een stageverslag voor de evaluatie. De resultaten worden verwerkt in het studiedossier. In Hoofdstuk 4 staan de richtlijnen voor de stage-evaluatie beschreven. Studiedossier Samen met de deelnemers is de opleidingscoördinator verantwoordelijk voor het bijhouden van het studiedossier. Het studiedossier: - dient als naslagwerk voor deelnemer en opleidingscoördinator - bestaat uit gemaakte opdrachten, evaluaties, beoordelingen en aanwezigheid van de deelnemer - ook eventuele vrijstellingen worden vermeld - bevat de stageverslagen en de projectplannen van de stages - wordt standaard aan de gecommitteerde bij het examen voorgelegd zodat deze inzicht krijgt in het traject dat de deelnemer heeft doorlopen gedurende de opleiding. Tussentijdse evaluatie Aan het einde van het eerste jaar krijgen de deelnemers een bindend advies om door te gaan naar het tweede jaar, dat door de opleidingscoördinator wordt toegelicht. Om door te mogen naar het tweede jaar mag er 1 module met een onvoldoende zijn afgesloten. De stage mag nooit met een onvoldoende worden afgerond. Aan het einde van het tweede jaar vindt het examen plaats. Om in aanmerking te komen voor het examen, mag de deelnemer ook weer maximaal 1 onvoldoende hebben behaald in het tweede jaar, en moet de stage met een voldoende zijn afgerond. Examen Het examen bestaat uit het studiedossier, een eindopdracht en een eindgesprek met de examencommissie. Voordat het eindgesprek plaats vindt, moet het studiedossier zijn goedgekeurd (d.w.z. gecontroleerd op volledigheid) door de opleidingscoördinator. De eindopdracht is een op maat gemaakte schriftelijke opdracht. In deze opdracht (of case-study) komen onderwerpen aan bod die voor de deelnemer lastig zijn gebleken tijdens de opleiding. De deelnemer moet een projectplan schrijven waarin een oplossing wordt geboden voor het probleem uit de casus. Uit dit projectplan moet duidelijk iemands zelfinzicht spreken, en wat hij geleerd heeft tijdens de opleiding. Het projectplan dient als basis voor het eindgesprek met de examencommissie.
11
De organiserende instelling is verantwoordelijk voor het instellen van een examencommissie die het examen afneemt en bepaalt of de deelnemer slaagt. De opleidingscoördinator schrijft een verslag van het eindgesprek. Dit verslag is beschikbaar voor de toetsingscommissie van KunstKeur. Kunstfactor ontvangt ook een exemplaar om zicht te houden op de inhoudelijke kwaliteit en ontwikkelingen op landelijk niveau. In Hoofdstuk 4 staat de procedure van het examen uitgebreider beschreven. Diploma Aan de deelnemers die de opleiding productieleiding met goed gevolg doorlopen hebben, wordt na een geslaagd examen het diploma Produceren voor amateurkunst uitgereikt. Bij een gecertificeerde opleiding mag een diploma uitgereikt worden van of namens KunstKeur. Het diploma kan door de opleider aangevraagd worden bij het secretariaat van KunstKeur. Dit diploma wordt ondertekend door de voorzitter van KunstKeur.
12
Hoofdstuk 3. Lesinhoud Jaar 1: Een brede basis In het eerste jaar staat het artistieke proces centraal en wat daar, productioneel gezien, bij komt kijken. Deelnemers gebruiken daarvoor bij voorkeur een project waar ze in werkelijkheid mee bezig zijn of ze maken gebruik van een case study die door de opleidingscoördinator wordt aangereikt. Tijdens de opleiding zullen de deelnemers op die manier steeds praktijkvoorbeelden kunnen toetsen aan de theorie. Dat kunnen zowel praktijkvoorbeelden zijn van de deelnemers, als voorbeelden die de docenten meebrengen. De aanbieder werkt dit raamleerplan uit in een opleidingsplan. Het opleidingsplan beschrijft onder andere de duur, de bevoegdheid van de (gast)docenten, de verschillende vakgebieden en per module wat de inhoud, het doel en de toetscriteria zijn. Specifieke vaardigheden en competenties die in dit eerste jaar ontwikkeld worden zijn: opstellen van een begroting, schrijven van een subsidieaanvraag, een draaiboek maken, samenwerken en communiceren, overzicht houden, onder tijdsdruk werken en budget bewaken. Afsluiting van het eerste jaar In de laatste bijeenkomst wordt er geëvalueerd met de deelnemers over de inhoud van het eerste jaar. Deelnemers krijgen van de opleidingscoördinator een positief of negatief advies om door te gaan naar het volgende jaar op basis van het studiedossier en de behaalde competenties. Niet alleen de deelnemers worden geëvalueerd, ook de opleiding zelf. Meer over deze evaluatie is te lezen in Hoofdstuk 4. Module 1: Artistieke keuzes In deze module staat het artistieke proces centraal. Welke stappen worden er gezet, van idee tot uitvoering? Hoe verloopt, globaal gezien, een productieproces? Welke valkuilen zijn er? Wie zijn er bij een artistiek proces betrokken? Deze module is bedoeld als introductie voor de rest van het jaar, waarin er verder zal worden ingezoomd om de verschillende deelprocessen die samenhangen met het uitvoeren van culturele projecten. In deze module kunnen artistieke processen van verschillende (enkelvoudige) disciplines aan bod komen, zoals een voorstelling, een tentoonstelling of een concert. Ook wordt er ingegaan op hoe je artistieke ideeën vervolgens het beste kunt verwoorden in een subsidieaanvraag. Module 2 Zakelijke onderbouwing Wat komt er, zakelijk en financieel gezien, kijken bij het produceren? Onderwerpen die aan de orde komen, zijn: projectbegroting en dekkingsplan, sponsoring, fondsenwerving, loonkosten en sejours, contracten, VAR, rechtsvormen, BTW, vergunningen en ontheffingen
13
Er worden goede en slechte voorbeelden van subsidieaanvragen getoond en toegelicht. Er wordt ingegaan op de financiële kant van de subsidieaanvraag, en hoe je een project financieel goed opstart en afrond. Welke eisen worden er door fondsen en andere subsidiegevers gesteld aan een financieel voorstel? Het wordt geadviseerd om hiervoor (lokale) fondsen uit te nodigen om dit toe te lichten. Ook wordt het geadviseerd om de gemeente uit te nodigen om uitleg te geven over het aanvragen van een vergunning, ontheffingen, leges, etc. Ook wordt er aandacht besteed aan regels omtrent de brandweer, arbo, politie, bouw- en woningtoezicht, Nederlands Liftinstituut, EHBO etc. Ten slotte wordt er ingegaan op vergunningen voor bijzondere locaties, accommodaties en verzekeringen. Module 3. De Productiefase De taken en verantwoordelijkheden van een productieleider worden beschreven en geïnventariseerd. Er wordt uitleg gegeven over het opstellen van een draaiboek en het maken van een logistiek plan. Het belang van goed communiceren en het vastleggen van afspraken wordt verder uitgewerkt. Zowel interne als externe communicatie; het contact met de regisseur, ontwerpers, techniek, spelers en andere medewerkers wordt verder gespecificeerd. Maar ook de communicatie met sponsoren, subsidiegevers, locatiebeheerders, gemeente en omwonenden, etc. Ook wordt er verder ingegaan op het belang van en het contact met vrijwilligers en hun taken en verantwoordelijkheden. Thema’s zoals werken onder tijdsdruk, plannen en prioriteiten stellen worden behandeld. Module 4. Artistieke keuzes en praktische gevolgen In deze module wordt er verder ingegaan op de inhoudelijke keuzes van de regie en de productionele gevolgen. De regisseur, curator en/of de productieleider van een voorstelling, evenement of project worden uitgenodigd om uitleg te geven over het productieproces. Ook andere medewerkers van het artistieke team komen aan bod: de vormgeving, kostumering, educatie, decor en techniek.
14
Jaar 2: Verdieping en verbreding met meervoudige projecten In het tweede jaar wordt er ingegaan op de randvoorwaarden van een meervoudig amateurkunstproject. Zowel de stage als de modules worden complexer en combineren verschillende disciplines. Behalve aan de competenties uit het eerste jaar, wordt er in het tweede jaar gewerkt aan de volgende vaardigheden en competenties: een pr plan opstellen, prioriteiten stellen, mensen motiveren en aansturen, oplossingsgericht werken (alleen en met anderen). Ook dit jaar wordt afgesloten met een evaluatie van de opleiding. Module 5: Marketing en PR In deze module staat de PR en marketing centraal. Er wordt uitgelegd wat marketing is, hoe een doelgroep wordt bepaald en benaderd en hoe je per doelgroep de publiciteit aanpakt. Er wordt aandacht besteed aan het maken van een PR-plan, en hoe je om kunt gaan met nieuwe social media als facebook en twitter. Ook wordt aandacht er besteedt aan het schrijven van een persbericht, het maken van een flyer, poster, website en ander marketingmateriaal. Module 6: Festivalproductie Het wordt geadviseerd om lokale festivalorganisatoren uit te nodigen om op het specifieke onderwerp van festivalproductie in te gaan. Festivals vragen om een eigen aanpak, omdat ze vaak te maken hebben met bijzondere productionele omstandigheden, zoals buitenlocaties waar geen stromend water of elektriciteit is, waar je met omwonenden te maken hebt, kwetsbare natuur of waar je een doelgroep wilt bereiken die heel specifiek is. Je hebt te maken met geluidsnormen, veiligheidsmaatregelen en andere eisen vanuit de gemeente. Kortom, een festival organiseren heeft een eigen dynamiek. Module 7: Mediaproductie Mediaproducties zoals film, televisie en radio, hebben veel overeenkomsten met het organiseren van een evenement of een voorstelling. Er zijn echter ook een aantal specifieke kenmerken van het produceren van film, tv en radio. In deze module wordt hier nader op ingegaan. Het werken met een draaiboek, callsheet en breakdown wordt besproken, net als het plannen van de draaidagen en de montage. Ook passeert het opstellen van de begroting en het schrijven van de subsidieaanvraag, toegespitst op deze discipline, de revue. Module 8: Tentoonstellingsorganisatie/ beeldende kunst projecten en community art In deze module wordt er aandacht besteed aan de productie van projecten die zich richten op beeldende kunst en community art. Het zal bijvoorbeeld gaan over het samenstellen van een programma, de opening, het randprogramma en eventueel educatieve projecten rondom een tentoonstelling, evenement of community art project. Het lokale en regionale amateurveld van de beeldende kunst en community art wordt in kaart gebracht.
15
Module 9: Zakelijke evenementen In deze module wordt ingegaan op het organiseren van een creatief, zakelijk evenement of feest. De samenwerking met het bedrijfsleven wordt belicht. Wat komt er kijken bij het organiseren van een goede presentatie, opening of borrel? Op welke manier kunnen de creatieve industrie en het bedrijfsleven van elkaar leren en elkaar versterken, zonder artistieke concessies te doen?
16
Hoofdstuk 4. Evaluaties en procedures van de opleiding In dit hoofdstuk staan de evaluaties van de stage, de leerjaren, en de opleiding te lezen. Ook staat hier de procedure beschreven van het examen en de criteria die bij het examen worden gehanteerd. 4.1 Evaluatie van de stage Zoals gezegd is de stage een belangrijk onderdeel van de opleiding. Van tevoren maakt de deelnemer een kort projectplan. In dit projectplan beschrijft de deelnemer zijn motivatie voor de stageplek, de duur van de stage, wat de leerdoelen zijn en hoe de deelnemer die doelen wil bereiken. Die leerdoelen dienen zo concreet mogelijk geformuleerd te worden. Ook is het belangrijk dat de deelnemer (zwakke) competenties verwoordt die belangrijk zijn om juist in de stage verder te ontwikkelen. Na afloop van de stage maakt de deelnemer een stageverslag, waarin o.a. wordt gekeken of deze leerdoelen gehaald zijn. Richtlijnen voor het stageverslag zijn de volgende onderwerpen: - motivatie voor de gekozen stageplek - de organisatiestructuur - de geschiedenis van de organisatie en de artistieke signatuur - de taken en verantwoordelijkheden van de stage en hoe die zijn uitgevoerd - de samenwerking met anderen - zelfreflectie en evaluatie - evaluatie van de begeleiding De stagebegeleider bezoekt de deelnemer op de stageplek en bespreekt de bevindingen met de deelnemer. Ook praat de stagebegeleider met de contactpersoon van de desbetreffende stageplaats. Onderwerpen die aan de orde kunnen komen, zijn: - de ontwikkeling van de deelnemer tijdens de stage - de mate van zelfreflectie van de deelnemer - zijn de stagedoelen bereikt? Wat ging er goed/ minder goed? - tijdsinvestering en time management - heeft de deelnemer zijn competenties uitgebreid? - is de deelnemer in staat om de koppeling te maken tussen de theorie en de praktijk? De stagebegeleider beoordeelt uiteindelijk het stageverslag. De ervaringen van de deelnemers tijdens de stage kunnen ook een belangrijk leermoment zijn voor andere deelnemers van de opleiding. Het is daarom zeer aan te raden ook een klassikaal moment voor het bespreken van de stage(s) in te bouwen.
17
4.2 Toetsingscriteria voor het examen De toetscriteria voor het examen zijn afgeleid van de kernkwaliteiten die een productieleider moet hebben: de vertaling maken van het artistieke concept naar de praktische uitvoering, samenwerken en organiseren. De toetscriteria zijn bedoeld om de vaardigheden en competenties van de deelnemer aan te tonen. De deelnemer heeft via opdrachten laten blijken in staat te zijn: - een goede subsidieaanvraag te kunnen schrijven - een begroting te kunnen opstellen - een budget te kunnen bewaken - een pr plan te kunnen opstellen - een draaiboek te kunnen maken - een project goed kan afronden Deelnemer heeft via de stage of andere praktijkervaring aangetoond: - te kunnen samenwerken - te kunnen communiceren met alle betrokken partijen - prioriteiten te kunnen stellen - overzicht te kunnen houden en onder tijdsdruk te kunnen werken - mensen te kunnen motiveren en aansturen - oplossingsgericht te kunnen werken, alleen en met anderen De deelnemer laat door middel van verslagen en in gesprekken zien dat hij kan reflecteren op het proces en zijn eigen aandeel daarin. Het eindgesprek De basis voor het eindgesprek is de afstudeeropdracht en het projectplan dat de deelnemer hiervoor geschreven heeft. Dit gesprek wordt gevoerd met de examencommissie en duurt maximaal een uur. In het eindgesprek kan de ontwikkeling van de deelnemer in de afgelopen twee jaar besproken worden. Het verdient de aanbeveling de kandidaat allereerst te vragen naar zijn eigen ervaringen tijdens de opleiding: waar is de kandidaat tevreden over en waar is hij minder tevreden over en wat zou hij een volgende keer anders aanpakken? Vervolgens wordt het gesprek gevoerd aan de hand van de drie à vier vragen die de examencommissie heeft opgesteld, op basis van de toetscriteria en de eindopdracht. In het eindgesprek wordt ook gekeken of de deelnemer een goed overzicht heeft van het (lokale) amateurveld, en wat de ambities voor de toekomst daarin zijn. In geval van twijfel wegen de ervaringen met en door de deelnemer tijdens de stage zwaarder dan de theoretische kanten van de opleiding.
18
De commissie overlegt of de kandidaat mede naar aanleiding van het gesprek al dan niet geslaagd is en geeft hier argumenten voor. Het is voor de deelnemer stimulerend te benoemen wat zijn sterke kanten zijn en wat in de toekomst misschien nog meer zou kunnen ontwikkelen. 4.3 De procedure van het examen 1. Het examen van de deelnemer vindt plaats op basis van de resultaten in het studiedossier, het eindgesprek en de eindopdracht. Van alle opdrachten in het studiedossier mag er één per jaar onvoldoende zijn. De rest moet met een voldoende zijn afgesloten voordat kan worden deelgenomen aan het eindgesprek. Een deelnemer mag elke huiswerkopdracht of presentatie één keer herkansen. De deelnemer moet beide stages met een voldoende afgerond hebben, om in aanmerking te komen voor het examen. 2. de examencommissie bestaat uit minimaal twee personen, de opleidingscoördinator en de stagebegeleider (dit kan dezelfde persoon zijn. Indien dat zo is moet er gezocht worden naar een tweede persoon, bijvoorbeeld een gastdocent) 3. de examencommissie mag een externe vakspecialist uitnodigen voor het eindgesprek. Van tevoren krijgt deze deskundige ter informatie het studiedossier. 4. bij het examen mag een medecursist aanwezig zijn. De examencommissie beslist in hoeverre de medecursist deelneemt aan het gesprek. 5. een extern toehoorder of een adviseur van Educatie van Kunstfactor kan bij een examen aanwezig zijn met instemming van de toetscommissie en de deelnemer. 6. het diploma Produceren voor de Amateurkunst is namens KunstKeur reeds ondertekend door de voorzitter. Na afloop van het examen tekenen de opleidingscoördinator en de stage begeleider (of tweede docent) als voorzitter en secretaris van de toetscommissie, afhankelijk van welke functie zij tijdens de stage hebben ingenomen, wanneer zij van mening zijn dat de deelnemer is geslaagd. 7. de examencommissie toetst of de kandidaat voldoet aan de competenties zoals beschreven in het raamleerplan. 8. De kandidaat dient bij het examen aanwezig te zijn. 9. de kandidaat is geslaagd, als beide toetscommissieleden het examen als voldoende beoordelen. de kandidaat is niet geslaagd als de toetscommissieleden het examen als onvoldoende beoordelen.
19
indien niet alle commissieleden ‘voldoende’ als oordeel geven, dan geeft de beoordeling van de opleidingscoördinator de doorslag. de eventueel aanwezige extern deskundige stemt niet mee, maar kan desgewenst wel zijn mening uitspreken.
4.4 Evaluatie van de opleiding Het is belangrijk voor een nieuwe opleiding om regelmatig te evalueren. De opleiding Produceren voor de Amateurkunst wordt aan het einde van elk studiejaar mondeling geëvalueerd met de deelnemers. De opleidingscoördinator maakt hiervan een verslag. In de evaluatie wordt er aandacht besteed aan de volgende punten: Algemeen: - was de opzet voor de deelnemers duidelijk? - sluit de opleiding aan bij de achtergrond van de deelnemers? - komen de verwachtingen van de deelnemers uit? - hebben er tussentijds deelnemers de opleiding verlaten en waarom? - waar werd de opleiding gegeven en voldeed deze locatie? - zijn er tussentijds dingen in de opleiding aangepast? Zo ja, hoe bevallen die aanpassingen? Organisatie: - hoe beoordelen de deelnemers de coördinatie en organisatie? - hoe beoordelen de deelnemers de gastdocenten? Opzet: - is de inhoud door de docenten geëvalueerd en wat is daar uit gekomen? - zijn de gastdocenten door de organisatie geëvalueerd en wat is daar uitgekomen? - waren de gastdocenten tevreden over de coördinatie en organisatie? - is er behoefte aan na- of bijscholing voor de (oud)deelnemers? Inhoud: - welke modules beoordeelden de deelnemers positief? - welke modules beoordeelden de deelnemers negatief? - welke onderwerpen worden gemist? - hoe is het niveau van de opleiding? - hoe is de werkbelasting buiten de contacturen? kosten de opdrachten veel of weinig tijd? - hoe was de stage georganiseerd? en hoe was de werkbelasting van de stage? - verliepen de eindgesprekken naar tevredenheid, van zowel deelnemers als docenten?
20
Bijzonderheden: Verdere op- of aanmerkingen van de deelnemers en/ of de projectcoördinator. Conclusies: - welke organisatorische conclusies en verbeterpunten zijn getrokken? - welke inhoudelijke conclusies en verbeterpunten zijn getrokken? - hoeveel deelnemers hebben hun diploma behaald? - waar zijn de deelnemers naar doorgestroomd? Na aanleiding van de evaluatie schrijft de opleidingscoördinator een evaluatieverslag. Onderdeel van het gericht werken aan de kwaliteit van de opleiding en van certificering is het evalueren en verbeteren van de opleiding. Dit kan beschreven worden in een evaluatieverslag waarna het opleidingswerkplan aangescherpt en verbeterd kan worden.
4.5 Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit De opleiding Productieleiding voor de Amateurkunst valt onder het verzorgingsgebied van de provinciale overheid. Het ligt voor de hand dat provinciale instellingen die zorg dragen voor de ondersteuning van de amateurkunst deze opleiding aanbieden. Zij beschikken tenslotte over de deskundigheid en de specifieke binding met de amateurkunst die nodig is voor het opzetten en uitvoeren van deze opleiding. Ook andere instellingen kunnen echter deze opleiding overnemen. De uitvoering van deze opleiding vindt op provinciaal niveau plaats, het toezicht op de kwaliteit van de opleiding is landelijk geregeld. Sinds 2007 staat de hele kwaliteitsbewaking van de kunsteducatie onder toezicht van KunstKeur (www.kunstkeur.com) De taak van de kwaliteitstoezicht op en certificering van deze opleiding ligt bij de Commissie Educatie Amateurkunst (CEA). Deze Commissie werkt onder verantwoordelijkheid van KunstKeur. Dit goedgekeurde landelijke leerplan vormt de basis voor de certificering van de opleiding. Deze goedkeuring ligt bij KunstKeur. De aanbieder van de opleiding Produceren voor amateurkunst is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwaliteitszorg van de opleiding, voor het examen en voor een goede examencommissie. Om voor certificering in aanmerking te komen dient een opleiding uitgevoerd te worden op basis van een door KunstKeur erkend raamleerplan. De aanbieder werkt het raamleerplan uit in een opleidingsplan. Het plan beschrijft onder andere de duur, de bevoegdheid van de (gast)docenten, de verschillende vakgebieden en per blok/ module wat de inhoud, het doel en de toetscriteria zijn.
21
Bij certificering staat de kwaliteit van de inhoud centraal. Daarnaast wordt ook gekeken naar een aantal facetten daaromheen die van belang zijn voor een goede inhoudelijke kwaliteit van opleidingen, zoals: - de visie van de opleiding - professionele begeleiding van de deelnemers - systematische evaluatie - verbetering van de opleiding Om een opleiding te certificeren brengt een onafhankelijke deskundige eens per drie a vier jaar een bezoek. Hij kijkt of het niveau van de opleiding voldoet aan de voorgenomen plannen. De extern deskundige zal zich onder andere een beeld vormen via het opleidingplan en via gesprekken met de opleidingscoördinator en enkele deelnemers. Een gecertificeerde opleiding mag aan geslaagden een diploma uitreiken namens Kunstkeur. Wat betekent dit concreet? -de aanbieder van de opleiding vraagt een extern deskundige aan bij het secretariaat van de CEA -het secretariaat van de CEA regelt een bezoek -de CEA beoordeelt de rapportage van de deskundige, KunstKeur bekrachtigt het besluit over de certificering. De rol van Kunstfactor Kunstfactor is en blijft betrokken bij de inhoudelijke kwaliteit van kunsteducatie. Kunstfactor: - adviseert op verzoek over het opleidingsplan aan de hand van het raamleerplan met betrekking tot inhoudelijke ontwikkeling in kwaliteit, zoals: visie, inhoud, mogelijkheden en betrokken docenten - ontwikkelt raamleerplannen of adviseert en ondersteunt daarbij - zorgt voor uitwisseling van inhoud en kwaliteit op landelijk niveau - kan desgewenst tussentijdse presentaties en examens bijwonen om zich te oriënteren op de kaderopleiding en het raamleerplan. Klachtenbehandeling De organiserende instelling van de opleiding Produceren voor de Amateurkunst stelt een klachtenprocedure op. Deze moet bij de deelnemers bekend zijn en kan schriftelijk uitgedeeld worden
22
Bijlage: literatuurlijst Theaterwerkplaats De Prins van Groningen zal een reader maken met daarin teksten van de gastdocenten. Daarnaast is deze literatuurlijst opgesteld met tips voor literatuur. Deze lijst is niet verplicht. Produceren/ Projectmanagement Handboek voor productieleiders, Desire te Nuijl, Uitgeverij Boom, 2008, 315 p. De filmproducent, handboek voor de praktijk, C. Croon | e.a, Thoeris, 2008, 229 p. Podiumkunsten en management : handboek theaterbedrijfsvoering, Els Baeten, Paul Corthouts, Herman Croux, Cecilia de Moor, Managing succesfull projects with Prince2, Office of Government Commerce, Stationery Office Books, 2009, 327 p Een musical kiezen, schrijven, produceren, Bas Odijk e.a, Corona, 1984, 115 p. Stagecraft - 2dvd, Disc 1 : on stage. Disc 2: backstage, RichardBeckmann, 2007, 2 DVD, Engels Techniek Spanning in de buitenlucht, een handleiding voor het gebruik van elektriciteit bij locatieprojecten, Lykle Hemminga, IT&FB, 2006, 80 p. Handboek PA-techniek + CDROM, Akoestiek, Apparatuur, Bekabeling en Opstelling, Michael Ebner, Elektor, 2004, 280 p. Marketing Thinking Big, Praktijkboek strategische marketing Kunst en Cultuur, Stephan Cashman Lenthe, 2007, 117 p. Cultuurmarketing, Th BJ Noordman, Reed business, 2007, 243 p. Diversen Podiumrechtwijzer, juridisch handboek voor podiumkunst, Tjeerd Schiphof, , Reed Business, 2004, 205 p. Kunst in zaken, gids voor cultureel ondernemerschap, Leo Pot, SDU, 2006, 116 p.
23