gemeente Eindhoven
Dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken Raadsbijlage nummer 28 Inboeknummer OOU000420Beslisdatum B&W 15 februari 2000 Dassiernummer 007.202
Raadsbijlage Vragen van de raadsleden mevrouw M. Schreurs, de heren R. Kerkwij k, Th. den Ouden en B. Gerard en mevrouw I. de Poorter met betrekking tot het besluit van het college van burgemeester en wethouders inzake het saneringsplan van de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven (SPE)
Dank voor uw reactie naar aanleiding van de brief van de oppositie d.d. 17 januari 2000. In uw schrijven wijst u uitstel van de sluiting van peuterspeelzalen tot de vakantie af en geeft u ook geen gehoor aan het verzoek zelf tot de raadsvergadering van 7 februari 2000 geen besluiten te nemen om de raad in de gelegenheid te stellen zich uit te spreken of ze in het licht van recente ontwikkelingen de ingeslagen weg wenst te vervolgen ofbij te stellen. U voorziet uw opstelling en besluiten van een uitgebreide toelichting en gaat ervan uit.met deze reactie de raad voldoende te hebben ge’informeerd. Een aantal zaken in uw reactie zijn echter niet helder. Graag zagen wij derhalve een antwoord op de onderstaande vragen en wel voor het volgende weekend, opdat wij op basis van zo goed mogelijke informatie de raad de, aangekondigde, voorstellen rond het peuterspeelzaalwerk kunnen doen.
Onze excuses voor de tijdsdruk die wij hiermee veroorzaken, maar gezien het belang van het onderwerp kiezen wij toch voor deze weg.
De onderstaande vragen zijn geordend volgens de lijn van uw betoog. 1. U acht verder uitstel niet verstandig, omdat ouders en personeel niet langer in het ongewisse mogen worden gelaten omtrent de toekomst van de speelzaal van hun kinderen of waar zij werken. Betekent dit dat de sluiting ook permanent is? Want als de speelzaien weer over een tijdje open zouden kunnen gaan, houdt dit in dat er nog steeds niet de door u beoogde helderheid gecreeerd is. Aan de andere kant gaf de directeur van de SPE in de krant aan dat het best zou kunnen dat de zalen weer nodig zouden kunnen zijn op termijn, dus dat hij er niets zinnigs over kan zeggen. U geeft zelf trouwens ook aan dat u er niets zinnigs over kan
Raadsbijlage nummer 28
zeggen, want het spreidingsplan wat in uw opdracht gemaakt moet worden moet nog zelfs qua uitgangspunten geformuleerd worden. Dus zou het kunnen dat aan het einde van dit jaar, als dat plan er ligt, blijkt dat weer open moet wat 8 5 10 maanden eerder dichtging. (Trouwens, als nu al de opdracht voor dat spreidingsplan gegeven wordt, kan die uitkomst er al voor de zomervakantie zijn). Wat vindt u van dit dilemma?
2. Uitstel zal volgens u grotere financiele gevolgen hebben. Hoeveel groter volgens u? Oftewel wat kost het openhouden van de andere vier peuterspeelzalen per maand? (Uitgaande van uw opgave over het openhouden van Okki komen wij uit op f 20.000,ÃćâĆňâĂİ per maand.) Hoe hoog is trouwens het financiele tekort op dit mo-
ment? Wat is de toename in het financiele tekort tot nu toe vanaf het moment dat het ons als gemeente bekend was dat er een tekort was, dus vanaf ruim voor
de afgelopen Voorjaarsnota? En tenslotte, wat is de toename in het tekort per maand met ingang van 1 maart 2000 als alle saneringsvoorstellen verwerkt zijn? (Uiteraard los van de rekening-courant die als dekking beschikbaar is gesteld). 3. U heeft het bestuur van de SPE gevraagd haar beslissing over de vijf te sluiten peuterspeelzalen te heroverwegen op grond van de ter beschikking gekomen statistische gegevens en de reacties van de ouders. Beide moeten in ieder geval nieuw voor u zijn geweest, anders geeft het geen grond voor heroverweging. Kwamen de statistische gegevens voor u uit de lucht vallen? Is het niet stan-
daard dat die eens in de zoveel tijd gegenereerd worden door onze afdeling Statistiek in verband met een vooruitziend beleid? Worden die ook niet standaard ter beschikking gesteld aan de SPE? Houdt de SPE geen rekening met toekomstige demografische ontwikkelingen in haar beleidsplannen? Of waren het zulke afwijkende statistische gegevens, dat ze een breuk met het verleden aangeven? In de raadsbehandeling van december 1999 is door u aangegeven dat er geen nieuwe gegevens over maatschappelijke effecten ter beschikking zouden komen, behalve proefondervindelijk, en dat er dus geen reden was voor uitstel. Hoe ziet u in dat licht deze gegevens? U heeft zelf de uitvoering van de sanering er twee maanden voor uitgesteld. Wat betreft de reacties van ouders. Waren die ook niet te voorzien geweest op grond van de wijze waarop ze in het proces betrokken zijn? Vindt u dat er nu recht gedaan is aan de reacties van de ouders? Hoe ziet u de rol die de ouders in dit gehele proces mogen spelen, bekeken vanuit de Eindhovense politiek beleden uitgangspunt van de participerende burger? 4. Vindt u het wenselijk dat twee peuterspeelzalen zich verzelfstandigen? Wat is precies het financiele effect voor de SPE van die verzelfstandiging? Als het een extra tekort oplevert hoe moet dat dan gedekt worden? 5. U vermeldt dat de SPE van mening is, dat sluiting van vijf speelzalen geen gevolgen heeft voor het aantal peuters waaraan het peuterspeelzaalwerk kan worden aangeboden. De vraag is echter of wel evenveel peuters gebruik b! ijven maken van dat aanbod, want zoals wethouder Van der Spek al formuleerde: "Het doel is saneren, niet minder kleuters". Wij krijgen signalen dat ouders hun kinderen van
Raadsbijlage nummer 28
6.
7.
8,
de peuterspeelzalen afhalen. Wij vragen derhalve van u aan te geven hoeveel peuters in respectievelijk september, oktober, november en december 1999 en januari 2000 van het aanbod van de SPE gebruik maakten. Als gevolg van de herplaatsing van peuters stelt u, worden de resterende accom-
modaties optimaler benut. "Een efficiencyslag die een belangrijk uitgangspunt is geweest sinds de aanvang". Staat hier nu dat de accommodaties tot nu toe niet optimaal ingezet zijn en dat daar al die tijd niets mee gedaan is, zowel door de organisatie als door de gemeente? In 1995 staat namelijk al in een gemeentelijke nota dat in verband met een te versplinterd en kleinschalig niveau er inefficient gewerkt wordt en er op korte termijn een indikking van het aanbod gestalte zal krijgen in overleg met het werkveld, waarbij een goede verdeling over de stad niet ter discussie staat. In ieder geval staat hier toch dat er vanaf het bekend worden van de financiele problemen (ruim voor de Voorjaarsnota) niets mee gedaan is, noch door de organisatie, noch door de gemeente? Waarom volgt u het bestuur in vier gevallen wel en in Hn geval niet? De onderbouwing waarom het in de andere vier gevallen wel terecht is, zeker in het licht van door ouders naar voren gebrachte argumenten om het niet te doen, ontbreekt en zouden wij graag vernemen. Is het uw bedoeling om te zeggen in de toelichting bij punt 2 dat voor alle ouders in niet-OVG-gebieden geen waarde gehecht moet worden aan de maximale loopafstand van 1 km en een maximale looptijd van 15 minuten, omdat de gemiddelde ouder uit een niet-OVG-gebied een grotere mobiliteit heeft dan de gemiddelde ouder uit een OVG-gebied? Dus dat afwijkende (dat wil zeggen in dit geval lopen moetende) individuele ouders uit de niet-OVG-gebieden gewoon pech hebben, omdat u uitgaat van een statistisch gemiddelde? Of zijn er geen ouders die lopen moeten in niet-OVG-gebieden? Wat vindt u er van dat de SPE zelf onderzoekt dat het grootste deel van de ouders uit een OVG-gebied hun kinderen te voet brengt, maar in tegenstelling tot u niet concludeert dat 2,2 km te ver is? Gaat u met uw afwijzing van hun heroverwogen standpunt niet op de stoel van het bestuur zitten?
9.
U houdt bij het niet sluiten van Okki ook rekening met toekomstige ontwikkelingen, in dit concrete geval de toekomstige Brede School. in de raadsbehandeling van december heeft u echter aangegeven dat er nu gehandeld moest worden en toekomstige ontwikkelingen werden aan de toekomst overgelaten. Alleen ten aanzien van Okki komt u daarop terug. Waarom? Waarom niet ten aanzien van alle toekomstige ontwikkelingen die toch op redelijk korte termijn plaats (kunnen) vinden? 10. Medio 2000 worden door de dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken in over-
leg met de SPE uitgangspunten geformuleerd ten behoeven van een spreidingsplan. De dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken is dus leading. Hoe verhoudt zich dit met niet op de stoel van het bestuur gaan zitten? Waarom trouwens niet nu zo snel mogelijk die uitgangspunten formuleren en dan zorgen dat dat spreidingsplan er voor de zomervakantie ligt?
Raadsbijlage nummer 28
11. De SPE mag wel een opdracht verlenen aan een extern bureau voor het maken van het spreidingsplan. Kan zij het niet zelf of mag ze het niet zelf? Wordt ook hiermee niet op de stoel van het bestuur plaatsgenomen? Is de SPE feitelijk (ook met de monitoring etc.) onder curatele gezet?
12. De nieuwe welzijnsorganisatie wordt in uw woorden niet met de ontwikkeling van het spreidingsplan belast. 2e mogen het alleen uitvoeren. Wordt er dan ook niet op de stoel van het bestuur van die nog op te zetten organisatie gezeten? 13. U wilt aankoersen op een financieel houdbare professionalisering. Wat betekent dat? Inhoudelijk zijn we er al helemaal uit. En, binnen welke financiele kaders wordt de koers uitgezet? 14. U vraagt de SPE niet een andere 5’ zaal aan te wijzen ter sluiting. Vindt u eigenlijk dat veel van het saneringsplan van de SPE is overeind gebleven? Vindt u het in proportie om gezien wat is overgebleven van dat plan, zo vast te houden aan de sluiting nu (!) van vier peuterspeelzalen, ook gezien het gemak waarmee u zelf van zes naar vijf naar vier te sluiten peuterspeelzalen gegaan bent.
Eindhoven, 8 februari 2000.
Antwoord van burgemeester en wethouders Sluiting van vier peuterspeelzalen. Het college heeft ervoor gekozen besluitvorming rond de sluiting van peuterspeelzalen niet uit te stellen. Ouders en personeel kunnen niet langer in onzekerheid verkeren omtrent het al dan niet voortbestaan van de peuterspeelzaal die hun kind bezoekt of waar zij werken. Op snelle besluitvorming is aangedrongen door de Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven (SPE) en ook door haar personeel. De SPE geeft aan dat uitstel van een besluit omtrent haar saneringsplan financiele gevolgen heeft: het financiele tekort van de stichting neemt toe naarmate uitvoering van de sanering langer wordt uitgesteld. Het besluit akkoord te gaan met de sluiting van de vier peuterspeelzalen Gestel, Pippeloentje, Mallemolen en Hummeltje biedt duidelijkheid en beperkt het financiele tekort van de SPE. Voor het einde van het jaar zal een spreidingsplan voor het peuterspeelzaalwerk worden opgesteld, gebaseerd op inhoudelijke uitgangspunten. Dit spreidingsplan zal de basis vormen voor een kwalitatief goed peuterspeelzaalwerk dat aansluit bij de behoefte en goed verdeeld is over de stad.
Capacitair is het onwaarschijnlijk dat de speelzalen die nu gesloten worden weer nodig zullen zijn in de toekomst, immers: alle peuters die nu de te sluiten peuterspeelzalen bezoeken kunnen terecht bij een andere peuterspeelzaal die redelijkerwijs bereikbaar is; voor geen van de te sluiten peuterspeelzalen geldt een wachtlijst die het openhouden van de speelzaal noodzakelijk maakt: op de wachtlijsten staan slechts
Raadsbijlage nummer 28
kinderen die de plaatsingsleeftijd nog niet hebben bereikt en kinderen waarvan de ouders de plaatsing op de peuterspeelzaal willen uitstellen. Ook voor de overige peuterspeelzalen gelden geen omvangrijke wachtlijsten. uit cijfers van de afdeling Onderzoek en Statistiek blijkt dat het aantal peuters in Eindhoven licht stijgt. Toch stijgt de behoefte aan peuterspeelzaalwerk niet: een steeds groter deel van de Eindhovense peuters wordt ondergebracht bij de kinderopvang en maakt derhalve geen gebruik van het peuterspeelzaal werk. De vraag naar peuterspeelzaalwerk in Eindhoven is hierdoor nauwelijks aan verandering onderhevig; met de sluiting van vier peuterspeelzalen kan de SPE een efficiencyslag bereiken: de resterende accommodaties kunnen efficienter worden ingezet. Hierdoor kan hetzelfde aantal peuters worden opgevangen, maar worden kosten bespaard. Wanneer het optimaal benutten van accommodaties een uitgangspunt wordt bij het opstellen van het nieuwe spreidingsplan zal naar verwachting blijken dat met een nog kleiner aantal peuterspeelzalen volstaan kan worden. Wel dient bij de ontwikkeling van het spreidingsplan gekeken te worden naar de wijze waarop het benodigde aantal speelzalen over de stad dient te worden verspreid. Dit kan tot gevolg hebben dat peuterspeelzalen verplaatst moeten worden of moeten worden samengevoegd. Op dit moment is nog niet te voorspellen op welke locaties het peuterspeelzaalwerk in de toekomst gevestigd zal zijn. Anders is dit voor peuterspeelzaal Okki. Wanneer speelzaal Okki gesloten wordt, is de kans groot dat deze speelzaal op een later moment weer geopend moet worden. In Woensel-West zal een Brede School gerealiseerd worden, waarin de peuterspeelzaal een belangrijke rol is toebedacht. Aangezien er in Woensel-West geen andere peuterspeelzaal is dan Okki, is het waarschijnlijk dat er opnieuw in deze wijk een speelzaal gerealiseerd zal moeten worden. Dit is een van de redenen waarom het college heeft besloten niet akkoord te gaan met de sluiting van speelzaal Okki.
Financid le consequenties. Uitstel van de sluiting van de speelzalen Gestel, Hummeltje, pippeloentje en Mallemolen heeft financiele gevolgen. ledere maand dat deze speelzalen extra openblijven kost de SPE f 25.835,ÃćâĆňâĂİ.
Kostensoort: salarissen huren middelen/investeringen (speelgoed etc.) algemene kosten
totaal
Kosten perjaar: f 248.000,ÃćâĆňâĂİ 31.000,ÃćâĆňâĂİ
f 25.000,ÃćâĆňâĂİ 6.000,ÃćâĆňâĂİ
f 310.000,ÃćâĆňâĂİ
Reaasbijlege nummer 28
Het openhouden van de speelzalen Gestel, Hummeltje, Mallemolen en Pippeloentje heeft meer gevolgen dan alleen het openhouden van de accommodaties: de SPE signaleert in de evaluatie van de professionalisering dat zij te kampen heeft met een hoog ziekteverzuim en een tekort aan personeel dat bij ziekte van collega’s kan vervangen. De kosten van vervanging zijn enorm, omdat er, door krapte op de arbeidsmarkt en gebrek aan vrijwilligers, van buitenaf dure krachten aangetrokken of ingeleend moeten worden. In het saneringsplan is opgenomen dat het personeel dat door de sluiting van de peuterspeelzalen vrijkomt, wordt ingezet ter vervanging van ziekte. Het openhouden van de vier genoemde speelzalen maakt het onmogelijk het probleem van vervanging bij ziekte op deze wijze op te lossen. Onduidelijk is op dit moment hoe groot het resterende tekort precies zal zijn als alle saneringsvoorstellen per 1 maart zijn doorgevoerd. De SPE heeft een saneringsplan gemaakt dat volgens haar eigen inschatting de financieie problemen volledig het hoofd kan bieden, Uitvoering van het gehele saneringsplan van de SPE resulteert naar zegge van de SPE in een bezuiniging van f 970.000,ÃćâĆňâĂİ. Het college is van mening dat
een aantal onderdelen van het saneringsplan maatschappelijk onaanvaardbaar is. De SPE heeft berekend welke financiele middelen zij structureel per jaar nodig heeft om de hierdoor minder te behalen bezuiniging te compenseren.
Door5PEingeschatte behoefte aan extra flnancr8le middelen ter compensatie van minder te behalen bezuiniging: f 295.000,ÃćâĆňâĂİ
f 50.000,ÃćâĆňâĂİ
f 57.51 7,– f 402.517,ÃćâĆňâĂİ
’ Zie hiervoor raadsbijlage "Voorstel inzake Sanering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven", behandeld op 21 december 1999. ’ Zie hiervoor raadsbijlage "Voorstel inzake Sanering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven", behandeld op 21 december 1999.
’ Zie hiervoor adviesnota bij collegedossier "Saneringsplan Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven: sluiting van peuterspeelzalen, wijziging van de begroting", behandeld op 11 januari 2000 en adviesnota bij collegedossier "Saneringsplan Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven: sluiting van peuterspeelzalen II", behandeld op 25 januari 2000.
Raadabijlage nummer 28
Na invoering van het saneringsplan per 1 maart wordt het financieel tekort van de SPE, op basis van door SPE verstrekte cijfers, op jaarbasis structureel teruggebracht van f 970.000,ÃćâĆňâĂİ tot f 402.517,ÃćâĆňâĂİ. Het resterend maandelijks financieel tekort bedraagt dan f 33.545,ÃćâĆňâĂİ.
Op 21 december 1999 heeft de raad besloten het college opdracht te geven een intensieve monitoring van de administratie van de SPE op te zetten, zodanig dat uiterlijk in mei 2000 een concreet voorstel voor financiering van de sanering aan de raad kan worden voorgelegd. Deze monitoring zal worden uitgevoerd door Ernst 5 Young. Ernst & Young is gevraagd een oordeel te geven over de kwaliteit van de (financiele) informatie waarover SPE beschikt en de wijze van administratie tot nu toe. Daarnaast zal Ernst 8r Young de exacte cijfers van inkomsten en uitgaven van de SPE vaststellen, hetgeen zal leiden tot concrete productcijfers en een beeld van de financiele positie van de SPE na uitvoering van de saneringsvoorstellen. Op basis van de monitoring van Ernst 8 Young kan de exacte omvang worden vastgesteld van de maandelijkse toename van het tekort, ofwel de door SPE extra benodigde structurele financiele
middelen. Statistische gegevens en reacties van ouders. Het bestuur van de SPE is gevraagd of de statistische gegevens en de reacties van de ouders aanleiding zijn de beslissing over de vijf te sluiten peuterspeelzalen te heroverwegen. De statistische informatie was niet nieuw. De SPE maakt ook regelmatig gebruik van deze beschikbare gegevens. De statistische gegevens geven geen breuk te zien met het verleden en bieden geen nieuwe informatie over maatschappelijke effecten van de sluitingen. Te verwachten viel ook dat ouders negatief zouden reageren op de sluiting van peuterspeelzalen. Uitstel van een beslissing lost de onmogelijkheid betrouwbare informatie te verkrijgen over de maatschappelijke effecten van de sluitingen niet op. Toch was er aanleiding het bestuur van de SPE te vragen haar beslissing nogmaals te bekijken: de statistische gegevens tonen aan dat er zich in de wijken Schrijversbuurt, Achtse Barrier-Gunterslaer en Vaartbroek relatief veel peuters bevinden, terwijl de SPE juist in deze wijken speelzalen wil sluiten; uit de reacties van ouders bleek dat zij het niet alleen oneens waren met de voorgenomen sluitingen, maar ook vooral met het gebrek aan communicatie en overleg vanuit de SPE; ouders waren niet betrokken bij het opzetten van het saneringsplan en de voorgenomen sluitingen, terwijl zij klant zijn. De SPE heeft het niet nodig gevonden het saneringsplan op grond van de statistische informatie te veranderen. Zij geeft aan te blijven bij de keuze voor sluiting van de speelzalen Gestel (Schrijversbuurt), Mallemolen (Achtse Barrier-Gunterslaer), Pippeloentje (Vaartbroek) en Hummeltje (Hanevoet). De SPE zegt voldoende rekening te houden met toekomstige demografische ontwikkelingen en bij de keuze van de speelzalen aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de vraag naar peuterspeelzaalwerk
Raadsbijlage nummer 28
in de wijken. De beschikbare alternatieven acht de SPE voldoende en acceptabel en ze signaleert dat veel peuters niet naar de dichtstbijzijnde speelzaal gaan. Zo geldt voor de speelzalen Mallemolen en Gestel dat veel plaatsen bezet worden door kinderen buiten het eigen wervingsgebied.
Ten aanzien van het betrekken van ouders bij de saneringsvoorstellen geeft de SPE aan dat zij van mening zijn dat dit geen zin had: het herzien van de te sluiten locaties leidt tot nieuwe protesten bij ouders van dan aangewezen speelzalen. Het betrekken van ouders heeft volgens de SPE alleen zin als deze betrokkenheid kan leiden tot reele beinvloeding van de te maken keuzes en van het tijdpad en/of het proces van sluiting/inkrimping. De SPE is van mening dat deze ruimte niet aanwezig was, gezien de acute financiele situatie en de noodzaak tot snel ingrijpen. Het college is van mening dat de SPE er niet in is geslaagd op een eigentijdse wijze met de ouders te communiceren. De acute financiele situatie noopt tot haast, maar maakt het niet onmogelijk open met ouders te communiceren. Uit een enquete onder ouders van peuterspeelzaal Gestel blijkt dat ouders zeer ontevreden zijn over de wijze waarop met hen is gecommuniceerd. Zij zijn van mening dat de informatievoorziening vanuit SPE onprofessioneel, rommelig, onvolledig, slecht getimed, onduidelijk en onpersoonlijk is. Dit levert geen positieve bijdrage aan het uitgangspunt van de participerende burger.
Verzelfstandiging van peuterspeelzalen. De ouders van peuters die op dit moment de peuterspeelzalen Gestel en Pippeloentje bezoeken hebben besloten deze peuterspeelzalen op particuliere basis voort te zullen zetten. Hierbij zullen zij gebruik maken van vrijwilligers. De zelfstandige peuterspeelzalen zullen derhalve geen geprofessionaliseerde speelzalen zijn. De verzelfstandiging van de peuterspeelzalen heeft niet onze voorkeur. Echter, ook bij de aanvang van de beperkte professionalisering heeft de gemeente het bestaan van zelfstandige peuterspeelzalen mogelijk willen maken. Er zijn meer zelfstandige peuterspeelzalen, Te denken valt bijvoorbeeld aan de peuterspeelzaal van de Vrije School. Voor de zelfstandige peuterspeelzalen wordt geen gemeentelijke subsidie beschikbaar gesteld. De verzelfstandiging van peuterspeelzalen heeft financiele gevolgen voor de SPE. Wanneer peuters die nu een speelzaal van de SPE bezoeken overstappen naar zelfstandige peuterspeelzalen, betekent dit voor de SPE een afname aan inkomsten uit ouderbijdragen. De SPE schat in dat ongeveer 90 peuters over zullen stappen naar een zelfstandige peuterspeelzaal. Het precieze aantal is bij de SPE nog niet bekend. Gemiddeld wordt per peuter op de betreffende speelzalen een ouderbijdrage betaald van f 90,ÃćâĆňâĂİ. In totaal zal de verzelfstandiging van de genoemde peuterspeelzalen leiden tot een inkomensderving van f 86,000,ÃćâĆňâĂİ voor 2000 met betrekking tot ouderbij-
dragen. Omdat ook minder kinderen ingeschreven zullen worden geldt daarnaast nog een inkomensderving aan inschrijfgeld van, naar schatting van de SPE, f 1.000,ÃćâĆňâĂİ
Raadsbijlage nummer 28
voor 2000. Uit de monitoring van Ernst 5 Young zal blijken hoeveel financiele middelen de SPE structureel nodig heeft na invoering van de saneringsmaatregelen. Hierin zal ook de inkomensderving ten gevolge van de verzelfstandiging van peuterspeelzalen worden
meegenomen. Bereik van peuters door SPE. De SPE is van mening dat de sluiting van de speelzalen geen gevolgen zal hebben voor het aantal peuters waaraan het peuterspeelzaalwerk aangeboden kan worden. Of er ook daadwerkelijk evenveel peuters gebruik zullen blijven maken van het peuterspeelzaalwerk is onduidelijk. De ouderwerkgroep van peuterspeelzaal Gestel heeft een enquÃłte afgenomen onder alle ouders waarvan de peuters op dit moment de speelzaal bezoeken. Een van de vragen die door de ouderwerkgroep werd gesteld was de volgende: Bent u van plan uw kind thuis te houden? Van de 34 ondervraagde ouders geven 13 ouders aan hun kind thuis te zullen houden tot het naar de basisschool gaat. In 9 van de 13 gevallen gaat het om kinderen die in februari, maart of april vier jaar worden en dan naar de basisschool gaan. In de vier andere gevallen gaat het om kinderen van 2,75 jaar, 3 jaar, 3,25 jaar en 3,5 jaar. Deze enquete geeft enig beeld van de mate waarin ouders voornemens zijn van het aanbod van peuterspeelzaalwerk gebruik te zullen blijven maken. In ogenschouw moet worden genomen dat het hier slechts gegevens betreft van de ouders van een speelzaal. Aangezien de enquÃłte is gehouden om het protest van ouders zichtbaar te maken is het mogelijk dat ouders hebben aangegeven hun kind thuis te zullen houden, terwijl zij dit in werkelijkheid niet zullen doen. Op basis van de enquete kan gesteld worden dat het merendeel van de peuters gebruik zal blijven maken van het peuterspeelzaalwerk.
In de afgelopen maanden hebben de volgende aantallen peuters gebruikgemaakt van het peuterspeelzaalwerk van de SPE:
Maanden: september 1999 oktober 1999 november 1999 december 1999 januari 2000
gemiddeld Efficiency en optimale benutting van accommodaties. In 1995 is door de gemeente gesignaleerd dat er in het peuterspeelzaalwerk met een te versplinterd en kleinschalig niveau inefficient werd gewerkt. Dit is een van de redenen geweest om over te gaan tot beperkte professionalisering van het Eindhovense
Raadsbijlage nummer 28
4g++ peuterspeelzaalwerk. Sinds de inzet van de beperkte professionalisering is aan efficiency gewonnen, maar het optimum is nog niet bereikt. In vergelijking met de start van de professionalisering in 1996 worden accommodaties efficienter gebruikt dan voorheen, maar er valt een nog grotere effciencyslag te behalen. Enkele jaren na zijn start is de professionalisering aan herziening toe: uit de in maart 1999 door de SPE aangeboden evaluatie van de beperkte professionalisering blijkt dat juist de inzet van een beperkte professionalisering financiele en organisatorische problemen met zich meebrengt. In de risicoparagraaf van de Voorjaarsnota 2000-2003 is ten behoeve van de oplossing van de knelpunten van de SPE f 900.000,ÃćâĆňâĂİ opgevoerd. Dit bedrag is een
schatting van het structureel financieel tekort van de SPE en was gebaseerd op de concept-evaluatie van de professionalisering, zoals opgesteld door SPE. De raad heeft ingestemd met ons voorstel dit af te wijzen. Ambtelijke beoordeling van deze schatting diende nog plaats te vinden. Aan de raad is voorgelegd dat bij het uitblijven van extra middelen noodgedwongen sluiting van een aantal speelzalen of het faillissement van de stichting. Vanaf het bekend worden van de financiele problemen is er met de SPE veelvuldig contact geweest met het doel de aard en omvang van de problemen te kunnen vaststellen. Het eerste dossier omtrent de evaluatie van de professionalisering en de daarmee samenhangende knelpunten is op 12 oktober aan de raad voorgelegd.
De tijd is rijp om opnieuw te bezien of het peuterspeelzaalwerk voldoende geprofessionaliseerd is, kwantitatief en kwalitatief goed is en goed over de stad is verspreid. Hiertoe is het noodzakelijk de organisatie van de SpE te monitoren en op haar merites te schatten en goede uitgangspunten te formuleren die als basis kunnen dienen voor de spreiding, het volume en de inhoud van het peuterspeelzaalwerk in Eindhoven.
Vier peuterspeelzalen sluiten: Okki bljift open. Het college heeft ervoor gekozen akkoord te gaan met het voornemen van het bestuur van de SPE om de speelzalen Gestel, Pippeloentje, Hummeltje en Mallemolen te sluiten en niet akkoord te gaan met de voorgenomen sluiting van peuterspeelzaal Okki in Woensel-West. De besluiten van het bestuur van de SPE worden gerespecteerd voorzover deze niet leiden tot kenbare maatschappelijke onaanvaardbaarheden. In het geval van de speelzalen Gestel, Pippeloentje, Hummeltje en Mallemolen is sluiting niet maatschappelijk onaanvaardbaar: alle peuters kunnen herplaatst worden op een redelijkerwijs bereikbare peuterspeelzaal. Op alle vervangende speelzalen kan aan de peuters een aanbod worden gedaan dat kwalitatief gelijk is aan het peuterspeelzaalwerk dat hen op de oorspronkelijke speelzaal werd geboden. De kansen van
deze peuters worden niet nadelig beinvloed wanneer zij naar een andere speelzaal gaan. Vervelend voor deze peuters is wel het feit dat zij de overstap naar een andere peuterspeelzaal moeten maken. Voor nieuw te plaatsen peuters gaat dit nadeel niet op; voor hen zijn er nauwelijks consequenties verbonden aan de sluiting van de genoemde vier peuterspeelzalen.
Raadsbijlage nummer 28
Anders is dit voor de sluiting van peuterspeelzaal Okki. Speelzaal Okki is een OVGspeelzaal. De SPE stelt dat alle peuters herplaatst kunnen worden, maar de vervan-
gende peuterspeelzalen waar kwalitatief hetzelfde bijzondere OVG-speelzaalwerk aangeboden kan worden, zijn naar het oordeel van het college niet redelijkerwijs bereikbaar. Uit onderzoek van de SPE blijkt dat het merendeel van de ouders in OVGgebieden hun kind te voet naar de peuterspeelzaal brengt. De afstand van speelzaal "Okki" naar de vervangende peuterspeelzalen is gemiddeld 2,2 kilometer. Dit is geen acceptabele loopafstand. Kinderen in OVG-gebieden hebben een vergrote kans (ontwikkelings-)achterstanden op te lopen. Juist voor kinderen in deze gebieden is deelname aan het OVG-peuterspeelzaalwerk essentieel. De drempel voor deelname aan het peuterspeelzaalwerk wordt groot als de afstand van huis naar peuterspeelzaal voor ouders lastig te overbruggen is in verband met hun beperkte mobiliteit. De ontwikkelingskansen van peuters in OVG-gebied Woensel-West worden door de sluiting van speelzaal Okki negatief beinvloed. Dit is maatschappelijk onacceptabel.
Aanvaardbare loopafstandeniiooptij den. Voor OVG-gebieden en voor niet-OVG-gebieden wordt dezelfde waarde gehecht aan de maximale loopafstand van 1 kilometer en de maximale looptijd van 15 minuten, ervan uitgaande dat in beide type gebieden de afstand naar de peuterspeelzaal voornamelijk te voet wordt afgelegd. Echter, uit onderzoek van de SPE blijkt dat in niet-OVG-gebieden ouders hun kind nauwelijks te voet naar de peuterspeelzaal brengen: kinderen worden met de fiets of met de auto gebracht. Derhalve kan anders gekeken worden naar maximale loopafstanden en looptijden. Voor niet-OVG-gebieden zou eerder gesproken moeten worden van maximale fiets- en rij-afstanden en ÃćâĆňâĂİ tijden,
Anders is dit in OVG-gebieden, waar het merendeel van de ouders te voet hun kind naar de peuterspeelzaal brengt. Voor deze gebieden is het hanteren van maximale loopafstanden en looptijden daarom van groter belang.
De gemeente Eindhoven heeft de peuterspeelzalen niet aangewezen ais basisvoorziening, derhalve is ook niet vastgesteld binnen welke straal van de eigen woning de individuele burger een peuterspeelzaal moet kunnen bereiken. Uitzonderingen bevestigen ook in niet-OVG-gebieden de regel: enkele ouders brengen hun kinderen te voet naar de peuterspeelzaal. In uitzonderlijke gevallen kan dit problemen opleveren. De SPE heeft aangegeven in dergelijke gevallen mee te zullen werken aan een creatieve oplossing. Dat de SPE niet concludeert dat 2,2 kilometer geen acceptabele loopafstand is, valt te
betreuren. Met de afwijzing van het heroverwogen standpunt van de SPE gaat het college niet op de stoel van het bestuur van de SPE zitten: de besluiten van het be-
stuur van de SPE worden gerespecteerd met uitzondering van die besluiten die maatschappelijk onacceptabele gevolgen hebben, onder meer doordat zij de (ontwikkelings-)kansen van jonge Eindhovense burgers negatief beinvloeden.
Raadsbijlage nummer 28
Toekomstige ontwikkelingen. Bij het besluit niet akkoord te gaan met de sluiting van speelzaal Okki is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zoals de komst van een Brede School in Woensel-West. U geeft aan dat alleen ten aanzien van de sluiting van speelzaal Okki toekomstige ontwikkelingen zijn betrokken en dat andere toekomstige ontwikkelin-
gen buiten beschouwing zijn gebleven. Bij het door het college genomen besluit zijn reeds bekende toekomstige ontwikkelingen wel betrokken: gekeken is of ook de andere vier peuterspeelzalen partner dienen te zijn bij de komst van een Brede School, hoe de spreiding van peuters over de stad in de toekomst zal zijn en hoe de behoefte aan peuterspeelzaalwerk zich de komende jaren zal ontwikkelen. Hieruit is geconcludeerd dat de vraag naar peuterspeelzaalwerk niet sterk zal veranderen en wellicht iets zal afnemen ten gevolge van de grotere deelname aan kinderopvang. De betrokken toekomstige ontwikkelingen staan sluiting van de speelzalen Gestel, Pippeloentje, Hummeltje en Mallemolen niet in de weg.
Om goed het hoofd te kunnen bieden aan de toekomstige ontwikkelingen binnen het peuterspeelzaalwerk zelf is het goed nieuwe kwalitatieve en kwantitatieve uitgangspunten te formuleren waarop het peuterspeelzaalwerk qua inhoud, volume en spreiding de komende jaren gebaseerd kan zijn. Tij dsplanning.
Medio 2000 worden door de dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken in overleg met de SPE uitgangspunten geformuleerd ten behoeve van een spreidingsplan. De dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken zal hiertoe het initiatief nemen. Het for-
muleren van uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het peuterspeelzaalbeleid dat binnen de gemeente Eindhoven wordt gevoerd is een taak die thuishoort bij de gemeente. De gemeente heeft immers een regierol met betrekking tot het algemeen en preventief lokaal jeugdbeleid, waartoe ook beleid met betrekking tot de voor jeugdigen zo belangrijke voorschoolse periode behoort. U stuurt aan op een zo snel mogelijke formulering van deze uitgangspunten, opdat het spreidingsplan er voor de zomervakantie ligt. Het door u voorgestelde tijdpad is niet haalbaar. De formulering van uitgangspunten vraagt een zorgvuldige voorbereiding, veelvuldig overleg en politiek beraad; er moet een basis gelegd worden voor de komende jaren waarmee de nieuwe organisatie zonder problemen kan werken. Bij de formulering van de uitgangspunten dient de gemeente zich onder meer uit te spreken over een aantal belangrijke zaken. Zijn peuterspeelzalen basisvoorzieningen? Indien peuterspeelzalen basisvoorzieningen zijn; welke eisen worden dan gesteld aan de bereikbaarheid van de speelzalen? Wordt voor peuterspeelzalen gebruik gemaakt van multifunctionele ruimten, waaronder vrijetijdsaccommodaties, locaties voor kinderopvang of brede
Raadsbijlage nummer 28
scholen? Hoe dient de relatie met de kinderdagopvang en de buitenschoolse opvang vorm te krijgen? Kan er worden samengewerkt?
Ook het op de uitgangspunten gebaseerde spreidingsplan moet goed doordacht en onderbouwd zijn. De communicatie met ouders en andere belanghebbenden en het betrekken van hen bij de totstandkoming van het spreidingsplan is van groot belang, Zeker omdat het spreidingsplan gevolgen kan hebben voor de huidige locaties van het peuterspeelzaalwerk. Het opstellen van een nieuw spreidingsplan impliceert de mogelijkheid dat speelzalen verplaatst zullen worden of worden samengevoegd. Dit vergt tijd. Een afgerond spreidingsplan voor het einde van 2000 is het maximaal haalbare. Met de uitvoering van het te ontwikkelen spreidingsplan zijn enkele jaren gemoeid, onder meer in verband met de ruimtelijke consequenties die het spreidingsplan zal hebben. Na de vaststelling kan het spreidingsplan niet met onmiddellijke ingang geeffectueerd worden, Ook de uitvoering van het spreidingsplan vraagt tijd.
Opdracht aan een extern bureau. De SPE kan de opdracht verlenen aan een extern bureau om een spreidingsplan te laten maken. Voor het opstellen van een nieuw spreidingsplan is het van groot belang dat op goede en open wijze met ouders en andere betrokkenen wordt gecommuniceerd. Een nieuw spreidingsplan kan immers grote gevolgen hebben. De SPE heeft tot op heden geen goed communicatiebeleid gevoerd ten aanzien van ouders en heeft ouders onvoldoende betrokken bij de saneringsplannen. Voorkomen moet worden dat het ongenoegen, de onvrede en het wantrouwen dat bij ouders hierdoor is ontstaan verder wordt gevoed bij de totstandkoming van het nieuwe spreidingsplan. De SPE heeft zelf aangegeven over onvoldoende capaciteit te beschikken om zelf een spreidingsplan te ontwikkelen. Onduidelijk is het op dit moment ook wat de kwaliteit is van de (financiele) informatie en de wijze van administratie tot nu toe. Het extern bureau Ernst 8 Young wordt ingeschakeld om een monitoring op te stellen die hierin inzicht moet verschaffen. De gemeente gaat hiermee niet zelf op de stoel van het bestuur zitten, maar controleert en waarborgt dat subsidiegelden goed en efficient worden ingezet.
De nieuwe welzijnsorganisatie, Wanneer het nieuwe spreidingsplan voor het einde van 2000 wordt afgerond wordt de nieuwe welzijnsorganisatie niet belast met de ontwikkeling van het spreidingsplan. Verondersteld mag worden dat de nieuwe welzijnsorganisatie kwalitatief en kwantitatief sterk genoeg is om een goed spreidingsplan te ontwikkelen. Het is echter de vraag of de ontwikkeling van het spreidingsplan voor het peuterspeelzaalwerk zo lang op zich kan laten wachten. De nieuw startende welzijnsinstelling zal de eerste tijd de handen vol hebben aan het inrichten en opbouwen van haar organisatie, alvorens zij toekomt aan het opstellen van een spreidingsplan, Gezien de aard van de problemen, zoals onder meer geschetst door de SPE in de evaluatie van de beperkte
Raadsbijlage nummer 28
professionalisering, is het verstandig de ontwikkeling van een spreidingsplan zo spoedig mogelijk ter hand te nemen, zodat de nieuwe organisatie alleen belast wordt met de uitvoering van het plan.
Financieel houdbare professionalisering. Opnieuw bezien moet worden welke eisen er aan het peuterspeelzaalwerk gesteld mogen worden. Uit de evaluatie van de beperkte professionalisering blijkt dat de huidige mate van professionalisering financiÃńle en organisatorische problemen met zich meebrengt. Door deze problemen komt de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk in gevaar. Bezien moet worden welke kwantiteit aan peuterspeelzaalwerk nodig is en hoe deze kwantiteit over de stad verspreid moet zijn. Zowel inhoudelijk als financieel moeten er uitgangspunten geformuleerd worden waarop het peuterspeelzaalwerk de komende jaren gebaseerd moet zijn. Duidelijk is dat het professionele peuterspeelzaalwerk betaalbaar moet blijven. Dit kan op gespannen voet staan met de kwalitatieve eisen die aan het peuterspeelzaalwerk gesteld kunnen worden. Financieel uitgangspunt is het huidige subsidie. Duidelijk zal moeten worden wat er binnen dit budget gerealiseerd kan worden. Ook hiertoe dient de monitoring van Ernst 5 Young.
Saneringsplan SPEr sterk gewijzigd? Het college is in haar besluiten steeds uitgegaan van het saneringsvoorstel, zoals dat door de SPE is opgesteld. Alleen daar waar de SPE besloot tot maatregelen met onaanvaardbare maatschappelijke gevolgen heeft het college besloten niet akkoord te gaan. Het college is niet akkoord gegaan met de sluiting van zes peuterspeelzalen, omdat hiermee het product speelinloop in OVG-gebieden en in OVG-volggebieden zou komen te vervallen. Door niet zes, maar vijf speelzalen te sluiten kan worden voorkomen dat dit product wegvalt. Om te voorkomen dat veel ouders af zouden zien van deelname van hun kind aan het peuterspeelzaalwerk is het college niet akkoord gegaan met de ouderbijdragentabel die per 1 november, zonder overleg met ouders, door de SPE werd ingevoerd. Het college heeft ervoor gekozen deze tabel te vervangen door de tabel van 1 juni 1999. Deze tabel betekent weliswaar voor veel ouders een verhoging van de ouderbijdrage, maar is acceptabel en wijkt niet veel af van landelijke gemiddelden. De keuze om niet vijf, maar vier peuterspeelzalen te sluiten is ingegeven door het feit dat de SPE geen andere mogelijkheid ziet dan speelzaal Okki in Woensel-West te sluiten. Om reeds eerder geformuleerde redenen heeft het college besloten hiermee niet akkoord te gaan. Het besluit van het college akkoord te gaan met het besluit van het bestuur van de SPE over te gaan tot de sluiting van de speelzalen Gestel, Hummeltje, Mallemolen en Pippeloentje leidt niet tot maatschappelijke onaanvaardbaarheden. Derhalve laat het college dit besluit over aan het bestuur van de SPE.
Raadabijiage nummer za
De Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven heeft kennisgenomen van de inhoud van dit dossier. Eindhoven, 15 januari 2000.
wz3372.def