Voordracht voor de Psychoanalytische Kern Zuid-Nederland, 14-11-2014
Psychoanalytische beschouwingen over vervreemding, dehumanisering en geweld in de samenleving
Dames en heren,
Inleiding Allereerst wil ik de organisatoren van dit symposium bedanken voor de uitnodiging om een voordracht te houden. Mijn voordracht gaat over vervreemding, dehumanisering en geweld in de samenleving en met name terrorisme, de ernstige vorm ervan. Deze verschijnselen zijn zeer actueel en leiden tot heftige emotionele reacties. Niet alleen door de sociale wetenschappen maar ook vanuit de psychoanalyse worden pogingen gedaan om deze verschijnselen beter te begrijpen. Deze fenomenen bedreigen de identiteit van individuen en groepen in de samenleving en kunnen uitmonden in ernstig geweld en zelfs genocide. Deze verschijnselen zijn van alle tijden en ze doen zich in vele samenlevingen in meer of minder ernstige mate voor. Grote groepen mensen, zoals bijvoorbeeld de Joden, de Cambodjaanse bevolking en de bevolking in Rwanda werden in de vorige eeuw het slachtoffer van genocide. De ontwikkelingen die zich tot op heden in de 21ste eeuw voordoen, denk aan de burgeroorlog in Syrië en IS doen het ergste vermoeden. Weet hebben van deze verschrikkingen en de gevolgen ervan is klaarblijkelijk onvoldoende voorwaarde om deze te stoppen en te voorkomen. De socioloog en psychoanalyticus Abram de Swaan, die zich bezig houdt met de bestudering van genocide en daders ervan, verzuchtte recent tijdens een interview “Wat is weten”. Abram de Swaan staat in een traditie van psychoanalytici, te beginnen met Freud, die zich met collectief geweld hebben bezig gehouden of houden. In dit verband wil ik de namen van Volkan, Akhtar en Parens niet onvermeld laten. Een woord van dank richt tot collega Jan Jans voor zijn commentaar na lezing van deze voordracht. Het leven in een rechtstaat, zoals het geval is in de Westerse democratieën kan er toe leiden dat de inwoners van deze landen het gevoel van veiligheid niet alleen als een groot goed maar ook als vanzelfsprekend ervaren. Dit is een illusie zo blijkt. Veel historici en sociaal psychologen huldigen de opvatting dat elk mens in bepaalde omstandigheden gewelddadig kan worden. Deze gedachte lijkt gemeengoed in de publieke opinie sinds de introductie door de filosofe Hanna Ahrendt van het begrip de banaliteit van het kwaad, nadat ze in 1961 verslag deed van het proces tegen Adolf Eichmann in Jeruzalem. Zij gaat in haar denken echter voorbij aan de vraag wat in 1
het individuele geval maakt dat iemand tot ernstig geweld komt, dan wel dat iemand zich weet te onthouden van geweld. In mijn voordracht zal ik: 1. Een korte schets geven van de cultuurhistorische en sociaal culturele context, waarin de verschijnselen vervreemding, dehumanisering en geweld zich in het huidige tijdsgewricht voordoen. Dit doe ik mede aan de hand van de Poolse schrijver en journalist Richard Kapuscinski die veelvuldig verslag heeft gedaan van zijn ontmoetingen met de Ander, ook in gewelddadige en zeer levensbedreigende omstandigheden. 2. Daarna ga ik in op de verschijnselen, vervreemding, dehumanisering en geweld die verband houden met elkaar. Hierbij spelen vooroordelen een belangrijke rol. 3. Vervolgens sta ik stil bij de vraag wat verstaan wordt onder terrorisme en wat de doelen zijn van de terrorist. Hierbij zal ik de invloeden van de persoonlijkheid van de terrorist , groepsprocessen en de invloed van de leider van de groep trrroristen op het gewelddadig gedrag van de terrorist verder uitwerken.
1. Globalisering
Multiculturalisme Nationalisme Fundamentalisme
Kort samengevat doen zich mondiaal een aantal ontwikkelingen voor, te weten globalisering, multiculturalisme, vrijwillige en gedwongen migratie,nationalisme en fundamentalisme die de mens en de samenleving waarvan hij of zij deel uitmaakt ingrijpend beïnvloeden. Ryszard Kapuściński schreef een boek met de titel "De Ander" waarin hij de vraag tracht te beantwoorden hoe de mens zich tegenover de Ander hoort op te stellen in deze periode van grote veranderingen. Met de Ander bedoelt hij de niet Europeaan, de niet westerling. Kapuściński was een echte kosmopoliet die op zijn reizen blijk gaf van een grote nieuwsgierigheid naar de Ander en de sterke wens de Ander te begrijpen. Voor Kapuściński was de ontmoeting met de Ander het wezen van zijn oeuvre. Hij was veelvuldig ooggetuige van brandhaarden op deze wereld en hij wist zeer goed dat een ontmoeting met de Ander kon uitdraaien op een conflict en geweld. Kapuściński was zich bewust van het gegeven dat er in de ontmoeting met de Ander sprake is van ambivalentie. Naast een behoefte aan de Ander en het zoeken naar de Ander - hij lijkt immers op ons -, verschilt de Ander ook van ons, omdat hij van een andere kleur en ras is, groot geworden is in een andere cultuur, andere overtuigingen en een ander geloof heeft. De ontmoeting met de Ander heeft dan ook iets onbekends en dat resulteert in angst, onzekerheid en achterdocht. De geschiedenis laat zien dat er in Europa, naast het willen leren kennen van de Ander, om zo te komen tot een uitwisseling van ideeën en handel, ook een neiging bestond tot veroveren, onderwerpen en koloniseren. Volgens Kapuściński hebben vooral grote beschavingen, de neiging om zichzelf te zien als verheven boven andere beschavingen. Deze superieure, dominante houding leidt op den duur onvermijdelijk tot botsingen met andere beschavingen 2
De samenlevingen in Europa zijn multi-etnisch en meer hybride geworden. Deze ontwikkeling betekent een verlies aan zekerheid en dit roept vragen op over zowel de identiteit van die samenleving als ook over de identiteit van de individuen die in deze samenleving participeren. Onze identiteit wordt immers gedefinieerd en gevestigd in relatie tot de Ander(en). Deelname aan een multiculturele samenleving vereist een volwassen, krachtige identiteit. Kapuscinski komt op grond van zijn persoonlijke waarnemingen en ervaringen tot de conclusie dat de Ander mensen beoordeelt en onderscheidt op grond van de volgende elementen; huidskleur, nationaliteit en godsdienst. Vaak is er bij de Ander sprake van enig nationalisme. Godsdienst wordt niet alleen in de zin van godsbeleving, maar ook in institutionele zin en als sociaal politieke factor van betekenis geacht. Er is in vele landen sprake van een reveille van de godsdienst, met name van de Islam. Deze opleving heeft, overigens niet alleen bij de Islam, een reactionair, conservatief en fundamentalistisch karakter. Genoemde elementen bevatten ieder voor zich en zeker gezamenlijk een grote emotionele lading en kunnen de brandstof vormen voor heftige conflicten op alle niveaus van de samenleving. Landen zoals India, Brazilië en Zuid-Afrika maken een relatief sterke economische groei door. De status van deze landen is rijzende in de wereldorde en het besef van een geschiedenis van kolonisatie en ongelijkheid in relatie tot de "oude wereld" maakt dat zij zelfbewust en vastberaden de bestaande wereldorde willen transformeren. Dit kan leiden tot een versterkt nationalisme en hierdoor kunnen processen op gang komen die uiteindelijk leiden tot ernstig geweld. In de beantwoording van de vraag hoe de mens zich moet opstellen tot de Ander in onze tijd komt Kapuscinski tot de conclusie dat, ik citeer: “In een wereld waarin alles zo broos is en waarin zoveel desoriëntatie, demagogie, fanatisme en kwaadwillendheid voorkomen”, de ontmoeting, de dialoog en zich verantwoordelijk voelen voor de Ander onontkoombaar zijn.
2. Vooroordelen Vervreemding Dehumanisering Volgens Volkan wordt de mensheid, als gevolg van eerder genoemde ontwikkelingen, geconfronteerd met een nieuw type beschaving. In het streven van grote groepen of naties om hun bedreigde identiteit te stabiliseren, te handhaven of te versterken doen zich psychologische obstakels voor, zoals het aanzetten tot vijandige vooroordelen met als gevolg het grote gevaar van discriminatie, marginalisering en het uitsluiten van grote groepen in de samenleving. Met name vooroordelen geven aanleiding tot vervreemding van Anderen. Volgens de kinderanalyticus Parens is het bestaan van vooroordelen een natuurlijk fenomeen dat zijn wortels heeft in de kinderjaren en in dienst staat van de ontwikkeling van een gezond Zelf en het vermogen tot het aangaan van liefdevolle relaties. Frans Schalkwijk zal vanmiddag in zijn voordracht nader op dit interessante thema ingaan. 3
In mijn voordracht zal ik mij beperken tot de wordingsgeschiedenis van vijandige en maligne vooroordelen en de betekenis van vroege traumatisering in relatie tot de ontwikkeling van een vijandige destructiviteit. De basis van de ontwikkeling van vijandige vooroordelen ligt in de ambivalente relatie die we met onze primaire verzorgers onderhouden. Ouders frustreren de wensen en handelingen van hun kinderen in het belang van een gezonde ontwikkeling. Kinderen zijn geneigd hierop met agressie te reageren juist naar hen, waarvan ze het meeste houden en die ze het meeste nodig hebben. Om zich te verdedigen tegen deze vijandige impulsen, maakt het kind gebruik van primitieve afweermechanismen. Later zo rond het vijfde levensjaar, kunnen kinderen afweermechanismen hanteren waarmee ze de werkelijkheid verdraaien zoals stereotyperen, karikaturiseren, ontwaarden en belasteren van anderen. Dit laatste patroon kan nadien deel gaan uitmaken van vijandige en maligne vooroordelen. Wat betreft de verwording van benigne vooroordelen, naar vijandige en maligne vooroordelen is sprake van een glijdende schaal. Het hebben van vooroordelen op zich is niet zozeer het probleem maar wel de verwording naar meer vijandige en maligne vooroordelen. In de ontwikkeling van vijandige en maligne vooroordelen zijn individuele-, groepsen maatschappelijke factoren van belang. Het is bekend dat traumatisering in belangrijke mate bijdraagt aan het optreden van een vijandige destructiviteit bij mensen, met name wanneer een mens opzettelijk getraumatiseerd wordt door die mensen waarvan hij of zij liefde en bescherming verwacht. Onderzoek laat zien dat vroege verwaarlozing en misbruik gerelateerd zijn aan het voorkomen van delinquent gedrag, meer in het bijzonder gewelddadig gedrag. Traumatisering kan zich ook op het niveau van de grote groep voltrekken en in latere generaties zijn sporen nalaten. Het kan hierbij gaan om een incidenteel ernstig trauma (9/11) of een chronische traumatisering (Syrische vluchtelingen). Ik kom hier later in mijn voordracht op terug. De opvoeding, educatie en opvattingen in de samenleving bepalen in sterke mate in hoeverre mensen geneigd zijn om de Ander(en) als gelijkwaardig te beschouwen. Zeker wanneer er feitelijk sprake is van het stereotyperen en ontwaarden van Anderen, kan dit uitsluiten van Anderen tot gevolg hebben. Een militante etnische of religieuze opvoeding is in dit verband een niet te onderschatten factor van belang. Dan kom ik nu bij het verschijnsel dehumanisering. Letterlijk vertaald ontmenselijking, dat wil zeggen dat de mens beschouwd wordt als een dier of een object en derhalve van minder of geen betekenis is. Dehumanisering kan in verschillende vormen en ernst voorkomen. Ik beperk me tot de meest ernstige vorm van dehumanisering namelijk genocide begaan door een groep tegen een andere groep op grond van ideologische of religieuze motieven. Volgens Akhtar is kenmerkend voor deze vorm van ontmenselijking dat er een onvoorstelbare inbreuk gemaakt wordt op wat Heinz Hartmann noemt: “the average expectable world” van de mens. De langdurige ervaring van constante bedreiging en geweld waaraan de mens in deze situatie is blootgesteld leidt in dat geval namelijk tot een collaps van wat de mens tot mens maakt namelijk kunnen voelen, denken en handelen als een mens. 4
In zijn boek “De verdronkenen en de geredden”, schrijft Primo Levi drie jaar voor zijn suïcide en meer dan 40 jaar na zijn terugkeer uit Auschwitz, met de grootst mogelijke objectiviteit over het proces van dehumanisering en de gevolgen ervan voor zowel de slachtoffers als de daders en hun helpers in de kampen. Dit niet alleen in psychologische zin maar ook in morele zin. Volgens Primo Levi was voor de daders dehumanisering een noodzakelijke voorwaarde om hun verschrikkingen uit te voeren, omdat het slachtoffer in de perceptie van de dader niets menselijks meer had en verlaagd werd tot een dier of een ding voor wie de dader geen empathie kon voelen en die men kon mishandelen of doden zonder enig gevoel van schuld of schaamte.
3.1 Wat is terrorisme en wat zijn de doelen van de terrorist? Dan stap ik nu over naar het onderwerp terrorisme. De voormalige voorzitter van de IPA Daniel Widlöcher is van mening dat de psychoanalyse als wetenschap niet in staat is om een afdoende verklaring te geven van zulke complexe processen als terrorisme. Terrorisme is namelijk ingebed in een zeer specifieke historische, sociaal culturele en politieke context. Wat psychoanalytici wel kunnen doen is, vanuit hun ervaring in de dagelijkse praktijk en de theoretische kaders die ze hierbij hanteren, en in acht nemend hun sociaal culturele en politieke oriëntatie, elementen van het proces van terrorisme, verhelderen. Wanneer we het over terrorisme hebben is het noodzakelijk om dit fenomeen te definiëren, hetgeen niet zonder problemen is. Het woord terrorisme heeft een negatieve connotatie, het roept ongunstige associaties op. Er ligt dus in het gebruik van het woord terrorisme een waardeoordeel besloten. Een bepaalde groep mensen die zich slachtoffer voelen van een gewelddadige actie spreken van een terreurdaad terwijl medestanders van de dadergroep deze als een gerechtvaardigde actie, bijvoorbeeld een bevrijdingsactie bestempelen. Mensen verschillen derhalve zeer in hun oordeel of een bepaalde vorm van sociaal/collectief geweld al dan niet als een daad van terrorisme beschouwd moet worden. De morele en juridische rechtvaardiging van collectief geweld kan dus wisselen, afhankelijk van de positie en belangen die men heeft. De factor tijd speelt in deze een belangrijke rol. De terrorist van gisteren is de held van morgen. Salman Akhtar geeft de volgende definitie van het begrip terrorisme Terrorisme is de gewelddadige uiting van een politieke agenda door een georganiseerde groep van individuen, die in het geheim opereren. Zij voelen zich met elkaar verbonden door haat jegens een gemeenschappelijke vijand en een grote gedrevenheid om een gemeenschappelijke politieke, etnische of ideologische doelstelling te verwezenlijken. Jessica Stern, een expert op het gebied van religieus gemotiveerd terrorisme definieert terrorisme als een actie of bedreiging met geweld die gericht is op een niet strijdende partij met als doel wraak uit te oefenen, een bepaald publiek te intimideren of op een andere manier te beïnvloeden. 5
Lord Alderdice, psychiater en psychoanalyticus en lid van het House of Lords, maakt een onderscheid tussen terrorisme dat er op gericht is radicale veranderingen teweeg te brengen in een staatsinrichting en de terreur die door dictatoriale regimes gebruikt wordt om hun macht en status quo te handhaven De terrorist uit de eerste groep ziet zichzelf als iemand, die zich in al zijn zwakte geroepen voelt om de heroïsche taak op zich te nemen, namelijk om het grote onrecht en de vernederingen die begaan werden tegen de gemeenschap of natie waarvan hij deel uitmaakt, recht te zetten.De terrorist of een groep terroristen daagt een overheid uit tot een sterke tegenreactie. Een te sterke tegenreactie kan er toe leiden dat de positie en morele legitimiteit van de deze overheid niet alleen in eigen land maar ook internationaal ter discussie komt te staan. De terroristen willen op deze manier zowel in eigen land als internationaal ondersteuning bewerkstelligen voor de doelstellingen die zij nastreven. Een duivels dilemma. Overreageren leidt tot nog meer ervaren onrecht en haat in de gelederen van de terroristen en een toename van geweld. Niets doen kan door de terroristen gezien worden als een teken van zwakte en als een aanmoediging om op de ingeslagen weg door te gaan. De slachtoffers voelen zich in dat geval in de kou staan en machteloos als ze zijn het gevoel hebben er niet toe te doen.
3.2 De persoonlijkheid van de terrorist Groepsprocessen De leider Er is weinig psychologisch onderzoek gedaan bij terroristen. Volgens Volkan zijn er aanwijzingen dat de meest belangrijke mensen die actief zijn in een terroristische organisatie zelf ernstig getraumatiseerd zijn. Ze waren als kind het slachtoffer van ernstig lichamelijk misbruik en diepe vernedering, waardoor zij ernstig geschaad werden in hun psychische ontwikkeling. Basaal wantrouwen in Anderen en een diepe angst opnieuw het slachtoffer te zijn van traumatisering is hiervan het resultaat. De ervaring slachtoffer te zijn moet uit het leven gebannen worden waarbij zich omkeringen voltrekken, zoals turning passive into active, masochisme in sadisme en anderen tot slachtoffer maken in plaats van zelfbeleefd slachtofferschap. Er ontwikkelt zich een haat jegens Anderen en het devalueren van anderen stut het gebrekkige zelfgevoel. Er bestaan ernstige beperkingen in het empathisch vermogen zodat geweldsdaden gemakkelijk gerechtvaardigd kunnen worden. Jessica Stern heeft een groot aantal religieuze terroristen geïnterviewd. Volgens haar willen mensen deel uitmaken van een religieuze terroristische groepering vanuit een verlangen naar verandering en vereenvoudiging in hun leven. Ze verlangen naar tijden toen het onderscheid tussen goed en slecht nog duidelijk lag. Het gaat om zwart-wit en het projecteren van angsten en onvolkomenheden in de ander. Aan de basis ligt een gevoel van vernedering en haat omdat zij ervan overtuigd zijn door Anderen als tweederangs beschouwd te worden. Ze nemen een nieuwe identiteit aan, nl. die van martelaar, die zich in dienst stelt van een alles overstijgend doel, een heilig doel. Ze raken in een soort trance waarbij ze de wereld verdelen in goed en slecht, slachtoffer en onderdrukker. Naast de vurige begeestering om het heilige doel te verwezenlijken is er ook sprake van de grote aantrekkingskracht die uitgaat van het gevoel zichzelf te overstijgen in het bereiken van een paradijselijke toestand. 6
Deze geestvervoering kan een sterk seksueel karakter hebben. Volgens Stern is schaamte en wraakzucht het centrale motief in het gewelddadig handelen van de terrorist. Meerdere sociale ontwikkelingen zoals een zeer ongelijke verdeling van welvaart, discriminatie op etnische of religieuze basis, de ontneming van burgerlijke vrijheden en misbruik van het geweldsmonopolie door de staat kunnen een ernstige bedreiging vormen voor het gevoel van eigenwaarde van een individu. Dit kan aanleiding geven tot een heftige narcistische woede waardoor het individu in de armen van een terroristische groepering gedreven kan worden. Volkan stelt dat er een regressie optreedt van een grote groep, dat kan een religieuze of een etnische groep zijn maar ook een natie, wanneer de groep ernstig bedreigd wordt in zijn groepsidentiteit. De groep tracht zijn identiteit te versterken door externaliseren en projecteren en rouwt over verliezen die geassocieerd worden met de bedreiging van de groepsidentiteit. Volkan introduceert het begrippenpaar chosen glories en chosen traumas van de grote groep (etnisch,religieus,natie) in relatie tot de groepsregressie. De chosen traumas en chosen glories liggen opgeslagen in het culturele geheugen van de grote groep en zij kunnen in bepaalde omstandigheden gereactiveerd worden en een bijzondere invulling en betekenis krijgen. Zij verbinden een grote groep over generaties heen met een bijna mythologische blik op het verleden. Chosen traumas definieert hij als de gedeelde negatieve mentale representaties van de groep van betekenisvolle nederlagen, het verlies van territorium of eer of vergelijkbare ervaringen in het verleden. Chosen glories verwijzen naar betekenisvolle wapenfeiten en overwinningen door voorvaderen van de groep. De chosen glories leiden tot een verheerlijking van de wapenfeiten en overwinningen in het verleden en ze stimuleren de bereidheid tot zelfopoffering en heldendom wanneer de groepsidentiteit ernstig bedreigd wordt. De chosen traumas versterken de vastberadenheid van de grote groep door het genereren van gevoelens van wraak en vergelding gericht tegen de groep die het trauma veroorzaakte. Het eerste mechanisme dat Volkan beschrijft is het mechanisme van de collectieve transgenerationele overdracht. Het tweede mechanisme is het mechanisme van het proces waarbij externaliseren naar en projecteren van ongewenste aspecten van het Zelf op de groep tegenstanders plaats vindt. Rouw door de grote groep is een derde mechanisme dat van belang is in de ontwikkeling van een chosen trauma door de groep. Het verlies dat een grote groep wordt toegebracht door een grote groep met een andere identiteit wordt door de groep ervaren als een ernstige narcistische kwetsing. Dit kan er toe leiden dat het narcisme van de grote groep defensief versterkt wordt. Vervolgens kan er een vervorming plaats vinden in een masochistisch gekleurd narcisme van de grote groep. Dit wekt bij de groep een gevoel van superioriteit en het gevoel zonder meer aanspraak te kunnen maken op hetgeen verloren is gegaan, zo nodig met gebruik van grof geweld. 7
Freud beschreef in zijn werk Groepspsychologie en Ik-analyse dat er in een grote groep sprake is van een wederzijdse identificatie van alle leden van de groep in hun idealisering van de leider,en een gezamenlijke projectie van hun superego op de leider, dat resulteert in een gevoel van vrijheid, macht en honger naar agressie. Verder schrijft Freud dat de grote groep, Freud gebruikt de uitdrukking massa, een leider wil met een ongelimiteerde macht, de massa snakt naar onderwerping. De leider van de terroristische groep is meestal iemand met groot charisma, die door zijn krachtige en verleidende acties een grote invloed op de groep kan uitoefenen. Dit doet hij door de gevolgen van chosen traumas kwaadaardig uit te vergroten waarmee hij de agressie naar de vijandige buitenwereld voedt en de cohesie binnen de groep vergroot en zo de groep nog afhankelijker van hem maakt. De chosen glories worden door hem grandioos uitvergroot. Volgens Kernberg kan deze dynamiek leiden tot een narcistische organisatie van de grote groep. Akhtar beschrijft dit type leider als een destructieve Rattenvanger van Hamelen die vijandige en maligne vooroordelen stimuleert en haat en geweld opwekt bij zijn volgelingen. Hij sterkt de groep in zijn narcisme en hij vermindert de gevoelens van schaamte en schuld van de groepsleden. De groep komt in de greep van heftige affecten. De rede, de redelijkheid en het morele besef verminderen waardoor de groepsleden sterk verliezen aan menselijkheid.
Dames en heren, Ik ben aan het eind van mijn voordracht gekomen. Vanuit een psychoanalytische optiek heb ik getracht meer licht te werpen op de verschijnselen vervreemding, dehumanisering en geweld Hierbij stond ik stil bij de betekenis van vooroordelen voor het optreden van deze verschijnselen. Ik ben nader ingegaan op de ernstigst vorm van dehumanisering zoals plaats vindt bij genocide en de betekenis ervan voor de dader. Vervolgens heb ik meerdere aspecten van terrorisme belicht waarbij ik stil stond bij de persoon van de terrorist, groepsprocessen en de leider van een terroristische organisatie in relatie tot het gewelddadige gedrag van de terrorist.. Tenslotte, wat naar voren komt uit deze beschouwing is, ik citeer Nico Frijda: “de broosheid van menselijke compassie, empathie en morele gevoelens”.
Ik dank U voor uw aandacht.
Michel van Weers Psychiater-psychoanalyticus 8