Editie 2012
TOM DECOCK
PROJECT BRUGGE: BEZIENSWAARDIGHEDEN
Een didactische wandeling door Brugge | Tom Decock
Voorwoord In deze bundel vindt je de voornaamste bezienswaardigheden terug. De letters en nummers zijn overeenkomstig met de kaart van Brugge. De lijst kun je ook raadplegen op project-brugge.wikidot.com/bezienswaardigheden.
Pleinen A. ’t Zand ’t Zand heette vroeger de Vrijdagsmarkt. Het is hier dat het Vlaamse leger zich klaarmaakte en verzamelde voor de strijd tegen de Franse overheerser in 1302. Na de dood van Maria van Bourgondië, in 1482, begonnen de Bruggelingen zich te verzetten tegen de vreemde overheersing van Maximiliaan van Oostenrijk. Ze namen hem in 1488 gevangen voor vier maanden. Hij werd daarna weer vrijgelaten, waarop hij als wijze van straf de jaarmarkten in Brugge verbood. Om zich te verontschuldigen hielden de Bruggelingen een groot feest ter ere van Maximiliaan. Ze vroegen hem hierbij om een nieuw ‘zottenhuis’ te financieren. Maximiliaan antwoordde: "Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!". De bijnaam ‘Brugse zot’ is hiervan afkomstig. (B5)
B. Huidenvettersplein Veel pleinen zijn genoemd naar de activiteit die er werd uitgevoerd. Zo werden er, in de 14de eeuw, op het huidenvettersplein huiden gevet door de huidenvetters. Ook de leerlooiers hadden hun thuisbasis hier. Huidenvetters smeerden gedroogde dierenhuiden in met traan en rundvet en bewerkten die vervolgens met koperrood om de huid zwart te maken, deze huiden werden gebruikt voor schoenen en laarzen. De leerlooiers maakten van dierenhuiden leer voor kleding, schoeisel en andere toepassingen. Het plein raakte in de 15de eeuw in onbruik vanwege de kwalijke geur die de activiteiten teweeg brachten. Het plein werd vervolgens een kleine vismarkt omdat het gelegen was naast de Vismarkt. De goedkopere vis werd er verkocht zodat de Vismarkt gereserveerd bleef voor de grotere en duurdere vishandelaars. In de tweede helft van de 20ste eeuw verdween ook de kleine vismarkt en er kwamen souvenirkraampjes in de plaats. (D5) C. Eiermarkt Zoals de Huidenvettersplein is de Eiermarkt een plein die de naam kreeg van de activiteit die er werd uitgevoerd. Het heette oorspronkelijk Bergpoel, deze naam kreeg het omdat er (al zeker in de 12de eeuw) een moerassige poel gelegen was waarin men kon verdrinken en zelfs lijken dumpte. Deze naam bleef bestaan tot de 16de eeuw, het werd toen volledig vervangen door de Eiermarkt omdat daar het
Boterhuis of de Boterhalle gelegen was. In dit gebouw vond een groothandel in zuivelproducten plaats. Het bestond al in 1288 en werd in 1540 verlaten door de bouw van een nieuw Boterhuis in de Sint-Jakobsstraat. In 1580 werd het gebouw gesloopt maar de naam aan het plein herinnert ons nog aan de handel die er gevoerd werd. (C4) D. De Burg De Burg is een belangrijk plein in Brugge. Oorspronkelijk was hij omwald en voorzien van toegangspoorten. Hij behoort tot de oudste kern van de stad. De versterkte burcht was gelegen op het knooppunt van de mogelijk Romeinse weg OudenburgAardenburg (de "Zandstraat") en de Reie. De burcht had een oppervlakte van circa 1 ha. Arnulf I (889-965) bouwde de Brugse burcht uit tot een machtscentrum met keizerlijke allures, een gebied van 1,5 ha. Binnen deze versterking werd in het noorden de burchtkerk opgetrokken, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en SintDonaas. Later werd het bijhorend kapittel van kanunniken gesticht. Hieraan ontleende de burcht zijn tweeledige functie: de zuidelijke helft had een burgerlijke functie en de noordelijke helft een kerkelijke. Het huidige plein wordt omringd door verschillende historische gebouwen, zoals het vroegere Landhuis van het Brugse Vrije, de voormalige Civiele Griffie, het stadhuis, de Heilig-Bloedbasiliek en de voormalige Sint-Donaasproosdij. (D4)
E. Simon Stevinplein Simon Stevin is de grootste geleerde die Brugge, volgens sommigen, heeft gehad. Hij werd er in 1548 geboren en overleed in Den Haag in 1620. Hij was wiskundige, natuurkundige en bouwkundige. Vele uitvindingen staan op zijn naam. Stevin werd geboren als onwettige zoon van Antheunis Stevin en Cathelyne van der Poort. Zijn vader was afkomstig van Veurne, waar zijn vader burgemeester was. Zijn moeder stamde uit Ieper. Hij werkte als kassier en boekhouder in Antwerpen en was klerk bij de belastingdienst in Brugge. In 1581 verhuisde hij naar Leiden, waar hij zich twee jaar later als Simon Stevinius Brugensis (Simon Stevin uit Brugge) inschreef aan de jonge universiteit daar. Rond 1590 werd hij adviseur van Prins Maurits. Voor hem ontwierp hij baanbrekende vestingwerken en legerkampen op wiskundige grondslag. Prins Maurits verzocht Stevin rond 1600 om
het onderwijsprogramma op te stellen voor een ingenieursschool aan de Universiteit Leiden. Deze kreeg de naam "Duytsche Mathematique" - wiskunde en toegepaste natuurkunde in het Nederlands ("Duytsch") voor landmeetkunde en vestingbouw. Het is niet bekend of Stevin ook zelf les gaf aan deze studenten. Stevin woonde samen met Catherina Craij en had vier kinderen bij haar: Frederik geboren in 1612, Hendrik geboren in 1613, Susanna geboren op 29 april 1615 en Levina, mogelijk geboren in 1616. Uiteindelijk trouwde hij in 1616 op 68-jarige leeftijd met haar. Stevin overleed in 1620 te Den Haag of Leiden. Op zijn grafsteen werd de clootcrans afgebeeld, Stevins beeldmerk voor het evenwicht van krachten. Het standbeeld van Simon Stevin is ontworpen door E. Simonis in 1847 en staat te pronken op het naar hem genoemde plein. (C5) F. Markt De markt is door de eeuwen heen het voornaamste plein, na de Burg, van de stad geweest. Hier werd zowel aan economie als aan politiek gedaan. Er werd gevochten, gedronken, gefeest, verkocht en veroordeeld. De ridders verdedigden er hun adelijke titels en Vlaamse Lakennijverheid werd er beslecht. Er werd er gevochten om vrijheid. De galg en de guillotine werden er gehanteerd. Algemeen wordt aangenomen dat Boudewijn III, Graaf van Vlaanderen, er de wekelijkse zaterdagmarkt heeft ingesteld die vandaag de dag nog steeds gevoerd wordt. Het beeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck prijkt er. Allebei strijders in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk, de Guldensporenslag. Het werd in 1887 opgericht door Paul de Vigne en de la Censerie. Op het voetstuk zijn de hoogtepunten van de strijd afgebeeld. De heraanleg van de markt gebeurde samen met het autovrij maken eind 19de eeuw. Vlak naast het standbeeld staan de koetsen te wachten op hun toeristen om straks tussen al het volk en de talloze fietsers te ontsnappen op een culturele reis. De oostzijde van de markt wordt door het Provinciaal Hof en het hoofdpostkantoor ingenomen. Dit zijn twee gotische gebouwen, waarvan de bouw in 1887 aangevat werd. De markt is omringd door verschillende huizen met trapgevels die eertijds onderdak verschaften aan de Gilden. Op de linkerhoek (vanaf de markt gezien) van de Sint-Amandstraat staat Huis Bouchoute, in 15de eeuwse Brugse stijl opgetrokken. Op de rechterhoek staat Huis Craenenburg, in dit huis werd in 1488 Maximiliaan van Oostenrijk door opstandige Bruggelingen drie weken gevangen gehouden. (C4)
G. Jan van Eykplein Jan van Eyck werd in de Maasstreek geboren en overleed in 1492 te Brugge. Hij wordt gezien als de vernieuwer van de schilderkunst en grondlegger van de Vlaamse schilderkunst. Het Jan van Eyckplein is een plein ter ere van deze kunstenaar (op de linkerfoto kunt u het beeld van Jan van Eyck zien). Het plein, gelegen aan het begin van de Spiegelrei, werd kort na 1787 aangelegd, toen de zogenaamde Nieuwjaars- of Sint-Jansbrug werd afgebroken en een eerste deel van de Kraanrei werd overwelfd. Het plein was gedurende de middeleeuwen en de nieuwe tijden tot eind 19de eeuw de haven van Brugge. Verderop bevond zich het Beursplein en het Beurshuis. Om alle producten en handelswaren in- en uit te laden was er een houten kraan die omstreeks 2005 door het VTI werd nagebouwd maar uiteindelijk moest verhuizen naar de Dampoort, omdat het pyromanen aantrok en het zicht van de café-uitbaters zou belemmeren. (D4) H. Woensdagmarkt De Woensdagmarkt is ontstaan in 1458 door de afbraak van enkele huizen en werd aanvankelijk ook Oosterlingenplein genoemd. Vanaf de 16e eeuw noemde men het plein Koolplaats, omdat er houtskool werd verkocht. Dit gebeurde op woensdag, waardoor al vlug de naam Woensdagmarkt in gebruik kwam. De naam "woensdagmarkt" wordt thans ook gebruikt voor de groenten- en bloemenmarkt die elke woensdag plaatsvindt op de Grote Markt of bij uitzondering op de Burg. Het standbeeld van Hans Memling werd in 1871 door Hendri Pickery ontworpen. Hans Memling, de beroemde schilder van dromerige Madonna's, portretten en altaarstukken werd in Duitsland geboren, vestigde zich vroeg in Brugge en overleed er op 11 augustus 1494. Hij wordt wel eens de Vlaamse ‘Fra Angelico’ genoemd. (D3)
Kerken 1. Engels Klooster Het Engels Klooster in Leuven (gesticht in 1609) kende een toevloed van Engelse kandidaten die wouden leven volgens de Regel van de Heilige Augustinus. In 1629 vestigden de Engelse kanunnikessen zich in ‘Nazareth’, een huis waar pelgrimmen konden rusten. Tegen 1650 stond er een volwaardig klooster. Tijdens de Franse revolutie moesten de zusters in 1794 naar Engeland vluchten. In 1802 keerden ze naar Brugge terug. Toen werd de naam ‘Engels Klooster’ in gebruik genomen. Hier zou, in 1899, Guido Gezelle gestorven zijn. Een versje, zijn laatste woorden, aan de inkom herdenkt zijn aanwezigheid: “En ‘k hoorde de veugeltjes zoo geerne schufelen”. De school die verbonden was aan het Engelse Klooster, sinds de vestiging van de kanunnikessen, werd in 1973 stopgezet. Het schoolgebouw draagt nog steeds de naam ‘Nazareth’. In 2008 werd het gekocht door de vzw Hemelsdaele – Sint-Leocollege, die er een internaat van maakte. 2. Heilig-Bloedbasiliek De Heilig-Bloedbasiliek is één van de meest gekende gebouwen in Brugge. Hier wordt het Heilig Bloed bewaard. Éénmaal per jaar verlaat dit Bloed zijn plaats om deel te nemen aan de HeiligBloedprocessie. Beneden ligt de SintBasiliuskapel (1139-1149), de enige volledig bewaarde Romaanse kerk van West-Vlaanderen, gewijd aan de Heilige Basilius. Dit was de huiskapel van de graven van Vlaanderen, meer bepaald van Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen (die het Heilig Bloed naar Brugge zou hebben gebracht). Tussen het stadhuis en de Basiliuskapel ligt de kleine Sint-Ivokapel, die onder het Ancien regime de bidplaats was van de Brugse rechtsgeleerden. Aan de basiliek met het Heilig Bloed is ook nog een archief verbonden. Het archief bevat documenten van de Confrérie over het dagelijks bureau, de Heilig-Bloedkapel, de kunstschatten en
bouwwerken, pauselijke bullen en ledenlijsten. Daarnaast bezit het archief een verzameling oude plannen, lithografieën en fotoalbums. De bibliotheek van de Confrérie bevat een 150-tal boeken en handschriften. Enkel te bezichtigen op schriftelijke aanvraag en na goedkeuring. Het museum in de basiliek illustreert de rijke geschiedenis van de Heilig-Bloedkapel en van het Heilig Bloed zelf op diverse manieren. De voornaamste blikvanger is het reliekschrijn van het Heilig Bloed dat in 1617 door de Brugse goudsmid Jan Crabbe werd vervaardigd uit ca. 30 kg goud en zilver, verrijkt met meer dan 100 edelstenen. Verdere bezienswaardigheden zijn: een zilveren kroontje uit de 15de eeuw (een schenking van Maria van Bourgondië), diverse schilderijen uit de 15de en 16de eeuw (waaronder twee panelen van Pieter Pourbus uit 1556 met de leden van de Confrérie van het Heilig Bloed), zes eikenhouten medaillons van Hendrik Pulinx uit 1698-1781, die het leven van Christus uitbeelden, en een wandtapijt uit 1637. In 2007 kon de Confrérie van het Heilig Bloed, met steun van de Koning-Boudewijnstichting een zogenaamde 'pareerkeers' terug verwerven, die in de revolutietijd verdwenen was. Dit kunstwerk uit de vroege zestiende eeuw, dat jaarlijks werd meegedragen in de processie, maakt nu deel uit van de museumcollectie. 3. Jeruzalemkerk Deze kerk werd in de eerste helft van de 15de eeuw gebouwd door enkele leden van de rijke familie Adornes. Opicius Adornes kwam uit Genua en vestigde zich in de 13de eeuw in Brugge. Het zijn Adornes zijn nazaten die de kerk bouwden als eerbetoon aan Opicius en de familie. Ook het interieur zou aan de familie gewijd zijn met een brandraam waar Pieter II Adornes en zijn vrouw afgebeeld staan en een praalgraf van Anselmus Adornes met zijn vrouw. Het ontwerp zou naar verluid geïnspireerd zijn op de kerk van het Heilig Graf in Jeruzalem. Momenteel is het eigendom van de vzw Adornes. Tot 2011 had het kantkloscentrum en kantklosmuseum hier zijn onderdak. Het is één van de weinige privaatkerken. 4. Karmelietenkerk De Karmelietenkerk werd gebouwd tussen 1688 en 1691 maar de Karmelieten woonden al sinds 1933 in de Ezelstraat. Ze bezitten over een archief met veel informatie over de bouw van de kerk. Zo weten we dat het ontwerp door de Heilige Hubertus getekend werd maar dat het door Rome werd verworpen waardoor enkele het schip gebouwd werd. Toch blijft het een mooi staaltje van de barokbouwkunst in Brugge, een voorbeeld die je zo in de geschiedenisboeken kunt terugvinden.
Vooraan vind je een medaillon terug met daarop Sint Jan de Doper, patroonheilige van de kerk. In het fronton kun je Sint Jozef zien. Tijdens het weekend wordt de kerk nog gebruikt voor het vieren van missen. Tijdens de week is het gebouw toegankelijk voor iedereen. 5. Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie is net als het Oud Sint-Jan in de 13de eeuw (1276) gesticht en beheerd door de Augustinessen. De naam Potterie is afkomstig van de bijhorende kapel der pottenbakkers. Bij het hospitaal hoort een kerk. Een mirakelbeeld van Onze Lieve Vrouw in die kerk bezorgde de kerk een bedevaartsstatuut en de nood om zieken op te vangen werd groot. Het museum toont gebruiksvoorwerpen en kunstwerken die in het hospitaal werden gebruikt. Een indrukwekkende zilvercollectie en het vergeten meubilair zijn de echte schatten van dit museum. 6. Onthaalkerk Onze-Lieve-Vrouwe De Onze-Lieve-Vrouwe leeft vandaag onder de naam ‘Bruggemuseum-Onthaalkerk Onze-Lieve-Vrouwe’ en heeft als voornaamste doel het aantrekken van toeristen. Als grootste bakstenen gebouw ter wereld (122,3 meter) pal in het historisch centrum van Brugge is hier niet veel voor nodig. Door deze goede ligging is het interieur in zekere zin onveranderd gebleven. Men vermoed dat ze gebouwd is op de overblijfselen van een 9de eeuwse romaanse kapel. De renovatie van het gebouw werd beëindigd in 2011. De toren vormt samen met het Belfort en de Sint-Salvatorskathedraal de skyline van Brugge. In deze kerk ligt Maria van Bourgondië begraven, destijds zeer geliefd door de Bruggelingen. Het belangrijkste kunstwerk is de ‘Madonna met kind’ van Michelangelo.
7. Sint-Annakerk De huidige Sint-Annakerk werd in 1624 ingewijd en verving de gotische kerk die in 1581 door de geuzen afgebroken werd. Het is bescheiden van buiten maar rijk van binnen. De barok aankleding verleent aan het interieur een eigen sfeer. Het merkwaardigste deel van het meubilair is het marmeren doksaal van H. Van Mildert (1626-1628). De landschappen van J. Garemijn en het beeld van Sint Anna ter Driëen zijn eveneens uit de 15de eeuw. In deze kerk werd de dichter Guido Gezelle boven het doopvont gehouden. 8. Sint-Gilliskerk Ten gevolge van de grote economische bloei van Brugge in de 13de eeuw, nam ook de bevolking in sterke mate toe en werd het gebied binnen de zogenaamde eerste omwalling, waarvan de Augustijnenrei deel uitmaakte, te klein. Steeds meer mensen vestigden zich buiten de omwalling van 1127, grotendeels bestaande uit wat we nu de binnenreien noemen (Augustijnenrei, Gouden Handrei, Sint-Annarei, Groenerei, Dijver, Capucijnenrei, Speelmansrei). Er was eerst een kapel, wellicht in hout. In 1258 werd de Sint-Gilliskerk reeds als parochiekerk vermeld, Parochie Sint-Gilles. In 1275 begon men met de bouw van een bakstenen, gotische kerk (binnen nog gedeeltelijk zichtbaar). In 1311 werd het belendende kerkhof gewijd, dat in de 19de eeuw verdween. In de tweede helft van de 15de eeuw werd de vroeggotische kerk verbouwd en vergroot tot haar huidige omvang. Omwille van het feit dat in en rond de Sint-Gilliskerk zoveel kunstschilders begraven werden (Hans Memling, Jan Provoost, Lanceloot Blondeel, Pieter Pourbus, Pieter Claeissens,… ), wordt de Sint-Gilliskerk te Brugge soms vergeleken met de Santa Crocekerk te Firenze. De kerk valt op door haar eenvoud, zeker langs de buitenkant. Ze ziet er niet zozeer uit als een stedelijke parochiekerk, maar veeleer als een stoere, kloeke Vlaamse dorpskerk. Belangrijkste kunstwerk binnen is het zogenaamde “Veelluik van Hemelsdale” met taferelen uit het leven van Jezus, van de hand van Pieter Pourbus. Verder zijn er ook prachtige schilderijen te bewonderen van ondermeer Jacob Van Oost, Jan Garemijn en talrijke andere kunstwerken.
9. Sint-Jakobskerk De Sint-Jakobskerk werd gebouwd nadat de Sint-Jakobsparochie is ontstaan door een splitsing van de Sint-Salvatorsparochie in 1240. Het werd gebouwd in de loop van de 13de eeuw als een eenvoudige en simpele kruiskerk. Toen Brugge in handen was van de Bourgondiërs was de welvaart aanzienlijk gestegen. Tussen 1457 en 1512 werd de kerk verbouwd en uitgebreid totdat deze zijn huidig vorm verkreeg. Door een opstand tegen het katholicisme werden in 1580 héél wat kerkschatten zoals beelden verwoest.
De buitenkant van de kerk werd in 2009-2010 grondig gerenoveerd en gereinigd.
10.Sint-Pieterskerk (Engelse kerk) De naam 't Keerske is afgeleid van het gilde van de keersengieters (kaarsengieters), die in de 16de eeuw in de kapel huisden. Een andere naam voor de kapel is de SintPieterskapel. Deze werd gebouwd in de 11de eeuw in opdracht van Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen, die een speciale eerbied voor Petrus had. In 1127 werd Karel de Goede, graaf van Vlaanderen, vermoord in de Sint-Donaaskerk op de Burg. Hierdoor was de kerk ontheiligd, zodat de rouwdienst in de Sint-Pieterskapel plaatsvond. In het begin van de 14de eeuw namen de kruisboogschutters de kapel in gebruik en eind 16de eeuw de gilde der keersengieters. In de 18de eeuw was er een restauratie. Na die tijd heeft het gebouw nog dienst gedaan als herberg, dancing, bokszaal en opslagplaats. Vanaf 1938 huurde de Gidsenbond de kapel van de stad Brugge. Sinds 1960 staat het gebouw als monument geklasseerd. De gerestaureerde kapel wordt sinds 8 december 1984 gebruikt door de ‘Verenigde Protestantse Kerk’ en de Engelse Kerk. Onder het kerkgebouw bevind zich nu nog altijd de kelder, van amper twee meter diep. Hier bevinden zich de resten van de crypte 'Sint-Katharina in de Krog'. Tijdens de middeleeuwen werd deze ruimte ondermeer door pottenbakkers en pijl- en boogmakers gebruikt, enerzijds als verkoopruimte anderzijds als vergaderzaal.
11.Sint-Salvatorskathedraal De Sint-Salvatorskathedraal zou door Sint Elooi, bisschop van Noyon, rond 640 gesticht zijn. Zij werd meerdere malen herbouwd, tot in de 13de eeuw de rijke Bruggelingen een nieuwe kerk in Gotische stijl wilden bouwen. De werken werden in 1280 aangevat en duurden tot 1350. De kerk overleefde vier branden en de problemen tijdens de Franse revolutie. Bij het verdwijnen van de Sint-Donaaskerk en de heroprichting van het bisdom kreeg zij in 1834 de titel van kathedraal. In de 19de eeuw werd de Neo-Romaanse toren afgewerkt. Het hoogaltaar dateert uit 1642 en werd ontworpen naar de plannen van J. Cocx. Boven het altaar staan de beelden van de drie patroonheiligen van de kerk: Christus de Verlosser, Sint Donaas en Sint Elooi. De arendlezenaar dateert van 1605. Het doksaal met het orgel uit 17de-18de eeuw, bevindt zich tegen de achterwand van de kerk. In het midden prijkt het witmarmer beeld van "God de Vader" door Artus Quellin de Jonge gebeeldhouwd in 1682. De preekstoel is gemaakt door Hendrik Pulinx in Lodewijk XVI-stijl. Er onder staat het beeld van Sint Elooi met het plan van de kerk in zijn hand, het werd in 1780 door L. Taminne gekapt. Een nog belangrijker kunstwerk van de kathedraal zijn de koorstoelen uit 1430. Boven het koorgestoelte bevinden zich de wapenschilden van het 13de kapittel van de Orde van het Gulden Vlies dat hier in 1478 gehouden werd. De wandtapijten werden in 1731, in opdracht van bisschop Van Susteren, te Brussel gemaakt. De grotere koperen poort werd geslagen en gegoten door Somers. De kerk werd verrijkt met heel wat kunstwerken afkomstig uit andere kerken en kloosters. Het kerkmuseum bevat merkwaardige kunstschatten zoals een tripiek van Dirk Bouts "De marteling van de Heilige Hippolytus" (1470-1474). In de kapittelzaal tref je het kostbare sierweefsel aan dat de Heilige Maagd tussen de kerkleraren voorstelt. Even belangrijk of zelfs belangrijker is de tripiek van Pieter Pourbus uit 1599, "Het Laatste Avondmaal". In 1995 werd de kathedraal herontdekt en begon een grootschalige opwaardering met ondermeer een grondige restauratie en renovatie die afgerond werd in 2011.
12.Sint-Walburgakerk De moeilijk te vinden Walburgakerk werd door de Brugse Jezuïtenbroeder P. Huyssens gebouwd tussen 1619 en 1642. Oorspronkelijk was het ook de kloosterkerk van de broeders en was deze toegewijd aan de heilige Franciscus Xaverius wiens standbeeld in de nis boven de deur staat. In 1779 werd de orde opgeheven en veranderde de bidplaats in een parochiekerk. Ten zijde van de Franse revolutie werd ze herschapen tot Tempel van de Rede. In 1802 werd ze terug voor de eredienst vrij gegeven. De preekstoel uit 1667-1669 (A. Quellinus), de marmeren communiebank en het gebeeldhouwde hoogaltaar (H. Verbruggen) zijn zeer kostbare kunstschatten. 41.Sint-Donaaskathedraal De Burg behoort tot de oudste kern van de stad. Arnulf I bouwde de Brugse burcht uit tot een machtscentrum met keizerlijke allures, een gebied van 1,5 ha. Binnen deze versterking werd in het noorden de burchtkerk opgetrokken, toegewijd aan Onze Lieve Vrouw en Sint Donaas. Hieraan ontleende de burcht zijn tweeledige functie: de zuidelijke helft had een burgerlijke functie en de noordelijke helft een kerkelijke. De voormalige SintDonaasproosdij werd gebouwd om de administratie van de kerk bij te houden. Sinds de sloop van de SintDonaaskathedraal in 1799 is het plein zowat verdubbeld in oppervlakte tot circa 1,1 hectare. De helft waar de kathedraal stond is nu bezet door enkele bomen, een kleine parking, een petanquebaan en het vervallen kunstwerk van Toyo Ito. De overgebleven funderingen zijn op afspraak te bezichtigen, verwittig hiervoor je leerkracht zodat hij vooraf kan reserveren. Op deze gravure uit 1735, rechts, valt de toestand van de kathedraal te zien zoals deze in de 18de eeuw was.
Musea 13.Bruggemuseum-Archeologie Onder de naam ‘Bruggemuseum’ vallen alle stadsmusea die niet uitdrukkelijk op de schone kunsten gericht zijn. Het tweede deel van de naam verwijst naar het thema, in dit geval archeologie. In het kloppend hart van Brugge kun je dit museum in de schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk vinden. Dit is wellicht het meest didactische museum van Brugge, tot nog toe. Kinderen mogen zelf dingen ontdekken door te zoeken, voelen, ruiken en zien. Het museum focust zich op de prehistorie, de Romeinse tijd, de vroege en hoge middeleeuwen en legt verbanden met onze tijd. Het museum heeft een thematische indeling met de verdeling in wonen, werken, leven en sterven. 14.Arentshuis Dit museum is gekoppeld aan het Groeningemuseum, wanneer men het over het Groeningemuseum heeft wordt vaak gerefereerd naar beide musea. Ook hier worden de Schone Kunsten van de 15de eeuw tot 21ste eeuw tentoongesteld. De troeven van het Arentshuis zijn de collectie van Frank Brangwyn, een Brits-Brugse kunstenaar, en de tijdelijke collecties. 15.Bruggemuseum-Belfort Ook het Belfort staat in de lijst van ‘Bruggemuseum’. Het werd rond 1240 gebouwd en met een prachtige houten toren voorzien. Het was zeker geen kerk of kathedraal zoals heel wat mensen denken. De functie van het gebouw is dan ook uniek in het historische Vlaanderen: West –en Oost-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en FransVlaanderen. Het gebouw diende om te pronken met de rijke handel en om de Hallegeboden bekend te maken. De Hallegeboden waren nieuwe wetten of decreten die door de baljuw werden verkondigd aan het balkon. Onderaan liggen de galerijen of Hallen die dienden als vergaderzaal voor de magistraten en als ontmoetingsruimte. Momenteel dient het voor exposities. Een verdiep hoger lag de schatkamer en het archief dat in 1280 afbrandde, dit dwong het stadsbestuur om een nieuw stadhuis te bouwen op de Burg. In 1296 werd de toren opnieuw gebouwd, maar in steen en met een hoge houten spits. Tijdens een uitbreiding in 1483-1487 werd het achthoekige gotisch bovengedeelte gebouwd. De spits brandde door een blikseminslag in 1493 opnieuw af samen met de beiaard. De spits werd opnieuw gebouwd maar brandde in 1741 opnieuw af. Het werd in 1753 nogmaals hersteld maar in 1822 besloot het stadsbestuur geen risico’s meer te nemen en de top met een neogotische kroon af te werken. Sindsdien werd de toren voornamelijk
gebruikt om overzicht te hebben over de stad om zo vlug brand te situeren. Het Belfort is 84 meter hoog, helt 1 meter naar links en is 45 meter breed. Als je naar de top wil gaan, moet je 366 treden beklimmen. De klokken zijn in 2009-2010 vernieuwd evenals de hele beiaard. In de oude schatkamer kun je nog enkele gebruiksvoorwerpen, zoals een klepel en een schatkist, bezichtigen. Verder is er niets, behalve het gebouw zelf met zijn panorama, dat dit museum aantrekkelijk maakt. 16.Groeningemuseum Het Groeningemuseum is het museum voor Schone Kunsten in Brugge. Het behandelt een periode van de 15de eeuw tot de 21ste eeuw. Het is hier dat de Vlaamse Primitieven onderdak vonden samen met een breed gamma uit de late middeleeuwen en de renaissance. Het museum is zeer gemengd want ook barok, neoclassicisme en het realisme komen aan bod. Het wereldberoemde werk ‘Madonna met kanunnik Joris van der Paele’ dat geschilderd werd door Jan van Eyck (zie schilderij hieronder) is de grootste troef van het museum. Af en toe vinden er tijdelijke exposities plaats met zeldzame en beroemde werken die soms nog nooit eerder in Europa werden getoond.
17.Bruggemuseum-Gruuthuse Het Gruuthusemuseum, dat in dit gebouw werd ondergebracht in het 15eeeuwse stadspaleis van de heren van Gruuthuse aan de Dijver, bezit de meest gevarieerde verzameling toegepaste kunst of sierkunst van Brugge van de 13e tot de 19e eeuw. Men treft er naast een grote collectie beelden, bezienswaardige Brugse wandtapijten en meubilair, edelsmeedwerk, tin, wapens, keramiek en muziekinstrumenten aan. Blikvanger is de beruchte 18e eeuwse guillotine, opgesteld in de wapenzaal. Het paleis met de verscheidene interieurs ademt een bijzondere sfeer. Vooral in de keuken en in de originele middeleeuwse bidkapel, gebouwd in 1472, waant men zich nog in de late middeleeuwen. De beroemdste bewoner van dit monumentale pand was Lodewijk van Gruuthuse. Het was de familie van Lodewijk dat het ‘gruutrecht’ bezat. Gruut is een mengeling van gedroogde planten en kruiden die het bier een zoete afdronk geeft. Bier werd al gemaakt en gedronken door de Kelten maar toch was dit vernieuwend. Iedereen die bier brouwde moest dus belastingen betalen op het gebruik van gruut aan de familie Gruuthuse. Toen hoppe in de 14de eeuw zijn intrede deed, gebruikten steeds meer mensen hop om het bier zijn afdronk te geven. Lodewijk sloot een akkoord voor de afschaffing van de belasting op gruut, in de plaats moest iedereen die simpelweg bier brouwde een belasting betalen. De rijkdom van de familie groeide bijna ongezien aan. 19.Memling-in-Sint-Jan – Hospitaalmuseum Het ‘Memling-in-Sint-Jan – Hospitaalmuseum’ is de huidige naam van het vroegere ‘Oud Sint-Janshospitaalmuseum’. De grootste troef van dit museum is de Memlingcollectie, werken geschilderd door Hans Memling, waardoor de naam is gewijzigd. Met de naamwijziging ging ook het bezoekersaantal in de lucht omdat de mensen het museum sneller online vonden. Hans Memling werd een internationale beroemdheid door zijn meesterwerken zoals het Ursulaschrijn. Andere artiesten uit de collectie zijn Jan Provoost, Jan Beerblock en Philippe van Bree. De collecties zijn ondergebracht in het gebouwencomplex van het middeleeuwse ziekenhuis. In het begin van de 13de eeuw begon men met de bouw van het ziekenhuis die duurde tot ongeveer 1310. Een
broederschap verzorgde hier de mensen en later de Augustinessen in de drie ziekenzalen (zie foto). De mensen die van ver kwamen kregen voorrang, hier komt het gekende gezegde ‘Zie je van Brugghe, zet je vanachter, je moe van voaren in de reeke nie goan stoan’ vandaan. In 1856 en 1864 werd het ziekenhuis nog uitgebreid maar in 1976 verhuisde het naar zijn huidige locatie in SintPieters. Het ziekenhuis kan gezien worden als een mijlpaal in de medische wereld. Een apotheek met kruidentuin en vol naslagwerken over geneeskunde maken de collectie af. Ook de begrippen aderlating en chirurgijnen zijn hier ontstaan. Het wapenschild van Sint-Jan was een lam met vlag zoals op de twee foto staat afgebeeld. 20.Bruggemuseum-Volkskunde Het Museum voor Volkskunde is een volkskundig museum dat bestaat uit acht 17de-eeuwse godshuizen, met een hedendaagse architecturale uitbreiding, die een collectie oude voorwerpen per thema in verschillende decors van weleer herbergen: een klasje, een schoenmakerij, hoedenmakerij, een kuiperij, een typische Vlaamse woonkamer, een suikerbakkerij, een apotheek, een herberg, een kleermakerij, traditioneel textiel en een authentiek slaapkamerinterieur. Het museum werd in 1937 gesticht door volkskundige Guillaume Michiels, die er lange tijd conservator van was. Op donderdagnamiddag wordt er op ambachtelijke wijze snoep bereid. In dit museum ligt café de ‘Zwarte Kat’, naar aloude traditie loopt er een zwarte kat in het museum rond. 21.Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie is net als het Oud Sint-Jan in de 13de eeuw (1276) gesticht en beheerd door de Augustinessen. De naam Potterie is afkomstig van de bijhorende kapel der pottenbakkers. Bij het hospitaal hoort een kerk. Een mirakelbeeld van Onze Lieve Vrouw in die kerk bezorgde
de kerk een bedevaartsstatuut en de nood om zieken op te vangen werd groot. Het museum toont gebruiksvoorwerpen en kunstwerken die in het hospitaal werden gebruikt. Een indrukwekkende zilvercollectie en het vergeten meubilair zijn de echte schatten van dit museum. 23.Bruggemuseum-Stadhuis Het stadhuis van Brugge, is één van de oudste stadhuizen in de Lage Landen. Met de bouw van het stadhuis, gelegen op de Burg, begon men in 1376, in 1421 werd het voltooid. Het werd gebouwd in de vorm van een schrijn, in laatgotische stijl, een stijl die men onder meer ook in Leuven terugvindt, met een rechthoekig grondplan, hoektorens en een hoog zadeldak. Het imposante, rijke ontwerp getuigt van de economische bloei van Brugge in de 14e eeuw. Op de gevel bevinden zich beelden van Bijbelse en historische figuren (zoals de graven en gravinnen van Vlaanderen) onder versierde baldakijnen. Deze beelden werden meermaals vernieuwd. Vooral tijdens de Franse Revolutie werden heel wat originele beelden vernield. Verscheidene musea bezitten nog authentieke stukken van deze beelden. De beelden werden door toenmalig eigentijdse beelden vervangen, hetgeen tot veel discussie leidde. De gekanteelde borstwering is afgewerkt met erkertorentjes. Het zadeldak draagt op de nok een vorstkam, en er zitten talrijke daknissen in verwerkt. Origineel bevond de linkeringang zich in de eerste travee. In 1766 werd die vervangen door een ingang die symmetrisch stond ten opzichte van de rechteringang. Een brand in 1887 bracht veel schade toe aan het interieur. Tussen 1895 en 1905 werden renovaties uitgevoerd. Op de eerste verdieping kan men de Gotische Zaal bezoeken, met onder andere een indrukwekkend houten hanggewelf en historische muurschilderingen. In de Historische Zaal worden een aantal voorwerpen, documenten en schilderijen tentoongesteld die te maken hebben met de geschiedenis van Brugge. 24.Bruggemuseum-Gezelle Guido Gezelle (Brugge, 1 mei 1830 - 27 november 1899) was een Vlaamse schrijver, hekeldichter en vertaler. Hij werd vooral bekend door zijn fijnzinnige gedichten over de natuur en zijn beeldend taalgebruik. Hij werd geboren als oudste kind van Monica Devrieze en Pieter Jan Gezelle, een Vlaamse hovenier te Brugge. In zijn geboortehuis bevindt zich momenteel het Guido Gezellemuseum. Guido Gezelle was eveneens de oom van de beroemde Vlaamse schrijver Stijn Streuvels. In 1854 werd hij tot priester gewijd. Gezelle werd leraar poëzie aan het Klein Seminarie van Roeselare, waar hij ook het laatste deel van zijn priesteropleiding deed. Hij had zeer dichte vriendschapsrelaties met zijn leerlingen, onder andere met Eugène Van Oye, voor wie hij "Dien Avond en die Rooze" schreef. In 1860 werd hij na moeilijkheden ontslagen
en naar Brugge overgeplaatst, waar hij onderrector werd van de Engelse kostschool en na opheffing daarvan leraar aan het Engelse seminarie. In 1865 werd Gezelle benoemd tot onderpastoor van de Walburgakerk te Brugge, later tot onderpastoor in Kortrijk en in zijn laatste jaar tot bestuurder van een Frans nonnenklooster. De laatste paar jaar van zijn leven trok Gezelle zich steeds meer uit het openbare leven terug. Hij concentreerde zich onder meer op het werk van de 14eeeuwse mysticus Jan van Ruusbroec. Geleidelijk aan namen zijn krachten af en het voltooien van een grote vertaalopdracht van de overheid vergde veel van hem. Hij kreeg nog een aanstelling als geestelijk raadsman in een Engels nonnenklooster te Brugge en accepteerde zijn verhuizing, hoewel hij er eigenlijk niet meer de kracht voor had. Korte tijd later werd hij ziek. Op 27 november 1899 stierf hij, 69 jaar oud. Zijn laatste woorden werden opgetekend door zijn neef Caesar Gezelle, die bij zijn sterven aanwezig was: " 'k Geloof dat ik altijd geleefd hebbe in eenvoud en oprechtheid des harten." " 'k Hoorde zo geerne de veugelkens schufelen." Postuum werden in 1901 de gedichten uitgegeven die men vond na zijn overlijden. Deze bundel heet ‘Laatste verzen’. Het bevat onder meer gedichten over de natuur, vormgegeven met Gezelles karakteristieke fijngevoeligheid en beeldende kracht. En is geïnspireerd door zijn diepe ontroering en religieuze verwondering over de schoonheid in alles wat leeft, wat hij zag als eerbetoon aan God. God had naar zijn innerlijke overtuiging alles geschapen. Het Guido Gezellemuseum is sinds 1926 al een museum te Brugge. Het museum is gewijd aan het leven en het oeuvre van de Guido Gezelle, en is gevestigd in zijn geboortehuis. Achter het huis, onder een schaduwrijke ceder, staat het borstbeeld van de geliefde Brugse schrijver en dichter. Het huis herbergt tijdelijke presentaties en tentoonstellingen over woordkunst. Ook de tuin is opengesteld voor het publiek, met daarin als blikvanger het beeld "De man die vuur geeft" van Jan Fabre. In diezelfde tuin bevindt zich ook een biologisch aangelegde groentetuin, die de stadsbewoners dient warm te maken voor biologisch tuinieren. 32.Bruggemuseum-Brugse Vrije Het Brugse Vrije was een rijk landbouwgebied, met een eigen burggraaf die zetelde op de Burg, en maakte vanaf het einde van de 14e eeuw deel uit van de Vier Leden van Vlaanderen, samen met de drie grote steden Gent (Gentse Oudburg), Brugge en Ieper. Het Brugse Vrije zetelde ook in de bijeenkomsten van de Staten van Vlaanderen. Rond het jaar 1000 en onder het bestuur van graaf Boudewijn IV (980-1035) werd de kasselrij van Brugge opgericht als onderdeel van zijn graafschap. Aan het hoofd kwam dan een burggraaf, die de graaf van Vlaanderen vertegenwoordigde. Eerst heette het gebied de kasselrij van Brugge om later de naam Brugse Vrije aan te nemen. Het was eind 16e eeuw onderverdeeld in 35 ambachten, al dan niet met verschillende autonomie wat fiscaliteit en rechtspraak betrof. Het bestuur van het Brugse Vrije was gevestigd aan de Burg, het plein waar zowel de burgerlijke als de geestelijke besturen aanwezig waren. Aanvankelijk zetelde het Vrije naast het Steen,
aan de Westkant van de Burg. In de 15e eeuw verhuisde het Vrije naar de overzijde, waar het een gedeelte van de voormalige grafelijke Love kon innemen. De Bourgondische hertogen verplaatsen immers de grafelijke residentie naar het nieuwgebouwde Prinsenhof. In 1434-1440 bouwde het Vrije een vierschaar bij aan de zuidzijde richting Groenerei. In 1520-1525 werd het complex uitgebreid tot aan de rei met een nieuwe grote vierschaar, de schepenkamer en een vertrekkamer. De bouwmeester was Jan van de Poele. Aan de Burgzijde werd in 1528-1532 een galerij met rondbogen opgetrokken (vandaar de naam Love). Naast de schepenkamer kwam in 1606-1607 nog een kapel en een wezenkamer in 1664-1666. Daardoor kwam de nog bestaande gevelrij tot stand, kant Groenerei. Uiteindelijk werd het gedeelte van het Landhuis dat zichtbaar is op de Burg en door de aankoop van de Love in 1555 aanzienlijk was vergroot, in 1722-1727 verbouwd in de classicistische stijl naar een ontwerp van Jan Verkruys. Het intussen geklasseerde (1938) gebouw bestaat nog altijd in die vorm en deed van 1795 tot 1984 dienst als gerechtsgebouw. Nu heeft in het gebouw op de Burg het Stadsarchief zijn thuis gevonden, waarbij de leeszaal in de kapel is gevestigd. Naast de oude assisenzaal ligt de renaissancezaal. In deze voormalige schepenkamer van het oude paleis van het Brugse Vrije bevindt zich de monumentale 16de eeuwse Keizer-Karel-schouw, in eikenhout, marmer en albast, ontworpen door Lanceloot Blondeel. Op de foto kunt u de achtergevel van het gebouw zien, deze is het best bewaard gebleven.
42.Oud Sint-Jan – Middeleeuwse apotheek Een deel van het ‘Memling-inSint-Jan – Hospitaalmuseum’ bestaat uit de middeleeuwse apotheek. De apotheek is sinds de verhuis van het ziekenhuis, in 1976, naar zijn huidige locatie op Sint-Pieters, niet meer in gebruik. De kruiken, potten, kannen, recepten, weeginstrumenten, portretten en meubilair zijn zo goed bewaard gebleven. Hier hangen de portretten op van alle voormalige (en de huidige) OCMW-directeurs (OCMW: instelling voor kansarme gezinnen). 43.Oud Sint-Jan – Ziekenzalen Op deze plaats kun je de zoektocht naar het evenwicht tussen verleden en heden van het historisch Brugge goed volgen. Aan de ene kant zie je de verloederde parkeerplaatsen. Op deze locatie zijn plannen om een parkeercomplex te bouwen maar er wordt hard geprotesteerd door omwonende Bruggelingen en cultuurliefhebbers. Deze mensen opperen voor de heraanleg van de vroegere tuinen van het SintJanshospitaal. Aan de andere kant (zie foto) kun je de oude ziekenzalen uit 1864 zien, tegenwoordig uitgebaat als alternatief café. In de verte zie je het Oud Sint-Janshospitaalmuseum en rechts kun je op een zonnige dag de boten vol toeristen zien voorbij snorren. 44.Bruggemuseum-Gentpoort De Gentpoort is een van de nog maar vier overgebleven Brugse stadspoorten. De poort is onderdeel van de tweede Brugse stadsomwalling uit 1297. De huidige poort werd samen met de Kruispoort en de verdwenen Katelijnepoort gebouwd door Jan van Oudenaerde in het begin van de 15e eeuw. Aan de Gentpoort loopt de Gentpoortbrug over de Ringvaart. Tussen de 2 ronde torens bevindt zich de doorgang
onder een spitsboog. In een beeldnis boven de doorgang bevindt zich een beeld van de heilige Adriaan, die de stad tegen de pest moest beschermen. De voorpoort en de ophaalbruggen zijn verdwenen. De aparte voetgangersdoorgangen zijn recente toevoegingen. In de grote bovenzaal, die door een kruisribgewelf overkluisd is, bevindt zich een open haard, waar de wachters zich konden verwarmen. In het poortgebouw bevindt zich nu een museum. In dat museum kun je schieten met een kruisboog, een blik werpen over Brugge vanop het terras of gewoon enorm veel te weten komen over de verdediging en het water van Brugge! 45.Bruggemuseum-Sint-Janshuismolen De Sint-Janshuismolen, ligt op de vesten aan de rand van het stadscentrum. De huidige molen kent zijn bouwjaar in 1770 en fungeert als korenmolen. Het is reeds de derde molen op die plek. Hij dankt zijn naam aan het gasthuis van Sint-Jan. Het gasthuis van Sint-Jan heeft de molen wellicht nooit in zijn bezit gehad, maar er werd wel een rente in opgelegd ten voordele ervan. De tijd van de eerste molen is niet gekend. Circa 1550 werd de molen herbouwd, maar hij waaide echter omver omstreeks 1744. Pas in 1770 werd de huidige molen opgericht. Het bouwjaar staat gesneden in de ijzerbalk. Boven de ingang was de naam "Sint-Aubertus" gekapt. Sint-Aubertus was de patroon van het Brugse bakkersambacht. Op 3 april 1914 kocht Brugge de molens voor de prijs van 5000 franken Frans Gevaert was hierbij de laatste Brugse vrije korenmolenaar. De stad Brugge was aanvankelijk van plan de molens te slopen. Nadien zag men de waarde in van de laatste molens op de vesten van Brugge. De molen werd hersteld, maar het was pas in 1964 dat de molen terug in actie kwam. Hierdoor kwam er meer en meer molenbezoek op gang. De molen kende een grondige opknapbeurt in 2001, in functie van "Brugge, culturele hoofdstad van Europa 2002".
46.Bruggemuseum-Koeleweimolen De Koeleweimolen bevindt zich iets dichter bij de Dampoort, aan de rand van het stadscentrum. De molen kent zijn bouwjaar in 1996 en fungeert als korenmolen. Het is een reconstructie van de Bosterhoutmolen. Deze stond oorspronkelijk in Meulebeke. De molen werd er gebouwd in 1765-1766 en bleef er functioneren tot in 1958. Voor de aanleg van een nieuwe weg zou men de molen een vijftigtal meter verplaatsen. Toen men de molen gedemonteerd had, ging het plan echter niet meer door en heeft men de molen verkocht aan de stad Brugge. In 1996 heeft de stad Brugge de molen herbouwd en hem de Koeleweimolen genoemd. De molen doet nog steeds dienst als ‘graanmolen’ samen met de Sint-Janshuismolen.
Monumenten en bezienswaardigheden 18.Kantcentrum Het kantcentrum is gelegen in de schaduw van de Jeruzalemkerk. In enkele gerestaureerde godshuizen waar vroeger nog kantwerksters woonden is momenteel een museum voor kant aangelegd. Kant was in de middeleeuwen en nieuwe tijd zeer populair. Er bestaan veel portretten van rijke mensen die, om te pronken, een kraag uit kant droegen (zie foto). Hoe meer kant, hoe rijker je was. Oorspronkelijk werd er een kantschool opgericht om meer mensen op te leiden in het maken van kant, om zo hun inkomen omhoog te brengen. De school kende veel succes en mocht zelfs tijdens de Oostenrijkse overheersing blijven verder bestaan ondanks het werd geleid door Apostolinnen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam dan toch een sluiting die tot 1922 duurde. Bij de heropstart kwamen veel mensen helpen en lessen volgen maar al in 1930 kwam machinale kant op waardoor het dagonderwijs in 1961 volledig werd stopgezet. In 1970 werd het Kantcentrum opgericht om de oude glorie en het Brugse handelsproduct van weleer te eren. Toch in een serieus afgeslankte vorm door een gebrek aan subsidies. 22.Oude Griffie De archieven van de stad Brugge werden sinds de elfde eeuw bewaard in het Belfort, symbool van de stedelijke autonomie. De belangrijkste stukken die er werden bewaard bevestigden de Brugse autonomie: de privilegies en charters, die als bewijs diende tegen vorsten en andere gezagdragers. De voornaamste uitingen van deze autonomie zijn de stadsrekeningen. Op 15 augustus 1280 werd het belfort door een zware brand getroffen en het volledige archief ging in de vlammen op. Dit betekende een ramp, omdat andere partijen, beseffende dat Brugge zijn bewijsstukken had verloren, er misbruik van maakten om hieruit eenzijdig voordeel te halen. Dit gold onder meer voor de graaf van Vlaanderen. De Brugse overheid diende een strijd aan te gaan om de vroegere vrijheden schriftelijk bevestigd te zien. Na 1280 is een nieuw archief tot stand gekomen. Het is niet meer door branden geteisterd en is nagenoeg compleet tot ons gekomen. Dit geldt in de eerste plaats voor de twee belangrijkste reeksen: de politieke charters en de stadsrekeningen, die praktisch volledig bewaard zijn. Toen er in 1741 opnieuw brand uitbrak in het belfort en de archieven weer gevaar liepen, werden ze dringend weggesleept en naar de Civiele Griffie (zie foto) naast het
stadhuis gebracht, waar ze nu nog steeds hun plaats hebben. Het stadsarchief van Brugge behoort tot de belangrijkste archieven op het Europese vasteland, met als voornaamste rijkdom de stadsrekeningen, onafgebroken, sedert 1281, en de charters en oorkonden vanaf de elfde eeuw, die algemeen worden beschouwd als één van de hoofdbronnen voor de geschiedenis in de Lage Landen. Het gouden beeld in het midden stelt Justitia voor, dit gebouw diende daarvoor tevens als gerechtsgebouw. 25.Begijnhof Een begijnhof is een gesticht bestaande uit een tuin met woningen, waar vroeger begijnen woonden. Begijnen zijn ongetrouwde vrouwen die besluiten om samen te wonen zoals in een godsdienstige vereniging maar zonder het afleggen van kloostergeloften. Ze werden pas toegelaten na een belofte van kuisheid en gehoorzaamheid. Aan het hoofd stond een grootjuffrouw die alles in goede banen moest leiden. Het leven van een begijn bestond voornamelijk uit handenarbeid, liefdadigheid en gebed. Het begijnhof van Brugge dateert van 1244 en is de allereerste die werd opgericht in België en Nederland. In 1927 waren er te weinig begijnen over en nam een kloosterorde haar intrek in het Begijnhof van Brugge. Ook deze kloosterorde was te uitgedund waardoor het Begijnhof sinds 1998 door het stad beheerd wordt. 26.Bisschoppelijk Paleis Het Bisschoppelijk Paleis was een vroegere patriciërswoning die in 1549 in renaissancestijl herbouwd werd. Sinds 1835 wordt het door de bisschoppen van Brugge bewoond. Het gebouwenblok is te vinden in, niet toevallig, de HeiligeGeeststraat 4. Naast de belangrijke bibliotheek die in het Grootseminarie is gehuisvest, heeft het bisschoppelijk paleis en archief ook nog een eigen bibliotheek. Deze bibliotheek is opgebouwd op basis van privé-bibliotheken van de opeenvolgende bisschoppen, van kloosterbibliotheken, van de bibliotheek van het Kleinseminarie in Roeselare en van schenkingen. In 1955 werd een groot deel van de historische collectie overgebracht naar de bibliotheek van het Groot Seminarie in Brugge. De bibliotheek bevat 266 oude drukken van 16de tot 18de eeuwen (waaronder 5 postincunabelen) en 1.747 drukken uit de 19de eeuw. De bibliotheek is, net als het archief, ongeveer elke werkdag toegankelijk, bij voorkeur mits afspraak vooraf.
27.Seminarie Bisdom Brugge Het Grootseminarie van Brugge is een soort school voor priesterkandidaten van het bisdom Brugge. Het bevindt zich aan de Potterierei in Brugge. Het Grootseminarie staat in voor de opleiding van de priesters, diakens (rechterhand van de priester) en parochieassistenten. Naast deze hoofdopdracht organiseert het ook verschillende nevenactiviteiten, zoals de Theologische academie en de School voor geloof. Het Grootseminarie beschikt over een uitgebreide bibliotheek en is gehuisvest in de 17e-eeuwse gebouwen van de voormalige Duinenabdij. 28.Hof Bladelin Het Hof Bladelin is een huis in Brugge dat in 1451 werd gebouwd in opdracht van Pieter Bladelin. Pieter Bladelin was de raadgever van Filips de Goede en schatbewaarder van de ‘Orde van het Gulden Vlies’. Binnen in het hof is een arcade met twee gebeeldhouwde kraagstenen waarop de ribben rusten. Ze zijn versierd met scènes die zinspelen op de taken van Pieter Bladelin. Pieter Bladelin was een van de rijkste mensen in de Bourgondische Nederlanden en in 1448 begonnen hij en zijn vrouw Margaretha van Vagewierre aan een ambitieus project om een nieuwe stad te stichten, Middelburg, op drooggelegd land ten noordoosten van Brugge. Dat jaar bouwde Pieter Bladelin er een kasteel en amper zes jaar later werd de stad voltooid. Bladelins huis in Brugge werd in 1472 eigendom van de De Medici's, een machtige bankiersfamilie uit Florence, die het huis als bankfiliaal in handen gaven van Tommaso Portinari. In 1497 werd het huis verkocht aan de Heer van Fiennes. Vandaag zijn in het Hof Bladelin een klooster van de ‘Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van 7 Weeën’ en serviceflats ondergebracht.
29.Huis ‘Ter Beurze’ Het gebouw ‘Ter Beurze’ is wellicht afkomstig van familie Van der Burse. Het lag tussen de gebouwen van de handelfederaties zoals de Saaihalle waar de Genuezen verbleven. In het gebouw verzamelden de handelaren zich om goederen te verkopen of te ruilen. Om met minder geld te werken gebruikte men papier dat als waarborg telde. Zo ontstond de eerste beurs op de wereld. Dit gebouw was het eerste beursgebouw ooit. Na het groot succes van dit nieuw systeem werd het uitgebreid naar Gent, Amsterdam, Venetië, Antwerpen en uiteindelijk naar Londen waarna het over de ganse wereld geïnstalleerd werd. De naam beurs werd in andere talen overgenomen. De beurs had een enorme impact op het geldwezen en op de markt, deze instelling wordt vandaag nog altijd gebruikt. Het systeem heeft één nadeel, er wordt vaak gespeculeerd wat niet goed is, vooral niet in een economische crisis. 30.Joseph Ryelandtzaal De Joseph Ryelandtzaal op het Achiel van Ackerplein is een concertzaal die zich in de kerk van het voormalige kloostercomplex van de Theresianen bevindt. Er kunnen zowel klassieke als andere concerten gehouden worden. Het gebouw komt volledig tot zijn recht op het Achiel van Ackerplein, genoemd naar Achiel van Acker, oud-premier van België. Zijn zoon, Frank van Acker, was burgemeester van Brugge van 1977 tot 1992.
31.Stadsschouwburg De Stadsschouwburg was tot de bouw van het Concertgebouw, in 2002, de plaats voor cultuurbeleving. In 1864 werd besloten om het op deze huidige locatie te bouwen. De oude theaterzaal uit 1756, 45 huizen en enkele straten verdwenen voor de bouw van dit complex. 150 inwoners moesten elders hun onderkomen zoeken. Het ontwerp komt van Gustave Saintenoy en is gebaseerd op het Parijse operagebouw van Charles Garnier. Op 30 september 1869 opende het gebouw zijn deuren voor het eerst met een voorstelling van ‘Les mousquetaires de la reine’. Het wordt door bijna alle artiesten gezien als de mooiste Belgische schouwburg, voornamelijk dankzij het indrukwekkende interieur dat onlangs gerestaureerd werd. In totaal is er plaats voor 700 mensen.
33.Tolhuis Dit gebouw kun je vinden op het Jan van Eykplein, het bevat 100 000 boeken en 600 handschriften afkomstig van de Oude Duinen Abdij. Boven de toegangspoort prijkt het wapenschild van de Heren van Luxemburg. De vaartuigen die vroeger hun ladingen naar de Grote Markt brachten moesten aan dit gebouw tolrechten betalen. De kleine gevel links van het Tolhuis behoorde tot het ambacht der kruiers.
34.Poortersloge De Poortersloge (op de foto rechts) is een gebouw uit de 15de eeuw. Na een brand in 1755 werd het gedeeltelijk herbouwd. Het gebouw was de vergaderplaats voor de vooraanstaande burgers van de stad en het ‘Genootschap van de Witte Beer’.. De beroemde Bruggelingen kregen er een standbeeld en ook het legendarisch ‘Brugsch Beertje’, uit de legende van Boudewijn met ijzeren arm, kun je hier vinden op de hoek van de Poortersloge. Na het vertrek van het genootschap in 1715 was dit het onderkomen van de Vrije Kunstacademie tot 1890. In de loge is momenteel het rijksarchief gesitueerd samen met kerkelijke en burgerlijke documenten die reeds vanaf de 11de eeuw worden bewaard. 35.Proosdij De proosdij op de Burg maakte vroeger deel uit van de Sint-Donaaskerk (en later kathedraal). Het was gebouwd tegen de zuidelijke gevel van de kerk en was de uitvalsbasis van de kanunniken die in kerk werkten. Het gebouw dateert ongeveer van de eerste helft van de 11de eeuw. De eerste naam van een proost komt voor in 1046. De proosdij behoorde tot het bisdom Doornik tot 1559 toen bisdom Brugge ontstond.
36.Provinciehuis Het Provinciaal Hof, op de markt gelegen, is het prachtige neogotische complex op de Markt van Brugge. Vóór de bouw van het bestuursgebouw van het ‘Provinciehuis Boeverbos’, vergaderde de provincieraad in de raadzaal van het Provinciaal Hof. Nu heeft het gebouw vooral een ceremoniële functie. De Provincie organiseert er regelmatig plechtige vergaderingen en tentoonstellingen. Een bezoek aan de indrukwekkende zalen en de trappenhal, met een uiteenzetting over de schilderijen is meer dan de moeite waard maar omslachtig te reserveren.
37.Schuttersgilde Sint-Joris De schuttersgilde van Sint-Joris (wapenschild: foto rechts), heeft net als hun collega's van de Sint-Sebastiaansgilde, een verzameling in hun lokalen van kostbare archivalia en een unieke verzameling kruisbogen. Het begin van de Brugse Koninklijke kruisbooggilde Sint-Joris en Sint-Denijs moet men zoeken in de 13de eeuw. Steden richtten schuttersverenigingen in geval van oorlog. Niet iedereen mocht lid worden van een schuttersgilde. In vele gevallen was dit voorrecht voorbehouden aan de rijkere mensen van de stad. De gilde zelf werd genoemd naar ‘Sint Joris de drakendoder’ en Sint Denijs, de hoofddrager (omdat hij zijn hoofd opnam nadat hij onthoofd was en ermee ging wandelen). De gilde had reeds van het begin een groot aanzien. In de Heilig-Bloedprocessie, liepen de leden van de gilde direct achter het schrijn van het Heilig Bloed. Maar de gilde werd ook ingezet in oorlogen. In 1382 werden ze ingezet als onderdeel van Franse leger tegen Gent. In 1436 deden ze mee aan het beleg van Calais. Een oude kloktoren in de Sint-Jorisstraat staat, is een stille getuige van het eerste gebouw van de schuttersgilde. De gilde groeide zo dat ze voor 1400 werd opgesplitst in het Oudhof en Jonghof. Het Jonghof was, zoals de naam het zegt, voor de jongere leden. Het Oudhof omvatte de oudere leden. De beide gilden bleven naast elkaar bestaan tot 1786. Op dat moment was hun militaire rol reeds lang uitgespeeld. Hun enige doel was het beoefenen van het kruisboogschieten. 38.Schuttersgilde Sint-Sebastiaan De schuttersgilde Sint-Sebastiaan heeft in zijn lokalen, van de aloude handboogschuttersgilde, waardevolle schilderijen, belangrijke archivalia en herinneringen aan het lidmaatschap van Belgische en Britse vorsten bewaard. De Sint-Sebastiaansgilde te Brugge bestaat als gilde reeds meer dan 600 jaar, en dit ononderbroken tot op dag van vandaag, wat haar uniek maakt in de wereld. Na de Guldensporenslag in 1302 kregen de ambachtsgilden eindelijk de politieke erkenning en een zekere mate van rechtspersoonlijkheid, als emanatie van de stedelijke macht
en haar zelfbewustzijn. Zo verliep het ook bij de schuttersverengingen. De handboogschuttersgilde van Sint-Sebastiaansgilde te Brugge moet ergens ontstaan zijn tussen 1379 en 1396. 39.Stedelijk Conservatorium In 1847 werd door de voorzitter van het ‘tooneel en letterkundige maatschappij Kunstliefde’, Jean Baptiste Valckenaere, een zang- en toneelkundige school opgericht. Met één directeur en één leerkracht piano begon de school gestaag te groeien. Na het tweemaal verhuizen van de school kwam het uiteindelijk in 1886 terecht op zijn huidige locatie. De bekendste directeuren waren Karel Mestdagh (de Vlaamse Schubert) en Joseph Ryelandt (kreeg een muziekzaal naar hem vernoemd in de Ezelstraat). Vandaag is de school een groot instituut met vele leerlingen en wordt ze bij de grootsten van ons land gerekend. Het gebouw behoorde oorspronkelijk toe aan de familie Van Borssele, een rijke familie die tussen 1243 en 1917 veel grond bezat voornamelijk in Zeeuws-Vlaanderen (Zeeland in Nederland). 40.Vismarkt De vismarkt werd vroeger gehouden op de Grote Markt. In 1745 verhuisde de markt naar de Korenmarkt. Na verloop van tijd verdween de naam Korenmarkt en werd deze vervangen door de Vismarkt. In 1821 kwam de overdekte verkoopplaats. De vismarkt wordt nog dagelijks (behalve op zondag) gehouden. Een aantal viswinkels en visrestaurants hebben zich nabij het plein gevestigd. 47.Verversdijk De Verversdijk, vroeger ook Verwersdijk, heeft zijn naam te danken aan de al daar wonende ververs. Ververs zijn mensen die laken kleurden. Véél straten dragen, tot op vandaag, nog de naam van de ambachten die er werden beoefend. Tot in de 17de eeuw woonden nog verscheidene ververs aan de Verversdijk. Het is niet toevallig dat de Verversdijk aan de Reie gelegen is, het ambacht van de lakenververs had immers water nodig om de laken te kleuren en spoelen. De naam Verversdijk werd reeds gebruikt in de 13de eeuw. In een stadsrekening uit 1290 vinden we de naam ‘Verwersdyc’ en in die van 1291 is de naam ‘Varwersdyc’ (er waren toen nog geen algemene regels voor spelling).
48.Middeleeuwse hijskraan De middeleeuwse hijskraan was van groot belang voor de handel in Brugge. Een kleine tiental jaren geleden maakte het VTI van Brugge deze reconstructie. De kraan werd op het Jan van Eyckplein geplaatst waar hij in de middeleeuwen oorspronkelijk zou gestaan hebben. Dit kon men terugvinden in verschillende geschreven bronnen van handelaars, evenals op oude afbeeldingen. De hijskraan is tot spijt van sommigen verplaatst naar deze (afgelegen) hoek waar hij zijn glorie verliest. Er is nog steeds een discussie over het eigendomsrecht bezig. In de grote roterende raderen aan de zijkanten van de hijskraan liepen mensen die de ballast omhoog en omlaag hesen. Door een as in het centrum van de hijskraan kon deze draaien om de ballast van de boot op een andere plaats te laten zakken. 49.Vette Vispoort Godshuizen werden opgericht door ambachten of particulieren. De ambachten bouwden kleine huisjes voor hun 'verweecte' (oude en zieke) leden en hun weduwen. De ‘Vette Vispoort’ is een verborgen voorbeeld van zo’n godshuis. Het dateert van 1434 en wordt nog steeds bewoond. Dit gebouw heeft zijn eigen steeg die uitkomt op de Reie, zo was het zeer goed bereikbaar en toch kalm gelegen. De Sint-Jakobskerk bevindt zich aan de overkant van de straat en maakte dit godshuis zeer gewild. 50.Prinsenhof Aanvankelijk woonden de graven van Vlaanderen op de Burg. Het is pas vanaf 1396 dat het Prinsenhof genoemd werd als verblijfplaats van de graven, Bourgondische hertogen, hovelingen, ambtenaren en gasten. Oorspronkelijk bestond het Prinsenhof uit meerdere dienstgebouwen, een slottoren, een kapel, een kaatsbaan, een boomgaard en tuinen met ondermeer een exotische dierentuin. De omliggende stukken grond werden verkocht nadat Maria van Bourgondië om het leven kwam en de Bourgondiërs Brugge verlieten. Volgens het boek ‘De leeuw van Vlaanderen’ zou Pieter Deconinck hier vastgehouden zijn voor de opstand tegen de Franse overheerser in 1302.
51.Concertgebouw Het Concertgebouw, gelegen aan ’t Zand werd opgetrokken in 2001, voor ‘Brugge 2002’ waarin Brugge culturele hoofdstad van Europa was. Een goede stimulans, want de plannen om een concertzaal te bouwen dateerden al van 1990. Behalve een grote concertzaal die beschikt over 1290 zitplaatsen op drie niveaus, is er ook nog de kamermuziekzaal die plaats biedt aan 320 man. Op het gelijkvloers is er het Concertgebouwcafé en op de zevende verdieping, op het bovenste verdiep van de Lantaarntoren, is er een expositieruimte voor hedendaagse kunst, Forum+. Je hebt er ook een goed uitzicht over de stad. Het idee om het museum uit te breiden en aantrekkelijker te maken kreeg uiteindelijk zijn uitwerking met de komst van de Sound Factory. In de Sound Factory kun je spelen met klank en geluid op zowel de oude klokken van de beiaard als Garageband van Apple. Om het museum te integreren in het totaalconcept wordt de naam Bruggemuseum-Lantaarntoren gebruikt. 52.Oude waterfontein Deze waterfontein uit 1867 is één van de weinige die nog overblijft. Fonteinen waren in grote getallen verspreid over Brugge. De mensen konden zich hier voorzien van het nodige water. De afkorting S.P.Q.B. staat voor ‘Senatus Populus Que Brugensis’ wat bestuur en bevolking van Brugge betekent. Het stond symbool voor de Brugse onafhankelijkheid en door dit te graveren op openbare plaatsen, zoals op deze fontein, werd propaganda gevoerd. Deze propaganda diende om de mensen bewust te maken van hun Brugse identiteit en gaf ze enige trots Bruggeling te zijn. De keuze voor de zwaan gaat terug op de legende van de Brugse zwanen. Pieter Lankhals was de Brugse baljuw die om zijn trouw aan Bourgondië (Maximiliaan I van Oostenrijk) door de Bruggelingen werd onthoofd. Zijn hoofd werd tentoongesteld aan de Gentpoort. Zijn grafmonument werd gedeeltelijk bewaard. Volgens de legende legde keizer Maximiliaan I, echtgenoot van Maria van Bourgondië, de stad op ‘ten eeuwige dage’ langhalzen of zwanen te onderhouden, anders zou Brugge ten onder gaan. Dit is de legende van 'de Brugse zwanen'! De zwanen zijn er nog steeds en onmisbaar in het Brugse stadsbeeld.
53.WO I – gedenksteen Tijdens de Eerste Wereldoorlog had Brugge een zeer belangrijke positie. Met de Brugse haven als belangrijkste Belgische haven, en dus strategisch punt, was het maar een kwestie van tijd voor de Duitsers deze innamen. In Brugge zelf werd er echter niet veel weerstand geboden, de Duitsers hadden geen moeite met het innemen van de stad. Toch waren er talrijke verzetstrijders actief en was smokkel een dagelijkse gewoonte. De slag werd voornamelijk buiten Brugge gevoerd. De Brugse strijders, van de lokale parochie Sint-Anna, die hierbij om het leven kwamen kregen hier een plaats op de gedenksteen. De Sint-Annakerk is verder in de straat gelegen. Op 11 november worden deze strijders herdacht. 11 november is in België een feestdag waarop de wapenstilstand van 1918 en het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht wordt. Dan worden bloemen bij deze gedenksteen geplaatst. 54.Rijksnormaalschool De rijksnormaalschool waar momenteel de hogeschool van West-Vlaanderen gevestigd is diende vroeger als onderkomen voor de Schuttersgilde van SintJoris. De kloktoren uit 1508, uiterst rechts op de foto, is het enige overblijfsel van het oorspronkelijk gebouw. Het werd gerestaureerd in 2009. Het huidig gebouw dateert van latere tijd en werd in een Gotische stijl opgericht. Het kreeg een grondige renoveerbeurt in 2008 en wordt sindsdien langzamerhand heringericht om aan de grote groei van studenten te voldoen. Het is gelegen in de Sint-Jorisstraat die naar de schuttersgilde refereert. De grootste troef is de neogotische turnzaal maar ook de Fröbelvilla geeft dit complex een meerwaarde.
55.Houten gevel Kortewinkel 2 Huizen met houten voorgevels en strooien daken waren in de middeleeuwen zeer gewoon. Maar bij brand vormden deze gebouwen een groot gevaar omdat het vuur rap kon overslaan. In de 14de eeuw werd vanuit het stadsbestuur aangemoedigd om strodaken te vervangen door dakpannen wegens het grote brandgevaar. Houten voorgevels werden pas in de zeventiende eeuw definitief verboden. Enkele van deze gevels uit de dertiende eeuw zijn bewaard gebleven, in het bijzonder dit huis in de Kortewinkel 2. Een ander goed exemplaar kun je vinden op het adres Genthof 7. De gevel is opgebouwd uit verschillende delen, ieder verdiep steekt een beetje meer uit naar de straatkant dan het verdiep er onder. Zo kon men de breedte van de straat bewaren en respecteren en toch meer ruimte creëren. 56. Saaihalle De Saaihalle dateert uit 1399 en is het oudste gebouw in Brugge waarvan het bouwjaar vermeld staat op de voorgevel. De stad Genua had hier haar commerciële vertegenwoordigers ondergebracht. Het gebouw ligt dan ook op een steenworp van de vroegere loskaai op het Jan van Eyckplein. Het iets jongere gedeelte van het gebouw dateert uit 1441. Na het economisch verval van Brugge kwam het gebouw in handen van verschillende groepen waaronder de ‘saaiwevers’ die de huidige naam aan het gebouw gaven. Sinds 2008 is het Frietmuseum hier gevestigd. 57. Brugs Beertje van de Loge Het Brugse Beertje van de Loge is door elke Bruggeling gekend. Het verwijst naar het verhaal van Boudewijn en Judith (terug te vinden in de verhalenbundel). Boudewijn had Judith ontvoerd van haar vader, de Franse koning. Onderweg naar Brugge kwamen ze een beer tegen die bedekt was met sneeuw. De beer viel de knechten van Boudewijn aan en leunde tegen een boom om met meer kracht aan te vallen. Boudewijn doorboorde de beer met zijn speer aan de boom nog voor hij kon aanvallen. Sindsdien noemden de mensen hem Boudewijn met de ijzeren arm. Vanwege de kracht waarmee Boudewijn de beer aan de boom spietste. Het volk vierde zijn heldendaad en Boudewijn kreeg een beeld van een beer cadeau. De beer die het schild vasthoudt verscheen pas in 1304, het gaat dus niet om het origineel beeldje dat Boudewijn als geschenk kreeg. Het werd door het Genootschap van de Witte Beer in 1417 op zijn plaats gezet. Boudewijn werd later Graaf van Vlaanderen en zijn nazaten bouwden Brugge uit tot een stad van wereldbelang. De titel ‘Graaf van Vlaanderen’ werd doorgegeven van 862 tot 31 juli 1993 en stierf samen met Koning Boudewijn I (van België). Uit respect voor Boudewijn I eiste zijn broer, koning Albert II, de titel niet op.
58.Houten gevel Genthof 7 Huizen met houten voorgevels en strooien daken waren in de middeleeuwen zeer gewoon. Maar bij brand vormden deze gebouwen een groot gevaar omdat het vuur rap kon overslaan. In de 14de eeuw werd vanuit het stadsbestuur aangemoedigd om strodaken te vervangen door dakpannen wegens het grote brandgevaar. Houten voorgevels werden pas in de zeventiende eeuw definitief verboden. Enkele van deze gevels uit de dertiende eeuw zijn bewaard gebleven, in het bijzonder dit huis in Genthof 7. Een ander goed exemplaar kun je vinden op het adres Kortewinkel 2. De gevel is opgebouwd uit verschillende delen, ieder verdiep steekt een beetje meer uit naar de straatkant dan het verdiep er onder. Zo kon men de breedte van de straat bewaren en respecteren en toch meer ruimte creëren. 59.Wollestraat Zo genoemd naar het Wolhuis, een opslagplaats voor wol aan de oostzijde van de straat. Latijnse teksten uit 1280 en 1297 spreken over ‘vicus lanari’, Nederlandse teksten uit het begin van de 13de eeuw spreken over Wullinstrate en de Wulhuusstrate. De vorm Wullestrate winde het uiteindelijk van de Wulhuusstrate tot het vernederlands werd naar de Wollestraat. De straat zou vooral eigendom geweest zijn van de wolwevers, de belangrijkste en grootste ambacht uit de middeleeuwen. De bekendste wolwever is Pieter Deconinck die het verzet tegen het Franse leger in de Guldensporenslag leidde. Zijn standbeeld staat samen met Jan Breydel (van de vleeshouwers) op de markt. 60.Bevrijdingslaan De Bevrijdingslaan is de breedste baan die door het Brugse Centrum loopt. Het is oorspronkelijk ontstaan door de verlegging van de spoorweg van Brugge naar de kust. Het station dat vroeger op ’t Zand gelegen was had zijn sporen naar de kust op deze baan liggen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen via deze weg de Canadese troepen Brugge binnen. Het zijn die troepen die Brugge in 1944 bevrijd hebben van de Duitse overheersing. Om deze reden gaf het gemeentebestuur, op 15 februari 1963, de naam Bevrijdingslaan aan deze weg. Verder in de Bevrijdingslaan ligt de Canadese Brug (ook wel Buffelbrug genoemd). 61.Beenhouwersstraat De eerste naam van deze straat was de Buter Wulfhage en Buter Wulfhagebrugghe. De benaming Beenhouwersstraat is wel al bekend in 1299. De stadsrekening van dat jaar verwijst naar de ‘vico carnificum’ (straat van de beenhouwers). Zoals enkele andere straten in het centrum kreeg de straat deze naam door de aanwezigheid van het beenhouwersambacht en beenhouwersfamilies. Dat wil niet zeggen dat er hier veel slagerijen waren. Er werd geen vlees verhandeld in de huizen, daarvoor had de ambacht twee vleeshuizen: het Westvleeshuis (bestond al in 1399) op het Simon Stevinplein en het Oostvleeshuis (waarschijnlijk ontstaan in de 14de eeuw) op de huidige vismarkt. De bekendste vleeshouwer uit de geschiedenis is Jan Breydel die het verzet leidde samen met Pieter Deconinck (van de wolwevers) tegen het Franse leger tijdens de Guldensporenslag. Hij heeft een standbeeld, samen met Pieter Deconinck, op de Markt.
62.Ezelpoort De naam ‘Ezelpoort’ werd al gebruikt voor de poort aan de Sint-Jakobskerk bij de eerste omwalling. De huidige Ezelpoort is één van de vier overgebleven stadspoorten van de tweede stadsomwalling uit 1297. Het werd in 1369 herbouwd naar het voorbeeld van de Smedenpoort en de Boeveriepoort. Het werd nogmaals verbouwd in 1615, 1632, 1677 om uiteindelijk gerestaureerd te worden in 1991-1993. Kenmerkend is dat ze volledig omringt is door water. De uitspraak: ze heeft natte voeten, is hiervan afkomstig. De poort had vroeger een verdedigingsfunctie en sloot Brugge ’s nachts volledig af door het sluiten van de poort maar tegenwoordig kunnen fietsers en voetgangers er vrij door rijden of wandelen. De Franse naam voor de poort is Porte d’Ostende omdat je via deze poort naar Oostende (en Blankenberge) kon doorreizen. Er liep ook een tijdlang een tramlijn door de poort naar Oostende. Momenteel heeft Anima Eterna (het huisorkest van het Concertgebouw) hier haar onderkomen. 63.Garenmarkt Oorspronkelijk Ten Nazarette of Nazaretteplatse door het nabijgelegen Nazarethklooster in de Nieuwe Gentweg dat er al sedert het begin van de 13de eeuw gevestigd is. Dit huis verschaf onderdag aan pelgrims en andere reizigers. De instelling werd in 1796 afgeschaft. Vanaf 1541 werd de vlasmarkt hier gehouden. Deze markt bleef tot net voor de Eerste Wereldoorlog bestaan en gaf de straat de naam Vlasmarkt. Van vlas kon men garen maken. Vanaf 1700 begint men te spreken over de Garenmarkt. 64.Kuiperstraat Met zekerheid weet men dat de straat in 1292 werd voorzien van straatstenen. Dit is terug te vinden in de stadsrekening van dat jaar: ‘pro calceia in Cuperstrate’ (aanleg van stenen in de Kuiperstraat). De ouderdom van de straat is alsnog ongekend. Net zoals andere straten in het centrum kreeg deze straat zijn naam door de ambacht die er zetelde: de kuipersambacht. Deze straat biedt toegang tot de bibliotheek en de achterkant van de Stadsschouwburg. 65.Pottenmakersstraat Deze straat kreeg zijn naam door de pottenmakersfamilies die daar gevestigd De straatnaam kwam in 1363 op maar is veel ouder en heette daarvoor de Dullestraat (een veel voorkomende familienaam in 13de en 14de eeuw). De vermelding van de Gerard Dullestraat dateert van 1288 en is te vinden stadsrekening door de aanleg van een waterput: ‘pro puteo in vico Gerardi (aanleg van een put in de Gerard Dullestraat).
waren. Gerard oudste in een Dulles’