PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO VAK:
NASK1
KLAS:
4 C
B
periode
code van de toets
SE1
aug
t/m
30 okt
KENNEN wat moet ik kennen?
NIVEAU BASIS
Nu voor straks 4B (ThiemeMeuenhoff)
CONTACTUREN PER WEEK:
P
18
METHODE:
CURSUSJAAR 2015-2016 3 x 50 minuten per week K
V
D
W
H
Bron
Kern doelen eind termen
vorm van de toets
Duur van de toets
weging
herkans baar
T0
eind
T3
H8
ST ST ST
N
3 8.1 t/m 8.3 8.4 t/m 8.7
NASK 1/K/5
3
T1 T2
1 1
N N
2
J
Hoofdstuk 8 : Elektriciteit • Hoe elektriciteit wordt opgewekt en getransporteerd. • Voorbeelden van duurzame en niet duurzame energieopwekking. • Elektrisch vermogen berekenen uit spanning en stroomsterkte. • Energieverbruik en de kosten van elektrisch energieverbruik. • Wat sluipverbruik is en op welke manieren je elektrische energie kunt besparen. • De gevaren van elektriciteit kennen en de veiligheidsvoorzieningen in huis en bij elektrische apparaten en hoe ze werken. • De functie en werking van diode, LED, transistor, condensator, relais, regelbare weerstanden en NTC.
KUNNEN wat moet ik kunnen?
Bij het vak natuur-scheikunde 1 zijn het kennen en kunnen vaak integraal verweven. Daarom is bij wat je moet kennen direct beschreven wat je met deze kennis moet kunnen.
30 min 30 min 50 min
04-12
SE2
T4 T5
2 Nov
9.1 t/m 9.3 9.4 t/m 9.7 H9
t/m
15 Jan
T6 T7
T8
Hoofdstuk 9 : Geluid • Wat geluidsbronnen en geluidsontvangers zijn. • Wat de rol van een tussenstof is bij de voortplanting van het geluid en rekenen met de geluidssnelheid. • Het natuurkundige onderscheid kennen tussen hoge en lage geluiden. • De invloed kennen van de grootte van muziekinstrumenten en snaren op de hoogte van tonen. • De decibel kennen als eenheid van geluidssterkte. • De werking van microfoon en luidspreker kennen en het onderscheid maken tussen hoge-, lage- en middentoonluidsprekers. • De effecten van geluidsoverlast en het onderscheid maken tussen duurzame en niet duurzame oplossingen.
10.1 t/m 10.3 H9 + H10
Hoofdstuk 10 : Bouw van de materie. • Overeenkomsten en verschillen tussen metalen, moleculaire stoffen en zouten. • De opbouw van de moleculen van stoffen kennen in de drie fasen. • Wat een oplossing, suspensie, emulsie, nevel, rook en schuim is en deze mengsels tekenen als molecuultekening. • Wat stofeigenschappen zijn en er een aantal noemen. • Wat dichtheid is. • Drijven, zweven en zinken verklaren met behulp van dichtheid.
NASK 1/K/8 NASK 1/K/10
ST ST ST
30 min 30 min 50 min
ST
30 min
ST
50 min
04-12
1 1 2
N N J
1 2
N
J
• Het verschil aangeven tussen stoffen en materialen. • Aan de hand van materiaaleigenschappen toepassingen van materialen noemen. • De materiaaleigenschappen verspaanbaarheid, stroom- en warmtegeleiding, geleiding van geluid, verbindbaarheid en uitzetting en krimp. • De gevarensymbolen van chemische stoffen en gegevens van stoffen opzoeken in een gifwijzer. • De consequenties voor het milieu van het werken met stoffen en materialen en een keus maken tussen methoden van afvalverwerking. • Het verschil tussen duurzame en niet duurzame productie.
SE3
18 Jan
t/m
1
T9
H11. 1,2,1 0
Hoofdstuk 11.3.(1,10,2) : Stoffen en materialen, bouw van de materie en licht. • Het verschil tussen mengsels en zuivere stoffen. • Wat moleculen zijn. • Wat een oplossing, suspensie, emulsie, nevel, rook en schuim is en deze mengsels tekenen als molecuultekening. • Wat stofeigenschappen zijn en er een aantal noemen. • Wat dichtheid is en berekeningen maken met dichtheid. Je moet kunnen werken met de dichtheidsformule en de formuledriehoek. • Drijven, zweven en zinken verklaren met behulp van dichtheid. • Het verschil aangeven tussen stoffen en
NASK/ K/9
ST
50 min
04-12
2
N
apr
• •
•
•
• • • •
•
• •
•
• • •
•
materialen. Aan de hand van materiaaleigenschappen toepassingen van materialen noemen. De materiaaleigenschappen verspaanbaarheid, stroom- en warmtegeleiding, geleiding van geluid, verbindbaarheid en uitzetting en krimp. De gevarensymbolen van chemische stoffen en gegevens van stoffen opzoeken in een gifwijzer. De consequenties voor het milieu van het werken met stoffen en materialen en een keus maken tussen methoden van afvalverwerking. Het verschil tussen duurzame en niet duurzame productie. Welke kleuren in het spectrum zitten. Welke kleuren er ontstaan bij mengen van licht en bij mengen van verfstoffen. In welke kleur je gekleurde voorwerpen ziet als ze met verschillende kleuren licht beschenen worden. Wat infrarode en ultraviolette straling is en enkele eigenschappen van deze straling noemen. Weten wat diffuse terugkaatsing is. De verschillende soorten lichtbundels: divergent, convergent en evenwijdig, onderscheiden. Bij bolle (positieve) lenzen aangeven wat brandpunt, brandpuntsafstand, hoofdas, voorwerpsafstand en beeldafstand is. Weten waar de sterkte van een positieve lens van af hangt. Bij positieve lenzen het beeld construeren met behulp van twee constructiestralen. Eigenschappen van het beeld bij een bolle lens benoemen: reëel of virtueel, rechtopstaand of omgekeerd, vergroot of verkleind. Toepassingen van bolle lenzen in optische instrumenten als camera, projector en oog
04-12
T10
H11. 4,5,8
herkennen. • De oog eigenschappen accommoderen, verziendheid en bijziendheid en weten welk • brillenglas je toepast voor welke oogafwijking.
Hoofdstuk 11.3 (4,5,8) Verbranden en verwarmen en elektriciteit • • • • • • • • • • • • • • •
• • •
Wat verbranding is. Fossiele brandstoffen, biomassa. Wat is er nodig voor verbranding. Moleculen, atomen, elementen Volledige en onvolledige verbranding. Reactieschema’s van volledige en onvolledige verbranding. Warmtetransport door straling, stroming en geleiding. Warmtetransport in vaste stoffen, vloeistoffen en gassen. Warmtetransport in de CV installatie. Isolatie en isolatiemethoden in en rond huis. Eenheid en symbool van energie. Soorten energie en omzettingen van energie. Milieuaspecten van verbranding. Duurzame en niet duurzame energiebronnen. Stroomkringen, schakelingen, tekensymbolen. Gelijkspanning en wisselspanning. Massa, schakelaar, drukschakelaar, wisselschakelaar, hotelschakeling en reedcontact. Het verband tussen spanning, stroomsterkte en weerstand: de wet van ohm. Berekeningen met spanning, stroomsterkte en weerstand. Serieschakeling: spanning en stroomsterkte
NASK/ K/7
ST
50 min
04-12
2
N
T11
H11. 3,6,9
Hoofdstuk 11.3 (3,6,9) Krachten, beweging en geluid • Een aantal soorten krachten noemen en voorbeelden ervan geven. • De eenheid en het symbool voor kracht. • Het verband tussen massa en zwaartekracht. • Tekenen met krachten in een vectorvoorstelling en kiezen van een geschikte krachtenschaal. • De resultante bepalen van twee of meer krachten die langs eenzelfde werklijn werken. • De begrippen moment, hefboom en katrol. • Rekenen met evenwichten van links- en rechtdraaiende momenten. • Toepassingen van hefbomen in het dagelijks leven noemen en ermee rekenen. • Het verschil tussen vaste en losse katrollen. Winst aan kracht en verlies aan verplaatsing bij de losse katrol. • Hoe je de gemiddelde snelheid uitrekent uit • afgelegde afstand en tijd. • De twee eenheden van snelheid en hoe je ze • in elkaar omrekent. • Aandrijfkrachten en tegenwerkende krachten: • wrijving en luchtweerstand. • De beweging wanneer de nettokracht op een voorwerp 0 N is. • Stroomlijn. • Snelheid, nettokracht en massa. • Veiligheid in het verkeer: reactietijd, reactieafstand, remweg en stopafstand. • Veiligheidsvoorzieningen: gordels, kreukelzone, valhelm, kooiconstructie, airbag en hoofdsteunen. • Wat geluidsbronnen en geluidsontvangers zijn. • Wat de rol van een tussenstof is bij de
NASK/ K/4
ST
50 min
04-12
2
J
• •
• •
•
SE4
4
Klik Klik hier hier als u als u tekst tekst wilt wilt invo invo eren. eren.
voortplanting van het geluid en rekenen met de geluidssnelheid. Het natuurkundige onderscheid kennen tussen hoge en lage geluiden. De invloed kennen van de grootte van muziekinstrumenten en snaren op de hoogte van tonen. De decibel kennen als eenheid van geluidssterkte. De werking van microfoon en luidspreker kennen en het onderscheid maken tussen hoge-, lage- en middentoonluidsprekers. De effecten van geluidsoverlast en het onderscheid maken tussen duurzame en niet duurzame oplossingen.
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Klik Klik Klik hier hier hier als u als u als u tekst tekst tekst wilt wilt wilt invoer invo invo en. eren. eren.
apr
t/m 04-12
Klik hier als u tekst wilt invo eren.
Klik hier als u tekst wilt invoe ren.
1 Jul
04-12
Toelichting Programma van Toetsing en Afsluiting: Periode: Code van de toets: Bronnen Kennen: Kunnen Kerndoelen/Eindtermen Vorm van de toets Duur van de toets Weging Herkansbaar
Derde leerjaar heeft vier kwartielen. Het vierde leerjaar in drie kwartielen en als vierde kwartiel toewerken naar het CSE. Keuze van de docent. Hoofdstuk aanduiding. Wat de leerling moet kennen in deze periode. Wat de leerling moet kunnen in deze periode. Exameneenheden zoals geformuleerd in het examenprogramma. ST = Schriftelijke toets, PO = Praktische opdracht. Hoelang de schriftelijke toets duurt. Hoeveel keer de toets meetelt in de berekening van het gemiddelde SE-cijfer. Hier wordt aangegeven of de toets herkansbaar is.
Berekening SE-cijfer en Eindcijfer: Het eindcijfer klas 3 afgerond op 1 decimaal wordt als cijfer meegenomen naar klas 4. Dit cijfer heeft als toetscode T0 en heeft een weging van 3. Alle toetsen worden beoordeeld met een cijfer (afgerond op 1 decimaal). Voor het cijfer op de cijferlijst aan het eind van een kwartiel wordt het gemiddelde genomen van alle tot dan toe behaalde cijfers, rekening houdend met hun weging. Dit noemen we het voortschrijdend gemiddelde (afgerond op 1 decimaal) Voor het school-eindcijfer (SE) klas 4 wordt er gerekend met het voortschrijdend gemiddelde (afgerond op 1 decimaal). Het Eindcijfer NASK1 klas 4 (E) komt tot stand uit het school-eindcijfer en het cijfer van het centraal schriftelijk examen (CSE) waarbij geldt: E = (SE + CSE) : 2 PTA opgesteld door HWD Kloosterman op 30 jun 2015
04-12