Professionele
instellingenhandleiding
Nl
Inhoudsopgave Foto’s maken
1
De camerarespons verbeteren...........................................................2 Instellingen per onderwerp................................................................8 Instellingen afstemmen op het doel.............................................. 14 • Camera-onscherpte verminderen: vibratiereductie.......................14 • Natuurlijk contrast behouden: Actieve D‑Lighting.........................15 • Snel instellingen selecteren: geheugenbanken voor het opnamemenu........................................16 • Bedieningsknoppen vinden in het donker: knopverlichting............................................................................................17 • Ruis verminderen bij hoge ISO-gevoeligheden...............................17 • Ruis en onscherpte verminderen: automatische instelling van de ISO-gevoeligheid..........................18 • Het sluitergeluid verminderen: stille en geluidloze ontspanstand.........................................................19 • De witbalans optimaliseren.....................................................................20 • De witbalans variëren: witbalansbracketing.....................................24 • De witbalans van een foto kopiëren.....................................................28 • Een meervoudige belichting maken....................................................30 • Een geheugenkaart voor weergave kiezen.......................................32 • Foto’s tussen geheugenkaarten kopiëren..........................................33 • Instellingen kopiëren naar andere D4-camera’s...............................33 • De camera waterpas houden: virtuele horizon................................34 • Foto’s kadreren: het raster........................................................................36 • Foto’s verkleinen om te uploaden: Formaat wijzigen....................36
ii
Autofocustips..................................................................................... 37 • Scherpstellen met de AF-ON-knop.......................................................37 • Het aantal scherpstelpunten kiezen.....................................................37 • Selectie AF-C-prioriteit..............................................................................38 • AF-veldstand.................................................................................................40 • Selectie van scherpstelpunt en camerastand...................................43 • Autofocus aanpassen aan het objectief: AF-fijnafstelling............44 • Focus-tracking met Lock-On...................................................................46 Films
47
Voordat u gaat filmen....................................................................... 48 • Geluid...............................................................................................................48 • Filminstellingen............................................................................................49 • Filmlivebeeld starten..................................................................................52 • Belichtingsstand..........................................................................................53 • Witbalans........................................................................................................53 • Autofocus gebruiken..................................................................................54 • Vibratiereductie (VR) in het objectief...................................................56 • Instellingen aanpassen tijdens livebeeld............................................57 • Het informatiescherm................................................................................58 Films opnemen.................................................................................. 60 • Opname starten en stoppen...................................................................60 • Films bewerken............................................................................................61 Intervalfilms........................................................................................ 62 • Intervalfilms...................................................................................................62 HDMI-uitvoer...................................................................................... 66
iii
Inhoudsopgave Beginnende gebruikers
69
• De instelschijven aanpassen...................................................................70 • Aanduidingen omkeren............................................................................70 • De eerste sleuf kiezen................................................................................71 • De monitorhelderheid aanpassen........................................................71 • De uitschakeltijd voor de monitor kiezen..........................................71 • Lichtmeting...................................................................................................72
iv
Foto’s maken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera configureert voor een verbeterde sluiterrespons met aangepaste instellingen voor verschillende onderwerpen en worden tips gegevens over het gebruik van autofocus.
1
De camerarespons verbeteren In dit gedeelte worden instellingen beschreven waarmee u sporters en andere bewegende onderwerpen betrouwbaar en snel kunt fotograferen.
Continue servo-AF (AF-C)
Houd de AF-standknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om AF-C te selecteren. De scherpstelling wordt voortdurend aangepast terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt of de knop AF-standknop B wordt ingedrukt.
2
Hoofdinstelschijf
Een beeldsnelheid van 10 bps kiezen
Draai de keuzeknop voor de ontspanstand naar Ch en kies 10 bps voor persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid) > Continu hoge snelheid (houd er rekening mee dat bij 11 bps sommige tweede en volgende opnamen in elke serie wellicht niet scherp zijn en de belichting slecht verlichte onderwerpen niet nauwkeurig volgt).
Als de camera in de continu-opnamestand problemen ondervindt met scherpstellen Als de camera bij 10 bps problemen ondervindt met scherpstellen, selecteert u 9 bps voor persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid) > Continu lage snelheid en gebruikt u de keuzeknop voor de ontspanstand om indien nodig te schakelen tussen Ch (continu hoge snelheid) en Cl (continu lage snelheid).
3
Foto’s maken
Dynamisch veld-AF
Druk op de AF-standknop en draai aan de secundaire instelschijf totdat dynamisch veld-AF is geselecteerd in de zoeker en het bovenste lcd-venster. Het scherpstelpunt wordt handmatig geselecteerd vóór de opname, maar als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt kort verlaat, stelt de camera scherp op basis van gegevens uit omringende scherpstelpunten (waarbij u de keuze hebt uit 9, 21 en 51 punten, zoals wordt beschreven op pagina 40).
Bovenste lcd-venster AF-standknop
4
Secundaire instelschijf
Zoeker
De camerarespons verbeteren
A Persoonlijke instellingen
a1 Selectie AF-C-prioriteit > Ontspannen: de camera geeft prioriteit aan de sluitertijd boven de scherpstelling om ervoor te zorgen dat u nooit een fotokans mist (pagina 38). a10 Punten opslaan per stand > Ja: selecteer verschillende scherpstelpunten in de liggende en staande stand voor een snelle kadrering (pagina 43). c2 Stand-by-timer > 1 min.: er treedt een korte vertraging op wanneer de belichtingsmeters opnieuw worden geactiveerd. Kies instellingen in de buurt van 1 min., afhankelijk van het onderwerp, maar houd er rekening mee dat bij een langere duur de batterij sneller leegraakt. f1 Centrale knop multi-selector > Weergavestand > Zoom aan/uit: gebruik het midden van de multiselector als u de scherpstelling nauwkeurig wilt controleren tijdens de weergave.
5
Foto’s maken f3 Fn-knop toewijzen/f4 Voorbeeldknop toewijzen > Indrukken > MIJN MENU: Voeg Geheugenbank pers. inst. toe aan Mijn menu en gebruik vervolgens de knop Fn of Pv om snel een bank te selecteren op basis van het onderwerp. Opties toevoegen aan Mijn menu:
1
2
Selecteer Opties toevoegen. Markeer Opties toevoegen in Mijn menu en druk op 2.
Voeg opties toe. Navigeer naar de optie die u wilt toevoegen en druk op J. Plaats de nieuwe optie en druk nogmaals op J om deze toe te voegen aan Mijn menu.
Geheugenbanken voor persoonlijke instellingen Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in vier geheugenbanken (A, B, C en D). Wijzigingen in de ene bank zijn niet van invloed op de andere banken.
6
De camerarespons verbeteren f10 Functie instelschijven inst. > Menu’s en weergave > Aan: gebruik de hoofdinstelschijf om in de schermvullende weergave door foto’s te bladeren zonder de zoomverhouding te wijzigen. Dit is handig als u de scherpstelling van meerdere foto’s wilt controleren. f16 Filmopnameknop toewijzen > Indrukken + instelschijven > ISO-gevoeligheid: wanneer u foto’s maakt, gebruikt u uw rechterhand om de ISO-gevoeligheid in te stellen met de filmopnameknop en de hoofdinstelschijf zonder uw oog van de zoeker te halen.
Vibratiereductie (VR) in het objectief
VR-schakelaar objectief > OFF: vibratie is gewoonlijk niet van invloed op foto’s met sluitertijd van 1/500 sec. of korter. Voor een accurate kadrering bij korte sluitertijden schakelt u vibratiereductie uit.
D Weergavemenu
Controlebeeld > Uit: als u het controlebeeld uitschakelt, verbetert de sluiterrespons tijdens serieopnamen. U kunt foto’s weergeven door te drukken op K.
7
Instellingen per onderwerp Naast de wijzigingen die hierboven zijn beschreven onder ’De camerarespons verbeteren’, kunt u instellingen fijnregelen om zo de respons te verbeteren voor specifieke onderwerpen.
Situatie Meeste teamsporten (bijv. voetbal, rugby). Kies deze basisinstellingen als personen vaak gedeeltelijk worden verborgen door andere personen of als de scherpstelling snel wisselt tussen dichtbij- en verafgelegen onderwerpen. Sporters die vaak worden verborgen door andere sporters (bijv. hardloopwedstrijden). Selecteer een lange vergrendeling om de scherpstelling te handhaven op het onderwerp. Vergrendeld onderwerp
Personen die plotseling verschijnen of moeilijk te volgen zijn (bijv. duiken/schansspringen). Door het aantal scherpstelpunten voor dynamisch veld-AF te verhogen, zorgt u ervoor dat de camera scherpstelt op basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt kort verlaat. Dit is het meest effectief als het onderwerp afsteekt tegen de achtergrond.
8
Selectie AF-C-prioriteit AF-veldstand (pagina 38) (pagina 40)
Ontspannen
Ontspannen of Scherpstelling + ontspannen
Ontspannen
Focus Tracking met Lock-On (pagina 46)
3 (Normaal)
Onderwerpen met een hoog contrast, tegenlicht: pagina 15
3 (Normaal) tot 5 (Lang)
• Focus-tracking met Lock-On: pagina 46 • Selectie AF-C-prioriteit: pagina 38
3 (Normaal)
Onderwerpen met een hoog contrast: pagina 15
Dynamisch veld-AF (9 punten)
Dynamisch veld-AF (21 punten)
Zie ook
9
Foto’s maken
Situatie De buitenste scherpstelpunten worden gebruikt (bijv. schaatswedstrijden). Verhoog het aantal scherpstelpunten voor dynamisch veld-AF met één niveau wanneer u foto’s kadreert in de staande stand. Kies Scherpstelling + ontspannen voor een betere scherpstelling als u balsporten fotografeert en in andere situaties waarin een nauwkeurige timing geen prioriteit heeft. Snelbewegende onderwerpen; de camerastand verandert vaak (bijv. kunstschaatsen). Verhoog het aantal scherpstelpunten voor dynamisch veld-AF. Verhoog de vergrendelingsduur voor sporten met paren, waar partners elkaar vaak verbergen en de camera mogelijk scherpstelt op de achtergrond in de tussenruimte tussen de twee personen. Voor een betere kadrering kiest u Ja voor persoonlijke instelling a10 (Punten opslaan per stand). Onderwerpen bewegen en/of veranderen snel (bijv. ijshockey of wanneer u afwisselend scherpstelt op de werper en de slagman bij honkbal). Verkort de vergrendelingsduur voor een betere respons in situaties die vragen om snelle wijzigingen in het onderwerp.
10
Instellingen per onderwerp Selectie AF-C-prioriteit AF-veldstand (pagina 38) (pagina 40)
Focus Tracking met Lock-On (pagina 46)
Zie ook
Scherpstelling + ontspannen
Dynamisch veld-AF (21 punten)
Ontspannen
Dynamisch veld-AF (9 of 21 punten)
3 (Normaal) of 5 (Lang)
• AF-veldstand: pagina 40 • Selectie van scherpstelpunt en camerastand: pagina 43 • Focus-tracking met Lock-On: pagina 46
Ontspannen
Dynamisch veld-AF (9 punten) of enkelpunts AF
Uit of 1 (kort)
• AF-veldstand: pagina 40 • Focus-tracking met Lock-On: pagina 46
3 (Normaal)
Selectie AF-C-prioriteit: pagina 38
11
Foto’s maken
Situatie De tijd tussen scherpstellen en fotograferen is kort en er bevinden zich obstakels tussen het autofocusdoel en de camera (bijv. volleybal of zwemmen). Gebruik enkelpunts AF om te voorkomen dat de camera scherpstelt op obstakels zoals een volleybalnet of waterspetters, en stel de stand-by-timer in op één minuut of langer voor een betere sluiterrespons.
12
Instellingen per onderwerp Selectie AF-C-prioriteit AF-veldstand (pagina 38) (pagina 40)
Ontspannen
Enkelpunts AF
Focus Tracking met Lock-On (pagina 46)
3 (Normaal)
Zie ook
De stand-by-timer: pagina 5
13
Instellingen afstemmen op het doel l Camera-onscherpte verminderen: vibratiereductie
Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund met VR-objectieven. Als u onscherpte door de camera wilt verminderen, kiest u een instelling die geschikt is voor het onderwerp. Situatie Bewegende onderwerpen, gefotografeerd met een sluitertijd van 1/500 sec. of korter: aangezien de kans op onscherpte minder groot is, wordt OFF aanbevolen bij korte sluitertijden.
VR-stand OFF
Stilstaande onderwerpen; panning bij foto’s van bewegende onderwerpen: Selecteer ON of NORMAL om de effecten van trilling te verminderen.
ON/ NORMAL
Foto’s gemaakt vanuit een auto, boot, helikopter of andere onstabiele ondergrond: Selecteer ACTIVE. Houd er rekening mee dat het beeld in de zoeker kan worden beïnvloed door panning of extreme trilling.
ACTIVE
Foto’s die worden gemaakt met een statief: selecteer TRIPOD, maar denk eraan dat NORMAL wordt aanbevolen als de statiefkop niet is bevestigd of als u een eenpootstatief gebruikt.
TRIPOD
Afhankelijk van het objectief zijn sommige van de bovenstaande VR-standen mogelijk niet beschikbaar. Opmerking De beeldsnelheid kan afnemen bij andere instellingen dan OFF.
14
l Natuurlijk contrast behouden: Actieve D‑Lighting Actieve D‑Lighting helpt u de details in hoge lichten schaduwen te behouden. Gebruik Actieve D‑Lighting voor een natuurlijk contrast als u wedstrijden overdag fotografeert in een stadion of andere wedstrijden met een combinatie van zonlicht en schaduw. Opmerking Er kan ruis optreden als Actieve D‑Lighting wordt gebruikt bij een hoge ISO-gevoeligheid.
De volgende instellingen worden aanbevolen: • Actieve D‑Lighting: Automatisch 1 • Lichtmeting: Matrixmeting 2 • Belichtingsstand: e, f of g 2 1 Kies Extra hoog 1 of 2 als Automatisch niet het gewenste resultaat oplevert, maar houd er rekening mee dat de ruis kan toenemen. 2 Mogelijk worden niet de gewenste resultaten behaald met centrumgerichte meting of spotmeting of in de belichtingsstand h.
15
Foto’s maken
l Snel instellingen selecteren: geheugenbanken voor het opnamemenu
Gebruik de optie Geheugenbank opnamemenu in het opnamemenu om snel tussen groepen instellingen te schakelen, bijvoorbeeld wanneer u wisselt tussen zonlicht en schaduw.
Geheugenbanken voor het opnamemenu
De instellingen in het opnamemenu worden opgeslagen in vier geheugenbanken (A, B, C en D). Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt opslaan, kiest u een bank via de optie Geheugenbank opnamemenu in het opnamemenu en selecteert u de gewenste instellingen in de camera. De volgende keer dat u de bank selecteert, worden de desbetreffende instellingen toegepast. Op enkele uitzonderingen na zijn wijzigingen in de instellingen in de ene bank niet van invloed op de andere banken.
Uitgebreide menubanken
Als u de instellingen voor de belichtingsstand, de sluitertijd (alleen stand f en h) en het diafragma (alleen stand g en h) wilt opslaan in de geheugenbanken voor het opnamemenu, selecteert u Aan voor Uitgebreide menubanken in het opnamemenu. Geheugenbank voor opnamemenu selecteren Als de selectie van de geheugenbank voor het opnamebank is toegewezen aan de knop Fn of Pv met de optie Indrukken + instelschijven voor persoonlijke instelling f3 (Fn-knop toewijzen) of f4 (Voorbeeldknop toewijzen), kunt u menubanken selecteren door de desbetreffende knop in te drukken en aan een instelschijf te draaien.
16
Instellingen afstemmen op het doel
l Bedieningsknoppen vinden in het donker: knopverlichting
Als u in het donker moeite hebt om de bedieningsknoppen van de camera te vinden, draait u de hoofdschakelaar naar D om de verlichting van het lcd-venster en de knoppen in te schakelen. De verlichting blijft ingeschakeld gedurende zes seconden nadat u de schakelaar hebt losgelaten. De stand-by-timer Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling d10 (Lcdverlichting), blijft de verlichting van het lcd-venster en de knoppen branden terwijl de stand-by-timer actief is. Verleng de duur van de timer als u wilt dat de verlichting langer blijft branden.
l Ruis verminderen bij hoge ISO-gevoeligheden
U gebruikt de optie Hoge ISO-ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis (willekeurige heldere pixels of waas) te onderdrukken bij een hoge ISO-gevoeligheid. Optie Hoog Normaal Laag Uit
Omschrijving Vermindert ruis, met name in foto’s die zijn gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid. Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een gevoeligheid van 3200 of hoger. De hoeveelheid ruisonderdrukking die wordt toegepast is minder dan de ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd voor Hoge ISO-ruisonderdrukking.
17
Foto’s maken
l Ruis en onscherpte verminderen: automatische instelling van de ISO-gevoeligheid Als Aan is geselecteerd voor ISOgevoeligheid instellen > Autom inst ISOgevoeligheid in het opnamemenu, past de camera de ISO-gevoeligheid automatisch aan als geen optimale belichting kan worden verkregen bij de waarde die door de gebruiker is geselecteerd.
De automatische instelling van de ISOgevoeligheid kan worden fijngeregeld met de volgende opties. • Maximale gevoeligheid: kies de maximale waarde die beschikbaar is voor automatische instelling van de ISO-gevoeligheid (200–Hi 4). De laagste ISO is 100. • Langste sluitertijd: in de belichtingsstanden e en g wordt de gevoeligheid alleen aangepast als de sluitertijd anders langer zou zijn dan deze waarde (1/4000–1 sec. of Automatisch). Als Automatisch is geselecteerd, past de camera de drempel voor automatische instelling van de ISO-gevoeligheid aan op basis van de brandpuntsafstand van het objectief. Tips Het wordt aanbevolen matrixmeting (L) te gebruiken en de belichtingsstand e of g te kiezen. Belichtingscorrectie kan worden gebruikt.
18
Instellingen afstemmen op het doel
l Het sluitergeluid verminderen: stille en geluidloze ontspanstand
Als u de hoeveelheid geluid van de sluiter wilt verminderen wanneer u fotografeert door de zoeker, draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar J. Tijdens livebeeld kunt u het sluitergeluid uitschakelen door Geluidloos te selecteren voor Livebeeldfotografie in het opnamemenu. (Houd er rekening mee dat foto’s in FX-formaat die zijn gemaakt terwijl Stil is geselecteerd voor Livebeeldfotografie, hetzelfde formaat hebben als foto’s die zijn gemaakt door de zoeker, ongeveer 16,2 megapixels. Foto’s die zijn gemaakt terwijl Geluidloos is geselecteerd, zijn slechts ongeveer 2,5 megapixels groot.) Hieronder wordt een overzicht gegeven van de effecten van deze instellingen. Ontspanstand Zoeker
Livebeeld
J (Stil)
Stil
Geluidloos 1
Sluitergeluid
Minimaal
Minimaal
Geen 2
Serieopname
Nvt
Maximaal 11 bps
Maximaal 24 bps 3
2
1. Alleen JPEG. 2. Het op- en neerklappen van de spiegel is hoorbaar wanneer livebeeld start en stopt. 3. Serieopnamen kunnen maximaal 5 sec. duren.
19
Foto’s maken
l De witbalans optimaliseren
Als de automatische witbalans niet de gewenste resultaten oplevert, kunt u een andere instelling proberen, een kleurtemperatuur kiezen of een handmatig vooringestelde witbalans gebruiken zoals hieronder wordt beschreven.
Een instelling kiezen Druk op de knop U en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste instelling wordt weergegeven in het achterste lcd‑venster.
Knop U
20
Hoofdinstelschijf
Achterste lcd-venster
Instellingen afstemmen op het doel
Een kleurtemperatuur kiezen
Als u een andere kleurtemperatuur wilt selecteren voor de as amber (A)–blauw (B), selecteert u de witbalansinstelling K (Kies kleurtemperatuur) zoals op de vorige pagina wordt beschreven. Druk vervolgens de knop U in en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste waarde wordt weergegeven op het achterste lcd-venster.
Knop U
Secundaire instelschijf
Achterste lcd-venster
Als u rechtstreeks een waarde wilt invoeren in stappen van 10 K, drukt u de knop U in en gebruikt u de multi-selector, waarbij u op 4 of 2 drukt om de cijfers te markeren en op 1 of 3 om ze te wijzigen.
21
Foto’s maken
Handmatig vooringestelde witbalans
Als u een vooringestelde witbalans wilt kiezen, selecteert u de witbalansinstelling L (pagina 20), drukt u de knop U in en draait u aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste voorinstelling (d-1 tot d-4) wordt weergegeven op het achterste lcd-venster.
Knop U
Secundaire instelschijf
Achterste lcd-venster
U meet de witbalans voor de geselecteerde voorinstelling door een neutraal grijs of wit voorwerp te plaatsen onder de belichting die wordt gebruikt in de uiteindelijke foto en daarna de onderstaande stappen uit te voeren.
1
Kies de handmatige scherpstelstand. Draai de selectieknop voor de scherpstelstand naar M. Opmerking De camera kan de witbalans mogelijk niet meten bij een hoge ISO-gevoeligheid. Als de camera de witbalans niet kan meten, verlaagt u de ISO-gevoeligheid en probeert u het opnieuw.
22
Instellingen afstemmen op het doel
2
Selecteer de stand voor direct meten. Druk kort op de knop U en druk daarna op de knop totdat het pictogram L in het achterste lcd-venster begint te knipperen. Er verschijnt ook een knipperende D in het bovenste lcdvenster en in de zoeker. De aanduidingen knipperen gedurende circa zes seconden.
3
Meet de witbalans. Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen, richt u de camera zo dat het referentievoorwerp de zoeker vult en drukt u de ontspanknop helemaal in. De camera meet een waarde voor de witbalans en slaat deze op in de geselecteerde voorinstelling. Er wordt geen foto opgeslagen. De witbalans kan zelfs correct worden gemeten als de camera niet heeft scherpgesteld.
4
Controleer het resultaat. Als de camera een waarde voor de witbalans kon meten, knippert C gedurende circa zes seconden in de lcdvensters, terwijl a knippert in de zoeker.
Een witbalansvoorinstelling kiezen Druk de knop U in en draai aan de secundaire instelschijf om een van de voorinstellingen d-1 tot en met d4 te selecteren.
23
Foto’s maken
l De witbalans variëren: witbalansbracketing
Gebruik bracketing als u problemen ondervindt bij het aanpassen van de witbalans. Telkens wanneer u een foto maakt, maakt de camera meerdere kopieën, elk met een andere witbalans.
1
Selecteer witbalansbracketing. Selecteer Witbalansbracketing voor persoonlijke instelling e6 (Inst. voor autom. bracketing). Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij NEF (RAW)-opties voor de beeldkwaliteit.
2
Kies het aantal kopieën. Houd de knop D ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal kopieën (maximaal 9) te kiezen. Aantal opnamen
Bovenste lcd-venster Knop D
Hoofdinstelschijf
Bij andere instellingen dan 0 worden het pictogram W en de bracketingaanduiding weergegeven in het bovenste lcd-venster en wordt M weergegeven in de zoeker.
24
Aanduiding witbalansbracketing
Instellingen afstemmen op het doel
3
Selecteer een stapgrootte voor de bracketing. Houd de knop D ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf om een stapgrootte van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired) te kiezen. Bracketingstap
Secundaire instelschijf
Knop D
Bovenste lcd-venster
Hieronder worden programma’s met een stapgrootte van 1 weergegeven. Lcd-venster
Aantal kopieën 0 3 3 2 2 3 5
Stapgrootte
Bracketingvolgorde
1
0
1B
1 B / 0 / 2 B
1A
1 A / 2 A / 0
1B
0 / 1 B
1A
0 / 1 A
1 A, 1 B
0 / 1 A / 1 B
1 A, 1 B
0 / 2 A / 1 A / 1 B / 2 B 0 / 3 A / 2 A / 1 A / 1 B / 2 B / 3 B 0 / 4 A / 3 A / 2 A / 1 A / 1 B / 2 B / 3 B / 4 B
7
1 A, 1 B
9
1 A, 1 B
25
Foto’s maken
4
Kadreer de foto, stel scherp en druk af. Elke opname wordt verwerkt om het geselecteerde aantal kopieën te maken. Bij elke kopie wordt de witbalans verhoogd met de geselecteerde waarde, te beginnen bij de geselecteerde waarde voor fijnafstelling van de witbalans. Als er onvoldoende ruimte is voor alle kopieën, knipperen n en het pictogram van de desbetreffende kaart in het bovenste lcd-venster, knippert j in de zoeker en kan de sluiter niet worden ontspannen. De opname kan beginnen zodra een nieuwe geheugenkaart is geplaatst.
26
Instellingen afstemmen op het doel
Bracketing annuleren
Als u bracketing wilt annuleren, houdt u de knop D ingedrukt en draait u aan de hoofdinstelschijf totdat het aantal kopieën is ingesteld op 0 (r) en W niet meer wordt weergegeven. De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een reset met twee knoppen, hoewel in dit geval het bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u bracketing later opnieuw activeert. Witbalansbracketing Witbalansbracketing is alleen van invloed op de kleurtemperatuur (amber–blauw). De as groen-magenta wordt niet aangepast. In de zelfontspannerstand wordt het aantal kopieën dat is opgegeven in het witbalansprogramma gemaakt telkens wanneer de sluiter ontspant, ongeacht de optie die is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner) > Aantal opnamen. Als u de camera uitschakelt terwijl het toegangslampje voor de geheugenkaart brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle kopieën zijn opgeslagen.
27
Foto’s maken
l De witbalans van een foto kopiëren
Voer de onderstaande stappen uit als u de waarde voor de witbalans van een bestaande foto wilt kopiëren naar een geselecteerde voorinstelling.
28
1
Selecteer de handmatig vooringestelde witbalans. Druk op G en selecteer Witbalans in het opnamemenu. Markeer Handmatige voorinstelling en druk op 2.
2
Selecteer een bestemming. Markeer de gewenste voorinstelling (d‑1 tot d-4) en druk op het midden van de multi-selector.
3
Kies Selecteer foto. Markeer Selecteer foto en druk op 2.
Instellingen afstemmen op het doel
4
Markeer een bronfoto. Markeer de bronfoto. Houd de knop X ingedrukt als u de gemarkeerde foto schermvullend wilt weergeven.
Als u beelden van een andere locatie wilt weergeven, drukt u op W en selecteert u de gewenste kaart en map.
5
Kopieer de witbalans. Druk op J om de witbalanswaarde van de gemarkeerde foto naar de geselecteerde voorinstelling te kopiëren.
De gekopieerde waarde gebruiken U stelt de witbalans in op de gekopieerde waarde door de knop U in te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien om de voorinstelling te selecteren die u hebt gekozen in stap 2.
29
Foto’s maken
l Een meervoudige belichting maken
U kunt twee tot tien belichtingen opslaan als één foto.
30
1
Selecteer Meervoudige belichting. Selecteer Meervoudige belichting in het opnamemenu.
2
Selecteer een stand. Markeer Stand voor meerv. belichting en druk op 2. Markeer vervolgens een van de volgende opties en druk op J om de gemarkeerde optie te selecteren en terug te keren naar het menu voor meervoudige belichting. • 0 Aan (reeks): een reeks meervoudige belichtingen maken. De meervoudige belichting wordt vervolgd totdat u Uit selecteert. • Aan (één foto): één meervoudige belichting maken. De normale opname wordt hervat nadat de meervoudige belichting is opgeslagen.
3
Kies het aantal opnamen. Markeer Aantal opnamen en druk op 2. Druk op 1 of 3 om het aantal belichtingen te kiezen en druk op J om terug te keren naar het menu voor meervoudige belichting.
Instellingen afstemmen op het doel
4
Pas de versterking aan. Selecteer Automatische versterking en kies een van de volgende opties. • Aan: de versterking wordt aangepast aan het uiteindelijke aantal opgeslagen belichtingen (de versterking voor elke belichting wordt ingesteld op 1/2 bij twee belichtingen, 1/3 bij drie belichtingen enzovoort). • Uit: de versterking wordt niet aangepast wanneer een meervoudige belichting wordt opgenomen. Aanbevolen bij een donkere achtergrond.
5
Kadreer de foto, stel scherp en druk af. Het pictogram voor meervoudige belichting (n) knippert terwijl meervoudige belichtingen worden gemaakt. Als Aan (één foto) is geselecteerd voor de stand voor meervoudige belichting, wordt de normale opname hervat nadat een meervoudige belichting is voltooid. Zo niet, dan wordt de stand voor meervoudige belichting alleen beëindigd als Uit wordt geselecteerd. Het pictogram n verdwijnt wanneer de meervoudige belichting eindigt.
31
Foto’s maken
Meervoudige belichtingen onderbreken
Als u een meervoudige belichting wilt onderbreken voordat het opgegeven aantal opnamen is gemaakt, selecteert u Uit in de stand voor meervoudige belichting. Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal opnamen is bereikt, wordt een meervoudige belichting gemaakt met de opnamen die tot dan toe zijn gemaakt. Als Automatische versterking is ingeschakeld, wordt de versterking aangepast aan het werkelijke aantal opgeslagen belichtingen. In de volgende gevallen wordt de opname automatisch beëindigd: • Er wordt een reset met twee knoppen uitgevoerd • De camera wordt uitgezet • De batterij is leeg • Een van de afzonderlijke belichtingen wordt verwijderd voordat de opname is voltooid
l Een geheugenkaart voor weergave kiezen Als twee kaarten zijn geplaatst, kunt u de kaart met de foto’s die worden weergegeven kiezen door te drukken op J en 1 tijdens de weergave, of door 72 beelden weer te geven in de miniatuurweergave en op W te drukken. Er wordt een menu voor kaartselectie weergegeven. Markeer de gewenste sleuf, druk op 2, markeer een map en druk op J.
32
Instellingen afstemmen op het doel
l Foto’s tussen geheugenkaarten kopiëren
Als twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de opties in het menu Beeld(en) kopiëren van het weergavemenu gebruiken om beelden tussen de twee kaarten te kopiëren. (Beelden worden niet gekopieerd als er onvoldoende ruimte is op de doelkaart of als Inschakelen is geselecteerd voor Netwerk > Netwerkverbinding in het setup-menu.) • Bron selecteren: kies de bronkaart. • Beeld(en) selecteren: selecteer de foto’s die u wilt kopiëren. • Doelmap selecteren: kies de doelmap op de andere geheugenkaart. • Beeld(en) kopiëren: kopieer de geselecteerde foto’s naar de opgegeven bestemming.
l Instellingen kopiëren naar andere D4-camera’s
Met de optie Instellingen opslaan/laden in het setup-menu kunt u instellingen delen tussen D4-camera’s. Selecteer Instellingen opslaan om de instellingen op een geheugenkaart op te slaan. (Als de geheugenkaart vol is, wordt een foutmelding weergegeven.) Selecteer Instellingen laden om opgeslagen instellingen vanaf een geheugenkaart te laden. De optie Instellingen opslaan/laden is alleen beschikbaar als een geheugenkaart in de camera is geplaatst en de optie Instellingen laden is alleen beschikbaar als de kaart opgeslagen instellingen bevat.
33
Foto’s maken
l De camera waterpas houden: virtuele horizon
Gegevens over de horizontale en verticale stand van de camera, afkomstig van een sensor in de camera, kunnen worden weergegeven om u te helpen de camera waterpas op een statief te plaatsen en in andere vergelijkbare situaties.
De monitor
Met de optie Virtuele horizon in het setup-menu kunt u een virtuele horizon weergeven op de monitor. De referentielijn voor de horizontale stand wordt groen als de camera niet naar links of naar rechts is gekanteld, terwijl de referentielijn voor de verticale stand groen wordt en een stip wordt weergegeven in het midden van het scherm als de camera niet naar voren of naar achteren is gekanteld. Elk maatstreepje komt overeen met 5°.
Camera waterpas
Camera naar links of naar rechts gekanteld
Camera naar voren of naar achteren gekanteld
Tijdens livebeeld kunt u een virtuele horizon weergeven over het beeld op de monitor door te drukken op de knop R.
34
Kantelen De aanduidingen zijn mogelijk niet nauwkeurig als de camera met een scherpe hoek naar voren of naar achteren is gekanteld. De kantelhoek wordt niet weergegeven als de camera deze niet kan meten.
Instellingen afstemmen op het doel
De zoeker
Als Virtuele horizon in zoeker is geselecteerd voor persoonlijke instelling f3 (Fn-knop toewijzen) of f4 (Voorbeeldknop toewijzen) > Indrukken, drukt u de knop in om aanduidingen voor de horizontale en verticale stand van de camera weer te geven in de zoeker.
Horizontaal Camera naar rechts gekanteld
Camera horizontaal
Camera naar links gekanteld
Camera verticaal
Camera naar achteren gekanteld
Verticaal Camera naar voren gekanteld
De functies van de aanduidingen worden omgedraaid als de camera gedraaid is om foto’s te maken in de staande (portret)stand.
35
Foto’s maken
l Foto’s kadreren: het raster
Voor hulp bij het kadreren van foto’s selecteert u Aan voor persoonlijke instelling d6 (Rasterweergave in zoeker) om een raster weer te geven in de zoeker.
Raster
l Foto’s verkleinen om te uploaden: Formaat wijzigen
Met de optie Formaat wijzigen in het retoucheermenu kunt u kleine kopieën van geselecteerde foto’s maken.
Verkleinde kopieën Zoomweergave is mogelijk niet beschikbaar wanneer verkleinde kopieën worden weergegeven. Kopieën van foto’s in de indeling NEF (RAW), NEF (RAW) + JPEG of TIFF (RGB) hebben de beeldkwaliteit JPEG Fijn. Kopieën die zijn gemaakt van JPEG-foto’s hebben dezelfde beeldkwaliteit als het origineel. Foto’s die zijn gemaakt met het beeldveld 5 : 4 (30 × 24) kunnen niet worden verkleind.
36
Autofocustips l Scherpstellen met de AF-ON-knop
Als Alleen AF-ON is geselecteerd voor persoonlijke instelling a4 (AF-activering), kan de knop B worden gebruikt om scherp te stellen en de ontspanknop om de sluiter te ontspannen. Als u de scherpstelling wilt vergrendelen of autofocus wilt uitschakelen wanneer zich een obstakel bevindt tussen u en het onderwerp, laat u de knop B los.
Knop B
In de positie AF-ON werkt de scherpstelselectieknop op bepaalde teleobjectieven op dezelfde manier als de knop B.
l Het aantal scherpstelpunten kiezen
Met persoonlijke instelling a7 (Aantal scherpstelpunten) kunt u het aantal scherpstelpunten kiezen dat beschikbaar is bij handmatige selectie van het scherpstelpunt. Kies 11 punten voor een snellere selectie van het scherpstelpunt wanneer u foto’s kadreert.
37
Foto’s maken
l Selectie AF-C-prioriteit
Persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit) bepaalt of de camera prioriteit geeft aan de scherpstelling of het ontspannen van de sluiter.
G Ontspannen: er kunnen foto’s worden gemaakt, ongeacht of de camera heeft scherpgesteld. De beeldsnelheid neemt niet af tijdens serieopnamen.
B Scherpstelling + ontspannen: bij
serieopnamen wordt bij de eerste opname prioriteit gegeven aan de scherpstelling en bij de overige opnamen aan het ontspannen van de sluiter. De beeldsnelheid neemt niet af.
E Ontspannen + scherpstelling: bij
serieopnamen wordt bij de eerste opname prioriteit gegeven aan het ontspannen van de sluiter en bij de overige opnamen aan de scherpstelling. De beeldsnelheid neemt zo nodig af om ervoor te zorgen dat de camera kan scherpstellen.
F Scherpstelling: er kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de camera heeft scherpgesteld.
38
Autofocustips
: Onderwerp is niet scherp : Onderwerp is scherp : Sluiter ontspannen
39
Foto’s maken
l AF-veldstand
De AF-veldstanden worden hieronder beschreven.
AF-veldstand
Bovenste lcd-venster
Zoeker
Voorbeeld van weergave van scherpstelpunten
Enkelpunts AF
Dynamisch veld-AF met 9 punten *
Dynamisch veld-AF met 21 punten *
Dynamisch veld-AF met 51 punten *
3D-tracking Automatisch veld-AF * Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker. De overige punten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.
40
Autofocustips
Omschrijving Het scherpstelpunt wordt handmatig geselecteerd. De camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt. Kies deze optie voor onderwerpen die u kunt kadreren in het geselecteerde scherpstelpunt. Het scherpstelpunt wordt handmatig geselecteerd. De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt wanneer autofocus is geactiveerd, maar als het onderwerp het geselecteerde scherpstelpunt later korte tijd verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie uit de omringende scherpstelpunten. Kies deze optie voor onderwerpen met een laag contrast als de camera moeilijk kan scherpstellen of voor actieve onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld met één scherpstelpunt. Verhoog het aantal punten als het onderwerp onvoorspelbaar beweegt of een groot deel van het beeld inneemt. Kies een instelling van één niveau hoger voor onderwerpen aan de rand van het beeld. Het aanvankelijke scherpstelpunt wordt handmatig geselecteerd. De camera gebruikt kleurinformatie om onderwerpen te volgen die het geselecteerde scherpstelpunt kort verlaten en selecteert zo nodig nieuwe scherpstelpunten. De camera detecteert automatisch het onderwerp en selecteert het scherpstelpunt.
41
Foto’s maken Selectie van scherpstelpunt en diafragma De beschikbare scherpstelpunten hangen af van het maximale diafragma van het objectief. Maximaal diafragma van f/5.6 of groter: het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit alle 51 punten: 15 kruissensoren ( ) in het midden van het beeld en 18 lijnsensoren ( ) aan weerszijden. Maximaal diafragma kleiner dan f/5.6, maar groter dan f/8 (zoals een objectief met een maximaal diafragma van f/4 op een TC-17E II teleconverter): het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit alle 15 punten: 9 kruissensoren in het midden van het beeld en 3 lijnsensoren aan weerszijden. Maximaal diafragma van f/8 (zoals een objectief met een maximaal diafragma van f/4 op een TC-20E III teleconverter): het scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit alle 11 punten: één kruissensor in het midden van het beeld, 4 lijnsensoren aan weerszijden en 1 lijnsensor boven en onder. De vier punten die worden aangeduid met het symbool zijn alleen beschikbaar bij dynamisch veld-AF.
42
Autofocustips
l Selectie van scherpstelpunt en camerastand
Als Ja is geselecteerd voor persoonlijke instelling a10 (Punten opslaan per stand), kunt u verschillende scherpstelpunten selecteren voor de liggende stand en de staande stand (camera 90° rechtsom of linksom gedraaid).
Als Nee is geselecteerd, wordt hetzelfde scherpstelpunt gebruikt, ongeacht de stand van de camera.
43
Foto’s maken
l Autofocus aanpassen aan het objectief: AF-fijnafstelling
Als u merkt dat bepaalde objectieven niet het gewenste resultaat produceren met autofocus, kunt u de scherpstelling voor elk objectief aanpassen met de optie AF-fijnafstelling > Opgeslagen waarde of Standaard in het setup-menu. (Houd er rekening mee dat AF-aanpassing de normale scherpstelling kan verstoren. Gebruik dit daarom alleen indien dit is vereist.) Optie
Omschrijving
AF• Aan: AF-fijnafstelling inschakelen voor alle opgeslagen fijnafstelling objectieven. (Aan/Uit) • Uit: AF-fijnafstelling uitschakelen. Opgeslagen AF-fijnafstelling voor het huidige objectief (alleen CPUwaarde objectieven). De waarde voor AF-fijnafstelling kiezen die wordt gebruikt als Standaard er geen waarde is opgeslagen voor het huidige objectief (alleen CPU-objectieven). Eerder opgeslagen waarden voor AF-fijnafstelling weergeven. Als Opgeslagen u meer dan één objectief van hetzelfde type gebruikt, kunt u een waarden identificatie toevoegen aan de naam van het objectief (zoals de tonen laatste twee cijfers van het serienummer van het objectief).
44
Autofocustips
De scherpstelling controleren
Plaats een liniaal in een zodanige hoek dat een van de maatstreepjes zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als een verticaal vlak, zoals de omslag van een rechtopstaand boek. Stel met behulp van autofocus scherp op het verticale vlak en fotografeer vervolgens het geselecteerde maatstreepje met behulp van scherpstelvergrendeling.
In de onderstaande illustratie ziet u hoe u het resultaat moet interpreteren.
Camera stelt scherp Camera stelt scherp vóór het geselecteerde op het geselecteerde maatstreepje: pas de maatstreepje: geen fijnafstelling omhoog aanpassing vereist. aan.
Camera stelt scherp achter het geselecteerde maatstreepje: pas de fijnafstelling omlaag aan.
45
Foto’s maken
l Focus-tracking met Lock-On
Focus-tracking met Lock-On voorkomt dat de camera opnieuw scherpstelt wanneer het onderwerp kort wordt verborgen door een obstakel en zorgt ervoor dat de camera het hoofdonderwerp blijft volgen nadat het obstakel is verdwenen (alleen continue servo-AF). Kies hoe lang het duurt voordat de camera opnieuw scherpstelt uit 5 (Lang), 4, 3 (Normaal), 2 en 1 (Kort). Als u opnieuw wilt scherpstellen voordat de vergrendeling is opgeheven, drukt u nogmaals op de knop B of de ontspanknop.
De camera wacht voordat opnieuw wordt scherpgesteld op voorwerpen achter het onderwerp De camera volgt voorwerpen op dezelfde afstand tot de camera als het onderwerp en stelt erop scherp De camera wacht voordat opnieuw wordt scherpgesteld op voorwerpen vóór het onderwerp Opmerking: schakel de vergrendeling uit voor een betere respons wanneer u snel moet schakelen tussen onderwerpen en in andere vergelijkbare situaties.
46
Films In dit hoofdstuk worden de basisinstellingen voor de camera besproken en tips en trucs gegeven die u kunt toepassen wanneer u films opneemt, in de volgorde waarin u ze gebruikt tijdens het filmen.
47
Voordat u gaat filmen Voordat u gaat filmen, dient u de camera gereed te maken zoals hieronder wordt beschreven.
l Geluid
De D4 ondersteunt de volgende functies voor geluidsopname.
Externe microfoons
De optionele ME-1 stereomicrofoon kan worden gebruikt om stereogeluid op te nemen of om te voorkomen dat het geluid van het objectief bij autofocus wordt opgenomen. U vermindert ruis met een lage frequentie, met inbegrip van het geluid van de wind, door de schakelaar voor het laagafvalfilter te draaien van FLAT naar L-CUT. Houd er rekening mee dat het geluid van de schakelaar kan worden opgenomen als u de schakelaar aanpast tijdens het filmen.
Hoofdtelefoons
Hoofdtelefoons van andere fabrikanten kunnen worden aangesloten via de hoofdtelefoonaansluiting, zodat u het geluid kunt controleren tijdens het filmen. Houd er rekening mee dat u de instellingen voor de hoofdtelefoon en de microfoon niet kunt aanpassen tijdens het filmen. Controleer vóór de opname het hoofdtelefoonvolume in de livebeeldweergave (pagina 57) en pas zo nodig het hoofdtelefoonvolume en de microfoongevoeligheid aan.
Microfoongevoeligheid
U kunt de gevoeligheid van de microfoon vóór de opname aanpassen met de optie Filminstellingen > Microfoon in het opnamemenu. Als het geluidsniveau voorspelbaar is, past u de gevoeligheid handmatig zo aan dat het piekvolume niet harder is dan 12 dB. Kies Automatisch als het geluidsniveau niet vooraf kan worden voorspeld.
48
l Filminstellingen
Naast de gevoeligheid van de microfoon kunt u de volgende opties aanpassen via Filminstellingen.
Beeldformaat, beeldsnelheid en filmkwaliteit
U kunt een beeldformaat, beeldsnelheid en filmkwaliteit instellen via Beeldformaat/beeldsnelheid en Filmkwaliteit. De camera biedt de formaten 1920 × 1080, 1280 × 720 en 640 × 424 pixels, de snelheden 60 (59,94), 50, 30 (29,97), 25 en 24 (23,976) bps, en de kwaliteitsinstellingen Hoog en Normaal.
Beeldformaat/ beeldsnelheid
Filmkwaliteit
49
Films Beeldveld Als u een FX-objectief gebruikt bij filmlivebeeld, hebt u naast het standaard FX-formaat de keuze uit twee uitsnedes: 1. Als u films wilt opnemen met een uitsnedefactor van 2,7× die van een FX-formaat objectief dat wordt gebruikt met een nietDX-beeldveld, selecteert u een optie met ’1920 × 1080 uitsnede’ voor Filminstellingen > Beeldformaat/beeldsnelheid in het opnamemenu. De effectieve brandpuntsafstand van het objectief neemt toe met 2,7×, wat leidt tot een tele-effect, en films worden opgenomen met een hogere kwaliteit dan wanneer een FX-filmformaat wordt gebruikt. 2. Als u films wilt opnemen met een uitsnedefactor van 1,5×, selecteert u DX voor Beeldveld > Kies beeldveld in het opnamemenu. Houd er rekening mee dat films die zijn opgenomen met deze instelling een lichte afname van de beeldkwaliteit vertonen vergeleken bij films die zijn opgenomen in een FX-filmformaat.
FX-filmformaat
50
DX-filmformaat
1920 × 1080 uitsnede
Uitsnedefactor: 1,5×
Uitsnedefactor: 2,7×
Voordat u gaat filmen
Bestemming
Kies de sleuf met de kaart waarop u films wilt opnemen. Het menu toont de beschikbare tijd op elke kaart. De opname eindigt automatisch als er geen tijd meer beschikbaar is. Livebeeld kan worden gebruikt om films van maximaal 29 minuten en 59 seconden op te nemen.
ISO-gevoeligheidsbereik
Kies het bereik van ISO-gevoeligheden die beschikbaar zijn voor opnamen in de standen e, f en g. Aangezien ruis (willekeurige heldere pixels, waas en lijnen) gewoonlijk toeneemt bij een hogere ISO-gevoeligheid, wordt 200 tot 12800 aanbevolen in de meeste situaties.
51
Films
l Filmlivebeeld starten
1
Selecteer filmlivebeeld. Draai de selectieknop voor livebeeld naar 1.
Selectieknop voor livebeeld
2
Start het livebeeld. Druk op de knop a.
Knop a De ontspanknop Als Films opnemen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen), kunt u de ontspanknop eenmaal half indrukken om het livebeeld te starten. Druk de knop vervolgens nogmaals half in om scherp te stellen (alleen autofocus) of druk de knop helemaal in om de opname te starten (pagina 60). U beëindigt het filmlivebeeld door te drukken op de knop a.
52
Voordat u gaat filmen
l Belichtingsstand
Houd vóór de opname de knop I (Q) ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om een belichtingsstand te kiezen. De belichtingsstand bepaalt welke instellingen u kunt aanpassen in filmlivebeeld, zoals hieronder wordt aangegeven. Diafragma
Sluitertijd
ISOgevoeligheid
Belichtingscorrectie
e, f
—
—
—
4
g
4
—
—
4
h
4
4
4
—
*
* Langere sluitertijden produceren vloeiender resultaten: bij een beeldsnelheid van 30 bps kiest u bijvoorbeeld een sluitertijd tussen 1/30 sec. en 1/125 sec. Als flikkerende lichten leiden tot flikkering of strepen in de film, wijzigt u de sluitertijd en controleert u het effect op de monitor. Als de stroomvoorziening 50 Hz gebruikt, kiest u een sluitertijd van 1/50 sec.
l Witbalans
Houd de knop U ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om een witbalansoptie te kiezen. U moet livebeeld afsluiten als u een vooringestelde witbalans wilt meten (pagina 22).
Knop U
Hoofdinstelschijf
Achterste lcd-venster
53
Films
l Autofocus gebruiken
Als u wilt scherpstellen met Selectieknop voor scherpstelstand autofocus, draait u de selectieknop voor de scherpstelstand naar AF en selecteert u de autofocusstand en de AF-veldstand, zoals hieronder wordt beschreven.
Een scherpstelstand kiezen
Houd de AF-standknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste stand wordt weergegeven op de monitor.
AF-standknop
Hoofdinstelschijf
Monitor
Kies AF-S (enkelvoudige servo-AF) of AF-F (fulltime-servo-AF): • AF-S: de camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als de camera kan scherpstellen, wordt het scherpstelpunt groen weergegeven en wordt de scherpstelling vergrendeld zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt. • AF-F: de camera stelt voortdurend scherp totdat de ontspanknop half wordt ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen. Het scherpstelpunt wordt groen weergegeven wanneer de camera heeft scherpgesteld.
54
Voordat u gaat filmen
Een AF-veldstand kiezen
Houd de AF-standknop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste stand wordt weergegeven op de monitor.
AF-standknop
Secundaire instelschijf
Monitor
Gezichtprioriteit-AF: de camera stelt scherp op gezichten. Als meerdere
! gezichten (tot 35) worden gedetecteerd, kunt u de gewenste persoon kiezen met de multi-selector.
Breedveld-AF: voor foto’s uit de hand van landschappen en andere
5 onderwerpen. U kunt het scherpstelpunt plaatsen met de multi-selector.
Normaal veld-AF: gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt te
6 plaatsen voor een zeer nauwkeurige scherpstelling op een geselecteerd punt in het beeld.
AF met onderwerp volgen: plaats het scherpstelpunt op het onderwerp en druk op het midden van de multi-selector om het onderwerp te volgen
& terwijl dit door het beeld beweegt. Druk nogmaals op het midden van de multi-selector om het volgen te beëindigen.
Opmerking De ingebouwde microfoon kan geluiden opnemen die het objectief produceert tijdens autofocus. U kunt een optionele ME-1 externe microfoon gebruiken om te voorkomen dat het objectiefgeluid wordt opgenomen (pagina 48).
55
Films
l Vibratiereductie (VR) in het objectief
Het wordt aanbevolen VR-objectieven te gebruiken waarbij u de ON/OFF-schakelaar voor vibratiereductie op de positie ON zet. Als het objectief een schakelaar voor de vibratiereductiestand heeft, kiest u NORMAL voor foto’s uit de hand of wanneer u een eenpootstatief gebruikt. Vibratiereductie moet gewoonlijk worden uitgeschakeld wanneer de camera op een statief is geplaatst, hoewel een uitzondering kan worden gemaakt voor objectieven zoals de AF-S NIKKOR 200mm f/2G ED VR II, die statieftrilling automatisch detecteert. Vibratiereductie moet ook worden uitgeschakeld als u trilling waarneemt tijdens het filmen wanneer u een camera pant die op een statief is bevestigd. Statiefstand Sommige objectieven, zoals de AF-S NIKKOR 400 mm f/2.8G ED VR, bieden vibratiereductie met de optie TRIPOD die gewoonlijk wordt aanbevolen als de camera op een statief is geplaatst. NORMAL heeft echter de voorkeur als de statiefkop niet is bevestigd of als u een eenpootstatief gebruikt.
56
Voordat u gaat filmen
l Instellingen aanpassen tijdens livebeeld
U kunt de aanduiding voor de microfoongevoeligheid, het hoofdtelefoonvolume of de monitorhelderheid in de livebeeldweergave markeren door W ingedrukt te houden en op 4 of 2 te drukken. Vervolgens past u de gemarkeerde instelling aan door op 1 of 3 te drukken. Hoofdtelefoonvolume Microfoongevoeligheid
Monitorhelderheid
Geluidsniveau
Houd er rekening mee dat u de microfoongevoeligheid en het hoofdtelefoonvolume niet kunt aanpassen tijdens het filmen en dat de helderheid alleen van invloed is op het beeld op de monitor en niet op films.
57
Films
l Het informatiescherm Druk op de knop R om te kiezen welke informatie wordt weergegeven tijdens filmlivebeeld. Informatie aan
Informatie uit
Virtuele horizon
Hulpsjablonen
Histogram
Verberg aanduidingen als de camera is aangesloten op een extern opnameapparaat (pagina 66).
58
Voordat u gaat filmen
l De scherpstelling controleren
Als Zoom aan/uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling f1 (Centrale knop multi-selector) > Livebeeld, kunt u op het midden van de multi-selector drukken om in te zoomen op het huidige scherpstelpunt. Voor de aanvankelijke zoominstelling kunt u kiezen uit lage, gemiddelde en hoge zoom door de optie Zoom aan/uit te markeren in het menu voor de centrale knop van de multiselector en op 2 te drukken. Scherpstellen tijdens het zoomen is niet beschikbaar tijdens filmopnamen.
Navigatievenster
Onderwerp volgen Als u bij AF met onderwerp volgen op het midden van de multiselector drukt, vergrendelt u de scherpstelling op het onderwerp in het scherpstelpunt (pagina 55). Druk op de knop X om in te zoomen op het onderwerp en de scherpstelling te controleren.
59
Films opnemen l Opname starten en stoppen
Druk op de filmopnameknop om de opname Opnamete starten. Als Films opnemen is geselecteerd aanduiding voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen), kunt u de filmopname starten en stopen door de ontspanknop helemaal in te drukken. Als de camera op een statief is bevestigd, kunt u cameratrilling verminderen door de ontspanknop op een optionele Resterende tijd MC-36 of MC-30 afstandsbedieningskabel te gebruiken om de opname te starten en te stoppen. (U kunt filmlivebeeld ook starten door de ontspanknop op de afstandsbedieningskabel half in te drukken.) Foto’s maken Als Live-opname vastleggen is geselecteerd voor persoonlijke instelling g4 (Ontspanknop toewijzen), kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om foto’s te maken zonder de filmopname te onderbreken. De resulterende foto’s zijn ongeveer 2,1 megapixels groot en hebben een beeldverhouding van 16 : 9.
60
Films opnemen
l Films bewerken
Met de optie Film bewerken in het retoucheermenu kunt u bewerkte kopieën maken van films op de geheugenkaart. Selecteer Kies begin-/eindpunt om ongewenste beelden te verwijderen in fragmenten van minimaal een halve seconde of kies Bewaar geselecteerde beelden om geselecteerde beelden op te slaan als JPEGfoto’s.
61
Intervalfilms l Intervalfilms
Voer de onderstaande stappen uit als u geluidloze intervalfilms wilt maken van foto’s die automatisch met geselecteerde intervallen zijn gemaakt. De resulterende film wordt opgeslagen met de instellingen die zijn geselecteerd voor Filminstellingen in het opnamemenu. Het wordt aanbevolen de camera op het lichtnet aan te sluiten met een optionele EH-6b lichtnetadapter en een EP-6 stroomaansluiting om ervoor te zorgen dat de opname niet wordt onderbroken.
62
1
Selecteer Time-lapse-fotografie. Selecteer Time-lapse-fotografie in het opnamemenu.
2
Kies het interval. Het venster rechts wordt weergegeven. Kies een interval van 1 seconde tot 10 minuten (de geselecteerde instelling wordt onder in het venster weergegeven) en druk op 2 om verder te gaan naar de volgende stap.
Intervalfilms
3
Kies de opnameduur. Voer een opnameduur in van 1 minuut tot 7 uur en 59 minuten (de geselecteerde instelling wordt onder in het venster weergegeven) en druk op 2 om verder te gaan.
4
Start de opname. Markeer Aan en druk op J. (Als u wilt terugkeren naar het opnamemenu zonder time-lapse-fotografie te starten, selecteert u Uit). De opname begint na drie seconden. De duur van de film die wordt Opgenomen duur/ opgenomen bij de huidige instellingen maximale duur en de beschikbare ruimte op de geheugenkaart worden weergegeven onder in het venster voor time-lapsefotografie. Kaartstatus Beeldformaat/snelheid
63
Films
Time-lapse-fotografie onderbreken
Time-lapse-fotografie eindigt automatisch als de batterij leeg is. Ook in de volgende gevallen wordt time-lapse-fotografie beëindigd: • U selecteert Start > Uit voor Time-lapse-fotografie • U drukt op J tussen beelden of direct nadat een beeld is opgenomen • De camera wordt uitgeschakeld • Het objectief wordt verwijderd • Een USB- of HDMI-kabel wordt aangesloten • Een geheugenkaart wordt in een lege sleuf geplaatst • De ontspanknop wordt helemaal ingedrukt om een foto te maken Er wordt een film gemaakt van de beelden die zijn opgenomen tot het moment dat time-lapse-fotografie werd beëindigd. U kunt weer normaal fotograferen nadat time-lapse-fotografie is beëindigd. Time-lapse-fotografie wordt ook beëindigd als de voedingsbron wordt verwijderd of losgekoppeld of als de doelgeheugenkaart wordt verwijderd. In die gevallen wordt geen film opgenomen.
64
Intervalfilms Time-lapse-fotografie Time-lapse-fotografie is niet beschikbaar tijdens livebeeld, bij een sluitertijd van A of als bracketing, HDR (hoog dynamisch bereik), meervoudige belichting of intervalfotografie actief is. Als u wijzigingen in helderheid wilt vastleggen, gebruikt u handmatige belichting. Voor een consistente kadrering, kleuren en scherpstelling schakelt u vibratiereductie uit, kiest u een andere witbalansinstelling dan automatisch en gebruikt u handmatige scherpstelling. Als time-lapse-foto’s worden opgenomen terwijl een optie met ’1920 × 1080 uitsnede’ is geselecteerd als beeldformaat voor film, is het gebied dat wordt gebruikt voor het meten van de belichting, flitssterkte en automatische witbalans niet hetzelfde als het gebied in de uiteindelijke foto’s, waardoor mogelijk geen optimaal resultaat kan worden bereikt. Maak testfoto’s en controleer het resultaat op de monitor.
65
HDMI-uitvoer De camera kan worden aangesloten op een HDMI-opnameapparaat.
Aansluiten op HDMIapparaat Met de optie HDMI in het setup-menu regelt u de HDMI-uitvoer.
Uitvoerresolutie
Automatisch wordt aanbevolen. Andere instellingen dienen alleen te worden gebruikt als Automatisch niet het gewenste resultaat oplevert.
Geavanceerd
Pas de instellingen als volgt aan: • Uitvoerbereik: Automatisch. Kies Beperkt bereik (16–235) of Volledig bereik (0–255) alleen als de camera niet het juiste uitvoerbereik voor het RGB-videosignaal kan detecteren. • Uitvoerformaat: 100% • Schermweergave bij livebld: Uit
66
HDMI-opname De D4 comprimeert HDMI-uitvoer niet, zodat de camera kan worden aangesloten op een HDMI-opnameapparaat en filmbeelden kunnen worden opgenomen met een hogere kwaliteit dan wanneer ze worden opgeslagen op een geheugenkaart. Terwijl films worden opgenomen met de camera, kan de camera filmbeelden uitvoeren met een kleiner beeldformaat dan het formaat dat is geselecteerd voor Beeldformaat/beeldsnelheid.
67
68
Beginnende gebruikers
69
Beginnende gebruikers
l De instelschijven aanpassen Persoonlijke instelling f10: Functie instelschijven inst.
Rotatie omkeren: u kunt de draairichting van de hoofdinstelschijf en de secundaire instelschijf omkeren wanneer u aanpassingen aanbrengt in Belichtingscorrectie en/of Sluitertijd/ diafragma. (Deze instellingen zijn ook van toepassing op de instelschijven voor verticale opnamen.) Markeer de gewenste opties en druk op 2 om ze te selecteren of uit te schakelen. Markeer vervolgens Gereed en druk op J. Verwissel hoofd/secundair: als Aan is geselecteerd, wijzigt u de sluitertijd met de hoofdinstelschijf en het diafragma met de secundaire instelschijf. Als Aan is geselecteerd, wijzigt u het diafragma met de hoofdinstelschijf en de sluitertijd met de secundaire instelschijf. Als Aan (A-stand) is geselecteerd, wordt gebruikt de hoofdinstelschijf alleen in belichtingsstand g gebruikt om het diafragma te wijzigen. Deze instelling is ook van toepassing op de instelschijven voor verticale opnamen.
l Aanduidingen omkeren Persoonlijke instelling f13: Aanduidingen omkeren Als (V) is geselecteerd, worden de
70
belichtingsaanduidingen in het bovenste lcd-venster en in het informatiescherm weergegeven met positieve waarden links en negatieve waarden rechts. Selecteer (W) als u negatieve waarden links wilt weergeven en positieve waarden rechts.
Beginnende gebruikers
l De eerste sleuf kiezen
Als u twee geheugenkaarten gebruikt, kunt u één kaart instellen als primaire kaart met de optie Eerste sleuf selecteren in het opnamemenu.
l De monitorhelderheid aanpassen
Met de optie Monitorhelderheid in het setup-menu kunt u de helderheid van de monitor aanpassen voor weergave, menu’s en het informatiescherm. Optie
Omschrijving
Als de monitor is ingeschakeld, wordt de helderheid van de Automatisch monitor automatisch aangepast aan het omgevingslicht. Let op dat u de omgevingslichtsensor niet afdekt. Druk op 1 of 3 om de monitorhelderheid te kiezen. Kies een Handmatig hogere waarde om de helderheid te verhogen of een lagere waarde om de helderheid te verlagen.
l De uitschakeltijd voor de monitor kiezen Persoonlijke instelling c4: Monitor uit Hiermee bepaalt u hoe lang de monitor aan blijft wanneer er geen bewerkingen worden uitgevoerd.
71
Beginnende gebruikers
l Lichtmeting
U kiest hoe de camera de belichting instelt door de knop Y ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste optie voor lichtmeting wordt weergegeven in de zoeker en in het bovenste lcd-venster. U hebt de keuze uit matrixmeting (L), centrumgerichte meting (M) en spotmeting (N).
Bovenste lcd-venster Knop Y
72
Hoofdinstelschijf
Zoeker
Printed in Japan
© 2012 Nikon Corporation © 2008 Nikon Corporation
Gedrukt in Japan SB8F01(10) CS SB2G01(1F) 6MB00010-01