RUPELMONDE 1796, PROFESSIONELE STRUCTUREN PROFESSIONELE STRUCTUUR. Zoals nagenoeg overal elders het geval is met deze telling van het jaar IV, moeten we ook voor Rupelmonde vaststellen dat een precieze uittekening van de structuur der beroepsbevolking niet mogelijk is ingevolge het ontbreken van de vereiste volledigheid in het register van de telling. Het is inderdaad zo dat slechts voor de gezinshoofden het beroep werd opgenomen, terwijl dit ontbreekt voor bijvoorbeeld de oudere mannelijke leden van het gezin, hoewel de meesten ongetwijfeld toch een beroep moeten uitgeoefend hebben. Ook voor het vrouwelijk deel der bevolking komt praktisch nooit de vermelding van een beroep voor, tenzij in enkele gevallen waarin de vrouw een zelfstandig beroep bedreef, doorgaans met de hulp van een knecht. Alleszins blijft het interessant een overzicht te verstrekken van de beschikbare gegevens, gezien die in ieder geval de mogelijkheid bieden om ons een inzicht te verschaffen in de beroepsdifferentiatie van de gezinsonderhoudende groep der toenmalige Rupelmondse bevolking. Op een totaal van 1868 inwoners werden er slechts 462 personen met een beroep vermeld. In het licht van de zo pas geformuleerde bemerking betekent zulks dat 25,21% der bevolking een functie van gezinshoofd bekleedde en dat in het Rupelmonde van 1796 een gezin gemiddeld uit vier personen bestond. Ter vergelijking volgen hier enkele percentages zoals we die voor andere plaatsen hebben kunnen vinden : Hasselt 29,06%, Maaseik 30,70%, Mechelen 40,44%, Evergem 30,9%, Knesselare 26,3%, Ronsele 30,4%, Zomergem 32,2%. De uitgeoefende beroepen kunnen tot een tiental grote groepen teruggebracht worden. Tabel IV geeft per beroepsgroep het aantal personen dat in de betrokken sector actief was en tevens het procentueel aandeel der onderscheiden professionele sectoren in het geheel der beroepsstructuur.
TABEL IV. Sectoren 1.Landbouw 2.Transport-handel 3.Voeding 4.Textiel-kleding 5.Dagloners 6.Steennijverheid 7.Hout-ameublement 8.Allerlei 9.Diensten
44 92 44 33 19 17 44 45
11,3 23,5 52 11,3 8,4 4,9 4,3 11,3 11,5
13,3
HK 1982 2 Rupelmonde 1796 professionele structuren
1
390
100%
10.Mannelijk dienstpersoneel 33 11.Vrouwelijk dienstpersoneel 39 Totaal van 10 en 11 72
LANDBOUW. Deze sector bezorgde een broodwinning aan slechts een gering gedeelte van de gezinshoofden (11,3%). Voor de gemeente Knesselare, waar een vrij vlottende groep van losse arbeiders aanwezig was, die naargelang de seizoenen nu eens in de opkomende textielnijverheid en dan weer als landbouwknecht werkte, was 5,9% van de gezinshoofden permanent in de landbouw werkzaam. Voor Mechelen en Maaseik verschijnen percentages van respectievelijk 5,91% en 7,36%. In de gemeenten daarentegen waar de agrarische sector nog duidelijk overheerste, treft men procenten aan van 43,9% voor het kanton Lede en zelfs 70,7% voor Sint-Gillis-Dendermónde. Gemeenten waar de bevolking toch ook reeds goeddeels losgekomen was van het eigenlijke landbouwbedrijf en een steeds ruimer wordende groep zich meer en meer richtte tot andere middelen van bestaan, haalde de tewerkstelling in de landbouw toch nog cijfers van 18,7% voor Ronsele en 27,4% voor Evergem.
HK 1982 2 Rupelmonde 1796 professionele structuren
2
TRANSPORT EN HANDEL. Bijna een vierde van de Rupelmondse gezinshoofden vond een bestaan in handel en vervoer. Met een percentage van 23,4 overtreft deze sector de overige sectoren in ruime mate. De eigenlijke handel neemt slechts 4,5% der totale tewerkstelling voor zijn rekening, een cijfer dat nauw aansluit bij de gegevens die voor andere plaatsen zijn gebleken : Evergem (3,7%), Knesselare (4,1%), Ronsele (2,4%), Zomergem (3,3%), Mechelen (4,19%), Maaseik (6,47%). Anders is het gesteld met het transport, waar te Rupelmonde voor de gezinshoofden een tewerkstelling te noteren valt van niet minder dan 19%. Dit betekent dat de beroepen uit deze sector, met name de schippers en enkele zeelui, aan een vijfde van alle gezinshoofden een bestaan verschaften. Het aandeel van het transport in de globale tewerkstellingsstructuur blijkt bij het voorhanden zijnde vergelijkingsmateriaal nergens zo hoog op te lopen. Bij de nog half agrarische gemeenten Evergem, Knesselare, Ronsele en Zomergem liggen de percentages rond het nulpunt met respectievelijk 0,8 -0,6 - O - en O,l%. Voor Maaseik, evenals Rupelmonde aan een belangrijke stroom gelegen en eveneens fungerend als verzorgingscentrum voor de omliggende landbouwgemeenten, overschreed het percentage de 0,7 niet. Zelfs voor een stad als Mechelen werkte slechts 3,68% der actieve bevolking in de transportsector. Voortgaande op de beroepsstructuur der Rupelmondse bevolking in 1796, zoals die naar voren komt in tabel IV, kan men moeilijk vooropstellen dat de hoge tewerkstellingsgraad in het transportbedrijf gestoeld is op een industriële basis ter plaatse. Verder doorgedreven onderzoek naar de sociaal-economische structuur van het toenmalige Rupelmonde zou uitsluitsel kunnen geven over de redenen van die bijzonder hoge tewerkstellingsgraad in het transport. We menen echter wel veilig te kunnen vooropstellen dat twee factoren afzonderlijk of samen bepalend zullen geweest zijn voor die bijzondere situatie. Enerzijds de functie van marktcentrum voor het omliggende agrarische gebied, waarbij Rupelmonde in 17de en 18de eeuw fungeerde als uitvoerhaven voor de landbouwvoortbrengselen, waaronder vooral fruit (krieken, kersen). Anderzijds was inzonderheid na het midden van de 18e eeuw in Rupelmonde zelf en in het aangrenzende deel van Bazel (het latere Steendorp) een zeer sterke ontwikkeling van de steenbakkerijbedrijvigheid ontstaan, een nijverheid die in sterke mate aangewezen was op een intens transport per schip, van zowel bepaalde grondstoffen als van geproduceerde steen. VOEDING. Met 13,3% lag de tewerkstelling in de voedingssector voor Rupelmonde eerder aan de hoge kant. De gemeenten Evergem, Knesselare, Ronsele en Zomergem kwamen slechts tot percentages van respectievelijk 2,2%, 3%, 6,1% en 2,5%. Maar ook voor Maaseik en Mechelen liepen de cijfers niet hoger op dan respectievelijk 6,92% en 10,12%. De belangrijkste beroepen in deze sector waren de bakkers (3,8%) en de vissers (4,1%). TEXTIEL EN KLEDING. Textiel en kledingbedrijf vormden een vierde belangrijke bestaansmogelijkheid voor een ruim deel der gezinshoofden. De 11,3% die hier een broodwinning vond, werkte hoofdzakelijk in de sector van de kleding. Van textielnijverheid was er praktisch geen sprake : wevers, blekers en ververs maakten samen slechts 2,8% van de actieve bevolking uit. Het kledingbedrijf nam 7,5% voor zijn rekening, voornamelijk kleermakers (4,1%) en schoenmakers(3,3%). HK 1982 2 Rupelmonde 1796 professionele structuren
3
Voor de reeds veelvuldig geciteerde gemeenten ten NW van Gent vonden we voor de kledingsector percentages van 2,7%, 3%, 4,4% en 6,1% (Ronsele). De kleermakers vertegenwoordigden in Maaseik en Mechelen respectievelijk 3,9 en 7,7% der actieve bevolking; de schoenmakers 14,4 en 4,5%. DAGLONERS. De dagloners, in de telling ook wel arbeiders of werklui genaamd, vormen een relatief kleine groep van niet meer dan 8,4%. In deze groep werden enkel die personen ondergebracht die, gezinshoofd zijnde, onder één van de pas vermelde beroepskwalificaties werden ingeschreven zonder enige verdere specificatie. De eigenlijke knechten van de diverse ambachtslui e.a. zelfstandige beroepen werden beschouwd als dienstpersoneel, daar het in deze gevallen enkel ging om personen zonder gezinsonderhoudende functie. HOUT EN AMEUBLEMENT, STEENNIJVERHEID, ALLERLEI. De beroepen van deze categorieën vertegenwoordigen slechts een gering deel van de tewerkstelling. Als belangrijkste vermelden we de steennijverheid (4,9%) waarvan de steenbakkerij-uitbaters de grootste groep vormden met 4,1%.
HK 1982 2 Rupelmonde 1796 professionele structuren
4
Onder de hoofding "allerlei" hebben we die beroepen gerangschikt welke ingevolge hun al te geringe differentiatie bezwaarlijk een verdere indeling toelieten. In zijn geheel vertegenwoordigt deze groep toch nog een 11,3% der actieve gezinshoofden. De touwslagers en zeilmakers nemen hier het leeuwedeel voor hun rekening met 4,6% der totale tewerkstelling. Rekening houdend met het feit dat deze beroepsactiviteit in wezen rechtstreeks samenhing met de drukke transportbe-drijvigheid, mogen we deze beroepsgroep eigenlijk ook rekenen bij de tewerkstelling in het transportbedrijf. Zulks betekent dan dat in feite bijna een vierde der Rupelmondse gezinshoofden in 1796 een bestaan vond in de transportsector. DIENSTEN. De kwantitatief niet onbelangrijke dienstensector die 11,5% der totale tewerkstelling vertegenwoordigde, vloeit voort uit de aanwezigheid van een vrij grote groep religieuzen die niet minder dan 7,2% van de totale tewerkstelling innam. DIENSTPERSONEEL. Het Rupelmonde van 1796 telde heel wat meiden en knechten. Ten einde geen vertekend beeld te krijgen van de professionele structuur der gezinshoofden, hebben we deze niet gezinsonderhoudende groep van mannelijk en vrouwelijk dienstpersoneel buiten beschouwing gelaten bij de berekening der procentuele verhoudingen die werden opgenomen in tabel IV. Ten opzichte van het geheel der in de telling met beroepskwalificatie vermelde bevolking, vertegenwoordigde deze beroepscategorie niet minder dan 15,5%, waarvan 8,3% meiden en 7,2% knechten. Een derde van dit dienstpersoneel (zijnde 5,4 der totale beroepsbevolking) was tewerkgesteld in de landbouw. Het grootste deel van het mannelijk dienstpersoneel was actief als landbouwknecht (57,5%). Bij het vrouwelijk dienstpersoneel bleek slechts een miniem gedeelte werkzaam in de agrarische sector (amper 15,4%). Voor het overige werkte het grootste deel der meiden (41%) bij een viertal beroepsgroepen : bakkers, herbergiers, steenbakkers en schippers. Bij de vergelijking met de gegevens uit de tellingen van andere gemeenten, neemt Rupelmonde een verschillende plaats in naargelang men de vergelijking trekt met het geheel der actieve bevolking dan wel met het totale bevolkingscijfer. In het eerste geval blijkt het percentage voor Rupelmonde te behoren tot de categorie van de verstedelijkte gemeenten. In Mechelen vertegenwoordigde het dienstpersoneel destijds 15,8% der totale beroepsbevolking, dus ongeveer evenveel als te Rupelmonde. Voor Hasselt en Maaseik nam deze professionele groep nog een ruimer aandeel in met respectievelijk 24,6% en 22,7%. Voor de agrarische streken bereikte het dienstpersoneel lang niet zulke hoge percentages : nauwelijks 6,7% voor het kanton Lede, 10,6% voor de streek rond Oudenaarde en 14,1% voor Veurne-Ambacht. De situatie is helemaal anders wanneer men de verhouding berekent tussen het dienstpersoneel en het totale bevolkingscijfer. Hier vinden we Rupelmonde helemaal onderaan met het bijzonder laag percentage van slechts 3,8%. Voor Mechelen en Maaseik liggen de percentages bijna dubbel zo hoog (respectievelijk 6,4% en 6,9%). Voor de landbouwgebieden lopen de voorhanden zijnde cijfers sterk uiteen. In het kanton Lede en het Land van Schorisse bedroegen de HK 1982 2 Rupelmonde 1796 professionele structuren
5
percentages slechts 4,7% en 4,9%. Voor andere land-bouwgemeenten kwamen veel hogere cijfers naar voren : 7,2% voor de streek rond Oudenaarde; de gemeenten Knesselare, Evergem, Ronsele en Zomergem leverden percentages van 8% tot 11,2%; voor Veurne-Ambacht werd een verhouding van 10,6% berekend, terwijl het Wase SintPauwels met 11,8% op een gelijkaardig niveau bleef. In wat voorafgaat werden slechts een beperkt aantal demografische verschijnselen onder de loupe genomen. Deze beperktheid, voornamelijk ingegeven door de onvolkomenheden van de telling van 1796, verhindert evenwel niet enige oppervlakkige gevolgtrekkingen te maken op basis van de nagegane gegevens. In de eerste plaats stellen we vast dat Rupelmonde voor alle onderzochte demografische aspecten de kenmerken vertoont die destijds eigen waren aan verstedelijkte centra of aan bevolkingsentiteiten waar een beginnende industrialisatie aan gang was. Anderzijds maken de cijfergegevens duidelijk dat die gegevens zich in zowat alle gevallen bewegen aan de rand van de voor verstedelijkte centra typerende orde van grootheden. In de meeste gevallen houden de demografische gegevens voor Rupelmonde eerder het midden tussen de gegevens voor verstedelijkte centra en die voor de agrarische gebieden. Deze vaststelling zou er kunnen op wijzen dat Rupelmonde aan het einde der 18de eeuw bezig was te evolueren van agrarische demografische structuren naar meer verstedelijkte demografische realiteiten. Op economisch vlak blijkt Rupelmonde in die periode in sterke mate georiënteerd op handel, inzonderheid op transport. Verder onderzoek zou de precieze aard van die trafiek moeten kunnen blootleggen. De vastgestelde professionele structuur wijst alleszins niet op de aanwezigheid in de gemeente zelf van een naar verhouding tot de transportactiviteit belangrijke nijverheids-of agrarische productie. J.-B. Windey.
HK 1982 2 Rupelmonde 1796 professionele structuren
6