KO RT L O P E N D O N D E RW I J S O N D E R Z O E K
Professionele organisatie
111
Positief met en over PBS Op weg van een aparte aanpak naar integratie
Jos van Kuijk Carolien van Rens
Positief met en over PBS
Op weg van een aparte aanpak naar integratie Jos van Kuijk Carolien van Rens
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Kuijk, J. van en C.van Rens Positief met en over PBS. Op weg van een aparte aanpak naar integratie. J.van Kuijk en C.van Rens. PBS. 2013 Nijmegen / amsterdam, ITS Radboud Universiteit / Kohnstasmm Instituut
ISBN 978-90-5554-467-7
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. Uitgave: ITS Toernooivel 212 Telefoon: 024-3653500 www.ru.nl/its Copyright © ITS, 2013
Dit onderzoek is gefinancierd uit het budget dat het ministerie van OCW jaarlijks beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van Kortlopend Onderwijsonderzoek dat uitgevoerd wordt op verzoek van het onderwijsveld.
2
Inhoud
Woord vooraf
5
1
Inleiding, vraagstelling en onderzoeksopzet 1.1 Inleiding en aanleiding 1.2 Vraagstelling 1.3 Onderzoeksopzet en -uitvoering
7 7 8 8
2
PBS in onderzoek en praktijk
13
3
PBS in de scholen 3.1 Canisius College Berg en Dalseweg 3.2 Canisius College Goffert 3.3 Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud 3.4 Kandinsky College Hatertseweg 3.5 Kandinsky College Malderburchtstraat 3.6 Kandinsky College Molenhoek
21 21 25 29 34 38 43
4
Resultaten vragenlijsten over scholen heen
49
5
Samenvatting en conclusies 5.1 Inleiding 5.2 Samenvatting 5.3 Conclusies 5.4 Aandachtspunten
55 55 55 58 60
3
Woord vooraf
Positive Behavior Support (PBS) krijgt langzamerhand ook in Nederland voet aan de grond. Deze van oorsprong Amerikaans aanpak heeft als doel preventief en schoolbreed en vanuit gedeelde waarden een veilig en positief schoolklimaat te creëren dat leerlingen in staat stelt optimaal te profiteren van het geboden onderwijs. De benadering grijpt in op (gewenst) gedrag van leerlingen en door sommigen wordt PBS wel gezien als een aanpak die in het kader van Passend onderwijs vruchten kan afwerpen. Op dit moment zijn verschillende scholen in Nederland bezig met het voorbereiden en invoeren van PBS. Zo ook drie scholen(gemeenschappen), met in totaal zes locaties van de Scholengroep Rijk van Nijmegen. Nu enkele jaren na invoering is het bestuur zeer geïnteresseerd in de stand van zaken in de scholen. Heeft PBS bijgedragen aan een verbetering van de organisatiestructuur en cultuur, is het pedagogisch klimaat veranderd en is het pedagogisch didactisch handelen van het personeel verbeterd, ofwel is men minder handelingsverlegen? Het waren deze vragen die het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen heeft doen besluiten een aanvraag in te dienen bij Kortlopend Onderwijsonderzoek naar de stand van zaken van PBS in de zes locaties. Voor ogen stond daarbij wat kunnen de scholen er van leren en waar kan eventueel bijsturing plaatsvinden. Daarnaast zouden ook andere scholen – die nog met PBS willen starten - er van kunnen leren. In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek waarbij intensief met de scholen (directie, leraren, onderwijsondersteunend personeel en leerlingen) is omgegaan en waarbij met diverse methoden (documentanalyse, interviews, vragenlijsten) informatie is verzameld over de voorbereiding en invoering van PBS. Wat dit betreft danken we de medewerkers op de zes locaties dan ook voor hun constructieve inzet en medewerking aan dit onderzoek. Zonder hen was dit onderzoek niet mogelijk geweest. In het bijzonder danken we de volgende personen binnen de scholen: Dominique Majoor/Désirée Heijnen (Canisius College Berg en Dalseweg), Arno van Stippent (Canisius College Goffert), Silvia Rijs (Kandinsky College Hatertseweg), Wil Boezen (Kandinsky College Malderburchtstraat), René Krechting (Kandinsky College Molenhoek) en Hans van den Ende (Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud – NSG). Een speciaal woord van dank voor Wil Boezen die namens het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen dit onderzoek heeft begeleid en de resultaten heeft becommentarieerd. Verder danken we
5
Monique Nelen (Windesheim Expertisecentrum PBIS) en Mariëtte Haasen (Fontys Kenniscentrum voor gedrag en SWPBS) die in de eindrapportagefase bij de interpretatie van de resultaten, als klankbord hebben gefungeerd voor de onderzoekers. De bruikbaarheid van de resultaten en van deze rapportage in de praktijk stond daarbij voorop. Jos van Kuijk Carolien van Rens
6
1
1.1
Inleiding, vraagstelling en onderzoeksopzet
Inleiding en aanleiding
Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS of korter PBS) is een preventieve aanpak of benadering van gedrag van leerlingen in het primair, het speciaal en het voortgezet onderwijs. De aanpak heeft in grote lijnen als doel om schoolbreed en vanuit gedeelde waarden een veilig en positief schoolklimaat te creëren dat alle leerlingen in staat stelt om optimaal te profiteren van het geboden onderwijs. Door sommigen wordt PBS wel gezien als de link naar passend onderwijs; op deze wijze worden docenten handvatten geboden en worden ze ondersteund bij het begeleiden van (zorg)leerlingen op momenten van handelingsverlegenheid. De scholen van de Scholengroep Rijk van Nijmegen werken nu enkele jaren -vanaf 2009 - in meer of mindere mate met deze aanpak en het bestuur zou voor verdere implementatie en ontwikkeling graag inzicht krijgen in wat deze aanpak doet met de organisatiecultuur, het pedagogisch klimaat en het pedagogisch-didactisch handelen van het personeel op de desbetreffende scholen. De scholen zitten middenin het implementatieproces en hebben tezamen met enkele andere vo-scholen in Nederland een pioniersfunctie. Deze pionierscholen zijn als zodanig druk bezig om deze van oorsprong Amerikaanse aanpak op een goede wijze te transformeren naar het Nederlandse onderwijs en de daarbij behorende cultuur. De scholen onder de Scholengroep Rijk van Nijmegen onderschrijven de uitgangspunten van PBS en hebben die mede tot inzet van beleid gemaakt. Met name ook het meer onderzoeksmatig werken om schoolverbetering te realiseren is de scholen op het lijf geschreven. Het zijn echter ook deze uitgangspunten en de omvattendheid van de ‘aanpak’ PBS, die het bestuur en de scholen – Canisius College (2 locaties), Kandinsky College (3 locaties) en Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud (NSG) - heeft getriggerd een aanvraag te doen voor praktijkgericht Kortlopend onderwijsonderzoek naar deze aanpak en de gevolgen ervan voor de school, de leraren en de leerlingen. Dit vanuit de gedachte dat de scholen in diverse fasen van ontwikkeling van deze aanpak zijn (implementatie, uitvoering, evaluatie) en mogelijk met enkele andere scholen in Nederland de genoemde pioniersfunctie vervullen. Ook andere scholen in Nijmegen (Notre Dames des Anges, Flex College) maken bijvoorbeeld gebruik van deze aanpak. Inzicht in diverse aspecten van de aanpak kan zowel
7
voor de scholen zelf als ook voor andere scholen en besturen van belang zijn bij besluitvorming over de inzet van deze aanpak. In de volgende paragraaf gaan we meer concreet in op deze vragen.
1.2
Vraagstelling
Het bestuur van deze scholen wil graag meer inzicht in wat PBS betekent voor: - de organisatie en organisatiecultuur; - het pedagogisch klimaat; - het pedagogisch didactisch handelen van leraren. Deze vraagstelling is enerzijds afkomstig van observaties van de huidige aanpak (investeringen in scholing, bezoek conferenties, tijd, kwaliteitszorgsysteem, overleg, ondersteuning) en anderzijds van de noodzaak te weten waar men staat en welke effecten (bedoeld en onbedoeld) er zijn. Dit om efficiënte en effectieve continuering mogelijk te maken en te kunnen sturen waar mogelijk. Mogelijk geven de verschillende wijzen van implementatie en vormgeving (bijvoorbeeld: keuze gedragsindicatoren, inrichting borging) ook inzicht in en ‘good practices’ voor het vervolg. Daarnaast verwacht de aanvrager met dit onderzoek ook voor andere scholen relevante informatie over de besluitvorming, implementatie, uitvoering en evaluatie van PBS te kunnen generen. Dit bijvoorbeeld via de jaarlijkse conferenties in Nederland. Ook in de samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen (ILS) en de HAN bij de opleiding van studenten kunnen resultaten uit het onderzoek mogelijk gebruikt worden. Tenslotte kan meer informatie verkregen worden over een mogelijke bijdrage van PBS aan Passend Onderwijs.
1.3
Onderzoeksopzet en -uitvoering
Het onderzoek bestond uit een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Daarnaast is een korte literatuurscan / internetscan uitgevoerd. We gaan kort op elk van de onderdelen in. Literatuurscan/internetscan In eerste instantie is gezocht naar onderzoeksliteratuur. Deze is vooral afkomstig uit Amerika en Noorwegen waar al onderzoek is gedaan naar de implementatie en het functioneren van PBS. Enkele hiervan zijn bekeken en hierbij is gericht gezocht naar consequenties van PBS voor de organisatie en voor het pedagogisch-didactisch han-
8
delen. Daarnaast zijn effecten in termen van leerlinggedrag en ontwikkelingen daarin bekeken. Naast literatuur, zijn er ook scholen (in Nederland en buitenland) die zich met PBS op internet of in vakbladen afficheren. Wat beogen zij, welke consequenties heeft dit voor de organisatie en werkt het zoals bedoeld? We hebben hiermee een breder beeld gekregen van PBS in al zijn fasen van ontwikkeling en van de mogelijkheden en onmogelijkheden voor het sturen van gedrag van leerlingen. In hoofdstuk twee wordt hier verslag van gedaan. We konden de scholen hierdoor meer beslagen ten ijs tegemoet treden. Kwalitatief onderzoek Per school onder het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen is het projectplan van PBS opgevraagd en zijn verder via gesprekken achterhaald: - Welke doelen zijn gesteld en worden beoogd, waarom PBS (aanleiding)? - Hoe heeft besluitvorming over PBS plaatsgevonden, wie is daarbij betrokken? - Welke organisatiestructuur heeft het project en in welke mate is de leiding betrokken? - Heeft risico-inventarisatie plaatsgevonden en zijn er mogelijkheden tot bijsturing, hoe? - Plaats van het ‘project’ in de organisatie? - Communicatie over het project schoolbreed / bestuurbreed en hoe is systematiek / aanpak verspreid in school en hoe gedragen leerkrachten zich? - wanneer en hoe is PBS geïmplementeerd? - welke effecten op welk leerlinggedrag (indicatoren) worden verwacht en waarom die? - Hoe en door wie wordt geregistreerd en wie monitort? - evaluatiecyclus en mogelijkheden tot bijsturen? - Investering school: scholing, registratie, monitoring, overleg, bijsturing? - Betekenis PBS voor de organisatie: structuur, tijd, geld, overleg, registratie? - Betekenis PBS voor de organisatiecultuur: mate van ondersteuning PBS, onderlinge sfeer, veranderingen in cultuur (bijv. strenge school geworden)? - Betekenis PBS voor pedagogisch klimaat? - Betekenis PBS voor pedagogisch-didactisch handelen? - Betekenis PBS voor leerlingen (duidelijke structuur, strenger)? - Wat levert het op: direct, indirect, in vergelijking met vroeger? - Onbedoelde bijeffecten. Om deze vragen beantwoord te krijgen zijn op elke school gesprekken gevoerd met de projectleider/coördinator PBS en de leidinggevende. Daarnaast zijn per school enkele korte (groeps)gesprekken gevoerd met leraren en leerlingen over PBS en de
9
impact ervan. De belasting voor de organisatie is hiermee zoveel als mogelijk beperkt gehouden. De resultaten van deze gesprekken worden weergegeven in hoofdstuk drie. PBS in de zes locaties wordt daar apart beschreven. De beschrijvingen zijn niet bedoeld om scholen te be- of veroordelen op hun wijze van omgaan met PBS maar getracht is weer te geven wat er aan PBS gedaan is, hoe men dat heeft gedaan en hoe daar door de verschillende betrokkenen naar gekeken wordt. Scholen worden niet vergeleken om te bepalen wie het beste is, maar gezocht wordt naar specifieke aspecten van elk van de scholen en de successen en problemen die PBS heeft opgeleverd. Het leren van elkaar en het anticiperen op situaties staat voorop. Dit kwalitatief deel heeft bovendien input gegeven voor items die geoperationaliseerd zijn in de vragenlijsten voor leraren en leerlingen. Hierop wordt ingegaan in het kwantitatief deel. Kwantitatief onderzoek Om per school en over scholen heen meer generaliserende uitspraken te kunnen doen over de implementatie en effecten van PBS zijn bij 171 leraren en bij 648 leerlingen korte vragenlijsten afgenomen over PBS. Onderwerpen die bij leraren o.a. aan de orde zijn gesteld zijn: - mate van betrokkenheid bij PBS; - mate van onderschrijving PBS; - mate van scholing en mate waarin deze voldoet; - inschatting effecten voor de organisatie; - inschatting effecten voor de cultuur; - inschatting effecten pedagogisch klimaat; - inschatting effecten pedagogisch didactisch handelen; - inschatting effecten voor leervorderingen; - betekenis PBS voor leerlingen; - overall beoordeling PBS. De vragenlijst bij leerlingen bestond uit items over: - wat merken ze van PBS; - onderschrijven ze PBS; - welke effecten zien ze bij zichzelf, medeleerlingen, leraren; - waar en hoe kan het beter. De selectie van personeel en leerlingen per school heeft als volgt plaatsgevonden. Bij scholen tot 90 medewerkers (3 scholen) hebben alle personeelsleden een vragen-
10
lijst ontvangen. Bij scholen boven de 90 medewerkers heeft de helft van het personeel een vragenlijst gekregen. De selectie is in deze scholen gemaakt door op alfabetische volgorde om en om een personeelslid te kiezen. De afname van de vragenlijst bij leerlingen heeft klassikaal plaatsgevonden. In ieder geval is in drie klassen in de onderbouw (zowel havo/vwo als vmbo, en zowel 1ste klassen als bijvoorbeeld 2de of 3de klassen) en drie klassen in de bovenbouw (ook hier zowel havo/vwo als verschillende sectoren vmbo en verschillende klassen 3, 4 of 5) de vragenlijst afgenomen. De school mocht zelf bepalen of in meer klassen vragenlijsten zouden worden afgenomen. Beide vragenlijsten waren kort en zijn vooraf met de aanvrager besproken. De papieren vragenlijsten zijn via de school verspreid en zijn digitaal ingelezen. De analyses van deze vragenlijsten zijn vooral beschrijvend van aard en zijn gericht op het weergeven van de situatie per school (hoofdstuk drie) en over scholen heen (hoofdstuk vier). Zowel de rapportages van de gesprekken als de resultaten uit de vragenlijsten zijn aan de scholen ter verificatie voorgelegd. Bovendien hebben scholen een korte terugrapportage ontvangen in de vorm van tabellen van de resultaten uit de vragenlijst van de eigen school en van de resultaten van de eigen school vergeleken met de andere scholen. Over het kwalitatieve en kwantitatieve deel heen wordt in het laatste hoofdstuk (hoofdstuk vijf) een korte puntsgewijze samenvatting gegeven, worden enkele conclusies getrokken en wordt een aantal aandachtspunten gegenereerd voor de scholen die al bezig zijn en scholen die nog willen starten met PBS. De resultaten uit het onderzoek - Resultaten over scholen heen (hoofdstuk 4) en Samenvatting, conclusies en aandachtspunten (hoofdstuk 5) – zijn voorgelegd aan twee deskundigen uit het veld van PBS (Hogeschool Windesheim en Hogeschool Fontys) en met hen besproken. Zij vormden als het ware een klankbord waarmee deze rapportage hopelijk een nog grotere waarde krijgt voor de praktijk. In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) beschrijven we de aanpak of benadering PBS in meer detail en gaan we in op de literatuur en internetsearch.
11
2
PBS in onderzoek en praktijk
Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS) is een aanpak of benadering uit Amerika die zowel in Amerika zelf (13.000 scholen) als in de Noord-Europese landen (Noorwegen landelijk ingevoerd) veel navolging vindt. In deze landen is ook al veel onderzoek naar deze aanpak verricht (Scott, 2001; Warren, et al 2003; Barret et al, 2008; Muscott et al, 2008; Horner et al, 2009). Ook in Nederland en Engeland neemt het aantal scholen dat gebruik maakt van deze aanpak toe. Maar: wat is PBS en waarom heeft het zo’n aantrekkingskracht? En misschien nog meer: wat betekent het voor de leraar, de school en welke resultaten worden er mee geboekt? PBS is een aanpak of benadering die er op gericht is een omgeving te realiseren die leerbevorderend is en die preventief werkt voor gedragsproblemen. De aanpak is schoolbreed en is min of meer voortgekomen uit de situaties die scholen ondervonden bij het omgaan met leerlingen met (veel) gedragsproblemen. Het motto is daarbij: voorkomen is beter dan genezen. Kortom een preventieve aanpak gericht op schoolontwikkeling. In de literatuur (o.a. Van leeuwen, et al 2012, Horner, et al 2009) worden vijf pijlers van PBS onderscheiden: 1. Een schoolbrede aanpak vanuit gedeelde waarden (voor leraren en leerlingen en ouders). Hierbij hoort een vertaling van deze basiswaarden naar pro-sociaal gedrag met als oogmerk het creëren van een veilige en positieve leeromgeving. 2. Preventie staat centraal. Met proactieve interventies gericht op alle leerlingen en meer gerichte interventies voor specifieke groepen of individuele leerlingen. 3. Focus op wat goed gaat. Vanuit gedeelde waarden verwachtingen concreet maken, deze actief aanleren en positief bekrachtigen / waarderen. 4. Datagestuurd werken. Besluitvorming over gedragsbeïnvloeding op basis van data en borging van de aanpak. 5. Partnerschap met ouders en anderen in de keten (o.a. Jeugdzorg/jeugdzorg in de school). De borging (via kwaliteitssysteem en onderzoek) maakt integraal onderdeel uit van de aanpak en bespreking van de onderzoeksresultaten (schoolbreed, gedragsincidenten, mate van voorkomen, waar, wanneer) laat zien wat werkt en wat niet en kan leiden tot bijstelling van de aanpak. Begeleiding door PBS-coaches (gecertificeerd) maakt vaak onderdeel uit van de voorbereiding en invoering van PBS en ook voor de borging (hoe PBS warm hou-
13
den, hoe PBS integreren in de schoolcultuur en deel uit laten maken van het handelen van het personeel) kan dit van belang zijn. In beeld gebracht zijn de kernbegrippen /kernactiviteiten van PBS en de samenhang ertussen zoals weergegeven in figuur 1. Figuur 1 – PBS in beeld
De aanpak en het te beïnvloeden gedrag betreft niet alleen dat in de school (klas, gang, kantine / overblijflokaal, schoolplein) maar ook in de omgeving wordt prosociaal gedrag gestimuleerd. Met PBS kan / moet aangesloten worden bij waar de school sterk in is en duidelijk moet zijn waar de school heen wil. In deze zin is PBS een proces(sturing). Het is een productgestuurde aanpak waar het gaat om stapsgewijs producten (kernwaarden, lessen, meten/registreren, interventies, belonings- of waarderingsaanpak) te ontwikkelen en die in te zetten. De scope van SWPBS is de gehele school. De interventies ten aanzien van gewenst/ongewenst gedrag zijn onder te verdelen in drie niveaus (Baard, 2011): het primaire interventieniveau voor alle leerlingen (85-92%), het secundaire interventieniveau voor groepjes leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (7-10%,) en enkele leerlingen die een intensiever zorg voor gedrag nodig hebben (3-5%). Deze niveau-indeling, die afkomstig is uit de gezondheidszorg, wordt vaak gepresenteerd in de vorm van een piramide (zie figuur 2).
14
Figuur 2 – Interventies
Bron: Van Leeuwen, et al 2012
Het voorbereiden en invoeren van PBS als aanpak is voor een school en het personeel een veelomvattende aangelegenheid die een hoge mate van betrokkenheid vraagt (zie ook: Themanummer Nieuwmeesterschap. Themanummer SWPBS). Daarbij is ondersteunende deskundigheid (coaches) een belangrijk item en is het registreren en borgen een belangrijke factor. Dit vraagt om het bijhouden / meten van gewenst/ongewenst gedrag, het periodiek verzamelen van data hierover, het bespreken en interpreteren ervan en een handelen op basis daarvan. Kortom: continuïteit en consequent handelen zijn noodzakelijk. Welke resultaten zijn er geboekt met PBS? Zoals eerder al aangegeven is er vooral onderzoek naar PBS uit Amerika en Noorwegen. Meer recent komt ook in de rest van Europa en ook Nederland langzaam een stroom van publicaties rond PBS op gang. In de rest van dit onderzoek gaan we op enkele van deze onderzoeken in en schetsen we het belang ervan voor de rest van dit onderzoek. Resultaten uit onderzoek Uit verschillende onderzoeken (Scott, 2001; Warren, et al 2003; Barret et al, 2008; Muscott et al, 2008; Horner et al, 2001, 2005, 2009) worden de volgende positieve resultaten gemeld voor leerlingen en leraren:
15
Leerlingen - een toename van het gevoel van veiligheid bij leerlingen; - minder problematisch gedrag geregistreerd; - meer sociaal vaardige leerlingen - een verbetering van de schoolprestaties; - afname van het aantal leerlingen/aantal slachtoffers van verbaal of fysiek geweld; - een vermindering van leerlingen die de klas worden uitgestuurd en daardoor meer effectieve leertijd; - meer betrokken bij het leerproces; - meer kennis van leerlingen over sociale vaardigheden. Leraren: - meer plezier in het werk; - minder vaak ziek; - beter samenwerking met ouders; - minder vaak leerlingen uit de klas sturen; - beter in staat zorg-op-maat te leveren, minder handelingsverlegen. Uit de genoemde buitenlandse onderzoeken en ook uit Nederlandse literatuur (Goei, et al 2011, Van Leeuwen, et al 2012) en onderzoek (RAAK-project Schoolbreed gedragsproblemen aanpakken in het Voortgezet onderwijs. Hierin nemen vijf scholen deel en de begeleiding wordt verzorgd door Windesheim en Fontys. Publicatie in voorbereiding) kunnen handvatten worden gedestilleerd waarmee we de ontwikkelingen in de zes scholen kunnen bekijken en kunnen interpreteren. In de eerste plaats wordt een fasenindeling (Van Leeuwen, et al. 2012) genoemd die enerzijds te ondernemen stappen hanteert en anderzijds daarbij een tijdpad aangeeft. De fasen zijn: - oriëntatiefase; - voorbereidingsfase; - implementatiefase; - borgingsfase. Er wordt vanuit gegaan dat de invoering van PBS sowieso een tijdsperiode van twee á drie jaar omvat. In deze periode kunnen diverse betrokkenen binnen de school actief ingezet zijn bij het ontwikkeltraject (proces) en is de school in zijn geheel betrokken bij het op maat maken van interventies en producten. We omschrijven de fasen kort.
16
Oriëntatiefase De school laat zich informeren over PBS en stelt vast of dit een aanpak is die aansluit bij de school en of het een aanvulling is op wat de school al doet. Kan het bijdragen aan een verbetering van het schoolklimaat? Gezocht wordt naar draagvlak bij de directie en bij minimaal 80 procent van het personeel. Dit wil zeggen dat de school zich bereid verklaart de aandacht te verleggen van probleemgedrag naar gewenst gedrag en tijd wil investeren in het ontwikkelen en uitvoeren van lessen over gewenst gedrag en het registreren van gewenst gedrag. Voldoende draagvlak (hebben en houden) wordt een van de belangrijkste voorwaarden voor succes genoemd. Voorbereidingsfase In deze fase wordt een PBS-werkgroep ingericht, bestaande uit zo veel mogelijk interne (leraren, onderwijsondersteunend personeel, zorgcoördinator, directie) en externe betrokkenen (ouders, zorginstellingen), die een route uitzet en ontwikkelingen in de school in gang zet. De directie speelt daarin een grote rol. Er wordt in deze fase aandacht besteed aan de interventies op de verschillende niveaus (van de piramide). In deze perioden worden verder kernwaarden voor de school vastgesteld die kenmerkend zijn voor de school en waar de school zich op wil voorstaan (bijvoorbeeld: veiligheid, respect, verantwoordelijkheid) en wordt op basis daarvan een gedragsmatrix ontwikkeld. De kernwaarden in de school zijn hierbij vertaald (ook zichtbaar in de school) naar gedrag per situatie (klaslokaal, gangen, aula, buiten de school). Ook worden lessen in gewenst gedrag samengesteld en wordt een aanpak voor beloning/waardering vastgesteld en mede daaraan gekoppeld een aanpak voor sanctionering van ongewenst gedrag. Deze fase heeft een duur van ongeveer een jaar. Implementatiefase Deze fase duurt minimaal een jaar. De vertaalslag wordt nu gemaakt van theorie naar de praktijk. Het gaat vooral om het feitelijk invoeren van de primaire interventies door lessen in gewenst gedrag, de hantering van het afgesproken beloning- en sanctioneringaanpak en het registreren (meten). Verder wordt in deze fase door het PBS-werkgroep samen met eventueel een (extern) PBS-coach verder stappen gezet in secundaire en tertiaire interventies. In het kader hiervan kan samenwerking met externen zoals ouders en jeugdzorg nodig zijn. Tegelijkertijd worden in deze fase data verzameld over de effectiviteit van de interventies, wordt hierover gecommuniceerd en wordt mede op basis daarvan actie ondernomen.
17
Borgingsfase De borging van de aanpak (lessen, aanpak van beloning en sanctionering) staat centraal. Continue evaluatie van het programma is de beste waarborg voor kwaliteit. Dit wil ook zeggen dat bijvoorbeeld nieuwe leraren zich snel kunnen inwerken in de systematiek, dat elk jaar voor nieuwe leerlingen er complete lessen klaar liggen, dat er geëvalueerd wordt en op basis daarvan bijstelling plaatsvindt en dat er zo nodig contacten zijn met de (externe)PBS-coach. Het spreekt vanzelf dat deze fasering min of meer theoretisch is. In de praktijk lopen de fasen door elkaar en overlappen ze elkaar. De strategie die de school hanteert geeft het ‘ritme’ aan en is bepalend voor de wijze waarop en de tijdspanne waarin PBS onderdeel uitmaakt van de cultuur van de school. De gesprekken in dit onderzoek met de zes scholen en de beschrijving op basis daarvan zijn mede op deze fasering gebaseerd. Dit wil zeggen dat de te nemen stappen, de te ontwikkelen ‘producten en te ondernemen acties onderdeel uitmaken van het onderzoeksconcept. Hier over heen hebben we een aantal aandachtspunten gelegd die mede van belang zijn voor het doel van dit onderzoek: de betrokken scholen aangeven waar ze staan en wat mogelijk nog kan gebeuren en scholen die willen starten, inzicht bieden in mogelijkheden en onmogelijkheden voor de invoering / integratie van PBS in de schoolcultuur. De volgende aandachtspunten worden meegenomen: Aanleiding en motieven tot invoeren PBS Hieronder verstaan we hoe de school in aanraking is gekomen met PBS, waarom en door wie besloten is tot invoering / integratie en wat men er mee wilde bereiken (welke problemen wilde men oplossen, welk vergezicht stond voor ogen) en hoe was het draagvlak daarvoor bij de schoolleiding en het personeel. Strategie en structuur Met deze aandachtspunten willen we inzicht krijgen in de planmatigheid, de systematiek / de structuur en de (waarborg) voor de continuïteit die blijkt uit de wijze waarop zowel de voorbereiding als de implementatie van PBS is aangepakt, hoe fasen mogelijk in de tijd en in de strategie verweven zijn en wat dit betekent voor de school, de leraren en de leerlingen. Als aspecten van strategie en structuur noemen we: instellen PBS-werkgroep, ondersteuning door externe coach, opstellen kernwaarden en matrix gewenst gedrag, ontwikkelen lessen gewenst gedrag oefenen, opstellen beloning- en sanctioneringsystematiek en de wijze van meten en registreren. Daarnaast maken gemaakte keuzen (al of niet hele school, minder of meer les-
18
sen gewenst gedrag, etc.), zichtbaarheid van PBS in de school, overleg en communicatie binnen en buiten de school, betrokkenheid externen, evaluatiemomenten en planningsystematieken onderdeel uit van de analyse. Acties/activiteiten Met dit aspect krijgen we inzicht in welke acties feitelijk wanneer zijn ondernoemen en hoe die samenhangen. Hiermee wordt tevens een eerste inzicht verkregen in continuïteit. Successen en knelpunten Wat hebben de acties/activiteiten tot nu toe opgeleverd, voor welke doelgroepen en wat is er van geleerd. Is men op de goede weg? Zijn er bijstellingen geweest en waarom. Hoe flexibel is de invoering en uitvoering verlopen en wat betekent dit voor het vervolg. We verwachten hiermee kritische succesfactoren op het spoor te komen en mogelijk ook oplossingen voor gevonden problemen. Impact/implicaties Onder dit aandachtspunt vallen vragen als: Wat is de betekenis van de invoering/integratie van PBS in de school voor de verschillende betrokken nu en wat in de toekomst? Wat is gerealiseerd (van de plannen) en wat moet nog? Kan of wil de school dat en is dat door de betrokkenen op te brengen en is het financieel haalbaar? Met deze indeling in fasen en de daar over heen liggende aandachtspunten hebben we een praktijkkader om het onderzoek uit te kunnen voeren, de analyses te doen en daarmee de doelen van dit onderzoekstraject te realiseren. Uiteindelijk dienen de zes scholen die in het vervolg beschreven worden en ook andere scholen die PBS willen invoeren met dit onderzoek hun voordeel te doen. In het volgende hoofdstuk volgen korte beschrijvingen van de zes scholen. Het betreft de rapportage van de interviews met leidinggevenden, leraren, onderwijsondersteunend personeel en leerlingen. Daarnaast wordt per school kort verslag gedaan van de resultaten van de uitgezette vragenlijsten bij personeel en leerlingen. De rapportages zijn voor opname in dit eindrapport voorgelegd aan de betrokkenen. Allen hebben aangegeven dat de naam van de school genoemd kon worden. In hoofdstuk vier wordt verslag gedaan van de analyses van de vragenlijsten bij personeel en leerlingen over de scholen heen.
19
3
PBS in de scholen
In dit hoofdstuk wordt de stand van zaken van PBS in elk van de scholen kort beschreven. Het is goed om vooraf te weten dat niet in elke school PBS dezelfde naam heeft. Naast PBS komen namen voor als CC-top! en Positief Bezig op School. Verder zijn niet alle scholen op het zelfde moment gestart met PBS en varieert de mate waarin PBS is uitgewerkt, ingevoerd en ontwikkeld. Dit betekent ook dat in de mate waarin effecten duidelijk zijn er verschillen zijn. Een vergelijking van deze verschillen tussen scholen is echter voor dit onderzoek minder interessant. Het gaat meer om waar staat men, hoe is men daar gekomen, wat kan men van elkaar leren en hoe verder? Alle scholen hebben in 2011 een bijeenkomst bijgewoond die georganiseerd is door het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen over het onderwerp PBS. Daarna was het aan de scholen om hiermee verder te gaan. Alle scholen hebben dit opgepikt en vanuit het bestuur ontvangt elk van de scholen een subsidie uit het innovatiefonds ter hoogte van rond 11.000 euro per jaar. In het jaarverslag van 2011 en 2012 doet het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen kort verslag van de ontwikkelingen van PBS op een aantal scholen.
3.1
Canisius College Berg en Dalseweg
Aanleiding/motieven De school constateerde dat het steeds moeilijker werd regels in de school te handhaven en ook bleek dat waarden achter regels niet bij iedereen (personeel en leerlingen) bekend waren. Het gaat dan bijvoorbeeld ook zoals enkele leraren aangeven om het nakomen van afspraken en het elkaar daarop aanspreken. Daarnaast wordt als reden genoemd het weliswaar kleine gedeelte van het problematische gedrag (bij leraren en leerlingen), waar door de school te weinig consequent aan gewerkt wordt. Ook rekken jongeren regels steeds meer op. Na getipt te zijn door een collega-school over PBS heeft het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen voor alle scholen een bijeenkomst over PBS georganiseerd. De directie van Canisius College Berg en Dalseweg was hierover enthousiast en heeft dit binnen het managementteam verder aangezwengeld. Na besluitvorming in het managementteam, wat enig tijd kostte (er bestond twijfel of men niet zelf in staat was dit op te lossen), is begin 2012 een studiedag georganiseerd over PBS met inbreng van externen (Fontys) voor ge-
21
hele personeel. De school heeft via meerdere gesprekken zorgvuldig gezocht naar een PBS-coach (van Fontys) die bij de school paste. Strategie en structuur Op de studiedag heeft naast een raadpleging over wel of niet opstarten van PBS (91% was voor) een eerste inventarisatie plaatsgevonden van waarden waaraan het personeel hechtte, zijn gedragsverwachtingen besproken en zijn plaatsen/situaties (kantine, klas, gangen, huiswerk gemaakt, spullen in orde) vastgesteld waar men zich aan ergerde. Ook is gesproken over vormen van belonen. Wat betreft het draagvlak geven enkele leraren aan dat wel de noodzaak onderschreven wordt om meer schoolbreed te werken aan verantwoordelijkheid nemen, afspraken nakomen en elkaar aanspreken, maar dat bij de stemming over PBS ook een deel van het personeel zich van stemming onthouden heeft. Op deze bijeenkomst is verder de oprichting van de werkgroep PBS bekendgemaakt (in eerste instantie zorgcoördinator en directeur, later ook 5 docenten (met elk 40 taakuren op jaarbasis) en een afdelingsleider). In het begin was de directeur voorzitter, later is hier bewust op advies van de PBS-coach, van afgezien. De rol van de directeur in de werkgroep is sindsdien vooral het structureren en afstemmen van activiteiten in de school. De werkgroep komt tweewekelijks bij elkaar en er worden korte notulen gemaakt en verspreid (volgens TIPS-systematiek). Binnen de werkgroep is sprake van taakverdeling. Zo zijn er expliciet twee personen bezig met het verzamelen en verwerken van informatie over gewenst gedrag en twee met ontwikkeling van bijvoorbeeld mentorlessen. Er is een vrij strak plan van aanpak (per maand) voor het gehele schooljaar, inclusief een jaarlijkse evaluatie. Dit plan wordt jaarlijks bijgesteld. Er zijn vaste overlegmomenten van de werkgroep met alle teamleiders, omdat deze laatsten een belangrijke functie vervullen binnen PBS in de school. Er heeft weinig scholing plaatsgevonden (er was geen vraag naar bij werkgroepleden) en af en toe worden door werkgroepleden Nederlandse conferenties voor PBS bezocht. Er is verder bewust gekozen voor een groeistrategie voor PBS (inmiddels bewust omgedoopt tot CC-top!). Van de inventarisaties op de studiedag is door de werkgroep een terugkoppeling verzorgd naar het personeel. Tevens is snel daarna in een nieuwsbrief naar ouders informatie verstrekt over PBS en is een oudercafé georganiseerd voor ouders (ongeveer 100) waar eveneens waarden zijn geïnventariseerd en mogelijke beloningsvormen. Ook leerlingen zijn in deze tijd (april/mei 2012) in de aula en via de e-mail geïnformeerd over PBS. Als waarden voor de school zijn vastgesteld: veiligheid, respect, verantwoordelijkheid, betrokkenheid en plezier. In een matrix zijn deze verder geoperationaliseerd.
22
Acties/activiteiten Eind mei 2012 zijn op enkele dagen (vastgesteld door de werkgroep) door leraren op papier gegevens verzameld over of leerlingen alles bij zich hebben wat ze voor de lessen nodig hebben (motto: ‘Spullen bij je hebben’). Leraren die niet gereageerd hebben zijn hier op aangesproken. De resultaten zijn teruggekoppeld naar leraren. Vanaf augustus 2012 zijn mentorlessen ‘Spullen bij je hebben’ en ‘Huiswerk in orde’ ontwikkeld en uitgevoerd in de klassen. Daarmee heeft de school kant en klare draaiboeken (mentorlessen, brieven voor ouders, meetmomenten, mails voor leraren) klaarliggen voor volgend gebruik. Dit inclusief interventies. Voor wat betreft de meting van ‘huiswerk in orde’ wordt nu gebruik gemaakt van het elo pakket Magister. Hierbinnen bestaat de mogelijkheid aan te vinken of leerlingen hun ‘huiswerk niet gemaakt’ hebben. Aan een goede beloningssystematiek wordt nog steeds gewerkt en gezocht wordt naar voor iedereen acceptabele oplossingen. Er is een experiment uitgevoerd met stickerkaarten die kunnen worden ingewisseld voor bijvoorbeeld een gratis broodje. Er is hiervoor ook een logo-ontwikkeld voor CC-top! dat ook voorkomt op de stickers. In de school is dit logo nog niet overal zichtbaar. Zowel leraren als leerlingen waarmee gesproken is, geven aan dat deze beloningsaanpak én niet meer herhaald is én eigenlijk niet thuishoort / past bij de school. Materieel belonen is niet goed voor gedrag dat in feite als normaal wordt verondersteld, zo wordt aangegeven door een enkele respondent. Bovendien geven leerlingen aan zouden juist leerlingen die ‘zich in alle opzichten gedragen’ maar niet opvallen, er mee buiten de boot vallen. Verder signaleren enkele leerlingen dat het uitgaan van het positieve, gewenste gedrag, dat ze overigens zeer waarderen, soms omslaat in het tegendeel (meer aandacht voor ongewenst gedrag). Een andere activiteit met mentorlessen en metingen wordt door de werkgroep voorbereid voor de periode voor de zomervakantie: ‘troep in aula/kantine en gangen’. Na de metingen worden steeds leraren, ouders en leerlingen via de daarvoor geëigende kanalen op de hoogte gesteld van de resultaten. Enkele leraren geven aan dat het registreren van meer zaken dan alleen absentie in magister (bijvoorbeeld huiswerk niet in orde, spullen niet in orde) veel tijd kost en dat registratie ook niet altijd goed mogelijk is. Leerlingen (boven en onderbouw) geven daarbij aan dat dit registreren soms leidt tot onrust in het begin van de les en tot tijdverlies.
23
Successen en knelpunten Successen sinds de start van CC-top! zijn: - Een aardige complete inventarisatie van problemen en probleemsituaties. - De problematiek van ongewenst is er duidelijker door op de agenda gekomen (‘maar de juiste aanpak is er nog niet’). - Twee complete draaiboeken met interventies. - Bewustzijn dat positief belonen is gegroeid in de school, maar dat de vaardigheid om dit structureel te doen nog niet aanwezig is. - Dat de leerlingenraad mede een rol speelt in CC-top! en mee kan denken. - Een duidelijke en strakke planning die ook voor volgende jaren voldoende houvast biedt. - Een redelijk uitgewerkte matrix met gedragsveranderingen/-verwachtingen die mogelijkheden biedt er pictogrammen van te maken en zichtbaar te maken. - Cultuurverandering: meer en meer is personeel in staat in termen van gedragsverandering, gewenst gedrag te denken. Dit in de richting van leerlingen maar ook tussen personeel onderling. Knelpunten hebben vooral met de hoeveelheid tijd te maken die CC-top! vraagt van de werkgroepleden. CC-top! vereist continuïteit, om het steeds weer benadrukken van gewenst gedrag, om acties om CC-top! levend te houden. Verder wordt de vraag gesteld of het wegvallen van werkgroepleden de continuïteit van CC-top! niet in gevaar zal brengen. Dit gezien ook de kosten ervan en de interne discussies over de beloningssystematiek en het achterliggende concept PBS. Enkele leraren waarmee gesproken is voegen daar aan toe dat CC-top!/PBS weliswaar leidt tot bewustwording van de problematiek en dat dit breed wordt aangepakt, maar dat er niet wordt doorgepakt, dat het te versnipperd is en te weinig doordacht: ‘het is het zoveelste laatje dat wordt opengetrokken, maar werken aan een noodzakelijke cultuurverandering (voor leraren en leerlingen) vereist continuïteit en warm houden, gezamenlijkheid en een lange(re) adem’. Impact/effecten Langzaam wordt duidelijk in de school dat CC-top! er is en dat de werkgroep een actieve groep is. De sfeer in de school is goed maar dat is niet alleen toe te wijzen aan CC-top!. Voor het pedagogisch klimaat is het nog te vroeg om te spreken van veranderingen door CC-top!. Wel zien leerlingen dat bepaalde zaken door de school belangrijk worden gevonden (ook voor leraren, met voorbeeldfunctie) en gecontroleerd en zonodig beloond of positief aangepakt worden (met interventies). Het bezig zijn met het belonen van gewenst gedrag (i.p.v. straffen ongewenst gedrag) vindt geleidelijk ingang. Het vinden van een goede en voor iedereen aanvaardbare beloningsaanpak baart nog zorgen.
24
Op deze school zijn geen vragenlijsten bij personeel en leerlingen afgenomen omdat dit op dat moment niet paste in de ontwikkelingen van CC-top! op de school.
3.2
Canisius College Goffert
Aanleiding/motieven Er bestond in de school (schoolleiding, personeel) behoefte om iets aan de sfeer in de school te doen. Men had al geparticipeerd in een pilot Veilige school. Uitgangspunt was dat welke actie dan ook ingevoerd zou worden deze uit het team en van binnenuit ondersteund moest worden. Doel was een meer eenduidig pedagogisch klimaat scheppen. Ook het smeden van meer eenheid / eenduidigheid in het team was gewenst. Via de Scholengroep Rijk van Nijmegen waar PBS in het MT is besproken en waar een subsidie is toegekend, is de directeur van Canisius de Goffert in gesprek gekomen met een medewerker van Fontys. Op verzoek heeft Fontys in 2011 een presentatie gegeven in de school. De verbetering van het leef- en leerklimaat in de school voor personeel en leerlingen is de belangrijkste reden voor het invoeren van PBS. Strategie en structuur In de bijeenkomst voor het personeel over PBS werd door leraren de vraag gesteld of het team niet eerst zelf (zonder begeleiding door Fontys, zonder PBS) aan de slag moest gaan en uitvinden wat zij en de collega’s van belang achten in de school. Dit neemt niet weg dat uiteindelijk ruim 80 procent zich in deze bijeenkomst achter PBS stelde. Volgens enkele leraren heeft een deel van het personeel zich om diverse redenen onthouden van stemming en deze zijn in de uiteindelijke berekening niet meegeteld. Wel werd door het personeel de vraag gesteld: ‘hoe houd je het warm’? Ook stellen leraren dat de invoering van PBS – dat onderschreven wordt - een grootschalig veranderingstraject betreft dat zorgvuldigheid en continuïteit vereist. De bijeenkomst over PBS bij het hele personeel heeft naast vier gezamenlijke waarden (veiligheid, respect, saamhorigheid en verantwoordelijkheid) verschillende gedragsverwachtingen en operationalisaties van deze waarden opgeleverd. Ook zijn irritaties benoemd en gelokaliseerd. In een later stadium is de discussie hierover aangegaan met leerlingen. Hieruit kwamen wel dezelfde waarden voort maar met andere accenten. Na de bijeenkomst is een PBS-team gevormd bestaande uit de schoolleiding, een teamleider, twee docenten, een conciërge, een pedagogisch medewerker en een externe begeleider (van Fontys). Gemiddeld komt dit team om de twee weken bij elkaar. Notulen worden verspreid onder de leden. Er is niet getracht ouders bij het PBS-team te betrekken. Verwacht werd dat dit moeilijk zou zijn. Wel zijn ouders uit
25
de deelraad betrokken / geïnformeerd. Zij volgen volgens de schoolleiding PBS met belangstelling. Er is geen gedetailleerde jaarplanning. Per periode worden plannen gemaakt en acties ondernomen. Teamleiders hebben scholing ontvangen en voor het personeel en leerlingen is een studiedag over PBS gehouden. Verder is het proces in de school begeleidt door Fontys. De communicatie naar leerlingen en ouders over (activiteiten van ) PBS is verlopen via het informatiebulletin CC Collage. Verder is een door een leerling vervaardigd logo door leerlingen van de afdeling ontwerp omgezet in een schoollogo. Dit logo is niet direct zichtbaar in de school, maar heeft wel in CC Collage gestaan. Door de werkgroep is besloten tot een geleidelijke invoering van PBS, een groeistrategie. Dit met als reden dat men liever ‘kleine stapjes goed doet, dan te veel hooi op de vork te nemen’. Niet alle kernwaarden hoeven in een keer over het voetlicht gebracht worden, niet altijd zijn acties even datagestuurd en niet altijd acties door / voor de hele school. De werkgroep besefte dat mogelijk risico’s van deze strategie zijn dat personeelsleden een afwachtende houding aannemen en dat de losse acties niet in samenhang worden gezien. Dit is precies wat de geïnterviewde leraren aangeven: het ontbreekt aan duidelijkheid over de te bereiken doelen, inzicht in het af te leggen traject en aan continuïteit en samenhang. Te snel zijn volgens een van hen activiteiten voor leerlingen ingezet terwijl het traject (doelen, middelen, stappen, activiteiten) niet duidelijk was voor alle leraren. Ook leerlingen geven aan van PBS te weinig (gezamenlijks) te zien in de school. Vooral de fietsenactie staat op het netvlies. Acties/activiteiten Gestart is eind schooljaar 2011-2012 met een actie bij de fietsenstalling. Vooraf zijn foto’s genomen van de situatie. Daarna zijn de fietsenrekken ingedeeld naar klassen en is / was steeds en/of de conciërge dan wel andere personeelsleden inclusief de directeur aanwezig bij begin en eind van de dag. Het begroeten van de leerlingen behoorde tot de actie. Diverse keren zijn daarna foto’s gemaakt (is gemeten) en uiteindelijk zijn de verbeteringen gemeld aan de leerlingen en is een traktatie uitgedeeld. In de introductieperiode is in het schooljaar 2012-2013 aandacht geschonken aan de (sociale) veiligheid in klas. In de bovenbouw zijn er ook lessen gegeven over veiligheid op de werkplek. Voor de hele school is in dit kader een ontruimingsoefening gehouden.
26
In de Kerstperiode zijn er, in het kader van de kernwaarde ‘saamhorigheid’, acties ondernomen voor een goed doel. Het gaat hier om acties ter ondersteuning van een project in Oeganda van een oud-leerling. Verder zijn in het schooljaar 2012-2013 acties/interventies ondernomen ten aanzien van ‘spullen bij zich hebben’ en ‘huiswerk gemaakt’ waarvoor ook registratie plaatsvond in Magister. Dit is onderzocht door studenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) en getracht wordt op basis hiervan interventies te ontwikkelen. Volgens de geïnterviewde leraren ontbreekt het nog aan gezamenlijk beleid voor / naar leerlingen. De registraties vormen voor leraren geen belasting en ze fungeren als ondersteuning door de gehanteerde aanpak (iedereen krijgt een 10 voor huiswerk, bij registratie van geen huiswerk gemaakt, een punt minder). Successen en knelpunten Successen zijn nog niet zo zeer te melden al constateert de schoolleiding soms wel een verbetering van de sfeer, zoals bijvoorbeeld leerlingen die personeel begroeten. De leraren noemen als succes de orde bij de fietsenstalling en dat er een beweging op gang komt om positief en negatief gedrag te onderkennen en te definiëren. Het ontbreekt dan nog aan gezamenlijk handelen, zo stellen zij. Als knelpunten worden genoemd: - Vanuit de begeleidende instantie zou meer structurering en sturing kunnen plaatsvinden. - Leden van het PBS team signaleren dat niet iedereen van het personeel eigenaar wordt van de problematiek en ook worstelen met ‘hoe houden we PBS levend’. Ofwel: hoe voorkom je PBS-moeheid. - PBS is te weinig structureel (is nu te veel projectmatig) in de school aanwezig en zou meer uitgedragen kunnen worden door de werkgroep/schoolleiding. - Leerlingen zijn wel betrokken bij PBS maar de aanpak is nog niet echt ingedaald. Ze moeten er nog meer van merken. De schoolleiding spreekt de hoop uit dat door de recente acties (registratie huiswerk en surveillance kantine) – twee irritatiepunten – het personeel opnieuw aangesproken wordt. De geïnterviewde leraren zijn bang dat men over drie jaar niets meer over PBS in de school hoort als er niet structureler aan gewerkt wordt en als leraren niet consequenter gedrag vertonen ten aan zien van de gezamenlijke kernwaarden. Impact/effecten De schoolleider constateert dat er acceptatie is van PBS maar ziet tevens dat het levend en warm gehouden moet worden. Ook leraren signaleren dat laatste. Op het pedagogisch klimaat heeft PBS nog geen invloed. Het is van belang dat het meten
27
via magister langzaam gestalte krijgt en het personeel kan zien wat werkt. Ook op het pedagogisch didactisch handelen heeft PBS nog geen effect en leerlingen merken er nog te weinig van (‘fietsenactie’, ‘soms wat meer complimenten’). Het is misschien nog te vroeg hiervoor volgens de directeur en hij beseft hierbij dat dit mogelijk het gevolg is van de gekozen strategie. Leraren beamen dit en geven aan dat meer systematisch en continue aandacht noodzakelijk is, gezien de aard en impact van de verandering voor leraren/personeel en leerlingen. Wel wordt waargenomen dat op sommige plekken (bijvoorbeeld bij toegangsdeur) leerlingen leraren en schoolleiding begroeten. Dit was voor PBS zeker niet het geval. Resultaten vragenlijsten De resultaten van de vragenlijst laten op hoofdlijnen hetzelfde beeld zien als de interviews met leraren en leerlingen. De vragenlijst is door 40 personeelsleden ingevuld, waarvan twee derde leraren en een derde onderwijsondersteunend personeel. Bijna al het personeel is het eens met het idee dat het stimuleren van gewenst gedrag een gedragsverandering kan realiseren. De leraren zijn hierbij allemaal positief waar een op de vijf van het onderwijsondersteunend personeel neutraal staat tegenover PBS. Het bewijs dat PBS werkt, wordt vooral bij zichzelf gezocht. Ze zien dat als ze zelf anderen positief benaderen ze ook positief gedrag terugkrijgen. Hoewel bijna al het personeel PBS omarmt, laat de uitvoering volgens velen van hen nog te wensen over. Vergeleken met andere schoollocaties geven veel personeelsleden aan dat ze onvoldoende op de hoogte zijn van wat er met PBS in de school gebeurt (20% versus 0-6% bij andere schoollocaties). Er zijn ook meer personeelsleden die aangeven dat PBS onvoldoende past bij de cultuur van de school (23% versus 0-18% bij andere schoollocaties) en dat PBS onvoldoende aansluit bij de sterke punten van de school (29% versus 0-12% bij andere schoollocaties). Ruim twee derde van het personeel vindt de voorbereiding en invoering zeer goed, goed, voldoende. Een derde is hierover echter veel minder te spreken. De leraren zijn hierbij negatiever dan het onderwijsondersteunend personeel (40% van de leraren oordeelt negatief over de invoering en 17% van het onderwijsondersteunend personeel). Ook de betrokkenheid bij de uitvoering vertoont een dergelijke spreiding (56% van het personeel betrokken, 44% niet betrokken). De startbijeenkomsten waren inspirerend maar het ontbreekt vervolgens aan draagvlak en een doorlopende lijn. Over de gevolgen van PBS voor de organisatie is bijna 40 procent overwegend positief en eveneens bijna 40 procent neutraal. Op enkele andere aspecten zoals meer overeenstemming over aanpak gedrag, verbetering pedagogische klimaat, meer één cultuur en meer samenwerking geeft steeds rond de 30 procent van personeel aan een positieve invloed te zien van PBS. Dit is wat minder dan op de andere scholen. Ook in de vra-
28
genlijst wordt het voorbeeld van de fietsenstalling regelmatig aangehaald. Het simpele begroeten van elkaar leidt volgens hen al tot meer wederzijds respect. Net als het personeel geven ook veel van de 116 ondervraagde leerlingen aan dat ze onvoldoende op de hoogte zijn van de inhoud van PBS (34% versus 7-34% bij andere schoollocaties). Hierbij is een groot verschil tussen onderbouw en bovenbouwleerlingen. Twee derde van de leerlingen uit de onderbouw zegt onvoldoende te weten wat PBS inhoudt tegenover een kwart van de leerlingen uit de bovenbouwers. Leerlingen zien echter ook effecten van PBS. Een op de vijf leerlingen geeft aan dat leerlingen beter met elkaar omgaan en volgens bijna een derde van de leerlingen is er meer respect voor elkaar. Hierbij is geen verschil gevonden tussen jongens en meisjes of onderbouw en bovenbouwleerlingen.
3.3
Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud
Aanleiding/motieven NSG was in 2011 betrokken bij de pilot BAG (Brede Aanpak Gedrag). Dit vanwege het omgaan met lastige leerlingen en ouders en hiervoor probeerde de school een oplossinggerichte werkwijze te vinden. Uiteindelijk heeft de school toch niet meegedaan met het project, wel zijn er enkele kleine interne projecten uitgevoerd. Tegelijkertijd bracht het Kandinsky College PBS in het managementteam van de Scholengroep Rijk van Nijmegen. PBS is hier besproken en het bestuur heeft besloten PBS financieel te ondersteunen. Scholen waren vrij tot deelname. PBS is daarna in 2011 in managementteam van het NSG besproken. Er waren volgens de schoolleiding gemengde gevoelens bij het personeel t.o.v. het concept PBS waarbij met name het strakke / dogmatische van de aanpak (in vergelijking met het losse / de autonomie van de NSG’er) naar voren werd gebracht. Het MT heeft besloten er mee door te gaan en er zijn enkele workshops hierover gehouden voor het team. Motieven voor deelname van het MT waren: er waren veel ergernissen over gedrag, veel leerlingen komen te laat en spullen van leerlingen (materialen, huiswerk) waren vaak niet op orde. De geïnterviewde personeelsleden zijn eveneens van mening dat actie op dit terrein nodig is en geven daarbij aan dat duidelijkheid en gezamenlijkheid in gedrag vanuit de school naar leerlingen gewenst is. PBS zou hier mogelijk iets in positieve zin (geeft docenten vaardigheden, positief benaderen en – elkaar - aanspreken, leerwinst) kunnen bijdragen. De visie op zorg en het ‘niet uitsluiten, maar insluiten’ van leerlingen speelde volgens de schoolleiding hierbij eveneens een rol. Alternatieven voor een goede aanpak van deze problematiek waren er volgens NSG ook niet direct.
29
Strategie en structuur In het schooljaar 2011-2012 is NSG gestart met PBS. Er is gestat met workshops / studiedag en hier is een peiling gehouden of de school er mee door wilde. 80 procent stond achter PBS. Vervolgens is een werkgroep ingesteld met een directielid, twee teamleiders (waarvan een voorzitter), twee docenten, twee leden van het onderwijsondersteunend personeel, een ouder en een PBS-begeleider. De docenten krijgen 40 (lid werkgroep) en 80 taakuren (lid werkgroep en datamanager). Deze groep komt ongeveer een maal per twee à drie weken bij elkaar en de agenda en de notulen ervan worden verspreid onder de leden. Er wordt kort verslag gedaan in het schoolblad. Zeker in het begin heeft de werkgroep hard gewerkt en is veel werk verzet. Door vertegenwoordigers van de werkgroep wordt geconstateerd dat het moeilijk is iedereen in de school op een lijn te krijgen en dat er een kritische houding bleef, ook bij leidinggevenden. De geïnterviewde personeelsleden geven aan dat er geen eenduidige lijn aanwezig was en dat de voorbeeldfunctie van personeel en directie niet optimaal was. Hier zou meer richting aan gegeven moeten worden volgens de geïnterviewde personeelsleden. Hoewel het onderwijsondersteunend personeel in het begin goed bij PBS is betrokken (werkgroep, inventarisatie) komt door de aanpak (nadruk op rommel) veel bij hen terecht, maar het ontbreekt aan continue aandacht. Later zijn in de werkgroep om diverse redenen wijzigingen aangebracht (te geringe aanwezigheid, te weinig structurerend). Het is niet gelukt leerlingen te interesseren voor de werkgroep. De schoolleiding wilde met haar aanwezigheid in de werkgroep het belang van PBS onderstrepen. Door het voorzitterschap te leggen bij een teamleider is het belang van deze groep voor PBS benadrukt. Op de studiedag onder leiding van Fontys (november 2011) is veel voorwerk verricht. Hier zijn gezamenlijk waarden voor de school gedefinieerd (respect, verantwoordelijkheid, veiligheid en duurzaamheid) en zijn deze verder geoperationaliseerd in gedragsverwachtingen en gekoppeld aan locaties (klas, aula, gangen). In een later stadium heeft dit geresulteerd in een gedragsmatrix. Ook met ouders is er een bijeenkomst geweest over waarden, verwachtingen en mogelijke beloningen. Van beide bijeenkomsten is verslag gedaan en heeft een terugkoppeling plaatsgevonden. De strategie die gevolgd is door NSG wat betreft de implementatie van PBS, is het best te omschrijven als een rustige, maar wel volledige. Dit wil zeggen beginnen met één waarde maar wel voor alle leerlingen in alle klassen. De geïnterviewde personeelsleden constateren dat veranderingen meer uit het personeel zelf moeten komen en dat men geen goed beeld had van hoe en wat PBS zou worden. Het positief benaderen van leerlingen en het elkaar aanspreken (ook leraren) zijn waardevolle activiteiten. PBS kost echter ook veel geld volgens een leraar en het lukt moeilijk om het
30
personeel op een lijn te krijgen. Er zou te weinig een voorbeeldfunctie en een feedback-cultuur zijn. Er is een doorlopende planning aanwezig voor het schooljaar 2012-2013. Naast concrete activiteiten in deze planning, worden het warmhouden van PBS en interventies vanuit de matrix genoemd als activiteiten die continu nodig zijn. In het kader van PBS zijn er scholingsdagen georganiseerd voor werkgroepleden, zijn extern conferenties over PBS bezocht, zijn er trainingen in/over PBS geweest voor teamleiders en is informatie ingewonnen over PBS bij een school onder hetzelfde bestuur die al langer met PBS werkte. Er is een andere PBS-coach gezocht omdat de match niet goed was. Acties/activiteiten Leerlingen zijn in lessen (maart 2012) geïnformeerd over PBS nadat ze bewust zijn gemaakt over rommel in de school en de kosten ervan. In deze lessen zijn de vier gekozen waarden aan de orde gesteld en zijn deze door leerlingen omgezet in (gewenst) gedrag en in Top-waarden. Het personeel en leerlingen onderschrijven deze waarden, maar signaleren dat de waarden niet door iedereen worden nageleefd. In de maanden daarna en ook het huidige schooljaar zijn acties en meetmomenten ondernomen ten aanzien van ‘Ik kom op tijd’ en ‘Ik ben aardig voor een ander en geef vaker een compliment’ en ‘huiswerk in orde’. De resultaten van de metingen zijn ook teruggekoppeld naar het personeel. Voortdurend is er verder door de werkgroep op vele manieren op gewezen dat gewenst gedrag (op tijd komen, rommel opruimen) niet alleen voor leerlingen geldt maar eveneens voor het personeel (voorbeeldfunctie). Daarnaast is door de werkgroep vanaf het begin sterk gefocust geweest op het geven van complimenten tijdens lessen en op andere momenten. Personeel en leerlingen geven aan dat er (te) veel nadruk op ‘rommel’ is geweest en leerlingen constateren dat niet door alle leraren er even veel aandacht aan PBS en de waarden werd gegeven (‘PBS leeft niet meer’). Op dit moment wordt gewerkt aan het zichtbaar maken van waarden (iconen) en wordt verder nagedacht over beloningen. Leerlingen geven hierover aan dat beloningen vooral incidenteel moeten zijn. Ook wordt getracht de werkgroep PBS meer een afspiegeling te laten zijn van de school. Dit om PBS meer in de school te (kunnen) verankeren.
31
Successen en knelpunten Van een echte cultuuromslag door PBS is niet veel te merken in de school zo wordt door enkele geïnterviewden gemeld. Aangegeven wordt daarbij dat NSG daar misschien te veel ‘een gedoogschool’ voor is ‘waar afwijken mag’. Als belangrijke successen tot nu toe worden genoemd: - Bezig zijn met bepaald gedrag – bijvoorbeeld op tijd komen, rommel opruimen – leidt tot veranderingen en tot gewenste resultaten. Soms wel met korte duur. - De ouderavond over PBS en de lessen voor leerlingen zijn goed verlopen en leverden veel ondersteuning. - Dat Magister (volgsysteem) als meetinstrument kan worden gebruikt. - De werkgroep PBS werkt hard en laat enthousiasme zien in de school. - Dat de school heeft ingezien dat PBS meer structureel ingevoerd moet worden en dat PBS een aanpak is met een lange adem. De school had zich meer de vraag moeten stellen wat het probleem was en of er voor de aanpak van dat probleem voldoende draagvlak was. Als problemen/knelpunten worden genoemd: - PBS is in de school nog relatief onzichtbaar. Vandaar dat er op dit moment hard gewerkt wordt aan iconen om gedragsverwachtingen zichtbaar te maken. - Vanaf het begin is de school misschien te veel gericht geweest op het gedragsaspect ‘rommel opruimen’. De lessen en het gedrag in de klas, de school hadden misschien meer centraal moeten staan en meer continu aandacht moeten krijgen (zoals leerlingen zeggen: ‘herhalen’, ‘er op terug komen’). - Het team staat nog te veel aan de kant bij PBS en er wordt vanuit gegaan dat PBS vooral over leerlingen gaat en niet ook over henzelf (voorbeeldgedrag). - PBS (het positieve, het vanzelfsprekende van goed gedrag) wordt in de school nog te weinig omarmd (‘personeel ziet het en kijkt ernaar’, ‘wordt niet gedragen’). - Misschien is PBS niet de oplossing maar moet het meer uit het personeel zelf komen. Is nu te veel een ‘truukje’. Impact/effecten Het is nog te vroeg om al concrete resultaten te zien op het terrein van het pedagogisch klimaat of de didactische aanpak. Wel lijkt het er op volgens de schoolleiding dat leerlingen iets bewuster met zaken omgaan. Ook worden de mentorlessen wat meer gericht op PBS zaken (Circle time). Dat er nog weinig effecten te zijn, heeft volgens de schoolleiding ook te maken met het nog niet voor 100 procent onderschrijven door het personeel van de PBS-aanpak.
32
Veder wordt geconstateerd dat zichtbaar is dat er een groep is die aan iets goeds en waardevols werkt en dat die solidair is. Het geeft de leden van de werkgroep het idee dat er gericht aan een zelf benoemd probleem gewerkt wordt. Resultaten vragenlijsten Op het NSG is de vragenlijst ingevuld door 26 leraren, 8 onderwijsondersteunend personeel1 en 165 leerlingen. Het personeel is het in grote mate eens met het achterliggende idee van PBS. Degenen die PBS een warm hart toedragen benadrukken vaak dat PBS aansluit bij de persoonlijke onderwijsvisies en grondhoudingen die ze voor de start al hadden. Er zijn in vergelijking met andere schoollocaties minder personeelsleden (zeer) positief over de voorbereiding (38% positief versus 46% totaal) en invoering (24% positief versus 45% totaal) van PBS. Tegelijkertijd beoordeelt tussen 60 (voorbereiding) en 71 procent (invoering) van de personeelsleden de voorbereiding en de invoering als voldoende. Ook de betrokkenheid van het personeel bij de uitvoering scoort hoog met 83 procent. Dat het effect van PBS volgens personeelsleden nog niet goed zichtbaar is, komt ook terug in de resultaten van de vragenlijst. De helft van het personeel beoordeelt de gevolgen van PBS voor de organisatie als neutraal, bijna alle andere personeelsleden zien overwegend positieve gevolgen. Een op de vijf personeelsleden geeft bijvoorbeeld aan dat ze door PBS beter met ouders samen kunnen werken. Van de andere kant vindt twee derde van de personeelsleden de vraag of er door PBS meer respect is voor elkaar te moeilijk om te beantwoorden (19% ziet wel meer respect voor elkaar, 16% ziet dat niet). Naast personeelsleden zeggen ook veel leerlingen dat ze niet goed op de hoogte zijn van PBS. Een derde van de leerlingen geeft aan onvoldoende te weten wat PBS inhoudt. Tegelijkertijd geeft bijna een derde van de leerlingen aan dat het door PBS minder rommelig is op school (32% van alle leerlingen) en dat leerlingen en leraren door PBS beter met elkaar omgaan (29% van alle leerlingen). Hierbij zien de onderbouwleerlingen vaker effect van PBS dan bovenbouwleerlingen. Als we alleen kijken naar de leerlingen die op de hoogte zijn van PBS, dan zijn de effecten nog sterker. Van deze leerlingen vindt de helft dat leerlingen zich beter gedragen en volgens bijna de helft (44% van de leerlingen die op de hoogte zijn) is er door PBS meer respect voor elkaar.
1
Gezien de kleine aantallen of scheve verdelingen tussen groepen hebben we niet gekeken naar verschillen tussen op/oop, onderbouw/bovenbouwleraren of ervaring van personeel.
33
3.4
Kandinsky College Hatertseweg
Aanleiding/motieven Het Samenwerkingsverband en REC Vierland hadden op directieniveau deskundigen van PBS ingezet. Deze zijn op Kandinsky Hatertseweg komen kijken of PBS iets voor deze school zou kunnen betekenen. Tegelijkertijd was Kandinsky Malderburchtstraat al begonnen met PBS en werd op het niveau van de Scholengroep Rijk van Nijmegen besloten PBS binnen de scholen financieel te ondersteunen. In 2010211 is het team geïnformeerd over PBS (Fontys) en heeft een ruime meerderheid aangegeven hier mee verder te willen. Hoewel 2010/2011 het startmoment was op deze school van PBS is dit volgens de directie niet door iedereen zo opgevat. In deze perioden zijn door enkelen ook scholingsdagen gevolgd en is gekeken naar voorbeelden op conferenties van Fontys. Meer concreet waren tips van scholen in de omgeving. De belangrijkste reden voor deelname van het Kandinsky College Hatertseweg was een verbetering van het leef- en leerklimaat. In het verleden waren hier door de school al meerdere initiatieven toe genomen maar die hadden niet het gewenste effect en kostten in de regel veel tijd en energie. Met de verbetering van het leef- en leerklimaat was Kandinsky Hatertseweg eigenlijk ook al bezig via het project Basis Op Kandinsky. Via de naamgeving PBS is dat nu Positief Bezig op School geworden. Strategie en structuur In 2011-2012 is de school met een klein traject gestart in de eerste klassen. Ouders en leerlingen zijn toen ook geïnformeerd over PBS. Verder heeft men zich dat jaar vooral toegelegd op een bewustwordingsproces bij het personeel. Er zijn vervolgens twee studiemiddagen georganiseerd, waar ondersteunt door Fontys gezamenlijke waarden gekozen zijn (respect, eerlijkheid en veiligheid), ergernissen benoemd, gedragsverwachtingen zijn besproken en gediscussieerd is over hoe leerlingen er bij te betrekken. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een matrix met gedragsverwachtingen. Respect wordt door een enkele geïnterviewde als te vaag omschreven. Verder zijn er acties voor het personeel gehouden ‘werkplekken netjes achterlaten, elkaar groeten en ondersteunen en toezicht in de aula’. De meerderheid van het personeel was volgens de directie en de voorzitter van de werkgroep PBS positief over PBS en zag dat er iets veranderde, ook tussen leraren. Een deel van het geïnterviewde personeel vond deze acties gericht op henzelf ook overbodig omdat het gewenste gedrag volgens hen vanzelfsprekend is of zou moeten zijn. Een kleiner deel van het personeel vond, volgens de directie en de voorzitter van de werkgroep PBS, dat de aandacht te veel gericht was op leraren en te weinig op leerlingen. Door geïnterviewde personeelsleden wordt dit als volgt verwoord: ‘Voor wie is PBS eigenlijk, voor leraren of voor leerlingen? En: ‘Positief benaderen hoort toch bij je professionaliteit als leraar’.
34
Volgens een personeelslid spreekt hieruit én onduidelijkheid over de gekozen strategie én zijn er vragen over het vernieuwende van PBS. In deze periode is ook de werkgroep PBS ingesteld bestaande uit de schoolleider, een PBS-coördinator, leraren, leerlingen en ouders (totaal 10 personen). De werkgroep komt wekelijks bij elkaar, soms met deelgroepen en er worden notulen gemaakt die verspreid worden in het PBS-team. De voorzitter van de werkgroep heeft als taak de lijntjes warm te houden, de werkgroep aan het werk te houden en het team te stimuleren. De directie zit in de werkgroep om het belang van PBS te onderstrepen en te kijken naar de planning en sturing ook in verhouding tot het normale gang van zaken in de school. Verder treed de schoolleiding samen met de voorzitter van de PBS-werkgroep op in de school bij het geven van informatie over PBS in de school. De school zoekt naar een balans voor de functie van de schoolleiding in de PBS-werkgroep. PBS moet niet van bovenaf – door de directie - opgelegd lijken. Aan de andere kant moet PBS wel voldoende leidinggevende aandacht krijgen en er moet aandacht zijn voor de voortgang van en het draagvlak voor PBS. Leden van de werkgroep (voorzitter, dataverzameling) hebben samen met een andere school een PBS-cursus introductie dataverzameling en presentatie en verwerking gevolgd. Er is een implementatieplan en een jaarplanning 2012-2013. De communicatie over PBS naar het personeel is op diverse wijzen uitgeprobeerd (informatie over PBS op de ELO, informatiebulletin) maar daar wordt volgens de voorzitter van de PBSwerkgroep nog weinig gebruik van gemaakt. Ouders worden over PBS geïnformeerd op ouderavonden en in het Kandinsky Nieuws. Voor Positief Bezig op School is een logo ontwikkeld dat op verschillende plekken in de school zichtbaar is (bijvoorbeeld bij binnenkomst via projectie op de muur van ‘gewenst gedrag’ bij de balie). Voor ouders, voor leraren en voor leerlingen zijn kaarten (grote en kleine) gemaakt om complimenten te geven zoals bijvoorbeeld ‘Fijn dat je op tijd bent’ of ‘Goed gedaan’. Zowel door sommige personeelsleden als door leerlingen worden deze kaarten op prijs gesteld. Leerlingen geven aan trots te zijn als ze een kaartje ontvangen. De geïnterviewde personeelsleden zien de kaartjes als een acceptabele manier van ‘belonen’. Het proces wordt door de werkgroep gemonitord in die zin dat steeds met leerlingen wordt doorgesproken wat gemeten wordt en dat steeds gekeken wordt of de gegevens kloppen. Een systematische evaluatie van activiteiten en acties en opbrengsten en problemen wordt (nog) niet uitgevoerd. Acties/activiteiten Begin schooljaar 2012-2013 is de directie en de voorzitter van de werkgroep PBS in een snelle actie alle klassen af geweest om te kijken hoe het gesteld was met ‘alles
35
op orde’. Dit om een indruk te krijgen van de problematiek. Ook zijn op informatiebijeenkomsten ouders betrokken bij PBS. Vanaf schooljaar 2012-2013 zijn er door de werkgroep mentorlessen (introductie PBS, respect, vriendelijkheid) ontwikkeld en deze zijn in de groepen uitgevoerd. Een aantal personeelsleden geeft aan dat de lessen goede mogelijkheden geven om er over te praten maar dat het gewenst gedrag van leerlingen op deze waarden nog aandacht nodig heeft. Tevens zijn er op verschillende momenten metingen verricht (‘alle spullen oké’) en is hierover op diverse wijzen naar de verschillende geledingen informatie verstrekt. De metingen worden door veel geïnterviewde personeelsleden niet als erg gedegen gezien (‘maar dat hoeft ook niet’) en er gebeurt volgens enkelen te weinig mee. Dit wordt ook door enkele leerlingen aangegeven. Soms duurt het registreren/meten in Magister volgens leerlingen te lang en ontstaat er onrust in de klas. Leerlingen van de bovenbouw geven verder aan weinig van PBS te merken in de school. Over andere vormen van belonen wordt nu nagedacht en door het personeel wordt aangegeven dat materiële beloningen zoveel als mogelijk vermeden moeten worden (‘een traktatie voor een leerling of de hele klas kan en mag altijd, mits incidenteel’) . Leerlingen zien (materiële) beloningen wel zitten als mogelijkheid om hun gedrag te sturen. Successen en knelpunten Werken met Positief Bezig op School heeft geleid tot: - Meer veiligheid in school, een prettiger sfeer in de aula en dat het rustiger is op momenten dat er gewerkt wordt. - Meer inzicht bij het personeel dat positief benaderen werkt (complimenten, kaarten). Leraren ontwikkelen ook zelf beloningsystemen. - Meer bekendheid over PBS bij iedereen. Bewustwording wordt groter en men ziet in dat iedereen bijdragen moet leveren. - Een breder platform om problemen bespreekbaar te maken, ook vanuit sectoren. - Een brug naar ouders waarop voortgebouwd kan worden. - Meer aandacht voor leerlingen die het goed doen, maar niet opvallen. - Inzicht bij leerlingen dat studeren ‘gewenst gedrag‘ is (studiecafé). Knelpunten zijn er ook. De belangrijkste zijn: - Hoe de informatiestroom naar het personeel structureren en vormgeven. - Hoe balans houden in de tijd die PBS-team aan werkzaamheden besteed. - Juiste balans vinden in de begeleiding door Fontys (komen met goede voorbeelden, op tijd instrumenten inzetten, etc.). - De slag naar de leerling moet nog meer gemaakt worden via de mentorlessen (meer continuïteit) en acceptabele vormen van belonen.
36
- Hoe moet men meten, wat moet men meten, hoe vaak meten (niet te veel). Kortom: goed nadenken over de betekenis van meten en data verzamelen. - Vorm vinden tussen belonen/waarderen en het uitdelen van sancties of het corrigeren van gedrag. Hoe hier structureel mee omgaan en laten samenvloeien. - Het eerste jaar PBS koste veel tijd, nu is het meer in balans. Impact/effecten Voor de organisatiecultuur heeft Positief Bezig op School nog niet zo veel invloed zo wordt aangegeven door de directie. Wel zou men iets meer bewust rekening met elkaar houden. Mentoren zouden zich ook meer bewust zijn van zaken die in de klas / de groep spelen en er wordt in pedagogische zin meer uniform omgegaan met moeilijke klassen/probleemsituaties. Zo gaat er bijvoorbeeld volgens de directie en de voorzitter van de werkgroep PBS van het groeten van elkaar (personeel en leerlingen) en het elkaar aankijken een positieve invloed uit. Wat ook opvalt is volgens hen dat er minder negatieve gesprekken (over leerlingen) zijn in de lerarenkamer. De grote kaart met complimenten blijkt goed te vallen bij zowel personeel als leerlingen. Voor leerlingen zou de school niet strenger zijn geworden volgens de directie en de voorzitter van de werkgroep PBS. Wel zouden leerlingen merken dat sommige zaken meer aandacht krijgen. Leerlingen van de onderbouw bevestigen dit. De directie en de voorzitter van de werkgroep PBS merken dat ze als leden van de werkgroep PBS kwetsbaar worden en dat er extra op hun gedrag gelet wordt (voorbeeldfunctie). Tenslotte wordt door hen geconstateerd dat door zelf positief te zijn naar leerlingen (en leraren) deze beter/makkelijker op hun gedrag zijn aan te spreken. Resultaten vragenlijsten Bij het Kandinsky College Hatertseweg hebben 27 docenten de vragenlijst ingevuld en 11 leden van het onderwijsondersteunend personeel. Net als bij de andere locaties van Kandinsky zijn bijna alle personeelsleden positief over de mate waarin PBS aansluit bij de sterke punten en de cultuur van de school. Tussen de 50 (voorbereiding) en 60 (invoering) procent van de personeelsleden is (zeer) positief over de voorbereiding en de invoering van PBS en minder dan 10 procent is over beide minder te spreken. De rest vindt de voorbereiding en invoering voldoende. Ruim 95 procent van de personeelsleden geeft verder aan dat ze voldoende betrokken zijn bij de uitvoering van PBS. Degenen die kanttekeningen plaatsen, zeggen vooral dat er voldoende informatie is gegeven, maar constateren ook dat te weinig aandacht is gegaan naar het creëren van draagvlak. Ander commentaar is ook dat de school moet
37
oppassen dat PBS niet omslaat naar betutteling van het personeel. Ondanks deze kanttekening worden er wel degelijk positieve effecten van PBS gezien. De helft van het personeel ziet een verbetering in de samenwerking tussen personeel en meer onderlinge collegialiteit. Zowel de verbetering in de samenwerking als de onderlinge collegialiteit wordt vaker gemerkt door het vrouwelijk personeel dan het mannelijke personeel en vaker door het onderwijsondersteunend personeel dan door de docenten. Bij Kandinsky College Hatertseweg hebben 121 leerlingen de vragenlijst ingevuld. Negen van de tien leerlingen zijn op de hoogte van inhoud van PBS en ook zij zien positieve effecten. Ongeveer de helft van de leerlingen geeft aan dat ze zich beter voelen door PBS (22%-33% bij andere schoollocaties). Dit geldt sterker voor meisjes dan jongens (57% meisjes versus 43% jongens) en sterker voor de onderbouw dan de bovenbouw (60% onderbouw versus 43% bovenbouw). De helft van de leerlingen is ook van mening dat leerlingen zich beter gedragen en dat de mate van veiligheid en respect is toegenomen. Hierbij geldt ook dat dit sterker geldt voor meisjes dan jongens en meer voor de onderbouwleerlingen dan de bovenbouwleerlingen.
3.5
Kandinsky College Malderburchtstraat
Aanleiding/motieven Het zorgteam van Kandinsky Malderburchtstraat was in het kader van Brede Aanpak Gedrag (BAG) op zoek naar mogelijkheden om beter in te steken op zorgleerlingen en om deze – en ook andere - leerlingen beter te ondersteunen. Leden van het zorgteam zijn bij PBS uitgekomen (o.a. door Fontys) en hebben daarvoor een conferentie in de VS bijgewoond. In het managementteam van de school is PBS vervolgens besproken en is besloten – niet unaniem - hiermee gefaseerd te starten (2010). Ongeveer tegelijkertijd heeft Kandinsky Malderburchtstraat PBS ook aangekaart bij het bestuur van de Scholengroep Rijk van Nijmegen. Alle scholen onder dit bestuur hebben de vrijheid PBS te implementeren. Deelname wordt door het bestuur van de Scholengroep gesubsidieerd. Er hoeft geen verantwoording te worden afgelegd over activiteiten en resultaten. Kandinsky Malderburchtstraat is vervolgens gestart in de onderbouw (2010/2011) en niet het gehele team is op dat moment ingelicht over PBS. De reden voor starten met PBS was het realiseren van een positief leerklimaat, een prettige werkplek en meer – positieve – aandacht en ondersteuning voor (zorg)leerlingen.
38
Strategie en structuur In het voorjaar van 2011 is BAG omgezet naar PBS en is een eerste kleinschalige actie ‘Spullen in orde / bij zich hebben’ in de onderbouw gestart. Dit was een actie in een beperkt deel van de school waartoe overigens wel ook metingen en interventies en vooral het uitdelen van complimenten behoorden. Bij de start heeft de school zich terdege afgevraagd of gezien het lange traject (enkele jaren) en de PBS-aanpak wel aansloot bij de visie van de school. Dat het geen eenvoudige weg zou zijn (‘PBS is geen kunstje, maar een cultuurverandering’) werd door de schoolleiding beseft en informatie over de koers (‘PBS geen papieren tijger’) werd dan ook belangrijk geacht. De geïnterviewde leraren waarderen de invoering en zien de aanpak als veelbelovend. De aanpak zou ook bij de school passen (‘eigen verantwoordelijkheid nemen en niet straffen’). Ze vragen zich af of de aanpak voor alle leerlingen (o.a. onderbouw, bovenbouw) toepasbaar is en benadrukken het belang van eenduidigheid in de opstelling van het personeel naar leerlingen (bijvoorbeeld wat is gewenst gedrag en wat ongewenst). Voorjaar 2011 is eveneens een teambijeenkomst voor het hele personeel over PBS georganiseerd en zijn de resultaten getoond van de actie. In deze bijeenkomst is ook de vraag voorgelegd of het personeel achter de aanpak stond: 90% voor. Verder zijn toen eerste waarden uitgewerkt (veiligheid, respect en verantwoordelijkheid) en zijn gedragsverwachtingen en locaties (het begin van de matrix) uitgewerkt. De geïnterviewde leraren en leerlingen onderschrijven deze waarden en geven aan dat ze bij de school passen. Ouders (ouderraad) en leerlingen (leerlingenraad) zijn in eerste instantie niet betrokken bij deze waarden wel zijn ze er over geïnformeerd. Ook zijn ouders en leerlingen later betrokken bij de verdere uitwerking in gedragsverwachtingen. De waarden/gedragsverwachtingen zijn gevisualiseerd in picto’s en in de school verspreid via posters. In die periode is ook een werkgroep PBS samengesteld met teamleiders uit onder en bovenbouw, leraren uit onder- en bovenbouw, leden van het zorgteam en een TOA. Er is een aparte persoon van buiten (niet-leraar) aangezocht als voorzitter/projectleider. Zij draagt zorg voor de continuïteit en de samenhang met andere projecten in de school (o.a. opleiding en onderzoek). De werkgroep komt eenmaal per week bijeen en notulen (TIPS-model) worden onder de leden verspreid. Er wordt gebruik gemaakt van een doelgroepenmatrix. Hierin wordt aangegeven wie op onderscheiden doelen, welke taak/boodschap heeft en welke middelen daarbij worden ingezet. Naast directie en PBS-werkgroep komen hierin voor: teamleiders, zorgteam, mentoren, oop, ouders en Fontys. Voor het schooljaar 2011-2012 is er een jaarplan en een jaarverslag over die periode waarbij tevens aangegeven wordt wat de acties/wensen zijn voor het volgende jaar
39
(2012-2013). Dit jaarplan en verslag omvatten acties voor onderbouw, bovenbouw, implementatie van de matrix, communicatie, gezamenlijke ruimten beloningsystemen en de relaties van PBS met andere projecten (opleidingsschool en het RAAKproject Schoolbreed gedragsproblemen aanpakken in het Voortgezet onderwijs). Ten slotte maakt het onderwerp kennisdelen deel uit van de planning. Er is geen apart jaarplan voor het schooljaar 2012-2013 gemaakt. Wel is er een jaarverslag over 2012-2013 dat op basis van de evaluatie, acties en wensen voor het volgend schooljaar weergeeft. Enkele geïnterviewde leraren geven aan dat PBS een gespreksonderwerp op de school is en dat het vooral gaat om attitudes en het dus een langdurig proces is. De school profileert zich er mee maar men voelt het niet als een opgelegde verandering. Het is duidelijk wat men van leraren verwacht en de waarden passen bij de school. De geïnterviewde leerlingen zien een toename van het krijgen van complimenten en dat goed gedrag gestimuleerd wordt. Ze vinden dit een goede zaak die bij de school past. Ze constateren ook verschillen tussen leraren in het stimuleren van goed gedrag en in sanctionering. De school zou volgens leerlingen niet strenger (wel meer controle) zijn geworden maar ‘meer normaal’. Acties/activiteiten Na de voorbereidingen en acties in 2010/2011 zijn voor het nieuwe schooljaar 2011/2012 en 2012/2013 PBS-lessen (inclusief basisles PBS) ontwikkeld voor de verschillende gedragsverwachtingen die horen bij de waarden van de school in de verschillende situaties (aula, gangen, lokalen, buiten en studieplein). Deze lessen (met voorbeelden, film, oefeningen, evaluatie etc.) zijn vooral bedoeld voor de onderbouw en gaan vergezeld van het doen van voor- en na-metingen en het terugkoppelen van gegevens. De verschillende PBS-lessen zijn binnen de school gecoördineerd gegeven. De aula nam een belangrijke plaats in vanwege geconstateerde rommel en overlast. Tegelijkertijd is een organisatorische tweedeling ingevoerd voor pauzes (onderbouw en bovenbouw aparte pauzes in de winterperiode). Ook is gebruik gemaakt van een zelfevaluatie-instrument. Dit is einde schooljaar 2011/2012 afgenomen en gerapporteerd en aangegeven is waarmee het volgende jaar rekening gehouden zou moeten worden. Ook eind schooljaar 2012/2013 is dit instrument ingezet. Voor ouders van brugklassen is in 2013 een ouderavond georganiseerd over PBS. In de bovenbouw is in 2012/2013 gestart met PBS in de vorm van de PBS-les ‘be ready’ (voorbereid zijn op lessen, huiswerk gemaakt) en zijn hiervoor metingen verricht. Daarnaast hebben scholingslessen voor bovenbouwleraren (‘moeilijke onderwijssituaties’) plaatsgevonden. Er is verder op beperkte schaal geëxperimenteerd met beloningssystemen (kaartjes met ‘goed gedaan’, taart, film, stickers, privileges). Naar een goede invulling hiervan wordt gezocht. Zowel de directie, als leraren en leerlingen geven aan dat materiële beloningen niet nodig zijn en niet of minder goed passen bij (deze) school. Dit neemt niet weg dat leerlingen beloningen wel
40
op prijs stellen. Verder vragen ze naar meer eenduidigheid in de aanpak. Leraren geven aan dat er een goede match of afstemming moet zijn tussen stimulering/beloning en sanctionering. Bij de ‘open dag’ is een lokaal ingericht voor PBS om informatie hierover te verstrekken aan leerlingen en ouders. Verder wordt voor ouders van nieuwe leerlingen een workshop PBS gegeven tijdens de lesjesmiddag. Successen en knelpunten De school zit in het derde jaar van PBS en ziet als successen: - Positiever klimaat op school (open cultuur), meer aandacht voor positief gedrag en een prettiger sfeer (voor leerlingen en personeel). - De aula ziet er beter uit en er is door de gescheiden pauzes minder overlast. - Er zijn heldere waarden en gedragsverwachtingen en die kunnen uitgestraald worden. - Leraren zijn zich meer bewust van hun voorbeeldrol, leren meer van elkaar, er is een meer open cultuur en men durft zich meer kwetsbaar op te stellen. - Op kleine schaal is handelingsverlegenheid bestreden. - Leraren worden – langzaam - meer onderzoeksminded. - Dat er een schoolbrede ontwikkeling gaande is waar weinig personeelsleden negatief over zijn. - Dat leraren meer en meer op een lijn komen zonder dat (veel) zaken verplicht zijn. Wat de schoolleiding en de PBS-coördinator constateren is dat PBS een zaak van lange adem is, ‘een langdurig proces’. De school (personeel, leiding) en de werkgroep moeten hierbij geduld hebben en houden en vooral de continuïteit bewaken. Bovendien kost PBS meer geld (overleg, dataverzameling, scholing, coaching) dan de verkregen subsidie. Geschat wordt dat het een langdurige investering vereist van om en nabij de 35.000 euro per jaar. Met andere woorden de school moet er voor kiezen (en dus investeren), zien dat er draagvlak voor is en de aandacht gaande houden. Enkele leraren geven aan dat de grens tussen belonen en sanctioneren nog niet helder is. Bovendien wordt geconstateerd dat er door verschillende personeelssleden in verschillende situaties (controle en registratie, complimenteren, sanctioneren) anders gehandeld wordt. Ook leerlingen merken dit op.
41
Impact/effecten Wat opvalt is dat leerlingen en personeel aangeven dat er meer duidelijkheid in de school is over wat kan en wat niet. Er is ook meer gezamenlijkheid, meer verbinding. Ook zou er volgens de schoolleiding sprake zijn van een groter gevoel voor veiligheid. Aan de andere kant zijn directe oplossingen voor de problematiek waarvoor PBS is opgestart nog niet zichtbaar. Het pedagogisch klimaat zou verder wat meer opgeschoven zijn in de richting van positief benaderen. Zo leiden bijvoorbeeld leerlingen ouders rond bij open dagen en beginnen dan zelf over PBS en de waarden van en in de school. Verbeteringen in leerprestaties zijn er (nog) niet. Omdat de school wist wat ze kon verwachten, zijn er weinig onbedoelde effecten. De onderzoekende cultuur is iets sterker aanwezig bij – een deel van – het personeel. Wel valt op dat Kandinsky Malderburchtstraat snel als good practice wordt gezien en dat er met enige regelmaat advies wordt ingewonnen over de implementatie van PBS. Resultaten vragenlijsten Bij Kandinsky Malderburchtstraat is de vragenlijst ingevuld door 31 docenten, 9 onderwijsondersteunend personeel2 en 133 leerlingen. Zoals al bleek uit de interviews, worden ook in de resultaten van de vragenlijst de voorbereiding en de invoering door de meerderheid (ongeveer twee derde) van de respondenten (zeer) positief beoordeeld. De rest van beoordeelt deze beide als voldoende. Vrouwen zijn bij deze beoordeling positiever dan de mannelijke respondenten. Zo is 80 procent van de vrouwen positief over de invoering tegenover 52 procent van de mannen. Ruim 90 procent van de respondenten voelt zich ook voldoende betrokken bij de uitvoering van PBS. Als toelichting staat er in verhouding vaak dat er bij de start weerstand was tegen PBS maar dat deze ondertussen is weggenomen. Dit zou te danken zijn aan gestructureerde, stapsgewijze invoering en positieve praktijkervaringen. De effecten zijn volgens veel respondenten duidelijk zichtbaar binnen de school. Ongeveer 80 procent geeft aan dat er door PBS meer één cultuur is, het pedagogisch klimaat is verbeterd en dat het minder rommelig is in de school. Hierbij zijn geen verschillen gevonden tussen het vrouwelijke en het mannelijke respondenten. PBS is niet alleen een bekend begrip voor het personeel maar ook twee derde van de 133 deelnemende leerlingen is goed op de hoogte van de inhoud van PBS. Ook leerlingen zien effecten van PBS. Ongeveer een derde vindt dat het rustiger is sinds PBS, eenzelfde aandeel leerlingen zegt dat er minder wordt gepest en bijna de helft
2
42
Gezien de kleine aantallen of scheve verdelingen tussen groepen hebben we niet gekeken naar verschillen tussen op/oop, onderbouw/bovenbouwleraren of ervaring van personeel.
ziet dat leerlingen en leraren beter met elkaar omgaan. Hierbij is een duidelijk onderscheid tussen onder- en bovenbouw. De onderbouwleerlingen geven vaker aan deze effecten te zien dan de bovenbouwleerlingen. Daarnaast geven meisjes ook vaker aan dat leerlingen en leraren nu beter met elkaar omgaan dan jongens (45% totaal – 56% meisjes versus 34% jongens).
3.6
Kandinsky College Molenhoek
Aanleiding/motieven Vanwege directiewisselingen is Kandinsky Molenhoek later dan de andere scholen van de Scholengroep Rijk van Nijmegen met PBS gestart. Eind 2011 is er voor de locatie Molenhoek een bijeenkomst over PBS georganiseerd. Hierbij was ook de adjunct-directeur die per 1 januari 2012 gestart is aanwezig. De school heeft in de laatste 10 jaar volgens de locatie-directie veel energie gestopt in de ontwikkeling van nieuwe programma’s. Door de snelle groei van het aantal leerlingen zijn er in korte tijd veel nieuwe collega`s gestart. Om als “nieuw” team op een lijn te komen is er een teamtraject gestart. Eind 2011 was dit teamtraject afgerond. Vanaf 2012 is PBS gestart. De school is met PBS begonnen omdat men het belangrijk vindt dat alle leerlingen op een eenduidige manier aangesproken worden. Men wilde bovendien optimale leerrendementen nastreven. Met PBS verwacht de school beide zaken te realiseren. De geïnterviewde leraren noemen ook de behoefte aan eenduidigheid en rust in het personeelsbestand als reden voor deelname aan PBS. PBS zou een bijdrage kunnen leveren aan deze rust en aan duidelijkheid tussen leraren over te verwachten gedrag van leraren en leerlingen. Strategie en structuur In de bijeenkomst over PBS in november 2011 (door Fontys) bleek meer dan 80 procent van het personeel achter PBS (gewenst gedrag belonen) te staan. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat er in de praktijk vaak naar negatief / ongewenst gedrag wordt gekeken en daarop wordt gereageerd. Bij de beslissing om verder te gaan met PBS is vooral ook naar het team gekeken. PBS geeft de mogelijkheid het team een spiegel voor te houden en met data kunnen leerlingen en team aangesproken worden. Meteen na de bijeenkomst over PBS is er een PBS-werkgroep geformeerd bestaande uit de adjunct-directeur, twee docenten waarvan een voorzitter, de zorgcoördinator, een oop’er en een lid uit de ouderraad. Er zijn geen leerlingen in de werkgroep opgenomen, wel worden zaken aan leerlingen voorgelegd. Er is bewust gekozen voor niet de adjunct-directeur als voorzitter van de werkgroep PBS, maar een lid van het team. De docenten in de werkgroep krijgen voor hun taak 45 en 55 (voorzitter) taakuren. De voorzitter geeft aan meer tijd aan PBS te besteden. De werkgroep
43
komt een maal per twee weken bij elkaar en korte praktische verslagen worden verspreid onder de leden. De verslagen worden niet verspreid in de school. Veel van de studiedagen (soms met ouders) die gehouden zijn dit laatste jaar zijn gewijd aan PBS. Dit om én terugkoppeling te geven naar het team van activiteiten en ontwikkelingen én om duidelijk te maken dat PBS een belangrijk onderwerp is dat permanent aandacht verdient. Tijdens de eerste bijeenkomst over PBS en ook daarna is gewerkt aan een matrix met gedragsverwachtingen en locaties en die is de spil van PBS in de school. De volgende waarden zijn gedefinieerd: respect, verantwoordelijkheid, veiligheid en plezier. De lesruimten, de gang/aula en buiten de school zijn daarbij als locaties genoemd. Elk van de waarden is geoperationaliseerd in gewenst gedrag. Op de gevel van de school zijn én de waarden én PBS zichtbaar. Tevens is in de studiebijeenkomsten en in het PBS-team gewerkt aan mentorlessen, hoe om te gaan met beloningen en hoe PBS zichtbaar te maken binnen de school. Voor de beloningen is door personeel en leerlingen gezocht naar mogelijkheden hiervoor en niet-materiële beloningen in de vorm van privileges hadden de voorkeur zoals bijvoorbeeld ‘een dag op de stoel van de leraar’, of een dag met de lift naar boven. Sinds april/mei 2013 wordt er gewerkt met een muntjessysteem waarmee privileges zoals genoemd, verkregen kunnen worden. Twee personeelsleden zijn verder naar een bijeenkomst geweest van de landelijke werkgroep PBS en men heeft een bezoek gebracht aan een school die al langer met PBS werkt. Er is een jaarplanning voor de activiteiten in het schooljaar 2012-2013 en naast de vergaderdata worden actiepunten genoemd (zichtbaarheid PBS, mentorlessen, beloningssystemen, ouders en data verzamelen), worden activiteiten verder uitgewerkt en in de tijd geplaatst en wordt aangegeven door wie dat moet gebeuren. Door de schoolleiding wordt de implementatiestrategie omschreven als van klein naar groot en met kleine maar wel geleidelijke stappen. Zowel leraren als leerlingen geven aan dat ze in de strategie soms de continuïteit missen. Acties/activiteiten Belangrijke activiteiten die zijn verricht in het kader van PBS zijn: - De presentatie over PBS en gedragsverwachtingen per jaarlaag door directeur en de voorzitter van de PBS-werkgroep. - Meerdere metingen via Magister eind 2012 (‘goed voorbereid in de les’ en ‘op tijd komen)’, inclusief bekendmaking op website, beloning (mentoruur naar keu-
44
ze) en traktatie. Daarnaast in Magister naast administratie afwezigheid ook administratie van huiswerk en spullen op orde. - Ontwikkelen mentorlessen en uitvoeren (rommel, omgaan met elkaar). - Verantwoordelijk zijn voor op tijd in de les (zowel leerling als leraar). Er wordt tussen de lessen 2 maal gebeld met korte tussenpauze. - Communicatie / informatie naar ouders over actie in nieuwsbrief / op site. - Mentorlessen (reactieprocedure) met een procedure voor sancties (waarschuwing (3 maal), stopkaart, rode kaart). - Ontwikkelen en invoeren beloningsstructuur met muntjes en privileges. Daarnaast zijn verschillende delen van studiedagen aan PBS gewijd en is het personeel betrokken bij het ontwikkelen van elementen van PBS. Successen en knelpunten Als successen worden genoemd: - Dat er meer structuur en meer rust is in de school voor zowel leerlingen als voor het personeel. Gewenst en ongewenst gedrag zijn duidelijker voor leerlingen en de gekozen waarden passen bij de school. - De positieve benadering van leerlingen (beginsel van PBS) is een goede zaak en het lijkt dat dit door het team wordt gedragen. - Dat er onmiddellijk verandering van gedrag plaatsvindt door het invoeren van de tweede bel waardoor er zoveel minder irritaties zijn vanwege te laat in de les. De tijd tussen de twee signalen zou nog iets langer kunnen volgens leerlingen. - Dat er op papier nu een helder sanctiebeleid is, dat wacht op invoer. Knelpunten zijn dat de mentorlessen in het begin niet zijn gegeven in de bovenbouw. Dit was ook voor de werkgroep verrassend. De werkgroep heeft er toen bewust voor gekozen om iemand uit de bovenbouw in de werkgroep te nemen. Samen met het team is er verder gewerkt aan een reactieprocedure /sanctiebeleid met betrekking tot ongewenst gedrag. Leraren constateren hierbij dat het tijd en moeite kost de positieve benadering eigen te maken (‘voorheen was de aandacht vooral gericht op: hoe corrigeer je negatief gedrag’). Bovendien signaleren ze dat de uniformiteit in de aanpak en in het omgaan met gewenst en ongewenst gedrag nog aandacht vraagt en serieuzer kan/moet (‘nog niet altijd op een lijn’). Ook leerlingen noemen dit met name bij het sanctiebeleid met de stopkaart en de rode kaart. Verder kost het muntjessysteem ook een eigen administratie en dat kost tijd en geeft het systeem soms aanleiding tot discussie binnen de klas: ‘waarom die wel een muntje en ik niet’. De continuïteit is een ander aspect dat aandacht verdiend. Ook mag het meetsysteem en de beloningsaanpak volgens leerlingen niet leiden tot strijd tussen leerlingen in een klas. Het te gelde maken van de kaartjes verloopt volgens sommige leerlingen ook niet altijd soepel.
45
Impact/effecten Heel voorzichtig zien de adjunct-directeur, de voorzitter van de PBS-werkgroep en ook de geïnterviewde leraren een cultuurverandering bij vooral het personeel. Ook leerlingen constateren dat het makkelijker loopt in de school. Geconstateerd wordt dat de school bewust bezig is met gewenst/ongewenst gedrag maar dat het bijvoorbeeld voor het pedagogisch klimaat nog te kort dag is om al veranderingen van betekenis te zien. Er is volgens leraren nog verbetering mogelijk in het op een lijn komen tussen leraren wat betreft het omgaan met gedrag van leerlingen. Het lijkt er wel op dat er meer en meer bewust complimenten worden uitgedeeld en dat het positieve benaderen meer ingang vindt. Leerlingen merken van de complimenten nog niet zo veel. Wel zien ze de privileges die verkregen kunnen worden als compliment. Sommige leerlingen (onderbouw) vinden het beloningsaanpak als ‘een hond die een koekje krijgt’. In tegenstelling tot wat de geïnterviewde leraren verwachtten, wordt het beloningsaanpak meer in de bovenbouw op prijs gesteld (‘past bij de leeftijd, gericht op jezelf’) en door hen een eerlijke manier van belonen genoemd. De reactie bij leerlingen was volgens de directie in eerste instantie dat de school wel erg strikt en strak zou worden. Nu zien ze dat er iets aan problemen gedaan wordt. Leerlingen beamen dat het duidelijker wordt wat kan en wat niet: ‘Strenger is het niet, wel duidelijker’. Tenslotte doet PBS een groot beroep op gemeenschappelijkheid en gemeenschappelijke waarden en handelen. Dat is niet altijd makkelijk te accepteren en er wordt dan van sommige leden van de werkgroep PBS veel gevraagd. Het bewust zijn hiervan helpt om hier mee om te gaan als werkgroep PBS. De geïnterviewde leraren bevestigen dit en zien dat dit nog aandacht nodig heeft. Resultaten vragenlijsten De vragenlijst is bij Kandinsky College Molenhoek door 20 personeelsleden ingevuld, waarvan twee derde docent. Een onderscheid naar functie, geslacht of bouw is door het lage aantal respondenten niet haalbaar. Bijna al het personeel is positief over PBS als het gaat om het achterliggende idee, het aansluiten van PBS bij de cultuur en bij de sterke punten van de school en de manier waarop PBS is voorbereid en ingevoerd. Wel voelen responderende personeelsleden zich op deze school iets minder deskundig om PBS toe te passen (70 % voldoende tegenover 86 % totaal). De betrokkenheid bij de uitvoering is maximaal (100%). Het personeel geeft aan voldoende op de hoogte te zijn van wat er met PBS in de school gebeurt. Ze zien dat er door PBS meer overeenstemming is over de aanpak van gedrag. Bijna de helft ziet ook positieve gevolgen zoals dat leerlingen vaker hun schoolspullen bij zich hebben en twee derde van het personeel geeft aan dat leerlingen beter te motiveren
46
zijn. Ook uit de vragenlijst komt duidelijk naar voren dat sinds PBS zowel leerlingen als leraren vaker op tijd in de lessen zijn. Ook de 107 deelnemende leerlingen zijn overwegend positief over PBS. Iets meer dan een kwart van de leerlingen is onvoldoende op de hoogte van de inhoud van PBS. De meerderheid van deze leerlingen ziet dat er meer respect is voor elkaar, dat leerlingen zich meer verantwoordelijk voelen en dat leerlingen meer betrokken zijn bij de scholen. Door de scheve verhouding tussen jongens (75%) en meisjes (25%) is er niet gekeken naar mogelijke verschillen tussen deze twee groepen.
47
4
Resultaten vragenlijsten over scholen heen
In dit hoofdstuk geven we een beeld van de meningen en ervaringen van het personeel en leerlingen met PBS over alle scholen heen. Doel hierbij is te laten zien hoe in algemene zin en onafhankelijk van de wijze van invoeren en uitvoeren er over PBS gedacht wordt. Bij de interpretatie van deze resultaten moet uiteraard rekening gehouden worden met het gegeven dat elke school op eigen wijze en in eigen tempo PBS heeft voorbereid en ingevoerd en dat in feite elke school nog op weg is om PBS te integreren in de schoolcultuur. Respondenten In totaal hebben 176 personeelsleden verspreid over vijf schoollocaties de vragenlijst ingevuld (zie voor selectie personeel paragraaf 3.1). De verhouding tussen mannen en vrouwen is 54 procent (m) versus 46 procent (v). Kandinsky College Molenhoek wijkt het meeste af van het gemiddelde. Daar was 72 procent van de respondenten vrouw. Ook voor de jongere en oudere personeelsleden geldt dat alle leeftijdscategorieën voldoende vertegenwoordigd zijn. Daarmee hebben ook zowel de minder als de meer ervaren personeelsleden deelgenomen aan de vragenlijst (zie tabel 1). Ook hier zijn er behoorlijke verschillen tussen de schoollocaties. Bij Canisius College Goffert is 58 procent van de respondenten al langer dan 10 jaar werkzaam op de school waar dit bij Kandinsky College Molenhoek slechts 5 procent is. Op deze laatste locatie had het merendeel (60%) van de respondenten tussen de 6 en 10 jaar werkervaring. Tabel 1 – Verdeling van respondenten naar leeftijd en ervaringsjaren op de scholen (n=176) Verdeling naar leeftijd
Verdeling naar ervaring
20-30 jaar
17%
0-2 jr
10%
31-40 jaar
27%
3-5 jr
24%
41-50 jaar
23%
6-10 jr
29%
51-60 jaar
27%
meer dan 10 jr
37%
ouder dan 60
6%
In totaal bestond bijna drie kwart van de respondenten uit onderwijzend personeel en de overige kwart was onderwijsondersteunend personeel. Eén op de zes responden-
49
ten heeft deel uitgemaakt van de werkgroep PBS. Hierbij zijn er geen grote verschillen tussen de locaties gevonden. Mening over PBS In de vragenlijst geven de meeste leraren aan dat ze positief zijn over PBS. Een grote meerderheid (91%) staat ongeveer 1½ tot 2 jaar na de start nog steeds achter de inhoud en oordeelt (zeer) positief/voldoende over de voorbereiding (89%) en de invoering (88%). PBS past volgens eenzelfde meerderheid voldoende bij de cultuur van de school en sluit voldoende aan bij de sterke punten van de school (beide 90% mee eens). Hierbij zijn geen noemenswaardige verschillen tussen startende en ervaren leraren en tussen onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel. Het personeel van Canisius College Goffert is hierbij wel iets minder positief dan de andere locaties, maar ook daar vindt 77 procent van het personeel dat heeft deelgenomen aan het onderzoek dat PBS voldoende bij de cultuur past en 71 procent vindt dat PBS voldoende aansluit bij de sterke punten van Canisius College Goffert. Het merendeel van het personeel zegt dat ze voldoende op de hoogte is van wat er met PBS in de school gebeurt én dat ze voldoende betrokken is bij de uitvoering van PBS (81%). Van het personeel dat vindt dat ze onvoldoende op de hoogte is, is het merendeel van mening dat ze ook onvoldoende betrokken is bij de uitvoering. Er is nagenoeg geen verschil tussen onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel in de mate waarin ze vinden dat ze op de hoogte zijn of betrokken zijn bij de uitvoering van PBS. Het onderwijsondersteunend personeel voelt zich iets vaker voldoende deskundig om PBS toe te passen (87% versus 80% van het onderwijsgevend personeel). Effecten van PBS voor de organisatie van de school Het personeel is positief over de effecten van PBS op de organisatie. Twee derde beoordeelt de gevolgen op de organisatie als overwegend positief. Iets meer dan een kwart beschouwt de gevolgen voor de organisatie als neutraal en slechts een enkeling op een paar locaties ziet overwegend negatieve gevolgen. Het personeel ziet vooral positieve gevolgen voor de organisatie van de school: drie kwart van het personeel zegt dat er meer overeenstemming is over aanpak van gedrag, bijna de helft van het personeel geeft aan dat er nu meer één cultuur is, ruim een derde is van mening dat er meer samenwerking is en eveneens een derde spreekt over meer collegialiteit. Ook wordt aangegeven dat PBS nauwelijks leidt tot meer tijd voor voorbereiding, registratie, analyse en overleg. Er zijn echter grote verschillen tussen onderwijzend (op) en onderwijsondersteunend personeel (oop). Vooral het onderwijsondersteunend personeel merkt na de invoe-
50
ring van PBS een verbetering van collegialiteit en samenwerking met collega’s. Volgens de helft van het onderwijsondersteunend personeel is er door PBS meer samenwerking tussen personeel waar nog geen derde van het onderwijzend personeel dit effect ziet (zie tabel 2). Er is geen eenduidige relatie gevonden tussen werkervaring en de gepercipieerde effecten voor de organisatie. Tabel 2 – Gevolgen van PBS voor de organisatie van de school Gevolgen PBS voor de organisatie van de school
% op
% oop
% totaal
Door PBS is er meer overeenstemming over aanpak van gedrag
71%
81%
73%
Door PBS is er meer één cultuur
46%
45%
46%
Door PBS is er meer samenwerking tussen personeel
29%
52%
35%
Door PBS is er meer collegialiteit
30%
45%
34%
* op = onderwijzend personeel, oop = onderwijsondersteunend personeel
Effecten van PBS die personeelsleden zien bij leerlingen Naast gevolgen voor de organisatie van de school ziet het personeel ook effecten bij de leerlingen. Er zijn verschillen tussen onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel, maar dat ligt vaak ook aan de aard van het werk. Onderwijsondersteunend personeel heeft bij deze vragen vaker aangegeven dat ze hier geen zicht op hebben. We laten daarom bij tabel 3 alleen de antwoorden van de leraren zien. Er zijn meer leraren die van mening zijn dat door PBS leerlingen vaker hun spullen bij zich hebben dan leraren die van mening zijn dat PBS hier geen invloed op heeft (38% ja versus 33% nee) Hetzelfde geldt voor het effect van PBS op de mate waarin leerlingen zich verantwoordelijk voelen (31% ja versus 29% nee). Tabel 3 – Gevolgen van PBS die leraren zien bij leerlingen Effect van PBS bij leerlingen
% op ja % op nee
% op weet niet
Door PBS hebben leerlingen vaker hun boeken/ schoolspullen bij zich
38%
33%
29%
Door PBS voelen leerlingen zich meer verantwoordelijk
31%
29%
40%
Door PBS zijn leerlingen vaker op tijd in de lessen
32%
37%
32%
Door PBS zijn leerlingen meer betrokken bij de school
23%
32%
45%
Door PBS gaan leerlingen beter met elkaar om
20%
34%
46%
Door PBS hebben leerlingen vaker hun huiswerk gemaakt
20%
48%
32%
Door PBS leveren leerlingen hogere prestaties
14%
56%
29%
51
Hoewel een derde van de leraren denkt dat leerlingen door PBS vaker op tijd in de lessen zijn, zijn er nog iets meer leraren die dit effect niet zien. Bovendien is er steeds een grote groep die aangeeft niet te weten of er een effect is. Leraren verschillen dus in de mate waarin ze effecten van PBS zien bij leerlingen. Bij de effecten op leerlingen is er ook een verschil tussen de leraren met minder en meer werkervaring. De leraren met 0-2 jaar werkervaring geven vaak aan dat ze niet weten of er effect is van PBS. Een derde van de leraren met 3-5 jaar werkervaring ziet effecten zoals dat leerlingen vaker hun huiswerk hebben gemaakt en leerlingen meer betrokken zijn bij de school, maar dit wordt beaamd door slechts een op de zeven leraren met meer dan 10 jaar werkervaring. Effecten van PBS die personeelsleden bij zichzelf zien We hebben het personeel niet alleen gevraagd welke effecten ze zien voor de organisatie en bij leerlingen maar ook welke effecten ze bij zichzelf zien. Aangezien het hier vaak gaat om situaties in de klas laten we in tabel 4 alleen de antwoorden van de leraren zien. Bijna de helft van de leraren zegt door PBS leerlingen beter te kunnen motiveren en ziet een verbetering in het eigen didactisch handelen. Ongeveer een derde van de leraren heeft door PBS meer plezier in het werk (bij oop ook 37%), voelt zich meer handelingsbekwaam bij gedragsproblemen en stuurt leerlingen minder vaak uit de klas. Tabel 4 – Gevolgen van PBS die leraren bij zichzelf zien Effect van PBS bij leraren
% op ja
% op nee
% op weet niet
Door PBS kan ik leerlingen beter motiveren
45%
38%
17%
Ik zie door PBS mijn didactisch handelen verbeteren
44%
40%
16%
Ik heb door PBS meer plezier in mijn werk
37%
47%
16%
Ik voel me door PBS meer handelingsbekwaam bij gedragsproblemen
34%
55%
12%
Ik stuur door PBS leerlingen minder vaak uit de les
29%
56%
15%
Ik heb door PBS minder last van ordeverstoringen in de les
28%
53%
18%
Ik heb door PBS minder crisissituaties in de les
19%
64%
17%
Ik kan door PBS beter omgaan met verschillen in de klas
13%
61%
26%
Ik werk door PBS beter samen met ouders
12%
63%
25%
Leraren hebben gemiddeld aangegeven dat ze vier van de negen effecten bij zichzelf zien (=% ja). Ongeveer 36 procent van de leraren ziet geen enkel effect bij zichzelf,
52
nog eens 39 procent ziet een tot vier effecten bij zichzelf en 17 procent van de leraren ziet vijf of zes effecten bij zichzelf en 9 procent van de leraren ziet zeven, acht of alle negen effecten bij zichzelf. Het effect van PBS op het aantal crisissituaties in de les lijkt gerelateerd aan de werkervaring. Degene met veel werkervaring geven vaker aan dat ze door PBS effect zien dan de leraren met minder werkervaring (3-5 jaar ervaring: 4%, 6-10 jaar ervaring: 16% en meer dan 10 jaar ervaring: 30% die door PBS minder crisissituaties in de les heeft). Een tegengesteld effect zien we bij het effect van PBS op de mate waarin de leraar de leerlingen kan motiveren. De leraren met minder ervaring zien meer effect van PBS dan de leraren met meer dan 10 jaar ervaring op de school (3-5 jaar ervaring: 62%, 6-10 jaar ervaring: 49% en meer dan 10 jaar ervaring: 34%). Effecten van PBS die leerlingen zien In totaal hebben 648 leerlingen de vragenlijst ingevuld. Van elk van de scholen hebben ruim 100 leerlingen de vragenlijst ingevuld. De meeste leerlingen zijn tussen 13 en 16 jaar oud (13-14: 49% en 15-16: 39 %). Ruim 10 procent is tussen 11 en 12 en 3 procent is 17 jaar of ouder. De verhouding jongen meisje is 54-46 en de verhouding onderbouw – bovenbouw: 49-51. Vijf procent van de leerlingen is lid van de leerlingenraad en/of betrokken bij een PBS-werkgroep. Ruim 40 procent van de leerlingen weet (zeer) goed wat PBS op hun school inhoudt. Leerlingen van Kandinsky Malderburchtstraat en Kandinsky Hatertseweg springen er hierbij positief uit (65% weet goed/voldoende wat PBS inhoudt) en NSG en Canisius Goffert wat minder positief (rond de 25% weet goed voldoende wat PBS inhoudt). In deze beide scholen weet respectievelijk 42% en 34 % een beetje wat PBS betekent. Bijna twee derde van de leerlingen vindt het goed dat de school vooral uitgaat van positief gedrag en dat de school dit gedrag stimuleert/beloont. Het effect van PBS wordt kleiner naarmate de leeftijd van leerlingen vordert. Het aandeel leerlingen dat een positieve invloed ervaart van PBS loopt terug van 18 procent bij de 11-12 jarigen tot 7 procent onder de 17-18 jarigen. Op enkele scholen is ook minder aandacht besteed aan PBS in de bovenbouw. De gevolgen die het meest worden herkend door de leerlingen zijn dat de school door PBS strenger wordt (42%), dat er meer respect is voor elkaar (40%), leerlingen en leraren beter met elkaar omgaan (39%), leerlingen zich beter gedragen (36%) en leerlingen voelen zich beter op school (33%) en leerlingen voelen zich veiliger
53
(32%). Andere voorgelegde items over de invloed van PBS (minder spijbelen, meer verantwoordelijk, meer betrokken, meer saamhorigheid, meer plezier scoren tussen de 30 en 20 procent. De invloed van PBS op de mate van respect is niet voor alle leeftijdscategorieën hetzelfde. Bedacht moet hierbij worden dat in enkele scholen PBS in de bovenbouw later is opgestart. Volgens 65 procent van 11-12 jarigen draagt PBS bij aan de mate van respect waar 36 procent van 17-18 jarigen deze mening deelt. Daarnaast zien meisjes dit effect vaker dan jongens (47% van de meisjes versus 34% van de jongens). Ook de mate waarin PBS invloed heeft op de mate waarin leerlingen zich goed voelen heeft te maken met de leeftijd. Meer dan de helft (53%) van de 11-12 jarigen voelt zich beter op school door PBS en een op de acht van de 17-18 jarigen voelt zich beter op school. Conclusie vragenlijst De meerderheid van het personeel staat na 1½ tot 2 jaar na de start met PBS nog steeds achter de aanpak en is tevreden over de voorbereiding en invoering. Er worden ondanks de relatief korte tijd dat PBS is ingevoerd op de scholen in redelijke mate positieve effecten gezien bij zowel de organisatie, de leerlingen als bij het personeel zelf. Als het personeel kanttekeningen zet bij PBS dan is dat vooral omdat gedrag beloond wordt dat eigenlijk als normaal beschouwd zou moeten worden. Wat betreft effecten voor de organisatie is het vooral het onderwijsondersteunend personeel dat een verbetering ziet in de samenwerking tussen personeel en collegialiteit. De ervaring van leraren lijkt een rol te spelen bij het gepercipieerde effect van PBS op leerlingen. Het zijn vooral de minder ervaren leraren die effecten zien zoals de mate waarin leerlingen hun huiswerk maken, leerlingen betrokken zijn bij de school. De minder ervaren leraar voelt zich door PBS ook beter in staat om leerlingen te motiveren. De ervaren leraar ondervindt deze effecten in veel mindere mate maar zij geven wel vaker aan dat er door PBS minder crisissituaties in de klas zijn. De leerlingen zien in een aantal opzichten positieve effecten van PBS (meer respect, beter met elkaar omgaan) maar hier is wel duidelijk dat de leerlingen uit de onderbouw meer effect ervaren van PBS dan de bovenbouwleerlingen.
54
5
5.1
Samenvatting en conclusies
Inleiding
Met het gegeven praktijkkader in hoofdstuk twee en de beschrijvingen in hoofdstuk drie en vier is het nu tijd de balans op te maken. Waar staan de scholen en wat kan er nog gebeuren en indien andere scholen met PBS willen starten, waar zouden ze dan vooral aan kunnen denken en wat zouden ze kunnen doen. We geven eerst puntsgewijs een samenvatting. Hierbij moet bedacht worden dat de scholen op verschillende tijdtippen, met een verschillend tempo van invoering en een eigen strategie met PBS zijn gestart. Op basis van de samenvatting trekken we vervolgens een aantal conclusies. We sluiten af met een aantal aandachtspunten voor de scholen die reeds in het proces zitten en scholen die er nog mee willen starten.
5.2
Samenvatting
Bij deze globale samenvatting volgen we min of meer het procesverloop op de scholen. 1. Het bestuur van de zes scholen heeft de invoering van PBS gestimuleerd door op bestuursniveau een bijeenkomst hierover te organiseren. Bovendien ondersteunt het bestuur de zes scholen financieel bij de invoering van PBS. 2. De meeste van de scholen waren ook voor de invoering van PBS al bezig met (het zoeken naar) trajecten die een verbetering beoogden van de aanpak van gedragsproblematiek. PBS als een in de praktijk bewezen aanpak voor deze problematiek, sloot hier naadloos op aan. 3. Een van de scholen fungeerde als pionier voor de implementatie van PBS en het is ook die school die het bestuur heeft geadviseerd andere scholen te stimuleren de invoering van PBS te overwegen. 4. Elke school had de vrijheid om al of niet PBS in te voeren. Dit betekent autonome besluiten vanuit de scholen tot invoering. 5. Op elk van de scholen is invoering van PBS in het MT besproken en is besloten tot een nadere informatieronde hierover voor het gehele personeel. 6. De motieven voor invoering van PBS in de zes scholen liggen in elkaars verlengde: de aanpak van gedragsproblematiek en ergernissen over gedrag. Er zijn ook accentverschillen. Onduidelijkheid bij het personeel over waarden achter normen, het elkaar als personeel te weinig aanspreken en een geringe eendui-
55
digheid in het pedagogisch klimaat worden door enkele scholen genoemd. Andere scholen noemen het beter omgaan met mondige ouders, de verbetering van het leef- en leerklimaat en de noodzaak van het scheppen van een prettig(er) werkklimaat. Het op een lijn komen met een nieuw team na een snelle groei van de school is een laatste verbijzondering in de reeks. 7. In elk van de scholen heeft in een bijeenkomst / workshops / scholing na informatie over ins en outs van PBS een peiling plaatsgevonden onder het personeel over wel of niet invoering ervan. Tussen 80 en 95 procent van het personeel op de scholen heeft geopteerd voor invoering. Kortom: boven het door de PBSorganisatie voorgestelde percentage van 80% (readynesstest). Vooral ‘het positief benaderen’ als pedagogisch principe scoorde hierbij hoog. Op sommige scholen ontstonden direct discussies over de ‘nogal Amerikaanse aanpak’, ‘conditionerende aanpak’ ervan en die zijn ook nu nog te horen. 8. Niet op alle scholen sluit PBS (als aanpak/benadering) volledig/direct aan bij de cultuur van de school. Of met de invoering van PBS aangesloten is bij de sterke punten van de school (en om die uit te bouwen) is met dit onderzoek moeilijk te zeggen. Leidinggevenden en het personeel verschillen soms van mening hierover. 9. Elke school hanteert een eigen strategie bij de invoering. Deze varieert van het gedeeltelijk invoeren van PBS (in een deel van de school, bijvoorbeeld onderbouw), een rustige, maar wel volledige invoering (met één kernwaarde), een groeistrategie tot een gefaseerd invoeren (niet veel acties, interventies tegelijkertijd). Inschatting van de eigen mogelijkheden en het kunnen wennen aan PBS door personeel en leerlingen is vaak de overweging voor de keuze voor een bepaalde strategie. Voor een deel is de keuze voor een bepaalde strategie terug te vinden in de successen en knelpunten die op scholen gesignaleerd worden bij de invoering van PBS. Hetzelfde geldt voor mate waarin positieve resultaten worden geboekt met PBS op het terrein van de organisatie, bij de leraar zelf (pedagogisch / didactisch) en bij leerlingen. 10. In alle scholen is bijna onmiddellijk na de besluitvorming over invoering een PBS-werkgroep opgericht. Vrijwel overal is het management hierin vertegenwoordigd door de directie of een teamleider. Onderwijsondersteunend personeel, ouders en leerlingen participeren niet (meer) in alle scholen in deze werkgroep. 11. Op de meeste scholen heeft enige scholing van PBS plaatsgevonden. Niet overal was er behoefte aan. Wel staat op sommige scholen PBS expliciet op de agenda bij studiedagen. Werkgroepleden hebben in de regel wel scholing gehad. Enkele scholen zijn ook actief in binnenlands en buitenlands congresbezoek op het terrein van PBS.
56
12. De werkgroepen PBS werken in alle scholen – soms met andere personeelsleden - hard aan producten zoals een gedragsmatrix, lessen gewenst gedrag, het ontwikkelen van logo’s, het kiezen van meetmogelijkheden en het vormgeven van een waarderings- of beloningsaanpak. 13. Alle scholen hebben een externe PBS-coach die ondersteunt bij de ontwikkeling en implementatie. In een aantal scholen is er gewisseld van PBS-coach, meestal vanwege het ontbreken van een fit tussen de cultuur van de school en de coach. Het kunnen aanvoelen (en accepteren) van de cultuur door de coach en hierin kunnen meebewegen is van groot belang. 14. In alle scholen is er sprake van overleg en planning van activiteiten in de loop van het jaar. Of en de mate waarin expliciet geëvalueerd wordt, verschilt. 15. Nog niet in elke school is het invoeren van PBS op het moment van onderzoek even zichtbaar in de vorm van logo’s, ‘goed gedaan kaarten’ instructies, resultaten of waarderingsvormen. Uiteraard spelen de gevolgde strategie en de duur waarmee de school bezig is met PBS hierbij een belangrijke rol. 16. In elke school is er aandacht voor de communicatie naar het personeel over acties en resultaten. De wijze waarop en de mate waarin dat gebeurt verschilt. 17. De communicatie met en naar ouders wordt verschillend ingevuld en varieert van incidentele en periodieke informatie tot bijvoorbeeld het betrekken van ouders bij PBS op open dagen. 18. Over het belang van positief benaderen van leerlingen en personeel is vrijwel iedereen in de scholen (leiding, leraren, oop, leerlingen) het eens. De concrete uitwerking daarvan in een waarderings- of beloningsaanpak is in de meeste scholen nog niet uitgekristalliseerd. De discussie hierover blijft in de meeste scholen dan ook doorgaan en in sommige scholen wordt door het personeel met eigen vormen van waardering geëxperimenteerd. De invulling van interventies voor bepaalde groepen leerlingen (gele gebied) en individuele interventies (rode gebied) zijn in de meeste scholen nog niet duidelijk. Ook de samenhang / het evenwicht tussen de waarderings- en een sanctioneringsaanpak is niet bij iedereen even helder. 19. In de meeste scholen is wat betreft PBS een zekere doe- of actiecultuur aanwezig. Dit wil zeggen dat men onafhankelijk van de fase waarin de school op dat moment zit (voorbereidingsfase, implementatiefase), men zo snel als mogelijk met een of meer acties wil laten zien wat PBS is en wat er mee te bereiken is. Dit soms zonder dat de voorbereiding en/of implementatie voldoende uitgewerkt of uitgekristalliseerd is, een bruikbare en hanteerbare waarderingaanpak is opgesteld en het draagvlak daarvoor verkend is. 20. Meten, registreren gebeurt op vele manieren zoals Magister elo, maar ook met foto’s en enquêtes. De informatie hierover wordt verspreid naar het team en ouders. Dit gebeurt niet altijd even consequent en op tijd. Over het algemeen kost
57
registratie / meten niet veel tijd volgens leraren. Leerlingen geven soms aan dat het de lessen verstoort. 21. Er is voldoende draagvlak voor PBS. Over de scholen heen staat ruim 90 procent van het personeel achter PBS en ook over de betrokkenheid bij de voorbereiding en de invoering van PBS uit 90 procent zich positief. Het percentage dat zich betrokken voelt bij de uitvoering is lager: gemiddeld rond de 80 procent, met verschillen tussen scholen. 22. Zowel organisatorisch als pedagogisch ziet het personeel op de verschillende scholen positieve veranderingen door PBS zoals overeenstemming over de aanpak van gedrag en dat er meer sprake is van één cultuur. Ook bij leerlingen worden in verschillende mate positieve ontwikkelingen gesignaleerd: leerlingen hebben vaker hun spullen bij zich en voelen zich meer verantwoordelijk. Bij zich zelf zien leraren positieve effecten in die zin dat ze leerlingen beter kunnen motiveren en ze signaleren een verbetering in hun didactisch handelen. Bij elk van deze ontwikkelingen meldt overigens een ongeveer even groot aandeel dat men geen positieve effecten ziet van PBS. 23. In de mate waarin leerlingen weten wat PBS inhoudt, zitten er tussen scholen grote verschillen. Voor een deel heeft dit te maken met verschillen in strategie zoals PBS wel invoeren in onderbouw en niet - meteen - in bovenbouw. Ruim tweederde van de leerlingen vindt een positieve benadering waardevol. Sommigen geven aan dat ‘het werkt’ en ‘een beloning is mooi meegenomen’. Ze onderschrijven dat de school dit stimuleert. Wat leerlingen signaleren is dat er meer respect is voor elkaar, men beter met elkaar omgaat en dat leerlingen zich beter voelen/veiliger voelen op school. De positieve effecten nemen af naarmate leerlingen ouder zijn. Welke conclusies kunnen we nu trekken? Waar liggen punten voor verbetering of aandachtspunten voor scholen die nog met PBS willen starten. Ofwel: wat kunnen anderen er van leren.
5.3
Conclusies
In algemene zin kunnen we concluderen dat de scholen in de korte periode dat ze bezig zijn met de invoering van PBS veel op touw hebben gezet, veel ontwikkeld hebben en op onderdelen resultaten hebben bereikt. Deze resultaten liggen op het terrein van de organisatie en de organisatiecultuur, het pedagogisch klimaat en op het terrein van het pedagogisch didactisch handelen. Kortom: er is beweging en PBS lijkt te werken. Sommige scholen zijn daar verder in dan andere en dit heeft of te maken met het feit dat de school al langer met PBS bezig is, de school een meer
58
omvattende strategie hanteert of dat PBS beter aansluit bij de cultuur van de school dan wel bij de sterke kanten van de school. In de scholen besteden de PBS-werkgroepen – soms ondersteunt door ander personeel - veel tijd (en geld) en moeite aan de voorbereiding en implementatie van PBS. Voor het totale personeel betekent PBS een cultuuromslag die in grote mate onderschreven wordt – positief benaderen - maar die niet altijd even makkelijk en zonder slag of stoot geaccepteerd wordt. Zo wordt de invoering van een dergelijke aanpak door sommigen gezien als een zekere miskenning van de professionaliteit. Leraren vinden dat een positieve benadering sowieso onderdeel uit zou moeten maken van hun bagage. Het invoeren hiervan in de vorm van een project of een aparte aanpak, wordt dan niet meteen omarmd. Het ‘waarderen of belonen’ van gewenst gedrag strookt verder ook niet altijd met de professie en/of met de ideeën die men heeft over wat een school is of hoort te zijn. Uitgangspunt is dat ‘het vanzelfsprekend is dat je op school komt om te leren en dat je je gedraagt ten opzicht van anderen’. Termen als ‘conditionering’ en ‘weer een nieuwe – Amerikaanse – aanpak’ liggen dan bij zowel personeel als bij leerlingen (‘opzitten als een hondje’) soms op de tong. Kortom: PBS wordt soms nog waargenomen als ‘toegevoegd’ en is vaak (nog) niet geïnternaliseerd en is zeker nog niet geïntegreerd in de schoolcultuur. Geconstateerd kan verder worden dat PBS nog te weinig wordt ervaren als blijvend, als een aanpak die in de school moet beklijven en die continu aandacht verdient. Er is verder nog onvoldoende afstemming van gedrag en handelswijze tussen personeel (dit wil niet zeggen dat iedereen op dezelfde manier hoeft te handelen). Ook de nog niet altijd uitgekristalliseerde belonings- of waarderingsaanpak is een factor die speelt, al wordt er wel mee geëxperimenteerd. De relatie van de waarderingsaanpak met sanctionering is een volgend aspect dat speelt en dat aandacht behoeft. De genoemde factoren en draagvlak hiervoor zijn essentiële elementen in de continuering van de aanpak en voor de integratie ervan in de cultuur van de school. Het lijkt er op dat het zichtbaar maken van kernwaarden binnen PBS in de school bijdraagt aan meer bewustzijn over de bedoeling en achtergronden van PBS. Het elkaar positief benaderen houdt verder iedereen wakker. Hetzelfde geldt voor het bekendmaken van resultaten van registraties / metingen en het ‘vieren van successen’. De betrokkenheid van ouders en anderen is er op sommige scholen wel, maar beperkt zich veelal tot informeren, en de communicatie is dus redelijk eenzijdig. Kennelijk is de gewenste dialoog met ouders moeilijk te realiseren en vraagt dit van scholen om creatieve oplossingen.
59
De positie van PBS-coach is zeker in het begin van cruciaal belang. Ook later kan een coach een stimulans (‘stok achter de deur’) zijn voor het bewaren van continuïteit en borging en integratie ervan in de cultuur van de school. Een juiste fit tussen de school(cultuur) en de PBS-coach is een belangrijke voorwaarde. De coach moet de cultuur van de school (en de sterke en zwakke punten kennen) aanvoelen en er vanuit zijn of haar deskundigheid flexibel op in kunnen springen. Een zorgvuldige matching lijkt daarom van belang. Wat betekenen deze conclusies voor de zes scholen en wat kunnen andere scholen hier van leren. We geven in de volgende paragraaf een aantal aandachtspunten.
5.4
Aandachtspunten
Elke school zal na informatie-inwinning over PBS en interne besluitvorming uiteraard zelf moeten bepalen of PBS geschikt is om bepaalde problemen op te lossen dan wel de gewenste ambities en cultuuromslag kan bewerkstelligen. Dit vraagt een zorgvuldige afweging waarbij het gehele personeel betrokken moet worden. Het streven zou daarbij moeten zijn PBS passend te laten zijn bij de school en daarmee integraal verbonden. Een niet gemakkelijke weg die bovendien niet in korte tijd gerealiseerd zal kunnen worden. Wat kan helpen: - PBS moet gezien worden als een cultuuromslag en hiervoor moet een ruime periode worden genomen van vier tot zes jaar. De periode die in de regel wordt aangehouden voor invoering en implementatie van PBS en de borging ervan (2 á 3 jaar) is dus te kort. - Laat een zo breed mogelijk samengestelde groep voldoende informatie inwinnen over de doelen, middelen, werkwijzen en mogelijke resultaten van PBS. Deze informatie beantwoordt vragen als: past de PBS-aanpak bij de cultuur en bij de sterke punten van de school en kan PBS deze sterke punten verder ontwikkelen of uitbouwen. - Creëer draagvlak binnen de schoolleiding (vooral ook middenmanagementniveau, teamleiders) voor ondersteuning en facilitering van een PBS aanpak. - Helderheid over kernwaarden is nodig en bekend moet zijn hoe de school die uitdraagt dan wel wil uitdragen. De voorbeeldfunctie hierbij van het personeel ten opzichte van elkaar en naar leerlingen en het elkaar durven aanspreken is hierbij van belang. - Stel een PBS-werkgroep (met enthousiaste leden) samen. Deze groep is zeker in het begin de drijvende kracht bij de voorbereiding en implementatie van PBS. Na verloop van tijd kan wisseling van leden in deze groep wellicht bijdragen aan
60
-
-
-
-
-
-
verdere verspreiding van de PBS-gedachte dan wel aan het voorkomen van moeheid. Een zorgvuldige selectie van een PBS-coach is belangrijk. Deze coach moet passen bij de cultuur en gewoontes van de school en moet flexibel genoeg zijn kennis en deskundigheid te vertalen naar de schoolcultuur. Boor binnen de school potentie aan of ontwikkel deze (via scholing) om een PBS aanpak verder vorm te geven en te ontwikkelen. Een PBS-coach wordt hierdoor op termijn bovendien misbaar. Maak gebruik van opgedane de kennis en ervaring van andere scholen die met PBS gestart zijn. Ga daar kijken en nodig ze uit in de school. Denk voor de feitelijke invoering / implementatie van PBS (ondernemen van acties) goed na over een aanpak van waarderen / belonen en sanctioneren en de samenhang hiertussen. Belangrijke aspecten daarbij zijn het passen bij de cultuur en de populatie van de school (personeel en leerlingen) en het passen bij de leeftijd van de leerlingen. Betrek personeel en leerlingen intensief bij de waarderingsaanpak en -vormen. Maak PBS zichtbaar in de school en laat resultaten van registraties of metingen zien. Vier successen. Geef erkenning aan het personeel voor wat ze doen. Maak zoveel als mogelijk gebruik van op school toch al aanwezige data in bijvoorbeeld het administratiesysteem. Zoek hierbij naar patronen, interpreteer die en maak er gebruik van bij PBS. Zorg voor producten (lessen gewenst gedrag, meetsystematieken, waarderingsaanpakken) die overdraagbaar zijn en vaker gebruikt kunnen worden. Dit is ook van belang voor het snel op de hoogte brengen en meekrijgen van nieuw personeel. Evalueer en monitor wat de invoering, acties en producten doen met personeel en leerlingen en pas zo nodig aan. Benadruk de voorbeeldrol van het personeel (goed voorbeeld doet volgen) Het bewaken van de continuïteit en het integreren van PBS in de schoolcultuur moet uiteindelijk de belangrijkste opgave zijn van de school.
Deze aandachtspunten en suggesties kunnen de invoering van PBS vergemakkelijken. Haarlemmerolie zijn ze niet. Het invoeren van PBS is een veelomvattend en langdurig ontwikkelproces. In het invoerings- en ontwikkelingsproces worden fouten gemaakt en mogen fouten worden gemaakt. Een klassieker is bijvoorbeeld: gewenst gedrag is op tijd komen om voldoende leertijd te hebben, terwijl de beloning was dat men een uur eerder naar huis mocht! Ook andere meer maatschappelijke aspecten (waarderen van het vanzelfsprekende) of zelfs ethische aspecten (het niet waarderen van wat stillere leerlingen die eigenlijk altijd hun best doen en zich gedragen) kunnen bij de invoering van PBS tegenstrij-
61
digheden aan het licht brengen. Dit zal discussies oproepen in de school of in delen ervan. Zolang deze fouten, tegenstrijdigheden en discussie bijdragen aan het ontwikkelingsproces, men er van leert en er bijstellingen (kunnen) plaatsvinden wordt er winst geboekt. De integratie van de PBS aanpak in de cultuur van de school is het uiteindelijke doel. Een geïnterviewde omschreef dit als volgt: ‘de aanpak moet niet alleen in het hoofd zitten, maar vooral in de handen en het hart‘. Dit betekent dat het zorgen voor continuïteit in het geven (en zijn) van het goede voorbeeld, het gezamenlijk handelen conform afspraken en het onderhouden van een positieve, betrouwbare en voorspelbare relatie met leerlingen van groot belang zijn en blijven. Het naleven (en zo nodig bijstellen) van de waarderingsaanpak en daarmee samenhangend een sanctioneringsaanpak is misschien een nog grotere opgave dan de invoering ervan. Het warm houden van de PBS-aanpak vergt daarmee evenveel tijd en kost zeker zoveel volharding. Ondanks veel discussies over ‘conditionering van gedrag’ en over ‘weer een Amerikaanse aanpak’ die vrijwel altijd opkomen, blijkt PBS te werken. De discussie moet niet uit de weg gegaan te worden, nee moet zelfs gevoerd worden om het noodzakelijke draagvlak te realiseren en om integratie in de cultuur van de school mogelijk te maken.
62
Literatuur
Baard, M., (2011). Schoolwide Positive Behavior Support. Een passend onderwijsaanbod voor leerlingen met gedragsproblemen. In: Beter begeleiden. p. 7-8. Barrett. S., C. Bradshaw, & T. Lewis-Palmer (2008). Maryland statewide Positive Behavior Interventions and Supports Initiative: Systems, Evaluation and Next Steps. In: Journal of Positive Behavior Interventions, nr 10, p. 105-114. Goei, S.L. M. Nelen, M. van Oudheusden, E. de Bruïne, D.Piscaer, C. Roozeboom, B. Schoorel en R. Blok (2011). Omgaan met gedragsproblemen in het onderwijs: SWPBS. In: Remediaal 1 2010/2011. Goei, S.L. M. Nelen, M. van Oudheusden, E. de Bruïne, D.Piscaer, C. Roozeboom, B. Schoorel en R. Blok. Deel 2 (2011). Omgaan met gedragsproblemen in het onderwijs: SWPBS In: Remediaal 2 2010/2011. Horner, R.H., G. Sugai, A.W. Todd, W. & T. Lewis-Palmer (2005). School-wide positive behavior support. In: L. Bambara & L. Kern (Eds.) Individualized supports for students with problem behaviors: Designing positive behavior plans. (p. 359-390) New York: Guilford Press. Horner, R.H., A.W. Todd et al. (2005). The School-Wide Evaluation Tool (set). A Research Instrument for Assessing School-Wide Positive Behavior Support. In: Journal of Positieve Behavioral Interventions. Volume 6, nr 1, p.3-12. Horner, R.H., G. Sugai, K. Smolkowski, L. Eber, J. Nakasato, A.W. Todd, J. Esperanza (2009). A Randomized, Wait-List Controlled Effectiveness Trial Assessing School-Wide Positive Behavior Support in Elementary Schools. In: Journal of Positive Behavior Interventions, Volume 11, nr. 3, p. 133-144. Leeuwen, E. van, G. Albrecht & M. Vinkenvleugel. (2012). Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS): een succesvolle aanpak van gedrag op school- een beschrijving van de aanpak en richtlijnen voor implementatie. In: Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51, p 432-442. Nieuw Meesterschap. (2013). Themanummer: School Wide Positive Behavior Support. Nr 3, jrg 3. Garant: Antwerpen. Scott, T.M., (2001). A Schoolwide Example of Positieve Behavioral Support. In: Journal of Positieve Behavioral Interventions. Volume 3, nr 2, p.88-94. Warren, J.S., H.M. Edonson, et al (2003). Urban Applications of School-Wide Positieve Behavior Support. Critical Issues en lessons learned. In: Journal of Positive Behavior Interventions. Volume 5, nr 2, p. 80-91.
63
Positief met en over PBS Positive Behavior Support (PBS) krijgt in Nederland steeds meer voet aan de grond. Deze van oorsprong Amerikaanse aanpak heeft als doel preventief en schoolbreed en vanuit gedeelde waarden een veilig en positief schoolklimaat te creëren. Leerlingen worden hierdoor in staat gesteld optimaal te profiteren van het geboden onderwijs. Verschillende scholen in Nederland werken al volgens PBS of zijn bezig met het invoeren van PBS. Zo ook de scholen van de Scholengroep Rijk van Nijmegen. Nu enkele jaren na invoering vroeg het bestuur zich af: Heeft PBS bijgedragen aan een verbetering van de organisatiestructuur en cultuur, is het pedagogisch klimaat veranderd en is het pedagogisch didactisch handelen verbeterd? Ter beantwoording van deze vragen heeft het bestuur een aanvraag ingediend bij Kortlopend Onderwijsonderzoek. Voor ogen stond wat scholen er van kunnen leren en waar eventueel bijsturing kan plaatsvinden. Daarnaast zouden ook andere scholen – die nog met PBS willen starten - er van kunnen leren. Het onderzoek is uitgevoerd met diverse methoden (documentanalyse, interviews, vragenlijsten) en verschillende doelgroepen (directie, leraren, ondersteunend personeel en leerlingen) in de scholen zijn er bij betrokken. De resultaten laten zien dat ondanks ongeveer gelijksoortige motieven voor invoering van PBS, er verschillende strategieën zijn om de PBS aanpak in de school in te voeren. Maar welke strategie ook gekozen wordt, in alle gevallen is er sprake van een cultuuromslag en wordt er van personeelsleden veel verwacht. De invoering moet gezien worden als een langer lopend traject en het warm houden van de aanpak of de borging ervan in de school vergt veel aandacht. Continuïteit in gedrag en activiteiten zijn van belang. Het doel zou moeten zijn de integratie van de aanpak in de cultuur van de school. We zien ook dat de aanpak werkt en dat die door velen wordt onderschreven. De aanpak roept echter ook vragen op.