Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving Toezicht op het certificatiestelsel (en CE-markering)
Datum
14 januari 2011
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Colofon VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Bouwen aan Kwaliteit Rijnstraat 8 Postbus 16191 2500 BD Den Haag
Publicatienummer
VI-2010-40
Dit rapport is een publicatie van de VROM-Inspectie. Meer informatie is ook te vinden op www.vrominspectie.nl.
Pagina 2 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Inhoud
Samenvatting ................................................................................................................ 4 Inleiding........................................................................................................................ 6 1
Het certificatiestelsel in de bouw .......................................................................... 8
1.1
Inleiding ......................................................................................................................... 8
1.2
Certificering en CE-markering in Wetgeving .......................................................................... 9
1.3
Tripartiete overeenkomst uitvoerende partijen nationaal certificatiestelsel in de bouw ............... 10
1.4
Constateringen .............................................................................................................. 12
2
Certificering en toezicht .................................................................................... 14
2.1
Algemeen ...................................................................................................................... 14
2.2
Workshop VI certificering ................................................................................................. 15
2.3
Publiek toezicht op certificering/CE-markering in de bouwregelgeving ..................................... 16
2.4
Constateringen .............................................................................................................. 16
3
Bevindingen en signalen ................................................................................... 18
3.1
Signalen uit certificatietrajecten........................................................................................ 18
3.2
Algemene Rekenkamer.................................................................................................... 19
3.3
Raad voor Accreditatie: Metarapportages ........................................................................... 19
3.4
Stichting Expertise Regelgeving Bouw (ERB) ....................................................................... 20
3.5
PRC-rapport „Marktonderzoek productinformatie d.m.v. CE-markering en kwaliteitsverklaringen‟ 20
3.6
ACTAL: Certificatie en regeldruk ....................................................................................... 21
3.7
Constateringen .............................................................................................................. 21
4
Ontwikkelingen ................................................................................................ 23
4.1
EG Richtlijn Bouwproducten wordt EG Verordening Bouwproducten ........................................ 23
4.2
Ontwikkelingen in certificatie/accreditatie: interview directeur RvA......................................... 23
4.3
Naar een nieuwe verhouding tussen private kwaliteitsborging en publiek toezicht ..................... 24
4.4
Certificatie bouwplantoets of certificatie kwaliteitsysteem bouwproces .................................... 26
4.5
Constateringen .............................................................................................................. 27
5
Conclusies en aanbevelingen ............................................................................. 29
Bijlage 1: Kabinetsstandpunt “Certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid” .................................................................................................................................. 31 Bijlage 2: Schema regelgeving bouw .............................................................................. 33 Bijlage 3: Wet- en regelgeving CE-markering en kwaliteitsverklaringen ............................... 34 Bronnen ...................................................................................................................... 40
Pagina 3 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Samenvatting
Zelfregulering maakt een belangrijk onderdeel uit van de kwaliteitsborging in de bouw. Zelfregulering vormt een belangrijk element in het stelsel van wet- en regelgeving voor de bouw. Het certificatiestelsel in de bouw, dat voorziet in de kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en -diensten, is een verantwoordelijkheid die bij de markt zelf ligt. In mei 2006 is de overheid er toe overgegaan het stelsel als geheel te erkennen en niet meer de certificaten afzonderlijk te erkennen. Aan de erkenning ligt een overeenkomst ten grondslag tussen de minister van VROM, de Raad voor Accreditatie en de Stichting Bouw Kwaliteit (tripartiete overeenkomst van mei 2006). In dit rapport van de VROM-Inspectie worden achtereenvolgens het certificatiestelsel nader bekeken, de bevindingen van de VROM-Inspectie en signalen van derden over het stelsel besproken en de ontwikkelingen rondom de regelgeving geschetst. Tot slot wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Het certificatiestelsel is omvangrijk en private merken (KOMO, KIWA, KEMA) hebben van oudsher in de sector een gedegen vertrouwenspositie opgebouwd. Het publieke bouwtoezicht dient bouwproductcertificaten („kwaliteitsverklaringen‟) als afdoende bewijs te hanteren bij vergunningverlening en toezicht. Uit het in dit rapport verzamelde materiaal blijkt dat er bij het functioneren van het certificatiestelsel in de bouw kanttekeningen zijn te plaatsen: De tripartiete overeenkomst wordt niet op alle punten volledig uitgevoerd. De communicatie en de informatie-uitwisseling/verantwoording tussen de participanten lijkt minimaal. Hierdoor is er geen goed inzicht bij partijen hoe het stelsel presteert en vindt er geen periodieke aanpassing plaats. De evaluatie van de overeenkomst vindt begin volgend jaar plaats. Onduidelijk is daarbij op welke wijze de minister haar stelselverantwoordelijkheid kan waarmaken. Betrokkenen, onder meer uit de omgeving van bouw- en woningtoezicht, doen met enige regelmaat een beroep op de VROM-Inspectie om het disfunctioneren van het stelsel aan de orde te stellen. De gebruikswaarde van gecertificeerde bouwproductinformatie in de bouwketen is beperkt. Afnemers van bouwproductinformatie, de uitvoerende bouw, maken in het dagelijks werk nauwelijks actief gebruik van de productinformatie. Hier gaat geen stimulans vanuit richting de producenten om te voldoen aan de regelgeving. Diverse ontwikkelingen hebben een (grote) impact op het stelsel in de nabije toekomst: Onder invloed van Europese regelgeving op het gebied van bouwproductinformatie (CE-markering) behoeft het stelsel aanpassing. CEmarkering kan niet langer opgehangen worden aan de private merken/certificaten. Certificering beperkt zich niet tot productinformatie. Al vanaf 2006 wordt er gewerkt aan het mogelijk maken dat (ook private) toetsers onder certificaat een bouwplan toetsen (BRL 5019). Eveneens zijn er initiatieven in de markt om te komen tot een procescertificaat voor het bouwtoezicht tijdens de bouw (BRL 5006). De laatste ontwikkeling op dit vlak is dat niet de toets of het toezicht wordt gecertificeerd, maar het gehele (kwaliteits)systeem van de uitvoerder van de kwaliteitsborgingswerkzaamheden. Deze initiatieven creëren de mogelijkheid dat ook private partijen de kwaliteitsborging Pagina 4 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
inclusief toetsing aan regelgeving en toezicht tijdens de bouw kunnen uitvoeren. De inbedding hiervan in de wetgeving wordt meegenomen in het kader van de uitwerking van de adviezen van de Commissie Fundamentele Verkenning Bouw (kortweg Commissie Dekker). Op grond van de overwegingen in het rapport wordt een aantal aanbevelingen gedaan: Het is aan te bevelen de evaluatie van het tripartiete stelsel aan te grijpen voor een herbezinning op het functioneren van de regelkring/het stelsel. Bij een verruiming van het „vertrouwen in de markt‟ past een concretere invulling van de wijze waarop de ministeriële verantwoordelijkheid voor het stelsel waargemaakt kan worden. In 2011 dienen zich voor de VROM-Inspectie in het kader van het stelseltoezicht en private kwaliteitsborging de volgende prioriteiten aan: - vanuit onze toezichtprofessie input leveren in de evaluatie van het tripartiete stelsel; - input leveren vanuit de toezichtprofessie in de beleidsontwikkeling t.a.v. implementatie aanbevelingen Commissie Dekker; - toezien op implementatie van BRL 5019 en de wijze waarop gemeenten daar mee omgaan; - onderzoek naar de effecten van de nieuwe Verordening bouwproducten; respectievelijk toezien op eigenverklaringen van fabrikanten; - inzet om te komen tot een gedegen Staat van het Toezicht en Naleving op het domein Bouwen (de naleving van de Bouwbesluiteisen maken hier onderdeel van uit).
Pagina 5 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Inleiding
Zelfregulering maakt een belangrijk onderdeel uit van de kwaliteitsborging in de bouw. Zelfregulering vormt ook een belangrijk element in het stelsel van wet- en regelgeving voor de bouw. Zo wordt in de bouwregelgeving regelmatig gebruik gemaakt van NEN-normen die worden ontwikkeld in commissies waar deskundigen uit de praktijk (branches en onderzoeksinstituten) zitting in hebben. De overheid bepaalt op welke onderwerpen er eisen worden gesteld en wat de minimumeisen zijn. Belanghebbende (markt)partijen stellen vast hoe aan die eisen kan worden voldaan door in NEN-verband daarvoor bepalingsmethoden op te stellen. Meer en meer worden de bepalingsmethoden tegenwoordig Europees vastgesteld. Ook het certificatiestelsel in de bouw, dat verantwoordelijk is voor de kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en -diensten, is een verantwoordelijkheid die bij de markt zelf ligt. In mei 2006 is de overheid er toe overgegaan het stelsel als geheel te erkennen en niet meer de certificaten afzonderlijk te erkennen. Het stelsel omvat: de Raad voor Accreditatie die de certificatie-instellingen toetst en toezicht houdt op de werkzaamheden van de certificatie-instellingen; de certificatie-instellingen die de beoordelingschema‟s ontwikkelen en beheren en producten of processen beoordelen aan de hand van de beoordelingsrichtlijnen; de Stichting Bouwkwaliteit die de beoordelingsschema‟s toetst aan het Bouwbesluit. Aan de erkenning ligt een overeenkomst ten grondslag tussen de minister van VROM, Raad voor Accreditatie en Stichting Bouw Kwaliteit (tripartiete overeenkomst1 van mei 2006). Ter bevordering van het vrije handelsverkeer zijn er in Europa richtlijnen opgesteld voor productinformatie: CE-markering. De Richtlijn bouwproducten regelt de CEmarkering voor bouwproducten. In de Nederlandse bouwregelgeving is de Richtlijn CE-markering verwerkt in het Bouwbesluit (en Regeling Bouwbesluit). Onder meer is daarin vastgelegd dat het verboden is om voor een bouwproduct waarvoor een CEmarkering is vastgesteld een nationale kwaliteitsverklaring (voor de aspecten waarop de CE-markering betrekking heeft) te eisen of verplicht te stellen. In de publiekrechtelijke regelgeving wordt gebruik gemaakt van privaat ontwikkelde regels (bijvoorbeeld: normen en beoordelingsschema‟s voor certificering). De overheid heeft gekozen voor een heldere verantwoordelijkheidstoedeling tussen publiek en privaat. In het private certificatiestelsel is dan ook geen toezicht op het stelsel vanuit de overheid opgenomen. De overheid heeft slechts een vertegenwoordiging zonder stemrecht in de Harmonisatiecommissie Bouw die kijkt naar de aansluiting van beoordelingsschema‟s op het Bouwbesluit (en de mogelijke strijdigheden tussen beoordelingsschema‟s). Kwaliteitsverklaringen die via dit stelsel zijn opgesteld hebben vervolgens betekenis, ook in het publieke toezicht. Bevoegde gezagen dienen deze kwaliteitsverklaringen te accepteren bij het bouwtoezicht als onderbouwing dat aan de (daaraan gerelateerde) eisen van het bouwbesluit wordt voldaan. Een aanvrager van een bouwvergunning is overigens vrij om te kiezen hoe hij aantoont dat aan de Bouwbesluiteisen wordt voldaan. Het gebruik van kwaliteitsverklaringen/gecertificeerde producten is vrijwillig.
1
Staatscourant 11 juli 2006 Pagina 6 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
De VROM-Inspectie (VI) heeft geen rol in het certificatiestelsel. Vanuit haar stelselrol2 is de VI in de afgelopen jaren op basis van signalen uit de markt betrokken bij de uitvoering in specifieke situaties. Sinds 2 jaar vindt op onregelmatige basis overleg plaats met de Stichting Bouwkwaliteit (SBK) over signalen uit de markt. Signalen over onduidelijkheden of onregelmatigheden met beoordelingsrichtlijnen (BRL-en) of kwaliteitsverklaringen/certificaten. Naast dit soort signalen over de uitvoering van activiteiten in het stelsel ontvangt de VI ook kritische signalen van derden over de werking van het stelsel van certificering in de bouw. In het Jaarcontract 2010 is opgenomen dat het bestaande certificatiestelsel in de bouw in beeld wordt gebracht en wordt geanalyseerd op sterke en zwakke elementen. Dit om voor de komende jaren een interventieplan te kunnen gaan ontwikkelen. In dit rapport van de VI wordt achtereenvolgens het certificatiestelsel nader bekeken, de bevindingen van de VI en signalen van derden over het stelsel besproken en de ontwikkelingen rondom de regelgeving geschetst. De hoofdstukken worden steeds afgesloten met de belangrijke constateringen. In hoofdstuk 5 zijn de conclusies en aanbevelingen op basis van de constateringen uitgewerkt. VI/programma Bouwen aan Kwaliteit heeft binnen deze opdracht gesprekken gevoerd met diverse direct betrokkenen en heeft diverse bronnen geraadpleegd (zie Bronnen). De opdracht beperkte zich tot het in beeld brengen van het certificatiestelsel en het analyseren op sterke en zwakke punten en het doen van aanbevelingen.
2
Toezichthouder op het functioneren van het wet- en regelgevingstelsel in Nederland. Pagina 7 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
1
Het certificatiestelsel in de bouw
1.1
Inleiding De oorsprong van het stelsel van accrediteren en certificeren in de bouw ligt bij de gemeenten die behoefte hadden aan inkoop van kwaliteitsproducten. In 1948 is, op initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), KOMO ontstaan wat staat voor Keuring en Onderzoek van Materialen voor de Overheid. VNG, gemeenten, bouwbedrijfsleven en de bouwdepartementen EZ en VROM hebben vervolgens de Stichting KOMO opgericht als beleids- en uitvoeringsorganisatie. In 1988 hebben bouwbedrijfsleven en overheid er voor gekozen af te stappen van een model van één centrale organisatie en over te gaan tot een open systeem met meerdere zelfstandige erkende instellingen die in concurrentie kunnen certificeren in de bouw. De coördinerende en harmoniserende werkzaamheden bij certificeren in de bouw is op dat moment belegd bij de Stichting Bouwkwaliteit. In die tijd is ook de eerste tripartiete overeenkomst tussen VROM/EZ, Raad voor Accreditatie en de Stichting Bouwkwaliteit afgesloten waarin is geregeld hoe het certificatiestelsel in de bouw werkt. Het merk KOMO is nog steeds een gevestigd privaat keurmerk in de bouw, naast bijv. KIWA en KEMA. In Nederland worden in de bouwregelgeving (prestatie-)eisen gesteld op een zo hoog mogelijk niveau, liefst het gebouwniveau. Er worden geen rechtstreekse publiekrechtelijke eisen gesteld aan bouwproducten. Fabrikanten van bouwproducten en bouwers dienen wel aan te tonen dat het bouwwerk waarin allerlei bouwproducten worden toegepast voldoet aan de eisen. Daarvoor wordt in Nederland gebruik gemaakt van gecertificeerde bouwproducten met een aansluiting aan de bouwregelgeving, ofwel erkende kwaliteitsverklaringen. Deze komen tot stand binnen een door de minister erkend privaat certificatiestelsel. Indien gebruik wordt gemaakt van erkende kwaliteitsverklaringen, toegesneden op de eisen van het Bouwbesluit, is er in een bouwvergunningsprocedure sprake van automatisch afdoend bewijs dat aan deze eisen is voldaan. Er is wel Europese regelgeving op het niveau van bouwproducten (Europese Richtlijn Bouwproducten, 89/106/EEG). Deze regelgeving betreft ook de kwaliteit van bouwproducten en dient om het vrije handelsverkeer van bouwproducten te bevorderen. De regels zijn met name gericht op de fabrikanten en gaan over de wijze waarop informatie over de kwaliteit van bouwproducten moet worden bepaald en verspreid. We hebben het hier over de CE-markering van bouwproducten. Bouwproducten worden, indien relevant, aan een zestal essentiële eisen getoetst: mechanische sterkte en stabiliteit, brandveiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu, gebruiksveiligheid, geluidshinder, energiebesparing en warmtebehoud. In Nederland is de richtlijn verwerkt door in het Bouwbesluit regels over CEmarkering op te nemen. Onterecht gebruik van CE wordt door de wetgever gezien als economisch delict. Of producten zijn voorzien van CE-markering en de eigenschappen op correcte wijze zijn bepaald, wordt gecontroleerd door de VROMInspectie.
Pagina 8 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
De Europese Commissie let er scherp op dat er in lidstaten geen handelsbelemmeringen ontstaan door het hanteren van private keurmerken naast de CE-markering. Overigens kunnen private certificaten een duidelijk toegevoegde waarde hebben naast CE-markering. Die meerwaarde kan liggen in extra (private) eisen die een opdrachtgever belangrijk vindt en die in private certificaten kunnen worden vastgelegd (bijv. kleurechtheid of maatprecisie), maar ook in extra conformiteit: een grotere rol van derde partijen bij de keuring van bouwproducten dan voor CE-markering van die producten nodig is. Vele CE-gemarkeerde bouwproducten worden door de fabrikant zonder betrokkenheid van een keuringsinstelling opgesteld (de zogenaamde fabrikanten-eigenverklaring). Bij kwaliteitsverklaringen is altijd sprake van volledige certificatie (dus met een keuringsinstelling).
Enkele begrippen Certificering is het proces waarin door een onafhankelijke partij beoordeeld wordt of een product, een dienst, een proces of een persoon aan vooraf gespecificeerde eisen voldoet. Het certificaat is de verklaring waarin dit wordt bevestigd. Attesteren is het eenmalig beoordelen van de geschiktheid. Certificeren is meer. Daarbij wordt ook gekeken of de beoordeelde kwaliteit gedurende langere tijd voortgebracht kan worden door de producent en wordt dit periodiek geïnspecteerd. Accreditatie is evenals certificatie een beoordelingsactiviteit. Het betekent: ‘als geloofwaardig erkennen’. Accreditatie behelst de gezaghebbende erkenning dat een conformiteitverklaringen afgevende instelling onpartijdig, onafhankelijk en competent is. CE-markering van (bouw)producten vindt plaats op basis van Europese regelgeving: de Richtlijn bouwproducten. De richtlijn heeft tot doel het vrije handelsverkeer van bouwproducten in Europa te bevorderen. De regelgeving is gericht op fabrikanten en producenten van bouwproducten en regelt de wijze waarop voorgeschreven kwaliteitsaspecten worden vastgesteld (bepalingsmethoden) en gecommuniceerd.
1.2
Certificering en CE-markering in Wetgeving Het regelgevingstelsel van publieke bouwvoorschriften maakt uitgebreid gebruik van private documenten. Dit is als zodanig verankerd in de bouwregelgeving: begrippen zijn gedefinieerd; geregeld is dat in het Bouwbesluit verwezen kan worden naar kwaliteitsverklaringen; geregeld is ook dat die kwaliteitsverklaringen als bewijsmateriaal gelden voor het voldoen aan gestelde eisen. In de Woningwet, artikel 1 (de begripsbepalingen), is in het eerste lid onder j opgenomen dat wordt verstaan onder: Kwaliteitsverklaring: een schriftelijk bewijs, voorzien van een merkteken, aangewezen door Onze Minister, afgegeven door een deskundig, onafhankelijk instituut, aangewezen door Onze Minister, op grond waarvan een bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of
Pagina 9 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
bouwdelen dan wel een bouwwijze, indien dat bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel die bouwwijze bij het bouwen wordt toegepast, wordt geacht te voldoen aan krachtens deze wet aan dat bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel die bouwwijze gestelde eisen; In het Bouwbesluit 2003 zijn in § 1.4 artikelen opgenomen over CE-markering en kwaliteitsverklaringen. In artikel 1.7 is een vergelijkbare tekst opgenomen als in de begripsbepaling in de Woningwet over Kwaliteitsverklaring, waarmee is geregeld dat voldaan is aan de Bouwbesluit-eis indien er een (op die eis toegesneden) kwaliteitsverklaring is afgegeven binnen het erkende stelsel: Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwproduct of bouwproces en daarvoor een op die eis toegesneden kwaliteitsverklaring is afgegeven op basis van een door Onze Minister erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw, is aan de betreffende eis voldaan indien dat product, of dat proces overeenkomstig de kwaliteitsverklaring is toegepast. Artikel 1.6 lid 2 van het Bouwbesluit regelt dat hetzelfde geldt voor CE-markering. Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwproduct waarvoor een op die eis toegesneden CE-markering is afgegeven, is aan de betreffende eis voldaan indien dat bouwproduct overeenkomstig de CE-markering is toegepast. Lid 1 van artikel 1.6 regelt verder dat het verboden is om een nationale kwaliteitsverklaring (voor aspecten waarop de CE-markering betrekking heeft) te eisen/verplicht te stellen voor een bouwproduct waarvoor een CE-markering is vastgesteld. M.a.w. de CE-markering „staat boven‟ de nationale kwaliteitsverklaringen. Alleen voor kwaliteitsaspecten waar een CE-markering (de norm waarop CE-markering van het bouwproduct is gebaseerd) niets over zegt en voor bouwproducten waarvoor geen CE-markering is vast te stellen (indien er geen norm is vastgesteld) kunnen nog (alleen) nationale kwaliteitsverklaringen worden gebruikt.
De Regeling Bouwbesluit tenslotte regelt ten aanzien van erkende kwaliteitsverklaringen dat: buitenlandse instellingen die gerechtigd zijn kwaliteitsverklaringen voor andere lidstaten af te geven gelijkgesteld worden met de door de minister aangewezen onafhankelijk deskundig instituut; De merktekens (zoals KOMO, of merktekens van buitenlandse instellingen) aangewezen worden; De bekendmaking van een overzicht van bouwmaterialen en –producten waarvoor een erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven.
1.3
Tripartiete overeenkomst uitvoerende partijen nationaal certificatiestelsel in de bouw Sinds de introductie van het Bouwbesluit (1992) bestaat het stelsel van nationale publieke kwaliteitsverklaringen. In 2006 is ervoor gekozen om het stelsel aan te passen en op afstand van de overheid te zetten. De overweging daarbij was het verder terugdringen van administratieve en bestuurlijke lasten. Bovendien wilde de minister op deze wijze de private verantwoordelijkheid meer benadrukken.
Pagina 10 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Op 30 mei 2006 is een nieuwe tripartiete overeenkomst getekend tussen VROM, de Raad voor Accreditatie (RvA) en de Stichting Bouwkwaliteit (SBK). In dit aangepaste stelsel werd het stelsel als zodanig erkend en kwam er een einde aan het ministerieel erkennen van iedere afzonderlijke kwaliteitsverklaring. Andere redenen tot aanpassing waren dat certificering niet tot afscherming van de Nederlandse markt mag leiden en kwaliteits- en conformiteitverklaringen ongeacht merk of product gelijke toegang tot de markt moeten hebben. Op basis van het Kabinetstandpunt over certificatie en accreditatie (zie bijlage) is daarbij gekozen voor de toezichtsondersteuningsvariant. Kenmerk van deze variant is dat het certificaat geen wettelijke basis heeft. Marktpartijen in de bouw kunnen er vrijwillig gebruik van maken. De certificaten vormen, indien correct gehanteerd, afdoende bewijsmateriaal voor de publieke toezichthouder (bouw- en woningtoezicht) dat aan wettelijke eisen wordt voldaan. De tripartiete overeenkomst regelt: de verschillende taken van betrokken partijen; de procedurele aspecten van het komen tot (erkende) / toelaten van conformiteitverklaringen; de bijdrage vanuit de overheid in de kosten van het stelsel; de evaluatie van het stelsel na 4 jaar (= in 2e helft 2010). De minister van VROM heeft de SBK aangewezen als coördinerende instelling voor de toetsing en de publicatie van (erkende) kwaliteitsverklaringen. De RvA accrediteert en houdt toezicht op de onpartijdigheid, onafhankelijkheid en competentie van de conformiteitverklarende instellingen voor het afgeven van erkende kwaliteitsverklaringen in de bouw. Zowel SBK als RvA dienen jaarlijks de minister te informeren over de bevindingen van controles en afwijkingen met betrekking tot de taken in het kader van deze overeenkomst. Gelijk met de tripartiete overeenkomst zijn de reglementen voor de Toetsingscommissie Bouwbesluit, de Harmonisatie Commissie Bouw en het College van Beroep en Bezwaar van de SBK gepubliceerd, alsmede de regels voor aanmelding bij de SBK voor de aansluiting van een verklaring van conformiteit op het Bouwbesluit3.
Stichting Bouwkwaliteit (SBK) SBK heeft als doel de integrale kwaliteitszorg in de bouw te stimuleren en te bevorderen en de certificatie en attestering in de bouwsector te coördineren en te harmoniseren. De Stichting Bouwkwaliteit is feitelijk het uitvoerende bureau voor de toetsing en publicatie van de (erkende) kwaliteitsverklaringen van de bouwproducten in Nederland. Ter uitvoering van haar taken heeft de SBK een Toetsingscommissie Bouwbesluit (TBB) ingesteld, alsmede een Harmonisatie Commissie Bouw (HCB). Beide commissies zijn onafhankelijk en worden door de SBK gefaciliteerd. De TBB toetst de (normatieve) documenten op basis waarvan verklaringen van conformiteit worden afgegeven (waarin uitspraken worden gedaan over het voldoen aan de wet- en regelgeving voor gebouwen en bouwwerken). Getoetst wordt op relevantie, volledigheid en juistheid met betrekking tot de bouwregelgeving en op eventuele strijdigheid met Europese geharmoniseerde normen en goedkeuringsrichtlijnen. Het gaat dan om documenten als verklaringen van conformiteit (als bedoeld in de Richtlijn Bouwproducten of als bedoeld in
3
Staatscourant 11 juli 2006, nr 132/pag. 11 Pagina 11 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Woningwet/Bouwbesluit), normatieve documenten (NEN-normen, BRL-en), en de beschrijvingen van de aansluiting op het Bouwbesluit. De HCB aanvaardt de door bouwpartijen gewenste geharmoniseerde grondslagen voor certificatie als voor Nederland geharmoniseerde beoordelingsrichtlijnen (BRLen). De commissie bewaakt de totstandkomingprocedure van BRL-en en ziet toe op de consensus over de ingediende voorstellen. Ook beoordeelt de HCB de relatie tussen titel en scope van de ingediende BRL. Raad voor Accreditatie (RvA) De RvA accrediteert certificatie-instellingen. In de tripartiete overeenkomst staat dat de RvA in dat kader toezicht houdt op de onpartijdigheid, onafhankelijkheid en competentie van de conformiteitverklarende instellingen voor het afgeven van erkende kwaliteitsverklaringen in de bouw. De RvA toetst verder met een frequentie van ten hoogste eenmaal per 2 jaar of de HCB is samengesteld uit een evenredige en relevante vertegenwoordiging van bij de bouwsector betrokken partijen (art 5 lid 3). Maatwerkovereenkomst VROM - RvA VROM en RvA hebben op 20 december 2007 ook nog een maatwerkovereenkomst afgesloten (die overigens de afspraken in de tripartiete overeenkomst onverlet laten). De maatwerkovereenkomst beschrijft de taken van de RvA: Accreditatie en controle van certificatie-instellingen; Op verzoek van de minister accreditaties beoordelen die zijn verleend door accreditatie-instellingen uit andere landen; Beoordelen of normatieve documenten zijn vastgesteld in colleges die voldoende draagvlak hebben; Het initieel beoordelen van de (concept) normatieve documenten. De RvA dient jaarplannen op te stellen, (onverwijld) zaken die niet goed lopen te melden (bijv. intrekkingen van accreditaties, ontvangen klachten over notified bodies) en jaarlijks te rapporteren (uiterlijk op 1 september) over de uitvoering van het jaarplan (hierin dienen productiecijfers te worden opgenomen over onder meer aangevraagde, goedgekeurde en geweigerde accreditaties). Tweemaal per jaar dient er overleg plaats te vinden. Ook deze overeenkomst dient voor 1 januari 2011 te zijn geëvalueerd. De RvA is bij wet van 29 oktober 2009 aangewezen als nationale accreditatieinstantie4. De RvA is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).
1.4
Constateringen Uit contacten met direct betrokkenen is gebleken dat: Formeel overleg tussen de overeenkomstpartijen niet of nauwelijks plaatsvindt, hetgeen betekent dat er geen uitwisseling plaatsvindt over de uitvoering en resultaten van de werkzaamheden binnen het stelsel; RvA en SBK periodiek richting het ministerie over de financiële aspecten van de overeenkomst rapporteren. De rapportages over de inhoudelijke gang van zaken vinden via deelname van de vertegenwoordiger van het ministerie in commissies (i.h.b. HCB) plaats en in bilaterale en persoonlijke contacten; Door de RvA in (separate?) opdracht van het ministerie zogenaamde Metarapportages zijn opgesteld over de activiteiten van certificatieinstellingen op de onderwerpen CE-markering volgens Richtlijn 4
In de zin van artikel 4 van de Verordening (EG) nr 765/2008 van 9 juli 2008 (PbEU L 218) tot vaststelling van eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten. Pagina 12 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Bouwproducten (pilot, 2008), Kwalibo (2008 en 2009) en Emission Trading System (2008 en 2009). Uit de rapportages, veelal opgesteld op basis van de jaarverslagen van de certificatie-instellingen, blijkt dat over het doel van de rapportages nog geen eenduidigheid bestaat tussen de overeenkomstpartijen; De evaluatie van de tripartiete overeenkomst binnenkort zal starten en in 2011 tot rapportage leiden.
Pagina 13 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
2
Certificering en toezicht
2.1
Algemeen De overheid is al lang bezig om de te reguleren partijen medeverantwoordelijk te maken voor realisering van beleidsdoelen, ook op het VROM-domein. Het wetgevingsstelsel wordt simpelweg te duur als geen gebruik wordt gemaakt van zelfregulerende systemen waarin de kennis van de praktijk maximaal wordt benut. In een nota van eind 2008 is voor de VI verkennend onderzocht hoe een juiste balans te vinden tussen inzet van toezicht en het gebruik van certificering. Moet de VI kiezen voor meer ruimte voor certificering en hoe verhoudt certificering zich tot toezicht? Uit de nota hieronder het volgende: In het kabinetsstandpunt worden de volgende criteria genoemd die van belang zijn voor het bepalen van de mix van certificering en toezicht : o Veiligheid De fysieke veiligheid van mensen moet door de overheid voldoende gegarandeerd zijn. Aan de andere kant kan de overheid ook niet alle risico‟s geheel uitsluiten; bovendien hebben mensen ook een eigen verantwoordelijkheid. Certificering kan in vergaande mate helpen bij het borgen dat de aanvaardbaarheid van de risico‟s aan objectieve eisen voldoet. De fysieke veiligheid van mensen in situaties van overheidsregulering (bijvoorbeeld ter bescherming van derden) kan niet geheel zonder toezicht. o Gedrag/Integriteit De keten loopt vanaf de overheid die regels stelt, via de certificatieinstelling, gecertificeerd bedrijf naar tenslotte de gereguleerde partij. Vertrouwen en certificering kan een grotere rol krijgen indien de opeenvolgende schakels goed gedrag en integer handelen vertonen. Daar waar niet integer handelen gemakkelijk financieel gewin oplevert (de VI-nota geeft als voorbeeld: afval, bouwstoffen), blijft betrouwbaar toezicht nodig. Daar bestaat ook een motief om te kiezen voor een erkenningenstelsel waarmee het niet integer handelen kan worden afgeschrikt en waar nodig corrigerend kan worden opgetreden o Belangen/Onafhankelijkheid Als (economische) belangen groot zijn en deze niet overeenkomen met overheidsdoelstellingen, ligt vertrouwen in de markt niet voor de hand. Grotere belangen leggen een zwaardere nadruk op de onafhankelijkheid van de certificerende en accrediterende instellingen. Die druk kan zo groot worden dat de regulering door certificaten en accreditatie zo complex wordt dat het beter is om terug te vallen op overheidstoezicht. o Deskundigheid Deskundigheid is een belangrijk criterium om de beoordeling over te laten aan partijen die dagelijks met dezelfde processen te maken hebben als de gereguleerde partij. Zeker als de deskundigheid in vergaande mate waardevrij is (geen last van belangentegenstellingen), biedt een stelsel van certificering een prima mogelijkheid om private partijen meer verantwoordelijkheid te geven.
Pagina 14 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
2.2
De mate waarin vertrouwd kan worden op het respecteren van publieke belangen door gereguleerde partijen bepaalt de zwaarte en intensiteit van het toezicht. Certificering is een van de ondersteunende instrumenten om vertrouwen te operationaliseren. Hoe beter de beleidsdoelen zijn te vertalen naar objectieve kwaliteitscriteria, des te gemakkelijker kan certificering worden benut.
Ook toezicht speelt een rol bij het realiseren van beleidsdoelen. Een goed werkend certificeringsysteem kan de intensiteit van toezicht doen afnemen. Echter waar publieke belangen worden behartigd en waar veel publieke middelen in omgaan zal de minister als eindverantwoordelijke altijd zicht willen houden op het functioneren van het gehele stelsel van kwaliteitsborging.
Overwegingen van belang voor de toezichthouder: In geval van de zelfreguleringsvariant: in arrangementen voor minder toezicht eventueel aansluiten op de door de branche geformuleerde kwaliteitseisen. De toezichthouder doet er goed aan van tevoren na te gaan waar overeenkomsten en waar strijdigheden zitten tussen de kwaliteitseisen van de branche en de overheidsdoelstellingen. Onder de toezichtondersteuningsvariant: kwetsbare belangen, publieke taken waar veel geld in omgaat of publieke taken waarin grote belangentegenstellingen de uitvoering van taken kunnen belemmeren kunnen niet geheel aan certificering worden overgelaten. Wel kan in toezichtsarrangementen gebruik worden gemaakt van de deskundigheid van betrokkenen en kunnen gecertifceerden anders worden bejegend. In geval de toelatingsvariant nodig wordt geacht om een goede uitvoering te waarborgen, dient certificering aangevuld te worden met publiek toezicht.
Een stelsel waarbij de gereguleerde partij de kans krijgt om eigen verantwoordelijkheid in te vullen en daarmee vertrouwen te creëren bij wetgever en toezichthouder zal beter functioneren dan een stelsel waarbij alleen door overheidstoezicht de naleving wordt getoetst.
Anderzijds is het moeilijk denkbaar dat het stelsel van de uitvoering van publieke taken volledig geborgd zal kunnen zijn door private certificering. De minister blijft immers verantwoordelijk voor de uitvoering van de taak of het stelsel waarbinnen dat gebeurt. Enige vorm van (systeem)toezicht van overheidswege blijft in dat geval nodig (reality-checks).
Workshop VI certificering Op 15 februari 2010 is er door afdeling Onderzoek en analyse van de VI een workshop georganiseerd over ervaringen binnen de VI met certificering. Ervaringen strekken zich uit via certificering van milieumanagementsystemen, van automatische blusinstallaties en asbestverwijdering tot certificering bij bodemwerkzaamheden en bestrijding van plaagdieren en leidingwaterinstallaties en energielabels. Geconcludeerd5 wordt onder meer dat: Er een zeer grote verscheidenheid is aan sectorkenmerken, manieren waarop het instrument certificering zelf is vormgegeven en de manier 5
Zie verslag van de workshop (zie Bronnen nr. 17) Pagina 15 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
2.3
waarop samen met andere instrumenten een beleidsdoel moet worden bereikt. Hierdoor is het nauwelijks mogelijk om over het instrument certificering te spreken. Om allerlei redenen houdt het beleid zich niet altijd onverkort aan het kabinetsstandpunt met betrekking tot certificering. In een aantal gevallen kan je daarom al voorspellen dat het in de uitvoering mis zal gaan. De Raad voor Accreditatie, de certificatie-instellingen en de VI staan samen voor het bereiken van bepaalde beleidsdoelen. Het is daarom zinvol de mogelijkheden van samenwerking te verkennen. Aandachtspunten hierbij zijn de (on)mogelijkheden om informatie uit te wisselen en de coördinatie binnen de VI.
Publiek toezicht op certificering/CE-markering in de bouwregelgeving De minister heeft in 2006 het stelsel als zodanig erkend. Gekozen is voor een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen publiek en privaat. In het private certificatiestelsel is dan ook geen publiek toezicht opgenomen. De betrokken private partijen dienen wel de minister jaarlijks te informeren over de resultaten (o.a. ter verantwoording van financiële bijdragen). Het stelsel valt onder de toezichtondersteuningsvariant, hetgeen inhoudt dat marktpartijen in de bouwketen er vrijwillig gebruik van kunnen maken. Wel is het zo dat de publieke toezichthouder op de bouw (bouw- en woningtoezicht) de erkende kwaliteitsverklaringen als afdoende bewijs, dat aan wettelijke eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan, dient te hanteren. Bij CE-markering is wel publiek toezicht geregeld. De VROM-Inspectie is toezichthouder voor het markttoezicht op de uitvoering van de Richtlijn Bouwproducten6. Dit toezicht richt zich vooral op de wijze waarop fabrikanten/producenten en handelaren op correcte wijze productinformatie opstellen en verspreiden. Het publieke toezicht strekt zich ook uit tot de instellingen die de productbeoordelingen doen.
2.4
Constateringen Een stelsel waarin ruimte is voor invulling van de eigen verantwoordelijkheid van gereguleerde partijen zal beter functioneren dan een stelsel waarbij alleen door overheidstoezicht de naleving wordt getoetst. De minister blijft verantwoordelijk voor de resultaten van het gehele stelsel inclusief private zelfreguleringsafspraken (t.a.v. naleving publieke eisen) en om die reden zal er een vorm van (systeem)toezicht nodig zijn. Momenteel is er geen heldere lijn in de toepassing van certificering in beleid en in toezichtsarrangementen.
6
Op basis van artikel 120b, jo. artikel 120 lid 2 Woningwet is de Minister belast met de
bestuursrechtelijke handhaving op de Richtlijn bouwproducten. In artikel 93 lid 1 van de Woningwet staat vervolgens dat met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de hoofdstukken V tot en met IX (artikel 120b staat in hoofdstuk IX) bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Hieruit kan geconcludeerd worden dat gemeenten op basis van de Woningwet geen bevoegdheden hebben ten aanzien van het toezicht op de Richtlijn bouwproducten. Deze taak is voorbehouden aan de Minister en de door de Minister aangewezen ambtenaren, waaronder de ambtenaren van de VROM-Inspectie. De VROM-Inspectie is hiermee eerstelijns bevoegd.
Pagina 16 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Binnen de VI bestaat er verschillende ervaringen met certificering. Zowel positieve als negatieve. Ook de rol van de overheid in de certificeringsystemen verschilt per onderwerp.
Pagina 17 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
3
Bevindingen en signalen
3.1
Signalen uit certificatietrajecten Binnen VI/U/BAK zijn sinds 2009 diverse signalen over mogelijke onregelmatigheden bij certificatie-activiteiten binnengekomen. Deze signalen variëren van: (ernstige) zorgen van deskundigen over kwaliteitsverklaringen voor nieuwe toepassingen/producten en de daarbij horende nieuwe beoordelingsrichtlijn; afgeven van een KOMO-certificaat door de certificerende instelling, terwijl de BRL nog niet is aanvaard door de HCB; onjuiste en/of onduidelijke certificaten met onderling elkaar tegensprekende gegevens; certificaten afgegeven zonder dat essentiële onderdelen zijn gevalideerd; certificaten afgegeven zonder dat deze op de erkende lijst van SBK staan. Omdat de VI geen formele positie heeft in het toezicht op de gang van zaken is het niet denkbeeldig dat de signalen slechts het topje van de ijsberg betreffen. De ontvangen signalen doen vermoeden dat onder druk van de markt certificatieinstellingen certificaten afgeven die de toets der kritiek niet altijd kunnen doorstaan. Soms worden daarbij zelfs de formele procedures gepasseerd en worden kwaliteitsverklaringen afgegeven, terwijl de aanvaarding van de BRL nog niet is afgerond. Onzorgvuldig of onjuist afgegeven certificaten doen het vertrouwen in het stelsel afnemen. De VI voert sinds 2009 regelmatig overleg met SBK over uitvoeringsaspecten van de certificering. Zulks onder meer op basis van de genoemde signalen. In bepaalde gevallen is het voorgekomen dat inzet van de VI van invloed is geweest bij het oplossen van de gerezen problemen of vraagstukken. BRL 4101-7 Lijm voor de bevestiging van gevelplaten van november 2003 Een voorbeeld van de meerwaarde van het betrekken van de VI is de gang van zaken bij de BRL 4101-7. Al voor 2009 was de VI betrokken bij de problemen rond de BRL 4101-7 (lijmen van gevelelementen). Al voor het uitkomen van de BRL waren er vraagtekens gezet bij de veiligheid en duurzaamheid van verlijmde gevelplaten. In 2005 heeft de COBc de RvA gemeld dat deze verlijmingen niet voldeden aan het Bouwbesluit (met 50 jaar referentieperiode). Vanuit bouwtoezichtland wordt op dat moment verlijming in de ban gedaan en worden de bij de BRL betrokken partijen verzocht maatregelen te treffen. De schemabeheerders SKG en SKH organiseren een commissie die moet werken aan aanpassing van de BRL. Jaren passeren, waarbij ook SBK wordt aangesproken op haar verantwoordelijkheid. Maar dat resulteert niet in een voor alle partijen acceptabel resultaat. Ondertussen blijven de BRL en daarop gebaseerde certificaten bestaan. Medio 2009 is voor de signalerende partijen de maat vol en wordt de VROM-Inspectie betrokken. De VI spreekt SBK en de RvA aan op hun verantwoordelijkheid. Dit leidt vervolgens tot afspraken waar alle partijen zich in kunnen vinden. De afspraken behelzen 2 hoofdpunten: een waarschuwing door fabrikanten bij de afgegeven certificaten en het snel uitvoeren van nader onderzoek dat moet leiden tot een sluitende oplossing voor aanpassing van de BRL. Begin 2010 blijken echter die afspraken niet nagekomen te worden. Als gevolg hiervan besluit SBK, mede op instigatie van de VI, op 28 april de BRL in te trekken.
Pagina 18 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
De schemabeheerders kiezen er vervolgens voor om op de kortst mogelijke termijn de BRL aan te passen en stellen een gewijzigde BRL op. Monitoring van de gelijmde gevels, door gemeenten in het kader van de bouwvergunning op te leggen, wordt hierin als oplossing voor de gerezen vraagstukken voorgesteld. De VI deelt de schemabeheerders mede dat de gewijzigde BRL geen houdbare oplossing oplevert7. Ook andere betrokkenen wijzen de oplossing af. De Toetsingscommissie Bouwbesluit van SBK (TBB) behandelt de aangepaste BRL in september2010. De TBB heeft nog enkele inhoudelijke opmerkingen en verwijst de BRL terug naar de indieners. De TBB acht zich niet deskundig om over de juridische aspecten die de BRL opwerpt te oordelen. De VI neemt na overleg met SBK het initiatief om het Instituut van Bouwrecht advies te vragen over de juridische aspecten van de BRL. Eind november is het advies van IBR ontvangen. Het advies ondersteunt het standpunt dat via de (bouw-)omgevingsvergunninng geen voorschriften kunnen worden opgelegd voor een periode na afloop van de bouwfase.
Signalen uit de Toetsingscommissie Bouwbesluit Signalen uit de TBB geven aan dat de TBB ook regelmatig worstelt met haar taken. BRL-en zijn veelal verouderd, de aansluiting van bouwproducten op de eisen van het Bouwbesluit op gebouw(deel) niveau roept veel vragen op, er is druk vanuit de markt voelbaar die de zorgvuldigheid niet ten goede komt, SBK/TBB wordt als hindermacht van het systeem gezien. Signalen uit het veld Uit de bouw- en woningtoezicht praktijk is bekend dat het gemeentelijk toezicht vaak ophoudt bij de controle of er onder certificaat geleverd en/of gewerkt wordt. Het toezicht gaat slechts zeer sporadisch verder door ook te controleren of aan de uitgangspunten en toepassingvoorwaarden van de certificaten in het concrete werk wordt voldaan. Aangezien ook het private toezicht (door de certificatie-instellingen) zich beperkt tot systeemtoezicht en reality-checks achterwege blijven ontstaat een situatie van schijnveiligheid. Op papier klopt alles, maar in werkelijkheid kan er nog veel mis zijn.
3.2
Algemene Rekenkamer In een presentatie voor (rijks)inspecties geeft de Algemene Rekenkamer haar eerste voorlopige bevindingen uit een verkenning in januari-juli 2010 van „Publieke certificatie en accreditatie‟: Het beleid van certificering verschilt sterk tussen departementen: van zoveel mogelijk zelfregulering tot meer overheidsregulering; Certificeringsregelingen worden zelden heroverwogen, ondanks signalen dat ze niet werken en soms strijdig zijn met het kabinetsstandpunt; Perverse prikkels bij certificatie-instellingen: de branche heeft belang bij het afgeven van certificaten, niet om misstanden te melden; Beperkte evaluatie en kennis over effectiviteit van certificering; Geen toezicht op RvA, alleen peer review.
3.3
Raad voor Accreditatie: Metarapportages In opdracht van VROM heeft de RvA in de afgelopen jaren een aantal Metarapportages uitgevoerd. Rapportages waarin gekeken is naar het functioneren van geaccrediteerde instellingen op een bepaald werkterrein in een bepaald
7
Brief 16 juli 2010, kenmerk 201020350-EvL-NW Pagina 19 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
verslagjaar. De RvA heeft daarbij gebruik gemaakt van de jaarverslagen van de certificatie-instellingen. In 2008 is gerapporteerd als pilot over instellingen werkzaam op het gebied van CEmarkering volgens de Richtlijn Bouwproducten 89/106/EEG. In 2009 en 2010 is gerapporteerd over Kwalibo en over geaccrediteerde instellingen werkzaam op het terrein van Emission Trading System. De rapportages geven beperkt inzicht in de mate waarin de geaccrediteerde instellingen (waarop jaarlijks/2 jaarlijks toezicht wordt gehouden door de RvA) onderdelen van hun werk niet goed doen. De RvA heeft werkende weg een systeem met 8 categorieën ontwikkeld waarop het werk van de certificatie-instellingen wordt beoordeeld. Ook wordt er gerapporteerd over klachten en mogelijke sancties. In de praktijk beperken die sancties zich tot een gesprek op directieniveau.
3.4
Stichting Expertise Regelgeving Bouw (ERB) In haar visie op een toekomstige ontwikkeling van de bouw(techische-) regelgeving in Nederland geeft het ERB (Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw) een 10tal aanbevelingen ter verbetering van het stelsel van de bouwtechnische regelgeving. De focus moet op de eindgebruiker, de afnemer van bouwwerken, worden gelegd. Wat is er voor de gebruiker nodig om zijn verwachtingen enerzijds en zijn wettelijk toebedeelde verantwoordelijkheden anderzijds ook daadwerkelijk te bedienen? Een van de aanbevelingen gaat over het onderwerp van deze notitie: „Herstructureer erkenning en certificatie‟. Het vertrouwen dat de gebruiker zou moeten hebben in de wereld van de accreditatie, certificatie en erkenning wordt te vaak beschaamd. Het zelfreinigend effect binnen het systeem is ontoereikend wegens onder meer gebrek aan zelfcontrole en werkzame sancties op disfunctioneren. Daarnaast zal fundamenteel moeten worden gekeken naar de klachtenafwikkeling en de sanctiemechanismen t.a.v. certificatie-instellingen en gecertificeerde bedrijven bij gebleken non-conformiteiten, afgezet tegen de financieringsstructuur van de accreditatie- en certificeringwereld.
3.5
PRC-rapport ‘Marktonderzoek productinformatie d.m.v. CE-markering en kwaliteitsverklaringen’ In opdracht van WWI heeft PRC kwalitatief onderzoek gedaan naar de marktpositie en –gebruik van CE-markering van bouwproducten en vergeleken met erkende kwaliteitsverklaringen. Uit dit onderzoek komt onder meer naar voren dat er op dit moment nauwelijks vraag is naar productspecificaties volgens CE-markering of erkende kwaliteitsverklaringen. Alleen als er twijfel is over een bepaald product of in bijzondere gevallen (bijv. bij brandwerende deuren, buitenlandse producten, innovatieve producten) wordt er door de afnemers naar productspecificaties, normen en kwaliteitsverklaringen gevraagd. Afnemers hebben een geringe kennis van CE-markering en er bestaat (nog steeds) een aantal misverstanden over de betekenis van zowel CE-markering als de kwaliteitsverklaring. De kwaliteitsverklaring („KOMO‟) heeft nog steeds een grote vertrouwenspositie op de Nederlandse bouwmarkt.
Pagina 20 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Een van de aanbevelingen is dat SBK op haar website de aansluiting op het Bouwbesluit voor alle producten met CE-markering gaat publiceren. Overigens zal het ontbreken van een duidelijke vraag naar productspecificaties in de bouwpraktijk voor de producenten weinig stimulans opleveren om aan de eisen te voldoen.
3.6
ACTAL: Certificatie en regeldruk Berenschot heeft in opdracht van ACTAL recent een inventarisatie gemaakt van certificatieregelingen. Dit heeft 288 certificaten opgeleverd, waarvan de meeste onder het beleidsterrein van het voormalige ministerie van VenW (116) vallen, met voormalig VROM als goede tweede (82). Verder bleek dat er eigenlijk maar heel weinig informatie en overzicht over dit onderwerp is. Weliswaar beheert de RvA een databank met regelingen, maar die bevat geen informatie over de soorten certificatie en de koppeling aan wet- en regelgeving. Ook ministeries houden geen lijsten bij. Berenschot constateert dat er eigenlijk geen overkoepelend beleid voor certificering is, dat er onduidelijkheid over definities is en dat men zich er soms zelfs niet van bewust is dat er certificaten worden gehanteerd. Het kabinetsstandpunt uit 2003 biedt onvoldoende inkadering en laat ruimte voor verschillende wijzen van inrichting van het certificatiestelsel. Opvallend is dat slechts in 2 gevallen vermindering van de regeldruk als argument is genoemd om certificatie in te zetten. Regeldruk speelt blijkbaar geen nadrukkelijke rol bij de keuze voor certificatie. Berenschot concludeert o.a. dat de huidige situatie risico‟s oplevert voor stapeling van toezicht en stapeling van normen. Doordat de overheid zich mengt in iets dat van oudsher een vorm van zelfregulering door de markt is, ontstaat al snel een uitbreiding van normen en eisen. Immers, private kwaliteitseisen worden uitgebreid met publieke eisen. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot toename van de beleefde regeldruk, omdat de publieke eisen niet (kunnen) aangrijpen op het primaire werk van de gecertificeerde. Berenschot noemt de inzet van certificatie in verband met EU-regelgeving als voorbeeld waar dit leidt tot afnemen van regeldruk, omdat certificaten in heel Europa geldig zijn.
3.7
Constateringen Er is regelmatig het nodige aan te merken op de inhoudelijke en procedurele gang van zaken in het geprivatiseerde kwaliteitsverklaringen stelsel voor de bouw; Regelmatig hebben partijen behoefte om ook de publieke toezichthouder buiten het stelsel (de VI) op de hoogte te brengen van gebeurtenissen die niet zouden mogen voorkomen; Ook derde partijen wijzen op (ernstige) gebreken in het certificatiestelsel; De gebruikswaarde van bouwproductinformatie voor de afnemers in de bouw is beperkt. De prikkel voor fabrikanten om goede productinformatie te verstrekken komt dus niet uit de markt; De evaluatie van het tripartiete stelsel komt op een goed moment en zal in het licht van de actuele ontwikkelingen (zie ook hoofdstuk 4) ook goed moeten kijken naar de wijze waarop de ministeriele verantwoordelijkheid voor het gehele stelsel van bouwregelgeving kan worden waargemaakt. De invulling van de rol van het publieke toezicht in de „regelkring‟ (zie figuur) dient met name ook opnieuw te worden overwogen. Pagina 21 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Figuur: regelkring (overgenomen uit bron 18)
Pagina 22 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
4
Ontwikkelingen
4.1
EG Richtlijn Bouwproducten wordt EG Verordening Bouwproducten Op 25 mei 2010 is een politiek akkoord bereikt over de nieuwe Europese verordening bouwproducten (CPR). Deze verordening die de Richtlijn bouwproducten (CPD) gaat vervangen heeft een rechtstreekse werking. Naar verwachting zal ergens in de 2e helft van 2011 de verordening na behandeling in het Europees Parlement definitief worden en treedt een 2-jarige fase van co-existentie in werking8. De nieuwe verordening gaat een aanscherping opleveren voor de positionering van CE-markering in de markt t.o.v. de private kwaliteitsverklaringen. De fabrikanten dienen bij de bouwproducten prestatieverklaringen mee te leveren die informatie bevatten over de Europees gedefinieerde producteigenschappen. Deze informatie dient in de keten te worden doorgegeven en toegankelijk te zijn voor iedere gebruiker. Ook gaat de CPR verbieden dat private productcertificaten nog langer in Nederland geaccepteerd mogen worden als bewijsstuk voor de Europese producteigenschappen. De CE-markering wordt bij inwerkingtreding van de verordening de enige vorm waarin over de essentiële producteigenschappen naar de markt gecommuniceerd mag worden. De huidige Nederlandse situatie waarin CE-markering meelift met de private kwaliteitsverklaringen mag dan dus niet meer. Een effect van de verordening in Nederland zou kunnen zijn dat de conformiteit van de productinformatie over de essentiële producteigenschappen op een lager niveau komt te liggen dan nu gebruikelijk is. Dat wil zeggen dat de rol van de certificerende instellingen kleiner wordt en die van de fabrikanten groter. Is de situatie op dit moment nog zo dat kwaliteitsverklaringen altijd gebaseerd zijn op certificering (beoordeling door een derde geaccrediteerde partij), bij CE-markering kan bij bepaalde producten volstaan worden met eigenverklaringen van fabrikanten en is er geen sprake van een onafhankelijke geaccrediteerde derde partij.
4.2
Ontwikkelingen in certificatie/accreditatie: interview directeur RvA In een interview in het kader van Succesvol Inspecteren dd. 4 oktober 2010 gaat de heer ir. J. van der Poel van de Raad voor Accreditatie in op een aantal ontwikkelingen en vraagstukken rondom inspecteren en accrediteren. Volgens Van der Poel is handhaven een overheidstaak. Daarom is inspecteren voor een overheidsorgaan wezenlijk iets anders dan inspecteren is voor een (geaccrediteerde) certificatie-instelling. Wat overigens niet wil zeggen dat ze niet in dezelfde regelkring (zie figuur blz. 22) kunnen zitten. Hij illustreert dit met het voorbeeld van het halen van het rijbewijs en het toezicht op het rijgedrag van automobilisten.
8
Co-existentie: periode waarin nieuwe Verordening is vastgesteld, maar bestaande Richtlijn nog inwerking blijft. Er kan worden geanticipeerd op de nieuwe Verordening. Pagina 23 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Om een auto te mogen besturen heb je een rijbewijs nodig. Dat haal je middels een keuring op theorie en praktijk. Dat hoef je maar 1 keer te doen. Dat is voor de maatschappij voldoende borging om mensen aan het wegverkeer deel te laten nemen. Was het rijbewijs een certificaat dan moest je elk jaar herexamen doen. De publieke handhaver, de politie, let op overtredingen als door rood licht rijden of te hard rijden. Als er veel te hard wordt gereden dan kan de overheid wat doen met dat signaal. Zij kan bijv. het rijexamen aanpassen zodat weggebruikers wellicht zich meer bewust zijn van de gevaren of de milieuvervuiling. Ook kan ze de snelweg veranderen of de maximum snelheid aanpassen. Hierbij zal de overheid o.a. het CBR, de ANWB, etc betrekken. Van belang is dat partijen hun rol invullen en volgens Van der Poel betekent dit dat certificeerders certificeren en handhavers handhaven. M.a.w. handhaven is niet iets voor certificatie-instellingen. Ze moeten wel binnen de regelkring met elkaar overleggen en informatie uitwisselen. Van der Poel verwijst naar de VWA als voorbeeld waarmee de RvA samenwerkt om te komen tot gezamenlijke verbetering van de regelkring. De VWA zet in op horizontaal toezicht. De overheid richt zich daarbij op handhaving en systeemtoezicht en stelt de vraag centraal: wordt met het totale stelsel het effect bereikt dat we willen. De RvA geeft het vertrouwen aan de certificeerders en nodigt de VWA uit om af en toe mee te lopen. Hieruit komen regelmatig verbeteringen voor het accreditatiewerk voort. Een ander ontwikkelingspunt is het risico-gericht beoordelen. Bedrijven die een goede performance laten zien zou je minder vaak kunnen herbeoordelen; ook bedrijven die zich bezig houden met beoordelingen met een beperkter maatschappelijke impact (bijv. de vaststelling van de kleur van bloemen) zou je minder vaak hoeven te beoordelen. Ook voor zichzelf ziet de RvA verbeterpunten. Bijvoorbeeld het vaker voortbrengen van generieke informatie (ervaringscijfers e.d.) uit alle controles die in een bepaald werkveld worden gedaan. Daar kan in de regelkring ieder zijn voordeel vervolgens meedoen. Nog een slag verder is het aanbieden van een benchmark per werkveld waaraan de beoordeelde zich kan meten. Van der Poel wijst er ook op dat de gebruikers zichzelf steeds goed moeten afvragen of accreditatie altijd wel nodig is. Er hoort immers ook een kostenplaatje bij. Per domein en per risicogebied dient bekeken te worden wat er aan de markt kan worden overgelaten en op welk niveau het vertrouwen in de markt onderbouwd moet worden.
4.3
Naar een nieuwe verhouding tussen private kwaliteitsborging en publiek toezicht Kern van het advies van de Commissie Fundamentele Verkenningen Bouw (Commissie Dekker, 14 mei 2008) is dat het stelsel van bouw- en bouwgerelateerde voorschriften eenvoudiger kan. Centraal in de benadering van de Commissie Dekker staat „vertrouwen in de markt‟. De teneur van het rapport is: laat de overheid heldere wettelijke kaders stellen en laat de ondernemer doen waar hij goed in is, namelijk binnen de kaders (duurzaam) ondernemen. Tegelijk erkent de commissie ook dat een dergelijke heldere verdeling van verantwoordelijkheden niet op stel en sprong realiseerbaar is. In haar aanbevelingen komt de commissie met 3 categorieën van aanbevelingen: Modernisering en vereenvoudiging van het stelsel van bouwgerelateerde voorschriften (vermindering van regeldruk en vergunninglast)
Pagina 24 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Verbetering van de toepassing van de regelgeving (vergroten uitvoeringsgerichtheid, versterken van betrokkenheid van „gebruikers‟ en stimuleren van de professionaliteit van alle betrokkenen) Geven van integrale verantwoordelijkheid aan private partijen voor de kwaliteitsborging tijdens het hele bouwproces. De derde categorie aanbevelingen heeft betekenis voor deze notitie. In de kabinetsreactie (16 juli 2008) wordt de analyse van de commissie m.b.t. vertrouwen en verantwoordelijkheid herkend en worden de aanbevelingen gedeeld. Een actieplan wordt aangekondigd met experimenten die met name kijken naar private kwaliteitsborging en vermindering van gemeentelijk bouwtoezicht. Het regeerakkoord van de huidige regering onderstreept de uitvoering van de adviezen van de Commissie Dekker. Het Actieplan Aanbevelingen Commissie Dekker van 6 augustus 2009 bevat het spoorboekje dat moet leiden tot antwoord op de vraag wat de mogelijkheden en randvoorwaarden zijn voor de invoering van een systeem van kwaliteitsborging waarin bouwende marktpartijen / initiatiefnemers zelf inhoud geven aan hun wettelijke verantwoordelijkheid om aan technische voorschriften te voldoen en hoe het toezicht hierop van publieke en/of private zijde moet worden geregeld. In het Actieplan worden 4 modellen onderscheiden waarop zo mogelijk pilots worden uitgevoerd. Modellen / verantwoordelijkheidsrelaties privaat-publiek Model 1: Gecontracteerd toezicht Toetsing en toezicht door private (derde) partij in opdracht van gemeente. Gemeente houdt systeemtoezicht (toetst of er voldoende aan kwaliteitsborging is/wordt gedaan) Model 2: Gedelegeerd toezicht Toetsing en toezicht door private partij. Gemeente houdt systeemtoezicht. Model 3: Geconditioneerde kwaliteitsborging Overheid stelt kaders. Private partijen vullen toezicht in en voeren uit. Overheid houdt systeemtoezicht. Binnen dit model valt de gecertificeerde bouwbesluittoets. Binnen het private stelsel van certificering wordt voorzien in zowel eerste als tweedelijnstoezicht. De rol van de overheid beperkt zich tot systeemtoezicht: zijn partijen gecertificeerd en wordt voldaan aan die eisen. Model 4: Volledige private kwaliteitsborging Overheid beperkt zich tot wetgeving en laat de uitvoering en het voldoen aan die wetgeving over aan de markt. Er is geen toezichtrelatie tussen overheid en private partijen. Eventuele conflicten zullen door de rechter moeten worden beslecht.
In juli van dit jaar is een voortgangsbericht aan de Kamer verstuurd (brief WWI SB 2010013363) waarin is aangegeven dat het organiseren van de pilots private kwaliteitsborging moeilijker verloopt dan eerder verwacht. Er is nog geen robuuste set van uit te voeren pilots verzameld op basis waarvan verantwoorde conclusies zijn te trekken. Er lijkt in de markt sprake van een wat afwachtende houding. De crisis in de bouw, de ontwikkelingen van wet- en regelgeving op het terrein van de bouw, de regionalisering van het toezicht in omgevingsdiensten en de voorstellen van de Commissie Dekker zelf, dragen mogelijkerwijze bij aan een wat diffuus beeld over welke kant het met de bouwregelgeving op gaat. Minder bestuurlijke drukte en een effectiever optredende overheid. Ruimte voor differentiatie en maatwerk en een andere wijze van regelgeving, controle en Pagina 25 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
toezicht. Dat is al langer de richting waarin bestuurlijk wordt gekoerst. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte „Vrijheid en Verantwoordelijkheid‟ staat het voornemen de bestuurlijke drukte te verminderen door heldere toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Daarbij gelooft ze in een kleinere overheid die alleen doet wat zij moet doen. Op het domein bouwen dient meer ruimte te komen voor het bedrijfsleven in de bouw en voor verschillen tussen regio‟s. De adviezen van de Commissie Dekker gaat het kabinet uitvoeren. In een artikel van ir. J. van der Heijden in het Tijdschrift voor Bouwrecht (TBR 2008/175) worden vanuit zowel de reguleringsliteratuur als vanuit eigen (promotie)onderzoek kanttekeningen geplaatst bij de sturingsfilosofie „vertrouwen in de markt‟. Ook de reeks (ge)bouwgerelateerde incidenten in Nederland van de afgelopen jaren lijkt, volgens van der Heijden, weinig reden te geven om aan te nemen dat private partijen voldoende verantwoordelijkheidsgevoel hebben voor het borgen van publieke belangen, en dat bedrijven in de bouwsector leren van eigen en elkaars fouten. Hij bepleit voorzichtigheid bij het anders inrichten van het stelsel. De gecertificeerde bouwplantoets kan een goede eerste stap zijn, maar op de private toetsers dient wel voldoende toezicht te zijn. Van der Heijden is geen voorstander van procescertificatie.
4.4
Certificatie bouwplantoets of certificatie kwaliteitsysteem bouwproces Reeds in 2006 is de Beoordelingsrichtlijn „Bouwplantoetsingen aan het Bouwbesluit‟ (BRL 5019), die de technische grondslag vormt voor gecertificeerd toetsen, vastgesteld door het Gezamenlijk College van Deskundigen9. Praktijkonderzoek door WWI heeft hoopvolle resultaten te zien gegeven en de Kamer is bericht dat aan wettelijke inbedding gewerkt gaat worden. Die inbedding is inmiddels gekoppeld aan de pilots naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Dekker die impliceren dat het gehele bouwproces door private kwaliteitsborgingsinstrumenten zou moeten worden ondersteund. Naast deze bestuurlijke overwegingen speelde ook dat de Raad voor Accreditatie (RvA) de BRL niet accepteerde op formele (niet op inhoudelijke) gronden. De redenering hierbij is dat bouwplantoetsing een vorm van „inspectie‟ is en inspectie leent zich niet voor certificatie, maar voor accreditatie. M.a.w. de RvA stelt dat de private toetser niet wordt gecertificeerd maar rechtstreeks (door RvA) moet worden geaccrediteerd. Deze kwestie speelt al lang. Op dit moment lijkt de oplossing gevonden door de herformulering van de BRL-5019 van een procescertificaat naar een kwaliteitssysteemcertificaat. Hierbij hanteert de RvA een andere accreditatienorm, waardoor certificatie wel mogelijk is. Inhoudelijk verandert er hiermee voor de certificaathouder niets aan de eisen die voor hem gelden. Het verschil ligt in de verklaring die hij op een door hem beoordeelt bouwplan mag afgeven. Hij mag niet meer stellen dat het bouwplan voldoet aan de Bouwbesluiteisen; hij mag slechts stellen dat hij zich bij het beoordelen van het bouwplan heeft gehouden aan de eisen die voor hem gelden op grond van het certificaat. WWI heeft de RvA inmiddels laten weten met deze oplossing in te kunnen stemmen. In een artikel van ir. G van Leeuwen (als voorzitter van de Vereniging Bouw- en woningtoezicht Nederland) wordt uitgebreid ingegaan op de route die de BRL 5019 heeft afgelegd en die mogelijk eind dit jaar definitief wordt. Was de BRL ooit opgezet 9
Ook in de GWW-sector is een initiatief genomen voor erkenning van bedrijven die bouwplannen toetsen: de CROW Erkenningsregeling TIS (Technical Inspection Services). Een erkenningsregeling voor bedrijven die op een dusdanige wijze de kwaliteit van hun werk borgen dat aan de eisen van de regeling wordt voldaan. Deze regeling (vastgesteld op 12 oktober 2009) is een regeling door en voor marktpartijen. De regeling is niet gekoppeld aan publiek toezicht via de Raad voor Accreditatie. Pagina 26 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
om bouwplannen te kunnen toetsen (momentopname) - iets waarvoor bijvoorbeeld gemeenten zich ook zouden kunnen laten certificeren - bovengenoemd dispuut over accreditatie of certificatie leidde ertoe dat de nieuwe versie van de BRL niet meer beperkt is tot de momentopname maar toeziet op het hele proces van voorlopig ontwerp tot en met uitvoering en directievoering. Voor de VBWTN blijven nog meerdere vragen onduidelijk, bijvoorbeeld of een derde partij een bouwplan moet toetsen of dat een gecertificeerd bureau zijn eigen plannen kan toetsen. Duidelijk is wel dat gemeenten of regionale diensten niet in aanmerking komen voor certificering. Immers, de taak van de gemeenten beperkt zich tot het toetsen of vergunning verleend kan worden en of de uitvoering plaatsvindt in overeenstemming met de vergunning en de bouwregelgeving. Voor de overige onderdelen uit de uitgebreide scope van de BRL ontbreekt een wettelijke basis voor gemeenten. Van Leeuwen verwacht ook niet dat die er zal komen, gelet op het gebrek aan maatschappelijke vraag daarnaar en gelet op de hoge kosten en gebrek aan personeel. De nieuwe BRL is niet meer gericht op de vergunningverlening, maar op de kwaliteit in relatie tot de regelgeving. Vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager en diens adviseur is dit - en dat vindt ook de voorzitter van de VBWTN - een uitstekende zaak. De VBWTN stelt zich op het standpunt dat - hoewel er de nodige aarzelingen zijn over het volledig vertrouwen op de invulling van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit door de marktpartijen en er de nodige scepsis is t.a.v. certificering, bijvoorbeeld bij asbestverwijdering - het beter is om betrokken te zijn bij het proefondervindelijk onderzoeken van de (on)mogelijkheden om tot invoering te komen van private kwaliteitsborgingsystemen. De VBWTN (als deskundige partij) heeft zich in de afgelopen periode dan ook actief ingezet om te komen tot een goede BRL. In de pilots die nu lopen in het kader van het Actieplan Aanbevelingen Commissie Dekker zal ook moeten worden gekeken naar de invulling van wat BWT dan nog wel mag doen in geval er een vergunningaanvraag met certificaat wordt ingediend. Dient de gemeente een gecertificeerde aanvraag altijd te accepteren, zoals bijvoorbeeld ook geldt bij bouwproducten met een erkende kwaliteitsverklaring, of mag een gemeente10 verder kijken en zo nodig ingrijpen? De BRL 5019 moet een alternatief bieden voor het werk van de overheid zelf, de taken van bouw- en woningtoezicht (vergunningverlening en toezicht op de uitvoering). Dat is van een andere orde van grootte dan het accepteren van certificaten voor bouwproducten als afdoende bewijsmateriaal bij de uitvoering van die taak. Dit zomaar invoeren ziet Van Leeuwen als „vertrouwen bij toverslag‟. Hij bepleit aanpassing of vermindering van bouw- en woningtoezicht op basis van onderzoek waaruit blijkt onder welke randvoorwaarden zoiets maatschappelijk verantwoord kan.
4.5
Constateringen Onder invloed van de nieuwe Europese Verordening bouwproducten verandert de wijze waarop fabrikanten productinformatie in de keten moeten brengen. Ook de positie van private (gecertificeerde) productinformatie verandert hiermee. In een aantal gevallen betekent dit dat de productinformatie op het niveau van een eigenverklaringen van fabrikanten is gebaseerd en niet meer door een certificerende instelling.
10
Bijv. op basis van art 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht die stelt dat: „bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent relevante feiten en de af te wegen belangen’ Pagina 27 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
De samenwerking tussen de partijen die zijn betrokken in de tripartiete overeenkomst is voor verbetering vatbaar (zie hoofdstuk 3). De RvA schetst verbeterpunten voor zich zelf en voor de samenwerking met overheidsinspecties ter verbetering van de regelkring waarin private en publieke partijen op werkvelden samenwerken. De regelkring-benadering biedt - onverlet een duidelijke scheiding tussen publieke en private verantwoordelijkheden - mogelijkheden om te komen tot betere samenwerking. Het kabinet wil een snelle invulling van de aanbevelingen van de Commissie Dekker. Onderdeel hiervan vormt het aan private partijen geven van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsborging tijdens het gehele bouwproces. Het actieplan, dat eerder is opgezet om de randvoorwaarden waaronder dit kan worden ingevoerd in het Nederlandse stelsel te onderzoeken, ondervindt hinder van de gevolgen van de kredietcrisis in de bouw. Van belang is dat een goed evenwicht wordt gevonden tussen „vertrouwen in de markt‟ en verantwoord terugtredend publiek toezicht.
Pagina 28 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
5
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies Het private certificatiestelsel in de bouw heeft een gevestigde rol in het wet- en regelgevingstelsel en in de kwaliteitsborging in de bouw. Het certificatiestelsel is omvangrijk en private merken (KOMO, KIWA, KEMA) hebben in de sector een gedegen vertrouwenspositie opgebouwd. Het publieke bouwtoezicht dient bouwproductcertificaten („kwaliteitsverklaringen‟) als afdoende bewijs te hanteren bij vergunningverlening en toezicht. Uit het in dit rapport verzamelde materiaal blijkt dat er bij het functioneren van het certificatiestelsel in de bouw kanttekeningen zijn te plaatsen: De tripartiete overeenkomst wordt niet op alle punten volledig uitgevoerd. De communicatie en de informatie-uitwisseling/verantwoording tussen de participanten lijkt minimaal. Hierdoor is er geen goed inzicht bij partijen hoe het stelsel presteert en vindt er geen periodieke aanpassing plaats. De evaluatie van de overeenkomst vindt begin volgend jaar plaats. Onduidelijk is daarbij op welke wijze de minister zijn stelselverantwoordelijkheid kan waarmaken. Betrokkenen, onder meer uit de omgeving van bouw- en woningtoezicht, doen met enige regelmaat een beroep op de VROM-Inspectie om disfunctioneren van het stelsel aan de orde te stellen. De gebruikswaarde van gecertificeerde bouwproductinformatie in de bouwketen is beperkt. Afnemers van bouwproductinformatie, de uitvoerende bouw, maken in het dagelijks werk nauwelijks actief gebruik van de productinformatie. Hier gaat geen stimulans vanuit richting de producenten om te voldoen aan de regelgeving. Het private merk KOMO heeft nog steeds een grote vertrouwenspositie op de Nederlandse bouwmarkt. Diverse ontwikkelingen hebben een (grote) impact op het stelsel in de nabije toekomst: Onder invloed van Europese regelgeving op het gebied van bouwproductinformatie (CE-markering) zal het stelsel moeten worden aangepast. CE-markering kan niet meer opgehangen worden aan de private merken/certificaten. Fabrikanten dienen de productinformatie op het gebied van de essentiële producteigenschappen (prestatieverklaring) na inwerkingtreding van de nieuwe Verordening bouwproducten in de keten door te geven en dit mag niet door gebruikmaking van een andere drager van productinformatie dan de prestatieverklaring. Certificering beperkt zich niet tot productinformatie. Al vanaf 2006 wordt er gewerkt aan het mogelijk maken dat (ook private) toetsers onder certificaat een bouwplan toetsen (BRL 5019). Eveneens zijn er initiatieven in de markt om te komen tot een procescertificaat voor het bouwtoezicht tijdens de bouw (BRL 5006). De laatste ontwikkeling op dit vlak is dat niet de toets of het toezicht wordt gecertificeerd, maar het gehele (kwaliteits)systeem van de uitvoerder van de kwaliteitsborgingswerkzaamheden. Deze initiatieven maken het mogelijk dat ook private partijen de kwaliteitsborging inclusief toetsing aan regelgeving en toezicht tijdens de bouw kunnen doen. De vraag is nog wel hoe deze vrijwillige private toezicht-/kwaliteitsborgingsactiviteiten worden geplaatst naast of in plaats van de publieke toezichtactiviteiten van de gemeentelijke of regionale bouw- en woningtoezichtdiensten. De inbedding hiervan in de wetgeving wordt meegenomen in het kader van de uitwerking van de adviezen van de Commissie Dekker. Pagina 29 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Aanbevelingen Het is aan te bevelen de evaluatie van het tripartiete stelsel aan te grijpen voor een herbezinning op het functioneren van de regelkring (zoals aangegeven in de figuur op blz. 22). Herbezinning is ook nodig op de juiste verhouding tussen eigen verantwoordelijkheid en/of beoordeling door derden en op de juiste verhouding tussen privaat en publiek toezicht. Die verhouding zal voor bouwproductinformatie overigens anders kunnen komen te liggen dan voor integrale kwaliteitsborging van de bouwketen in zijn geheel. In het eerste geval betekent de CE-markering al een verschuiving naar meer eigen verklaringen van fabrikanten (en dus minder beoordelingen door certificatie-instellingen). Gegeven bovendien het matig gebruik van de (gecertificeerde) productinformatie dient de vraag te worden gesteld of een dergelijk stelsel nog blijvend via wetgeving ondersteund dient te worden. In het tweede geval (integrale kwaliteitsborging) lijkt certificering een minimumvariant. Ook zal er beter dan tot nu toe gestuurd moeten worden op het optimaliseren van de regelkring (privaat en publiek gezamenlijk). Daarnaast zullen in dit geval (integrale private kwaliteitsborging) ook keuzes moeten worden gemaakt hoe het publieke toezicht, in haar wettelijke verantwoordelijkheid van vergunningverlening en toezicht op de bouw, gebruik van de gecertificeerde rapporten dient te maken, of kan maken. Bij een verruiming van het „vertrouwen in de markt‟ past een concretere invulling van de wijze waarop de ministeriële verantwoordelijkheid van het stelsel waargemaakt kan worden. Dit kan bijvoorbeeld door een betere invulling van de informatie/rapportage verplichting van de betrokken partijen over hun werkzaamheden, de ervaringen daarmee en de monitoring van verbetertrajecten. Dit kan anderzijds ook door met de sector de kant op te gaan van een opleveringskeuring aan het einde van het bouwtraject waarin expliciet wordt gerapporteerd over het voldoen aan de publieke (Bouwbesluit-) eisen. In 2011 dienen zich voor de VROM-Inspectie in het kader van het stelseltoezicht en private kwaliteitsborging de volgende prioriteiten aan: - vanuit de toezichtsprofessie van de VI input leveren in de evaluatie van het tripartiete stelsel; - input leveren vanuit de toezichtprofessie in de beleidsontwikkeling t.a.v. de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Dekker; - toezien op implementatie van BRL 5019 en de wijze waarop gemeenten daar mee omgaan; - onderzoek naar de effecten van de nieuwe Verordening bouwproducten; respectievelijk toezien op eigenverklaringen van fabrikanten; - inzet om te komen tot een gedegen Staat van het Toezicht en Naleving op het domein Bouwen (de naleving van de Bouwbesluiteisen maken hier onderdeel van uit).
Pagina 30 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Bijlage 1: Kabinetsstandpunt “Certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid”
In het zelfde jaar dat het huidige Bouwbesluit is gepubliceerd, 2003, is ook het kabinetstandpunt „Certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid‟ verschenen. De nota geeft het beleidskader voor certificering waar een publiek belang aan de orde is. In het beleidskader worden de volgende voorwaarden genoemd om over te gaan tot zelfregulering / inzet van certificatie: Aard en gewicht van publiek belang Eisen voldoende objectief Voldoende organisatiegraad in de sector Voldoende parallelle belangen sector en overheid Voldoende vertrouwen in kwaliteit van certificatiestructuur voor betreffend beleidsterrein In het algemeen leent certificatie zich minder goed voor het voldoen aan eisen die in de praktijk door gedrag van personen wordt bepaald. Certificatie als onderdeel van wetgeving verdient geen aanbeveling als: Certificatie zich uitsluitend richt op gedragstoezicht Aard publieke belang niet verenigbaar is met privaat systeem van certificatie Er direct en aanzienlijk financieel gewin is bij zich niet houden aan certificatie-eisen Onvoldoende deelname aan certificatie is te verwachten (veel free-riders) Besparing op toezichtkosten enige motief vormt Direct overheidsoptreden nodig is om oplossing voor acute en korte termijn problemen te bereiken Onvoldoende sanctiedreiging wordt ervaren bij niet naleven van de private norm. In het 1. 2. 3.
kabinetsstandpunt worden 3 varianten uitgewerkt: De zelfreguleringsvariant De toelatingsvariant De toezichtondersteuningsvariant.
Ad 1 (de lichtste variant) Deze variant heeft geen relatie met wetgeving. Het betreft certificatieregelingen met een maatschappelijk belang waarbij de markt zichzelf een stempel geeft (bijv. de keurslager). RvA-accreditatie van CI‟s is voor het vertrouwen in de markt wenselijk. De overheid kan desgewenst ontwikkelingen van regelingen in deze sfeer ondersteunen. Ad 2 (de zwaarste variant) De certificaten in deze variant hebben een wettelijke status: het certificaat vormt het bewijs dat aan wettelijke eisen wordt voldaan. De Certificatie-instelling wordt aangewezen door de minister en is in principe mede gebaseerd op een accreditatie door de RvA.. Dit kan zijn onder voorwaarden. Een certificaathouder kan dan de markt op. De overheid richt zich in haar nalevingstoezicht op het voldoen aan de certificatie-eisen. Bij niet voldoen kan alsnog toelating tot de markt worden geblokkeerd. Bij onvoorwaardelijke toelating controleert de overheid slechts het bezit van het certificaat. Het nalevingstoezicht is gericht op hoe een certificaathouder in de praktijk met het certificaat omgaat (en niet op het voldoen aan de certificaateisen). In deze variant wijst de minister de CI‟s aan. Bij onvoorwaardelijke toelating wordt geen nalevingstoezicht uitgeoefend op het voldoen aan de certificatie-eisen zelf. Bij Pagina 31 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
de voorwaardelijke variant kan nalevingstoezicht zich ook richten op het voldoen aan de certificatie-eisen zelf. Bij beide subvarianten kan onjuiste toepassing van de certificatie-procedures door de CI voor de minister een reden zijn om die CI te schorsen of in te trekken. Om dubbel toezicht te voorkomen dienen afspraken te worden gemaakt met de RvA. Bij toepassing van de wettelijke variant wordt bij voorkeur gekozen voor een nietverplicht certificaat (certificatie is slechts 1 van de mogelijkheden om te laten zien dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan). Bij een verplicht certificaat biedt het de ondernemer geen onderscheidend vermogen meer op de markt. De ondernemer zal dan het certificaat tegen zo laag mogelijke kosten trachten te verwerven. De concurrentieslag tussen aangewezen CI‟s die daarvan het gevolg is kan leiden tot kwaliteitsverlies.
Ad 3 (de tussenvariant) In de toezichtsondersteuningsvariant hebben certificaten geen wettelijke status. Het bezit van een certificaat vormt een indicatie dat een bedrijf zich inzet om tegemoet te komen aan wettelijke regels of beleidsdoelstellingen, hetgeen aanleiding kan geven tot bijzondere bejegening in het kader van overheidstoezicht. Bij het nalevingstoezicht kan rekening worden gehouden met het bezit van een certificaat mits dit onder RvA-accreditatie is afgegeven. De overheid kan passief deelnemen aan normstellende activiteiten en ontwikkelingen desgewenst stimuleren.
Pagina 32 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Bijlage 2: Schema regelgeving bouw
(overgenomen uit bron 3)
(overgenomen uit bron 3)
Pagina 33 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Bijlage 3: Wet- en regelgeving CE-markering en kwaliteitsverklaringen
Woningwet lid 1 onder j: kwaliteitsverklaring: een schriftelijk bewijs, voorzien van een merkteken, aangewezen door Onze Minister, afgegeven door een deskundig, onafhankelijk instituut, aangewezen door Onze Minister, op grond waarvan een bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel een bouwwijze, indien dat bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel die bouwwijze bij het bouwen wordt toegepast, wordt geacht te voldoen aan krachtens deze wet aan dat bouwmateriaal, bouwdeel of samenstel van bouwmaterialen of bouwdelen dan wel die bouwwijze gestelde eisen.
Bouwbesluit 2003 § 1.4 CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen Artikel 1.6 Lid 1. Het is verboden voor een bouwproduct waarvoor een CE-markering als bedoeld in de richtlijn bouwproducten is vastgesteld een op de eisen waarop die CE-markering betrekking heeft toegesneden nationale kwaliteitsverklaring te eisen of verplicht te stellen. Lid 2. Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwproduct waarvoor een op die eis toegesneden CE-markering is afgegeven, is aan de betreffende eis voldaan indien dat bouwproduct overeenkomstig de CE-markering is toegepast. Lid 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een bouwproduct waarvoor een verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten is afgegeven. Artikel 1.7 Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwproduct of bouwproces en daarvoor een op die eis toegesneden kwaliteitsverklaring is afgegeven op basis van een door Onze Minister erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw, is aan de betreffende eis voldaan indien dat product, of dat proces overeenkomstig de kwaliteitsverklaring is toegepast. Artikel 1.8 Lid 1. Het is verboden een bouwproduct in de handel te brengen, waarvoor overeenkomstig de richtlijn bouwproducten is vastgesteld dat het een CEmarkering moet dragen, indien dat product:
Pagina 34 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
a.
b.
niet zodanige eigenschappen bezit dat het bouwwerk waarin het is verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kan voldoen aan de fundamentele voorschriften als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn bouwproducten, of niet is voorzien van de daarop betrekking hebbende CE-markering.
Lid 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwproducten waarvoor een verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten is afgegeven, en op bouwproducten ten aanzien waarvan Onze Minister met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten heeft bepaald dat zij binnen Nederland in de handel mogen worden gebracht. Lid 3. Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod is een strafbaar feit. Artikel 1.9 Lid 1. Het is verboden een bouwproduct, een aan dat product bevestigd label, de verpakking van een bouwproduct of de begeleidende handelsdocumenten te voorzien van een markering die gelijkenis vertoont met een CE-markering, als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van de richtlijn bouwproducten. Lid 2. Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod is een strafbaar feit. Artikel 1.10 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent hetgeen met het oog op de implementatie van de richtlijn bouwproducten regeling behoeft. Regeling Bouwbesluit Afdeling 1.4 CE-markeringen Artikel 1.10
Lid 1. De minister draagt zorg voor publicatie in de Staatscourant van de referenties van: a. b. c. d.
geharmoniseerde normen, voor zover die niet overeenkomstig de daarvoor krachtens de richtlijn bouwproducten geldende procedure in Nederlandse normen zijn getransponeerd; Nederlandse normen waarin de op die normen betrekking hebbende geharmoniseerde normen zijn getransponeerd; goedkeuringsrichtlijnen voor Europese technische goedkeuringen als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de richtlijn bouwproducten; overeenkomstig artikel 4, derde lid, en artikel 5, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten aan Nederland gezonden nationale technische specificaties. 13
Lid 2. De publicatie geschiedt: a.
voor de in het eerste lid, onder a, b en d, bedoelde referenties: zo spoedig mogelijk na publicatie door de Europese Commissie van de Pagina 35 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
b.
referenties van de geharmoniseerde normen en nationale technische specificaties in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen; voor de in het eerste lid, onder c, bedoelde referenties: binnen een redelijke termijn nadat de Europese Commissie de desbetreffende definitieve goedkeuringsrichtlijnen aan de lidstaten heeft bekendgemaakt.
Artikel 1.11
Lid 1. Een bouwproduct dat in overeenstemming is met een geharmoniseerde of Nederlandse norm of een nationale technische specificatie, als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder a, b of d, is met ingang van de datum, die daartoe is aangegeven in het Publicatieblad van de Europese gemeenschappen, overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften van de richtlijn bouwproducten voorzien van de CE-markering en de daarbij behorende opschriften die op dat product betrekking hebben. Lid 2. De fabrikant van een bouwproduct of zijn in een lidstaat gevestigde gemachtigde is bevoegd na een publicatie, als bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, onder a, de CE-markering en de daarbij behorende opschriften die op dat product betrekking hebben, overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften van de richtlijn bouwproducten aan te brengen op een bouwproduct, op een aan het product bevestigd label, op de verpakking ervan of op een begeleidend handelsdocument, indien het product: a. b. c.
in overeenstemming is met op dat product betrekking hebbende Nederlandse normen waarin de daarop betrekking hebbende geharmoniseerde normen zijn getransponeerd, in overeenstemming is met een op dat product betrekking hebbende nationale technische specificatie of anderszins in overeenstemming is met geharmoniseerde normen.
Lid 3. De fabrikant van een bouwproduct of zijn in een lidstaat gevestigde gemachtigde is bevoegd na een bekendmaking als bedoeld in artikel 1.10, tweede lid, onder b, de CE-markering en de daarbij behorende opschriften die op dat product betrekking hebben, overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften van de richtlijn bouwproducten aan te brengen op een bouwproduct, op een aan het product bevestigd label, op de verpakking ervan of op een begeleidend handelsdocument, indien het product in overeenstemming is met een voor dat product verleende Europese technische goedkeuring. Lid 4. Indien voor een bouwproduct overeenkomstig hoofdstuk V van de richtlijn bouwproducten een conformiteitsverklaring dan wel een conformiteitscertificaat is afgegeven wordt dat product geacht in overeenstemming te zijn met: a. b. c. d.
een norm als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder a of b; een technische goedkeuring als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder c; een technische goedkeuring als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten, of; een technische specificatie als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder d.
Pagina 36 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Artikel 1.12
Lid 1. De minister wijst certificatie- en inspectie-instellingen en testlaboratoria aan, die de taken, bedoeld in artikel 16 onderscheidenlijk artikel 18 van de richtlijn bouwproducten, uitvoeren. Lid 2. De minister kan aan een aanwijzing voorschriften verbinden. Lid 3. De minister kan maximum tarieven vaststellen voor de taken, die de op grond van het eerste lid aangewezen instellingen ter uitvoering van de artikelen 16 en 18 van de richtlijn verrichten. Lid 4. De minister kan de aanwijzing intrekken, indien de desbetreffende instelling de aan de aanwijzing verbonden voorschriften als bedoeld in het tweede lid niet naleeft, en indien hij van oordeel is dat de desbetreffende instelling niet meer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1.13, tweede en derde lid. Artikel 1.13
Lid 1. Een instelling als bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, wordt door de minister aangewezen, indien zij: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
rechtspersoonlijkheid bezit, een vestiging in Nederland heeft, beschikt over bekwaam personeel, beschikt over doeltreffende voorzieningen, onpartijdig is, beschikt over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld, zorgvuldig is, verzekerd is voor beroepsaansprakelijkheid, en geen nevenactiviteiten verricht die het vertrouwen in de instelling kunnen schaden.
Lid 2. Of een instelling aan de in het eerste lid, onder c, d, e, f en g, genoemde eisen voldoet, wordt beoordeeld volgens de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage II bij deze regeling. Lid 3. Uitbesteding van werkzaamheden in het kader van artikel 16 of 18 van de richtlijn is toegestaan, indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage III bij deze regeling. Artikel 1.14
Lid 1. De op grond van artikel 1.12, eerste lid, aangewezen instelling vrijwaart de minister van enige aansprakelijkheid, voortvloeiend uit de taken die zij verricht ter uitvoering van artikel 16 of 18 van de richtlijn bouwproducten. Lid 2. Een op grond van artikel 1.12, eerste lid, aangewezen instelling verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Lid 3. Een op grond van artikel 1.12, eerste lid, aangewezen instelling stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag op van de werkzaamheden die in het daaraan Pagina 37 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
voorafgaande kalenderjaar ter uitvoering van artikel 16 of artikel 18 van de richtlijn bouwproducten zijn verricht. Het verslag wordt gezonden aan de minister en in afschrift aan de VROM inspectie en algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 1.15
De minister kan ten aanzien van bouwproducten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten, die niet vallen onder artikel 4, tweede lid, van die richtlijn, toestemming verlenen voor het in de handel brengen daarvan. Artikel 1.16
Lid 1. De minister maakt eenmaal per kalenderjaar in de Staatscourant een overzicht bekend van de in artikel 1.12, eerste lid, genoemde instellingen. Lid 2. De minister draagt zorg voor de opstelling en bekendmaking van een overzicht, alsmede van wijzigingen van dat overzicht van bouwproducten als bedoeld in artikel 1.15. Dit overzicht bevat tevens bouwproducten als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten. Lid 3. De minister draagt eenmaal per kalenderjaar zorg voor opstelling en bekendmaking van een overzicht van bouwproducten die overeenkomstig de richtlijn bouwproducten zijn voorzien van de CE-markering en waarvan is aangetoond dat die producten in overeenstemming zijn met de bij of krachtens het besluit gegeven voorschriften, voor zover die voorschriften van belang zijn voor die producten. Afdeling 1.5 Erkende kwaliteitsverklaringen Artikel 1.17
Een instelling die overeenkomstig artikel 16 van de richtlijn bouwproducten door de lidstaat van oorsprong is erkend met het oog op het afgeven van kwaliteitsverklaringen voor andere lidstaten, wordt gelijkgesteld met een door de minister aangewezen onafhankelijk deskundig instituut als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel i, van de Woningwet. 14 Artikel 1.18
Als merkteken voor een door de minister erkende kwaliteitsverklaring bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Woningwet en artikel 1.6 van het besluit, worden aangewezen: a. b. c. d.
het woordmerk "KIWA" voor kwaliteitsverklaringen die betrekking hebben op bouwmaterialen of bouwdelen voor waterleidingsinstallaties; het woordmerk "KEMA" voor kwaliteitsverklaringen die betrekking hebben op bouwmaterialen of bouwdelen voor elektriciteitsinstallaties; het woord- of beeldmerk "KOMO" voor kwaliteitsverklaringen die betrekking hebben op andere bouwmaterialen, bouwdelen, of bouwwijzen; het merkteken dat wordt gevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.17, voor kwaliteitsverklaringen ter zake van bouwproducten waarop die erkenning betrekking heeft, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 16, vierde lid, derde volzin, van de richtlijn bouwproducten. Pagina 38 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Artikel 1.19
De minister draagt eenmaal per kalenderjaar zorg voor opstelling en bekendmaking van een overzicht, alsmede van wijziging van dat overzicht, van bouwmaterialen en bouwdelen waarvoor een door de minister erkende kwaliteitsverklaring als bedoeld in artikel 1.6 van het besluit is afgegeven.
Pagina 39 van 40
Private kwaliteitsborging in de bouwregelgeving | 14 januari 2011
Bronnen
1.
2. 3.
4. 5. 6. 7.
8.
9. 10. 11. 12. 13.
14.
15. 16. 17. 18. 19.
20.
Privaat wat kan, publiek wat moet. Vertrouwen en Verantwoordelijkheid in het Bouwproces, Commissie Fundamentele Verkenning Bouw (Commissie Dekker), 14 mei 2008 Actieplan Aanbevelingen Commissie Dekker, 6 augustus 2009 „Vertrouwen en betrouwbaarheid‟: Een visie op de functionaliteit van de bouwregelgeving. Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw, januari 2009 Marktonderzoek productinformatie door middel van CE-markering en kwaliteitsverklaringen, PRC, 14 juni 2010 Achtergronden en relatie CE markering met private certificaten (I+II), in Bouwregels in de praktijk (2006, nr. 6 nr. 7) door C. van den Thillart De prestatieverklaring in de nieuwe Europese verordening bouwproducten, door ing. H. Wever MSc en dr.ir. C.C.A.M. van den Thillart Bekendmaking Tripartiete Overeenkomst tussen de Raad voor Accreditatie, de Stichting Bouwkwaliteit en de Minister van VROM, Staatscourant 11 juli 2006, nr. 132 / pag. 11 Toezicht of vertrouwen op private certificering en publieke kwaliteitseisen? Nota aan MT-BZ van de VROM-Inspectie van M. van der Voort dd. 13 november 2008 Certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 304, nr. 1 van 14 november 2003 Metarapportage Kwalibo 2008, augustus 2009 (projectnummer: O_VROM_P2008-Kwalibo) Metarapportage Kwalibo 2009, september 2010 (projectnummer (O_VROM_P2009-Kwalibo) Metarapportage ETS-accreditatie 2008, 20-08-2009 (projectnummer: OVROM-P2008) Metarapportage in opdracht van VROM voor de ETS geaccrediteerde instellingen op basis van RvA beoordelingen in 2009, 10 juni 2010 (projectnummer: O_VROM_P2009) CE-markering volgens Richtlijn Bouwproducten 89/106/EC, Metarapportage in opdracht van VROM over de activiteiten in 2006 van de in Brussel aangemelde Nederlandse instellingen, 12-06-2008 (projectnummer P-VROMMETA08) Brief VROM-Inspectie 16 juli 2010 kenmerk 201020350. Onderwerp: Wijzigingsblad BRL4101-7 Gecertificeerde bouwplantoetsing, ing. Gert-Jan van Leeuwen in Bouwregels in de praktijk (pm nr.) 2010 Verslag workshop certificering 15-02-2010 (VI-intern) Interview verslag “Succesvol Inspecteren”, ir. Jan van der Poel, Raad voor Accreditatie, 4 oktober 2010 te Utrecht Notitie: juridisch advies BRL-lijm (en Voorschrift monitoringsverplichting in de (bouwvergunning/)omgevingsvergunning activiteit bouwen, Instituut voor Bouwrecht, 9 december 2010 Certificatie en regeldruk: Inventarisatie van certificatie voor ACTAL, Berenschot 15 maart 2010.
Pagina 40 van 40