VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
THEMA’S: • Private kwaliteitsborging • Isolatie
Nr. 1/2 • Jaargang 1 • januari/februari 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
ALTIJD EN OVERAL TOEGANKELIJK Al uw vragen over bijvoorbeeld het Bouwbesluit, brandveiligheid of andere praktische informatie kunt u nu snel en eenvoudig op 1 centrale plek vinden.
1 maand gratis via omgevingindepraktijk.nl/gratis
Omgeving in de praktijk.nl
Inhoud
6
22
Private Kwaliteitsborging 6 Kwaliteitsborging vraagt conceptdenken
Isolatie En verder 5 Column 22 Cono Kaasmakers bouwt kaasmakerij onder architectuur 17 Bestuursrechtelijke handhaving
9 CE-markering roept veel vragen op
26 Built 4U ontleed
13 Contouren private kwaliteitsborging steeds duidelijker
30 Productnieuws Uitgelicht
28 Productnieuws
31 Octrooi
bij private kwaliteitsborging 19 Afscheid stedenbouwkundige bepalingen Bouwverordening 32 Vraag en antwoord 34 Bouwrecht 37 Nieuws 40 NEN Nieuws 45 Verenigingsnieuws VBWTN
VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
Voorpagina
Col ofon HOOFDREDACTIE Ing. Frank de Groot Katja van Roosmalen REDACTIE Wico Ankersmit (directeur Vereniging BWT Nederland) Mr.drs. Hans Damen (Rho adviseurs voor leefruimte) Drs. Bart Dunsbergen (Ministerie BZK, Wonen en Bouwen) Ir. Hajé van Egmond (Instituut voor Bouwkwaliteit) Ir. Annet van der Horn (NEN Bouw) Ing. Gert-Jan van Leeuwen (Instituut voor Bouwkwaliteit) Drs. ing. Harry Nieman (Instituut voor Bouwkwaliteit) Dr. ir. C.C.A.M. (Caspar) van den Thillart (adviseur CE-markering en industrieel bouwen) Alle bijdragen worden op persoonlijke titel geschreven. UITGEVER Marcel Jille (
[email protected])
VORMGEVING De Opmaakredactie, Wehl ABONNEMENTEN BIM Media Klantenservice, Postbus 16262, 2500 BG Den Haag, tel (070) 304 67 77;
[email protected] Abonnementen: € 203,- (excl. btw), losse nummers € 27,50 (excl. btw) Verschijnt 10 maal per jaar. Een abonnement geldt steeds voor een jaar en kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Het abonnement wordt automatisch met een jaar verlengd, tenzij uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het abonnementsjaar schriftelijk wordt opgezegd bij BIM Media Klantenservice. Vanwege de aard van de uitgave, gaat BIM Media uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht.
Ontwerp: Bastiaan Jongerius Architecten Het ontwerp en de
ADVERTENTIE-ACQUISITIE Rob Koppenol (
[email protected]), 070- 399 00 00
duurzaamheids gedachte komen
www.omgevingindepraktijk.nl | www.nbd-online.nl
samen in de
THEMA’S: Private kwaliteitsborging p. 20
Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst en om u van informatie te voorzien over BIM Media bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Als u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij BIM Media Klantenservice, postbus 16262, 2500 BG Den Haag. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.bimmedia.nl/leveringsvoorwaarden. ISSN: 1382-4937
EINDREDACTIE Ingrid de Zwart-Schaap (
[email protected])
CONO Kaasmakerij
Leden van de Vereniging BWT Nederland dienen met betrekking tot wijzigingen/opzegging lidmaatschap contact op te nemen met de ledenadministratie van de Vereniging BWT Nederland tel. 0318-438340.
© BIM Media 2015 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 10. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 09. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. Aangeleverde artikelen kunnen worden hergebruikt voor elektronische doeleinden.
Isolatie p. 36
Jaargang 1 • januari/februari 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
colonnade van CONO Kaasmakerij.
Adverteerdersindex AT Osborne 47 NEN42 Troelstra & de Vries 48
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 3
Alles wat u moet weten over het Bouwbesluit vindt u in de Bouwbesluitboeken VERBEELDING BOUWBESLUIT 2012 BOUWFYSICA In dit boek krijgt u door middel van tekeningen de technische eisen aan gebouwen voor wat betreft de bouwfysica in het Bouwbesluit uitgelegd. Deze uitgave is geoptimaliseerd met een verdiepingsslag en met het toevoegen van praktijkgerichte aandachtspunten bij de tekeningen. Auteurs: ing. D.M. Hellendoorn en ing. H. Harbers
Nieuwe uitgav e Nu met 25% introductiekorting!
ISBN: 9789462451292 Prijs: nu voor € 88,43* (normaal € 117,91*)
VERBEELDING BOUWBESLUIT 2012 ALGEMEEN BOUWKUNDIG In dit boek krijgt u aan de hand van beeld uitleg van de artikelen uit het Bouwbesluit. Door de overzichtelijke presentatie en het gebruik van eenduidige symbolen en afkortingen vindt u snel de gezochte informatie. Auteurs: ing. D.M. Hellendoorn, ing. H. Harbers, ing. M.I. Berghuis, ing. M.J. Dunnink en ing. P.J. van der Graaf ISBN 9789462450844 Prijs € 124,98*
BOUWBESLUIT 2012 MET TOELICHTING EN COMMENTAREN Met dit boek heeft u in één boek alle relevante toelichtingen van Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012. De officiële teksten van de toelichting van de Nota’s van toelichting uit de afzonderlijke Staatsbladen en de Toelichtingen uit de afzonderlijke Staatscouranten zijn ‘in elkaar geschreven’, zodat er twee leesbare integrale toelichtingen zijn ontstaan. Auteurs: M. van Overveld, M.I. Berghuis en P.J. van der Graaf Aantal pagina’s: 556 ISBN 9789462451100 Prijs € 65,99* *Prijs is exclusief btw en verzendkosten
De boeken uit de Reeks Bouwbesluit Praktijk bevatten informatie over de toepassing van Bouwbesluit 2012. Zowel in tekst als in afbeeldingen zijn de voorschriften uitgelegd. De auteurs van deze boeken hebben dagelijks beroepsmatig met het Bouwbesluit te maken en hun expertise staat garant voor de deskundige en praktische benadering van dit complexe onderwerp.
Kijk voor meer informatie of uw bestelling op www.bimmedia.nl/bouwbesluitboeken14 of bel naar 070 304 67 77.
Column
Van Bouwregels naar Bouwkwaliteit De bouw kent het laatste decennium een heel nieuw woordenboek. Samenwerkingsverbanden, kluswoningen, pop-up stores, blokverkaveling, private kwaliteitsborging en bimmen zijn slechts enkele voorbeelden. De veranderingen in de vraag, de regelgeving, aansprakelijkheden en het bouwproces vragen om een nieuwe benadering. Daarom komt er wat ons betreft een nieuwe naam bij: Bouwkwaliteit in de praktijk. Het is de titel van ons nieuwe magazine, maar staat voor veel meer…
D
e bouwsector heeft zware jaren achter de rug: doorgaan op de oude aanbodgestuurde wijze heeft geen toekomst meer. De bouw wordt volledig vraaggestuurd. Dat betekent meer aandacht voor bouwkwaliteit, aansprakelijkheid, verzekerbaarheid, energiezuinigheid, duurzaamheid en industrialisatie van het bouwproces. De verantwoordelijkheid voor de geboden kwaliteit wordt nadrukkelijker bij de markt gelegd: daar waar die verantwoordelijkheid ook hoort. Het wetvoorstel Wet Kwaliteitsborging neemt hierin het voortouw. Dat betekent dat de bouwsector nu aantoonbaar kwaliteit moet gaan leveren.
afname van de – nog altijd hoge – faalkosten in de bouw en een verhoging van de bouwsnelheid. Kwaliteit en bouwregelgeving zijn niet los van elkaar te zien. Deregulering dwingt de markt tot innoveren en kwaliteitsborging. Uitgever en redactie bieden met Bouwkwaliteit in de praktijk een uniek vakblad voor private en publieke partijen om samen de bouwkwaliteit en bouwregelgeving naar een hoger plan te tillen en iedereen wegwijs te maken in nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. Wij wensen u veel leesplezier!
De wil om kwaliteit te leveren is er. We zien dat leveranciers hierop inhaken door duurzame producten en productiemethoden te ontwikkelen. En ook architecten tonen zich kwaliteitsbewust. Was het tien jaar geleden nog de esthetiek die in het oog sprong, nu zien we dat zij hun signatuur afgeven door alle aspecten op het terrein van duurzaamheid mee te nemen in hun ontwerp. Architecten zijn ook niet langer primair als ‘bouwheer’ aanwezig op de bouwplaats. Hun nieuwe rol is die van ‘bouwmaat’ en partner die ervoor zorgt dat opdrachtgevers niet voor verrassingen komen te staan. De toenemende vraag naar kwaliteit en duurzaamheid leidt ook tot complete renovatie-, schil- en zelfs woningconcepten die worden ontwikkeld door bouwbedrijven en toeleverende industrie. Er wordt hard gewerkt aan certificatie van die complete concepten. Dat biedt meer zekerheid voor de afnemer. Zo krijgt hij de kwaliteit die hij verwacht. Industrialisatie van het bouwproces leidt daarnaast tot een
Katja van Roosmalen Frank de Groot Hoofdredactie Bouwkwaliteit in de praktijk | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 5
Heijmans profileert zich als kennisbedrijf
Kwaliteitsborging vraagt conceptdenken
‘We halen nu 0,9 opleverpunten per woning’, zegt Ton Hillen, Lid raad van bestuur van Heijmans. Een opvallend goede score in een markt waarin minimaal twintig opleverpunten per woning meer regel dan uitzondering was. Industrieel werken, ketensamenwerking en bewustwording zijn daarbij belangrijke succesfactoren. De uitvoerende bouw lijkt dus klaar voor een aanscherping van de aansprakelijkheid die het concept van de Wet Kwaliteitsborging voorstaat. Ton Hillen vindt de voorgestelde aanpassingen in het Burgerlijk Wetboek echter veel te ver gaan: ‘Alle verantwoordelijkheid wegleggen bij de aannemer is verkeerd beleid. Ik ben absoluut een voorstander van private kwaliteitsborging, maar de opdrachtgever dient ook zijn verantwoordelijkheid te nemen.’ Tekst ing Frank de Groot 6 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Ton Hillen van Heijmans: ‘We halen nu 0,9 opleverpunten per woning. Industrieel werken, ketensamenwerking en bewustwording zijn daarbij belangrijke succesfactoren.’
Private kwaliteitsborging
‘B
ouwbedrijven moeten meer aan pre-engineering doen: details die we vroegtijdig bedenken, moeten later ook passen. Aan de voorkant moeten we meer een kennisbedrijf worden’, zegt Ton Hillen. Heijmans profileert zich nadrukkelijk als kennisbedrijf. Dat blijken geen holle woorden, gezien de vele innovaties binnen het bedrijf. Zo ontwikkelde het bedrijf ‘Heijmans ONE’: een verplaatsbaar huis voor eenpersoonshuishoudens, gemaakt van duurzame materialen. En wat te denken van het Bright House: een innoverend energie leverend nieuwbouwconcept met een epc van -0,65, of het energieneutrale renovatieconcept Zero Ready. Daarnaast is Heijmans bezig met de ontwikkeling van 3D-printtechnologie voor woningen. In Grijpskerke (ZL) werden verder in 2011 negentien energieneutrale grondgebonden woningen opgeleverd. De bewoners hebben een garantie voor tien jaar gekregen dat de woningen netto geen energie kosten. Het energieprestatiecontract is het resultaat van deelname aan de Energiesprong Innovatie regeling ‘Nul op de Meter Prestatiecontracten’, in samenwerking met ontwikkelaar Marsaki. Bewoners wordt in ruil voor hun energiedata gegarandeerd dat zij tien jaar lang netto geen energie verbruiken. Mocht onverhoopt de installatietechniek niet naar behoren functioneren, dan worden de bewoners hiervoor gecompenseerd. Daarnaast streeft de bouwer ook nog naar nul opleverpunten. Het zijn maar enkele voorbeelden van de uitdagingen die het bouwbedrijf aangaat om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen, zoals de verschuiving van publieke kwaliteitsborging naar de private markt en de verplichting om energieneutraal
te bouwen in 2020. Hillen: ‘Ons adagium is niet voor niets “Bouwen aan de contouren van morgen”.’
Kwaliteitsdenken ‘We halen nu 0,9 opleverpunten per woning’, zegt Hillen. ‘Industrieel werken, ketensamen werking en bewustwording zijn daarbij belangrijke succesfactoren. Industrieel werken is daarbij vooral procesbeheersing, pre-engineering en prefabricage. Prefabricage vraagt pre-engineering: van tevoren alles uitdenken. Het liefst driedimensionaal, zodat aansluitproblemen al vroegtijdig worden gesignaleerd.’ We moeten volgens Hillen af van ad-hoc beslissingen op de bouwplaats om fouten te herstellen: ‘Dat kost tijd en geld. Door prefabricage kun je onder geconditioneerde omstandigheden bouwen en een hogere kwaliteit halen. Bovendien zijn de arbeidsomstandigheden bij prefabricage beter. Door de bouwdelen goed te construeren hoef je op de bouwplaats alleen nog te assembleren, maar moet je wel de aansluitingen tussen de elementen goed beheersen.’ Volgens hem zorgen prefabricage en standaardisatie niet alleen voor veel minder faalkosten, maar ook een hogere bouwsnelheid en hogere eindkwaliteit, zoals bij het Heijmans huismerk. ‘Je kunt wel maatpakken aanbieden, maar dan worden woningen onbetaalbaar. Wij bieden confectie, zoals dat ook werkt bij kleding en auto’s. Binnen ons confectieaanbod is er voldoende keuze om onze klanten het gevoel van een uniek huis te geven. Je kunt binnen bepaalde marges de woning vrij indelen en je hebt keuzevrijheid ten aanzien van de gevels.’ Ketensamenwerking is de tweede succesfactor: zorg dat je onderaannemers en toeleveranciers precies weten welke kwaliteit jij verwacht: ‘Je
Negentien energieneutrale grondgebonden woningen in Grijpskerke.
kunt wel inkopen op de laagste prijs, maar dat gaat vaak ten koste van de kwaliteit. Het is beter om goede samenwerkingsverbanden met een groep vaste bouwpartners af te sluiten en de tevredenheid van klanten jaarlijks te meten. In alle gevallen coöperatie gaat me daarin wat te ver, omdat wij de vrijheid willen hebben om te kiezen. Maar het is uiteraard van groot belang dat onze bouwpartners hetzelfde doel voor ogen hebben als wij: en dat is kwaliteit en nul opleverpunten!’ De derde succesfactor is bewustwording. Hillen daarover: ‘Zorg dat je mensen op de werkvloer zich ervan bewust zijn wat de gevolgen kunnen zijn van bepaalde nalatigheden of verkeerde keuzen. Energieneutraal bouwen vraagt bijvoorbeeld ook luchtdicht bouwen en dan moet je dus voorkomen dat er luchtlekken resteren door slecht aansluitende isolatie of gaten. Even een gaatje boren in een luchtdichte laag kan grote gevolgen hebben. Leg je mensen daarom uit wat luchtdicht bouwen is. Leer ze ook respect te hebben voor andermans werk. En wees kritisch op aansluitpunten waar de techniek van verschillende disciplines samenkomt. Overleg tijdig met elkaar.’
Innoveren ‘De bouw kruipt moeizaam uit de crisis. Als je nu stilzit en doet wat je altijd hebt gedaan dan blijft het schraalhans keukenmeester’, constateert Hillen. We moeten juist nu innoveren; maar in de praktijk is het 95 procent verbeteren en slechts vijf procent echt vernieuwen. Daarnaast er is nu nog overcapaciteit in de bouw, waardoor de prijsdruk hoog blijft. We moeten daarom onze organisatie lean & mean maken en nadenken over hoe het anders kan. Innovatie staat binnen Heijmans op een apart plan: vernieuwing wordt apart aangestuurd en
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 7
→
Heijmans Bright House-concept met een epc van -0,65.
daar reserveren we ook budget voor. Bedrijfsmatig kijken we steeds welke ideeën er wel of niet verder ontwikkeld kunnen worden.’ Hij noemt diverse voorbeelden van innovatieve ontwikkelingen binnen Heijmans, zoals zelfreflecterende wegdekbelijning (Smart Highway) die de wegen in landen zonder openbare verlichting in buitengebieden een stuk veiliger maakt. Ook worden diverse nieuwe duurzame technieken ontwikkeld, zoals 3Dprinting, IRWES en Hydrea Thermpipe. Daarbij staat IRWES voor het ‘Integrated Roof Wind Energy System’. Dat systeem maakt gebruik van de wind die tegen een hoog gebouw aan botst. De wind wordt ‘gevangen’ en door een vernauwing naar een turbine geleid. De vernauwing zorgt voor een windversnelling (het zogenaamde venturi-effect), waardoor het rendement toeneemt. Dankzij de versnelling in de turbine is een zwakke bries al bruikbaar. Het windsysteem wordt volledig in de gevel of het dak geïntegreerd. IRWES is een ontwikkeling van IBIS Power met ondersteuning van Heijmans. De Hydrea Thermpipe maakt warmtewinning mogelijk uit rioolwater. Verder streeft Heijmans naar vergaande afvalscheiding op bouwplaatsen: momenteel wordt al bijna 100% van het bouwafval gescheiden en 90% komt terug in de cyclus als grondstof of groene energie. Verder wordt gestreefd naar her gebruik van materialen, volgens de principes van de circulaire economie. Concreet stuurt Heijmans op de volgende ambities met betrekking tot vernieuwing en daarmee verduurzaming: • In 2020 leveren onze producten energie op, in plaats van dat ze energie kosten. • In 2020 zijn onze gebouwen, kunstwerken en wegen maximaal recyclebaar. • In 2020 dragen onze objecten en oplossingen bij aan een betere ruimtelijke kwaliteit.
Denken in concepten Heijmans is ook volop bezig met de ontwikkeling van complete woningschil-, woningen renovatieconcepten. Zoals de al eerder 8 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Renovatieconcept Zero Ready.
genoemde Heijmans ONE. Hillen: ‘In 2050 telt Nederland naar verwachting circa 700.000 net-afgestudeerden tussen 25 en 35 jaar. Net hun eerste baan, alleenstaand en op zoek naar betaalbare woonruimte. Die vraag willen we koppelen aan leegstaande gebieden in en rond steden die ooit door gemeenten of projectontwikkelaars zijn aangekocht voor woning- en utiliteitsbouw, maar door de crisis braak liggen. Deze ‘pauzelandschappen’ bieden een uitstekende locatie voor ons verplaatsbare energieleverend huis voor eenpersoonshuishoudens. Je maakt zo’n gebied dan weer dynamisch.’
Woning levert energie Maar Heijmans heeft nog meer pijlen op de boog, zoals het energieleverende Heijmans Bright House-concept met een epc van -0,65 (voor zover de huidige rekenmethode geschikt is voor dergelijke woningen). Deze woning levert energie en is eigentijds vormgegeven. ‘Maar de grootste uitdaging ligt in de bestaande bouw: die moet ook energiezuiniger worden gemaakt. Daartoe heeft Heijmans recentelijk het renovatieconcept Zero Ready ontwikkeld. Hierbij worden bestaande grondgebonden woningen in tien dagen energie neutraal gemaakt, met de garantie dat ze dertig jaar rendabel zijn.’ Hillen ziet de woningmarkt snel veranderen: ‘Gebouwen kunnen, door gebruik van duurzame energie of restwarmte, in toenemende mate voorzien in hun eigen energieverbruik en zelfs leveren aan de omgeving. Wellicht bieden we als bouwbedrijf in de toekomst wel een woning aan tegen vaste maandlasten, in plaats van een eenmalige koopprijs. Je biedt dan een woning aan, inclusief onderhouds- en energiekosten. In de wegenbouw wordt dit al langer gedaan, maar in de utiliteitsbouw bieden we ook al 25 jaar onderhoud aan. Dat dwingt je in de ontwerpfase al over de materialisering na te denken en een visie te ontwikkelen hoe je woonlasten verkoopt.’ Met de ontwikkeling van schil-, casco- en zelfs complete woonconcepten door bouwbedrijven
lijkt de architect – de bouwmeester van weleer – links en rechts te worden ingehaald. Gaat de rol van de architect daardoor ook veranderen? ‘Ik denk het wel’, reageert Hillen. ‘De architect had vroeger de leiding in het bouwproces, maar de regie verschuift naar het bouwbedrijf. Wij gaan steeds meer prototypes ontwikkelen, waarbij je de smoel van een gebouw eenvoudig kunt muteren. De aloude chef tekenkamer die met het rode potlood door de tekenkamer liep is verleden tijd. Ik zie wel een zwaardere ontwerprol voor architecten bij complexe binnenstedelijke projecten, die maatwerk vragen. Daar heb je ook met veel stakeholders te maken en is inpassing van het object in de bestaande context eveneens van groot belang.’
Private kwaliteitsborging Is de ontwikkeling van casco-, schil- en woningconcepten een antwoord op de gevolgen van de op komst zijnde Wet Kwaliteitsborging die door aanpassing van het Burgerlijk Wetboek de aansprakelijkheid voor gebreken duidelijker en dwingender bij de aannemer wil leggen? Hillen schuift aan het eind van het gesprek op het puntje van zijn stoel: ‘De opdrachtgever hoort de leidende rol en verantwoordelijkheid te dragen, niet de aannemer. Woningcorporaties, ontwikkelaars en andere professionele opdrachtgevers hebben genoeg kennis in huis. Alle verantwoordelijkheid wegleggen bij de aannemer is verkeerd beleid. Ik ben absoluut een voorstander van private kwaliteitsborging, maar niet op deze wijze. Dit gaat leiden tot jarenlange procedures omdat een consument vindt dat een blaasje op de muur een gebrek is waarvoor hij vijftien maanden lang vijf procent van de bouwsom kan achterhouden. Nou, ik kan je wel vertellen dat de prijzen dan ook omhoog gaan. We hebben al prachtige instrumenten om de kwaliteit te borgen, zoals Woningborg en SWK. Gebruik die dan! Wij moeten als opdrachtnemers durven zeggen: onder die condities doen we het niet. We zijn niet het afvoerputje van de bouw. En verlaag de leges als toezicht en toetsing naar de private markt gaan.’
←
Private kwaliteitsborging Bijeenkomst Communicatieplatform CE-markering
CE-markering roept veel vragen op
Foto: Hornbach.
De Europese Verordening bouwproducten (CPR) bepaalt uitdrukkelijk dat de CEmarkering het enige merkteken is dat verklaart over de productprestaties ten aanzien van de essentiële kenmerken. Dat heeft in Nederland vergaande consequenties voor het erkende stelsel van kwaliteitsverklaringen, zoals de veelgebruikte KOMO kwaliteitsverklaringen. Welke? Zelfs de Inspectie Leefomgeving en Transport weet het niet precies. ‘Mag ik als burger Kiwa vragen een product voor mij te testen op essentiële kenmerken?’, was de vraag uit de zaal tijdens een plenaire bijeenkomst op 11 december 2014 bij het Ministerie van BZK. Helaas kon drs. ing. R.A.H. Baaten van ILT daar niet direct op reageren: ‘Ik ga het navragen…’. Tekst ing Frank de Groot
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 9
N
iet alleen onduidelijkheid over de mogelijkheid om langs private weg een product te laten testen op essentiële kenmerken, maar ook over de aansluiting van dat product op de bouwregelgeving. ‘Voor de aansluiting van een CEgemarkeerd product aan de bouwregelgeving is geen certificatie-instelling nodig. Dat is ten principale een verantwoordelijkheid van de toeleverende en de voorbereidende bouw. Een fabrikant kan wel vrijwillig laten checken of zijn product aansluit op de bouwregelgeving’, aldus de woorden van dr. ir. Caspar van den Thillart, adviseur Ministerie BZK tijdens de plenaire bijeenkomst van het Communicatieforum CE-markering in het Auditorium van het Ministerie BZK. Hij wijst vervolgens op de Tripartiete overeenkomst tussen de Stichting Bouwkwaliteit, de Raad voor Accreditatie en het ministerie over het erkende stelsel van kwaliteitsverklaringen: ‘Voor de controle op aansluitingen is een Toetsingscommissie bij de Stichting Bouwkwaliteit ingesteld. Overal waar sprake is van geharmoniseerde normen, nemen prestatieverklaringen – DOP’s – de plaats in van nationale verklaringen. Deze tripartiete overeenkomst voorziet tevens in de opname in het erkende stelsel van op het Bouwbesluit toegesneden prestatieverklaringen. De toeleverende industrie kan deze DOP’s aanbieden voor controle op hun aansluiting met het Bouwbesluit. Controle door de Toetsingscommissie levert voldoende bewijs onder welke voorwaarden dat een CE-gemarkeerd product in zijn toepassing voldoet aan het Bouwbesluit.’ Ir. Ton Jans, directeur KOMO, associeert het erkende stelsel echter met louter geaccrediteerde certificatie-instellingen: ‘Bovendien moet je nog altijd zelf kijken of de geleverde prestaties in een bepaalde toepassing aansluiten bij de prestatie-eisen in het Bouw besluit en of die prestaties ook kloppen. Vooral als er afhankelijkheid is van andere bouwdelen, zoals de afhankelijkheid van isolatiemateriaal van het toegepaste binnen- en buitenspouwblad om de Rc-waarde 4,5 m2K/W voor de gehele gevelconstructie te halen. Daar krijgt met name het MKB nog een hele kluif aan en de verzekerbaarheid komt hiermee ook onder druk, omdat je in de visie van BZK een private derde niet mag laten controleren op de correcte declaratie van essentiële kenmerken. Een bijzondere interpretatie aangezien het de producent vrij staat een essentieel kenmerk 10 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
zelf te bepalen dan wel de bepaling uit te besteden aan een derde partij. Ik vraag me af of de actoren in de bouw wel helemaal beseffen wat er op hun af komt.’ Het laatste woord is dus nog niet gesproken, maar feit is wel dat de KOMO Kwaliteitsverklaringen naar de visie van BZK en ILT sinds 1 januari 2015 geen uitspraken meer mogen doen over prestaties die verband houden met de essentiële kenmerken (zie kadertekst) van bouwproducten.
Dr. ir. Caspar van den Thillart, adviseur Ministerie BZK: ‘Bij complete schil-, renovatie- en zelfs
De prestatieverklaring Bij een CE-markering op een product hoort altijd een prestatieverklaring (Declaration of Performance, kortweg ‘DOP’). De prestatieverklaring wordt digitaal of in papieren vorm bij de CE-markering aan de klant geleverd of op een website geplaatst. De DOP moet ten minste tien jaar bewaard worden. De fabrikant of importeur legt in de DOP naast product(gegevens ten aanzien van één of meerdere essentiële kenmerken) en adresgegevens, de prestaties van het bouwproduct vast en de daarbij behorende beoogde toepassing(en). Indien de vastgelegde prestatie niet wordt geleverd, dan is de fabrikant direct aansprakelijk voor het niet correct declareren van het essentiële kenmerk en de daaruit resulterende mogelijke schade bij het disfunctioneren van het product. De CE-markering op bouwproducten is flexibel in het aantal te declareren resultaten; er geldt een minimum van één essentieel kenmerk. De bepalingsmethoden die voor een bepaald product onder de CE-markering vallen, zijn beschreven in de zogeheten annex ZA van de betreffende geharmoniseerde norm. Er moet voor ten minste één essentieel kenmerk een prestatie worden gedeclareerd ter voorkoming van lege DOP’s, maar voor het overige wordt de fabrikant hierin vrijgelaten. Verwacht wordt dat hij daarbij rekening zal houden met de markt waarin hij zijn product afzet en de vigerende eisen van de bouwregelgeving in dat marktgebied. Van belang is natuurlijk ook of de genoemde eigenschappen aansluiten bij de regelgeving, zoals het Bouwbesluit. Dat is best lastig, omdat de Nederlandse bouwregelgeving voornamelijk eisen stelt op gebouwniveau en niet op productniveau. Daarom zijn door het Nederlandse Contactpunt Bouwproducten 33 aansluitmatrices opgesteld, die per Europees mandaat (= productfamilie, waarvoor gehar-
woningconcepten zijn alle schakels onderling beter geborgd. Zo’n productbenadering kan ook – geheel of deels – op basis van CE-markering.’
moniseerde normen zijn of worden opgesteld) zijn uitgewerkt. Dan praten we over circa 500 productnormen en 2.000 testnormen. Voorbeelden van productfamilies zijn isolatieproducten, betonproducten, ramen, schoorstenen, gipsproducten, sanitair, wapeningsstaal, sanitair, hout, dakbedekkingen, bitumen, bouwlijmen en glas. In zo’n aansluitmatrix kan men zien welke prestaties van het bouwproduct – afhankelijk van het beoogd gebruik – moeten worden gedeclareerd en aan welke waarde-eis ze moeten voldoen in de prestatieverklaring, zodat daarmee is aan te tonen dat aan de Nederlandse bouwvoorschriften kan worden voldaan.
Borging kwaliteit Caspar van den Thillart deed tijdens de plenaire bijeenkomst een poging de zaal uit te leggen welke rol CE-markering kan spelen bij (private) kwaliteitsborging. Hij schreef daarover recentelijk het adviesrapport ‘CEmarkering en Private Kwaliteitsborging’1: ‘Bij private kwaliteitsborging gaat het om de totale kwaliteitsborging van het bouwproces. Drie sectoren van de bouw spelen daarin een cruciale rol: de bouwvoorbereiding, de bouwuitvoering en de bouwtoelevering. Zij vormen de drie schakels van de totale kwaliteitsborgingsketen. Bij de bouwvoorbereiding moeten ontwerp en de technische specificaties voldoen aan de bouwregelgeving. Dat kan bijvoorbeeld door middel van toetsing conform de gecertificeerde bouwplantoets volgens BRL 5019. Bij de bouwuitvoering is toezicht mogelijk volgens BRL 5006. En bij de bouwtoelevering spelen private productcertificatie en CE-markering een belangrijke rol voor het
Private kwaliteitsborging
borgen van de productprestaties in de fabriek. Omdat de bouw gefragmenteerd is, schuilt het probleem vaak in de borging van de schakels onderling. Ontstaat er tijdens het transport en opslag op de bouwplaats geen schade aan een product? Brengt die Poolse arbeider die slecht Nederlands spreekt het product juist aan? Is gecontroleerd of de CE-markering en prestatieverklaring aanwezig zijn en ook of deze voldoen aan de vraagspecificatie? Deze problematiek geeft aan dat de huidige breed gedragen erkende kwaliteitsverklaringen wel een gedeelte, maar niet de totale kwaliteitsborging van een bouwdeel afdekken.’ Voor kwaliteitsborgingsinstrumenten gebaseerd op een productbenadering, ligt de oplossing volgens Van den Thillart in upgrading van componenten tot een geheel vergunningplichtig bouwwerk. Een voorbeeld zijn de complete schil-, renovatie- en zelfs woningconcepten die momenteel op de markt worden aangeboden door consortia van bouwbedrijven, toeleveranciers en architecten. Bij dergelijke gecertificeerde bouwwerken zijn alle schakels ook onderling beter geborgd. Zo’n productbenadering kan ook – geheel of deels – op basis van CE-markering. Voor kwaliteitsborgingsinstrumenten op basis van CE-markering heeft hij in zijn rapport een aansluitdocument uitgewerkt waarin de drie borgingsschakels zijn opgenomen. Hierin staan dan de koppeling van de prestaties aan het Bouwbesluit in de ontwerpfase, en – afhankelijk van de gevolgklasse van een bouwwerk – handleidingen, attesten of procescertificaten met betrekking tot de verwerking van dat bouwproduct in een bouwwerk. ‘En ook het werken met BIM kan natuurlijk een grote bijdrage leveren aan de koppeling van alle schakels.’
Wat mag er wèl privaat worden verklaard? De vraag resteert natuurlijk welke rol private kwaliteitsverklaringen nog wel kunnen vervullen. Daarvoor is het interessant te kijken naar de uitspraken van de Landsadvocaat in het advies ‘De CE-markering bij bouwproducten - Welke ruimte resteert voor private kwaliteitsverklaringen?’ van 10 september 2014. Van den Thillart daarover: ‘Kwaliteitsverklaringen moeten gaan over het niet geharmoniseerde domein. Dat domein betreft bouwproducten met kenmerken waarvoor nog geen geharmoniseerde testmethode is ontwikkeld en andere
kwaliteitsaspecten dan die waarop Europese geharmoniseerde normen en beoordelings documenten betrekking hebben, zoals de kleur of de vorm van een product.’ Volgens het advies van de Landsadvocaat kunnen kwaliteitsverklaringen in bepaalde gevallen ook in het geharmoniseerde domein uitspraken doen over de prestaties van een bouwproduct in een bepaalde toepassing. Van den Thillart: ‘Vrij geïnterpreteerd, vormen private procescertificaten en attesten, die mede gaan over de toepassing van geharmoniseerde essentiële kenmerken volgens bovenstaand advies geen probleem, voor zover het althans geen informatie betreft die reeds in geharmoniseerde normen is vastgelegd of informatie over de prestaties van essentiële kenmerken. Indien het attest productoverstijgend is en over de prestaties van een samengesteld product of kit gaat, waarvoor geen geharmoniseerde norm beschikbaar is, vormt deze uitleg geen probleem. De certificatie-instelling mag in zo’n attest echter geen extra eisen stellen aan de samenstellende basisproducten met CE-markering of controles op die CE-gemarkeerde producten uitvoeren.’ De CE-adviseur ziet overigens wel beperkingen bij het Nederlandse attest met productcertificaat: ‘Hiervoor geldt feitelijk dat het attestgedeelte niet meer is dan een technische beschrijving van de verwerking door de aannemer. Zowel attesten van private keurmerken als installatie-instructies van de CE-markering gaan uit van goed vakmanschap. Een attest heeft voor de borging van de verwerking op de bouwplaats dan ook geen toegevoegde waarde ten opzichte van een Manual van een CE-gemarkeerd product waarin de fabrikant zelf beschrijft hoe dat product moet worden verwerkt. Feitelijk wordt impliciet verondersteld dat de aannemer de instructies van het attest of de technische documentatie correct opvolgt. Dat is helaas vaak een illusie. Of een attest voor een bouwproduct voldoende is voor een kwaliteitsborgingsinstrument hangt af van de gevolgklasse van het bouwwerk, waarin dat product wordt verwerkt. Voor een dakkapel ligt dat anders dan voor een kerncentrale.’
Handhaving R. Baaten van ILT mocht de zaal uitleggen wat de rol van ILT is bij de handhaving van CE-markering. ‘Het is niet toegestaan om essentiële kenmerken te claimen met behulp
R. Baaten van ILT: ‘Het is niet toegestaan om essentiële kenmerken te claimen met behulp van een al of niet erkende kwaliteitsverklaring.’
van een al of niet erkende kwaliteitsverklaring. Het aanbrengen van private keurmerken mag de leesbaarheid van de CE-markering verder niet beïnvloeden. Daarnaast mag met een erkende kwaliteitsverklaring geen hoger AVCPsysteem – dat betreft de conformiteitsystemen voor de CE-markering waarin de taken van de fabrikant en de Notified Body (controlerende derde partij) zijn vastgelegd – worden gedekt. Er mag in de erkende kwaliteitsverklaring wel verwezen worden naar de essentiële kenmerken, maar u mag er geen waarde-oordeel aan hangen. Andere problemen die we tegenkomen zijn het ontbreken van consistentie tussen DOP en CE-markering, het ontbreken van de unieke identificatiecode en/of manuals en niet-traceerbare verwijzingen.’ Hij vervolgt: ‘Wij inspecteren zowel de productie, als het in de handel brengen of het op de markt aanbieden van bouwproducten met CE-markering. Wij richten ons op fabrikanten, importeurs en distributeurs van bouwproducten die gevestigd zijn in Nederland. Het toezicht kan reactief of proactief zijn. Bij reactief toezicht moet u denken aan toezicht naar aanleiding van signalen of meldingen van lidstaten of uit de markt. Bij dat laatste bezoeken we ook het bedrijf dat de melding heeft gedaan, om meldingen uit concurrentie-overwegingen te voorkomen. Bij proactief toezicht bezoeken we aangekondigd of onaangekondigd fabrikanten, inspecteurs en distributeurs of objecten. We controleren dan bijvoorbeeld of de CE-markering de juiste essentiële kenmerken bevat, juist is aangebracht en de testresultaten overeenkomen met de geclaimde waarden op de CE-markering en prestatieverklaring. Dat kan door proces-/kwaliteitssysteemcontrole of door monstername. Dan testen we de monsters zelf.’ ILT kan bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Volgens Baaten komt strafrechtelijke
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 11
→
optreden zelden voor. ‘Dat kan bijvoorbeeld voorkomen indien ons de toegang tot een pand wordt ontzegd, gevraagde informatie niet wordt overhandigd of op andere wijze geen medewerking wordt verleend aan onderzoek. Veelal gaat het bij geconstateerde gebreken eerst om informeren en waarschuwen. Indien dat niet werkt, volgt een Last onder Dwangsom of zelfs een Last onder Bestuursdwang. Bedenk dat de fabrikant/leverancier en niet de aannemer verantwoordelijk is voor de juistheid van de CE-markering, ook als een certificerende instelling een mooi verhaal vertelt, dat achteraf niet blijkt te kloppen.’ En wat zijn dan wel de boetes, wil de zaal uiteraard weten. Die zijn niet gering: ‘Voor een AVCP 1+-systeem begint een Last onder Dwangsom bij circa 35.000 euro. Bij opzet kan dat drie keer zo hoog worden. Een CE-markering die niet in orde is kost u 15.000 euro.’
Rol van KOMO Ton Jans van KOMO ziet met lede ogen aan hoe een deel van de product-kwaliteitsverklaringen van KOMO in meer of mindere mate worden uitgehold: ‘Maar dit geldt overigens niet voor de erkende kwaliteitsverklaringen! Vanaf 1 januari 2015 moeten alle strijdige KOMO product-kwaliteitsverklaringen ontdaan zijn van de ‘essentiële kenmerken’. De certificatie-instellingen hebben dan ook de houders van strijdige KOMO kwaliteitsverklaringen een nieuwe KOMO kwaliteitsverklaring toegestuurd. De vraag rijst waarom KOMO zo lang heeft gewacht met de aanpassing. Dit had de stichting toch al lange tijd aan moeten zien komen? Jans reageert: ‘We hebben tot medio november overleg gehad met het Ministerie van BZK
Ton Jans, directeur KOMO: ‘Wij vinden dat private partijen onderling de afspraak mogen maken om iets te laten toetsen, ook ten aanzien van die essentiële kenmerken. Het ministerie en het ILT zien dat echter anders.’
om tot een modus te komen ten aanzien van het declareren van essentiële kenmerken. Het is een ambitie van KOMO en certificerende instellingen om in een private afspraak met de producenten de controle op die essentiële kenmerken in de prestatieverklaring bij de CE-markering te continueren. De CPR biedt de producent immers de mogelijkheid om een essentieel kenmerk zelf te bepalen dan wel deze bepaling uit te besteden aan een derde partij, zoals dus een certificatie-instelling. De producent moet echter wel zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de waarde van dit essentiële kenmerk. Met andere woorden: in de prestatieverklaring declareert de producent één of meerdere essentiële kenmerken en in een private verklaring zegt de certificerende instelling dat het product voldoet aan een eis in een Beoordelingsrichtlijn ten aanzien van
Wat zijn de essentiële kenmerken? Is er voor een bouwproduct een Europese geharmoniseerde norm beschikbaar? Dan moet het bouwproduct een CE-markering hebben. Dit staat in de Europese Verordening bouwproducten. De essentiële kenmerken worden bepaald middels geharmoniseerde bepalingsmethoden. Dat zijn de productkenmerken die verband houden met de fundamentele eisen voor bouwwerken. Afhankelijk van het beoogde gebruik van een product in een bouwwerk kunnen één of meerdere essentiële kenmerken van toepassing zijn. In Europese geharmoniseerde normen zijn voor deze essentiële kenmerken geharmoniseerde bepalingsmethoden uitgewerkt. De fundamentele eisen waarvoor in geharmoniseerde normen essentiële kenmerken met bijbehorende Europese geharmoniseerde testmethoden zijn of worden uitgewerkt op een rij: • mechanische weerstand en stabiliteit; • brandveiligheid; 12 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
• hygiëne, gezondheid en milieu; • veiligheid en toegankelijkheid bij gebruik; • bescherming tegen geluidshinder; • energiebesparing en warmtebehoud; • duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
alle kenmerken, dus ook de essentiële!’ Jans vervolgt: ‘De CPR ziet er op toe dat nationale merken geen uitspraken doen over essentiële kenmerken. Maar KOMO is geen nationaal merk, maar een privaat merk dat afspraken vastlegt tussen private partijen. Wij vinden dat private partijen onderling de afspraak mogen maken om iets te laten toetsen, ook ten aanzien van die essentiële kenmerken. Het ministerie en het ILT zien dat echter anders, dus rest ons niets anders dan in razend tempo alle strijdige KOMO Kwaliteitsverklaringen te ontdoen van de “essentiële kenmerken”. Daarmee voldoen ze vanaf 1 januari 2015 aan de interpretatie die BZK en ILT geven aan de Europese wetgeving. De certificatie-instellingen hebben dan uiteraard de houders van “strijdige” KOMO kwaliteitsverklaringen een nieuwe KOMO kwaliteitsverklaring toegestuurd.’
Mandarijnennetje Jans noemt nog even de inmiddels beruchte ‘mandarijnennetje-uitzending’ van Radar. Dit product werd in het Radar-onderzoek ingezet als een potentieel implantaat; een bekkenbodemmatje voor vrouwen. Dit voorbeeld toonde eenduidig aan dat CE-markering op geen enkele wijze toeziet op de risico’s van toepassing van CE-gemarkeerde producten. In de aanvraagprocedure bij de betrokken Notified Bodies kwam dit aspect nergens aan de orde! De procedures voorzien hier eenvoudig niet in. ‘Dan kun je hier dus uit concluderen dat een CE-markering geen uitspraak doet over een verantwoorde toepassing. Als je dan de bouwproducten ziet als implantaten van een bouwwerk, dan is duidelijk dat een private erkende kwaliteitsverklaring van veel toegevoegde waarde kan zijn.’ Jans ziet ook een toenemend belang van kwaliteitsverklaringen door de toenemende invloed van verzekeraars op met name de brandveiligheid van gebouwen, de toenemende aansprakelijkheidsstelling en het toenemend belang van onafhankelijke toetsing. ‘We richten ons in de toekomst hoe dan ook op het verder ontwikkelen van productcertificatie, certificatie van samengestelde bouwproducten of kits – bouwdelen – procescertificatie, onafhankelijke toetsing voor verzekering en certificatie van het private instrumentarium voor toetsing en toezicht. Er is dus toekomst voor certificatie!’
Het rapport ‘CE-markering en Private kwaliteitsborging’ is geplaatst op de site van het Platform CE-markering: www.kwaliteitbouwprodukten.nl
1
←
Private kwaliteitsborging
Contouren private kwaliteitsborging steeds duidelijker
Drs. Stef Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst: ‘In het oude Rome moest de bouwer na oplevering eerst met zijn gezin een nacht slapen onder de bogen van een nieuwe gebouwde brug. Private kwaliteitsborging is dus eigenlijk al heel oud.’
Waar de meeste Nederlanders op hun vijftigste verjaardag meestal een dagje thuis bij de familie verkiezen, staat drs. Stef Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, op het podium in ’t Spant te Bussum. Daar legt hij wederom uit wat de achtergronden van de private kwaliteitsborging zijn. Na hem volgen talrijke andere sprekers om de gevolgen van private kwaliteitsborging te belichten voor consumenten, aannemers, architecten, verzekeraars en certificerende instellingen. Langzaam worden de contouren duidelijk. Tekst ing Frank de Groot
→
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 13
Ing. Jaap Overeem MRE, VACpuntWonen: ‘Gebruikskwaliteit zou centraal moeten staan in de voorgenomen wetswijziging. Wij pleiten daarom voor een sturende rol voor gebruikers of eindgebruikers bij de ontwikkeling van bouwregelgeving en een formele positie in het monitoren van de bestaande fysieke woon- en leefomgeving.’
H
et moet gezegd: er gaat bijna geen congres of symposium voorbij over private kwaliteitsborging, of Stef Blok is bereid weer op te draven om toelichting te geven. Ook op 10 december 2014 dus, uiteraard nadat hij eerst is toegezongen door de zaal. Na de derde hoera is het weer tijd voor het serieuze deel en legt hij de achtergronden uit van de private kwaliteitsborging, zoals al vaak verwoord in dit blad. ‘Hoe vervelend de crisis ook is, deze leidt wel tot vernieuwingen. Maar de harde realiteit is dat ruime kredietverlening en bevolkingsgroei als aanjagers van de bouweconomie zijn verdwenen. Het volbouwen van weilanden maakt plaats voor kleinschalige projecten met een moeizame financiering. We hebben daarbij in toenemende mate te maken met chirurgische ingrepen in de bestaande binnensteden. Dat is een heel andere bouwmarkt. Ik zie daarbij bedrijven opbloeien die zich richten op het isoleren van bestaande woningen en inbouw-, renovatie- en schilconcepten die op geïndustrialiseerde wijze worden vervaardigd.’ Blok noemt de teruglopende legesinkomsten voor gemeenten als pijnpunt: ‘Maar in landen om ons heen houdt de overheid altijd al veel minder toezicht op de bouw. In het oude Rome moest de bouwer zelfs na oplevering eerst met zijn gezin een nacht slapen onder de bogen van een nieuwe gebouwde brug. Dan wist men zeker dat de bouwer kwaliteit had geleverd. Private kwaliteitsborging is dus eigenlijk al heel oud.’ Blok besluit: ‘We zijn nu bezig om de vele
14 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
daarom voor een sturende rol voor gebruikers of eindgebruikers bij de ontwikkeling van bouwregelgeving en een formele positie in het monitoren van de bestaande fysieke woon- en leefomgeving. In een ideale situatie stellen gebruikers de uitgangspunten en voorwaarden op waaraan regelgeving en bouwplannen moeten voldoen. Dit is niet meer dan logisch, aangezien de gebruikers immers de rekening betalen en daarom mogen bepalen waarvóór zij betalen!’
opmerkingen van de marktpartijen uit de consultatieronde van het Wetsvoorstel Kwaliteitsborging te analyseren. We moeten goed naar elkaar luisteren en alle belangen afwegen. Maar als je constateert dat er noodzaak is tot vernieuwen moet je vaart houden. Ik streef er dan ook naar om de nieuwe wet in 2016 van kracht te maken.’
Rol van bouwconsument Ing. Jaap Overeem MRE vertaalde namens het VACpuntWonen de rol van de bouwconsument bij private kwaliteitsborging. Want een betere borging van de geleverde kwaliteit is natuurlijk in de eerste plaats bedoeld om de consument beter te beschermen. De reactie van de VAC-organisatie op het Wetsvoorstel Kwaliteitsborging is in ieder geval duidelijk: ‘De VAC-organisatie is van mening dat de zorg voor ruimtelijke ordening een publiek belang is, waarin overheden een centrale rol moeten vervullen’ en ‘De VAC-organisatie is niet tevreden met het huidige stelsel van kwaliteitsborging, maar is ook geen voorstander van het nieuwe stelsel. Naar onze mening borgt zowel de oude als de nieuwe structuur alleen de bouwtechnische kwaliteit van wonen.’ ‘Bouwregelgeving is slechts een basis en leidt niet per definitie tot gebruikersvriendelijke woningen, gebouwen en leefomgevingen’, zegt Overeem. ‘In beide stelsels mist de VAC-organisatie bovendien de relatie tussen het gebruik en de bouwtechnische kwaliteit. Gebruikskwaliteit zou centraal moeten staan in de voorgenomen wetswijziging. Wij pleiten
Drs. ing. Harry Nieman, kwartiermaker van het Instituut voor Bouwkwaliteit: ‘Private kwaliteitsborging beperkt zich niet tot voldoen aan de publieke regelgeving. Ook private afspraken over goed en deugdelijk werk en contractuele afspraken horen daarbij, hoewel deze afspraken vrijwillig zijn.’
As-built dossier Drs. ing. Harry Nieman, kwartiermaker van het Instituut voor Bouwkwaliteit, ging vervolgens in op de gevolgen van de private kwaliteitsborging voor erkenning en certificering. ‘De helft van de opgeleverde projecten voldoet niet aan het Bouwbesluit. De kwaliteit van het bouwproces moet daarom beter worden geborgd. Bij private kwaliteitsborging komt de preventieve toetsing voor bouw- en woningtoezicht te vervallen. Daarvoor in de plaats wordt na oplevering een as-builtdossier bij het bevoegd gezag gedeponeerd.’ De opdrachtgever kiest volgens Nieman een instrument waarmee hij de kwaliteitsborging
Private kwaliteitsborging Prof. mr. dr. Monika Chao-Duivis, directeur Instituut voor Bouwrecht en Hoogleraar bouwrecht TU Delft: ‘De aannemer is aansprakelijk voor ten tijde van de oplevering aanwezige gebreken, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen.’
voor het bouwen van zijn bouwwerk uitvoert en een partij die gerechtigd is om met dit instrument te werken: de kwaliteitsborger. Hij wijst er nadrukkelijk op dat private kwaliteitsborging zich niet beperkt tot voldoen aan de publieke regelgeving: ‘Ook private afspraken over goed en deugdelijk werk en contractuele afspraken horen daarbij, hoewel deze afspraken vrijwillig zijn.’ De kwaliteitsborger controleert tijdens het bouwen of het bouwwerk wordt gebouwd conform de bouwtechnische voorschriften. Voor de oplevering controleert hij het gebouw en geeft een verklaring af aan de opdrachtgever/ vergunninghouder, dat de kwaliteitsborging is uitgevoerd conform de werkwijze van het toegelaten instrument, dat hij gerechtigd is dit instrument toe te passen en dat het bouwwerk naar zijn oordeel voldoet aan de bouwtechnische voorschriften. De vergunninghouder stuurt deze verklaring met de gereedmelding van het bouwwerk aan het bevoegd gezag in een as-built dossier. Nieman: ‘Het bevoegd gezag houdt een toetsende rol in het nieuwe stelsel, die echter vooral procedureel van aard is. Bij de aanvraag toetst hij of er gewerkt gaat worden met een toegelaten instrument en een gerechtigde kwaliteitsborger. Bij de gereedmelding van het bouwwerk aan het bevoegd
gezag legt de vergunninghouder de verklaring van de kwaliteitsborger over. Je ziet dus feitelijk een verschuiving van productcontrole naar procescontrole. Uiteindelijk zal de positie van de consument daardoor verbeteren.’
Aansprakelijkheid In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat de bouwer alleen aansprakelijk kan worden gesteld voor verborgen gebreken die de opdrachtgever redelijkerwijs niet bij oplevering had moeten ontdekken. ‘Aannemers verweren zich door de aansprakelijkheid te verleggen naar diegene die gecontroleerd heeft. Vooral als dat een zogenoemde “deskundige partij” is’, aldus prof. mr. dr. Monika Chao-Duivis, directeur Instituut voor Bouwrecht en Hoogleraar bouwrecht TU Delft. ‘Maar de rol van architect als controlerend bouwmeester is de afgelopen tien jaar steeds meer verdwenen. Mag een aannemer er dan mee wegkomen omdat een toezichthouder niet goed heeft gecontroleerd? Qua causaliteit heeft de toezichthouder niets met de gemaakte uitvoeringsfout te maken.’ Het Wetsvoorstel Kwaliteitsborging doet een voorstel om de positie van de opdrachtgever te verbeteren door aanpassing van het Burgerlijk Wetboek. Het voorstel is: ‘De aannemer is aansprakelijk voor gebreken die bij de opleve-
ring van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken bij aanneming van bouwwerken.’ Chao-Duivis: ‘Bezwaar van dit voorstel voor de aannemer is wel dat de status van de oplevering wordt uitgehold en hij in een bewijsrechtelijk lastige positie komt. Zorg daarom dat de oplevering goed is gedocumenteerd en maak foto’s. Daarom is het as-builtdossier zo belangrijk. Ook voor de aannemer is dat zinvol, omdat een gebruiker hem dan niet aansprakelijk kan stellen voor krassen op een ruit die de gebruiker zelf na oplevering heeft veroorzaakt. Vindt geschilbeslechting plaats bij de Raad van Arbitrage dan zijn arbiters vaak zeer wel in staat om te bepalen of een gebrek na oplevering is veroorzaakt of reeds daarvoor aanwezig was.’ Op basis van voorstellen van Europese juristen komt Chao-Duivis tot een tekstueel verbetervoorstel voor het Burgerlijk Wetboek: ‘De aannemer is aansprakelijk voor ten tijde van de oplevering aanwezige gebreken, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen.’ ‘Dan praten we dus feitelijk niet eens meer over verborgen gebreken!’ De directeur Instituut voor Bouwrecht merkt aanvullend op dat dankzij de garantie- en waarborgregeling, als aanvulling op de koop-/aannemingsovereenkomst, de niet-professionele opdrachtgever of consument-opdrachtgever van een nieuwbouwwoning in ieder geval al wel een degelijke bescherming geniet in geval van gebreken aan zijn woning. Chao-Duivis wil tot slot nog wel kwijt dat ze de voorgestelde verruiming van het opschortingsrecht van drie naar vijftien maanden bijna onacceptabel vindt: ‘Dat betekent dat een opdrachtgever vijf procent van de bouwsom maximaal vijftien maanden in depot kan houden tot eventuele bouwfouten zijn hersteld. De bouw heeft het al
Links sessieleider ing. Frank de Groot en rechts Ir. Alexander Pastoors, beleidsmedewerker Ontwerpproces en Techniek bij BNA: ‘Wij onderzoeken of we naast al bestaande instrumenten voor kwaliteitsborging, een goedkopere erkenningsregeling voor architecten kunnen ontwikkelen die gekoppeld is aan lage risicoklassen. Wij hebben namelijk juist toegevoegde waarde bij die kleine, lage risicogebouwen.’ | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 15
→
Ton jans, directeur KOMO: ‘Ik verwacht dat KOMO een belangrijke rol in de bouw kan blijven vervullen bij kwaliteitsborging, maar dan op andere wijze, namelijk op basis van procescertificatie.’
zo moeilijk, dan is het bijna onbehoorlijk om vijf procent vijftien maanden vast te houden.’
Visie architect ‘Bouwbedrijven en toeleverende industrie ontwikkelen momenteel complete renovatie-, schil- en zelfs woningconcepten die gecertificeerd in de markt worden gezet. Wordt de architect hier niet links en rechts ingehaald?’, vraagt sessieleider ing. Frank de Groot, hoofdredacteur Bouwkwaliteit in de praktijk, aan ir. Alexander Pastoors, beleidsmedewerker Ontwerpproces en Techniek bij BNA, tijdens één van de drie middagsessies waaruit de bezoekers konden kiezen. ‘Als je kijkt naar de concepten die in de markt worden gezet, dan klopt het dat de architect hier terrein verliest. Het beeld bestaat dat onze toegevoegde waarde sterker voelbaar is bij complexe projecten. Ik hoorde minister Blok vanochtend al zeggen dat we een verschuiving gaan krijgen van bouwen in weilanden naar meer complexe, soms zelfs chirurgische ingrepen in de binnensteden, waar steeds meer invul- en transformatieprojecten ontstaan. Daar ligt een opgave voor architecten om hun toegevoegde waarde te tonen. Bij die projecten heb je namelijk te maken met veel stakeholders, inpassing in de omgeving, complexe regelgeving en hoge legeskosten. Architecten zijn daar niet primair als bouwheer aanwezig, maar meer als bouwmaat, partner, van de opdrachtgever om te zorgen dat opdrachtgevers niet voor verrassingen komen te staan.’ ‘Jullie hebben al De Nieuwe Regeling (DNR) en de Consumentenregeling 2013 (CR 2013). Maar daarnaast werken jullie aan een erkenningsregeling voor architecten?’, vraagt De Groot. 16 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Pastoors: ‘Wij onderzoeken of we naast al bestaande instrumenten voor kwaliteitsborging, zoals BRL 5019 voor toetsing en BRL 5006 voor toezicht, een goedkopere erkenningsregeling voor architecten kunnen ontwikkelen die gekoppeld is aan lage risicoklassen. Wij hebben namelijk juist toegevoegde waarde bij die kleine, lage risicogebouwen, zoals eengezinswoningen en kleine kantoor- en industriegebouwen. Dat betreft veelal kleine bureaus met geringe omzet. Die moet je niet lastigvallen met een heel complex en kostbaar certificeringscircus. We kijken daarom kritisch naar de kosten van die regeling, in verhouding tot het aantal opdrachten dat je kan krijgen door die certificering. Maar er zijn best grote bureaus die het zinvol vinden zich te laten certificeren volgens BRL 5019 en BRL 5006. Dan praat je wel over investerings- en certificeringskosten van minimaal 10.000 tot 15.000 euro.’ ‘Wordt de bouwkwaliteit hierdoor niet belangrijker dan de esthetische kwaliteit?’, vraagt de sessieleider zich af. Volgens Pastoors niet: ‘We zijn er als architect niet alleen voor de esthetiek, we doen veel meer. Zonder goede bouwkwaliteit, kun je geen esthetische kwaliteit maken. Wij integreren daarbij alle deelbelangen in een goed en bruikbaar gebouw, dat voldoet aan wet- en regelgeving en waarin mensen hun geluk kunnen vinden. Architecten staan in voor hun eigen kwaliteit en vakbekwaamheid.’
Visie KOMO Tijdens een tweede middagsessie vroeg De Groot aan KOMO-directeur Ton Jans naar het Platform Voorbereiding Stelselherziening waar KOMO bij is aangesloten. Het Platform is een initiatief van zo’n dertig (branche)organisaties uit de bouw, waaronder het Verbond van Verzekeraars, de AFNL en de Vereniging Overleg van Certificatie-instellingen. ‘Het platform is een jaar geleden ontstaan naar aanleiding van de oproep aan de markt van de kwartiermakers van het Instituut voor Bouwkwaliteit om met voorstellen te komen rondom private instrumenten. Het huidige systeem van kwaliteitsverklaringen en beoordelingsrichtlijnen is een goed en robuust systeem, dat kwaliteit afdwingt. Daar komt nog bij dat dit systeem onder toezicht staat van de Raad voor de Accreditatie. Het zou zonde zijn om dit goed functionerende systeem niet in te zetten bij de Stelselherziening. Ik voorzie ook dat de BRL 5006 en 5019 worden geïntegreerd tot een instrument waarmee je de ontwikkeling, realisatie en oplevering van een project toetst.’ ‘Jullie zijn ook bezig met risicogestuurd toezicht, heb ik vernomen?’, vraagt De Groot. ‘Ja,
dat klopt. De huidige discussie over risico- en gevolgklassen richt zich alleen op publieke eisen. Maar de private eisen zijn ook enorm belangrijk en die moeten straks ook verzekerd worden. De verzekeraar zal dan zeggen: ja, maar als ik een concurrerende premie wil aanbieden, dan moet wel een onafhankelijke derde toetsen of op risicopunten aan de private eisen wordt voldaan. Denk hierbij aan private aspecten als criteria van goed en deugdelijk werk en specifiek projectafspraken. We denken aan risicogestuurd toezicht, een soort variomatic, waarbij de intensiteit en de planning van het toezicht feitelijk een functie is van het specifieke project. Op basis van een genormaliseerde systematiek wordt een project geanalyseerd op risico-aspecten en vervolgens wordt op basis van deze risico’s een toezichtsregime vastgesteld. Dit toezichtsregime geeft de verzekeraar het vertrouwen dat het kwalitatief op orde is en dat hij het “object” in dekking kan nemen. Projecten die in risicoklasse 1 of 2 vallen krijgen hiermee een toetsing voor een bepaalde intensiteit en fasering: dus bijvoorbeeld alleen een oplevertoets, of ook toetsing tijdens ontwerp en uitvoering.’ ‘Dit project doen we samen met Allianz en een Britse verzekeraar die al 25 jaar vastgoed verzekert’, vervolgt Jans. ‘De aannemer of de bouwconsument kan het object verzekeren. Het is een zogenoemde “first party”verzekering waarbij schades aan het object direct worden vergoed. Hiermee heeft dit toegevoegde waarde voor alle betrokkenen, zowel de bouwer als de bouwconsument. Je kunt kiezen voor een verzekering van alleen de constructie, constructie en schil, het blijven functioneren van de installatie of verzekering van niet-constructieve gebouwdelen. De looptijden zijn tot tien jaar. Dus je kunt zelf je pakket samenstellen. Dit wijkt af van de huidige verzekeringspakketten. Die zien toe op bijvoorbeeld insolvabiliteit van de aannemer of treden in werking wanneer de aannemer om andere redenen zijn verantwoordelijkheid niet neemt. Het pakket is objectgebonden, dus overdraagbaar naar een nieuwe eigenaar. We hopen dit jaar een eerste pilotproject te verzekeren op basis van deze variomatic. Ik verwacht dat KOMO hierdoor een belangrijke rol in de bouw kan blijven vervullen bij kwaliteitsborging, maar dan ook op andere wijze, namelijk op basis van procescertificatie.’
↘ Meer informatie?
Wilt u meer lezen over de presentaties die op het congres Private Kwaliteitsborging zijn gegeven? Ga dan naar www.kwaliteitsborgingbouw.nl.
←
Handhaving
Bestuursrechtelijke handhaving bij private kwaliteitsborging Deel 3: Handhavingsverzoeken
De invoering van private kwaliteitsborging in de plaats van gemeentelijke toetsing en toezicht zal gevolgen hebben voor de bestuursrechtelijke handhaving. Kern van de stelselwijziging is, dat het voldoen aan het Bouwbesluit geen toetsings- en weigeringsgrond meer is bij de verlening van de aangevraagde omgevingsvergunning. Daarnaast behoort het niet meer tot het toezicht op de naleving van die vergunning. Het stelsel zal gefaseerd worden ingevoerd, te beginnen met gevolgklasse 11 . In voorgaande afleveringen van deze serie (Bouwregels in de praktijk 2014, nummers 5 en 6) is uiteengezet op welke wijze de bestuursrechtelijke handhaving zal veranderen. Dit deel gaat over de respons op een verzoek tot handhaving.
→
Tekst Ing. Gert-Jan van Leeuwen, m.m.v. mr. Hans Barendregt en ir. Hajé van Egmond | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 17
D
e eerste vraag die het bevoegd gezag moet stellen als een handhavingsverzoek binnenkomt luidt: A) maakte bij de vergunningverlening het Bouwbesluit deel uit van het toetsingskader of B) valt het voldoen aan het Bouwbesluit geheel onder de private verantwoordelijkheid? In geval A vraagt het handhavingsverzoek een inhoudelijke respons op vermeende strijdigheid met het Bouwbesluit, als daarvan althans sprake is in het verzoek of de onderbouwing. In geval B komt het bevoegd gezag pas na de gereedmelding toe aan zo’n inhoudelijke rol. Volledigheidshalve geeft schema 1 weer welke onderwerpen in het huidige respectievelijk in het nieuwe stelsel deel uitmaken van het toetsingskader voor een vergunning. Bij die aspecten heeft het bevoegd gezag dus een toezichthoudende en handhavende taak. Gemakshalve wordt het huidige stelsel hier ‘publiek’ genoemd en het nieuwe ‘privaat’. Feitelijk is in beide gevallen sprake van een mix, maar verschuift – zodra de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingevoerd – een deel van de toets naar de private kant. De essentie van de stelselwijziging is, dat privaat wordt geborgd dat bouwwerken ten minste voldoen aan de technische voorschriften uit het Bouwbesluit. De andere toetsingsaspecten wijzigen niet. Wel krijgt het bevoegd gezag er een toetsingsaspect bij: de ‘systeemvereisten’2. Deze zijn voor het bevoegd gezag eerder administratief dan inhoudelijk.
Een ‘handhavingsverzoek’ is niet altijd als zodanig herkenbaar. Een neutrale vraag of een klacht kan ook een handhavingsverzoek inhouden, zonder dat de afzender zich daarvan bewust is. Het kan een signaal zijn, dat er ‘iets mis is’. Voor een formeel, als zodanig benoemd ‘handhavingsverzoek’ geldt in elk geval de beginselplicht tot handhaving. De jurisprudentie zal uitwijzen in welke gevallen in het nieuwe stelsel en de overgangsfase daarnaartoe sprake is van een impliciet verzoek, waarop het bevoegd gezag ook de beginselplicht had moeten toepassen.
Maakt het uit op welk moment om handhaving wordt verzocht? Schematisch zijn bij de reguliere volgorde de volgende momenten voorstelbaar: A. Voorafgaand aan de vergunningverlening. B. Tussen vergunningverlening en start bouw. C. Tijdens de bouw. D. Bij gereedmelding. E. Na ingebruikname. Bij de momenten A en B kan formeel geen sprake zijn van handhaving, want er is nog geen ruimtelijke ingreep of bouwactiviteit en dus kan er geen sprake zijn van een overtreding. In geval A gaat het mogelijk om een vraag, een punt van aandacht of een zienswijze. In geval B gaat het om hetzelfde of om bezwaar en beroep. Moment C is in dat opzicht principieel anders. Er wordt nu immers
daadwerkelijk gebouwd en aan de hand daarvan kan aannemelijk zijn of dit bouwen wel of niet resulteert in een bouwwerk dat voldoet aan het Bouwbesluit. Bij private kwaliteitsborging (PKB) overlegt de vergunninghouder bij de gereedmelding de verklaring van de kwaliteitsborger, ‘dat het bouwwerk naar zijn oordeel voldoet aan de bouwtechnische voorschriften.’3 Een signaal op moment C kan leiden tot het vermoeden dat er – jawel… – ‘iets mis is’. Afhankelijk van de ernst van het signaal en de nadere onderbouwing, is het wenselijk om als bevoegd gezag het signaal onder de aandacht van de vergunninghouder – de enige partij aan private kant, met wie het bevoegd gezag een functionele relatie heeft – te brengen. Daarbij kan worden gewezen op de mogelijke consequenties na gereedmelding. Strijdigheid met het Bouwbesluit is op dit moment van de bouwplanontwikkeling in het nieuwe stelsel echter geen reden om het werk stil te leggen of een andere sanctie op te leggen. Uiteraard is dit anders indien de omgevingsveiligheid in het geding komt, maar daarover zal in een afzonderlijk artikel worden ingegaan in een volgend nummer. Als het bevoegd gezag constateert dat feitelijk toezicht ontbreekt binnen de vorm van private kwaliteitsborging (PKB) is dat natuurlijk wel een handhavingsgrondslag, aangezien dan niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen.
‘Je bent ervan of je bent er niet van’ Met de gereedmelding ofwel moment D eindigt, afgezien van garanties en verzekeringen, de private kwaliteitsborging. Zolang de verklaring van de kwaliteitsborger aan zijn opdrachtgever niet bij het bevoegd gezag is ingediend, is de gereedmelding niet compleet en mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden. De formele grondslag is de strijdigheid met de omgevingsvergunning. Het nieuwe stelsel impliceert de toepassing van een toegelaten instrument door een daartoe gerechtigde kwaliteitsborger. Deze verklaart bij de oplevering aan de vergunninghouder dat naar zijn oordeel volgens het Bouwbesluit is gebouwd. (Het bouwwerk zelf en het ‘as built’-opleverdossier vormen daarvan het ‘bewijs’.) De vergunninghouder legt deze verklaring bij de gereedmelding over aan het bevoegd gezag. Als er een verklaring is, maar het bevoegd gezag ‘gerede aanleiding’ heeft om te betwijfelen of aan de voorschriften wordt voldaan omdat hij een signaal van een derde heeft gekregen, geeft hij dit door aan de vergunninghouder/opdrachtgever. Daarbij kan worden gewezen op ernstige consequenties als na in18 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Handhaving gebruikname zou blijken, dat het Bouwbesluit niet in acht genomen is. Het bevoegd gezag komt echter ook bij de gereedmelding niet toe aan een eigen inhoudelijke beoordeling van het al dan niet voldoen van het bouwwerk aan de technische voorschriften.
Wie zwijgt stemt toe In het nieuwe stelsel vormt het Bouwbesluit immers geen deel meer van het toetsingskader en van het overheidstoezicht op de naleving van de vergunning. Voor gereedmelding kan het bevoegd gezag alleen via een signaal van een derde vermoeden dat er ‘iets mis is’? Een ‘ingebruiknamevergunning’ – al was het maar door toepassing van de lex silencio positivo (wie zwijgt stemt toe) – werkt averechts op de beoogde heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor de gewenste kwaliteitsverbetering. Zo’n gemeentelijke rol zou bovendien kostbare expertise vergen, terwijl er geen legesinkomsten als dekking meer tegenover staan. Die expertise is ook nodig voor de beoordeling van de situatie na ingebruikname van het bouwwerk, maar een belangrijk verschil is, dat daarbij de heldere verdeling van verantwoordelijkheden niet wordt aangetast. Bestaande bouw Vanaf ingebruikname is sprake van ‘bestaande bouw’, moment E. Net als voor vergunningvrije bouw geldt voor ‘onder PKB’ gerealiseerde bouwwerken, dat ze illegaal zijn als ze in strijd zijn met het Bouwbesluit zoals dit luidde ten tijde van de realisatie.4 De vergunninghouder is zelf verantwoordelijk voor de eventuele strijdigheid, maar is wellicht zonder zich van deze strijdigheid bewust te zijn overgegaan tot ingebruikname. Mochten hierover geschillen bestaan tussen de vergunninghouder/opdrachtgever en de aannemer of kwaliteitsborger dan kan dit op grond van het privaatrecht (geschillenbeslechting of burgerlijke rechter afhankelijk hoe dit per instrument geregeld is). De bij moment D genoemde vragen nemen die verantwoordelijkheid niet weg; deze zijn een vorm van zorgvuldig handelen. Laat de vergunninghouder een passend antwoord op de vragen en eventuele ‘reparatie’ van het bouwwerk echter achterwege, dan draait hij zelf op voor de gevolgen. Naarmate meer tijd verstrijkt tussen gereedmelding en moment E, ontstaat een andere situatie qua onderbouwing en sancties. Er kunnen immers na de oplevering van het ‘onder PKB’ gerealiseerde bouwwerk door verbouwingen en veroudering strijdigheden ‘ontstaan’ ten opzichte van het moment van eerste realisatie. Dergelijke aspecten maken
het geleidelijk aan lastiger om het bouwwerk na lange tijd nog als illegaal aan te merken indien niet meer aan de nieuwbouweisen wordt voldaan: veroudering is immers toegestaan en daarmee moet rekening worden gehouden. De eerste inspectie die het bevoegd gezag uitvoert bij een bestaand bouwwerk dat vergunningvrij of ‘onder PKB’ is gerealiseerd, is mede hierom van groot belang. Dit geldt zowel als de inspectie volgt op een handhavingsverzoek als wanneer deze onderdeel uitmaakt van thematisch of gebiedsgericht toezicht op bestaande bouw of brandveilig gebruik. Als eenmaal zo’n inspectie heeft plaatsgevonden zonder dat daarbij strijdigheden zijn opgemerkt ten aanzien van het Bouwbesluit tijdens de ‘eerste realisatie’ en daarop herstelsancties zijn ingesteld, wordt het daarna steeds moeilijker tot onverdedigbaar om in de handhaving verder te gaan dan niveau ‘bestaande bouw’.
Wettelijke handhavingsgrond De wettelijke handhavingsgrond na oplevering is en blijft artikel 1b van de Woningwet: het verbod op bouwen in afwijking van de nieuwbouw of verbouwvoorschriften van Bouwbesluit 2012. Wordt direct na oplevering geconstateerd dat een bepaald bouwwerk niet aan die voorschriften voldoet dan kan hieruit worden afgeleid dat sprake moet zijn geweest van een overtreding van dat verbod. Een geconstateerde strijdigheid zal dus moeten worden teruggekoppeld richting toepasser en beheerder van het toegepaste instrument vanwege een mogelijke strijdigheid met de regels die voor het toepassen van het instrument gelden. Maakt het uit wie een handhavingsverzoek indient? Handhavingsverzoeken komen meestal van derden-belanghebbenden en vallen onder de beginselplicht tot handhaving. Ze worden door het bevoegd gezag afgewogen tegen de beleidsmatig vastgestelde handhavingsprioriteiten. Dat geldt ook voor observaties van het bevoegd gezag zelf, bijvoorbeeld als ‘bijvangst’ van hun toezicht op de overige aspecten van de omgevingsvergunning of op de bestaande bouw. De eerste vraag is steeds: moeten geconstateerde gebreken volgens de prioriteiten leiden tot actie of niet? Een derde speler die met de stelselwijziging op het toneel komt, is de private kwaliteitsborger. Als deze er niet uitkomt met bouwer en/ of opdrachtgever, moet hij (ook) aan het bevoegd gezag melden dat hij zich terugtrekt of dat althans tijdelijk de kwaliteitsborging niet functioneert. De melding op zich – het bou-
wen in strijd met de wettelijke stelseleisen – is voldoende reden om het werk stil te leggen voorzover de vergunninghouder dit ernstige gebrek niet onmiddellijk herstelt. Het bevoegd gezag betrekt in zijn onderbouwing niet de strijdigheid met het Bouwbesluit. In deel 2 van deze reeks (Bouwregels in de praktijk, juni 2014) is deze situatie beschreven onder stap 4, geval E. Of zo’n geval (on)waarschijnlijk is, komt in deel 5 van deze artikelenreeks aan de orde. Als het voorkomt is de hier beschreven vorm van systeemtoezicht de juiste respons. Prikkels binnen het stelsel en binnen de afzonderlijke instrumenten moeten ervoor zorgen dat wanneer het nodig is de kwaliteitsborger wel degelijk bij het bevoegd gezag aan de bel trekt. En dat het bevoegd gezag vervolgens handhavend optreedt.
Vervolg In de komende twee nummers zal de auteur ingaan op de vorm van publiekrechtelijke en private sancties. In het zesde en laatste deel van de reeks worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de instrument beheerders en de Toelatingsorganisatie belicht, die ook tot doel hebben, dat kwaliteitsborgers doen wat er in het stelsel van hen wordt verlangd.
1 Zie: http://www.stichtingibk.nl/wp-content/uploads/2014/12/Beschrijving-Gevolgklassen-en-definitie-Gevolgklasse-1.pdf 2 Wordt gebruik gemaakt van een geschikt toegelaten instrument door een daartoe gerechtigde kwaliteitsborger? 3 Advies nr. 8 van de kwartiermakers (over toelatingscriteria voor instrumenten) gaat uitgebreider op deze verklaring in en bevat als bijlage een format hiervoor. 4 In de volgende aflevering van deze reeks komt aan de orde hoe om te gaan met eerder opgedane kennis omtrent de kwaliteit van het bouwwerk.
↘ Informatie over de auteur
Ing. Gert-Jan van Leeuwen is kwartiermaker voor de Toelatingsorganisatie, die in het kader van de komende Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingesteld om instrumenten voor kwaliteitsborging toe te laten en toe te zien op de toepassing daarvan. Hij schreef dit artikel met medewerking van ir. Hajé van Egmond, medekwartiermaker en Mr. Hans Barendregt werkzaam bij de Dienst Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 19
←
Afscheid stedenbouwkundig bepalingen Bouwverordenin
Zeven jaar geleden (2008, Invoeringswet Wro) stond de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening al in het Staatsblad. Deze intrekking is door allerlei juridische discussies steeds uitgesteld. Hier en daar werd al gedacht dat het intrekken van de stedenbouwkundige bepalingen pas zou plaatsvinden met de invoering van de Omgevingswet. Totdat het lot van de bouwverordening in juni 2014 in het wetsvoorstel ‘Reparatiewet BZK 2014’ bleek te zitten. En ineens was het al zover… Tekst Trynke Rodenhuis
20 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Ruimtelijke ordening
ge ng
O
p 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden (Staatsblad 2014, 458). Dit heeft onder andere tot gevolg dat de grondslag in de Woningwet is verdwenen om stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening op te nemen. Aan de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening werd getoetst bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor bouwen. De stedenbouwkundige bepalingen waren bruikbaar als minimale stedenbouwkundige regeling voor gebieden waar geen bestemmingsplan gold. Op grond van de stedenbouwkundige bepalingen konden dan onder meer rooilijnen en bouwhoogtes worden beredeneerd. Daarnaast konden deze bepalingen uit de bouwverordening aanvullend op het bestemmingsplan werken. Van deze aanvullende werking werd in de praktijk veel gebruik gemaakt voor de toetsing aan de eis van voldoende parkeergelegenheid. Als door een bouwplan een extra behoefte aan parkeergelegenheid ontstaat, dient de aanvrager bij de toetsing te laten zien dat deze parkeerplaatsen er ook komen. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK zijn artikel 9 en 10 van de Woningwet geschrapt, waardoor de basis voor (aanvullende) toetsing aan de bouwverordening er niet meer is.
Parkeren Over parkeren hoefde je als gemeente in een bestemmingsplan dankzij de bouwverordening nog niet zo moeilijk te doen. Alleen aantonen dat er voldoende parkeergelegenheid is; de exacte invulling kwam daarna wel bij de vergunning. Bij de bouwaanvraag werd dan getoetst aan de parkeerbepalingen van de Bouwverordening. Dat kan niet meer nu er geen Bouwverordening meer is, althans geen stedenbouwkundige bepalingen meer hierin. Dus wat nu? Om het parkeren (en zonodig laden en lossen) bij bouwaanvragen op grond van plannen die na 29 november 2014 zijn/worden vastgesteld een beoordelingscriterium te laten zijn, moeten deze aspecten dus een regeling in het
Van toepassing zijnde bepalingen We beperken ons hierbij tot de bepalingen uit de Model Bouwverordening van de VNG, ervan uitgaande dat het gros van de Nederlandse gemeenten volgens dat model werkt. Het betreft de bepalingen uit paragraaf 5 van de Bouwverordening. Een groot aantal van die bepalingen was al eerder komen te vervallen. De bepalingen ten aanzien van de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen gelden echter wel nog steeds (artikel 2.5.30). Vooral de parkeerbepalingen zijn daarbij relevant voor bestemmingsplannen.
Overgangsrecht Bestemmingsplannen die vanaf 29 november 2014 zijn of worden vastgesteld kunnen dus niet meer uitgaan van
bestemmingsplan krijgen. Vooral voor plannen die al als ontwerp in procedure zijn, betekent dat, dat gecheckt moet worden of een aanvullende regeling (en dus gewijzigde vaststelling) nodig is. Hoe dient die regeling er dan uit te zien? Er zijn meerdere opties denkbaar, zoals: • een algemene verwijzing in het bestemmingsplan naar de op moment van vaststelling geldende gemeentelijke parkeernota; • een algemene verwijzing naar de CROW normen.
Parkeernormen In Bouwregels in de Praktijk is al eerder een interessant artikel verschenen over de mogelijkheden om parkeernormen via het bestemmingsplan te regelen1. Er is echter per 1 november 2014 een interessante optie bij gekomen. In de AMvB Quickwins (Staatsblad 2014, 333) is namelijk de mogelijkheid opgenomen om bij de uitleg van bestemmingsplanregels te verwijzen naar beleidsregels (artikel 3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening). Dit is wat men noemt het fenomeen ‘wetsinterpretatieve beleidsregels’. Vooruitlopend op het omgevingsplan onder de nieuwe Omgevingswet, landt dit nu al in het bestemmingsplan. Met deze wetswijziging heeft de wetgever beoogd nog een extra optie mogelijk te maken. Namelijk het in het bestemmingsplan opnemen van een algemene kwalitatieve norm als ‘voldoende parkeren’ met een verwijzing naar gemeentelijke beleidsregels over parke-
de aanvullende werking van de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening, maar moeten zelf voorzien in een regeling voor die aspecten. Zoals gezegd is hierbij vooral een regeling ten aanzien van parkeren van belang. Het overgangsrecht zorgt ervoor dat de betreffende bepalingen uit de Bouw verordening wel van toepassing blijven voor alle bestemmingsplannen die zijn vastgesteld vóór 29 november 2014 (zie artikel 133 lid 1 van de Woningwet). Het moment van vaststelling is hierbij dus bepalend, in tegenstelling tot het gebruikelijke overgangsrecht voor bestemmingsplannen, waarbij de terinzagelegging van het ontwerp het ijkmoment is.
ren, zonder dat de datum van die betreffende beleidsregel vastligt. Zeker in bestemmingsplannen met een grote diversiteit aan functies en gewenste flexibiliteit is dit een praktische optie. Hiermee wordt optimaal aangesloten op de voormalige regeling in de Bouwverordening. In concrete gevallen is daarnaast de inmiddels ingeburgerde voorwaardelijke verplichting een goede mogelijkheid (hoewel deze nergens in de wet is vastgelegd, kan uit de jurisprudentie op dit onderdeel wel een duidelijke lijn worden gehaald).
Alternatieve normen Kortom, geen reden tot ongerustheid, er liggen al alternatieve oplossingen klaar! Wel een zaak om te checken of deze oplossingen in uw project of in uw gemeente daadwerkelijk worden toegepast, zodat ‘parkeerproblemen’ juridisch kunnen worden voorkomen.
1
Nota parkeernormen en het bestemmingsplan, Bouwregels in de Praktijk, december 2013
↘ Informatie over de auteur
Trynke Rodenhuis (telefoon 058-2564052, e-mail
[email protected]) is senior projectleider bij Rho adviseurs voor leefruimte
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 21
←
Project Opdrachtgevers CONO Kaasmakers, Westbeemster Ontwerp Bastiaan Jongerius Architecten, Amsterdam Aannemer Visser & Smit Bouw, Groningen Voorlopig ontwerp september 2008 Definitief ontwerp januari 2011 Aanvang bouw augustus 2012 Oplevering juli 2014 Bouwsom inclusief gebouwgebonden installaties € 20.570.000 incl. BTW
22 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Project
In de Beemsterpolder verrees in 2014 de nieuwe CONO Kaasmakerij. Op een opvallende plek, want de erfenis van Jan Adriaanszoon Leeghwater is sinds 1999 een Unesco Wereld Erfgoed. Vele ogen keken mee met architect Bastiaan Jongerius. Het eindresultaat is echter allesbehalve een compromis. Het is een statement in de polder. Een gebouw dat door de beperkte hoogte en de strakke lijnen een geheel vormt met de omgeving en een klassieke schoonheid uitademt. Tekst Katja van Roosmalen Beeld Luuk Kramer
CONO Kaasmakers bouwt kaasmakerij onder architectuur
Kwaliteit regeert
D
e wijze waarop de kaasmakerij integreert in het landschap oogst lof alom. De guldensnede die de architect toepaste, de eigentijdse en klassieke vormgeving, de kwaliteit die in alle facetten van het gebouw is terug te vinden, maar vooral de wijze waarop hij eisen omboog in mogelijkheden. Jongerius vertelt dat verhuizen voor CONO geen optie was. ‘De weipoedertoren staat er en ze wilden graag in de polder blijven omdat de zilte kwaliteit van de lucht en het grondwater bepalend zijn voor de smaak van de kaas. Het is daarom geen optie om de kaasmakerij te situeren op een bedrijventerrein in Purmerend. Bovendien zou dat door het aantal vervoersbewegingen niet milieuvriendelijk zijn.’
Streng lijnenspel Bouwen in De Beemster brengt beperkingen met zich mee. ‘Je bent als architect gehouden aan de kernkwaliteiten van de Beemsterpolder. De regelmatige kavelstructuur met smalle weilanden en lange sloten mochten we niet verstoren.’ De kaasmakerij is 56 meter breed, 221 me| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 23
→
Meervoudige opdracht In 2009 won Bastiaan Jongerius Architecten de meervoudige opdracht. De opgave was het maken van een ontwerp voor de nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen van CONO in de Beemsterpolder. De oude kaasmakerij wordt, wanneer de nieuwe kaasmakerij volledig draait, gesloopt. Daarna wordt het land teruggegeven aan de polder. Het ingediende ontwerp moest informatie geven over de voorgestelde integrale oplossingen voor de situering, landschappelijke inpassing, architectonische vormgeving en technische uitrusting van de voorgestelde bebouwing. De inzendingen zijn door een commissie van deskundigen beoordeeld op: de landschappelijke inpassing in relatie met de status van de Beemster als cultureel erfgoed, de architectonische kwaliteit, de functionaliteit en de economische aspecten.
24 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
ter lang en 7 meter hoog en staat net als een stolp midden op de kavel. Het ontwerp van de kaasmakerij benadrukt het strenge lijnenspel van de polder. Het past perfect binnen de geometrische structuur van de omringende weilanden en sloten. Doordat het gebouw dieper op de kavel is geplaatst, oogt het vanaf de weg kleiner. Vraag aan Jongerius is: was die beperkte hoogte voor het productieproces en de luchtcirculatie geen belemmering? ‘Dat was inderdaad een puzzel. Vooral om in het plenum de luchtbehandelingsinstallaties kwijt te kunnen. We hadden echter geen keuze. De nokhoogte van het gebouw moest lager zijn dan de bomenrij aan de weg. Die meet tien meter. Er is echter sprake van enig optisch bedrog. De colonnade is zeven meter hoog, maar de nokhoogte is acht meter. Doordat de colonnade twee meter breed is, wordt het hogere dak aan het oog onttrokken. Daarnaast is de vloer in de kaasmakerij verlaagd.’
Daglicht Het ontwerp en de duurzaamheidsgedachte komen samen in de colonnade: de taal van de renaissance en de functie als zonwering waardoor de temperatuur in het gebouw stabiel blijft. Toch kunnen zonlicht en landschap het gebouw als het ware binnentreden. Aan de buitenzijde van het gebouw valt vooral de transparantie op. ‘We wilden een glasachtig gebouw met veel daglichttoetreding. Alle zijden van de kaasmakerij kregen een glasgevel en colonnade. Bij de productieruimten is hierdoor een dubbele schil ontstaan. De colonnade is gemaakt van Iroko-hout. De directe investeringskosten zijn weliswaar hoger, maar doordat er bespaard wordt op onderhoudskosten, zijn de totale kosten
Project
Eisen Volgens de architect brachten de strenge eisen die gesteld werden aan het bouwen in een Werelderfgoed ook kansen met zich mee. Op ieder schaalniveau werd meegekeken met Jongerius. De Milieufederatie Noord-Holland, Kwaliteitsfederatie de Beemster, de gemeente, de provincie, het College van Rijksadviseurs en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en – niet te vergeten – Unesco in Parijs, hadden zeggenschap. ‘Pas als iedereen akkoord was, konden we verder met de volgende fase. Het borgen van de kwaliteit en de vele partijen die meekeken, maakte ook dat er een bepaalde urgentie ontstond. Een urgentie om zorgvuldige afwegingen en keuzes te maken ten aanzien van de duurzaamheid, de materialisatie en het ontwerp. Onze opdrachtgever – die graag op deze locatie wilde blijven – was zich daar al in een vroeg stadium van bewust en bereid om te investeren in kwaliteit. CONO Kaasmakers is geaard in de streek, het is een coöperatie en zij heeft baat bij een goede landschappelijke inpassing. Daarnaast voelt zij zich medeverantwoordelijk voor het behoud van de Beemsterpolder. Al die
aspecten daagden mij uit om het beste uit de kast te halen.’
Aannemer Als aannemer werd Visser & Smit benaderd. ‘Aan bouwen voor de voedselverwerkende industrie worden strenge eisen gesteld. De HCCAPnorm stelt hoge eisen aan de hygiëne. Dan is het van belang om een kundig partner te hebben. Samen zijn we een bouwteam gestart. Dat heeft twee redenen: zo konden we alle kennis en ervaring inzetten in het besluitvormingsproces en het technisch ontwerp, daarnaast kozen en kochten zij met CONO de materialen.’ De lof van Jongerius gaat daarbij zeker ook uit naar CONO. ‘Zij hebben scherp geacteerd en niet de prijs het zwaarst laten wegen bij beslissingen. Dat betekent echter niet dat zij direct voor de meest innovatieve materialen zijn gegaan, belangrijker voor hen was de duurzaamheid en betrouwbaarheid. Wel werd heel kritisch gekeken naar de reststromen; waar is hergebruik van bijvoorbeeld energie mogelijk?’ De opdrachtgever was bereid om ook hierin te investeren. Volgens hen is investeren in duurzaam gebruik en hergebruik van water, warmte en koude lonend. Zeker op lange termijn en als er ook rekening wordt gehouden met de steeds strengere milieueisen. Visser & Smit onderzocht onder andere de mogelijkheden voor betere isolatie en een toekomstgerichte constructie. ‘Zij hebben een gespecialiseerde ontwerpafdeling en onderzochten de mogelijkheden om met duurzaam glas een nog betere isolatie van de gevels te realiseren om nog meer energie te besparen. Bovendien keken ze naar versterking van de fundering zodat er tijdens de nieuwbouw, maar eventueel ook later, zonnepanelen op het dak kunnen.’ | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 25
→
tijdens de levensduur lager. Bovendien geeft Iroko-hout de kaasmakerij extra uitstraling. De kleur is bijna grijs en oogt als fluweel.’ Minder zichtbaar zijn de keuzes die het bouwteam maakte voor het dak. ‘We moesten investeren in warmteweerstand. Daarom is niet gekozen voor een bitumineuze dakafwerking, maar voor reflecterende pvc-dakbanen met een dikte van 1,2 mm. Normaal gesproken is dat 0,7. Ook hiervoor geldt dat de onderhoudskosten beperkt zijn, de leverancier garandeert dat het dak dertig jaar onderhoudsvrij is.’
Built4U ontleed
In vijf dagen werden zestien woningen in Heerenveen energieneutraal. Woningcorporatie Accolade werkte hiervoor samen met het Built4U-team. Door de renovatie zijn de woningen gestegen naar een energielabel beter dan A++ en hebben ze een gezond binnenklimaat. Tekst Katja van Roosmalen
B
uilt4U is een samenwerkingsverband van leveranciers Kingspan Unidek, Doorwin en Zehnder – J.E. StorkAir en adviseurs Trecodome, The Source Group en Van Aken Architecten. Met een innovatieve renovatie-
26 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
methode leveren zij een totaalproduct dat betaalbaar is en opschaalbaar naar grotere woningaantallen. De woningen in Heerenveen zijn voorzien van een nieuwe prefab buiten gevel, nieuwe kozijnen met triple glas, vloerisolatie, ComfortVentilatie met
warmteterugwinning en een geïntegreerde dakoplossing met isolatie en PV-panelen. Behalve een heel nieuw uiterlijk kregen de bewoners ook meer wooncomfort.
Isolatie
Ramen en deuren Doorwin leverde de passief houten kozijnen en deuren. De KegaPro+-deuren realiseren door de unieke opbouw met zeer goede isolator en geoptimaliseerde deur-kozijnaansluiting een U-waarde van 0,59W/m² én de hoogst mogelijke luchtdichtheidsklasse 4.
ComfortVentilatie De comfortventilatie met warmteterugwinning is verwerkt in de schil. Comfortventilatie resulteert in een continue toestroom van frisse lucht. Dankzij de warmteterugwinning en gebalanceerde luchttoevoer en -afvoer ervaart de bewoner geen ‘tocht’ en warmte- en koudevlekken.
Geïntegreerde dakoplossing met isolatie Unidek SolarPower combineert dakisolatie en energie opwekking in één prefab dakelement. Het element bestaat uit een geïntegreerd PV-bevestigingssysteem met PV-panelen dat prefab in de fabriek wordt aangebracht op Unidek Aero (voor nieuwbouw) of Unidek RenoAero (voor renovatie). Unidek SolarPower heeft het meeste weg van een indak-systeem.
Prefab buitengevel Aan de kant van de oude muur wordt isolatiemateriaal aangebracht. De prefab wand bestaat uit 100 procent recyclebaar eps, met een dikte van 226 millimeter. De wand wordt aan de fundering opgehangen door hoekstaal. In de wand is de ComfortVentilatie met warmteterugwinning verwerkt. Het geïsoleerde dakelelement wordt gemonteerd op de nieuwe gevelwand.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 27
Productnieuws Isolatie Massief-passief-methode In het Twentse Vroomshoop verrees één van de eerste woonzorgcomplexen die volgens de ‘massiefpassief’-methode van Recticel Insulation zijn gebouwd. Er is gebruikgemaakt van isolatieplaten van Recticel Insulation. De PUR- en PIR-platen staan bekend als Eurowall en Eurofloor. Ze zijn voor hun hoge isolatiewaarde ultradun, zodat geen muren van kasteeldikte nodig zijn om de passiefhuisnormen te bereiken. www.recticelinsulation.nl
Profiteren van de muurwarmte Het nieuwe FOAMGLAS® gevelisolatiesysteem FoamLime combineert de eigenschappen van FOAMGLAS®-isolatie met die van natuurlijke hydraulische kalk. FoamLime biedt een grote mate van ontwerpvrijheid. Het heeft een lange levensduur en is vochtongevoelig, onbrandbaar en 100% mineraal. De lage warmteverspreiding en de sterk warmtegeleidende eigenschappen van FoamLine maken het mogelijk om maximaal te profiteren van het vermogen van de muren om warmte op te slaan. www.foamlime.com
Platform Gevelisolatie Buitengevelisolatie kan het warmteverlies van de gevel met maximaal 75% beperken. Buitengevelisolatie is volgens het Platform Gevelisolatie hét aangewezen middel voor Nederland om de EU-eisen ten aanzien van CO2reductie te halen. ‘Als we de EU-eisen CO2-reductie willen halen, zullen we veel ingrijpender met energiebesparende renovatie aan de slag moeten’, aldus voorzitter Anton van Kruistum. ‘Buitengevelisolatie is daar hét bewezen middel voor.’ Om opdrachtgevers, particulieren, architecten en andere partijen van juiste en betrouwbare informatie te voorzien, is het Platform Gevelisolatie opgezet. Dit is een samenwerkingsverband tussen de Branchevereniging Producenten Gepleisterd Bouwen, Technisch Bureau Afbouw, NOA en Stichting Garantiefonds Gevelisolatie. De missie van het Platform is om de politiek, ambtenaren en particulieren te laten zien welke duurzame bijdrage buitengevelisolatie biedt. www.platformgevelisolatie.nl
Meer creativiteit bij transformatie Het PreWall-systeem isoleert de gevel en creëert een nieuwe uitstraling. Uniek aan het systeem van Aberson Smartbuild is de mogelijkheid om individuele keuzes te maken. Zo kunnen behalve steenstrips ook Eternit, plastica en ArGeTon op de isolatieplaten verlijmd worden. Isolatiemateriaal en steenstrips vormen de basis van het systeem. De isolatieplaten van geëxpandeerd hard polystyreenschuim (EPS) met een hoge dichtheid worden op zowel beton als metselwerk verlijmd en met kunststof pluggen aangebracht. Het systeem is volledig vrij van koudebruggen, voorkomt indringing van water en is leverbaar in diktes tussen 40 en 300 mm. Op de isolatieplaten worden prefab steenstrippen verlijmd. www.abersonsmartbuild.nl
Nieuwe lichtgewicht gevelisolatie Het DUO-Systems® gevelisolatiesysteem garandeert een eenvoudige, schone en betaalbare combinatie van isolatie en metselwerk. Het gevelisolatiesysteem biedt duurzame bescherming en veel mogelijkheden om gebouwen een eigen verschijningsvorm te geven. Er is keuze uit diverse isolatiediktes en een breed assortiment steenstrips en tegels. DUO-Systems® is bovendien uitgebreid getest en gecertificeerd. www.duo-systems.nl 28 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De redactie van dit blad aanvaard geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de op deze pagina’s aangegeven eigenschappen van de besproken producten.
Productnieuws Isolatie N D nieuwsB brieven Op de hoo gte
blijven va productnie n al het uws kan o ok via de nieuwsbri themaeven van NBD-onlin thema’s va e. De n komend e maand: 17 februari 2015 BIM
Overheaddeuren met een hoge isolatiewaarde Voor het Nationaal Militair Museum in Soesterberg produceerde Protec Industrial Doors inbraakwerende overheaddeuren met een weerstandsklasse 4 en een hoge Rc-waarde van 5.0 m2K/W. De inbraakwerende overheaddeuren hebben een afmeting van circa 16.000 x 6.500 mm (bxh). Protect Industrial Doors kan hoge isolatiewaarden op de complete deurconstructie behalen, op zowel hangardeuren als overheaddeuren. Afhankelijk van de gewenste of vereiste isolatie-eis is het mogelijk het deurconcept hierop aan te passen. www.protecindustrialdoors.com
Hellend dak na-isoleren met beperkt budget IsoBouw breidde haar assortiment renovatieproducten uit met het RecaPan® na-isolatiesysteem. Met RecaPan® kan een bestaand pannendak op een verantwoorde en bouwfysisch veilige wijze geïsoleerd worden. Snel en voordelig verhoogt u het isolerend vermogen van het dak met een Rc-waarde van circa 3.0 m2K/W. Het gepatenteerde RecaPan® systeem is de ideale oplossing voor renovatieprojecten met een beperkt budget. Een belangrijk voordeel is dat bestaande pannen niet van het dak af hoeven. Na het leggen van de eerste rij RecaPan® elementen kunnen de pannen direct herplaatst worden op de isolatie. www.isobouw.nl
Optimale binnenluchtkwaliteit Knauf Insulation ontving voor haar glaswolproducten het Eurofins GOLD certificaat. Het bedrijf produceert al haar glaswolproducten met het bindmiddel ECOSE® Technology. Dit is een door de fabrikant ontwikkelde gepatenteerde technologie op biologische basis, gebaseerd op duurzame grondstoffen ter vervanging van petro chemische derivaten. Hierdoor voldoet de glaswol aan de hoogste kwaliteitsklasse voor gezonde binnenlucht. www.knaufinsulation.com
26 februa ri 2015 Glas
Gevelplank voor duurzame toepassing Gevelbekleding is geschikt als finale laag voor het afwerken van een buitenmuur. In combinatie met isolatiemateriaal kan het ook deel uitmaken van een totaalisolatieconcept zodat er tot 20% minder energie verloren gaat. Deceuninck heeft aan het assortiment planken (in pvc-hardschuim voorzien van een pvctoplaag) de Potdeksel 167-plank toegevoegd. Deze wordt overlappend geplaatst, heeft een aantrekkelijke nerfstructuur en is verkrijgbaar in acht duurzame kleuren. De Potdeksel 167-gevelplank heeft een hoge densiteit. Door toepassing van koud pigmentatie reflecteert het infraroodlicht van de zon in plaats van deze te absorberen. www.deceuninck.nl
Eisen zijn aangescherpt Vanaf 1 januari 2015 zijn de eisen voor woningnieuwbouw aangescherpt. De EPC-eis is nu 0,4. Ook de EPC-eis voor utiliteitsgebouwen daalt, afhankelijk van de gebouwfunctie. Daarnaast gaan de thermische isolatie-eisen (Rc) gedifferentieerd omhoog. De minimum Rc-eis voor gevels gaat naar 4,5 m2.K/W en voor daken naar 6,0 m2.K/W, terwijl de Rc-eis voor vloeren gelijk blijft op 3,5 m2.K/W. Wilt u weten wat er precies is veranderd? Op de site van Isover staat het duidelijk omschreven. www.isover.nl/epcwijzer
Nieuwe inblaastechniek Knauf Insulation ontwikkelde een nieuwe gecertificeerde inblaastechniek met Supafil inblaaswol. De inblaastechniek is geschikt voor het na-isoleren van spouwmuren met smalle voegbreedtes tussen de buitengevelstenen. Hierdoor is het mogelijk om te boren met een boordiameter van 14 mm. De boortechniek voor smalle voegen brengt geen schade toe aan de buitengevelstenen en verandert het uiterlijk van de woning niet. Supafil voldoet aan de hoogste binnenlucht kwaliteitsklasse voor een gezonde binnenlucht. Dit komt doordat er geen kunstmatige kleurstoffen of chemicaliën zijn toegevoegd. www.knaufinsulation.nl | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 29
Productnieuws uitgelicht Isolatie
R e yn a e r s a l u m in iu m k oz ijnen
Een duurzaam onderkomen Habeon Architecten ontwierp voor Dok Vast een zeer duurzaam distributiecentrum. Het nieuwe onderkomen van Vossenberg Distributie in Tilburg ontving het duurzaamheidscertificaat Breeam Outstanding. Om dat te bereiken koos het architectenbureau voor triple beglazing in aluminium kozijnen met geïsoleerde betonplinten. Het dak is voorzien van een dikke PVC dakbedekking en dakisolatie met hoge isolatiewaarde, wat resulteerde in een Rc-waarde van 5,0m2K/W. Bijzonder is bovendien dat de bouwtijd slechts 22 weken bedroeg. Tekst Katja van Roosmalen
De esthetiek van het gebouw staat in dienst van de functionaliteit. Grote houten (thermisch verduurzaamd Essen) vlakken in de langs- en kopgevels accentueren de dockzones en het kantoorgedeelte. Lichtstroken in de achtergevel op de scheiding tussen de (lage) mezzanine en het (hoge) magazijn brengen het daglicht diep in het magazijn.
Oude bekende Reynaers leverde de CS 77 aluminium kozijnen. ‘Dit kozijn is een “oude bekende”, maar ontwikkelen we nog steeds door. Daardoor voldoet hij aan de hoogste duurzaamheidseisen’, vertelt Hans van der Looij, Sales & Marketing Manager bij Reynaers. Het hoogisolerende raamsysteem scoort goed op het gebied van isolatie, stabiliteit en veiligheid. De U-waarden van het kozijn en glas bedragen respectievelijk 1,0 en 0,7 W/(m2*K). ‘Bovendien is aluminium hoogwaardig te recyclen en past daardoor in iedere certificering. Door het wisselen van de isolator, foams die steeds meer stilstaande lucht creëren, is het mogelijk om te voldoen aan iedere gewenste isolatieklasse.’ BIM Voor het distributiecentrum leverde Reynaers BIM-modellen aan. ‘De opdrachtgever vroeg daar specifiek om. BIM wordt steeds belangrijker. Mede omdat alle data in een BIM-model te plaatsen is en je van daaruit bijvoorbeeld ook EPC-berekeningen kunt maken.’ Een ander 30 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
aspect waar Van der Looij op wijst is de knowhow. ‘Kennis en kunde vertalen in software is een van onze focuspunten. De huidige tijd verlangt dat leveranciers proactief zijn. We vervullen bij Reynaers een voortrekkersrol. Dat deden we destijds al met het introduceren van CS 77, maar ook nu is het van belang naar de markt te luisteren. Er is momenteel veel
druk op de levertijden waardoor de logistiek onder druk staat. Bij het distributiecentrum begonnen we in mei met produceren en zes weken later, in juni, had de gevelbouwer Portalume uit Kwintsheul, het hele pand dicht gezet.’
Prestaties CS77 Thermische isolatie EN 10077-2: Uw W/m²K ≥1,35 Akoestische reductie EN ISO 140-3; EN ISO 717-1: Rw(C;Ctr) = ≤50 (-2;-8) dB(A) Luchtdoorlatendheid EN 1026; EN 12207: klasse 4; 600 Pa Waterdichtheid EN 1027; EN 12208: klasse E750; 750 Pa Veiligheid inbraakwerendheid NEN 5096; ENV 1627; ENV 1630: WK2 (geschikt voor Politiekeurmerk Veilig Wonen) WK3 Brandwerendheid volgens NEN 6069; EN 1363-1; EN 1634-1: 30/60 minuten
Isolatie
Isolerende vliesgevel verliest transparantie ↘ Octrooi Tekst Joost Melten
De panelen van een nieuw type vliesgevel bieden naast bescherming tegen wind en water ook een goede thermische isolatie. Maar dat gaat dan wel ten koste van de lichtdoorlatendheid. Octrooi NL20087278 heeft als titel: ‘heat insulation for the outer sidings of buildings’. Het in Engels gestelde octrooi staat op naam van een Turks bedrijf en betreft een isolerende bekleding die kan worden aangebracht tegen de gevel of gevels van een gebouw. De vinding moet een alternatief vormen voor bestaande ‘curtain walls’ oftewel vliesgevels: niet-dragende gevels die bestaan uit metalen profielen met keramische tegels of platen van bijvoorbeeld aluminium, hout, kunststof, marmer, graniet, composietmateriaal of glas. De elementen (5) van de vliesgevel zijn opgebouwd uit een plaat bekledings
Nieuwe vliesgevel Ook bij deze nieuwe vliesgevel kunnen platen van dit soort materialen worden toegepast. Uit de verdere octrooitekst blijkt overigens wel, dat het gebruik van glasplaten in dit geval niet zal resulteren in een transparante vliesgevel zoals we die kennen van bijvoorbeeld het Glaspaleis in Heerlen en de Van Nellefabriek in Rotterdam, beide nu ongeveer tachtig jaar oud. Daar staat tegenover dat de nieuwe vliesgevel geen metalen profielen kent voor het monteren van de er in toegepaste panelen. Dit heeft onder andere als resultaat dat er een veel grotere vrijheid ontstaat bij het combineren van allerlei verschillende afmetingen. Volgens het bij de octrooiaanvraag gevoegde ‘onderzoek naar de stand der techniek’ is de vinding op alle geclaimde technische aspecten zowel nieuw als inventief en industrieel toepasbaar. Kleine plaat isloatiemateriaal I. Poyraz bedacht een gevelplaat die aan de achterzijde is voorzien van een iets kleinere plaat isolatiemateriaal, bij voorkeur gebaseerd op polyurethaan. Beide platen zijn over hun gehele oppervlak op elkaar vastgezet met een eveneens op polyurethaan gebaseerde lijm. De zijkanten en de achterzijde van de plaat isolatiemateriaal zijn opgesloten in een soort doosvormige omhulling. Deze kan bijvoorbeeld zijn gemaakt van keramiek, cement, kunststof of metaal. Zelfs spaanplaat wordt genoemd als mogelijkheid. Hoe de omhulling en de platen aan elkaar zijn bevestigd, vermeldt het octrooi niet. Het ligt voor de hand dat de combinatie tot een waterdicht geheel in elkaar zal worden gelijmd. De beschermende doos is aan de achterzijde voorzien van een bevestigingsnet van alkali-bestendig glas of een alkali-bestendige kunststof.
materiaal (1) met aan de achterzijde een plaat isolatiemateriaal (2), opgesloten in een waterdichte doos (3) voorzien van een bevestigingsnet (4).
Het net loopt aan de bovenzijde van de gevelplaat een stukje door. Zoals eerder vermeld, worden de isolerende gevelplaten van deze vliesgevel niet gemonteerd met behulp van metalen profielen. In plaats daarvan worden ze met hun achterzijde op de bestaande gevel vastgezet met een kleefmiddel dat is gebaseerd op bijvoorbeeld polyurethaan, epoxy of cement. Bovendien worden de bovenranden van het bevestigingsnet met bouten en pluggen vastgezet aan de gevel. Of de kieren tussen de panelen nog waterdicht worden afgewerkt, is onduidelijk.
octrooinummer: NL2008278 houder: Vitra Karo Sanayi ve Ticaret, Turkije uitvinder: I. Poyraz
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 31
Ventilatie liftschacht Om u een idee te geven van de vragen die bij de Helpdesk Bouwbesluit binnenkomen, wordt in elke uitgave van Bouwkwaliteit in de praktijk een telefonisch gestelde vraag en antwoord opgenomen. Vraag en antwoord zijn uiteraard geanonimiseerd.
↘ Vraag en antwoord Tekst Helpdesk Bouwbesluit
Omschrijving Ventilatievoorziening en bepaling ventilatiecapaciteit van een liftschacht. Vraag Een nieuw te bouwen liftschacht moet volgens artikel 3.32, lid 3 van Bouwbesluit 2012 worden geventileerd met een niet-afsluitbare voorziening voor luchtverversing. Mag deze luchtverversing plaatsvinden met uitsluitend natuurlijke ventilatie? Antwoord Ja. Een liftschacht hoeft niet mechanisch geventileerd te worden. Wel moeten de luchttoe- en afvoer van een liftschacht rechtstreeks van en naar buiten of via de liftmachineruimte plaatsvinden (artikel 3.34, lid 4). Ventilatie kan tot stand worden gebracht door het aanbrengen van openingen van voldoende afmetingen. De effectieve doorlaat van de ventilatieopeningen kan worden bepaald volgens onderdeel 5.3 van NEN 1087. Openingen kunnen op verschillende manieren worden aangebracht en afhankelijk van de plaats van de openingen volgt daaruit de minimaal vereiste effectieve doorlaat.
Aanvullende opmerking(en) - Een rekenvoorbeeld voor de ventilatie van een liftschacht, volgens onderdeel 5.3.4 van NEN 1087: Oppervlakte van de liftschacht bijvoorbeeld 4,5 m²; de vereiste ventilatiecapaciteit volgens artikel 3.32, lid 3, Bouwbesluit 2012 is dan 4,5 x 3,2 = 14,4 dm³/s. Berekening minimaal vereiste opening: o Volgens situatie b in paragraaf 5.3.1 van NEN 1087 (openingen in slechts 1 gevel of dakvlak), waarbij luchtsnelheid v = 0,625 m/s: qv = A x v x 1.000 → A = qv / (v x 1000) = 14,4 / (0,625 x 1.000) = 0,02304 m² = 230,4 cm² Te realiseren netto openingen: - vierkante opening van 15,2 x 15,2 cm²; of - r onde opening met diameter van 17,1 cm. o Volgens situatie a in paragraaf 5.3.1 van NEN 1087 (openingen in 2 gevels of gevel en dakvlak), waarbij luchtsnelheid v = 2,5 m/s: qv = A x v x 1.000 → A = qv / (v x 1000) = 14,4 / (2,5 x 1.000) = 0,00576 m² = 57,6 cm² Te realiseren netto openingen in zowel gevel als dak: 32 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
- vierkante opening van 7,6 x 7,6 cm²; of - r onde opening met diameter van 8,6 cm. o Het gaat hierbij om netto-openingen. Ventilatieopeningen zullen ter voorkoming van inregenen of insneeuwen voorzien worden van een afdekkap of roosters. Er moet dan op gelet worden dat de nettoopening aanwezig blijft. Zie ook hierna onder ‘Enkele praktische aandachtspunten’. - Uit de bepalingsmethode in onderdeel 5.3 van NEN 1087 kan in relatie met de ventilatie van een liftschacht een aantal conclusies worden getrokken: o De ventilatie van de liftschacht kan gerealiseerd worden door een opening in het dak van de schacht waarbij die opening gelijktijdig functioneert als toe- en afvoer (situatie b in paragraaf 5.3.1). o Er worden geen eisen gesteld aan de positie van de openingen in de liftschacht. Het is dus mogelijk te kiezen voor een opening in de wand van de dakopbouw van de liftschacht en in het dak van de liftschacht (situatie a in paragraaf 5.3.1.). o Indien de liftschacht nergens aan de buitenlucht grenst, zal het veelal niet mogelijk zijn om te ventileren via openingen in twee vlakken (situatie a in paragraaf 5.3.1) omdat er volgens 5.3.2.2 geen overstroomvoorzieningen deel uit mogen maken van de voorziening voor luchtverversing en omdat de ventilatietoevoer van de liftschacht volgens artikel 3.34, lid 4 van Bouwbesluit 2012 rechtstreeks van buiten plaats moet vinden. - In het Bouwbesluit worden geen aanvullende of afwijkende eisen gegeven voor de ventilatie van schachten van brandweerliften. Het risico dat de schacht van de brandweerlift onder de rook komt te staan, wordt beperkt door WBDBO-eisen tussen brandcompartimenten en schachten van brandweerliften in artikel 2.84 lid 1 (60 minuten brandwerendheid tussen een brandcompartiment en een liftschacht van een brandweerlift) in verbinding met artikel 2.120 (voorportaal voor brandweerlift). - Enkele praktische aandachtspunten: o Er zijn verschillende typen dakkappen ten behoeve van de afdekking van ventilatieopeningen in de handel. Bij de keuze van de dakkap is het van belang na te denken over mogelijke invloed op omliggende ruimten in het gebouw (bijvoorbeeld appartementen). Bij het op en neer gaan van de lift is er sprake van drukopbouw in de liftschacht. Ook de keuze van de dakkap bepaalt de mate waarin druk wordt opgebouwd. Als er een dakkap wordt toegepast met wel de vereiste opening maar met een zodanige vormgeving dat er weerstand aanwezig is in de luchtstroom van binnen naar buiten, wordt er extra druk opgebouwd. Een voorbeeld is een dakkap in de vorm van het zogenaamde ‘Chinees hoedje’, waarbij de luchtstroom naar buiten moet worden afgebogen waardoor extra weerstand wordt opgebouwd. Grenzen er dan bijvoorbeeld metal studwanden aan de liftschacht, dan zal deze druk doorgezet worden in de wanden en zal uiteindelijk via bijvoorbeeld wandcontactdozen in deze
Vraag en antwoord wanden de druk vereffenen. Dit laatste levert klachten op. Verder wordt door de kap de luchtstroom direct horizontaal afgebogen. Liggen er dan bijvoorbeeld uitmondingen van woningventilatie nabij de liftschacht, dan is er het risico van ‘kortsluiting’ naar de woningen. Het toepassen van een meer ‘trekkende’ dakkap met verticale uitlaat verdient de voorkeur. o De ventilatie-eis is gesteld aan de oppervlakte van de liftschacht. Er wordt dus geen rekening gehouden met de hoogte van het gebouw. Hoe hoger het gebouw, hoe meer druk er in de liftschacht wordt opgebouwd als deze naar boven of beneden gaat. Ook kunnen er in hoge liftschachten drukverschillen ontstaan als gevolg van temperatuurverschillen. Er moet dan worden nagedacht over mogelijkheden van ‘ontspanning’. Of daarvoor extra voorzieningen nodig zijn, hangt sterk af van het ontwerp van het gebouw en dit zal dus per gebouw beoordeeld moeten worden, mede in relatie met de wijze waarop de (gemeenschappelijke) verkeersruimten rond de liftschacht worden geventileerd. -O ndanks het feit dat een liftschacht wordt geventileerd met meer dan 3 dm³/s per m², mag de liftschacht op grond van het Begrenzingsvoorschrift in onderdeel 6.3.2 van NEN 7120 indien gewenst worden meegenomen binnen de verwarmde zone in de EPC-berekening. Voor de EPC hoeft de liftschacht dus niet te worden gelijkgesteld aan een sterk geventileerde ruimte. e liftschacht is onderdeel van het gebouw en moet voldoen aan de -D voorschriften in het Bouwbesluit. De liftkooi is geen bouwkundige voorziening, maar maakt onderdeel uit van de lift en valt dus onder het Warenwetbesluit liften. In artikel 5, lid 2 van dit besluit is aangegeven dat liften moeten voldoen aan de in bijlage I van de richtlijn opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen. Bedoeld wordt Richtlijn 95/16/EG van 29 juni 1995, waarin in bijlage I is aangegeven dat kooien zo moeten zijn ontworpen en gebouwd dat voor de passagiers ook bij langdurige stilstand een toereikende ventilatie is gewaarborgd. In 8.16 van NEN-EN 81-1 is de ventilatie van de liftkooi nader uitgewerkt.
Toelichting
Chinees hoedje.
artikel 3.34, lid 4, Bouwbesluit 2012 De toevoer van verse lucht naar een schacht voor een lift vindt rechtstreeks van buiten plaats, of via de liftmachineruimte van buiten. Afvoer van binnenlucht uit een dergelijke ruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats, of via de liftmachineruimte naar buiten.
onderdeel 5.3 van NEN 1087 Bepalingsmethode voor de nominale capaciteit van een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een of meer niet afsluitbare componenten voor de toevoer van verse lucht van buiten en voor de afvoer van binnenlucht rechtstreeks naar buiten. Het beginsel van deze bepalingsmethode luidt volgens onderdeel 5.3.1 van NEN 1087: De bepalingsmethode berust op een berekening, waarbij uitgaande van een windsnelheid die gedurende een zeer groot deel van de tijd (meer dan 50% van de tijd) wordt overschreden en een temperatuurverschil tussen binnen en buiten, het verblijfsgebied of een andere ruimte via niet afsluitbare openingen in de gevels of het dak, verse lucht kan worden toegevoerd en binnenlucht kan worden afgevoerd.
Begrenzingsvoorschrift onderdeel 6.3.2, NEN 7120 … Buiten het energiegebouw liggen:
ventilatie liftschacht artikel 3.32, lid 3, Bouwbesluit 2012
a. ruimten met een industriefunctie;
Een schacht voor een lift heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverver-
c. r uimten die via een of meer niet-afsluitbare openingen met een oppervlakte
b. sterk geventileerde ruimten, niet zijnde liftschachten;
sing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die liftschacht.
van in totaal ten minste 0,2 m² in verbinding staan met de buitenlucht; d. stallingsruimten voor motorvoertuigen. ...
Indien mogelijk ontvangt u telefonisch direct een inhoudelijke reactie op uw vraag. Voor een uitgewerkte (schriftelijke) vastlegging zullen prijsafspraken worden gemaakt. Bel: (085) 489 88 89 Mail:
[email protected] Praktische hulp bij het nieuwe Bouwbesluit. Gratis voor u als abonnee! De technische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen, zijn op 1 april 2012 veranderd met het nieuwe Bouwbesluit. Met al uw vragen hierover kunt u bij ons terecht. Speciaal voor u als abonnee is er professioneel advies door een uitgebreid team van experts beschikbaar gesteld. Deze experts zijn werkzaam bij de Nieman Groep en Geregeld BV. U kunt eenvoudig uw vraag stellen via (085) 489 88 89 of helpdeskbouwbesluit@ bimmedia.nl. Met een van de experts neemt u door wat uw vraag is.
www.omgevingindepraktijk.nl Alle gepubliceerde vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van Omgeving in de praktijk (www.omgevingindepraktijk.nl) en kunnen door de abonnementhouders van Omgeving in de praktijk worden geraadpleegd. Zie voor de voorwaarden www.cobouw.nl/ helpdeskbouwbesluit/ voorwaarden. Daar kunt u ook zien voor welke abonnementen van BIM Media deze service gratis is. Deze Vraag en antwoord is geschreven door Marjolein Berghuis (Nieman Groep), met medewerking van Hajé van Egmond (Geregeld BV). | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 33
Motivering en de te treffen voorzieningen ↘ Bouwrecht Tekst Mr F.H. van den Bercken
Op 20 augustus 2014 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in een geschil dat betrekking had op een besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen. Daarbij werd onder oplegging van een dwangsom gesommeerd om voor 1 januari 2013 een rijksmonument op te knappen. Wageningen Monumentaal Vereniging voor Stadsschoon had om handhavend optreden gevraagd tegen de verwaarlozing van het pand.
34 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Bouwrecht
D
e last onder dwangsom betrof het op een deugdelijke wijze wind- en waterdicht maken van het rijksmonument en deze te voorzien van een goed functionerende goot en afvoeren. Ook betrof deze de renovatie van de dakkapel aan de voorzijde (richting haven), dan wel het op andere wijze voorkomen dat deze zou instorten. De scheuren aan de achterzijde van het pand moest men eveneens verhelpen, zodat het pand niet kan ‘buiken’ en de boom in het pand (die door het dak steekt) moest worden geveld. Burgemeester en wethouders hadden het verzoek van Wageningen Monumentaal Vereniging voor Stadsschoon in eerste instantie afgewezen. In bezwaar besloten zij alsnog tot die last over te gaan. Er was namelijk sprake van een situatie dat werd gehandeld in strijd met artikel 11 van de Monumentenwet 1988, omdat door nalaten het voortbestaan van het monument in gevaar komt. Dat artikel is echter opgegaan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daarin is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Bezwaar De eigenares van het pand maakte bezwaar tegen de last onder bestuursdwang. Zij meende dat haar niet kan worden aangerekend dat zij door nalaten het voortbestaan van het monument in gevaar heeft gebracht. Door voortdurend in contact te blijven met de gemeente heeft zij volgens haar al het mogelijke gedaan om het pand tegen verval te beschermen. De gemeente heeft haar dat laatste echter financieel onmogelijk gemaakt door de aan haar toegezegde subsidie voor verbouwing en renovatie van het pand onverwacht in te trekken. Bovendien strekt het uitvoeren van de maatregelen, die in de last zijn opgesomd, verder dan het niet in gevaar brengen van het voortbestaan van het monument.
Burgemeester en wethouders van Wageningen deelden de bezwaren van eigenares van het pand niet. Zij wezen haar bezwaren dan ook af.
Beroep Ook met het besluit op bezwaar was eigenares van het pand het niet eens. Zij stelde daarom tegen dat besluit beroep in bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank deed op 25 juli 2013 uitspraak. Zij stelde burgemeester en wethouders van Wageningen in het gelijk en verwierp het beroep van eigenares. Hoger beroep Met de uitspraak van de rechtbank Gelderland kon eigenares van het pand evenmin uit de voeten. Zij stelde daartegen hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling overwoog het volgende. Volgens jurisprudentie van de Afdeling wordt gehandeld in strijd met artikel 11 van de Monumentenwet 1988, wanneer door nalaten het voortbestaan van het monument in gevaar komt. In die jurisprudentie is verwezen naar de memorie van antwoord bij de Monumentenwet 1988. Hieruit kan worden afgeleid dat van geval tot geval moet worden bezien of ten gevolge van een bepaalde handelwijze een monument in gevaar wordt gebracht als bedoeld in dat artikel. Volgens die memorie van antwoord kan het langdurig openlaten van daken, dakramen, ramen en deuren, waardoor hemelwater ongehinderd naar binnen gaat, strafbare verwaarlozing van het monument opleveren. Verder is vermeld dat hetzelfde geldt voor het niet goed laten functioneren van goten en afvoeren. In de geschiedenis van de totstandkoming van de Wabo is het uitgangspunt opgenomen dat het beschermingsniveau van op grond van de Monumentenwet 1988 beschermde monumenten gehandhaafd blijft en zo mogelijk wordt versterkt. Gelet op deze totstandkomingsgeschiedenis alsmede de vrijwel gelijkluidende redactie van de van belang zijnde artikelen wordt aanleiding gezien de onder de Monumentenwet 1988 tot stand gekomen jurisprudentie voort te zetten. Het nalaten
waardoor het voortbestaan van een beschermd monument gevaar loopt, valt daarom ook onder het in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo opgenomen verbod. Vaststaat dat is nagelaten het voortbestaan van het rijksmonument niet in gevaar te brengen. Nu dit in strijd is met de Wabo, waren burgemeester en wethouders bevoegd daartegen handhavend op te treden.
Overwegingen De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat burgemeester en wethouders aannemelijk hebben gemaakt dat eigenares het pand niet tegen verval heeft beschermd. Het voortbestaan ervan is in gevaar gebracht nu zij als eigenares jarenlang geen onderhoud heeft gepleegd aan het pand. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het feit dat eigenares steeds in gesprek is geweest met burgemeester en wethouders en anderen en op verscheidene manieren heeft getracht fondsen te verwerven om het pand te kunnen (laten) herstellen, niet maakt dat zij geen overtreder is. Het was aan haar als eigenares om het als monument aangewezen pand te gebruiken of te laten gebruiken zonder dat het in gevaar werd gebracht. Anderen, waaronder burgemeester en wethouders, delen niet die verantwoordelijkheid. Voor zover eigenares bedoelt te betogen dat de last onder dwangsom niet aan haar kon worden opgelegd, omdat deze alleen kan worden opgelegd aan de overtreder die het in zijn macht heeft deze uit te voeren en zij daartoe niet in staat is, faalt dit betoog evenzeer. Als eigenares van het pand kon zij in staat worden geacht de overtreding ongedaan te maken. Verweer uit onderzoeksrapport Uit onder meer foto’s in het dossier blijkt en ter zitting van de Afdeling is bevestigd, dat een groot deel van het dak van het pand ontbreekt. In een onderzoeksrapport, in opdracht van eigenares, komt de onderzoeker tot de conclusie dat, gezien de slechte staat waarin het pand verkeert, aan het pand uit te voeren tijdelijke maatregelen zoals die in de last zijn opgenomen niet realistisch zijn. Ze kunnen in bouwkundig en monumenttechnisch opzicht voor het merendeel niet of zeer moeilijk | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 35
→
Bouwrecht
worden gerealiseerd. Mogelijk kunnen de ingrepen zelfs contraproductief zijn, aldus het rapport, bijvoorbeeld doordat opgesloten vocht niet kan verdampen als het pand winden waterdicht zou worden afgesloten. Verder is volgens het rapport het wind- en waterdicht maken van het pand en het aanbrengen van een goed functionerende goot en goed functionerende afvoeren niet mogelijk zonder het dak gedeeltelijk of mogelijk geheel te vernieuwen en de muren en balklagen te restaureren, omdat de muren het dak anders niet zullen kunnen dragen. Tijdelijke noodgoten lijken zonder ingrijpende voorzieningen onmogelijk en zijn in de huidige staat zinloos, aldus het rapport. Met betrekking tot de in de last opgenomen maatregel dat de dakkapel dient te worden gerenoveerd dan wel dat op andere wijze wordt voorkomen dat deze instort, vermeldt het rapport dat dit zonder het reconstrueren van het volledige dakvlak een bedenkelijke optie is. Het verhelpen van de scheuren aan de achterzijde van het pand om het zogeheten buiken tegen te gaan, kan volgens het rapport pas plaatsvinden na het vanaf de grond opnieuw opbouwen van de balklagen, vloeren en muren. Het inkappen van nieuwe balken in de bestaande muren en hun verankering om het verband in de constructie terug te brengen is niet haalbaar, tenzij het pand geheel wordt gerestaureerd, aldus het rapport.
Rapport Eigenares heeft met het rapport, alsmede aan de hand van de door haar overgelegde foto’s van het pand en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is de in de last vermelde maatregelen uit te voeren zonder dat veel ingrijpender maatregelen worden getroffen. Het aanbrengen van goed functionerende goten en afvoeren en het renoveren van de dakkapel dan wel op andere wijze voorkomen dat deze instort, is eerst mogelijk nadat het dak is gerestaureerd. Voordat het dak kan worden gerestaureerd, dienen echter eerst de muren en de balklagen te worden hersteld omdat het dak anders niet kan worden gedragen. Deze maatregelen leiden tot het (nagenoeg) afbreken en opnieuw opbouwen van het pand 36 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
‘Deze uitspraak maakt duidelijk dat het bevoegd gezag niet klakkeloos een last onder bestuursdwang dan wel dwangsom kan opleggen’
en sluiten niet aan op de in de last gegeven motivering. Daarin is overwogen dat het doel van de last is om verder verval van het pand te voorkomen. Ter zitting hebben burgemeester en wethouders toegelicht dat het doel van de last is een einde te maken aan de situatie dat weer en wind vrij spel hebben en dat het in verval raken van het pand tot stilstand wordt gebracht. De rechtbank heeft niet onderkend dat de last niet aansluit op de in het besluit gegeven motivering. De stelling van burgemeester en wethouders ter zitting dat het wind- en waterdicht maken van het pand zou kunnen plaatsvinden door gebruik te maken van een zeil dat groter is dan de oppervlakte van het pand, leidt niet tot een ander oordeel. In de last is opgenomen dat het wind- en waterdicht maken op deugdelijke wijze moet gebeuren en dat het spannen van een zeil of andere dergelijke oplossingen, ontoereikend zijn.
Conclusie Een en ander leidt ertoe dat de Afdeling zowel de uitspraak van de rechtbank Gelderland als het besluit op bezwaar en de onder bestuursdwang opgelegde last van burgemeester en wethouders van Wageningen vernietigt. De relatie die de Afdeling legt met de vergunningplicht van de Wabo is niet duidelijk. In dit geval ging het om een last onder dwangsom en niet om een vergunningplichtige activiteit. Immers, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is voor het uitvoeren van een last ofwel aanschrijving niet ook nog een vergunning nodig. Er had dan ook kunnen
worden volstaan met een verwijzing naar de jurisprudentie van de Afdeling, die betrekking heeft op de Monumentenwet 1988. Daarin is nog steeds bepaald dat het verboden is een monument te beschadigen of te vernielen. Het nalaten van onderhoud of het treffen van bouwkundige voorzieningen leidt immers tot het beschadigen van het monument. Verder maakt deze uitspraak duidelijk dat het bevoegd gezag niet klakkeloos een last onder bestuursdwang danwel dwangsom kan opleggen. De in een last genoemde te treffen voorzieningen moeten wel in relatie staan tot de motivering van die last, anders is sprake van een ondeugdelijke motivering. De in de onderhavige last opgelegde voorzieningen zouden echter niet alleen leiden tot het opheffen van de gebreken, maar zouden ook moeten leiden tot andere bouwkundige maatregelen die geen directe relatie met de motivering van de last hebben. Deze last was immers gericht op het opheffen van gebreken die voortvloeien uit het nalaten van handelingen waardoor het voortbestaan van een beschermd monument gevaar loopt ofwel leidt tot beschadiging van het monument. Ook leert deze uitspraak dat het kan lonen wanneer men een gedegen rapport overlegt, waaruit blijkt dat, zoals in dit geval, de te treffen voorzieningen niet kunnen worden gerealiseerd zonder dat ook andere, ingrijpende voorzieningen worden getroffen, waartoe de last niet verplicht en de motivering van die last ook geen aanleiding geeft. Burgemeester en wethouders van Wageningen zullen op grond van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen omtrent de afwijzing van het verzoek van Wageningen Monumentaal Vereniging voor Stadsschoon om handhavend op te treden tegen de verwaarlozing van het rijksmonument.
↘ Informatie over de auteur
Mr Van den Bercken is als seniorjurist werkzaam geweest bij het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het besproken geschil heeft zaaknummer 201308200/1/A1.
←
Nieuws
KOMO-Certificaten Kalkzandsteen CE-proof Op 2 januari 2015 heeft IKOB-BKB de eerste KOMO-certificaten voor kalkzandsteen overhandigd die voldoen aan de eisen die voortkomen uit de CE-markering. Michiel Nieuwenhuys, directeur van VNK (Vereniging Nederlands Kalkzandsteenplatform), nam de certificaten namens zijn leden in ontvangst. Meer dan een jaar is intensief samengewerkt met de certificaathouders, KOMO, Stichting Bouwkwaliteit, diverse ministeries en de Raad voor Accreditatie. Het CE-proof maken van de certificaten is een proces geweest waarbij stap voor stap helder is geworden wat de CPR (Construction Product Regulation) voor impact heeft op private certificeringen zoals de KOMO-systematiek. Het resultaat is een volledige scheiding tussen publieke en private eisen in de kwaliteitsverklaringen. Het kalkzandsteen-certificaat is een voorbeeld van de complexiteit die dit met zich meebrengt, omdat dit certificaat de volgende facetten in zich heeft: •P rivate eisen; in de KOMO-kwaliteitsverklaring worden de eisen vastgelegd die afnemers en producenten met elkaar afspreken. Dit zijn eisen die anders zijn dan dat wat de CE-markering van een product verlangt. Door deze afspraken met elkaar te maken wordt een hoger kwaliteitsniveau bereikt en neemt de kans op faalkosten af. Voor kalkzandsteen is de mate waarin breuk, scheuren en beschadigingen in een product mogen voorkomen een van deze private eisen. • Publieke eisen; voor kalkzandsteen zijn twee publieke eisen van belang. De eerste gaat over de aansluiting met het Bouwbesluit en de tweede over het Besluit bodemkwaliteit. Goedgekeurde kwaliteitsverklaringen op publieke eisen worden erkend en borgen naar de afnemers dat aan de regelgeving wordt voldaan. •B ouwbesluit; in het KOMO-attest wordt verklaard hoe kalkzandstenen constructies vervaardigd kunnen worden die voldoen aan het Bouwbesluit. Hierin wordt aangegeven waar kalkzandsteen aan moet voldoen om een constructie te maken die sterk genoeg is en wanneer de constructie voldoet aan de eisen voor het beperken van rook en brand. esluit bodemkwaliteit; in de KOMO-kwaliteitsverklaring •B Bbk wordt verklaard dat de kalkzandsteen van een fabrikant voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit. Met deze KOMO-kwaliteitsverklaring is het mogelijk om onder het KOMO-logo te verklaren dat een product voldoet aan de eisen met betrekking tot uitloging naar de bodem. Met de aanvaarding van de wijzigingsbladen door Stichting Bouwkwaliteit is aangetoond dat het mogelijk is een zuivere splitsing te maken tussen publiek en privaat. Hiermee is ook de erkenning van de publieke certificaten door de overheid gegarandeerd. Ook alle andere IKOB-BKB-certifi-
Van links naar rechts: drs. ing. Bastiaan Benz (directeur SKG-IKOB), ir. Michiel Nieuwenhuys (directeur VNK), ir. Ton Jans (directeur KOMO) en dr. ir. Ton van Beek (certificatiemanager SKG-IKOB).
caten met betrekking op producten waar CE-markering van toepassing is, voldoen nu aan de eis dat privaat en publiek helder gescheiden zijn. De oude certificaten zijn vanaf 1 januari 2015 ongeldig en vanaf dat moment zijn de nieuwe certificaten van kracht.
Rectificatie: Dakkapellen worden niet door de gemeenten overgenomen In Bouwregels in de praktijk nummer 11, 2014 staat een impressie van het jaarcongres van de VBWTN op 16 oktober jongstleden in Ermelo. Volgens die impressie zou minister Blok onder meer hebben gezegd dat ‘(…) gemeenten waarschijnlijk voor eenvoudige bouwactiviteiten de verantwoordelijkheid overnemen, zodat mensen voor een aanbouw of dure dakkapel niet een dure gecertificeerde marktpartij hoeven in te schakelen voor de kwaliteitsborging.’ Dat is onjuist! Zodra de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen door het parlement is vastgesteld en wordt ingevoerd geldt deze werkwijze niet meer voor eenvoudige bouwwerken in ‘gevolgklasse 1’ (zie Advies nr. van de kwartiermakers: http://www.stichtingibk.nl/wp-content/ uploads/2013/12/iBK-2014-04-Definitie-Risicoklasse-1.pdf ). Meer complexe en risicovolle bouwwerken volgen later en houden dus vooralsnog ook voor het Bouwbesluit de gemeentelijke bemoeienis. Als de markt er niet in zou slagen effectieve goedkope instrumenten te ontwikkelen voor zeer eenvoudige bouwwerken als serre en dakkapel is de kans groot dat het stelsel voor deze bouwwerken te duur wordt. Een oplossing kan zijn om na te gaan of dergelijke bouwwerken vergunningvrij kunnen worden verklaard. Ook dan moeten ze overigens wel aan het Bouwbesluit voldoen. Het is NIET de bedoeling dat het voldoen aan het Bouwbesluit bij deze bouwwerken door gemeentelijke toetsing en toezicht wordt geborgd.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 37
Nieuws
Wijziging Woningwet versterkt handhavingsinstrumentarium Sinds 1 januari 2015 hebben gemeenten meer instrumenten om op te treden tegen overtredingen van Bouwbesluit 2012. Naast de reeds bestaande herstelsancties en strafrechtelijke vervolging op grond van de Wet economische delicten kan de gemeente per 1 januari 2015 ook een bestuurlijke boete opleggen. De bestuurlijke boete in de Woningwet kan worden ingezet voor overtredingen van de Woningwet in samenhang met Bouwbesluit 2012. In Bouwbesluit 2012 zijn allerlei regels opgenomen voor bouwwerken, de bouw, het gebruik en het slopen daarvan. De boete is bedoeld voor structurele overtreders zoals malafide pandeigenaren, maar ook voor herhaalde overtredingen die gemakkelijk begaan kunnen worden en weer ongedaan gemaakt kunnen worden, zoals het blokkeren van een nooduitgang. De boete kan worden
opgelegd indien in de twee jaar voorafgaand aan de overtreding al eerder een overtreding is geconstateerd/begaan op dit terrein. Met deze wet is nog een aantal wijzigingen aangebracht in het handhavingsinstrumentarium. Zo kan het beheer van een pand worden overgenomen indien een last onder dwangsom niet wordt opgevolgd, kan een gebouw worden gesloten indien sprake is van herhaaldelijke overtreding en een bedreiging van de leefbaarheid of gevaar voor veiligheid of gezondheid (voorheen gold een andere voorwaarde voor sluiting), en kan de minister categorieën bouwwerken aanwijzen waarbij de eigenaar verplicht is onderzoek te doen.
Energielabel woningen: wat verandert er? Eigenwoningbezitters die op 1 januari 2015 nog geen energielabel voor hun woning hadden, ontvangen van het Ministerie van BZK een voorlopig energielabel. Dit is een afspraak uit het Energie akkoord voor duurzame groei van 2013. Een voorlopig energielabel is een inschatting van het definitieve energielabel, en volstaat niet op het moment van overdracht. Misschien zijn er namelijk inmiddels energiebesparende maatregelen getroffen, zoals vloerisolatie of een HR-ketel. De woningeigenaar kan het voorlopige energielabel zelf op www.energielabel voorwoningen.nl omzetten in een definitief energielabel dat wel volstaat bij de verkoop, verhuur of oplevering van een woning. De eigenaar past daarvoor maximaal tien kenmerken van de woning aan en levert voor de wijzigingen digitaal bewijsmateriaal aan. Een erkend deskundige controleert de gegevens vervolgens op afstand en hoeft dus niet meer aan huis te komen. De erkend deskundige bepaalt zelf de prijs, maar de verwachting is dat het nieuwe definitieve energielabel enkele tientallen euro’s gaat kosten. Het energielabel is een letter, waarbij A de energiezuinigste en G de minst zuinige woningcategorie voorstelt.
38 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Het energielabel wordt ook opgenomen in commerciële advertenties en op Funda. Het hebben van een energielabel vergroot het bewustzijn over energieverbruik in woningen. Door waardestijging van de woning met een beter energie label worden eigenaren naar verwachting geprikkeld om energiebesparende maatregelen te treffen.
Toezicht en handhaving De plicht tot het overhandigen van een energielabel bij verkoop en verhuur bestaat al sinds 2008, maar wordt in de praktijk weinig nageleefd. Verkoper en koper van een woning komen vaak overeen om geen energielabel te overhandigen. Vanaf 1 januari 2015 heeft het ontbreken van een definitief energielabel voor de woningeigenaar die verkoopt of verhuurt mogelijk financiële gevolgen. De ILT gaat vanaf dat moment handhaven en de eigenaar riskeert een boete als hij/zij bij de verkoop of verhuur van de woning geen definitief energielabel overhandigt. De ILT werkt met een interventieladder. In eerste instantie zal worden gekozen voor een last onder dwangsom. Hierbij krijgt de woningeigenaar de kans alsnog een energielabel op te stellen. Blijft de eigenaar in gebreke, dan wordt een bestuurlijke boete opgelegd die kan oplopen tot maximaal 405 euro.
Nieuws
Comfort centraal bij St. Michaëlschool
De extra investering in de duurzame opwekking resulteert niet alleen in een beter binnenklimaat en comfort, maar ook in lagere energiekosten (63% voor verwarmen) en 55% CO2-reductie.
Toekomstbestendig gebouw De nieuwe school, met een omvang van 3.000 m2, heeft 24 lokalen en een speellokaal en huisvest 560 leerlingen. Een warmte- en koude-opslagsysteem met een gesloten bodemwisselaar (WKO), warmtepompen en PV-panelen zorgen voor de duurzame energieopwekking. Voor een optimaal binnenklimaat heeft het gebouw een hoge lucht-
Foto: John Lewis Marshall.
Het nieuwe schoolgebouw voor de basisschool St. Michaëlschool in Hillegersberg is fraai ontworpen, comfortabel en duurzaam gebouwd. Het heeft een frisse scholen-classificatie B en GPR gebouwscore van 8,4. Hiermee is een einde gekomen aan klachten over tocht, kou en ventilatie, die in de oude, naoorlogse gebouwen aan de orde van de dag waren. Opdrachtgever van de nieuwbouw was de RVKO. Zij werden ondersteund door Gebouwverduurzamer INNAX en architectenbureau De Zwarte Hond. dichtheid, waardoor er geen sprake meer is van tocht. De lokalen zijn voorzien van decentrale units voor ventilatie op basis een CO2- en temperatuurregeling voor verwarming en koeling. De vloerslangen zorgen voor de basistemperatuur in de diverse ruimten. Voor een optimaal binnenklimaat fungeert deze in de warme periodes ook als koeling. Aanwezigheidsdetectie en LED-verlichting zorgen voor de besparing op verlichting. Daarnaast zijn er in het dak lichtkoepels aangebracht om daglicht door te laten. De school heeft in december 2014 ook de Rotterdam Architectuurprijs gewonnen met als thema utiliteitsbouw Onderwijs. De St. Michaëlschool kreeg de publieksprijs.
Een stap verder transformatie van onze vertrouwde omgeving
Met dit boek krijgt u goed inzicht in de problemen en oplossingen die er spelen rond de ontwikkeling van nieuwe bestemmingen voor ons onroerend goed. Het boek gaat over herbestemming en hergebruik van gebouwen en terreinen. In dit boek komen, o.a. via interviews met diverse deelnemers aan het bouwproces, alle aspecten (projecten, technische problemen en oplossingen, wet- en regelgeving, ecologische noodzaak van hergebruik van grondstoffen/ gebouwen, economie en financiën) aan de orde.
Prijs: € 47,12 Auteur: Y. Meihuizen Aantal pagina’s: 270 ISBN 9789462450578
Voor meer informatie of uw bestelling ga naar www.bimmedia.nl/stapverder | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 39
↘ NEN nieuws
Deze pagina’s komen tot stand
NEN
Tel. (015) 2 690 391
onder verantwoordelijkheid
Vlinderweg 6
www.nen.nl
van NEN.
2623 AX Delft
[email protected]
Themadag ‘Werken op hoogte’ en nieuwe folder
Herziening basis voor energieprestatie stadsverwarming Er komt een nieuwe Europese norm voor de bepaling van de energieprestatie van stadsverwarming en -koeling (EN 15316-4-5). Tot begin maart 2015 kunnen belanghebbenden en geïnteresseerden commentaar indienen op het normontwerp. EN 15316-4-5 ‘Heating systems and water based cooling systems in buildings – Method for calculation of system energy requirements and system efficiencies – Part 4-5: District heating and cooling’ betreft alle soorten van stadsverwarming en -koeling, watergedragen of met andere energiedragers. Met de norm kan de primaire energiefactor worden berekend, maar ook het aandeel hernieuwbare energie. Dit is belangrijk aangezien alle gebouwen straks bijna-energieneutraal (BENG) moeten zijn.
Aandachtspunten Met de Nederlandse normen is het lastig om geneste netten of nieuwe aanvullingen op bestaande netten te berekenen. In het Europese normontwerp wordt de uitkomst van het ene net als input in het andere net genomen. NEN adviseert belanghebbenden de tabelwaarden in annex B kritisch door te nemen. Met name de rendementen. Commentaar indienen Belanghebbenden kunnen tot begin maart 2015 commentaar indienen op het voorstel via www.normontwerpen. nen.nl. Dit commentaar wordt in de normcommissie 351 074 25 ‘Europese en mondiale normalisatie klimaatbeheersing’ besproken en in de Europese Technische Commissie ingebracht voor verwerking. Als de commentaren uit heel Europa zijn verwerkt, gecontroleerd en akkoord bevonden, wordt de norm in 2016 gepubliceerd. NVN 7125 zal dan hierop moeten worden aangepast. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze norm(en) of over het normalisatieproces: ir. Annet van der Horn, consultant Bouw & Installatie, telefoon (015) 2 690 286 of e-mail
[email protected]. 40 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Jaarlijks komen er in de bouw tientallen mensen om bij een val en raken er honderden zwaar gewond. Wat gaat er mis bij werken op hoogte en welke maatregelen zijn nodig – en verplicht – om een val te voorkomen? Deze vragen kwamen aan de orde tijdens de Landelijke Themadag Bouw ‘Werken op hoogte’. De middag werd bezocht door ruim 300 bedrijfsleiders, werkvoorbereiders en uitvoerders in de bouw, veiligheidskundigen, KAM-coördinatoren en inspecteurs. De Inspectie SZW presenteerde op deze middag een brochure en animatiefilmpje over werken op hoogte. Beide zijn te vinden op www.sluitafmeteenhekje.nl.
Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over Persoonlijke beschermingsmiddelen of over het normalisatieproces: Stephanie Jansen, Consultant NEN Industrie & Veiligheid, telefoon (015) 2 690 180 of e-mail
[email protected].
nieuws
Kennisleveranciers bundelen krachten op BouwBeurs 2015 Tijdens de komende BouwBeurs bundelen zes vooraanstaande kennisleveranciers in de bouw hun expertise in één gezamenlijk podium: De Kennisfabrique. Op deze interactieve stand kan de BouwBeurs-bezoeker een scala aan presentaties bijwonen over de belangrijkste trends en ontwikkelingen van nu én de komende jaren. Het doel hiervan is vakmensen te inspireren, te informeren en ze handvatten te geven waarmee ze het maximale halen uit de kansen die de sector biedt.
De Kennisfabrique is een initiatief van zes van de grootste kennisbedrijven in de bouwsector: stichting S@les in de Bouw, NEN, Stichting ETIM Nederland, stichting STABU, USP Marketing Consultancy en BouwKennis. Voor de Nederlandse economie springen steeds meer seinen op groen. En hoewel het herstel in de bouwsector van ver komt en lang zal duren, ontstaan er steeds meer kansen voor bedrijven in de sector. Om deze te benutten zullen zij wel slimmer moeten samenwerken, effectiever gebruik moeten maken van (technologische) innovaties en optimaal moeten inspelen op veranderingen in de regelgeving en de trends van nu en morgen. De juiste kennis van zaken wordt nóg belangrijker. Dankzij deze unieke samenwerking is het mogelijk gemaakt om deze juiste kennis aan te bieden.
Dagelijks meerdere presentaties Tijdens de BouwBeurs worden op de ruim opgezette stand dagelijks meerdere presentaties gegeven over relevante onderwerpen voor bouwprofessionals. De Kennisfabrique is hiermee dé plek om kennis uit te wisselen en inspiratie op te doen. Enkele onderwerpen die tijdens de BouwBeurs aan bod komen zijn: energieprestatie van gebouwen, bouwproductie en prognoseverwachtingen, uw belang verstevigen met marketing en de CE-markering voor bouwproducten. Aanmelden De Kennisfabrique staat in hal 9 standnummer 09BV A036 en is voor bezoekers van de BouwBeurs gratis en zonder voorinschrijving te bezoeken. Toegang tot de BouwBeurs 2015 is na registratie eveneens gratis. Meer informatie over de partners van de Kennisfabrique en de verschillende sprekers en presentaties is binnenkort te bekijken via www.dekennisfabrique.nl. BouwBeurs 2015: de grootste ontmoetingsplaats De BouwBeurs is de grootste ontmoetingsplaats voor de uitvoerende bouw in Nederland. Met Live demonstraties, nieuwe producten en volop entertainment. De boodschap die dit jaar uitgedragen wordt is ‘Het wordt weer leuk in de bouw!’. Want de BouwBeurs staat bol van vernieuwing, vakmanschap en gedrevenheid.
Week van de Bouw De BouwBeurs vindt plaats tijdens de Week van de Bouw. Vijf dagen lang komt alles en iedereen in de bouw, vastgoed en infrastructuur samen in de Jaarbeurs in Utrecht. Een combinatie van de vakbeurzen BouwBeurs, GEVEL, Renovatie & Transformatie en Material Xperience, debatten, awards, netwerkbijeenkomsten en congressen. Meer informatie over de BouwBeurs 2015 vindt u op www.bouwbeurs.nl.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 41
NEN Wintercourses Conditiemeting
Praktijkgericht leren nu een koud kunstje NEN Wintercourses voor onderhoudsinspecties gebouwen en vastgoedmanagement Boek resultaat! In maart 2015 kunt u een 4-daagse ‘NEN Wintercourse Conditiemeting van gebouwen’ volgen, waar u zich door kennis en gerichte praktijkoefeningen weer helemaal kunt opladen voor 2015.
Voordelen NEN Wintercourses •
Snel resultaat! Boek al in 4 dagen resultaat!
•
Een Wintercourse van NEN is dynamisch en heeft de juiste balans tussen theorie en praktijk en ontspanning.
U kunt kiezen tussen de onderstaande Wintercourses: • NEN Wintercourse Conditiemeting van gebouwen -
•
kwaliteit van NEN.
Onderhoudsinspecteur • NEN Wintercourse Conditiemeting van gebouwen -
•
Opdrachtgever Beide Wintercourses spelen in op dé norm voor conditiemeting, NEN 2767. Via www.nen.nl/wintercourses vindt u meer informatie.
Een Wintercourse met de bekende betrouwbare
De uitgelezen kans om tijd te nemen voor het verrijken van uw kennis en het opdoen van praktijkervaring.
•
Intensieve Wintercourse zonder afleiding van ander werk, maar een pure focus op conditiemeting.
nieuws
Informatiebijeenkomst Europese BIM-normen Bij CEN, de Europese normalisatie-organisatie, ligt een voorstel om een technische commissie op te richten om te komen tot Europese normen voor Building Information Modelling (CEN/TC BIM). De Europese normalisatie-instituten, waaronder NEN, kunnen tot 7 april a.s. hun stem uitbrengen op dit voorstel. Vooruitlopend op de goedkeuring van de TC, organiseert NEN op donderdagmiddag 12 maart een informatiebijeenkomst over de mogelijkheid om via NEN mee te werken aan deze Europese BIMnormen. Een Europese werkgroep heeft het concept businessplan voor de CEN/TC BIM geschreven. Hierin wordt onder andere voorgesteld te gaan werken aan 1) normen voor datamodellen, 2) datadictionaries en 3) procesnormen. Om dubbel werk te voorkomen, worden daar waar mogelijk ISO-normen overgenomen als Europese norm. Meewerken aan de Europese BIM-normen kan via de nationale normalisatie-instituten van de Europese lidstaten. Bij NEN is de commissie ‘Automation systems and integration’ verantwoordelijk voor BIM-normen.
Informatiebijeenkomst Tijdens de bijeenkomst geeft dhr. Koehorst van Rijkswaterstaat een presentatie over het concept business plan waar hij actief aan heeft bijgedragen. Dhr. Van Ruijven van Croon, voorzitter van de NEN-normcommissie ‘Automation systems and integration’, geeft een presentatie over de Europese en internationale commissies en normen waar de NEN-commissie bij betrokken is. Dhr. Rietveld van NEN geeft een presentatie over het meewerken aan NEN-, CENen ISO-normcommissies. NEN-normcommissie ‘Automation systems and integration’ Organisaties die mee willen werken aan of op de hoogte willen blijven van de BIM-normen die worden ontwikkeld, kunnen lid worden van de NEN-commissie ‘Automation systems and integration’. Deze commissie volgt ook alle ontwikkelingen van BIM-normen bij ISO en kan indien gewenst ook NEN-normen maken. Meer informatie en deelname De informatiebijeenkomst vindt op donderdag 12 maart a.s. plaats van 14:00 – 16:00 uur bij NEN in Delft. Aanmelden kan via www.nen.nl/evenementen. Voor vragen over deze normcommissie of over het normalisatieproces: Jan Rietveld, consultant Kennis & Informatiediensten, telefoon (015) 2 690 376 of e-mail jan.rietveld@ nen.nl.
Nieuw: E-learning ISO 9001:2015 De e-learning ‘ISO 9001:2015 de norm verklaard’ is nu beschikbaar. Deze e-learning laat zien hoe een organisatie de nieuwe ISO 9001 voor kwaliteitsmanagement toepast. Theorie wordt afgewisseld met opdrachten en voorbeelden uit de praktijk. Op basis van deze e-learning krijgt men een goed inzicht in de nieuwe normeisen van ISO 9001 volgens de High Level Structure, in de verschillen tussen de actuele en nieuwe norm en in de consequenties van deze norm voor de eigen organisatie. Na publicatie van FDIS en finale versie wordt de e-learning geüpdatet, zodat u tot het moment van publicatie van ISO 9001 altijd beschikt over de nieuwste inzichten. De e-learning ISO 9001:2015 bestaat uit 3 modules: • e-learning ISO/DIS 9001 + DIS-document • (na publicatie) e-learning ISO/FDIS 9001 + FDIS-document • (na publicatie) e-learning definitieve ISO 9001 + definitieve norm.
Certificaat De module wordt afgesloten met een examen. Bij een positief resultaat ontvangt u een certificaat. Voordelen e-learning E-learning biedt de mogelijkheid om via internet te leren. Deelnemers kunnen op elke plaats en op een zelf gekozen tijdstip in hun eigen tempo leren. Naast tijd- en kostenbesparing is e-learning ook makkelijk en direct (er hoeft niet gewacht te worden tot een groep vol zit). Via animaties, foto’s en schema’s wordt de deelnemer door de training geleid. Aan de hand van tussentijdse opdrachten en vragen wordt getoetst of de deelnemer de leerstof heeft begrepen. Voor wie De e-learning ‘ISO 9001:2015 de norm verklaard’ is nuttig voor iedereen die te maken gaat krijgen met de nieuwe ISO 9001:2015norm en de praktische consequenties ervan: kwaliteitsmanagers, interne en externe adviseurs, directies, interne en externe auditoren. Meer informatie Voor meer informatie over de e-learning ISO 9001 kunt u contact opnemen met Jolanda Klok, acccountmanager e-learning, telefoon (06) 53 33 46 70, e-mail
[email protected].
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 43
↘ NEN nieuws
Overzicht normen 13.220.50
Brandwerendheid van bouwmaterialen en bouwdelen
NEN-EN 1364-1:2014 2e Ontw. en
Bepaling van de brandwerendheid van niet-dragende bouwdelen - Deel 1: Wanden
NEN-EN 1365-2:2014 en
Bepaling van de brandwerendheid van dragende bouwdelen - Deel 2: Vloeren en daken
NEN-EN 1366-10:2011/Ontw. A1:2014 en
Bepaling van de brandwerendheid van installaties in gebouwen - Deel 10: Rookkleppen
NEN-EN 13823:2010+A1:2014 en
Bepaling van het brandgedrag van bouwproducten - Bouwproducten, met uitzondering van vloerafwerkingen, blootgesteld aan een thermische aanval met een brandend voorwerp
79.080
Halfafgewerkte houtproducten
NEN-EN 13756:2014 Ontw. en;fr;de
Houten vloeren - Terminologie
NEN-EN 14354:2014 Ontw. en
Houtachtige plaatmaterialen - Vloerbedekking van houtfineer
NEN-EN 1910:2014 Ontw. en
Houten vloeren en wand- en plafondbetimmeringen van hout - Bepaling van de maatvastheid
91.040.10
Openbare gebouwen
NEN-EN 13200-8:2014 Ontw. en
Toeschouwersaccomodaties - Deel 8: Veiligheidsbeheer
91.060.01
Gebouwelementen, algemeen
NEN-EN 1013:2012+A1:2014 en
Geprofileerde lichtdoorlatende enkelwandige platen van kunststof voor interne en externe daken, muren en plafonds - Eisen en beproevingsmethoden
91.060.50
Deuren en ramen
NEN-EN 12207:2014 Ontw. en
Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid - Classificatie
NEN-EN 12519:2014 Ontw. en
Ramen en deuren - Terminologie
91.100.10
Cement. Gips. Kalk. Mortel
NEN-EN 12004-1:2014 Ontw. en
Lijmen voor tegels - Part 1: Eisen, conformiteitsbeoordeling, classificatie en aanduiding
NEN-EN 12004-2:2014 Ontw. en
Lijmen voor tegels - Deel 2: Beproevingsmethoden
NEN-EN 13892-3:2014 en
Beproevingsmethoden voor drukvloermortels - Deel 3: Bepaling van de slijtweerstand volgens Böhme
91.100.25
Terracotta bouwproducten
NEN-EN 772-1:2011/Ontw. A1:2014 en
Beproevingsmethoden voor metselstenen - Deel 1: Bepaling van de druksterkte
91.100.60
Warmte- en geluidisolatiematerialen
NEN-EN 16809-1:2014 Ontw. en
Thermische isolatieproducten voor gebouwen - In-situ gevormde producten van los gestorte polystyreen (EPS) parels en gebonden polystyreen parels - Deel 1: Specificatie voor de gebonden en los gestorte producten vóór installatie
91.120.10
Warmte-isolatie van gebouwen
NEN-EN 16798-13:2014 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Deel 13: Module M4-8 - Berekening van koelinstallaties - Opwekking
NEN-EN 16798-15:2014 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Deel 15: Module M4-7 - Berekening van koelinstallaties - Opslag - Algemeen
NEN-EN 16798-17:2014 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Deel 17: Ventilatie voor gebouwen - Module M4-11, M5-11, M6-11, M7-11 - Richtlijnen voor inspectie van de ventilatie en air conditioningsystemen
NEN-EN 16798-3:2014 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Deel 3: Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingssystemen
NEN-EN 16798-7:2014 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Deel 7: Ventilatie voor gebouwen - Modules M5-1, M5-5, M5-6, M5-8 - Berekeningsmethoden voor de bepaling van de luchtvolumestroom en de infiltratie in gebouwen
NEN-EN 16798-9:2014 Ontw. en
Energieprestatie voor gebouwen - Deel 9: Ventilatie van gebouwen - Module M4-1 - Berekeningsmethoden voor energiebehoefte van koelsystemen - Algemeen
91.140.10
Centrale verwarmingssystemen
NEN-EN 15378-1:2014 Ontw. en
Verwarmingssystemen en op water gebaseerde koelsystemen in gebouwen - Verwarmingssystemen en huishoudelijk warm water - Deel 1: inspectie van boilers, verwarmingssystemen en huishoudelijk warm water
NEN-EN 15378-3:2014 Ontw. en
Verwarmingssystemen en op water gebaseerde koelsystemen in gebouwen - Verwamingsystemen en huishoudelijk warm water in gebouwen - Deel 3: Gemeten energieprestatie
NEN-EN 442-1:2014 en
Radiatoren en convectoren - Deel 1: Technische specificaties en eisen
NEN-EN 442-2:2014 en
Radiatoren en convectoren - Deel 2: Beproevingsmethoden en opgave van de prestatie
91.140.30
Ventilatie- en klimaatregeling
NEN-EN 13141-6:2014 en
Ventilatie van gebouwen - Prestatiebeproeving van onderdelen/producten voor woningventilatie - Deel 6: Ventilatie-afzuigsystemen gebruikt in een enkele woning
91.140.40
Gasvoorziening
NEN 7244-1:2014 nl
Gasvoorzieningsystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar - Deel 1: Nederlandse editie op basis van NEN-EN 12007-1 - Algemene functionele eisen. NEN 7244-1 geeft algemene functionele eisen voor leidingen met een bedrijfsdruk van maximaal 16 bar (1,6 MPa) voor het distribueren van gasvormige brandstoffen die voldoen aan de bepalingen opgenomen in de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB. De norm heeft betrekking op de leidingen vanaf het punt van gasinvoeding tot aan het punt van gaslevering.
NEN 7244-2:2014 nl
Gasvoorzieningsystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar - Deel 2: Nederlandse editie op basis van NEN-EN 12007-2 - Specifieke functionele eisen voor polyetheen (MOP tot en met 10 bar). Als aanvulling op de algemene functionele eisen volgens NEN 7244-1 geeft deze norm specifieke functionele eisen voor polyetheen (PE) leidingen met een maximale bedrijfsdruk (MOP) van10 bar.
NEN 7244-4:2014 nl
Gasvoorzieningsystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar - Deel 4: Specifieke functionele eisen voor nodulair gietijzeren leidingen (MOP tot en met 8 bar). Als aanvulling op de algemene functionele eisen volgens NEN 7244-1 geeft deze norm specifieke functionele eisen voor nodulair gietijzeren leidingen met een maximale bedrijfsdruk (MOP) van 0,8 MPa (8 bar) en een bedrijfstemperatuur tussen -20 °C en + 40 °C.
NEN 7244-5:2014 nl
Gasvoorzieningsystemen - Leidingen voor maximale druk tot en met 16 bar - Deel 5: Specifieke functionele eisen voor slagvaste PVC-leidingen (MOP tot en met 200 mbar. Als aanvulling op de algemene functionele eisen volgens NEN 7244-1 geeft deze norm specifieke functionele eisen voor leidingsystemen van slagvast polyvinylchloride (slagvast PVC) met een maximale bedrijfsdruk (MOP) van 200 mbar en een bedrijfstemperatuur tussen -20°C tot en met +40°C.
NPR-CEN/TR 16787:2014 en
Industriële Gasinstallaties - Richtlijn
91.140.60
Drinkwatervoorziening
NEN-EN 14154-4:2014 en
Watermeters - Deel 4: Additionele functies
44 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
↘ Verenigingsnieuws VBWTN Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Kijkt u ook eens op www.bwtinfo.nl voor algemene berichtgeving over ons vakgebied en www.vereniging-bwt.nl met specifiek verenigingsnieuws.
Secretariaat VBWTN Het secretariaat is gevestigd bij de Vereniging Stadswerk Nederland.
Vereniging BWT Nederland Postbus 416 6710 BK Ede
Tel. 0318 – 43 83 40 www.bwtinfo.nl www.vereniging-bwt.nl
Managementsymposium en ALV op 16 april Dit jaar zal het jaarlijkse managementsymposium, met daarbinnen de ALV, al op donderdag 16 april worden gehouden. Dit terwijl het managementsymposium normaal in de eerste week van juni plaatsvindt. Maar dat is zeker niet zonder reden. Eind april neemt namelijk Henk Beekhuis, voorzitter van de vereniging Bouw- en Woningtoezicht, afscheid als ambtenaar van de gemeente Arnhem om van een welverdiend pensioen te gaan genieten. Dit betekent, volgens de statuten, dat Henk Beekhuis ook zijn rol als voorzitter van de vereniging dient over te dragen.
N
a zijn rol als één van de initiatiefnemers voor het oprichten van een vereniging voor het Bouw- en Woningtoezicht als opvolging van wat eerst het Platform BWT Grote gemeenten was, is Henk voorzitter. Dat is dus al meer dan twaalf jaar. Nu Henk de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, vindt hij het tijd zich vooral op zijn vele andere talenten te gaan storten, zoals het bespelen van het kerkorgel, de saxofoon en nog tal van andere instrumenten. De vereniging is Henk zeer dankbaar voor al het werk dat hij voor de vereniging heeft gedaan en voor het vakgebied heeft betekent. Door het organiseren van een inhoudelijk zeer hoogstaand managementsymposium wil de vereniging deze dankbaarheid laten blijken. Maar, geen vertrekkende voorzitter zonder dat wij op 16 april vragen aan onze leden een nieuwe voorzitter te benoemen. Het bestuur draagt dan ook tijdens de ALV voor als nieuwe voorzitter: Margreet Schotman. Margreet is al een aantal jaren lid van het bestuur, en haar gedrevenheid, en haar liefde voor het vakgebied hebben er mede toe geleid dat zij volmondig ‘ja’ heeft gezegd op de vraag van het bestuur, de voorzittershamer van Henk Beekhuis over te willen nemen.
Nieuwe secretaris Daarnaast hebben we nog een wisseling van de wacht. Onze secretaris van het eerste uur,
en tevens founding father van de vereniging, Walter van Beuzekom heeft binnen de gemeente Den Haag sinds eind vorig jaar een andere baan. Hierdoor heeft hij het vakgebied van de vereniging verlaten. Voor hem was dit ook een reden om aan te kondigen dat hij zijn bestuursfunctie de aankomende ledenvergadering zou willen overdragen. Binnen het bestuur hebben we inmiddels het doorgewinterde bestuurslid Petra van Oosterbosch,
directeur van de Omgevingsdienst Achterhoek bereid gevonden de taak van secretaris in het Dagelijks bestuur van de vereniging over te nemen. Ook zij zal tijdens de ALV worden voorgedragen om deze functie van Walter te mogen overnemen. Zowel Henk als Walter hebben duidelijk aangegeven geen afscheidsfeest te willen, maar een afscheid waar de deelnemers iets
Petra van Oosterbosch neemt de taak van secretaris over van Walter van Beuzekom. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 1/2 januari-februari 2015 | 45
→
Voorzitter Henk Beekhuis neemt na twaalf jaar afscheid.
van meenemen. En daar is de organisatie van het managementsymposium dan nu ook druk mee bezig. Het managementsymposium zal op 16 april worden gehouden in het centraal gelegen Utrecht, waarbij uiteraard zal worden
Margreet Schotman is bereid gevonden de voorzittershamer van Henk Beekhuis over te nemen.
gesproken over alle laatste ontwikkelingen op het vakgebied. Zeker staat centraal wat de invoering van de private kwaliteitsborging gaat betekenen voor de organisatie en de bezetting en financiering van het Bouw- en Woningtoezicht. Maar daarnaast willen we
de deelnemers door zeer gerenommeerde sprekers een boodschap meegeven over een gezonde toekomst van het vakgebied.
Het Bouwbesluit van de toekomst? Binnen de ministeries van I&M en BZK is men druk bezig met de voorbereidingen op de nieuwe Omgevingswet. Eén van de belangrijke onderdelen van deze Omgevingswet is de AMvB Bbas. Die staat voor Besluit bouw, aanleg en sloop. Deze Bbas moet de opvolger worden van het huidige Bouwbesluit 2012. Op zich geen vreemde ontwikkeling, maar als de eerste pennenstreken van deze nieuwe Bbas ook werkelijkheid worden, dan is het leed niet te overzien. Het kabinet streeft naar een zwaar gedereguleerde set bouwvoorschriften, waarbinnen voorschriften over bruikbaarheid zelfs helemaal geen plek meer lijken te hebben. Deze nieuwe bouwvoorschriften mogen daarnaast ook nog eens op grond van ambities van gemeenten, per gemeente verschillend worden ingevuld. Onder de noemer van gebiedsgerichte maatwerkvoorschriften zou een gemeente met hoge duurzame ambities hogere eisen aan materialen en energieprestatie mogen gaan stellen dan bijvoorbeeld een buurgemeente.
46 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Deze ambities dienen dan te worden vastgelegd in het Omgevingsplan, waardoor straks bouwtechnische voorschriften, die privaat moeten worden waargemaakt, via een ruimtelijk publiek instrument moeten worden beoordeeld. In principe gaan we dan terug naar een soort oude gemeentelijke bouwverordening, waarbij de afwijkingen in een planologisch instrument worden ondergebracht! De vereniging Bouw- en Woningtoezicht vraagt zich werkelijk af waar deze, wat ons betreft onverklaarbare ambitie vandaan komt.
Zorgelijke ontwikkeling Naast het feit dat hier de markt enorm tegen is, maakt de vereniging Bouw- en Woningtoezicht zich ernstige zorgen over deze ontwikkeling, zeker nu deze parallel gaat lopen met de invoering van de private kwaliteitsborging. Het wordt straks echt onuitvoerbaar, ontoetsbaar en niet te handhaven als zowel de uitvoerende partij, als zijn kwaliteitsborger verantwoordelijk
worden om te voldoen aan de bouwvoorschriften onder een landelijk instrument van kwaliteitsborging, maar de technische voorschriften per gemeente straks weer enorm van elkaar gaan verschillen. Laat staan dat hiermee de wens om te komen tot meer standaardisering van bouwdelen en gecertificeerde bouwoplossingen direct weer de prullenbak in kan. Als Vereniging Bouw- en Woningtoezicht zijn wij hier dan ook heel erg tegen. Al was het maar om de lessen die zijn geleerd in Nieuw Zeeland, waar dit de ‘Leaky homes Crisis’ werd genoemd. Deze exercitie heeft de overheid van Nieuw Zeeland miljarden gekost. Ook in Canada is ditzelfde probleem ontstaan na invoering van de private kwaliteitsborging in combinatie met deregulering van de bouwregelgeving, waar het in British Columbia de ‘Leaky condo crisis’ werd genoemd. Wij zullen dan ook dit jaar op iedere mogelijke wijze ons geluid hiertegen laten horen, en zullen u hier ook bij betrekken.
←
Juridische oplossingen binnen handbereik
De bouwpraktijk kenmerkt zich door complexe wetgeving die voortdurend in ontwikkeling is. Ook als professional kunt u daarom behoefte hebben aan advies of ondersteuning. AT Osborne Legal is gespecialiseerd in bouwrecht, omgevingsrecht, contractenrecht en aanbestedingsrecht. Of het nu gaat om de bouw van een nieuw ziekenhuis of de aanleg van een windmolenpark, wij kennen de (on)mogelijkheden die het recht biedt. Een team van gedreven juridisch adviseurs staat voor u klaar om u te adviseren en te ondersteunen in uw project. AT Osborne
Utrecht | Brussel | Parijs
AT Osborne Legal biedt hoogwaardig juridisch advies, advocatuur en geschilbeslechting. Het team adviseert private partijen zoals projectontwikkelaars en bouwers en publieke organisaties als gemeenten.
snel en op uw maat inzetbaar. De mensen van AT Osborne zijn vindingrijk en daadkrachtig. Met als drive de beste oplossing voor u. Meer weten? Kijk op www.atosborne-legal.nl
AT Osborne lost ruimtelijke vraagstukken op. Onderscheidend is de verbinding tussen plannen en praktijk. AT Osborne is een multidisciplinair bureau met 150 specialisten. Samen leveren zij alle denkbare diensten, van project- en procesmanagers tot experts op het gebied van techniek, financiën of juridische vraagstukken. Zij zijn Huisvesting & Vastgoed | Infrastructuur, Gebiedsontwikkeling & Milieu
BITUMEN V LO E I B A A R
NIEUW! Roof Consulting
KU N S T S TO F
Vakmensen werken met Troelstra & de Vries
Elke vakman kent de bitumineuze dakrollen van Troelstra & de Vries. Maar de tijd en de ontwikkelingen staan niet stil. Deeluitmakend van de Soprema Group kan Troelstra & de Vries u een wereld aan mogelijkheden aanbieden.
Zoals onder andere PMMA kunst-stofharsen, isolatie en zonne-energie. Met het advies van onze nieuwe dienst Roof Consulting maakt u de juiste keuze.
B I J ZO N D E R E DAKEN
Maak kennis met Roof Consulting door contact op te nemen met Arno van den Bosch. Bel (0)515 53 30 00 of mail naar
[email protected]