Praktijkinstructie Onderhoud en beheer netwerken 3 (ICT07.3/CREBO:53268)
pi.ict07.3.v1
© ECABO, 1 april 2002
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT
Praktijk
Inhoud Inleiding
3
Taak 1 Netwerkcomponenten plaatsen en koppelen (eindterm 1)
5
Taak 2 Een server inrichten (eindterm 2)
9
Taak 3 Netwerkautorisatie en beveiliging (eindterm 3 en 4)
12
Taak 4 Netwerken beheren (eindterm 5 en 6)
16
Taak 5 Gebruikersproblemen oplossen (eindterm 7)
21
Taak 6 De systeemdocumentatie onderhouden (eindterm 8)
24
Onderhoud en beheer netwerken 3
Praktijk
Onderhoud en beheer netwerken 3
Praktijk
Inleiding Organisaties maken voor de uitvoering van hun werkzaamheden meestal gebruik van een netwerksysteem. Onder een netwerksysteem verstaan we alle hardwarecomponenten zoals de randapparatuur, de datacommunicatieapparatuur, de onderlinge verbindingen tussen de componenten en de eventuele datacommunicatieverbindingen, de besturings-, netwerkbesturings- en applicatiesoftware, de wijze waarop de hardwareen de softwarecomponenten op elkaar zijn afgestemd en de wijze waarop het gebruik van het systeem is georganiseerd. Omdat een netwerksysteem vaak van levensbelang is voor de continuïteit van de organisatie, is het noodzakelijk het netwerksysteem goed te beheren. Het netwerksysteem neemt over het algemeen dus een zeer kritische positie in binnen de organisatie. In taak 1 gaat u zich bezighouden met de realisatie van een netwerkinfrastructuur. U leert een werkplan te maken voor het plaatsen en koppelen van componenten en u gaat deze componenten ook daadwerkelijk aansluiten op het netwerk. In taak 2 gaat u een server inrichten. Dit houdt in dat u allereerst de nodige voorbereidingen leert te treffen, vervolgens leert hoe u de server softwarematig moet inrichten en tenslotte leert u standaardsoftware te installeren. Het beveiligen van een netwerksysteem is zeer belangrijk en het is ook één van de belangrijkste taken van een netwerkbeheerder om ervoor te zorgen dat de juiste gebruiker, met de juiste rechten bij de juiste netwerkbronnen kan komen. In taak 3 leert u daarom ook de toegang tot het netwerk te beheren en te controleren of procedures nageleefd worden. Het operationeel houden van het netwerk is uiteraard ook een belangrijke taak van de netwerkbeheerder. In taak 4 gaat u zich daarom bezighouden met het onderhouden en beheren van netwerken. Bij het onderhouden en beheren van hardware is een onderscheid te maken tussen het voorkomen van storingen en het verhelpen van storingen. Het beheren van alle (gekoppelde) componenten binnen een netwerk kent twee aspe cten. In deze taak maakt u kennis met beide aspecten. U leert componenten operationeel te houden en als er zich storingen voordoen, deze op te lossen. Naast hardwarematige storingen, ontstaan er ook storingen door het (verkeerd) gebruik van het netwerk. In taak 5 leert u hoe u gebruikersproblemen kan oplossen. De oorzaak van gebruikersproblemen kan liggen aan (kleine) instellingen maar ook aan fysieke of logische storingen op een netwerk. Om het netwerk ook in de toekomst beheersbaar te houden en onderhoud te vergemakkelijken, dienen de middelen en componenten, hun eigenschappen en instellingen geregistreerd te worden. Daarom leert u in taak 6 van deze praktijkinstructie de systeemdocumentatie te onderhouden.
Onderhoud en beheer netwerken 3
3
Praktijk
Onderhoud en beheer netwerken 3
4
Praktijk
Taak 1
Netwerkcomponenten plaatsen en koppelen Het netwerksysteem neemt tegenwoordig in bijna ieder bedrijf een cruciale plaats in. Onder het netwerksysteem verstaan we alle hardwarecomponenten zoals de randapparatuur, de datacommunicatieapparatuur, de onderlinge verbindingen tussen de componenten en de eventuele datacommunicatieverbindingen, de besturings-, netwerkbesturings- en applicatiesoftware, de wijze waarop de hardware- en de softwarecomponenten op elkaar zijn afgestemd en de wijze waarop het gebruik van het systeem is georganiseerd. Wanneer het netwerksysteem in een organisatie uitvalt, kan er grote paniek ontstaan en kunnen cruciale bedrijfsfuncties uitvallen. Probeert u zich eens voor te stellen wat er (niet) gebeurt, als in uw organisatie het netwerksysteem uitvalt! Het zal niet vaak gebeuren dat alle onderdelen van het netwerksysteem tegelijk uitvallen, maar ondenkbaar is dit zeker niet. Het geeft al problemen genoeg als één van de onderdelen niet goed meer functioneert en dus een efficiënte bedrijfsvoering verstoort. Het netwerksysteem neemt over het algemeen dus een zeer kritische positie in binnen de organisatie. Binnen deze taak zullen we ingaan op het realiseren van een netwerkstructuur binnen een organisatie. Hiervoor zijn enkele werkplannen opgesteld om u hierin te kunnen begeleiden. Werkplan 1: Het voorbereiden van de implementatie van een inrichtingsplan In dit werkplan leert u een inrichtingsplan te vertalen naar een concreet werkplan. Alvorens te starten met het implementeren van netwerkonderdelen die een wat grotere impact hebben op het gehele netwerk, wordt veelal eerst een inrichtingsplan gemaakt. Het kan ook zijn dat er een geheel nieuw netwerk opgezet wordt. Een inrichtingsplan beschrijft hoe het netwerk moet worden ingericht, welke onderdelen waar komen en welke onderdelen met elkaar moeten worden gekoppeld. Werkplan 2: Componenten/onderdelen op een bestaand netwerk aanslu iten Niet alleen de netwerkbekabeling zorgt voor het versturen en routeren van data. Er zijn er ook andere componenten die hier zorg voor dragen. Hierbij valt te denken aan routers, switches, hubs en bridges. Dit werkplan gaat allereerst in op de componenten die binnen de organisatie worden gebruikt en gaat vervolgens in op hoe en wanneer nieuwe componenten geïntegreerd en geconfigureerd kunnen worden in het bestaande netwerk. Opmerking: Alle opdrachten zijn systeem- platform- en versieonafhankelijk. Afhankelijk van het systeem of de systemen die u aantreft in uw organisatie kan uw praktijkopleider een keuze maken uit de volgende platforms: Novell Windows OS/2 Banyan Vines Unix of aan Unix verwante Operating Systems VMS. Afhankelijk van deze keuze kunnen de werkplannen en de opdrachten verder gedetailleerd worden. Bespreek dit uitvoerig met uw praktijkopleider vóór aanvang van uw werkzaamheden!
Taak 1
Onderhoud en beheer netwerken 3
5
Praktijk
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø conform het (deel)inrichtingsplan componenten binnen een netwerk plaatsen en koppelen (eindterm 1) Lees de werkplannen door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan 1
Het voorbereiden van de implementatie van een inrichtingsplan Stap 1 Bestudeer het inrichtingsplan en breng de volgende zaken in kaart: de benodigde diensten per gebruiker de afhankelijkheid van systemen de netwerkonderdelen, resp. componenten die beschikbaar zijn en nodig zijn voor de implementatie mogelijke conflicten tussen componenten die zich kunnen voordoen en de wijze waarop deze te voorkomen zijn Stap 2 Stel, rekening houdend met stap 1, een werkplan op om de implementatie stapsgewijs te kunnen doorlopen. Stap 3 Tref de overige voorbereidingsmaatregelen. Denk hierbij aan de veiligheidseisen m.b.t. de apparatuur en uzelf.
Werkplan 2
Componenten/onderdelen op een bestaand netwerk aansluiten Stap 1 Zoek uit welk component in welk deel van het netwerk moet worden geplaatst. Het kan bijvoorbeeld gaan om: systemen . extra server . werkstation (PC/ Notebook / Terminal) . dockingstation randapparatuur . printer / fax / scanner . cd-rom / DVD etc. datacommunicatie-/netwerkcomponenten . netwerkkaart . remote access server . hub . switch . bridge . MAU diversen: . back-upvoorzieningen . UPS Stap 2 Bepaal in welk deel van het netwerk de component geplaatst moet worden, wat de functie is van de component en waar de component allemaal invloed op heeft in de infrastructuur. Stap 3 Bepaal welke instellingen benodigd zijn om de component correct te laten functioneren en met de andere componenten en systemen te laten communic eren. Stap 4 Bepaal het tijdstip waarop u de configuratie van de netwerkcomponenten kunt invoeren. Houd hierbij rekening met de impact en eventuele beveiligingsmaatregelen die getroffen dienen te worden voordat de netwerkcomponenten ge-
Taak 1
Onderhoud en beheer netwerken 3
6
Praktijk
Stap 5 Stap 6 Stap 7 Stap 8
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13. 14.
Taak 1
configureerd mogen worden. Overleg eventueel met uw praktijkopleider. Probeer de component met de bijbehorende instellingen indien mogelijk eerst te testen in een testomgeving. Monteer de component volgens binnen de organisatie de geldende regels en procedures. Configureer de netwerkcomponent en eventueel andere gerelateerde netwerkcomponenten. Test of de instellingen correct zijn geconfigureerd. Stel de netwerkconfiguratieschema’s bij en breng de organisatie op de hoogte van het voltooien van de aansluiting.
Welk type netwerk wordt er in uw organisatie gebruikt? Hoe is het netwerk globaal ingericht? Heeft uw organisatie meer vestigingen? a. Zo ja, op welke wijze zijn deze elektronisch met elkaar verbonden? b. Welke vormen van datacommunicatie komen voor tussen de vestigingen? Werken de medewerkers ook thuis (telewerken)? a. Zo ja, welke elektronische voorzieningen zijn hie rvoor getroffen? b. Welke toegangscontroles zijn aanwezig bij “telewerken”? Worden nieuwe componenten binnen uw organisatie ter beschikking gesteld aan één gebruiker of kunnen meer personeelsleden gebruik maken van zogenaamde wisselwerkplekken? Worden installatiewerkzaamheden meestal door uw organisatie zelf verricht of worden ze vaak uitbesteed aan de leverancier? a. Uit welke hardwarecomponenten is het bestaande netwerksysteem samengesteld? b. Op welke wijze zijn zij nu gekoppeld? Zijn er vanuit het netwerksysteem externe koppelingen tot stand gebracht, bijvoorbeeld naar (externe) netwerken? Zo ja, welke koppelingen zijn dat en naar welke (externe) netwerken? En op welke wijze is de communicatie tussen de verschillende netwerken georganiseerd? a. Welke testsoftware en welke testtools worden er in uw organisatie gebruikt? b. Op welke wijze en voor welke doeleinden worden deze gebruikt? a. Welke gereedschappen heeft men nodig om netwerkcomponenten te plaatsen en te koppelen? b. Zijn deze gereedschappen in uw organisatie aanwezig? Hoe worden in uw organisatie testen voorbereid en uitgevoerd? Hoe wordt het resultaat vastgelegd en op welke wijze worden afwijkingen afgehandeld? Zijn er binnen uw organisatie procedures voor het inrichten van een server en/ of werkstation? Zo ja, welke? Wordt er in uw organisatie gebruik gemaakt van een router, switch of hub? Zo ja, wat is dan de functie van de betreffende component? a. Welke besturingssystemen zijn er? b. Wat zijn de verschillen tussen deze besturingssystemen als u let op snelheid, toepasbaarheid, functionaliteit en betrouwbaarheid?
Onderhoud en beheer netwerken 3
7
Praktijk
Opdrachten
Taak 1
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Bestudeer aan de hand van werkplan 1 het inrichtingsplan en maak een inventarisatie van de genoemde aandachtspunten. Breng alle relevante gegevens in kaart en structureer de gegevens zo dat ze overeenkomen met de “gevraagde” gegevens uit het inrichtingsplan.
2.
Stel aan de hand van het inrichtingsplan en de verzamelde gegevens uit opdracht 1 een werkplan op bestaande uit een aantal stappen die chronologisch moeten worden doorlopen. Houd rekening met de overige voorbereidingsmaatregelen en de geldende regels en procedures binnen de organisatie. Documenteer het werkplan zodat het gebruikt en hergebruikt kan worden bij het inrichten van een netwerk. Evalueer het door u gemaakte werkplan met uw praktijkopleider.
3.
Bepaal samen met uw praktijkopleider welke componenten u gaat installeren in of koppelen aan het bestaande netwerk. Bestudeer vooraf de geldende procedures en regels omtrent netwerkcomponenten. Denk aan: onderhoud, oplossen van storingen, aanpassen configuratie, beveiliging, etc. Bestudeer eventueel nogmaals het inrichtingsplan en houd hier ook te allen tijde rekening mee tijdens het uitvoeren van de deze opdracht. Installeer de componenten volgens werkplan 2 en stel in overleg met uw praktijkopleider de schema’s van het netwerkconfiguratie(plan) bij. Maak daarbij gebruik van de instructies en de standaard symbolen. Houd bij het wijzigen rekening met de in de organisatie geldende regels en procedures. Rapporteer de resultaten aan uw praktijkople ider.
Onderhoud en beheer netwerken 3
8
Praktijk
Taak 2
Een server inrichten De toenemende mate van automatisering zorgt voor steeds meer digitale informatie en computerwerkplekken. Vroeger waren de werkstations/clients geheel afhankelijk van de servers. In de huidige situatie zijn werkstations/clients vaak heel intelligente computers met veel rekenkracht en kunnen ze zonder server ook prima functioneren. Naarmate clients meer rekenkracht hebben kunnen zij meer applicaties lokaal draaien. Het is echter de vraag of het voor de organisatie verstandig is applicaties lokaal te laten draaien. Het beheer van een softwarepakket op een server is namelijk veelal vele malen eenvoudiger. Echter, bij het softwarematig installeren van een server moet met een groot aantal zaken rekening worden gehouden. In deze taak leert u in het eerste werkplan de voorbereidingen te treffen voor het softwarematig inrichten van een server. Deze voorbereidingen zijn van groot belang. Door een planning te maken en eerst over de zaken na te denken alvorens u gaat implementeren, kunt u vervelende zaken voorkomen. In het tweede werkplan leert u daadwerkelijk de server softwarematig in te richten. In het derde werkplan leert u de standaardsoftware te installeren op de server. Wanneer software centraal is geïnstalleerd, is deze gemakkelijker te beheren. Het kan echter zo zijn dat dit ten koste gaat van het gebruikersgemak. Bij het bepalen of een standaard applicatie op de server óf op de client wordt geïnstalleerd, moet hier rekening mee worden gehouden. In dit werkplan leert u de software te installeren en in te stellen zoals aangegeven in de instructies en autorisatieschema’s.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø aan de hand van instructies een server softwarematig inrichten (eindterm 2) Lees de werkplannen door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan 1
Een installatie van een server voorbereiden Stap 1 Zorg dat u beschikking heeft over het functioneel model, het technisch model en het autorisatieschema en bestudeer deze grondig Stap 2 Bepaal welke protocollen gebruikt moeten worden voor de netwerkcommunicatie. Denk ook aan het voorbereiden/vastleggen van de fysieke en logische netwerkadressen. Stap 3 Bepaal welke patches u nodig zal hebben na de installatie van de netwerksoftware. Stap 4 Bereid de server en/of client voor: sluit de benodigde onderdelen fysiek aan bepaal welke resources benodigd zijn voor de client/server bepaal hoeveel, hoe groot en met welk filesysteem u de harde schrijf gaat indelen/partitioneren. Doe dit aan de hand van het technisch ontwerp. bepaal welke beheersutilities met welke instellingen benodigd zijn. Denk aan: . diskmanagement . usermanagement . configurationmanagement.
Taak 2
Onderhoud en beheer netwerken 3
9
Praktijk
Werkplan 2
Een server softwarematig inrichten Stap 1 Verzamel alle installatiemedia en leg ze op volgorde bij elkaar. Stap 2 Partitioneer en formatteer de harde schijven volgens het in de organisatie geldende model en het vastgestelde filesysteem. Stap 3 Installeer het besturingssysteem. Stap 4 Installereer de netwerk- en communicatiecomponenten. Stap 5 Stel de protocollen in. Stap 6 Realiseer en test de netwerkverbinding. Stap 7 Installeer de beheerutilities en stel deze in. Stap 8 Implementeer het autorisatieschema. Stap 9 Ken rechten toe. Stap 10 Installeer de patches.
Werkplan 3
Standaardsoftware installeren op de server Stap 1 Bepaal welke standaardsoftware geïnstalleerd moet worden op de server en/of op de client. Stap 2 Controleer of de standaardsoftware compatible is met het huidige besturingssysteem van de server en de clients. Stap 3 Bepaal welke clients toegang moeten hebben tot welke standaardsoftware. Stap 4 Installeer de software op de server. Stap 5 Stel de specifieke instellingen voor de software op de server in. Denk aan: a. de standaard bestandslocaties b. de rechten van de gebruikers(groepen) en het realiseren daarvan.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4.
5. 6.
Taak 2
Welke (netwerk)onderdelen moeten minimaal aangesloten zijn op de client en op server om met elkaar te kunnen communiceren? a. Welk filesysteem wordt standaard gebruikt in de organisatie? b. Waarom is hiervoor gekozen? c. Wat zijn de eigenschappen van dit filesysteem? Wordt er binnen de organisatie gebruik gemaakt van standaardcomponenten en/of leveranciers? a. Wordt er binnen de organisatie gebruik gemaakt van standaardsoftware? b. Zo ja, welke softwarepakketten zijn dat? c. Wordt deze software op de server of op de client geïnstalleerd of is dat weer afhankelijk van de software? Beargumenteer uw antwoord. a. Van welke extra beheerutilities maakt de organisatie gebruik? b. Hoe werken deze utilities? Zijn er procedures ten aanzien van het inrichten van een server? Zo ja, omschrijf kort de strekking van deze procedures.
Onderhoud en beheer netwerken 3
10
Praktijk
Opdrachten
Taak 2
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Bereid de installatie van een server zo voor dat u alle te nemen stappen bij de daadwerkelijke installatie voor u zelf duidelijk in beeld heeft. Stel aan de hand van werkplan 1, voor uzelf een installatieplan op voor het installeren van de server. Leg het plan voor aan uw praktijkopleider en laat het door hem beoordelen.
2.
Voer de installatie uit volgens uw installatieplan en werkplan 2. Noteer de (opvallende) zaken die u tegenkomt tijdens de installatie en die u niet had opgenomen in uw installatieplan. Rapporteer de resultaten van de installatie en uw bevindingen aan uw praktijkopleider.
3.
Bepaal samen met uw praktijkopleider óf aan de hand van het technische/ functionele ontwerp welke standaardsoftware geïnstalleerd moet worden. Bereid de installatie voor en voer de installatie uit aan de hand van werkplan 3. Test de werking van de software op de clients en overleg met uw praktijkopleider hoe u over de nieuwe situatie gaat communiceren met de gebruiker. Leg de resultaten vast in een rapport en evalueer ze zonodig met uw praktijkople ider.
Onderhoud en beheer netwerken 3
11
Praktijk
Taak 3
Netwerkautorisatie en beveiliging Beveiliging is een zeer ‘hot item’ in de ICT wereld. Een belangrijk onderdeel hiervan is het realiseren van de netwerkautorisatie. Door de gebruikers te autoriseren en identificeren, zorgt u voor een meer beveiligde netwerkomgeving. Eén van de meest belangrijke taken van de netwerkbeheerder is ervoor zorgen dat de juiste gebruikers met de juiste rechten bij de netwerkbronnen kunnen. In deze taak komt u in aanraking met een aantal zaken op het gebied van netwerkautorisatie en beveiliging. In deze taak zijn twee activiteitenlijsten opgenomen. Activiteitenlijst 1 gaat over het beheren van de toegang tot het netwerk. Het beheren van de toegang is niet beperkt tot het aanmaken van nieuwe gebruikers en het verwijderen van oude gebruikers. Er zijn veel meer zaken die een rol spelen. In deze taak leert u deze kennen. Activiteitenlijst 2 gaat over het monitoren van de naleving van beveiligingsprocedures. Belangrijk voor een goede werking van het netwerk zijn goede procedures. Beveiligingsprocedures dragen hiertoe bij. Uw taak als medewerker beheer ICT is dan ook om toe te zien op het correct naleven van de beveiligingprocedures. Dit is niet altijd een gemakkelijke taak, omdat gebruikers zich vaak eigen ‘rechten’ toekennen en zich deze niet snel laten ontnemen.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø conform het netwerkautorisatieplan de toegang tot netwerken beheren (eindterm 3) Ø het niet naleven van beveiligingsprocedures signaleren (eindterm 4) Lees de activiteitenlijsten door om een beeld van de taak te krijgen.
Activiteitenlijst 1 De toegang tot het netwerk beheren -
-
Taak 3
Bestudeer het reeds uitgewerkte netwerkautorisatieplan. Wanneer er geen netwerkautorisatieplan beschikbaar is, zorg er dan voor dat u de beschikking heeft over een lijst met gebruikers(groepen) met bijbehorende rechten tot de bepaalde onderdelen van het bedrijfsnetwerk. Verleen toegang aan nieuwe gebruikers, met interne en/of externe (denk ook aan intranet) toegangsrechten volgens de geldende regels en procedures van de organisatie. Wijzig de toegangsrechten van een bestaande gebruiker volgens de verkregen specificaties. Documenteer aangebrachte wijzigingen in de netwerkautorisatie volgens de geldende regels en procedures. Beheer gedeelde netwerkbronnen (bijvoorbeeld applicaties, printers, bestanden, databases). Optimaliseer het netwerk door het aanmaken van gebruikersgroepen. Verricht een consistentie check met betrekking tot de in gebruik zijnde netwerkautorisatie, aan de hand van het netwerkautorisatieplan.
Onderhoud en beheer netwerken 3
12
Praktijk
Activiteitenlijst 2De naleving van beveiligingsprocedures monitoren -
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11. 12.
Taak 3
Inventariseer en bestudeer de beveiligingsprocedures. Informeer bij de gebruikers over de beveiligingsprocedures die worden gehanteerd binnen uw organisatie. Benadruk bij de gebruikers waarom er beveiligingsprocedures zijn opgesteld binnen uw organisatie. Houd toezicht op de naleving van de procedures door middel van bijvoorbeeld: . het controleren en analyseren van logbestanden . het houden van interviews onder gebruikers . het monitoren van het netwerk, het netwerkgebruik en het gebruikersgedrag.
Wat is een consistentie check? Wat wordt bedoeld met het begrip gebruikersgroepen? Wat betekenen de volgende begrippen met betrekking tot netwerkautorisatie en wat is hun onderlinge relatie: a. het werkplekniveau? b. het operating-systemniveau? c. het netwerkniveau? d. het resource-niveau (netwerkprinter, cd-romspeler, mailserver e.d.)? e. het directoryniveau (domain/site/server)? f. het gui-niveau? g. het groepsniveau? h. het gebruikersniveau? a. Wat wordt bedoeld met een fysieke netwerkindeling? b. Wat wordt bedoeld met een logische netwerkindeling? Wat kunnen de gevolgen zijn van: a. wachtwoorden die geldig blijven? b. wachtwoordmisbruik? Welke afdeling binnen uw organisatie is verantwoordelijk voor de beveiliging van het netwerk? a. Is het volgens de richtlijnen van de organisatie toegestaan om gegevensbestanden lokaal op te slaan? b. Zijn er voorzieningen om lokaal opgeslagen bestanden periodiek ve ilig te stellen (te back-uppen)? Welke hulpprogramma's zijn er aanwezig voor bestandsbeveiliging, bijvoorbeeld voor autorisatie of voor het maken van een back-up of voor het restoren? Maakt de organisatie gebruik van toegangsbeperkingen? Zo ja, wat zijn de kenmerken hiervan? a. Is de organisatie aangesloten op het internet? b. Mag iedereen gebruik maken van internet? Waarom wel of niet? c. Welke bedrijfsprocessen maken gebruik van internet? Maakt de organisatie gebruik van intranetconcepten of -toepassingen? Zo ja, van welke? Welke beveiligingsmaatregelen zijn genomen t.b.v. het aanroepen van extern opgeslagen gegevens?
Onderhoud en beheer netwerken 3
13
Praktijk
13.
14.
15.
Opdrachten
Taak 3
a. b. c.
Wat is Remote access? Wordt Remote access in de organisatie gebruikt? Wat zijn de mogelijkheden van Remote access voor het beheer van het netwerk? Maakt de organisatie veel gebruik van gedeelde netwerkbronnen? a. Welke gedeelde netwerkbronnen zijn er zoal binnen uw organisatie? b. Hoe gaat de organisatie hiermee om? Is iedereen tot alles geautoriseerd? Hoe worden momenteel de wijzigingen in netwerkautorisaties gedocumenteerd?
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijsten. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijsten moeten worden aangepast. Pas de de activiteitenlijsten, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Bestudeer de van toepassing zijnde documenten met betrekking tot netwerkautorisatie: het netwerkautorisatieplan de globale fysieke netwerkindeling de globale logische netwerkindeling de regels en procedures omtrent autorisatie. Pleeg daarnaast overleg met de direct verantwoordelijke persoon voor de netwerkautorisatie en de implementatie daarvan. Noteer de resultaten van uw inventarisatie op een logische wijze, stel zo nodig een verbeteringsvoorstel op en leg dit voor aan de direct verantwoordelijke en uw praktijkopleider. Bespreek welke veranderingen u eventueel aan kunt brengen in de netwerkautorisatie.
2.
Voeg zo nodig een nieuwe gebruiker toe aan het bedrijfsnetwerk. Geef de gebruiker rechten tot het (interne en of externe) netwerk volgens het netwerkautorisatieplan en conform de geldende regels en procedures. Rapporteer eventuele problemen en de resultaten. Bespreek uw bevindingen met uw praktijkopleider.
3.
Pas zo nodig de gebruikersrechten van een gebruiker aan. Doe dit in overleg met de verantwoordelijke en de gebruiker volgens de geldende regels en procedures en conform het netwerkautorisatieplan. Rapporteer eventuele problemen.
4.
Actualiseer zo nodig het overzicht waarin de toegangsbeperkingen zijn weergegeven. Voeg bijvoorbeeld nieuwe gebruikers toe en verwijder niet meer aanwezige gebruikers uit de documentatie en overzichten. Rapporteer eventuele problemen.
5.
Pas, in overleg met de verantwoordelijke persoon, uw praktijkopleider en de gebruikers, zo nodig, gedeelde gebruikersbronnen aan. Denk aan het verdelen van rechten als: nieuwe bestanden aanmaken bestanden wijzigen bestanden lezen bestanden verwijderen.
Onderhoud en beheer netwerken 3
14
Praktijk
Voer de aanpassingen conform het geldende beleid en aan de hand van het netwerkautorisatieplan door. Rapporteer eventuele problemen.
Taak 3
6.
Bespreek met uw praktijkopleider op welke wijze u in de komende periode toezicht houdt op het gedisciplineerd gebruik van de beveiligingsprocedures. Houd toezicht op correcte naleving van beveiligingsprocedures. Enkele vragen die u kunt onderzoeken zijn: houden gebruikers zich aan de adviezen m.b.t. periodieke wachtwoordwijzigingen? hoe wordt met toegangsrestricties omgegaan bij afwezigheid (ziekte, vakantie) van een gebruiker? loggen de gebruikers uit als ze (even) hun werkplek verlaten of houden ze de verbinding in stand (denk ook aan de internetverbindingen e.d.)? hangen er “beruchte” gele post-it briefjes met wachtwoorden op beeldschermen? maken medewerkers gebruik van “een andere loginnaam met meer rechten” om snel iets te kunnen inzien? Leg uw bevindigen vast in een rapport en bespreek dit met uw praktijkople ider.
7.
Maak zo nodig een kort plan waarin u aangeeft hoe u denkt dat gebruikers het best en het meest effectief kunnen worden verplicht de beveiligingsprocedures na te leven. Leg uw advies schriftelijk voor aan uw praktijkople ider.
Onderhoud en beheer netwerken 3
15
Praktijk
Taak 4
Netwerken beheren Computersystemen zijn in de loop van de afgelopen twee decennia zo ingeburgerd in de maatschappij, dat er bijna geen werkplek meer te vinden is waar nog zonder hulp van computers gewerkt wordt. Deze automatiseringsslag brengt steeds meer onderhoud, beheer en exploitatie met zich mee. Het instellen van de componenten, het “tunen”, is een belangrijke taak omdat u hiermee de gebruikers kunt helpen hun activ iteiten efficiënt uit te voeren. Bij het onderhouden en beheren van hardware gaat het om het voorkomen en verhelpen van storingen. In deze taak maakt u kennis met het operationeel houden van de componenten en het verhelpen van storingen. Ten eerste leert u alle componenten die worden gebruikt voor de gegevensopslag en gegevensverwerking en de apparatuur voor de netwerk- en datacommunicatie operationeel te houden. Door het nemen van preventieve maatregelen dient u ervoor te zorgen dat de apparatuur, optimaal functioneert ten dienste van alle gebruikers (zie hie rvoor activ iteitenplan 1). Ten tweede is het uw taak om, als er zich toch storingen voordoen in of tussen de componenten van het netwerk, zo snel mogelijk een diagnose te stellen, mogelijke oplossingen te zoeken en de beste oplossing meteen te realiseren. In deze taak leert u hardware in goede staat te houden en eventuele storingen te verhelpen (zie hiervoor activiteitenplan 2). Opmerking: Alle opdrachten zijn systeem- platform- en versieonafhankelijk. Afhankelijk van het systeem of de systemen die u aantreft in uw organisatie kan uw praktijkopleider een keuze maken uit de volgende platforms: Novell Windows OS/2 Banyan Vines Unix of aan Unix verwante Operating Systems VMS. Afhankelijk van deze keuze kunnen de activiteitenlijsten en de opdrachten verder gedetailleerd worden. Bespreek de lijsten uitvoerig met uw praktijkopleider vóór aanvang van uw werkzaamheden!
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø zorgdragen voor het operationeel houden van de netwerkcomponenten (eindterm 5) Ø netwerkstoringen signaleren (eindterm 6) Lees de activiteitenlijsten door om een beeld van de taak te krijgen.
Activiteitenlijst 1 Netwerkcomponenten operationeel houden -
Taak 4
Beperk de omgevingsfactoren die zouden kunnen zorgen voor problemen met netwerkcomponenten zoveel mogelijk. Let dus op de volgende punten: . spanningsverschillen . temperatuurverschillen . stof . trillingen . sabotage
Onderhoud en beheer netwerken 3
16
Praktijk
-
-
. brandgevaar . wateroverlast . vochtigheidsgraad. Controleer regelmatig de netwerkservers op de volgende punten: . de vrije schijfruimte . het geheugengebruik . de processorbelasting . de netwerkbelasting . de foutmeldingen . het stroomverloop (piekbelasting). Controleer of de direct gekoppelde netwerkcomponenten beschikbaar zijn voor gebruik en of ze naar behoren functioneren. Verwissel volgens de opgestelde procedures de tapes voor de gegevensopslag. Controleer de inhoud van de tapes op juistheid, tijdigheid en volledigheid. Controleer ook of de ingestelde back-up procedures voor het maken van een back-up correct en volgens de richtlijnen van de organisatie werken. Controleer de werking van de printers en pleeg periodiek onderhoud. Herstel alle fouten die u tijdens de controles tegenkomt.
Activiteitenlijst 2 Netwerkstoringen signaleren -
Analyseer de (fout)meldingen die bij de helpdesk binnenkomen. Analyseer logbestanden die worden gegenereerd door de programma’s en het besturingssysteem. Analyseer snelheidsveranderingen die plaatsvinden in het netwerk. Analyseer het netwerk met behulp van diagnose- of softwareapparatuur en zoek eventuele onvolkomenheden op. Rapporteer uw bevindingen en neem de nodige acties om de storingen op te heffen.
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider.
Vragen
1. 2. 3.
4. 5.
6.
Taak 4
Waarom zijn spanningsverschillen schadelijk voor computers? Binnen welke marges mag het spanningsverschil blijven, wil men geen problemen krijgen met de apparatuur? Welke hulpmiddelen zijn er op de markt om spanningsverschillen te voorkomen binnen apparatuur? Noem er drie. Vergelijk deze wat betreft: a. de mogelijkheden b. het soort afscherming c. de toepassingen d. de prijs. Wat zijn de gevolgen van een onjuiste temperatuur voor de apparatuur? Binnen welke marges van temperatuur werkt de volgende apparatuur juist: a. de processor? b. de disk? c. de hub? d. de monitor? Wat voor effect heeft stof op apparatuur?
Onderhoud en beheer netwerken 3
17
Praktijk
7.
8.
9.
10. 11. 12.
13. 14.
Opdrachten
De opdrachten zijn een uitwerking van de activiteitenlijsten. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren, dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de activiteitenlijsten moeten worden aangepast. Pas de de activiteitenlijsten, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit.
1.
Taak 4
Welke hulpmiddelen zijn er op de markt om stof te voorkomen bij apparatuur? Vergelijk deze voor wat betreft de volgende punten: a. de toepassingen b. de werking c. de mogelijkheden d. de prijs. Noem enkele hulpmiddelen die verkrijgbaar zijn ten behoeve van het voorkomen van de gevolgen van trillingen. Vergelijk deze voor wat betreft de volgende punten: a. de toepassingen b. de werking c. de mogelijkheden d. de prijs. Welke acties kunnen er ondernomen worden om brand te voorkomen en in voorkomende gevallen te doven? Vergelijk deze acties op de volgende punten: a. de toepassing b. de werking c. de prijs. Wat heeft een verkeerde vochtigheidsgraad tot gevolg voor apparatuur? Welke hulpmiddelen zijn er op de markt voor het regelen van de vochtigheidsgraad? Geef minimaal aan wat de mogelijkheden zijn, de prijs en de toepassing. Hoe wordt binnen uw organisatie het preventief onderhouden gedaan van: a. de tapedrives? b. de diskdrives? c. de optische lees- en schrijfapparatuur? Welke preventieve onderhoudsmaatregelen worden er binnen uw organisatie getroffen met betrekking tot het onderhoud (het loopwerk en de toner/inkt) van de printers? a. Zijn er binnen uw organisatie procedures met betrekking tot het melden van storingen? Zo ja, hoe zien deze er uit? b. Welke storingen zijn er recentelijk opgetreden binnen het netwerk van uw organisatie? c. Hoe zijn deze storingen gesignaleerd? d. Hoe zijn deze storingen opgelost?
Inventariseer ten aanzien van de huidige servers binnen uw organisatie met welke gegevensfactoren rekening is gehouden. Beantwoord daarvoor de volgende vragen: a. Zijn er maatregelen genomen tegen spanningsverschillen. Zo ja, in welke vorm is dat gebeurd? (UPS, spanningsbeveiligde stopcontacten, enz.) b. Zijn er maatregelingen getroffen tegen temperatuurverschillen? Zo ja, in welke vorm is dat gebeurd? (airconditioning, ventilatie, verwarming, enz.) c. Zijn er maatregelingen getroffen tegen stof? Zo ja, in welke vorm?
Onderhoud en beheer netwerken 3
18
Praktijk
d. e. f. g. h.
Taak 4
Zijn er maatregelen getroffen tegen trillingen? Zo ja, in welke vorm? Zijn er maatregelen getroffen tegen sabotage? Zo ja, in welke vorm? Denk hierbij niet alleen aan fysieke maatregelen, maar ook aan maatregelen tegen inbraak in de software van de server. Zijn er maatregelen genomen ter voorkomen van brand? Zo ja, in welke vorm? Denk hierbij ook aan maatregelen die getroffen zijn voor het geval dat er reeds brand is in de desbetreffende ruimte. Zijn er maatregelen getroffen tegen wateroverlast? Zo ja, in welke vorm? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het plaatsen van een halo blusinstallatie i.p.v een sprinkler. Zijn er maatregelen genomen ter voorkoming van een verkeerde luchtvochtigheid? Denk hierbij aan gevaar van statische elektriciteit.
2.
Voer in de periode dat u werkzaam bent in de organisatie het operationele onderhoud uit. Controleer bijvoorbeeld regelmatig de server en de printers, pleeg bijvoorbeeld onderhoud op diskdrives en cd-rom spelers en inventariseer de aanwezige netwerkcomponenten en controleer of ze voldoen aan van tevoren vastgestelde eisen. Zorg ervoor dat u in deze periode ook back-up activiteiten uitvoert. Voor het uitvoeren van deze opdracht, kunt u gebruik maken van activiteitenlijst 1.
3.
Bestudeer de procedures die doorlopen dienen te worden wanneer er een storing of probleem is gesignaleerd. Bij de volgende opdrachten dient u aan de hand van deze procedures in de door u op te stellen rapportages aan te geven welke procedure(s) er in gang moet(en) worden gezet om de desbetreffende problemen op te lossen.
4.
Maak een analyse van de door de helpdesk geregistreerde calls. Kijk of u een patroon kan ontdekken in de storingen die zich voordoen in het netwerk. Herleid de storingen tot een concreet probleem. Probeer het probleem zo veel mogelijk te specificeren. Rapporteer hierover aan uw praktijkopleider en geef oplossingsrichtingen aan.
5.
Analyseer de foutmeldingen die u mogelijk krijgt met betrekking tot de besturingssystemen of applicaties. Probeer de foutmeldingen voor uzelf te omschrijven en terug te brengen tot een concrete probleemomschrijving. Dit kunt u doen met behulp van bijvoorbeeld: a. FAQ’s b. de support site van de leverancier c. eerder opgedane ervaring d. eliminatie van componenten. Maak een voorstel om het probleem op te lossen en leg dit voor aan uw praktijkopleider.
6.
Analyseer logbestanden die worden aangemaakt door de applicaties en het besturingssysteem. Kijk hierbij naar eventuele waarschuwingen en errormeldingen of andere onregelmatigheden. Controleer of er meerdere meldingen van hetzelfde soort voorkomen en zoek zo nodig de betekenis van de errormelding op. Rapporteer uw bevindingen aan uw praktijkopleider en geef oplossingsrichtingen aan.
Onderhoud en beheer netwerken 3
19
Praktijk
Taak 4
7.
Analyseer eventuele snelheidsveranderingen die optreden in het netwerk: zoek uit waar de bottleneck in het netwerk zit zoek uit wanneer de snelheidsverandering optreedt. Is het bij het opstarten van een applicatie, het kopiëren van bestanden, enz.? zoek uit wat de oorzaak van de snelheidsverandering is. Probeer de oorzaak zo concreet mogelijk te specific eren. Rapporteer uw bevindingen aan uw praktijkopleider en geef oplossingsric htingen aan.
8.
Analyseer het netwerk met behulp van daarvoor bestemde netwerkdiagnoseapparatuur. Stel, voordat u gaat testen, normen op waaraan de netwerkcomponenten/het netwerk moeten voldoen. Doe een test met de diagnoseapparatuur/software. Probeer de eventuele bottleneck zo gedetailleerd mogelijk te definiëren. Rapporteer uw bevindingen aan uw praktijkopleider en geef oplossingsrichtingen aan.
Onderhoud en beheer netwerken 3
20
Praktijk
Taak 5
Gebruikersproblemen oplossen Netwerken zijn binnen organisaties gemeengoed. Maar helaas, in elk netwerk komen storingen voor. Veel storingen hebben betrekking op problemen die te maken hebben met het gebruik. De oorzaak van deze problemen in het gebruik kan liggen in een (kleine) instelling of in een fysieke of logische storing op een netwerk. Binnen deze taak leert u door werkplan 1 hoe u de aard van een probleem vaststelt en hoe u de oorzaak kunt achterhalen. Let wel op bij het zoeken naar een oorzaak dat u de volgende zaken niet door elkaar haalt: oorzaak gevolg oplossing van de oorzaak oplossing van het gevolg Het is natuurlijk de bedoeling uiteindelijk de oplossing van de oorzaak te vinden en uit te voeren, maar dan moet u eerst zeker weten dat u het over de oplossing heeft van de oorzaak en niet van het gevolg. In werkplan 2 leert u problemen daadwerkelijk op te lossen, eventuele vervolgacties aan te geven en het geheel in het “logboek” te registreren.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø problemen bij het gebruik van een netwerk oplossen (eindterm 7) Lees de werkplannen door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan 1
De aard van een probleem vaststellen en de oorzaak achterhalen Stap 1 Stel de aard van de storing vast aan de hand van bijvoorbeeld een melding van een gebruiker. Stap 2 Stel de gebruiker gerichte vragen over de storing. Stap 3 Controleer de aansluiting, de instellingen en de algemene werking van de netwerkcomponent. Maak bijvoorbeeld gebruik van: a. management tools b. administrator tools c. diagnostische tools d. meetapparatuur. Stap 4 Structureer de gegevens en de symptomen. Stap 5 Stel een diagnose aan de hand van de verkregen gegevens. Stap 6 Leg het probleem vast in een logboek en bepaal de oorzaak van de storing.
Werkplan 2
Problemen oplossen Stap 1 Stel de impact op de organisatie en de noodzaak/prioriteit van het probleem vast. Stap 2 Zoek uit of het probleem zich vaker heeft voorgedaan. Kijk bijvoorbeeld in: a. de systeemdocumentatie b. de storing history c. het logboek.
Taak 5
Onderhoud en beheer netwerken 3
21
Praktijk
Stap 3 Bepaal de oplossing voor het probleem aan de hand van de vermelde oplossing en geldende regels en procedures en/of uw eigen bevindingen. Indien u de oplossing achterhaald denkt te hebben, communiceer dan over het probleem, uw diagnose en oplossing naar de gebruiker en uw praktijkopleider en vraag toestemming om de mogelijke oplossing uit te voeren. Indien u de oplossing niet kunt achterhalen geef dit dan door aan uw praktijkopleider. Stap 4 Los het probleem op, zeg de gebruiker vervolgens dat hij verder kan werken en geef eventuele verdere voorzorgsmaatregelen voor de gebruiker door. Stap 6 Leg de oplossing vast in het betreffende “logboek”. Stap 7 Definieer eventuele vervolgstappen en communiceer hierover met de gebruiker en de verantwoordelijke.
Vragen
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Opdrachten
Taak 5
Wat is het verschil tussen een fysieke en een logische storing? Wat is volgens u “het prioriteren van problemen” en “het vaststellen van de impact voor de organisatie”? Hoe stelt de organisatie de prioriteit vast van een probleem? Hoe zorgt de organisatie ervoor dat stuurprogramma’s altijd up-to-date zijn? Wat is een patch? Is er binnen de organisatie vastgelegd wat de minimale performance van het systeem is? Waarom wel of waarom niet? Wat is het verschil tussen lokale en centrale randapparatuur? Hoe worden problemen en oplossingen gedocumenteerd binnen de organisatie? Welke tools (bijv. management tools, diagnostische tools) voor het oplossen van problemen staan u ter beschikking? Beschrijf van elke tool de functie en geef een uitleg van de werking. Wat voor een soort problemen doen zich binnen de organisatie het meeste voor? Beschrijf de aard van deze problemen kort en geef aan wat mogelijke oorzaken zijn.
De opdrachten zijn een uitwerking van de werkplannen. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat de werkplannen moeten worden aangepast. Pas de werkplannen, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Ga naar aanleiding van een storingsmelding naar een gebruiker, bepaal de aard van de storing en achterhaal de oorzaak aan de hand van werkplan 1. Leg de storing vast en rapporteer uw bevindingen aan uw praktijkopleider.
2.
Los een netwerkprobleem op, denk bijvoorbeeld aan problemen met betrekking tot: de hard- of software aansturing de in- of uitvoeraansturing het opstarten de autorisatie de performance
Onderhoud en beheer netwerken 3
22
Praktijk
-
de netwerkaansluiting het gebruik van applicatie- en communicatiesoftware de centrale en lokale randapparatuur.
Maak bij de uitvoering van deze opdracht gebruik van werkplan 2. Verwerk uw bevindingen in een rapport en bespreek dit met uw praktijkople ider.
Taak 5
Onderhoud en beheer netwerken 3
23
Praktijk
Taak 6
De systeemdocumentatie onderhouden Computersystemen zijn in de loop van de afgelopen twee decennia zo ingeburgerd in de maatschappij, dat er bijna geen werkplek meer te vinden is waar nog zonder hulp van computers gewerkt wordt. Met deze gigantische toename gaat ook een toename van beheersinspanningen gepaard. De middelen, hun eigenschappen en instellingen moeten namelijk geregistreerd worden om bijvoorbeeld onderhoud te vergemakkelijken. In deze taak leert u daarom de bestaande systeemdocumentatie te “beoordelen” en bij te houden volgens de geldende regels en procedures van de organisatie. Het is daarbij van essentieel belang dat u de wijzigingen meteen noteert en/of verwerkt in het “logboek”. Gebeurt dit niet meteen, dan is het risico veel groter dat vergeten wordt de wijziging in de documentatie door te voeren.
Doel
Aan het eind van deze taak kunt u: Ø de systeemdocumentatie bijhouden ten aanzien van de samenstelling en inrichting van het netwerk (eindterm 8) Lees het werkplan door om een beeld van de taak te krijgen.
Werkplan
Systeemdocumentatie bijhouden Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6
Stap 7 Stap 8
Vragen
Inventariseer de diverse gegevens uit de registratiesystemen. Inventariseer de fysieke “netwerkcomponenten”. Visualiseer de netwerkconfiguratie met behulp van de standaardsymbolen. Voer een check op consistentie uit tussen de gegevens uit de registratiesystemen en de fysieke netwerkcomponenten (de werkelijkheid). Noteer de verschillen. Documenteer en registreer, in overleg met uw praktijkopleider en volgens de binnen de organisatie geldende regels en procedures, de volgende zaken: a. de verschillen tussen de gegevens in het registratiesysteem en de fysiek aanwezige componenten b. de toevoeging of juist verwijdering van een component uit het netwerk c. een verandering in de eigenschappen van een netwerkcomponent d. de veranderingen in de rechten van een gebruiker binnen het netwerk. Registreer uw werkzaamheden in het “logboek”. Vul eventueel de gebruikerslijsten aan.
Beantwoord de vragen en bespreek de antwoorden met uw praktijkopleider. 1.
a. b. c. d.
Taak 6
Heeft de organisatie een (al dan niet geautomatiseerd) systeem voor het beheer van de hard- en software? Zo ja, bewaakt dit systeem ook de uitgifte van supplies en de retourstromen van gebruikte materialen (zowel logistiek als financieel)? Heeft dit systeem ook een voorziening om componenten fysiek te identif iceren? Is er een overzicht van waar welke componenten staan?
Onderhoud en beheer netwerken 3
24
Praktijk
2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9.
Opdrachten
Taak 6
Gebruikt de organisatie geïntegreerde systeemdocumentatie of is er documentatie beschikbaar per onderdeel? Wie is binnen de organisatie verantwoordelijk voor het onderhoud van de systeemdocumentatie? Is de systeemdocumentatie alleen beschikbaar voor het systeembeheer of ook voor de gebruikers? a. Welke procedures zijn er met betrekking tot het gebruik, het onderhoud en het beheer van netwerken? b. Beschrijf minimaal één procedure uitgebreid. c. Welke technieken kent u om systeemdocumentatie op te zetten en te onderhouden? Welke gebruikt uw organisatie? Heeft de organisatie een “kwaliteitshandboek”? Zo ja, staan hierin voorwaarden beschreven met betrekking tot het beheer en onderhoud van het informatiesysteem? Bestaan er instructies voor gebruikers over het beheren van netwerken? Zo ja, beschrijf de structuur van deze instructies. Welke standaardsymbolen worden gebruikt voor de visualisatie van netwerkconfiguraties? Licht de symbolen toe. a. Kunt u een drietal applicaties noemen die de soft- en/of hardware registratie automatisch uitvoeren aan de hand van LAN/WAN verbindingen? b. Maakt de organisatie gebruik van een dergelijk pakket? c. Zo nee, kan het voor de organisatie aantrekkelijk zijn zo’n pakket te gebruiken? d. Waarom kan dat aantrekkelijk zijn?
De opdrachten zijn een uitwerking van het werkplan. Voordat u de opdrachten gaat uitvoeren dient u na te gaan of het werk in uw bedrijf/organisatie op de hiervoor beschreven wijze gebeurt of dat het werkplan moet worden aangepast. Pas het werkplan, in overleg met uw praktijkopleider, zo nodig aan. Voer daarna de opdrachten uit. 1.
Inventariseer (of herinventariseer) binnen de omgeving waarvoor u medeverantwoordelijk bent de aanwezige componenten. Neem ook de eventueel aanwezige hardware op die staat opgesteld bij de medewerkers thuis. Stel vervolgens bijvoorbeeld de volgende drie producten bij: het hardwareregister; het uitgifteregister; een overzicht van op welke afdeling of werkplek de componenten zich bevinden (kan ook bij de medewerkers thuis zijn). het grafisch overzicht van de opstelling van de componenten en hun plaats of nummer binnen het lokale netwerk.
2.
Stel een lijst op van alle applicaties die binnen de organisatie worden gebruikt, inclusief de besturingssystemen en grafische userinterfaces. Controleer aan de hand van deze lijst of: alle originele software (dus diskettes of cd-roms) aanwezig is alle gebruikslicenties aanwezig zijn en of deze netjes geregistreerd en gearchiveerd zijn alle licenties in overeenstemming zijn met het aantal gebruikers er software is die niet meer gebruikt wordt en daarom vernietigd kan worden. Leg uw bevindingen vast in een rapport en bespreek dit met uw praktijkople ider.
Onderhoud en beheer netwerken 3
25
Praktijk
3.
Taak 6
Neem de aanwezige systeemdocumentatie aandachtig door en controleer of deze nog actueel is. Bekijk het netwerk voor wat betreft de volgende zaken: hardware hardware-instellingen (geheugengebruik, opstartprocedure etc.) softwaregebruik; wie welke versie van welke toepassing (inclusief besturingssysteem en grafische userinterface) gebruikt software-instellingen (autorisatie, bestandslocaties, printerinstellingen, macrobibliotheek etc.) standaardinstellingen per gebruiker specifieke instellingen per gebruiker systeeminstellingen . infrastructuur . bekabeling . protocol( len) . MAC adres en IP-nummer . netwerkprinter, (fax)modem overige standaardinstellingen storingsmeldingen beveiliging communicatie(kosten). Pas de systeemdocumentatie zo nodig aan op basis van gevonden verschillen met de werkelijke situatie. Rapporteer uw bevindingen en bespreek ze met uw praktijkopleider.
Onderhoud en beheer netwerken 3
26