J.W. Veerman H. Pijnenburg
Praktijk en wetenschap, geen paar apart! Beschrijving en achtergronden van het cursusonderdeel Praktijkonderzoek in de specialistische opleiding tot klinisch psycholoog - differentiatie kinderen & jeugd
m e n s e nkennis
Inhoud
Inleiding
Inleiding
3
Visie op praktijkonderzoek
5
Doelen en opzet cursusonderdeel Praktijkonderzoek
8
Deelcertificaten en eindcertificaat
10
Rollen en verantwoordelijkheden
13
Overzicht van het programma
16
Bijlagen
21
© Utrecht, RINO Groep, januari 2011 Colofon Deze brochure is in opdracht van het Samenwerkingsverband Radboud Universiteit Nijmegen en Stichting Praktijkinstellingen van de Postdoctorale GGZ-Opleidingen in Oost-Nederland (SPON), ten behoeve van de specialistische opleiding tot klinisch psycholoog, differentiatie kinderen & jeugd (K&J), ontwikkeld door prof. dr. Jan Willem Veerman, Bijzonder hoogleraar Speciale Kinder- en Jeugdzorg Radboud Universiteit Nijmegen/ Praktikon Nijmegen (Hoofddocent Praktijkonderzoek van voornoemde opleiding) in samenwerking met dr. Huub Pijnenburg, Onderzoeker Praktikon Nijmegen (Docent Praktijkonderzoek) en Hogeschool Arnhem-Nijmegen.
RINO Groep pagina 2
De specialistische opleiding tot klinisch psycholoog (in het vervolg: KPopleiding) kent twee differentiaties: volwassenen & ouderen (V&O), en kinderen & jeugd. In het curriculum van beide differentiaties is een belangrijke plaats ingeruimd voor ‘praktijkgerichte wetenschappelijke vorming en voor scholing in innovatiemethoden’, hierna kortweg aangeduid als het cursusonderdeel Praktijkonderzoek1. Doel van dit onderdeel is het wetenschappelijk onderzoekbaar maken van vragen en problemen uit het werkveld, rapportage daarover en vertaling van wetenschappelijke bevindingen in innovaties in de praktijk2. Steeds gaat het daarbij om het leveren van een bijdrage aan de verwetenschappelijking van de praktijk, waarbij de praktijkinstelling de agenda bepaalt3. Gedurende (bijna) de vier jaar dat de opleiding duurt wordt in het kader van het cursusdeel Praktijkonderzoek 100 uur cursorisch onderwijs gegeven, dient de cursist 540 uur aan eigen onderzoek op de werkplek te besteden en 240 uur aan opdrachten en ander huiswerk. Bovendien dient iedere cursist over het eigen onderzoek minimaal 25 uur supervisie te ontvangen. Deze publicatie richt zich op het cursusonderdeel Praktijkonderzoek voor de differentiatie kinderen & jeugd (hierna: K&J) van de KP-opleiding. Voorjaar 2003 is voor de eerste keer een groep gestart. Behoudens in 2005 is er tot nu toe ieder jaar een nieuwe groep cursisten gestart. Deze landelijke opleiding werd voor de eerste twee groepen namens zes opleidings-instellingen georganiseerd door het SPON4, verbonden aan het Academisch Centrum Sociale Wetenschappen (ACSW) van de Radboud Universiteit Nijmegen (RU). Vanaf 2006 wordt de opleiding georganiseerd door de RINO Groep te Utrecht. Prof. dr. J.W. Veerman, werkzaam bij de RU (ACSW) en Praktikon, een onderzoeksorganisatie voor de jeugdzorg, is hoofddocent praktijkonderzoek in de KP K&J-opleiding. Hij valt onder de verantwoordelijkheid van de hoofdopleider van de KP K&J-opleiding. Deze publicatie is bestemd voor alle betrokkenen bij de KP K&J-opleiding, met name de praktijkopleiders, onderzoekssupervisoren en de cursisten zelf. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:
pagina 3 RINO Groep
- de visie op praktijkonderzoek - doelstellingen en opzet van het cursusonderdeel - deelcertificaten en eindcertificaat - de rollen en verantwoordelijkheden van de diverse betrokkenen - overzicht van de inhoud van de cursus 1
Zie de notities van Hutschemaekers en Veerman over dit onderwerp: Hutschemaekers, G. (2003). Nadere regeling praktijkresearch. Intern rapport. Nijmegen: ACSW-KUN. Veerman, J.W. (2003). Voorstel voor
verdere inbedding van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek binnen de differentiatie kinderen en jeugdigen van de specialistische opleiding tot klinisch psycholoog. Nijmegen: ACSW-KUN. 2
Zie Algemene en bijzondere eisen inzake de specialistische opleiding tot klinisch psycholoog ex artikel 14 Wet BIG (voorlopig vastgesteld per 1 juli 2002), blz. 7.
3
Idem, blz. 17.
4
SPON staat voor: Samenwerkingsverband Radboud Universiteit Nijmegen en Stichting Praktijkinstellingen van de Postdoctorale GGZ-Opleidingen in Oost-Nederland.
Visie op praktijkonderzoek De visie op praktijkonderzoek van de KP-opleiding bouwt voort op het uitgangspunt dat in de algemene en bijzondere eisen wordt geformuleerd5, namelijk dat dit cursusonderdeel wil bijdragen aan: (1) het wetenschappelijk onderzoekbaar maken van vragen en problemen uit het werkveld, waarbij (2) de praktijkinstelling de agenda bepaalt. Dit laatste maakt dat de vraag vanuit de praktijk geacht wordt het onderzoek te sturen, hierdoor is sprake van praktijkgestuurd onderzoek. Hermanns omschrijft praktijkgestuurd onderzoek als onderzoek: ‘…waarin onderzoekers en behandelingsfunctionarissen gezamenlijk een zoekproces doormaken, met het doel informatie te verzamelen die het praktisch handelen van een individuele behandelingsfunctionaris, een groep van behandelingsfunctionarissen, een bepaalde instelling of een groep van instellingen verandert’6. De term ‘praktijkgestuurd’ onderzoek sluit ook nauw aan bij wat van Van Strien verstaat onder probleemoplossend wetenschappelijk denken en ingrijpen, als tegenhanger van (theoriegericht) verklarend wetenschappelijk denken7. Praktijkgestuurd onderzoek is te onderscheiden van het eveneens door Hermanns benoemde praktijkgerichte onderzoek. Dit type onderzoek heeft tot doel wetenschappelijke kennis in praktijksituaties toe te passen (Van Strien: exemplarisch ingrijpen), of de praktijk te benutten als informatiebron voor het toetsen van theorieën of het construeren van tests en vragenlijsten. Hier is een beweging vanuit de wetenschap naar de praktijk te zien, het gaat om ‘top down’ onderzoek, terwijl bij praktijkgestuurd onderzoek de beweging andersom is dus ‘bottom up’: vanuit de praktijk naar de wetenschap. Naar de intentie van de uitgangspunten van de KP-opleiding heeft praktijkgestuurd onderzoek de voorkeur, de praktijk moet immers de agenda bepalen, dus ‘aan het stuur’ zitten. Hiermee is de beoogde inbedding van het onderzoek in de praktijk ook het best gediend. In de verderop weer te geven cursusdoelstellingen wordt dan ook een voorkeur uitgesproken voor praktijkgestuurd onderzoek. De praktijk is dan de zorginstelling waar de cursist werkzaam is; bij de aldaar levende vragen dient te worden aangesloten, deze leveren de probleemstelling van het onderzoek. In de regel zal het hierbij gaan om problemen die men in het werk tegenkomt en waarvoor men hoopt via het onderzoek een oplossing te verkrijgen. Die problemen duiden vaak op een kennistekort of handelingsverlegenheid. De door onderzoek aangedragen oplossing zal leiden tot veranderingen in het denken of handelen van een individu, een groep van
RINO Groep pagina 4
pagina 5 RINO Groep
individuen, een instelling of groep van instellingen. Dat is een belangrijke doelstelling van het onderzoek. De resultaten van het onderzoek worden zodoende benut voor het verbeteren van het werk of het beter verantwoorden van het werk. Praktijk-gestuurd onderzoek is solution focused en is er op uit ‘to make things better’. Het is ook mogelijk dat de cursist, al dan niet op instigatie van de instelling waar hij of zij werkt, kiest voor medewerking aan een praktijkgericht universitair onderzoeksprogramma en zich laat sturen door de vraagstellingen van dit programma. Dit zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen als de onderzoekssupervisor werkzaam is bij een universiteit; wellicht dat de zorginstelling bepaalde werkzaamheden aanpast aan de wensen van dit programma (bijvoorbeeld het afnemen van een experimentele vragenlijst, het ruimte bieden aan een experimentele behandelvorm). Echter, ook in zo’n geval zal door de cursist gezocht moeten worden naar een inbedding in de zorgpraktijk, anders vallen de onderzoeksresultaten niet goed te benutten. Hiermee wordt ook duidelijk dat de scheiding tussen de twee vormen van onderzoek niet absoluut is, het is vooral de ‘bron’ van de vraagstelling (‘wiens idee is het?’) die het onderscheid maakt. Waar mogelijk zullen in het vervolg van dit voorstel beide vormen worden aangeduid met praktijkonderzoek, waar nodig zal onderscheid gemaakt worden tussen de ene of de andere vorm.
formuleren van vraagstellingen. Deze praktijktheorie zal gelegd worden naast wat er aan wetenschappelijke theorieën en onderzoeksgegevens over het betreffende probleem bekend is. Op die manier komt de theorie voor praktijkgestuurd onderzoek uit twee bronnen: uit de ‘hoofden’ van praktijkfunctionarissen en uit de ‘boeken’ van de wetenschap. Zo vertegenwoordigt deze theorie het beste uit twee werelden. Op basis van die ‘duale’ theorie kunnen dan wetenschappelijk verantwoorde en praktisch relevante onderzoeksvraagstellingen geformuleerd worden. 5 6
Zie noot 2. Hermanns, J.M.A. (1993). Tussen praktische theorieën en theo¬retische praktijken. In S.M.J. van Hekken, N.W. Slot, J. Stolk & J.W. Veerman (Red.). Pedologie tussen wetenschap en praktijk (pp. 19-30). Utrecht: De Tijdstroom, blz. 27.
7
Strien, P.J. van (1986). Praktijk als wetenschap: Methodologie van het sociaal wetenschappelijk handelen. Assen: Van Gorcum, blz. 25.
Deze twee vormen van praktijkonderzoek kunnen worden onderscheiden van een derde onderzoeksvorm die Hermanns noemt: theoriegericht onderzoek. Hier gaat het om onderzoek dat louter bedoeld is om theoretische veronderstellingen te toetsen teneinde een theorie te valideren of verder te ontwikkelen. Dit type onderzoek valt buiten het bestek van de cursus. De cursist kan daarom niet aan de cursuseisen voldoen door te participeren in een onderzoeksprogramma van een universitaire afdeling, dat geen verbinding heeft met de professionele praktijk waarin de cursist werkzaam is. Het is overigens een misvatting te menen dat praktijkgestuurd onderzoek theorieloos is. Bij het nader verkennen van de problemen en het zoeken naar oplossingen zullen theorieën altijd een belangrijke rol spelen. Echter, ook hier is het uitgangspunt weer de praktijksituatie. Bij praktijkgestuurd onderzoek zal eerst nagegaan worden hoe praktijkfunctionarissen over het ontstaan en in stand blijven van de te onderzoeken problemen denken en hoe zij denken dat deze ‘in elkaar zitten’ en opgelost kunnen worden. Hiermee wordt een praktijktheorie geëxpliciteerd die richtinggevend is voor het opzetten van het onderzoek en RINO Groep pagina 6
pagina 7 RINO Groep
Doelen en opzet van het cursusonderdeel Praktijkonderzoek Het einddoel van het cursusonderdeel Praktijkonderzoek is het ter publicatie aanbieden van een artikel waarvan de cursist eerste auteur is aan een (inter)nationaal wetenschappelijk tijdschrift. Hiermee wordt het onderzoek volgens een bepaald format opgeschreven en beoordeeld door een forum van deskundigen (de reviewers). Aangezien dit beoordelingsproces geruime tijd in beslag kan nemen is ervoor gekozen het indienen van het artikel als eindterm te zien en niet de publicatie op zich.
• • • • • •
De meer specifieke doelstellingen staan in het teken van dit einddoel, deze zijn als volgt te formuleren: de cursisten de mogelijkheden van praktijkgestuurd onderzoek in hun zorginstelling laten herkennen, hen onderwerpen voor dit onderzoek aan te laten dragen, hen voor één van die onderwerpen een onderzoeksvoorstel te laten maken, dat ten overstaan van de medecursisten en docenten gepresenteerd en bediscussieerd wordt, hen kennis en vaardigheden aan te reiken om dit onderzoek uit te voeren, hen regelmatig mondelinge of schriftelijke voortgangsverslagen te laten doen over hun onderzoeksproces en daarbij mogelijk knelpunten te bespreken, hen over dit onderzoek een eindpresentatie voor collega’s te laten houden op de slotconferentie van de opleiding. Het gaat er om bij de cursisten een vorm van professionele empowerment te bewerkstelligen, die hen stimuleert zich te ontwikkelen tot practitionerresearchers8 die de jeugdzorg voor haar verdere ontwikkeling nodig heeft. Onderzoek is één van de middelen waarmee de kwaliteit van het werk verbeterd kan worden, en waarmee het werk ook beter verantwoord kan worden. Hiermee sluit het praktijkonderzoek aan bij het kwaliteitsbeleid van de zorginstelling.
Het eerste cursusjaar en een deel van het tweede (van april tot juli het jaar daarop) wordt besteed aan de eerste hoofdfase en eindigt met de presentatie van het onderzoeksvoorstel in de groep. Voor de goede voortgang van het onderzoek is het van groot belang dat het onderzoeksvoorstel er halverwege het tweede jaar is. In de rest van het tweede jaar en in het derde jaar staat de tweede hoofdfase centraal, de feitelijke dataverzameling en de analyse van de data. Het vierde jaar staat in het teken van het schrijven van het artikel en het voorbereiden en houden van de eindpresentatie op de slotconferentie. Cursorische activiteiten betreffen: - colleges en groepsdiscussies over bestudeerde hoofdstukken uit het handboek van Robson9, - colleges over specifieke onderwerpen betreffende dataverzameling, dataanalyse en benutting van resultaten, - het bespreken van het opstellen het onderzoeksvoorstel in werkgroepen, - het bespreken van de voortgang van de uitvoering van het onderzoekplan in werkgroepen, - workshops over het zoeken van wetenschappelijke literatuur, het schrijven van een artikel, het houden van een presentatie, mogelijkheden voor dataverwerking en data-analyse via SPSS. Het schrijven van het wetenschappelijk artikel vormt de rode draad, hierin komen alle cursusonderdelen samen. De inhoud van het cursorisch deel en de begeleiding van de onderzoekssupervisor is hierop gericht. 8
Robson, C. (2002). Real world research: A resource for social scientists and practitioner-researchers (2nd Edition). Oxford: Blackwell.
9
Zie vorige noot.
Hoe zijn deze doelstellingen te bereiken en hoe is met name het einddoel te bereiken? In de cursus worden de hoofdfasen van (praktijkgestuurd) onderzoek gevolgd, te weten: 1. Het ontwerpen van onderzoek (probleemstelling, doelstelling, vraagstelling, conceptualisering, design, dataverzameling, analyseplan, planning). 2. Het uitvoeren van onderzoek (feitelijke dataverzameling en -analyse). 3. Het rapporteren over onderzoek (houden presentatie, schrijven artikel).
RINO Groep pagina 8
pagina 9 RINO Groep
Deelcertificaten en eindcertificaat De 102 uren van het cursorisch deel Praktijkonderzoek van KP/K&J-opleiding worden niet in één blok gegeven, waarna het afgesloten kan worden, maar zijn verspreid over het hele opleidingstraject. Dit met het idee dat de eindterm, het indienen van een wetenschappelijke publicatie, ook pas aan het eind van de cursus zal plaatsvinden en dat de cursus hierbij op gezette tijden ondersteuning zal dienen te bieden. Aan het bereiken van de eindterm kan zowel voor de cursist als de hoofddocent het succes van de cursus worden afgelezen. Bij deze gang van zaken tekent zich het probleem af dat er onvoldoende zicht op de vorderingen van de cursist bestaat en er ook weinig zicht op de kwaliteit van de opleiding is. Een evaluatie hiervan zou pas aan het eind kunnen plaatsvinden, op basis van het al dan niet halen van de eindterm. Dat is voor alle partijen lastig. De cursist heeft onvoldoende inzicht of hij of zij goed op schema ligt en op het juiste moment de juiste dingen aan het doen is. De docenten krijgen onvoldoende feedback of zij op het juiste moment de juiste lesstof aanbieden. En de praktijkopleider en de hoofdopleider hebben voor dit cursusonderdeel nauwelijks informatie over de voortgang van de cursist. Die informatie hebben zij vanuit hun verantwoordelijkheid wel nodig, met name als er zich problemen voor dreigen te doen. Om dit probleem op te lossen wordt met twee deelcertificaten en een eindcertificaat gewerkt10: 1. Onderzoeksvoorstel (eerste deelcertificaat). De vereisten hiervoor zijn: een afgerond en goedgekeurd onderzoeksvoorstel, op basis waarvan de cursist kan starten met het eigenlijke onderzoek. Hierin wordt de trits probleemstelling – doelstelling – vraagstelling voldoende verduidelijkt en via een conceptualisering vanuit de literatuur onderbouwd. Ook is de opzet van het onderzoek helder weergegeven en adequaat in het licht van de vraagstellingen. Het in de cursus gehanteerde format is in dit opzicht leidend (zie bijlage). Een presentatie van het voorstel tijdens een van de cursusbijeenkomsten maakt tevens deel uit van de vereisten voor het behalen van het certificaat. Dit onderdeel dient bij voorkeur binnen ruim een jaar, doch uiterlijk binnen anderhalf jaar na de start van de cursus afgerond te zijn. 2. Dataverzameling en data-analyse (tweede deelcertificaat). Vereisten: de onderzoeksgegevens zijn volgens plan verzameld en zijn van goede kwaliteit. De gegevens zijn ook digitaal ingevoerd en er zijn minimaal enkele beschrijvende statistische analyses uitgevoerd waarin basisgegevens over deelnemers en onderzoeksuitkomsten zichtbaar worden (enkele frequentietellingen of RINO Groep pagina 10
gemiddelden en standaarddeviates van de belangrijkste variabelen). Dit dient uiterlijk negen maanden voor het einde van de cursus geschied te zijn. Hier door houdt de cursist voldoende tijd over voor het schrijven van de wetenschappelijke publicatie. 3. Schrijven en indienen van een wetenschappelijke publicatie (eindcertificaat). Vereiste: een wetenschappelijk artikel waarvan de cursist eerste auteur is dat ingestuurd is naar een (inter)nationaal peer reviewed tijdschrift. In het derde cursusjaar kan hier aan gewerkt worden. Het eindcertificaat dient voor het einde van de KP-opleiding behaald te zijn. De bevestigingsbrief (van ontvangst) van de redactie van het betreffende tijdschrift dient naar het opleidingssecretariaat opgestuurd te worden. De beoordeling van het voldoen aan deelcertificaten en eindcertificaat wordt gegeven door de onderzoekssupervisor die de cursist bij het onderdeel praktijkonderzoek begeleidt. In overleg met hem/ haar krijgen onderzoeksvoorstel, dataverzameling en –analyse en wetenschappelijke publicatie vorm. De criteria voor de certificaten zijn opgesteld door de hoofddocent van het onderdeel praktijkonderzoek en goedgekeurd door de hoofdopleider (zie bijlage). Het cursorisch deel is erop gericht de cursist zich deze criteria eigen te laten maken en te laten gebruiken. Cursist en onderzoekssupervisor zijn bij aanvang van de cursus op de hoogte van de criteria. De procedure is dan zo dat voor elk certificaat de onderzoekssupervisor via een goedkeuringsformulier (zie bijlage) kenbaar maakt dat de cursist aan de eisen voldaan heeft. De cursist stuurt het formulier met het erbij horende product of bewijs naar de RINO Groep, van hieruit wordt de hoofddocent in kennis gesteld. De cursist brengt tevens zijn/ haar praktijkopleider op de hoogte. De beoordeling van de supervisor wordt op hoofdlijnen getoetst door de hoofddocent. Hij fiatteert de beoordeling en verstrekt het certificaat. Indien zijn toetsing afwijkt van het oordeel van de onderzoekssupervisor wordt de certificering opgeschort en volgt nader overleg. Mocht dit niet tot het gewenste resultaat leiden dan worden praktijkopleider en hoofdopleider bij het overleg betrokken. Uiteindelijk is het oordeel van de hoofdopleider doorslaggevend. De twee deelcertificaten markeren als het ware de tussendoelen op weg naar het einddoel dat met het verkrijgen van het eindcertificaat is bereikt. De werkzaamheden voor de deelcertificaten worden afgerond met een powerpointpresentatie in de cursusgroep, voor het eindcertificaat wordt een powerpointpresentatie op de slotconferentie gegeven waarmee het onderdeel Praktijkonderzoek wordt afgerond. pagina 11 RINO Groep
Via de route van de deelcertificaten en de bijbehorende producten wordt de voortgang van de cursist voor alle betrokkenen transparant. Samengevat gaat het om de volgende producten: 1. Onderzoeksvoorstel. 2. Goedkeuringsformulier Deelcertificaat 1. 3. Powerpointpresentatie onderzoeksvoorstel. 4. Goedkeuringsformulier Deelcertificaat 2 (daar is soms een aparte presentatie bij, soms niet, dan valt die samen met presentatie op de slotconferentie). 5. Powerpointpresentatie slotconferentie. 6. Goedkeuringsformulier Deelcertificaat 3. 7. Het ingestuurde artikel. 8. Bevestiging ontvangst artikel door redactie tijdschrift. Om het onderdeel Praktijkonderzoek met goed gevolg af te kunnen ronden dienen deze acht producten (of negen als punt 4 in twee delen uiteen valt) bij de RINO Groep aanwezig te zijn. 10
Dit is vergelijkbaar met het onderdeel Praktijkonderzoek van de differentiatie Volwassenen en Ouderen van dezelfde opleiding.
Rollen en verantwoordelijkheden Zoals eerder aangeduid zijn er vier soorten activiteiten waaraan de cursist deelneemt: - cursorische activiteiten - maken van huiswerkopdrachten - eigen onderzoekswerkzaamheden - supervisie Bij deze activiteiten zijn de volgende personen betrokken, die ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben: - de cursist - de hoofddocent (en gastdocenten) - de onderzoekssupervisor - de praktijkopleider De hoofddocent en verschillende gastdocenten zijn verantwoordelijk voor het cursorisch deel. Tussen de bijeenkomsten in worden cursisten geacht huiswerk te doen dan wel praktijkopdrachten uit te voeren en met hun onderzoeksupervisor te overleggen. De inhoud hiervan valt samen met de voor de voortgang van het onderzoek noodzakelijk uit te voeren onderzoeksactiviteiten (bijvoorbeeld: het schrijven van het onderzoeksvoorstel, het verzamelen en analyseren van gegevens, etc.). Voor de opleiding is hiervoor ruim 805 uur gereserveerd. Dit betekent dat bij een jaar met 46 werkbare weken en een opleidingsduur van bijna 4 jaar, naast het volgen van cursorisch onderwijs, ongeveer 4,5 uur per week aan het onderzoek besteed dient te worden. Uiteraard kan deze tijd ook in tweewekelijkse blokken van ruim een dag worden opgenomen (of op andere wijze worden ingedeeld). Het is van groot belang dat de cursist in samenspraak met de praktijkopleider of andere leidinggevenden deze ruimte reserveert. De praktijkopleider is, evenals bij de andere onderdelen van de KP-opleiding, verantwoordelijk voor de voortgang van de cursist. Hij of zij zal stagnaties en andere knelpunten dienen te signaleren en er samen met de cursist, oplossingen voor dienen te zoeken. Meer specifiek zal de praktijkopleider erop toe moeten zien, dan wel moeten bevorderen: - dat de cursist een onderwerp kiest dat relevant en interessant is voor de praktijksetting waarin de cursist werkzaam is. Hiermee wordt het onderzoek praktijkgestuurd en maakt het niet alleen de cursist maar ook de collega’s en
RINO Groep pagina 12
pagina 13 RINO Groep
leidinggevenden nieuwsgierig naar de resultaten. Dit motiveert de cursist ook weer er tijd aan te besteden. - dat de cursist tijdig, bij voorkeur bij de start van de opleiding, een onderzoekssupervisor heeft. - dat de cursist op de onderzoekswerkvloer voldoende vorderingen maakt, zodanig dat het tijdschema voor het schrijven van een artikel niet in gevaar komt en hier zo nodig met de onderzoekssupervisor in overleg treden. Bij problemen zal contact opgenomen dienen te worden met de hoofddocent Praktijkonderzoek en met de hoofdopleider van de KP-opleiding. - dat er voldoende randvoorwaarden geschapen zijn om de cursist tijd en mogelijkheden te geven het onderdeel Praktijkonderzoek succesvol af te ronden. Hierbij valt te denken aan het bewaken van de tijd die de cursist aan het onderzoek kan besteden, het volgen van de onderzoekssupervisie, het zo nodig inschakelen van ondersteuning bij het uitvoeren van de onderzoekslogistiek en de data-invoer, het faciliteren van de communicatie over het onderzoek binnen de instelling.
- het praktijkgestuurde karakter van het onderzoek kan onderschrijven. - de cursist in voldoende mate concreet kan ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van het onderzoek, eventueel voor specifieke activiteiten door kan verwijzen naar specialisten of assistenten in opleiding (bijvoorbeeld ondersteuning bij data-analyse). - het onderzoeksvoorstel van de cursist en de door hem of haar verrichte dataverzameling die nodig zijn voor het behalen van het eerste en tweede deelcertificaat kan beoordelen en fiatteren. - als co-auteur betrokken is bij het artikel dat de eindterm van de cursus is. - zijn of haar goedkeuring verleent aan het aanbieden van het artikel bij een wetenschappelijk tijdschrift, hiermee behaalt de cursist het eindcertificaat.
De voorgaande aandachtspunten zijn in het bijzonder van belang als de praktijkinstelling geen onderzoeksinfrastructuur heeft en er ook geen structurele contacten met een wetenschappelijke instelling zijn. Met name is dan het vroegtijdig verkrijgen van een onderzoekssupervisor van belang, nog voor de cursus officieel van start gaat, en deze ook de gelegenheid te bieden meer dan de 25 vastgestelde supervisie-uren te besteden. In zo’n situatie moet aan het dubbele aantal supervisieuren gedacht worden. De onderzoekssupervisor is de ‘begeleider op de werkplek’, van wie dan ook de praktische ondersteuning bij het doorlopen van de verschillende onderzoeksfasen zal dienen te komen. Tijdens het cursorisch onderwijs is er ruimte dit huiswerk met de hoofddocent en gastdocenten te bespreken, maar geen mogelijkheid om de cursist in meer concrete zin te ondersteunen bij het uitvoeren van zijn of haar onderzoeksactiviteiten. Van de onderzoekssupervisor wordt verwacht dat hij/ zij: - gekwalificeerd is voor het geven van supervisie; dit kan via een (bijna) afgerond. promotieonderzoek of door het aantoonbaar betrokken zijn bij wetenschappelijk onderzoek en het publiceren daarover. - affiniteit heeft met het werk in de jeugdzorg.
RINO Groep pagina 14
pagina 15 RINO Groep
Overzicht van het programma In onderstaande tabellen wordt een overzicht geboden van het cursorisch programma. Dit loopt per cursusjaar steeds van januari t/m december (behalve het eerste cursusjaar dat loopt van april tot december) en omvat 102 lesuren (34 dagdelen verdeeld over 18 bijeenkomsten). Het is mogelijk dat het programma, mede op grond van de reacties van cursisten, op onderdelen nog gewijzigd wordt. Ook kan om roostertechnische redenen het aantal bijeenkomsten per jaar anders uitvallen, waarbij het totale aantal bijeenkomsten wel hetzelfde blijft. Naast de hoofddocent, prof. dr. Jan Willem Veerman, treden de volgende gastdocenten op: - dr. Huub Pijnenburg, Hogeschool Arnhem-Nijmegen en Praktikon Nijmegen (begeleiding werkgroepen) - mevr. drs. Riny Jans, Radboud Universiteit Nijmegen en vrij gevestigd (workshops wetenschappelijk schrijven en presenteren) - dr. Ronald De Meyer, Praktikon Nijmegen (workshops SPSS)
Eerste jaar Dagdeel Inhoud 1e bijeenkomst
1-2
Startconferentie Praktijkresearch:
Docent(en) J.W. Veerman
Introductie en afspraken Format onderzoeksvoorstel Literatuur zoeken via internet Databanken instrumenten en interventies H1 t/m H3 uit Robson
2e bijeenkomst
3-4
3e bijeenkomst
5
Vorming werkgroepen en schrijfkoppels
J.W. Veerman &
Eerste ideeën onderzoeksplannen
H. Pijnenburg
Workshop Wetenschappelijk schrijven (1)
R. Jans
Bespreking 1e versie onderzoeksvoorstellen
J.W. Veerman & H. Pijnenburg
4e bijeenkomst
6-7
Onderzoeksdesigns: praktisch haalbaar en
J.W. Veerman
wetenschappelijk voldoende Kiezen van meetinstrumenten H13, H14 uit Van Yperen & Veerman H8 t/m H12 uit Robson Bespreking 2e versie onderzoeksvoorstellen
J.W. Veerman & H. Pijnenburg
Facultatief Totaal uren
Slotconferentie voorgaande groep
Geen docenten
21
Tweede jaar Dagdeel Inhoud 5 bijeenkomst e
8-9
Effectgroottes en veranderingsindexen,
Docent(en) J.W. Veerman
power, meta-analyses H17 uit Van Yperen & Veerman Bespreking 3e versie onderzoeksvoorstellen
J.W. Veerman & H. Pijnenburg
RINO Groep pagina 16
pagina 17 RINO Groep
6e bijeenkomst
10-11
SPSS workshop (1)
J.W. Veerman &
11e bijeenkomst
20-21
R. De Meyer Presentatie onderzoeksvoorstellen 1e ronde
J.W. Veerman
Onderzoekswerkplaats, o.a.:
Bezoek slotconferentie voorgaande groep,
Geen docenten
optreden als coreferent Totaal uren
24
- Specifieke designs - Power 7e bijeenkomst
12-13
Presentatie onderzoeksvoorstellen 2e ronde
Vierde jaar J.W. Veerman
Evidence-based practice versus practice-
Dagdeel Inhoud
based evidence en effectladder
12e bijeenkomst
Praktijkgestuurd effectonderzoek en routine
22-23
outcome monitoring H1 t/m H3 uit Van Yperen & Veerman,
Redactievergadering
J.W. Veerman &
Voorbereiding artikel schrijven
R. Jans
Voortgangsbespreking onderzoek
J.W. Veerman & H.Pijnenburg
aanvullende literatuur Voortgangsbespreking onderzoek
J.W. Veerman &
13e bijeenkomst
24-25
H. Pijnenburg Facultatief Totaal uren
Bezoek slotconferentie voorgaande groep
Docent(en)
J.W. Veerman
en resultaten
Geen docenten
18
Voorbereiding paragrafen onderzoeksopzet
14e bijeenkomst
26
Flitspresentaties resultaten (1)
J.W. Veerman &
Bespreken titelblad en samenvatting
R. Jans
SPSS (3) of bespreking voortgang
J.W. Veerman &
onderzoek
H. Pijnenburg
Flitspresentaties resultaten (2) Derde jaar
15e bijeenkomst Dagdeel Inhoud
8e bijeenkomst
14-15
Presentatie onderzoeksvoorstellen 3e ronde
27-28
Docent(en)
J.W. Veerman & H. Pijnenburg
9e bijeenkomst
16-17
Data-analyse (1) Voortgangsbespreking onderzoek
J.W. Veerman &
18-19
Data-analyse (2)
J.W. Veerman
SPSS-workshop (2)
J.W. Veerman &
J.W. Veerman
16e bijeenkomst
29-30
Workshop Wetenschappelijk schrijven (2)
R. Jans
17e bijeenkomst
31-32
Workshop Presenteren
R. Jans
Flitspresentaties resultaten (4)
J.W. Veerman &
Eindevaluatie
H. Pijnenburg
Slotconferentie
J.W. Veerman &
18e bijeenkomst
33-34
H. Pijnenburg
H. Pijnenburg 10e bijeenkomst
H. Pijnenburg
H19 uit Van Yperen & Veerman
J.W. Veerman
H13 uit Robson
resultaten Benutting van resultaten
Dataverzameling Voortgangsbespreking onderzoek
J.W. Veerman &
Flitspresentaties resultaten (3)
J.W. Veerman
H16 uit Van Yperen & Veerman
Bespreken paragraaf onderzoeksopzet en
Totaal uren
39
R. De Meyer
RINO Groep pagina 18
pagina 19 RINO Groep
Bijlagen Totaal aantal uren hele cursus: 102
De literatuur bij de cursus bestaat uit: - Grotenhuis, M. te, & Matthijssen, A. (2009). Basiscursus SPSS. Versie 15-17. Assen: Van Gorcum. - Robson, C. (2002). Real world research. A resource for social scientists and practitioner-researchers (2nd Ed.). Oxford: Blackwell Publishing. - Van Yperen, T.A. & Veerman, J.W. (red.). (2008). Zicht op effectiviteit. Handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Delft: Eburon. - Aanvullende literatuur wordt uitgedeeld wanneer deze aan de orde komt.
RINO Groep pagina 20
Criteria deelcertificaten en eindcertificaat Goedkeuringsformulieren
Goedkeuringsformulieren en het format van het onderzoekvoorstel worden beschikbaar gesteld via www.rino-support.nl
pagina 21 RINO Groep
Format onderzoeksvoorstel cursusonderdeel Praktijkonderzoek van de Specialistische Opleiding tot Klinisch Psycholoog – differentiatie K& J Onderzoeksvoorstellen dienen volgens onderstaand format te worden geschreven. In de cursus wordt dit format uitvoerig besproken. Er kunnen redenen om hiervan af te wijken, bijvoorbeeld omdat tevens voldaan moet worden aan een format van een subsidiërende instantie als NWO, ZonMw, of een medisch-ethische commissie. Overleg dit tijdig met de hoofddocent. De onderdelen van het format vormen tevens de criteria voor het eerste deelcertificaat. Naam cursist: Instelling: Onderzoekssupervisor: Praktijkopleider: Datum indienen:
1 Titel Begin met een titel die kort en bondig weergeeft waar het onderzoek over gaat en die ook de lading zoveel mogelijk dekt, dus informatief is. 2 Probleemstelling Geef hier aan wat er onderzocht wordt en wat de aanleiding daartoe was. Dit geeft het onderzoekskader. Begin met een korte typering van de instelling en indien van toepassing de afdeling(en) of groep(en) waar het onderzoek zal plaatsvinden. Geef daarna aan wat het probleem in deze instelling is dat onderzocht gaat worden. Meestal gaat het om concerns of issues (zorgen en vraagstukken), Wie formuleert of formuleren het probleem? Zijn het uitvoerend werkers, afdelingsmanagers, de directie? Hoe kijkt men tegen het probleem aan, wat zijn de achtergronden? Door het voorstel op deze wijze te beginnen weet de lezer meteen waar het om gaat en kan hij beter de redenering volgen waarmee hij via de doelstelling naar de vraagstelling wordt geleid. 3 Doelstelling In de doelstelling is te lezen wat het onderzoek moet opleveren, het ‘beoogd resultaat’. Het onderzoek moet in de eerste plaats kennis opleveren (resultaten en conclusies). Het verkrijgen van kennis is meestal geen doel op zich, een praktijkinstelling wil er iets mee, de verkregen kennis moet leiden tot…
RINO Groep pagina 22
Het formuleren hiervan is het tweede onderdeel van de doelstelling. Dit deel van het beoogd resultaat wordt de ‘benutting’ genoemd. De benutting kan instrumenteel zijn: men wil op basis van de onderzoeksresultaten iets doen, bijvoorbeeld besluiten een bepaalde interventie al dan niet te continueren, de kwaliteit van de interventie verbeteren, e.d. De benutting kan ook conceptueel zijn, men wil middels het onderzoek alleen iets weten, het verhelderen van een probleemsituatie, het verkrijgen van inzichten, e.d. Formuleer onder dit kopje de beide onderdelen van de doelstelling, dus kennis en benutting. 4 Conceptualisering Hier gaat om een theoretische inkadering van het onderwerp. Geef aan welke literatuur (theorie en/of eerder onderzoek) gebruikt gaat worden. Een eerste functie hiervan is de probleemstelling een onderbouwing te geven. Zijn soortgelijke problemen al eerder onderzocht? Wat kwam daar uit? Een tweede functie van de literatuur is en redenering op te zetten die leidt naar het formuleren van de vraagstellingen. Deze vormen het eindpunt van dit redeneerproces. Daarna kan het verzamelen van de gegevens starten. Uiteraard kan in een voorstel nog geen breed literatuuroverzicht worden gegeven (dat is vaak onderdeel van het werken aan de onderzoek zelf), maar wel dienen er alvast enkele publicaties te worden vermeld (als het kan ook een overzichtsartikel) die houvast geven bij het opzetten van een redenering en een indruk geven over het soort literatuur dat verzameld zal gaan worden. Probeer in het voorstel de literatuur al logisch te ordenen. Verwijs in de tekst al op de officiële (APA) wijze naar de literatuur. Bijvoorbeeld: ‘Achenbach (1985) stelt dat….’ Zoals aangetoond in een overzicht van studies op dit terrrein (Kroes, Veerman & De Bruyn, 2000)…’. Zet de verwijzingen vervolgens ook op de officiële manier in de literatuurlijst (zie punt 10). 5 Vraagstelling(en) De vraagstelling is de herformulering van de uit de probleemstelling voortgekomen doelstelling in een beantwoordbare vraag. Dat laatste betekent dat er een eenduidig antwoord te verwachten is. Merk op dat het met de trits probleemstelling – doelstelling – vraagstelling steeds om een verdere toespitsing gaat. De probleemstelling is het algemene kader (problemen die om een oplossing vragen), de doelstelling pakt uit dit algemene kader een deel voor nader onderzoek, de vraagstelling spitst dit deel nog verder toe. De inbedding in de literatuur (zie de voorgaande paragraaf) dient om die toespitsing te onderbouwen en redenering op te zetten die op een logische manier naar de vraagstellingen leidt.
pagina 23 RINO Groep
6 Onderzoeksopzet 6.1 Designkeuze Geef een kort overzicht van de onderzoeksopzet, gaat om kwantitatieve of kwalitatieve gegevens (of beide), betreft het een eenmalige meting (eventueel bij meerdere groepen) (cross-sectioneel design), gaat het om meerdere metingen in de tijd (longitudinaal design), welke groepen komen in het onderzoek voor? 6.2 Deelnemers en setting Geef een schatting van het aantal deelnemers (de ‘proefpersonen’), hun belangrijkste kenmerken (bijvoorbeeld: geslacht, leeftijd) en de manier waarop ze worden (of al zijn) verworven. Vermeld ook gegevens over de setting (de hulpverleningsinstelling) waar het onderzoek plaatsvindt en geef indien van toepassing ook informatie over de specifieke behandelvorm die onderwerp van onderzoek is. 6.3 Instrumenten Beschrijf kort met welke instrumenten de onderzoeksgegevens verzameld gaan worden (bijvoorbeeld tests, vragenlijsten, interviews). Geef van elke instrument de naam (eventueel afkorting die dan vanaf dit punt in het voorstel gehanteerd mag worden), meetpretentie, psychometrische gegevens indien aanwezig (kort iets over betrouwbaarheid en validiteit). Geef per instrument een literatuurverwijzing of geef aan dat het eventueel een zelf ontwikkeld instrument is, of dat dit in het kader van het onderzoek nog ontwikkeld zal gaan worden. 6.4 Procedures Geef aan langs welke weg de gegevens met de instrumenten verzameld worden en hoe ze worden opgeslagen voor latere verwerking. Dus: wie doet wat wanneer. 6.5 Statistische analyses Geef aan welke scores van de instrumenten op welke manier geanalyseerd gaan worden. Noem hierbij de statistische bewerkingen die mogelijk gebruikt zullen worden. Niet alles is van tevoren exact te overzien, maar geef hier een inschatting. Deze maakt tevens duidelijk in hoeverre er extra aandacht besteed moet worden aan het kennis nemen van en oefenen in statistische bewerkingen, dan wel in het aantrekken van extra expertise op dit terrein.
8 Beoogd eindproduct Geef aan welke vorm de rapportage zal aannemen en – in geval van een artikel – wat het beoogde tijdschrift is waarbij het manuscript ingediend zal gaan worden. 9 Tijdsplanning Geef aan hoe de werkzaamheden in de tijd gepland worden vanaf het moment dat het voorstel is goedgekeurd. In veel gevallen zal de planning onderweg worden bijgesteld, maar het maken van een tijdsplan is wel van belang. Schenk aandacht aan de volgende punten: - Wanneer is de literatuur verzameld en bestudeerd? - Wanneer zijn de gegevens verzameld? - Wanneer is het inleidend/theoretisch deel voltooid (in eerste concept)? - Wanneer zullen de statistische analyses plaatsvinden? - Wanneer zal het resultatendeel geschreven worden (eerste concept)? - Wanneer is het gehele rapport/artikel in concept voltooid? - Hoeveel tijd (per week) is beschikbaar voor het onderzoek? 10 Literatuurlijst Maak deze lijst volgens de zogeheten APA-regels (American Psychological Association, zie http://apastyle.apa.org, zie ook http://www.uwsp.edu/psych/mp/ APA/apa4b.htm). Of gebruik het format van het gekozen tijdschrift indien dit afwijkt van het APA-format (dit is vaak bij medische tijdschriften het geval). Neem alleen de literatuur op die in dit voorstel is gebruikt.
7 Contextanalyse Geef aan welke organisatorische, personele en materiële randvoorwaarden vervuld dienen te worden. Zijn hier knelpunten te verwachten? Welke belangen spelen er? Denk vooral aan de procedures voor dataverzameling: wie moet wanneer wat doen? Maak hiervoor een protocol. Ga na of hiervoor voldoende draagvlak is.
RINO Groep pagina 24
pagina 25 RINO Groep
Criteria tweede deelcertificaat Praktijkonderzoek van de Specialistische Opleiding tot Klinisch Psycholoog – differentiatie K& J Het tweede deelcertificaat wordt verkregen als de dataverzameling is afgerond. Hiervoor gelden de volgende criteria: - De gegevens zijn volgens plan verzameld. - De gegevens zijn voor statistische bewerking digitaal ingevoerd in SPSS of vergelijkbaar statistisch pakket. - Er zijn beschrijvende statistische analyses verricht die inzicht geven in de omvang en kwaliteit van de dataset: achtergrondgegevens (frequentietellingen van leeftijd en geslacht van de deelnemers, indeling in onderzoeksgroepen, aantal missende waarnemingen, e.d.) en belangrijke onderzoeksvariabelen (gemiddelden en standaarddeviaties van afgenomen tests en vragenlijsten). De bedoelde gegevens dienen in de vorm SPSS-output (eventueel uit een ander pakket), met het door de onderzoekssupervisor ondertekende goedkeuringsformulier bij voorkeur uiterlijk negen maanden voor het eind van de cursus naar het secretariaat van de KP-opleiding Praktijkonderzoek gestuurd te worden (adres: zie goedkeuringsformulier). Deze ‘negen maanden-richtlijn’ waarborgt dat de cursist voldoende tijd overhoudt voor het schrijven van het wetenschappelijk artikel waarmee het eindcertificaat kan worden behaald.
RINO Groep pagina 26
Criteria derde deelcertificaat (eindcertificaat) cursusonderdeel Praktijkonderzoek van de Specialistische Opleiding tot Klinisch Psycholoog – differentiatie K& J Het eindcertificaat is een manuscript dat aangeboden is aan een (inter)nationaal peer reviewed tijdschrift. Hiervoor gelden de volgende kwaliteitseisen/ toetsingscriteria: • Praktische en wetenschappelijke relevantie • Voldoende leesbaarheid • Lezenswaardig/interessant voor beoogde lezerspubliek • Opbouw betoog is coherent • Schrijfstijl is zakelijk en beknopt • Manuscript is verzorgd qua vormgeving, lay-out en spelling • Manuscript is geformuleerd conform relevante Richtlijnen voor Auteurs van beoogd tijdschrift • Paragraafindeling/opbouw is logisch/volgt het standaard APA format (of het format voor het beoogde tijdschrift): Titel • dekt inhoud • is niet te lang Samenvatting • geeft vraagstellling/opzet/en conclusie beknopt weer • heeft duidelijke ‘boodschap’/is informatief • trefwoorden onder samenvatting of op titelpagina Informatie over auteurs (affiliatie en correspondentieadres) op titelblad Paragraaf 1: Inleiding • Probleemstelling en literatuur - Probleemstelling en doelstelling worden duidelijk geformuleerd - Tekst geeft duidelijk en in voldoende mate de relevante en recente professionele/wetenschappelijke literatuur weer - Tekst is dekkende inkadering van het eigen onderzoek • Vraagstellingen/ hypothesen - Zijn relevant, helder, en vloeit logisch voort uit het voorafgaande Paragraaf 2: Methode • Tekst voldoet aan repliceerbaarheid-criterium, geeft voldoende informatie over: (1) design, (2) onderzoeksgroep en –setting, (3) instrumenten, (4) procedures en (5) analyses; dit zijn ook de subparagrafen
pagina 27 RINO Groep
Paragraaf 3: Resultaten • Uitgevoerde analyses adequaat voor beantwoording vraagstelling • Weergegeven resultaten zijn relevant voor beantwoording van de vraagstelling • Weergave resultaten is helder en beknopt (conclusies en discussie komen in volgende paragraaf) • Adequaat gebruik gemaakt van figuren en tabellen Paragraaf 4: Discussie • Duidelijke beantwoording vraagstelling/bondige conclusie • Bevindingen worden bediscussieerd en adequaat in verband gebracht met relevante inzichten uit de literatuur • Reflectie op beperkingen/tekortkomingen onderzoek • Implicaties voor praktijk • Aanbevelingen voor verder onderzoek Literatuurlijst (APA-conform, ook referenties in lopende tekst) • Manuscript bevat niet meer dan 7.500 woorden (excl. Tabellen/Figuren) • Onderzoekssupervisor is co-auteur • Het manuscript dient, tezamen met een kopie van de bevestiging van ontvangst van het betreffende tijdschrift en het door de supervisor ondertekende goedkeuringsformulier, voor het einde van de cursus naar het opleidingssecretariaat gestuurd te worden.
Goedkeuring onderzoeksvoorstel Ondergetekende: (titulatuur, naam)
:
(volledig adres)
:
(telefoon en e-mail) : in het kader van het onderdeel Praktijkonderzoek van de Specialistische Opleiding tot Klinisch Psycholoog, differentiatie Kinderen & Jeugd supervisor van: (naam)
:
verklaart hierbij dat het onderzoeksvoorstel van voornoemde cursist van voldoende kwaliteit is, met name is hij/zij van mening dat: • de probleemstelling goed doordacht en duidelijk geformuleerd is • de probleemstelling relevantie heeft voor het praktisch klinisch handelen • de vraagstellingen duidelijk geformuleerd en beantwoordbaar zijn • er in het kader van het onderzoeksvoorstel voldoende theoretische onderbouwing is • het onderzoek methodologisch verantwoord is opgezet • de opzet adequaat is voor het beantwoorden van de vraagstellingen • het onderzoek binnen de voorgestelde duur te realiseren valt • het onderzoek in de gegeven context uitvoerbaar is • het onderzoek kan leiden tot een wetenschappelijke publicatie met de cursist als eerste auteur Ondertekening: (plaats en datum)
:
(handtekening)
:
Dit formulier s.v.p. sturen naar: RINO Groep t.a.v. Infodesk BIG-opleidingen Postbus 347 3500 AH Utrecht Of per e-mail:
[email protected] RINO Groep pagina 28
pagina 29 RINO Groep
Goedkeuring dataverzameling
Goedkeuring manuscript
Ondergetekende:
Ondergetekende:
(titulatuur, naam)
:
(titulatuur, naam)
:
(volledig adres)
:
(volledig adres)
:
(telefoon en e-mail) :
(telefoon en e-mail) :
in het kader van het onderdeel Praktijkonderzoek van de Specialistische Opleiding tot Klinisch Psycholoog, differentiatie Kinderen & Jeugd supervisor van:
in het kader van het onderdeel Praktijkonderzoek van de Specialistische Opleiding tot Klinisch Psycholoog, differentiatie Kinderen & Jeugd supervisor van:
(naam)
(naam)
:
verklaart hierbij dat de dataverzameling volgens plan is verlopen, met name is hij/zij van mening dat: • de gegevens volgens plan zijn verzameld • de gegevens voor statistische bewerking digitaal in SPSS of gelijkwaardig statistisch pakket zijn ingevoerd • de verkennende statistische analyses die inzicht geven in de kwaliteit van de dataset hebben plaatsgevonden
verklaart hierbij dat het manuscript: • door hem/ haar van voldoende kwaliteit wordt bevonden • inmiddels is aangeboden aan een (inter)nationaal peer reviewed tijdschrift, namelijk: • als eerste auteur de naam van de cursist kent • als een van de co-auteurs de naam van de onderzoekssupervisor heeft en stuurt als bijlage bij dit formulier, dan wel zo spoedig mogelijk hierna, het artikel en de ontvangstbevestiging van het artikel door het betreffende tijdschrift.
Ondertekening: (plaats en datum)
:
(handtekening)
:
Dit formulier s.v.p. sturen naar: RINO Groep t.a.v. Infodesk BIG-opleidingen Postbus 347 3500 AH Utrecht Of per e-mail:
[email protected]
RINO Groep pagina 30
:
Ondertekening: (plaats en datum)
:
(handtekening)
:
Dit formulier s.v.p. sturen naar: RINO Groep t.a.v. Infodesk BIG-opleidingen Postbus 347 3500 AH Utrecht Of per e-mail:
[email protected] pagina 31 RINO Groep
Bezoekadres St. Jacobsstraat 12-14 3511 bs Utrecht Postadres Postbus 347 3500 ah Utrecht Infodesk BIG t (030) 230 84 40 f (030) 230 84 99 e
[email protected] i www.rinogroep.nl/BIG