Smith, R.E., Smoll, F.L. & Curtis, B. (1978). Coaching behaviors in Little League baseball. In: F.L. Smoll & R.E. Smith (Eds.). Psychological perspectives in youth sports (pp. 173-201). Washington: Hemisphere. Smith, R.E., Smoll, F.L. & Hunt, E. (1977). A system for the behavioral assessment of athletic coaches. Research Quarterly, 48, 401-407. Smoll, F.L. (1993). Enhancing coach-parent relationships in youth sports. In: J.M. Williams (Ed.). Applied sport psychology (2nd ed.) (pp. 58-67). Mountain View, CA: Mayfield. Smoll, F.L. & Smith, R.E. (2001). Conducting sport psychology training programs for coaches: Cognitive-behavioral principles and techniques. In: J.M. Williams (Ed.). Applied sport psychology: Personal growth to peak performance. (4th edition) (pp. 378-400). Mountain View, CA: Mayfield Publishing Company. Smoll, F.L. & Smith, R.E. (2000). Coaches die nooit verliezen… Handleiding voor effectief coachen. Amsterdam: Stichting HQ&P. Smoll, F.L. & Smith, R.E. (1997). Coaches who never lose: Making sure athletes win, no matter what the score. Portola Valley, CA: Warde Publishers. Terry, P. (1992). The psychology of the coach-athlete relationship. In: S.J. Bull (Ed.). Sport-psychology; A self-help guide (pp. 103-122). Ramsbury, UK: The Crowood Press.
Positief Coachen in de praktijk Ewald van Kouwen1
Een effectieve coach schept een positieve omgeving voor jonge sporters, door juist niét een coach te zijn die wil winnen ten koste van alles, maar een coach die óók oog heeft voor de groei van zijn spelers, op sportief en persoonlijk vlak. Want hij realiseert zich dat plezier en zelfvertrouwen cruciale succesfactoren zijn in de sport. Hij is richting zijn sporters dus optimistisch, geeft zijn spelers complimenten (eerlijk en concreet), denkt goed na over hóe hij kritiek brengt, legt het accent op inspanning, zelf beter worden en vooruitgang (en daarvan genieten) in plaats van resultaat, en geeft aanmoedigingen. Door dit alles ontstaat een positieve sfeer waarin jeugdige sporters zich prettig voelen en zich goed kunnen ontwikkelen. Ouders kunnen de coach helpen; het bestuur kan het verankeren in de cultuur. Dat vergt meerdere activiteiten bij de club, maar onze ervaring laat zien dat het dat meer dan waard is.
1 Ewald van Kouwen is aanvoerder van Positief Coachen.
52
Goud in elk kind - Jeugdsport in een pedagogisch perspectief
Positief Coachen in de praktijk
53
Was het een wonder? Nou, dat is misschien wat overdreven. Maar bijzonder was het wel. Met het Jongens B-team dat ik mocht coachen stonden we in de finale van het Nederlands Kampioenschap, tegen een ploeg waar we toevallig een aantal weken daarvoor zwaar van verloren hadden. Hoe krijg je het voor elkaar! We hadden best een aardig team. Maar zeker niet een bijzonder goed team. Het seizoen daarvoor had ik veel betere spelers onder mijn hoede gehad. Maar toen waren we de voorronde van het NK niet eens doorgekomen. In de competitie speelden we destijds iedereen ‘van de mat’. Zelfs met grote verschillen. Waarna we oefenwedstrijden zijn gaan spelen tegen oudere jongens, niet van dertien, veertien, vijftien jaar, maar van zestien, zeventien, achttien jaar. En ook die wonnen we vaak! Maar in de voorronde van het NK ging het mis. De tegenstander was onbevangen en fel en wij lieten ons daardoor gek maken. Waardoor wij dus verloren en niet eens de kans kregen te laten zien dat we het allerbeste team van heel Nederland waren. Maar met dit team waren we wel die voorronde doorgekomen. Daar hadden we hard voor moeten knokken. En eerlijk is eerlijk, we hadden ook geluk. Maar we kregen het voor elkaar. Tot mijn eigen verbazing. Waarna ik in een opwelling wel dacht: wat hebben we te zoeken op het NK? Maar we gingen. Want ik was ervan overtuigd dat de jongens beter zouden worden, alleen al door er een keer te staan. En wie weet zou het een ervaring worden die we de rest van ons leven niet meer zouden vergeten. Ter voorbereiding op het NK gingen we naar een toernooi dat bekend stond om z’n hoge niveau. En daar waren we dus ‘afgedroogd’ door die ploeg die we later troffen in de finale van het NK. Die jongens waren sneller, groter en sterker. En zowel tactisch als technisch beter. Punt. Geen discussie over mogelijk. En op het NK geen schijn van kans dus. Of toch? Met die jongens van mij was ik al jaren met het programma Positief Coachen bezig. Met het bestuur van de club had ik de afspraak gemaakt dat ik een team altijd drie jaar onder mijn hoede mocht hebben. Oppakken als ze overkomen van de leeftijdscategorie eronder. En begeleiden tot ze over moeten naar de volgende leeftijdscategorie. Omdat ik weet dat het tijd kost voordat het programma gaat werken.Voordat het echt in hun systeem gaat zitten. ‘Dit is hoe wij hier de dingen doen.’ Dat had ook gegolden voor dit team. En toegegeven, er waren jongens die het na een paar jaar nog steeds lastig vonden, vooral als de emotie van de wedstrijdspanning erbij kwam kijken. Sterker nog, ik had zelf bij iedere wedstrijd nog de neiging om in de valkuilen van het ‘klassieke coachen’ te trappen. Maar ik kon het nu herkennen en dus bijsturen. In de kleedkamer had ik ze een korte speech gegeven. Ik had ze verteld waar ze goed in waren. Ik had ze herinnerd aan hun belangrijkste taken. 54
Goud in elk kind - Jeugdsport in een pedagogisch perspectief
‘In de competitie speelden we destijds iedereen “van de mat”.’
En ik had gezegd dat ik trots op ze was, want dat was ik ook echt, en ze veel plezier gewenst. Maar toen we de kleedkamer uitliepen richting het veld, kwamen we langs de tribune waar hun ouders zaten. ‘Wel winnen, hè!’, schreeuwden ze. Oh nee!! Goed bedoeld maar desastreus. Meteen even de jongens in een kring bij elkaar gehaald. Armen over elkaars schouders. Waar moesten we ook al weer aan denken? Aan wat we zelf kunnen doen! Het lied The Final Countdown klonk. Tadatata, tadatatataaahhh. Beide ploegen liepen het veld op. En je merkte meteen al een verschil. Je zag het aan de koppies. Waar de jongens van de tegenpartij het veld opkwamen met een gevoel van: nu moet het gebeuren, keken mijn jongens om zich heen met een gevoel van: wat gaaf dat we hier staan!. Daar was ook alle reden toe. Moet je kijken hoeveel mensen er waren! En die muziek, die ambiance. En er waren maar twee teams in heel Nederland die de finale mochten spelen. Wat een belevenis!! Natuurlijk waren mijn jongens ook zenuwachtig, het was wel het NK. Maar de dynamiek was toch anders. Ze hadden plezier!
Er is in de sport iets geks aan de hand. Er zit een gapend gat tussen wat bewezen effectief is aan de ene kant, en hoe mensen zich in de praktijk gedragen aan de andere kant. Wij zijn met z’n allen voortdurend bezig onszelf in de voet te schieten… Loop op een willekeurige zaterdag een willekeurig voetbalterrein op. En je hoort het meteen. ‘Ga nou ’s voetballen, man!’, ‘Wel winnen, hè!’, ‘Scheids, kijk ’s uit je doppen!’, ‘Die bal moet er wel in, hoor!’. Het zijn voorbeelden van wat trainers en coaches (en ouders!) allemaal roepen richting hun spelers. In allerlei takken van sport. Zowel in teamsporten als in individuele sporten. Ze zijn niet alleen pessimistisch (‘Vorige keer hebben we verloren tegen deze ploeg, ben benieuwd hoe het nu gaat’) en ze kleineren (‘Jullie hebben het volledig lopen verprutsen’) en dreigen (‘Als je naast schiet, kun je meteen komen wisselen’). Hoewel ze dat zelf massaal ontkennen… Maar wat ze dus vooral doen: ze praten met name over wat er niet goed gaat en hameren voortdurend op resultaten. Anders geformuleerd: hun uitlatingen zijn vaak negatief en resultaatgericht. En dat geven ze vaak wél toe. Het is op het eerste gezicht ook best logisch om het zo te doen. Want als je wil winnen, moet je dat wat niet goed gaat zien te verbeteren (zo is althans de assumptie). En resultaten halen, daar draait het om in de sport!
Positief Coachen in de praktijk
55
‘Maar de dynamiek was toch anders. Ze hadden plezier!’
Denk aan het toenemende probleem van overgewicht bij kinderen. Kinderen die regelmatig sporten doen het beter op school. Een gezonde geest in een gezond lichaam. En kinderen die regelmatig sporten en in de structuur van een sportclub blijven, hangen minder vaak op straat om rottigheid uit te halen. Om maar eens wat te noemen. Maar het gaat verder dan dat. Kinderen leren via sport ongelooflijk veel waar ze de rest van hun leven iets aan hebben. Samenwerken in een groep of een team. Omgaan met winst of verlies. Al dat soort dingen leren ze fantastisch via sport en krijgen ze lastig mee op andere manieren. Tweederde van onze jeugd krijgt dat dus niet mee…
Onder deze omstandigheden is het echter niet verwonderlijk dat die spelers het plezier en zelfvertrouwen verliezen en zich dus niet optimaal ontwikkelen én – vooral in de pubertijd – massaal afhaken. In Nederland worden miljoenen jonge kinderen lid van sportverenigingen, maar voordat ze volwassen zijn heeft tweederde opgezegd. Tweederde! Veel sportclubs herkennen dat. Ze hebben ook een piramidevormige opbouw bij de jeugd, met bijvoorbeeld veel F’jes en nauwelijks A’tjes. Jarenlang wetenschappelijk onderzoek en praktijkervaringen van topcoaches hebben aangetoond dat plezier en zelfvertrouwen de twee cruciale succes factoren in de sport zijn. En dat dus juist een positieve en taakgerichte communicatie met sporters ervoor zorgt dat zij zich goed kunnen ontwikkelen en dat veel jeugdspelers blijven sporten. (Als ze veel plezier en zelfvertrouwen in het sporten hebben, blijken pubers het wél te kunnen combineren met huiswerk, verkering en gamen!) Wat zou er dus gebeuren als we met elkaar de sport in Nederland weten te veranderen en al die kinderen die lid worden van een vereniging juist in een positieve cultuur terecht zouden komen? Nou, heel veel! Het terugdringen van het enorme aantal drop-outs van pubers bijvoorbeeld, heeft allerlei maatschappelijke gevolgen. Kinderen die regelmatig sporten zijn gezonder. 56
Goud in elk kind - Jeugdsport in een pedagogisch perspectief
In een positieve cultuur krijg je ook meer vrijwilligers. Niet alleen omdat er meer pubers blijven sporten die vervolgens kunnen doorstromen naar een functie binnen de vereniging. Maar ook omdat het in zo’n cultuur veel leuker is om actief te zijn (en dus te worden of te blijven!). En in een positieve cultuur komt onsportief gedrag minder vaak voor; een hot issue in onze samenleving. Daar kunnen we dus iets aan doen zonder het erover te hebben, maar een invalshoek te nemen die iedereen aanspreekt: ‘Hoe zorgen we dat onze club sterker en onze sporters beter worden?’. Maar waar het dus in de kern bij Positief Coachen om gaat: het zorgt dat de jongens en meisjes zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat maakt de kans groter dat ze – op termijn – goed gaan presteren (én lekker in hun vel zitten). Wie wil dat nu niet?
Cultuur en emoties Hoe kun je als trainer of coach het verhaal in praktijk brengen? Hoe kun je als ouder je kind in de sport op zo’n positieve manier begeleiden? En hoe werk je als bestuurs- of commissielid aan een cultuur bij je club waarin iedereen bijdraagt aan een positieve omgeving voor jeugdige sporters? Het in praktijk brengen van Positief Coachen is niet moeilijk. Maar het is nog veel makkelijker om negatief te zijn. Gewoon lekker je emoties laten spreken. Ben jij het kwijt! Toegegeven, als coach liet ik vroeger ook altijd mijn emotie spreken zonder daar eerst even bij na te denken. Emotie maakt sport mooi. En hoort erbij. Dat is natuurlijk zo. Maar het moet wel effectief zijn. Ik heb me aangeleerd een paar tellen te wachten. En even na te denken voordat ik iets roep. Positief Coachen in de praktijk
57
‘Ze hadden geleerd: scheidsrechters zijn natuurrampen.’
Daarnaast heb ik er een gewoonte van gemaakt mijn emoties vooral te uiten richting mijn coachmaatje. Die heeft het zwaar, kan ik je vertellen. Ik coach altijd samen met een ander. Om meerdere redenen. Ook omdat ik mijn emotie dan richting hem of haar kwijt kan. Ik ben ook maar een mens. ‘Wat een rot scheids’, sis ik dan zachtjes richting mijn medecoach. Om vervolgens tegen mijn spelers te roepen: ‘Blijf je concentreren op je eigen taken. Wat moest je ook al weer doen?’ En het zit niet in onze cultuur. Dat maakt een verandering ook niet eenvoudig. Ik herken dat bij mezelf. Ik ben twintig jaar lang zo’n ‘klassieke coach’ geweest. Iemand die vooral keek naar wat er niet goed ging. En voortdurend hamerde ik op resultaten. De teamyell vlak voor de wedstrijd: ‘Woooooowwwhh WINNEN!!!!’. En als je mij tijdens een spannende wedstrijd op de schouder had getikt en gevraagd: ‘Wat doen ze goed?’, had ik waarschijnlijk zoiets gezegd als: ‘Wat doen ze goed?! Heb je niet gezien dat Marc voortdurend te ver naar binnen gaat. En Peter steeds zijn arm te laag heeft?’. Ik zag niet eens wat er wél goed ging. Ik moest later de video van de wedstrijd terugkijken, uit de emotie van de wedstrijdspanning, om te zien wat ze goed deden. Dat anders leren kijken heeft mij letterlijk jaren gekost.
Trainer/coach Oké, we gaan het dus ‘omgooien’, op een positieve manier aanpakken. Dat doe je als trainer of coach in de kern als volgt:
nen wordt of niet. Waar het hem of haar om gaat is of de sporters beter worden. Of ze iets nieuws leren. Zich ontwikkelen. Progressie maken. Wetende dat als dat lukt, de kans dat ze gaan winnen aantoonbaar groter is. Maar dat is dan het gevolg ervan.
2. Vul de ‘emo-tank’ van je sporters.
1. Praat vooral over taken in plaats van resultaten.
58
Het draait in de sport om winnen. Daar doe ik ook niets van af. Het hele idee van competitiesport is dat je probeert de ander te verslaan. Toch staat een te sterke focus op winnen de ontwikkeling van sporters in de weg. Als je wil winnen, moet je dat winnen juist loslaten. En het er dus vooral niet over hebben. (Ook Nederlandse topsporters hebben laten zien dat dat werkt, bijvoorbeeld op de Olympische Spelen.) Hoe komt dat nou? Heel simpel. Wat bepaalt wie er wint? Allerlei dingen die je niet zelf in de hand hebt. ‘Moet je die lange jongen daar eens zien!’, ‘We hebben weer wind tegen’, ‘Die scheids is zo’n thuisfluiter’, ‘Shit, onze topscoorder is net geblesseerd geraakt’. Als dat je gedachten zijn, word je als sporter gek. Want daar kun je niets aan doen. Waar je wel grip op hebt, is het uitvoeren van je eigen taken. Zo’n focus kan je plezier en zelfvertrouwen juist versterken. Jij bepaalt waar je gaat staan. Jij bepaalt wie je in de gaten houdt. Jij bepaalt hoe je loopt. Jij bepaalt of je bij deze keeper hoog of laag schiet. Een positieve coach is ook niet gericht op winnen op de korte termijn. Zeker niet bij de jeugd. Het maakt ’m niet uit of er déze zaterdag gewon-
Goud in elk kind - Jeugdsport in een pedagogisch perspectief
Dus praat een positieve coach rond een wedstrijd niet over resultaten. Maar over wat zijn sporters zelf kunnen doen, hun taken! Zo leert hij ze zich te concentreren op hun eigen opdrachten.
Een auto heeft een benzinetank. Als de tank vol zit, kun je hard rijden en lang doorgaan. Als de tank leeg raakt, begint de auto te sputteren en uiteindelijk komt-ie tot stilstand. Dat principe snappen zelfs kinderen. Daarom kun je deze metafoor ook bij je jeugdspelers fantastisch gebruiken. Een mens heeft ook een tank. In de terminologie van Positief Coachen: een ‘emo-tank’. En ook als die tank leeg raakt, begint de boel te sputteren en kom je uiteindelijk tot stilstand. Iedere coach herkent dat. Er zijn van die wedstrijden dat je er niets van snapt. Ze hebben zo hard getraind. Ze hebben zulke goede opdrachten meegekregen. Hun conditie is zo goed. En toch lijkt het alsof ze niet vooruit te branden zijn. Dan is hun emo-tank leeg!
En wat doet nou een tank leeglopen? Kritiek geven, corrigeren, negeren, veroordelen, kortom allerlei dingen met een negatieve dynamiek. En wat doet de tank vullen? Complimenten geven (mits het wel gemeend is!), waardering uitspreken, luisteren, aanmoedigen, kortom allerlei dingen met een positieve dynamiek.
Een positieve coach realiseert zich dat iedere keer dat hij iets met een negatieve dynamiek heeft gezegd of gedaan, hij ook weer een keer (of beter nog: meerdere keren!) iets met een positieve dynamiek zal moeten zeggen of doen. Zodat hij de tank van zijn sporters gevuld houdt.
3. Formuleer je kritiek constructief.
Je mag dus als trainer of coach wel degelijk kritiek geven. Sterker nog, je móet kritiek geven. Dat is jouw taak, daar worden je sporters beter van. Waar het om gaat is die balans. Realiseer je dat die balans in de sport vaak scheef ligt. En dat het verstandig is (veel) vaker iets positiefs te zeggen of te doen. Positief Coachen in de praktijk
59
Vervolgens gaat het om hóe je die kritiek geeft. ‘Schiet die bal er nou ’s in, man!!’ helpt niet echt. Probeer de stap waarbij je eerst vertelt wat er fout ging, zo vaak mogelijk over te slaan. En meteen te vertellen wat-ie de volgende keer anders zou kunnen doen. De beroemde als-dan-redenatie kan je daarbij geweldig helpen. ‘Als je je rug goed recht houdt, dan kun je die bal beter sturen.’ Het dwingt je je kritiek opbouwend te formuleren én te benoemen wat het gevolg is als de aanwijzing wordt opgevolgd. Dat kan de acceptatie van de boodschap enorm vergroten. We noemen het dan ook geen kritiek meer, maar in goed Nederlands: ‘feedback’.
Ouders Ouders van jeugdige sporters kunnen zich ook verdiepen in Positief Coachen (bijvoorbeeld door er een bijeenkomst speciaal voor deze doelgroep over te volgen). En vervolgens – als zij de principes achter het programma echt snappen – de trainer/coach van hun kind helpen door richting hun zoon of dochter niet te praten over winnen, maar over het genieten van de vooruitgang (want daar blijken ze het meeste plezier van te krijgen!). Ondanks de wedstrijdspanning blijven kijken naar wat er wél goed gaat en dat niet als vanzelfsprekend te beschouwen, maar expliciet te benoemen. Het kind zelf te laten nadenken over zijn of haar taken. En al het andere aan die trainer/coach over te laten. Sterker nog, je kunt het ook toepassen in de opvoeding van je kinderen thuis. Want die positieve aanpak werkt ook buiten de sport! De wedstrijd begon en een van de jongens van de tegenpartij maakte een fout. Kreeg-ie meteen op z’n donder van z’n maatjes. ‘Wat doe je nou, gek!!’. En hij keek meteen angstig naar de bank. Bang om gewisseld te worden, denk ik. Nam de scheidsrechter een beslissing in hun nadeel, lieten ze zich meteen helemaal afleiden. ‘Scheids, dat was helemaal geen overtreding, man!!’ Ze kregen pijn in hun nek. Want ze waren voortdurend naar de tijd en de score aan het kijken, op het elektronisch bord dat opzij hing. En de coach ‘zat er bovenop’, gaf de jongens op hun falie en schreeuwde dat ze vooral moesten winnen. Door dit alles werd het plezier en het zelfvertrouwen van de jongens alsmaar minder en gingen ze alsmaar minder goed spelen… Toen een van de jongens van mijn team een fout maakte, zeiden z’n teamgenootjes niets. Want bij ons was de gewoonte: of we houden onze mond of we weten iets te bedenken om ’m zo snel mogelijk weer ‘uit de rouwverwerking te trekken’. Hij voelt zich al lullig over zijn actie, als je hem nog verder de grond instampt, gaat-ie echt niet beter spelen. Zo had ik ze voorgehouden. En dat hadden ze begrepen. Hij kreeg van zijn maatje naast ’m alleen even een bemoedigend klapje op z’n schouder, zo van: ‘Het is oké, kop op man, het komt vast goed’. 60
Goud in elk kind - Jeugdsport in een pedagogisch perspectief
‘Wij zijn met z’n allen voortdurend bezig onszelf in de voet te schieten…’
Met de scheidsrechter waren ze niet bezig. Want ze hadden geleerd: scheidsrechters zijn natuurrampen. Niet respectvol? Juist wel! Sterker nog, ik durfde die uitdrukking te gebruiken omdat ik die had gehoord van nota bene een scheidsrechter zelf. En ik vind die vergelijking prachtig, het helpt de scheids juist enorm en mijn spelers ook. Ik had tegen de jongens gezegd: stel, er komt een tsunami op je af. Zo’n muur van water. Dan kun je wel roepen: ‘Hey, daar ben ik het niet mee eens, hoor!’. Maar dat heeft niet zoveel zin. Laat maar over je heen komen en probeer er maar het beste van te maken. De techniek: diep ademhalen en meteen weer denken aan je eigen taken. ‘Waar moet ik staan?’, ‘Wie is mijn man?’, ‘Hoe moet ik lopen?’, ‘Moet ik bij deze keeper hoog of juist laag schieten?’. Met het scorebord waren ze niet bezig, zo zaten ze ‘in de flow’. Alsof er zwarte doeken aan de kant hingen, ze zagen alleen maar het veld. Niet de ouders op de tribune, niet de klok, niet de grote beker op het tafeltje eronder, zelfs niet de bloemen die een te enthousiast bestuurslid al in de hoek van de sporthal klaar had gezet. Alleen maar de spelers, de bal en het doel. En als coach gaf ik alleen maar complimenten. Gaf een van mijn spelers een prachtige pass, maar schoot een ander de bal vervolgens meters over, dan hield ik even mijn adem in om niet blind mijn emotie eruit te gooien. En riep ik: ‘Wat een prachtige pass!!’. Want dat was ook zo. En vervolgens ging ik puzzelen. Welke aanwijzing zou ik die jongen kunnen geven om te zorgen dat de kans dat hij de bal er de volgende keer wel inschiet, groter is? Wist ik niets te bedenken, dan zei ik verder ook niets. Hij snapte immers zelf ook wel dat het de bedoeling is dat de bal erin gaat! Wist ik het wel, dan kreeg hij van mij een constructieve aanwijzing. ‘Als je …, dan …’ Dat had ik voor de allereerste wedstrijd met mij als coach ook tegen de spelers gezegd. ‘Het allerergste wat je bij mij kan overkomen, is dat je een aanwijzing krijgt hoe het de volgende keer beter kan.’ Het gevolg van deze aanpak: mijn jongens bleven op hun eigen niveau spelen. Terwijl de tegenpartij dus alsmaar minder goed ging spelen. En je raadt het al: daardoor wonnen we de wedstrijd en werden we Nederlands kampioen. De ouders gingen uit hun dak. En de jongens gingen in polonaise het veld over, terwijl het confettikanon boven hun hoofd afging. Nu, jaren later, hebben ze het er nog steeds over.
Positief Coachen in de praktijk
61
‘In een positieve cultuur krijg je ook meer vrijwilligers.’
Bestuur Het bestuur van een sportvereniging kan het Positief Coachen proberen te verankeren in de clubcultuur. Een vereniging die snapt waar het om draait, kan bewust gaan werken aan een nóg positievere omgeving voor haar jeugdige sporters. Dat vergt wel een behoorlijke portie doorzettingsvermogen. Want het kan jaren duren voordat het echt in de cultuur van de club gaat zitten, zodat het zichzelf in stand kan houden. Maar het is ook leuk om te doen. En het kan een hoop energie in de club losmaken. Zeker als je al op korte termijn ziet dat het positieve effecten heeft. Honderden clubs in Nederland hebben dat inmiddels al meegemaakt.
4. Grijp in als het nodig is.
1. Neem iedereen mee.
Dit verhaal gaat alleen werken als bij jouw club ook echt iedereen meedoet. Trainers, coaches en (bege)leiders. Bestuurs- en commissieleden. Scheidsrechters. Ouders van jeugdleden. Beperk je dus niet tot één doelgroep, zoals de trainers en coaches, betrek echt alle geledingen binnen je club. Tot aan Anja van de barcommissie toe!
2. Houd ze een spiegel voor.
Zorg dat mensen zich bewust worden van hun gedrag en geïnspireerd raken om te gaan werken aan een andere cultuur. Want ze vertonen dat ‘klassieke gedrag’ niet omdat ze kwaad willen, maar – hoe lullig het misschien ook klinkt – omdat ze niet beter weten, het niet doorhebben. Neem ze bijvoorbeeld mee naar de voorstelling Wel winnen, hè!, in het kader van de theatertour van NOC*NSF en tientallen sportbonden. Daar zien ze het gebeuren. Waarna ze het hopelijk ‘in hun buik voelen in plaats van in hun hoofd begrijpen’.
Blijven mensen ondanks alles ‘klassiek gedrag’ vertonen, durf dan als bestuur in te grijpen. Misschien is het zelfs wel nodig afscheid te nemen van een trainer of coach. Dat is geen gemakkelijke keuze. Want je hebt niet zomaar een andere. Kunnen die meiden E2 zaterdag niet naar de wedstrijd! En krijg je vervolgens hun ouders over je heen… De ‘grap’ is dat de clubs die deze keuze wel hebben durven maken, misschien door een dal gingen, maar er uiteindelijk allemaal sterker uitgekomen zijn. Ze hebben nu meer vrijwilligers en ook nog betere!
5. Onderhoud de cultuur.
Stel bij je club een ‘ambassadeur’ aan die zorgt dat iedereen met het programma bezig blijft. Iemand die bijeenkomsten organiseert om het er met elkaar over te hebben, artikelen op de site en in het clubblad blijft plaatsen, noem maar op. En laat trainers en coaches bij de jeugd een vader of moeder zoeken die de rol van ‘cultuurbewaker’ op zich wil nemen binnen de groep ouders. (Kunnen die trainers en coaches zich concentreren op hun sporters!)
Literatuur Zie voor literatuurverwijzingen het hoofdstuk in dit boek van Jacques van Rossum, Een trainer-coach die nooit verliest – kan dat?
3. Leer ze de vaardigheden.
62
Je kunt wel snappen dat het verstandig is voor een positieve en taakgerichte communicatie met je jeugdspelers te kiezen. Maar dat wil niet zeggen dat je dan ook weet hoe je dat moet doen. Wat zeg je dan als coach vlak voor een spannende wedstrijd, als je het niet over winnen wilt hebben en het liefst niet wilt praten over wat er de vorige keer tegen deze tegenstander fout ging? Wat zeg je als trainer als de training voor geen meter loopt, jij wilt ingrijpen maar de dynamiek toch positief wilt proberen te houden? Wat zeg je als vader of moeder aan de ontbijttafel op de dag van de kampioenswedstrijd als je kind aangeeft zenuwachtig te zijn? Of wat doe je als voorzitter van het bestuur als je op de algemene ledenvergadering alleen maar kritiek over je heen krijgt, maar jij het goede voorbeeld wilt blijven geven? Gelukkig zijn er concrete tools die je in dit soort situaties uitstekend kunnen helpen om de dynamiek positief te houden. Vervolgens is het oefenen en volhouden!
Goud in elk kind - Jeugdsport in een pedagogisch perspectief
Positief Coachen in de praktijk
63
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: Goud in elk kind Jeugdsport in een pedagogisch perspectief Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl