Coachen in de topsport ‘Creëren van een optimale prestatietoestand’
Naam
Annette Suzanne Nap
Student nummer
452154
Datum
25 mei 2012
Scriptie begeleider
Sebastiaan Platvoet
Naam beoordelaar
Marjolein Torenbeek
SUCCESVOL COACHEN IN DE TOPSPORT ‘Creëren van een optimale prestatietoestand’ Door: Annette Nap
Samenvatting
Deze zomer beginnen de Olympische Spelen 2012 waarbij de atleten zich samen met hun coach jarenlang op hebben voorbereid. Recentelijk is de belangstelling voor de relatie tussen coach en atleet met daarbij de link met prestaties toegenomen. Hiermee neemt de vraag naar professionalisering en kwaliteit toe. In dit onderzoek zijn in totaal 11 topcoaches geïnterviewd over hun visie op succesvol coachen in de topsport. Aan de hand van 14 vragen werd gekeken naar wat volgens hun competenties zijn van coaches die voor topatleten een optimale prestatietoestand creëren. Uit de resultaten komt naar voren dat onder andere de competenties: bewustzijn vergroten, kennis en empathie kunnen zorgen voor een optimale prestatietoestand. Maar naast de competenties werd ook duidelijk dat in de voorbereidingsfase de begeleiding belangrijk is en dat er coachbare momenten zijn in de voorbereiding van de wedstrijd op de dag zelf.
Inleiding Terwijl iedereen uitkijkt naar de Olympische Spelen 2012 in London, creëert Nederland een Olympisch klimaat om dit toernooi in 2028 naar Nederland te halen. Vanuit acht opgestelde ambities wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de maatschappij door middel van sport (NOC NSF, 2009). Eén van deze ambities is de topsport, waarin voor 2016 een aantal doelstellingen zijn opgesteld. Zo worden de talenten in talentontwikkelingsprogramma’s geselecteerd en door professionele, gespecialiseerde coaches begeleid naar de top (NOC NSF, 2009). En om deze coaches succesvol te laten zijn, zullen ze
moeten weten wat een atleet nu helpt om optimaal te presteren. Een sportprestatie is afhankelijk van vier factoren, namelijk: tactiek, fysiek, techniek en mentaal (Bottenberg & Bottenberg, 2008). Wanneer één van deze factoren negatief wordt beïnvloed heeft dat gevolgen voor de gehele sportprestatie (Eikelboom, 2007 & Henriksen et al., 2010). Het probleem is dat een optimale prestatietoestand lastig te coachen is en hier geen duidelijke handvaten voor zijn. Pas rond 1970 kwam de interactie tussen de coach en atleet steeds meer in de belangstelling te staan voor onderzoekers. Het beroep van een coach wordt steeds
belangrijker, waardoor tegenwoordig de nadruk meer komt te liggen op de professionalisering en daardoor de kwaliteit toeneemt (Lyle, 2002 & Woodman, 1993). De interesse van de onderzoeker ligt in de omgang tussen een coach en atleet, waarbij gekeken wordt naar het proces van hoe kwaliteit verbeterd wordt naar mate de relatie tussen de coach en atleet langer duurt (Jowett & Cockerill, 2003). Poczwardowski, Barott & Jowett (2005) geven meerdere fasen aan in de relatie tussen de atleet en de coach, beginnend bij het ontstaan, de groei, het behoud en uiteindelijk de beëindiging van de relatie. Een andere studie (Poczwardowski, Barott & Henschen, 2005), zijn vanuit psychologisch perspectief vijf primaire benaderingen gebruikt: psychodynamischen persoonlijkheidsgericht, gedragsmatig, cognitief, sociaal psychologisch en benadering van interacties. Hoewel er meerdere factoren zijn die invloed kunnen hebben op deze motivaties, wordt aan de hand van deze benaderingen laten zien dat de relatie tussen de coach en atleet als één van de belangrijkste gevonden. De kwaliteit van deze relatie zie je terug in de tevredenheid van een atleet, maar ook in de motivatie en de verbeterde prestaties (Vallerand & Rousseau, 2001). Gallwey (1997), onderwijskundige aan Harvard en tennisexpert, beweert dat wanneer een coach de speler kan helpen zijn innerlijke belemmeringen uit de weg te ruimen of te verminderen, er een natuurlijke bekwaamheid tevoorschijn zal komen waarbij niet veel technische inbreng van de coach nodig is. Hij beschrijft coachen als iemands potentiële kwaliteiten vrijmaken zodat hij zo goed mogelijk presteert. Het is geen onderwijzen, maar
het leren bevorderen (Whitmore, 2009, pag. 19-32). Belangrijk voor een coach is om de atleet autonomie te geven, zodat deze zijn aandeel krijgt in het maken van beslissingen. Als coach doe je dit door te kijken naar het perspectief van de atleet, het meenemen van de gevoelens en het constant informatie geven waar je als coach mee bezig bent. Zo wordt de atleet betrokken bij het proces en verlaag je hierbij de druk en het gevoel van verplichtingen (Black & Deci, 2000). Het geven van een gevoel van autonomie is voor de coach lastig, omdat tegenwoordig sport veel met zich meebrengt. Coaches voelen hierbij de druk om te winnen en onderzoek wijst uit dat mensen onder druk snel geneigd zijn om de controle in eigen handen te houden (Deci, 1982). Verder is uit onderzoek (Thelwell, Weston, Greenlees & Hutchings, 2008) naar voren gekomen dat coaches stressfactoren ervaren wanneer hun atleet op het hoogste niveau presteert. Deze studie geeft ook aan dat een coach ongeveer 50% van deze stress ervaart door zijn atleten. De atleten kunnen zich hiervan bewust maken en de omgeving waarin in de coach opereert proberen te begrijpen om passend gedrag te vertonen (Lazarus, 1999). Daarnaast is het volgens Gould et al. (2002) zo dat een coach te maken krijgt met moeilijke situaties, zoals selecties en tactische aspecten, met daarbij het behouden van zijn eigen psychische welzijn. Vandaar ook dat coaches vaak samenwerken met sportpsychologen. Als laatste is er uit onderzoek (Bridgewater, Kahn & Goodall, 2009) in de Premier League van het voetbal in Engeland gebleken dat coaches die zelf op
het hoogste niveau de sport hebben bedreven, de productiviteit verhogen van minder vaardige teams. Hierbij is duidelijk dat er bepaalde vaardigheden van de coach nodig zijn om te slagen bij het coachen van een team. Een belangrijke factor voor het behalen van een hoge productiviteit van teams en individuele sporters, is de optimale prestatietoestand, oftewel flow. Dit is een staat van bewustzijn waar mensen helemaal opgaan in een activiteit. Onderzoek hierin laat zien dat tijdens deze uitvoering van een groot aantal verschillende activiteiten zo’n piekervaring kan ontstaan, zoals bij sport (Snyder, 2002). Csikszentmihalyi (1990) definieert flow als een toestand waarin mensen intens betrokken zijn bij een activiteit waarbij niets anders belangrijk lijkt. Het uitgangspunt voor het bereiken van een topvorm (oftewel optimale prestatietoestand) wordt gevormd door de motiverende houding die een combinatie is van geloof, toewijding en gerichte verbinding ten aanzien van de sport (model 2, Schuijers, 2004). Met geloof wordt het vertrouwen bedoeld dat een topsporter heeft over zijn eigen potenties. Verder is toewijding nodig om energie te investeren in de sport, om zo goed mogelijk te zijn. Als laatste een hechte verbinding met de voorliggende taken, in de uitvoering optimaal gericht op de actie en irrelevante zaken worden buiten gehouden. Daarnaast zijn er kenmerken die de mindset van de ideale prestatie-toestand weergeven (Schuijers, 2004), namelijk: - Meer zelfvertrouwen - Determinatie en toewijding - In controle, maar niet forceren - Betere concentratie
-
-
Positieve preoccupatie met sport (visualiseren, mentale representatie en gedachten) Zelfregulatie van spanning (energiek, maar ontspannen, geen angst)
In een onderzoek van Bakker (2011) wordt aangetoond dat hulpmiddelen uit de omgeving, in het bijzonder feedback op prestatie en steun van de coach, helpt met het versnellen van de flow tijdens een voetbalwedstrijd. Andersom, flow is gerelateerd aan zelf-coaching van prestatie. Vanuit de hierboven gevonden theorie over het onderwerp succesvol coachen en de invloed op de optimale prestatietoestand, is de verwachting van dit onderzoek dat er een aantal competenties zijn die het optimaal presteren van een atleet kunnen bevorderen. Met daarnaast de begeleiding van atleten tijdens wedstrijden op de juiste manier, komt de coach tot een succes samen met de atleet. De doelstelling van dit artikel is om inzicht te krijgen in welke competenties volgens Nederlandse topcoaches van belang zijn, om een optimale prestatietoestand te creëren voor topsporters tijdens wedstrijden. Onder competenties wordt gedrag, vaardigheden en kennis verstaan. Uiteindelijk zal dit
onderzoek antwoord geven op de vraag over welke competenties een coach moet beschikken om in de begeleiding van topsporters tijdens wedstrijden, een optimale prestatietoestand te creëren. Tabel 1: gegevens respondenten
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Age 36 41 39 44 37 40 24 38 47 38 25
Coach Coach Bondscoach Bondscoach Bondscoach Bondscoach Jeugdcoach Jeugdcoach Coach Bondscoach Bondscoach Jeugdcoach
Geslacht Man Man Man Vrouw Man Man Man Man Man Man Man
Sport Individueel Team Individueel Individueel Individueel Team Team Individueel Individueel Team Team
Niveau Team Oranje Jong Oranje Oranje Oranje Jeugd Jeugd Team Jong Oranje Oranje Jeugd
Extra Internationaal Olympische Spelen Leeftijd onder 20 Olympische Spelen Olympische Spelen (2012) Nederlandse competitie Nederlandse competitie Internationaal Leeftijd onder 15 Olympische Spelen (2012) Nederlandse competitie
Methode Populatie Voor dit onderzoek zijn in totaal 11 proefpersonen gebruikt die in Nederland werken als full time sportcoach (zie tabel 1). De gemiddelde leeftijd van deze proefpersonen is 37.3 (±7.09) waarbij de jongste coach 24 jaar is en de oudste 47 jaar. Van deze elf coaches die bevraagd zijn voor het onderzoek, zijn zes werkzaam binnen de individuele sport en vijf binnen een teamsport. Binnen deze sport zitten zij op het hoogste niveau van Nederland of internationaal. Zeven van de elf coaches hebben zelf ook op het hoogste niveau een sport beoefend. Drie coaches zijn in Nederland actief als jeugdcoach van atleten die geselecteerd zijn om voor een club uit te komen die op het hoogste niveau actief is in de Nederlandse competitie. Twee coaches zijn bondscoaches van het Jong Oranje team en coachen zowel nationale
als internationale wedstrijden. De overige zes coaches zijn bondscoaches, waarvan er drie coaches alleen het Nederlands team coachen omdat dit een teamsport is. Daarvan zijn twee teams die zich voor de Olympische Spelen 2012 hebben gekwalificeerd en de laatste coach hierbij is eerder naar de Olympische Spelen geweest. De overige drie coaches zijn werkzaam binnen een team waar individuele sporters zich hebben geplaatst voor internationale wedstrijden waarbij ze uitkomen voor Nederland. Procedure Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerd interview (zie bijlage 1), bestaand uit totaal veertien open vragen. Deze vragen zijn onderverdeeld in vijf thema’s, gerelateerd aan het theoretisch kader en de onderzoeksvraag. In de inleiding kan de coach zich
voorstellen en aangeven wanneer hij zichzelf ziet als coach en wanneer als trainer. Dit om duidelijk te hebben wat ik bedoel als er gevraagd wordt naar zijn visie als coach. Ook worden er in deze fase van het interview competenties (lees: vaardigheden, kennis en gedrag) gevraagd die de coach belangrijk vindt om te bezitten wanneer je succesvol wilt zijn als coach. Als laatste wordt gevraagd wat hij of zij doet om aan deze vaardigheden en kennis te komen. Het tweede gedeelte gaat over de begeleiding van topsporters, waarbij gekeken wordt naar de taak van de coach en welke aspecten nu echt belangrijk zijn in een wedstrijd. Daarna wordt de wedstrijddag besproken, met daarbij de momenten die belangrijk zijn in de coaching van de atleten. Ook wordt er gekeken naar het programma op zo’n dag en hoe de coach zich op dat moment voelt. Dan wordt de optimale prestatietoestand besproken en als laatste een afsluiting waarbij nog eens wordt teruggeblikt op de competenties. Ook wordt hier de groei besproken van de carrière als coach. Het interview duurde tussen de 30-45 minuten, waarbij aangegeven wordt dat dit ook afhangt van de hoeveelheid informatie die de coach verstrekt. De interviews zijn afgenomen in de maand april, waarbij de proefpersoon een plaats naar keuze kon aangeven en een tijd. Data verwerking De dataverwerking is gedaan aan de hand van het ‘Basisboek methoden en technieken Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek’ (Baarda, 2001). Het is een kwalitatieve analyse waarbij de antwoorden van alle respondenten volledig zijn uitgeschreven.
Vanuit de dataverwerking van Baarda (2001) zijn in drie fases acht stappen doorlopen die een antwoord geven op de onderzoeksvraag. Als eerste wordt er de relevante informatie geselecteerd uit de antwoorden van de respondenten en wordt deze tekst opgesplitst in fragmenten. Daarna zijn deze fragmenten gelabeld en worden de labels geordend. Wanneer de labels bekend zijn worden ze gegroepeerd op inhoud en gekeken naar de geldigheid van de labeling. Dan wordt er een definiëring gegeven van de labels, gekeken naar de betrouwbaarheid van de resultaten en als laatste een antwoord gegeven op de vraagstelling.
Resultaten In dit onderzoek wordt onderzocht over welke competenties een coach moet beschikken om in de begeleiding van topsporters tijdens wedstrijden, hen in de optimale prestatietoestand te krijgen. Hierbij bestaan competenties uit kennis, vaardigheden en gedrag. Voor dit onderzoek zijn alle antwoorden van de respondenten gebruikt en geordend onder drie hoofdlabels die uiteindelijk een antwoord zullen geven op de hoofdvraag. Als eerste worden de resultaten gegeven van wat de respondenten hun taak vinden als coach in de begeleiding van hun atleten en daarna welk aspect tijdens een wedstrijd het belangrijkst wordt gevonden. Dan worden de competenties beschreven die naar voren kwamen uit de antwoorden en als laatst wordt er gekeken naar de coachbare momenten op een wedstrijddag met daarbij het label optimale prestatietoestand. Taak als coach
Er is aan de respondenten de vraag gesteld wat zij als hun taak zien in de begeleiding van de atleet zodat deze een optimale prestatie kunnen leveren. Bij deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. Hieronder in tabel 2 is weergegeven welke taken naar voren kwamen en het totaal aantal respondenten daarbij. De hoogste score (36,4%) is de taak het maken van een trainingsschema, genoemd door vier coaches, waarbij drie respondenten bondscoaches zijn. Hieronder staat een voorbeeld van een antwoord op de vraag wat de taak is in de begeleiding van de atleet zodat, deze een optimale prestatie kunnen leveren:
Als derde wordt genoemd de atleet beter maken (27,3%). Als laatst worden de twee taken genoemd als de spin in het web en zelfstandigheid van atleten bevorderen (18,2%). De wedstrijddag De eerste vraag in het interview gerelateerd met de begeleiding op een wedstrijddag, was welk aspect van prestatie volgens de coach het belangrijkst is. Hieronder staan de resultaten verwerkt in tabel 3 met daarnaast het totaal van respondenten gekozen voor het aspect. 63,6% van de coaches gaf één duidelijk aspect als antwoord. 36,4% gaf meerdere aspecten of allemaal, deze zijn meegenomen als overig. Uit de resultaten komt naar voren dat op topniveau mentaal het belangrijkst aspect is wil de atleet tijdens een wedstrijd of toernooi kunnen presteren.
‘Mijn taak als coach is om het trainingsprogramma te maken. Op deze manier kan ik de piekmomenten eruit halen van wanneer mijn atleten in topvorm moeten zijn.’ Ook is door vier respondenten de taak ontwikkeling van de atleet (36,4%) genoemd, waarbij één jeugdcoach. De volgende respondent gaf hierbij dit antwoord: ‘Mijn taak in de begeleiding van topsporters in het stimuleren en uitdagen in hun ontwikkelingsproces.’
Zo gaf een respondent als antwoord: ‘In de wedstrijd is het mentale aspect het belangrijkst. In de opbouwfase richten we ons vooral op techniek en fysiek en tijdens de wedstrijdperiode het mentaal en tactiek. Waarbij ik mentaal dus uiteindelijk het belangrijkst vind’.
Daarnaast geeft hetzelfde aantal respondenten aan dat aspecten samengaan voor een prestatie of dat dit in een team kan verschillen per atleet, zoals respondent 2: ‘Per speelster is dit verschillend, dit hangt ervan af welk action type zij heeft en daar coach ik dan specifiek op’. Competenties Er bestaan drie competenties, namelijk kennis, vaardigheden en gedrag. De resultaten zijn verworven uit in totaal twee
vragen, waarbij alle respondenten meerdere competenties konden noemen die zij belangrijk vonden voor een succesvol coach. Deze resultaten zijn geordend naar drie competenties en in tabel 4 weergegeven. Waarbij aangegeven is welke competenties genoemd zijn, door welke respondenten en het totaal aantal respondenten. Daarbij is te zien dat de meerderheid van de coaches empathie noemt als een belangrijke competentie (63,6%) en op de tweede plaats het bewustzijn vergroten bij atleten naar voren komt (45,5%). Daarna zijn de competenties communicatie, kennis en vertrouwen het meest genoemd (36,4%).
Tabel 4: competenties
Competenties Vaardigheden
Kennis
Gedrag
Totaal
Respondenten
Empathie
Inlevingsvermogen Empathie
7
(1, 3, 6, 9, 11) (2, 8)
Communicatie
Het geven van feedback Atleet zelf laten nadenken Door observeren kunnen communiceren Communicatie
4
(3) (3) (1) (2)
Vernieuwend
Vernieuwend in coachen
1
(1)
Kennis
Deskundigheid Kennis van sport Kennis van psychologie
4
(4) (1, 11) (2)
Ervaring
Ervaring in coachen Ervaring in buitenland
3
(6, 10) (10)
Ontwikkeling
Eigen ontwikkeling
1
(6)
Bewustzijn vergroten
Atleten leren reflecteren Tactiek door atleten zelf laten bepalen Verantwoording leggen bij de atleet Bewustzijn vergroten Atleet zelf laten nadenken
5
(10) (10) (8) (9) (4)
Vertrouwen
Vertrouwen Eerlijkheid
4
(5, 8, 9) (9)
Ambitieus
Wil om succesvol te zijn Ambitie Gedreven
3
(6) (7) (5)
Authentiek
Authentiek
1
(2)
Optimale prestatietoestand Voordat er gevraagd wordt wat de optimale prestatietoestand inhoudt voor de respondenten, is eerste gekeken naar het moment waarop de coach nog het meeste invloed heeft op hun atleten. Deze momenten kunnen dan gekoppeld worden aan het creëren van een optimale prestatietoestand. Bij deze vraag konden de respondenten meerdere antwoorden geven. 90,9% van de coaches zijn voordat de wedstrijd start mentaal aan het coachen, dit kan om een atleet van goed naar beter te laten presteren of wanneer een atleet niet scherp is, scherper te maken. 40% van deze coaches probeert de atleet te laten richten op zijn techniek in de warming up, zodat deze dicht bij zijn taak blijft. Daarnaast is het puntje tactiek ook heel belangrijk, 81,1% van de coaches is hier vlak voor de wedstrijd nog met de atleet in gesprek. Tijdens de wedstrijd mag 63,6% van de coaches niet actief zijn atleten coachen, dit zijn in totaal zeven coaches. Vier daarvan mogen niets zeggen en zitten op de tribune. De overige drie mogen alleen de rondetijden laten zien en in een bepaald gebied coachen. Deze respondenten coachen allemaal in een individuele sport. De overige 36,4% van de respondenten zijn actief bezig met coachen tijdens een wedstrijd en dit zijn ook alle vier coaches van een teamsport. Verder is ook gekeken welke punten van belang zijn om de optimale prestatietoestand te bevorderen. Ook hierbij konden de respondenten meerdere antwoorden geven. Daarbij zijn de subgroepen ingedeeld in A. voorbereidingsfase, dus voor de wedstrijddag of voor het toernooi. B. coachen voor de wedstrijd, de atleet van scherp naar scherper coachen en wanneer
de atleet niet scherp is, naar scherp coachen. C. coachen tijdens de wedstrijd, de atleet van scherp naar scherper coachen en de atleet van niet scherp naar scherp coachen. In tabel 5 zijn de resultaten weergegeven van de momenten die belangrijk zijn in de begeleiding van de atleten en waar hierbij op dat moment vooral op gecoacht wordt.
Vanuit de tabel is te lezen dat in totaal 10 respondenten in hun antwoord iets hebben gezegd over de voorbereidingsfase, zoals dat de trainingen vooraf een beeld geven hoe de wedstrijd eruit kan komen te zien en dat dit de atleet vertrouwen kan geven. Eén van deze respondenten gaf als antwoord: ‘Ik ben ervan overtuigd dat je niet zomaar in de flow komt. Er wordt wel veel over gesproken tijdens trainingen en mental coaching om op die manier erachter te komen wat een atleet nodig heeft om optimaal te presteren. Het race plan is
daar een voorbeeld van hoe de voorbereiding kan helpen de juiste mind setting te creëren’. Bij het coachen op de dag zelf, voor de wedstrijd (B) is te zien dat in totaal 13 respondenten in hun antwoord iets hebben gezegd, zoals het stilstaan bij afleidingen zodat er geen verrassingen meer zijn tijdens de wedstrijd zelf. Een coach gaf antwoord over hoe hij coacht wanneer zijn atleet niet scherp is voor de wedstrijd: ‘De optimale prestatietoestand herken ik aan tijden en non-verbale communicatie. Het sturen is moeilijker, daarvoor moet je de atleet als eerste heel goed kennen, dat doen we door middel van gesprekken tussen het begeleidingsteam en met de atleet. Daarnaast is ervaring ook heel belangrijk, omdat in deze sport technisch is en je kunt zien in de warming up of iemand klaar is voor de wedstrijd. Dicht bij de taak blijven is belangrijk als je een individuele sport doet.’ Als laatste dan bij het coachen tijdens de wedstrijd (C), waarbij in totaal 12 respondenten in hun antwoord hier iets over hebben gezegd, zoals bepaald soort gedrag te doorbreken door te spelen met emoties. Daarbij vertelt één van de respondenten hoe hij zijn atleten coacht tijdens de wedstrijd om optimaal te kunnen presteren: ‘Flow is voor mij wanneer je kansen pakt en niet bang bent om te falen. Fouten maken leer je van en wanneer zo’n wedstrijd alles goed gaat en je wint, dat is wat het publiek zich herinnert. Bij verlies, heb je alles gegeven en moet je jezelf nog in de ogen kunnen kijken.’
Discussie Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in welke competenties volgens Nederlandse topcoaches van belang zijn, om een optimale prestatietoestand te creëren voor topsporters tijdens wedstrijden. Tijdens de interviews met topcoaches werd duidelijk dat het moment van ‘coachen tijdens de wedstrijd’ niet los gezien kan worden van de voorbereiding en de warming up voor de wedstrijd. Uit onderzoek zijn niet alleen competenties naar voren gekomen die een optimale prestatietoestand kunnen creëren voor atleten, maar nog veel meer in de begeleiding van zo’n toernooi. Het onderzoek heeft uiteindelijk dus veel meer opgeleverd dan de verwachting was in het begin. Aan de hand van de resultaten wordt eerst een antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag, over welke competenties moet een coach beschikken om in de begeleiding van topsporters tijdens wedstrijden, een optimale prestatietoestand te creëren? De belangrijkste competenties genoemd door de respondenten van dit onderzoek, namelijk: -
Empathie Communicatie Kennis (mensenkennis en van de sport) Ervaring (kwantitatief en kwalitatief) Bewustzijn vergroten Vertrouwen (atleet vertrouwt de coach als persoon)
Daarnaast is in de begeleiding nog meer genoemd dat van belang. Er zijn een aantal taken en momenten die belangrijk zijn in de begeleiding van topatleten. Als eerste een trainingsschema (36,4%) dat atleten
klaar maakt voor komende wedstrijden of toernooien. Door de juiste voorbereiding zorgt dit voor een juist piekmoment en daarnaast ook voor vertrouwen van de atleet die naar een wedstrijd groeit. Ook kan de coach een grote rol hebben in de persoonlijke ontwikkeling van de atleet. De coaches geven aan in het onderzoek dat dit een belangrijk onderdeel is, waarbij ze in het begin van hun carrière alleen richten op de prestatie kwamen ze door hun ervaringen erachter dat de ontwikkeling mee kan helpen bij het presteren tijdens wedstrijden of toernooien. Uit onderzoek blijkt ook dat het coachen van de atleet op een wedstrijddag vooral gebeurt voordat de wedstrijd begint. Hierin kan de coach namelijk al zien of de atleet scherp is en de laatste tactieken doornemen. Wanneer een atleet niet scherp is in voorbereiding naar de wedstrijd, worden daar trucjes voor bedacht zoals extra aandacht besteden aan technische aspecten. Als laatste blijkt dat het leven in het moment op de dag zelf belangrijk is in het creëren van een optimale prestatietoestand. Door te zorgen voor een optimale voorbereiding, zoals van te voren bespreken welke afleidingen er op die dag kunnen zijn, kan de atleet zich helemaal richten op zijn taak. Om resultaten te verklaren is er een terugkoppeling gemaakt naar eerder onderzoek, genoemd in de inleiding. Daarbij worden de resultaten onderverdeeld in de drie competenties: vaardigheden, gedrag en kennis.
Kennis Volgens Lyle (2002) en Woodman (1993) komt voor coaches in de topsport steeds meer de nadruk te liggen op de professionalisering en de kwaliteit van begeleiding van de atleten. Uit mijn onderzoek is te zien dat het belangrijk is om te weten hoe je als coach een goed trainingsprogramma in elkaar zet waarbij de atleet op de juiste momenten piekt. Kennis van de sport en het fysieke is daarbij belangrijk, zeker om de juiste ontwikkeling te creëren bij de atleet zelf. Ook kun je vanuit deze kennis verder kijken dan het maken van trainingsprogramma’s. Door respondenten werd ook genoemd dat het belangrijk is om mensenkennis te hebben, zodat je weet welke reactie gepast is voor welke atleet. Vaardigheden Volgens Poczwardowski, Barott & Henschen (2005) zijn er bepaalde primaire benaderingen te gebruiken in de relatie tussen de coach en atleet, waaronder persoonlijkheidsgericht, gedragsmatig, sociaal psychologisch en benadering van interacties. In mijn onderzoek komen de competenties empathie, communicatief en authentiek naar voren die genoemd en die sluiten hierbij duidelijk aan. Ook het benaderen voor en tijdens de wedstrijd brengt een bepaalde interactie met zich mee tussen de coach en atleet. Gallwey (1997), onderwijskundige aan Harvard en tennisexpert, beweert dat wanneer een coach de speler kan helpen zijn innerlijke belemmeringen uit de weg te ruimen of te verminderen, er een natuurlijke bekwaamheid tevoorschijn zal komen. Uit mijn resultaten bleek dat er naast tactisch
coachen vooral gecoacht wordt op mentaal gebied. Gedrag Volgens Vallerand & Rousseau (2001) is het gedrag van de coach ten opzichte van de atleet erg belangrijk. De kwaliteit hiervan zie je namelijk terug in de tevredenheid van een atleet, maar ook in de motivatie en de verbeterde prestaties. Bij dit gedrag hoort ook het moment van coachen, waarbij in mijn onderzoek naar voren kwam dat 37,1% aangeeft dat voor de wedstrijd nog het meest gecoacht wordt zodat de atleet optimaal kan presteren. Ook kwam de competentie vertrouwen terug als een belangrijk component tussen atleet en coach, wat ook kan bijdragen aan verbeterde prestaties. Daarnaast wordt in eerder onderzoek aangegeven dat wanneer de atleet betrokken wordt bij het proces, de druk en het gevoel van verplichtingen verlaagd wordt wat ook weer bijdraagt aan een verbeterde prestatie (Black & Deci, 2000). Beperkingen en aanbevelingen Als eerste is aan dit onderzoek sterk dat er in totaal elf Nederlandse coaches bevraagd zijn die op topniveau coachen. Hierbij is de combinatie gemaakt van coaches in de individuele sport en de teamsport. De eerste aanbeveling voor de praktijk is om coaches in opleiding de competenties mee te geven die in dit onderzoek genoemd zijn. De coaches vanuit dit interview gaven onder andere aan dat ervaring een belangrijk aspect is om succesvol te zijn. Door deze ervaring door te geven aan de nieuwe lichting coaches, is deze kennis niet meer te leren door vallen en opstaan,
maar iets dat vanuit de opleiding is meegegeven. De tweede aanbeveling vanuit dit onderzoek is dan ook om beginnende coaches stage te laten lopen bij een coach die al een aantal jaren ervaring heeft in de topsport. Hierbij kan de theorie vanuit de opleiding in praktijk worden gebracht, waarin wordt laten zien dat de ontwikkeling van de atleet zelf belangrijk is voor de te leveren prestaties. De laatste aanbeveling voor de praktijk is dat dit onderzoek ook toe te passen is in het onderwijs. Bepaalde lessen in het bewegingsonderwijs kun je dieper ingaan op de sport, bijvoorbeeld BSM en LO2. Tijdens deze lessen kunne leerlingen bij een sport ook hun medeleerlingen leren coachen, gericht op bepaalde competenties die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Een beperking van dit onderzoek was de tijd, voor dit afstudeeronderzoek stonden in totaal vijf maanden. Daarbij moesten er minimaal tien personen geïnterviewd worden. Voor een vervolgonderzoek kan een groter aantal coachen worden bevraagd, om deze resultaten te ondersteunen. Om een verder beeld te ontwikkelen van de optimale prestatiestand, is de suggestie om bij vervolgonderzoek te kijken naar de coach in de begeleiding van atleten, gezien over een langere periode. Zo gaat na de Olympische Spelen in London een nieuwe periode in voor de topsport, het opstellen van nieuwe programma’s, doelstellingen, nieuwe atleten etc. Door dit over een langere periode te volgen, volgt ook hier een goed beeld uit wat ervoor nodig is om een optimale prestatietoestand te creëren bij de topatleten van Nederland. Als tweede aanbeveling voor een
vervolgonderzoek kan gekeken worden naar wat de atleten belangrijk vinden in de begeleiding voor het bevorderen van de optimale prestatietoestand. Dan richt het onderzoek zich dus meer op de atleet zelf.
Conclusie Voor een betere begeleiding van topsporters zal een coach over bepaalde competenties moeten beschikken. Ook is het duidelijk dat het competentiegericht coachen verder gaat dan alleen op de wedstrijddag zelf. Wanneer een coach de juiste voorbereiding treft door middel van een trainingsprogramma, geeft dit de mogelijk om samen naar een wedstrijd of toernooi te werken waarbij de atleet dan zijn piek heeft. Competenties verdeeld onder kennis, gedrag en vaardigheden kunnen zorgen voor de juiste handvaten. Dit betekent dat tijdens de opleidingen al competent gericht gekeken moet worden naar de belangrijkste competenties verkregen vanuit dit onderzoek. Op deze manier van begeleiden creëert de coach de optimale prestatietoestand voor zijn atleet.
Literatuur Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (2001). Basisboek methoden en technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: WoltersNoordhoff. Bakker, A.B., Oerlemans, W., Demerouti, E., Bruins-Slot, B. & Karamat, A.D. (2011). Flow and performance: A study among talented Dutch soccer players. Psychology of Sport and Exercise, Volume 12 (4), 442-450. Bottenberg, H. A. (2008). Trainingsleer A t/m Z: sport, anatomie, fysiologie. Haarlem: De Vrieseborch. Bridgewater, S., Kahn, L.M. & Goodall, A.H. (2009). Substitution between Managers and Subordinates: Evidence from British Football. IZA Discussion Paper, 4589, 20. Conroy, D.E. & Coatsworth, J. D. (2004). The effects of coach training on fear of failure in youth swimmers: A latent growth curve analysis from a randomized, controlled trial. Science Direct, 25, 193-214. Haan, E. de (2006). Leren met collega’s. Praktijkboek intercollegiale consultatie (3e druk). Assen: Uitgeverij van Gorcum. Gould, D. & Maynard, I. (2009). Psychological preparation for the Olympic Games. Journal of Sports Sciences, 27 (13), 1393-1408. Gucciardi, D.F., Gordon, S., Dimmock, J.A. & Mallett, C.J. (2009). Understanding the coach's role in the development of mental toughness: Perspectives of elite Australian football coaches. Journal of Sports Sciences, 27 (13), 1483-1496. Hanin, J. (2011). The Value of Emotional Intelligence for High Performance Coaching: A Commentary. International Journal of Sports Science & Coaching, 3, 341-344. Jowett, S. & Cockerill, I.M. (2001), Olympic medallists’ perspective of the athlete coach. Psychology of Sport and Exercise, 4, 313-331. Khalaj, G., Khabiri, M. & Sajjadi, N. (2011). The relationship between coaches leadership styles & player satisfaction in women skate championship. Social and Behavioral Sciences, 15, Pages 3596-3601. Klooster, J. & Mil, K. van (2012). Migratie in sport: de invloed van migratie op de individuele sportprestatie van talenten. Scriptie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, 1-13. Lafrenière, M.A.K., Jowett, S., Vallerand, R.J. & Carbonneau, N. (2011). Passion for coaching and the quality of the coach-athlete relationship: The mediating role of coaching behaviors. Psychology of Sport and Exercise, 12, 144-152. Lingsma, M. (2003). Aan de slag met team coaching. (5e druk) 143-162. Soest: Nelissen. Lyle (2002), Woodman (1993). Psychological stress in sports coaches. Journal of Sports Sciences, 28 (2), 127-137. Mageau, G.A. & Vallerand, R.J. (2003). The coach–athlete relationship: a motivational model. Journal of Sports Sciences, 21, 883-904. Millar, S.K., Oldham, A.R.H. & Donovan, M. (2011). Coaches’ Self-Awareness of Timing, Nature and Intent of Verbal Instructions to Athletes. International Journal of Sports Science & Coaching, 6 (4), 503-513.
NOC NSF (2009). Expertrapport, Nederlandse sport naar Olympisch niveau. Deventer: Uitgeverij daM. NOC NSF (2009). Olympisch Plan 2028, heel Nederland naar Olympisch niveau. BaarleNassau: Drukkerij Em. de Jong. Olusoga, P., Maynard, I., Hays, K. & Butt, J. (2011). Coaching under pressure: A study of Olympic coaches. Journal of Sports Sciences, 30 (3), 229-239. Poczwardowskia, A., Barott, J.E. & Jowett, S. (2005). Diversifying approaches to research on athlete–coach relationships. Psychology of Sport and Exercise, 7, 125-142. Remmerswaal, J. (2006). Begeleiden van groepen, groepsdynamica in praktijk. (2e druk). Zeist: Uitgeverij Pre Press. Rijkers, T. (2009). De kunst van het coachen. (6e druk). Barneveld: Uitgeverij Nelissen. Schuijers, R. (2004). Mentale training in de sport, toepassing en effecten. (1e druk). Amsterdam: Uitgeverij Elsevier Snyder, C.R. & Lopez, S.J. (2002). Handbook of Positive Psychology. New York: Oxford University Press. Thelwell, R.C., Weston, N.J.V., Greenlees, I.A. & Hutchings, N.V. (2008). Stressors in elite sport: a coach perspective. Journal of Sports Sciences, 26 (9), 905-918. Vallerand, R.J. & Rousseau, F.L. (2001). Intrinsic and extrinsic motivation in sport and exercise: a review using the Hierarchical Model of Intrinsic and Extrinsic Motivation. Journal of sport & exercise psychology, Volume 30 (3), 389–416. Verschuren, P.J.M. & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Culemborg: Uitgeverij Centraal Boekhuis. Whitmore, J. (2009). Succesvol coachen. (9e druk). Barneveld: Uitgeverij Nelissen.
Internet site http://www.nlcoach.nl/kenniscentrum/mentale-begeleiding/adviezen-aan-de-moderne-coach/ http://www.nlcoach.nl/kenniscentrum/basisprincipes/coaching-volgens-leon-vlemmings/
Bijlage 1 Interview
‘Succesvol coachen’
Inleiding coach 1. Wanneer zie je jezelf als een coach en als een trainer? Wat is het verschil en waarom dat antwoord? (Zorgen dat we beiden de juiste kant op gaan met het vervolg van het interview). 2. Welke competenties zijn volgens u het belangrijkst om als coach succesvol te zijn in de topsport? – Waarom, wat doe je ermee, effect ervan op de atleet, voorbeelden 3. Wat heb jij zelf gedaan om je coaching competenties te ontwikkelen? – Opleiding, inhuren van kennis, boeken Begeleiding van topsporters 4. Wat is jouw taak in de begeleiding van de topsporter? 5. Prestatie kun je onderverdelen in vier aspecten: techniek, tactiek, fysiek en mentaal. Welke van deze vier is in de topsport tijdens een wedstrijd het belangrijkst voor u om op te coachen, zodat de atleet het beste resultaat neerzet. – Waarom deze? Hoe doe je dat? Zit er een verschil in de manier waarop je dan coacht of de boodschap die je wilt overbrengen? Wedstrijddag 6. Hoe ziet zo’n wedstrijddag eruit? 7. Welke momenten van zo’n dag gebruik jij als coach om je team/ atleten klaar te maken? Bijvoorbeeld bij binnenkomst, samen eten, wedstrijdbespreking, warming up, etc. 8. Op welk moment tijdens een wedstrijd heeft u als coach de meeste invloed op de spelers? Welke momenten gebruikt u om te coachen? 9. Ervaar je weleens stress? – Wanneer? Waarom? Wat betekent dat voor je coaching? Hoe ga je daarmee om? Optimale prestatietoestand 10. Wat is voor u de ‘optimale prestatietoestand van een atleet’ (flow)? – Omschrijving? Is dat voor iedere atleet hetzelfde? Voorbeelden en onderscheid? Wat kun je als coach doen om dit voor de atleet te bereiken? Hoe doe je dat? Voorbeelden? Afronding interview 11. Nu dit interview is afgerond, kijk nog eens terug naar de competenties die in het begin genoemd zijn en blijven deze hetzelfde? – Komen er nog anderen bij? En in welke volgorde? 12. Wanneer jij deze competenties bezit, hoe is die ontwikkeling geweest in je coaching carrière? 13. Wat zijn je mooiste momenten meegemaakt op het gebied van coachen? 14. Heb je nog aanvullingen voor mijn onderzoek?