Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl Contactpersoon ing. F.P. Buchner T 033 421 74 78 F 033 421 77 99
[email protected]
Platform Wederopbouwgebieden Thema: Werken aan reputatie en beeldvorming
Datum Locatie Aanwezig Dagvoorzitter Verslag
31 januari 2013 Nova College Amsterdam Deelnemers Platform Wederopbouwgebieden Frank Buchner Maria Lamslag
De naoorlogse wijk heeft dikwijls een niet al te best imago. Om te begrijpen waar dit beeld vandaan komt en hoe hier het best mee kan worden omgegaan, is het thema ‘werken aan reputatie en beeldvorming’ gekozen voor de derde editie van het Platform Wederopbouwgebieden. Het platform was te gast in Amsterdam Nieuw-West; één van de dertig wederopbouwgebieden van nationaal belang dat bovendien al een aantal jaren succesvol werkt aan reputatieverbetering. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) zette in samenwerking met Bureau Monumenten & Archeologie Amsterdam (BMA), stadsdeel Nieuw-West, het Van Eesterenmuseum en Nieuw West Open een mooi programma in elkaar met lezingen en workshops.
Een groeiend platform. Welkomstwoord Anita Blom Anita Blom, specialist naoorlogs bouwen en stedenbouw bij de RCE, verwelkomde het publiek. Zij was blij te constateren dat de belangstelling voor het platform bleef toenemen. Na twee eerdere edities met respectievelijk zestig en negentig belangstellenden, trok deze bijeenkomst maar liefst 120 bezoekers. Het is de eerste platformbijeenkomst op locatie, maar Blom kondigde aan met toekomstige
Pagina 1 van 11
bijeenkomsten alle dertig aangewezen wederopbouwgebieden te willen bezoeken. Daarnaast was zij blij te vertellen dat de rijksdienst in september 2013 een Wederopbouw Week organiseert, afgekort als WOW, om de wederopbouw in samenhang bij een breder publiek bekend te maken: gebieden, gebouwen en monumentale wandkunst.
Nieuw-West: podium voor pioniers Paulus de Wilt, stadsdeelwethouder Amsterdam Nieuw-West Stadsdeelwethouder Paulus de Wilt liet het publiek in de eerste lezing kennis maken met Amsterdam Nieuw-West. Met 135.000 inwoners is Nieuw-West het grootste stadsdeel van Amsterdam. Nieuw-West, de nieuwe naam voor de Westelijke Tuinsteden, is cultuurhistorisch bijzonder omdat het één van de gebieden is die rond 1934 bedacht zijn als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Amsterdam. Binnen Nieuw-West is tuinstad Slotermeer zelfs (gedeeltelijk) aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De Wilt is zelf geboren en getogen in de uitbreidingswijk. Hij herinnert het publiek aan de reputatie die Amsterdam Nieuw-West had bij de oplevering. Het was eerder een buurt voor rijkere gezinnen, dan een armoedige buurt. In het promotiefilmpje uit 1955 dat De Wilt liet zien, komt het ideaal van ‘licht, lucht en ruimte’ en de moderne voorzieningen voor gezinnen naar voren. Hoewel deze geschiedenis van Nieuw-West een beetje vergeten was, is er de laatste tijd juist weer meer aandacht voor, bijvoorbeeld met de tentoonstelling Amsterdam Nieuw-West ’50-’60 in het stadsarchief en de activiteiten van het Van Eesterenmuseum. Het stadsdeel wil goed voor deze cultuurhistorie zorgen, maar dit gaat niet zonder discussie over het behoud of herstel. Het is mooi dat de ‘naoorlogse pareltjes’ nog in originele staat verkeren, maar dikwijls betekent dit dat er – in de woorden van De Wilt – “geen flikker aan gedaan is”. Achterstallig onderhoud is dus een groot probleem. De Dudokhaken en De Verfdoos zijn wel succesverhalen. Deze gebouwen zijn vernieuwd en hebben hun kenmerkende uiterlijk behouden. Ook zorgt de crisis onverwacht voor behoud. Sloopprojecten zijn stilgelegd en de eerder voor sloop genomineerde Knijtijzerpanden zijn zelfs aangewezen als gemeentelijk monument. Behalve het in stand houden van oude bebouwing is het voor imagoverbetering van het stadsdeel volgens De Wilt ook nodig nieuwbouw te realiseren. Daarnaast is het stadsdeel erg blij met de vele initiatieven van bewoners zelf. Door de ‘broedplaatsen’ en kluswoningen ontstaat er meer reuring en verandert Nieuw-West van “een slaapstad, in een echt
Pagina 2 van 2
onderdeel van Amsterdam”. Studenten komen, horeca en hotels vestigen zich. Het is als het ware een nieuwe golf van pionieren die gekenmerkt wordt door het experiment, zo omschrijft De Wilt. Het meer tonen van deze initiatieven in de wijk, draagt volgens de wethouder bij aan reputatieverbetering.
Reflectie op herwaardering AUP-gebieden Esther Agricola, hoofd Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) In haar lezing blikte Agricola terug op de omgang met de naoorlogse gebieden bij de monumentenzorg. Zelf was Agricola begin jaren negentig betrokken bij de ‘stichting van na de oorlog’, die verwaarlozing van de naoorlogse buurt wilde voorkomen. De stichting hief zichzelf op nadat staatsecretaris Kohnstamm het onderwerp in 1997 op de politieke agenda zette met het grote stedenbeleid. Er werd geld vrijgemaakt voor de opgaven rondom het jonge erfgoed en in 2005 zou resultaat zichtbaar moeten zijn. Maar, vroeg Agricola zich hardop af, is de stichting misschien toch niet iets te vroeg opgeheven? We zijn immers nu nog met het vraagstuk bezig. Rond 1995 kwamen naoorlogse wijken bij de Amsterdamse monumentenzorg nog nauwelijks aan de orde. Het waren in eerste instantie met name bewoners en erfgoedverenigingen die het onderwerp onder de aandacht brachten. Hoe kwam dit? Agricola gaf een aantal verklaringen. Corporaties verkozen na hun verzelfstandiging sloop en nieuwbouw boven renovatie, omdat zij verantwoordelijk werden voor hun eigen inkomsten. In veel gevallen gebruikten ze de opbrengst overigens om renovatieprojecten binnen de ring te financieren. Daarnaast waren er grote sociale veranderingen in de naoorlogse buitenbuurten van Amsterdam en lag de focus op de maatschappelijke problemen. Nieuw-West werd bestempeld als achterstandswijk, wat enerzijds het positieve gevolg had dat er geld beschikbaar werd gesteld, maar anderzijds leverde het de slechte reputatie op, waar Nieuw-West nu nog last van heeft. De geringe aandacht bij BMA voor het naoorlogse lag misschien wel aan het feit dat er nog maar zo weinig afstand was tot de wederopbouwperiode. Men kon daarom moeilijk objectief oordelen over de waarde. Daarnaast werkt de monumentzorg natuurlijk chronologisch en was BMA nog druk met andere tijdperken. Ergens speelde ook mee dat er een zekere afkeer van het modernisme was. Men was klaar met ‘licht, lucht en ruimte’. Bovendien bleek volkshuisvesting een lastig onderwerp voor monumentenzorg. Het bewaren van pracht en praal is makkelijker dan het bewaren van ‘armoede’. Moesten de dunne muren en kleine ruimtes wel bewaard worden? Bewoners wilden immers zelf toch ook vaak
Pagina 3 van 3
vernieuwen? Daar bovenop kwam nog eens het probleem van de massa of het getal. Hoe moesten in één keer 900 woningen beschermd worden? De naoorlogse bebouwing was een hele andere opgave dan BMA kende van binnen de ring. Pas eind jaren negentig ontstond er bij BMA gevoel voor omgang met dit erfgoed. Een bredere benadering van waardering die in die jaren binnen de monumentenzorg opkwam, droeg daaraan bij. Monumentenzorg draaide niet alleen meer om de architectuurhistorische of stedenbouwkundige waarde van gebouwen, maar ook om de maatschappelijke waarde die de gebouwen vertegenwoordigden. Deze integrale benadering heeft bijgedragen aan een waardering voor de naoorlogse wijken. Het is dan ook in deze periode dat BMA cultuurhistorische waarden in Nieuw-West in kaart begon te brengen. Vanwege weinig politiek draagvlak, werden de waarderingskaarten pas in 2007 bestuurlijk vastgelegd. Het hielp mee dat toenmalig minister Plasterk de landelijke Top 100 wederopbouw monumenten introduceerde. Dit versnelde het bestuurlijke draagvlak en zo werd bijvoorbeeld Slotermeer datzelfde jaar nog aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De aandacht vanuit de Amsterdamse monumentenzorg kwam misschien wat traag op gang, maar Agricola noemt het naoorlogse Nieuw-West nu evenveel het behouden waard, als de zeventiendeeeuwse en negentiende-eeuwse stadsontwikkelingen.
Genuanceerde beelden in de ‘Atlas Westelijke Tuinsteden’ Ivan Nio, socioloog en sociaal geograaf, NIO Stedelijk Onderzoek Ivan Nio werkte als stedelijk onderzoeker aan de in 2008 gepubliceerde Atlas Westelijke Tuinsteden. Aanleiding van het onderzoek was de kloof tussen de geplande stad en de wijze waarop de stad daadwerkelijk gebruikt wordt. Ook constateerde hij grote verschillen in waardering bij professionals. De ruimtelijke wetenschappers zijn in het algemeen kritisch over de werking van de Westelijke Tuinsteden. Openbare ruimtes zouden niet voldoen en de woningen zouden klein en gehorig zijn. De historische professionals zijn juist vaak enthousiast, maar hebben het dan voornamelijk over de architectonische en cultuurhistorische betekenis. Wat betekent de ruimtelijke opzet voor de bewoners zelf? Hoe kijken zij tegen hun leefomgeving aan? De Atlas brengt dit alledaagse in beeld met kaarten en foto’s. Nio maakt onderscheid tussen interne en externe reputatie; de waardering die bewoners en andere betrokkenen aan de wijk toekennen en het beeld dat de buurt oproept bij overige stadsgenoten. In Nieuw-West is de interne reputatie aanmerkelijk positiever dan de externe reputatie. Al verbetert ook de externe reputatie. Het kost alleen tijd. “Een goede reputatie komt te paard en
Pagina 4 van 4
gaat te voet”, aldus Nio. Het beeld dat ontstaat met de Atlas Westelijke Tuinsteden is gelaagd. De groepen die in de Atlas onderscheiden worden, gebruiken en waarderen Nieuw-West op veel verschillende manieren. Nio onderscheid drie groepen in Nieuw-West. Eén groep is te omschrijven als ‘oorspronkelijke stedelingen’. Het zijn de families die in de jaren vijftig als eerste bewoners in de Westelijke Tuinsteden kwamen wonen. Deze groep is aan het krimpen, waardoor hun voorzieningen ook afnemen. De ervaringen van deze groep bepalen voor een groot deel de reputatie van de wijk. De mensen voelen zich er minder thuis omdat steeds meer verdwijnt. De ruimtelijke structuur waar ze ooit bewust voor hebben gekozen, bevalt hen wel nog steeds. De bewoners met een migrantenachtergrond zijn te omschrijven als tweede groep. Deze groep is in etnisch en sociaal-economisch opzicht wel heel divers. Omdat deze groep toeneemt, is zij verantwoordelijk voor een enorme vitaliteit in Nieuw-West. De groep voelt zich betrokken bij het stadsdeel en vindt de ruimte prettig. Ze hoeven niet binnen de ring te wonen en zijn erg inventief met bestaande voorzieningen. Zo doet een tuincentrum ook prima dienst als trouwlocatie. De Turkse en Marokkaanse cultuur brengt soms ook echt nieuwe centra naar Nieuw-West, zoals supermarkt Tanger. Dit soort centra trekken niet alleen mensen aan uit NieuwWest, maar zijn ook aantrekkelijk voor andere Amsterdammers en mensen uit de regio, zoals Almeerders. De derde groep die in de Westelijke Tuinsteden woont, kan omschreven worden als ‘nieuwe stedelingen’. Het zijn de (jonge) bewoners die vaak eerder binnen de ring woonden. Deze groep wordt volgens de onderzoeker wel eens vertroeteld. Hun mening is erg belangrijk, maar volgens Nio zijn de nieuwe stedelingen ook “een beetje klagers”. Hoewel ze nog erg gefocust zijn op de binnenstad voor voorzieningen, komen ook voor deze groep langzamerhand meer voorzieningen binnen de Westelijke Tuinsteden. Denk bijvoorbeeld aan boekhandels en aan de ‘broedplaatsen’. Dit soort plekken zijn ontzettend belangrijk voor de reputatie van het stadsdeel. Een andere bevinding uit de Atlas is dat ook per plek de reputatie sterk kan verschillen. Nieuw-West bestaat uit meerdere buurten, waardoor er in feite geen sprake is van één reputatie. Het oostelijke deel van de Westelijke Tuinsteden heeft vanwege de ligging bij de ring bijvoorbeeld een beter imago. Pleinen hebben ook eigen reputaties, die soms erg per tijdstip verschillen. Zo functioneert een plein overdag als een prettige ontmoetingsplek, maar zijn ’s avonds de winkels dicht en kan het lege plein als saai of onveilig worden ervaren. Ditzelfde geldt voor straten. Elke straat kan een andere reputatie hebben, wat vaak nauw samenhangt met aanwezigheid van populaire cafés of winkels. De reputaties van plekken zijn vooral bekend bij bewoners en veel minder bij buitenstaanders. Volgens Nio is een slechte reputatie overigens niet één op één te verbinden met naoorlogse Pagina 5 van 5
architectuur en stedenbouw. De kwaliteit van de gebouwde omgeving en het groen spelen een rol in de beeldvorming, maar zijn niet allesbepalend. De ligging of het percentage koopwoningen speelt bijvoorbeeld ook een rol, zo is op te maken uit het betere imago van de naoorlogse buurt Buitenveldert, in het zuiden van Amsterdam. Het onderzoek laat zien dat oog voor andere vormen van stedelijkheid bijdraagt aan een duidelijkere beeldvorming van de naoorlogse wijk. Hiermee is de Atlas Westelijke Tuinsteden in feite een correctie van het negatieve stigmatiserende beeld van Nieuw-West.
Een museum als verbindende kracht Noud de Vreeze, voorzitter bestuur Van Eesterenmuseum Het Van Eesterenmuseum is door andere sprekers al een aantal keer genoemd als positieve bijdrage aan de reputatie van Nieuw-West. Het museum is vernoemd naar architect en stedenbouwkundige Cornelis Van Eesteren (1897 - 1988), die van 1929 tot 1959 als hoofd Stadsontwikkeling bij de gemeente Amsterdam onder meer werkte aan het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP). De Westelijke Tuinsteden zijn als onderdeel van het AUP wereldberoemd en een populair studieonderwerp binnen de stedelijke en sociologische wetenschappen. Inmiddels is het gebied aangewezen als één van de dertig wederopbouwgebieden van nationaal belang en ontstaat er ook bij een breder publiek belangstelling. Het Van Eesterenmuseum dat in 2010 is opgericht, wil de publieke belangstelling nog meer vergroten. Niet enkel Cornelis van Eesteren staat centraal, maar de historie van het hele gebied. Om deze reden heeft het Van Eesterenmuseum behalve een ‘binnenmuseum’ ook een ‘buitenmuseum’; het beschermd stadsgezicht in Slotermeer is in feite een tentoonstelling in de openbare ruimte. Sinds oktober 2012 heeft het van Eesterenmuseum ook een museumwoning, compleet ingericht volgens de idealen van de jaren vijftig. Het museum wil echter niet alleen achteruit kijken naar de geschiedenis van de buurt. Ook vooruit kijken, meedenken en bijdragen aan de toekomst van de buurt behoort tot de missie van het museum. Door middel van activiteiten en debatten (‘Van Eesterengesprekken’) brengt het museum mensen en ideeën over de buurt samen. Omdat het volgens De Vreeze “uiteindelijk gaat het om de mensen die er wonen”, zoekt het Van Eesterenmuseum naar manieren om, behalve politiek en professionals, ook bewoners te betrekken. Dit geldt ook voor de allochtone buurtbewoners, die weliswaar een heel andere ‘geschiedenislaag’ vertegenwoordigen, maar de liefde voor de buurt delen. Het Van Eesterenmuseum zelf blijft ook niet stil zitten en blijft toekomstplannen ontwikkelen. Omdat woningcorporatie Stadgenoot plannen
Pagina 6 van 6
heeft om een klein paviljoen aan de Sloterplas te bouwen, wordt nu onderzocht of het Van Eesterenmuseum een dependance in dit gebouw zou kunnen openen, eventueel samen met andere (culturele) partijen. Het zou een mooie plek zijn om de zichtbaarheid van het Van Eesterenmuseum te vergroten in Nieuw-West. Voor andere gemeenten of wijken die met een museum een bijdrage willen leveren aan positieve beeldvorming, noemt De Vreeze een aantal succesfactoren: Het initiatief moet gedragen worden door bewoners. Dit is niet alleen nodig voor algemeen draagvlak, maar ook omdat musea vaak afhankelijk zijn van vrijwilligers. Het Van Eesterenmuseum wordt bijvoorbeeld draaiende gehouden door een groep van ongeveer zestig vrijwilligers. Een goede directeur is daarnaast een succesfactor, al kan het erg lastig zijn er één te vinden. Bestuurlijke steun is nodig, op elke manier, maar daarbij is geld natuurlijk ook een vereiste. Bij het streven naar een platformfunctie is neutraliteit bovendien erg relevant. Dit moet echter steeds uitgelegd worden aan participerende partijen, omdat het gezien kan worden als ‘heulen met de vijand’. Het museum moet daarnaast creatief zijn in zichtbaarheid. Uit de presentaties van de overige sprekers blijkt dat het Van Eesterenmuseum hier zelf goed in slaagt.
Het uitlichten van bestaande kwaliteiten Iris Dik, curator Nieuw-West Open De culturele diversiteit, de combinatie van groen en stedelijkheid, de pioniersgeest bij alle bewonersgroepen en de ruimte voor experiment, ziet Dik als positieve eigenschappen van Nieuw-West. Na eerdere projecten in Nieuw-West, werkt Dik momenteel als curator aan Nieuw-West Open; een feest ter gelegenheid van het zestig jaar bestaan van Amsterdam Nieuw-West. Het Amsterdams Fonds voor de Kunst, Stadsdeel Nieuw-West en de zes woningcorporaties financieren het project. Steun vindt ook in natura plaats. Zo krijgt Nieuw-West Open gedurende de zestig weken beschikking over pagina’s in de stadsdeelkrant. Nieuw-West Open is te omschrijven als een serie reizende festiviteiten langs een uitgestippelde route, maar zonder vastgesteld programma. Omdat er geen grote organisatie achter Nieuw-West Open zit en er weinig budget is, is besloten bestaande kwaliteiten in de schijnwerpers te zetten. Vanwege de grote oppervlakte van Nieuw-West is bovendien gekozen de tijd te nemen voor de festiviteiten. In 60 weken wordt het 60-jarig bestaan gevierd en per maand wordt een nieuw gebied bezocht. In september 2012 is de ‘reis’ begonnen in Osdorp. Op dit moment is Nieuw-West Open in het vijfde gebied en daarmee op een derde van de reis. Een vast element van Nieuw-West Open is het reizende informatiepunt, met geel terras als blikvanger. Met lokale ‘hotspots’ worden Pagina 7 van 7
verder samenwerkingen gezocht. Zo zijn er rondleidingen langs kunst in de openbare ruimte georganiseerd en hebben hoogbouwexcursies, culinaire proefroutes, kinderworkshops en fototentoonstellingen plaatsgevonden. De activiteiten trekken veel mensen aan. Hierbij is betrokkenheid van bewoners belangrijk. “Bewoners met een hart voor Nieuw-West werken als het ware als een magneet”, constateert Dik. Nieuw-West Open richt zich niet specifiek op één doelgroep, maar wil een breed publiek aanspreken. De organisatie lijkt hierin te slagen. De hoogbouwexcursie Osdorp trok bijvoorbeeld een gevarieerde groep van bewoners, kunstenaars en professionals. Voor Nieuw-West Open was het erg belangrijk het stadsdeel op te delen in vijftien kleinere gebieden. Deze buurten hebben, zoals ook Nio in zijn lezing beschreef, hun eigen identiteit en binding met Nieuw-West. Vele bewoners bewegen alleen in hun eigen woonbuurt (een enkeling verdwaalde zelfs op weg naar een activiteit van Nieuw-West Open), waardoor de verdeling ook bijdroeg in het over de streep trekken van bezoekers. Nieuw-West Open is tevens voor de verschillende bewonersgroepen een mooie gelegenheid gebleken, eens over de veranderingen te praten. Men leert behalve het gebied dus ook elkaar beter kennen.
Pagina 8 van 8
Na de lezingen en de lunch, waren er twee workshoprondes. Deelnemers konden kiezen uit vijf workshops. Jouke van de Werf en Herman Groeneveld lichtten in de workshop ‘Juridisch instrumentarium’ aan de hand van respectievelijk de naoorlogse uitbreidingswijken Buitenveldert en Kerschoten toe, hoe je het bestemmingsplan zou kunnen inzetten om cultuurhistorische waarden te borgen. Pieterjan van Agtmaal besprak in de workshop ‘Stedelijke Vernieuwing Amsterdam Nieuw-West’ een aantal dilemma’s in de buurtaanpak van Nieuw-West. Riny Sprengers van woningcorporatie Stadgenoot bracht de rol van de woningcorporatie in beeld en Anja Boon behandelde in de workshop ‘Zelfbouw en kluswoningen’ de aanpak bij een aantal zelfbouwopgaven in Nieuw-West. De laatste workshop was een bezoek aan de museumwoning van het Van Eesterenmuseum. In dit verslag zijn de workshop ‘Stedelijke vernieuwing in Amsterdam Nieuw-West’ en het bezoek aan de museumwoning van het Van Eesterenmuseum uitgelicht.
Workshop ‘Stedelijke vernieuwing Amsterdam Nieuw-West’ Onder leiding van Pieterjan van Agtmaal, stedenbouwkundige en projectleider cultuurhistorie Amsterdam Nieuw-West
Binnen het team stedenbouwkundigen bestaan uiteenlopende meningen over Nieuw-West. Zoals waarschijnlijk in het algemeen is te stellen over naoorlogse bouw, keert het beeld zich volgens Van Agtmaal ten positieve. En ben je eenmaal om, dan blijft de liefde voor Nieuw-West volgens hem: “De liefde voor NieuwWest is meestal geen liefde op het eerste gezicht. Het moet groeien, maar gaat daarna niet meer weg.” Voor stadsdeel Nieuw-West werkt Van Agtmaal aan de Nota Cultuurhistorie, waar hoogwaardige architectonische objecten en stedenbouwkundige structuren in het stadsdeel in kaart worden gebracht. Over een maand is er een inspraakmoment en naar verwachting wordt de nota in juni in de raad behandeld. De cultuurhistorie in Nieuw-West moet met deze nota beschermd worden, zonder bij vernieuwingen de boel stedenbouwkundig op slot te zetten. Toch verwacht Van Agtmaal met vernieuwingen voor dilemma’s te komen staan. Tijdens de workshop besprak hij een aantal voor Nieuw-West kenmerkende cultuurhistorische structuren en objecten, waar stedenbouwkundigen vaak kritisch tegenover staan. De workshopdeelnemers werden gevraagd hun meningen over de veronderstelde dilemma’s te delen. Zo werden
Pagina 9 van 9
onder andere de verhoogde wegen besproken, de asymmetrische straten en de open verkaveling. Hoewel de deelnemers veel van de vooroordelen over de cultuurhistorie herkenden, boden hun antwoorden ook ruimte voor veel nuancering. Als richtlijn voor omgaan met naoorlogs groen, verwees Van Agtmaal naar de publicatie De Groene Kracht van Ytjes Feddes. De waarde van het groen in de Westelijke Tuinsteden wordt in dit boek helder in beeld gebracht en vertaald in potentie bij vernieuwingen. In de naoorlogse wijken is het groen in feite een hiërarchische aaneenschakeling. De groene hoven lopen vanuit de stedelijkheid via steeds grotere groene ruimten over tot in het open landschap buiten de stad. Een dergelijke hiërarchie is ook te constateren in de inrichting van water, wegen en bebouwing in Nieuw-West. In theorie is dit systeem in heel Nieuw-West aanwezig, maar in de praktijk is het niet overal (correct) uitgevoerd. Met de Nota Cultuurhistorie, moet deze samenhang weer terug komen.
Bezoek aan de museumwoning Van Eesterenmuseum Onder leiding van medewerkers van het Van Eesterenmuseum De Freek Oxstraat heeft een nieuwe buurtbewoner. Sinds oktober 2012 biedt de woning met huisnummer 27, geen onderdak aan een persoon, maar aan een heuse museumwoning. De woning is compleet ingericht naar de idealen uit de jaren vijftig van Goed Wonen, een stichting die zich met de smaakopvoeding van bewoners bezighield. De museumwoning is onderdeel van het Van Eesterenmuseum, dat in het beschermde stadsgezicht Slotermeer de ontstaansgeschiedenis van de Westelijke Tuinsteden vertelt. Vanaf het Nova College, waar de lezingen en overige workshops plaatsvonden, werd te voet vertrokken naar de museumwoning. Op de route werd kort stilgestaan bij de opzet van Slotermeer. De gedachte achter de naoorlogse wijk kwam aan bod terwijl de groep langs duplexwoningen, kerken, scholen, monumentale wandkunst en een aantal uitzonderlijke villa’s liep. Aangekomen bij de museumwoning, werden eerst de ‘oversloffen’ over de schoenen aangetrokken, voordat de woning betreden mocht worden. De compleet doorgevoerde jaren vijftig inrichting riep bij veelbezoekers herinneringen op. In plaats van een uitgebreide uitleg over het gedachtegoed van Goed Wonen die normaal gegeven wordt, vertelden de museummedewerkers in dit spoedbezoek van ongeveer een half uur over de totstandkoming van de museumwoning. De woning is door woningcorporatie De Alliantie beschikbaar gesteld en de tot in details kloppende inrichting is te danken aan de samenwerking met conservatoren van het Amsterdam Museum en Bureau TiMe. Zij hebben geholpen bij het opstellen van een ‘verlanglijst’ voor de inboedel.
Pagina 10 van 10
Door deze lijst onder buurtbewoners en via social media te verspreiden, kon op twee inzamelmiddagen door middel van giften een groot deel van de inrichting bij elkaar worden gebracht. De museumwoning geeft een prachtig tijdsbeeld, waarmee niet alleen een geschiedenisverhaal meer zichtbaar wordt, maar waarmee ook gevoelens van trots bij buurtbewoners worden losgemaakt.
Pagina 11 van 11