PERSDOSSIER Boek ‘Zero Dope’ van Frank Van de Winkel Inhoudstafel 1. Technische gegevens boek en prijs 2. Contactgegevens uitgeverij en digitale cover 3. Contactgegevens auteur 4. Korte inhoud boek (achterflap) 5. Wie komt er aan het woord in Zero dope? 6. Bio auteur Frank Van de Winkel 7. Interview met de auteur in twaalf vragen 8. Belangrijke quotes van de geïnterviewden in het boek 9. Enkele quotes van de auteur
1. Technische gegevens en prijs Zero dope. De eeuwige dopingstrijd in het topwielrennen. Frank Van de Winkel, Uitgeverij Lannoo, Roeselare, 19,99 euro. In de winkel vanaf 10 augustus 2011. ISBN 9789020996111. 2. Contactgevens uitgeverij en digitale cover Meer info over het boek bij Uitgeverij Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Roeselare. Tel. 0032 (0)51.42.42.11. Persverantwoordelijke is Mieke Deprez en uitgever Johan Ghyssels.
3. Contactgegevens auteur Frank Van de Winkel: gsm 0032.476.27.10.30, geen vast nummer en frank.vandewinkelÅDhotmail.com P.S: Gezien het delicate onderwerp vraagt de auteur met aandrang dat hij uw interview met hem vóór publicatie kan nalezen en eventueel corrigeren waar nodig. Dank voor uw begrip.
4. Korte inhoud Zero dope (tekst achterflap) Hoe is toprenner Marco Pantani veranderd van een volksheld in een cocaïneslaafje, tot de dood erop volgde? Hoe is Frank Vandenbroucke van een uitzonderlijk verstandig toptalent afgegleden naar een apothekersklant die ook al in een hotelkamer om het leven kwam? Naast een ondoelmatige dopingbestrijding is één van de antwoorden een nieuw tovermiddel: epo. Door epo kwam de sport in een duivelse spiraal terecht. Wetenschappers en dokters speelden daarbij een bedenkelijke rol. Denk aan Michele Ferrari. Hij adviseerde Lance Armstrong, die zeven keer de Ronde van Frankrijk won. Een record, maar deed de Amerikaan het zuiver? Wat gezegd over de zeven miljoen dollar die één van Armstrongs stichtingen kreeg van een brillenbedrijf? Is het toeval dat bij dat bedrijf een kroongetuige werkt(e) die in processen verklaarde dat ze de renner nooit over dopinggebruik had horen praten? En voor het eerst geeft de wereldwielerbond UCI officieel toe dat Armstrong in de Ronde van Frankrijk van 1999 wel degelijk in de fout is gegaan. Sportjournalist Frank Van de Winkel ploos de belangrijkste dopingcontroverses van de laatste twintig jaar uit: de zaak-Festina, het mysterie-Armstrong, universitaire doping voor Jan Ullrich en de operatie-Puerto. Het relaas is kritisch en tegelijk genuanceerd. Nooit eerder las u in een boek het getuigenis van zoveel betrokkenen. De auteur sprak met meer dan twintig insiders uit binnen- en buitenland: vooral renners en ex-renners maar ook ploegleiders, een verzorger, epoproducent, dokter, psycholoog, advocaat en directeur van een dopinglab. Aan het woord komen onder meer Jacques Rogge, Frank Vandenbroucke, Johan Bruyneel, Eddy Merckx, Philippe Gaumont, Willy Voet en Werner Franke. Het resultaat is even spannend als de beste thriller. Topwielrennen is namelijk een rauw, nietsontziend drama op leven en dood om overwinningen, roem en bovenal de lokroep van het geld. 5. Wie komt er aan het woord in Zero dope? Door de auteur geïnterviewd: Topman UCI (naam en nationaliteit is geheim), Jef Brouwers (psycholoog), Johan Bruyneel (ploegleider-manager), Johan Capiot (ex-renner), Don Catlin (VS, voormalig hoofd IOC-lab Los Angeles), Christian De La Porte (woordvoerder JanssenCilag), Werner Franke (Dui, dopingexpert), José De Cauwer (wieleranalist), Philippe Gaumont (Fra, ex-renner), Jans Koerts (Ned, ex-renner), Johnny Maeschalck (sportadvocaat), Eddy Merckx (ex-renner), Filip Meirhaeghe (ex-mountainbiker), Gérard Porte (Fra, Tourdokter), Jacques Rogge (voorzitter IOC), Hans-Joachim Schäfer (Dui, voorzitter onderzoekscommissie universiteit Freiburg), Sylvia Schenk (Dui, ex-lid UCI), Frank Vandenbroucke (ex-renner), Peter Van Eenoo (hoofd IOC-lab Gent), Willy Voet (exverzorger), Marc Wauters (ex-renner). Getuigenissen op basis van geschreven bronnen zijn er van onder meer: Mike Anderson (VS, ex-werknemer van Armstrong), Lance Armstrong (VS, ex-renner), Pierre Ballester (Fra, journalist), Chris Carmichael (VS, ex-trainer Armstrong), Jef D’hont (ex-verzorger), Michele Ferrari (Ita, dokter), Walter Godefroot (ex-ploegleider/manager), Jörg Jaksche (Dui, exrenner), Christina Jonsson (Den, ex-vriendin Marco Pantani), Patrick Keil (Fra, exonderzoeksrechter), Paul Kimmage (Ier, ex-renner en auteur), Floyd Landis (VS, oud-renner), Greg en Kathy LeMond (VS, oud-renner en vrouw), Jesús Manzano (Spa, ex-renner), Emma
O’Reilly (Ier, oud-verzorgster), Marco Pantani (Ita, ex-renner), Matt Rendell (GBr, auteur), Bjarne Riis (Den, ex-renner), Jan Ullrich (Dui, ex-renner), Etienne Vermeersch (Bel, filosoof), Richard Virenque (Fra, ex-renner), David Walsh (GBr, journalist), Erik Zabel (Dui, ex-renner) 6. Biografie auteur Frank Van de Winkel (1967) is een Belgische zelfstandige sportjournalist uit Schepdaal (Dilbeek, Vlaams-Brabant). Hij is geboeid door thema's die wedstrijdverslaggeving overstijgen. Voorkeuronderwerpen zijn bijvoorbeeld sportpolitiek en ethiek in de sport (zoals doping), de sportieve emancipatie van achtergestelde groepen (vrouwen, ouderen, gehandicapte sporters) en wetenschappelijke, historische en psychologische aspecten van topsport en sportrecht. Hij is medewerker van Sporta Magazine, Zatopek Magazine en het Nederlandse maandblad Sport en Strategie. Eerder werkte hij voor het VRTonderzoeksprogramma Over de lijn, VRT-Teletekst Sport en voor de bladen De Morgen, Runner's World, Sport-Voetbalmagazine en Sport International. Van eind 2003 tot oktober 2009 was Frank Van de Winkel redacteur olympische sporten bij Het Nieuwsblad en de zusterkranten De Standaard en Het Volk. Hij versloeg ter plekke de Olympische Zomer- en Winterspelen, de Ronde van Frankrijk, de Ironman triatlon, de grandslamtornooien in Melbourne, Roland Garros en Wimbledon, de wereldkampioenschappen atletiek en topwedstrijden in onder meer hockey, judo, zeilen en zwemmen. Eerder verschenen van hem René Van Aeken. De sfinx (over omkoperij door voetbalclub Anderlecht, bij uitgeverij Van Halewyck) en Meneer duatlon. Benny Vansteelant (het levensverhaal van de beste duatleet aller tijden, bij Borgerhoff & Lamberigts). Van de Winkel bereidt intussen zijn vierde boek voor. 7. Interview: dertien vragen voor de auteur ‘Ik ben geschrokken van het aandeel slaapmiddelen en antidepressiva’ 1. Waarom de titel ‘Zero dope’? ‘De titel ‘Zero dope’ is bedacht door mijn uitgever bij Lannoo, Johan Ghysels. Hij vat samen waarover het gaat, en de titel is natuurlijk ook programmatorisch: geen doping a.u.b. Dat is mijn uitgangspunt - en dat van de meeste wielerliefhebbers, denk ik. Mensen worden het beu dat renners geen trainer hebben maar wel een ‘dokter’ en dat we eeuwig en altijd twijfelen of een prestatie wel zuiver is geleverd. Ik ben vierkant tegen doping en daarbij nogal een hardliner: voor mij moet doping binnen de grenzen van de rechten van de mens met alle mogelijke middelen bestreden worden. Doping kan de gezondheid namelijk op de korte of lange termijn schaden, is oneerlijk, onethisch, concurrentievervalsend, een slecht voorbeeld voor de jeugd en het ondermijnt op termijn de bestaansreden van topsport. Bovendien moet een renner het recht hebben om in arbeidsvriendelijke omstandigheden zijn beroep te kunnen uitoefenen. Doping is daarbij uit den boze. De wereldwielerbond UCI maar zeker het Internationaal Olympisch Comité (IOC) vind ik trouwens te weinig ambitie hebben. Zij willen het probleem onder controle houden, maar
hebben niet de ambitie om doping echt de wereld uit te helpen. Dat is nefast, want zo blijft het bij kurieren am Symptom. Terwijl in sporten als wielrennen en atletiek doping zo’n kanker is geworden dat de dopingstrijd net veel beter en veel harder gevoerd moet worden. Daarom doe ik ook een aantal voorstellen, zoals de invoering van belastingspunten: elke renner mag per jaar een maximaal aantal punten halen. Hoe zwaarder de moeilijkheidsgraad en omstandigheden van wedstrijden, hoe meer belastingspunten een renner verzamelt. En minstens even belangrijk is dat de drie groten Ronden (Frankrijk, Italië en Spanje) minder lang en minder zwaar worden. Dat is echt essentieel, want de dopingmaatregelen op zich zijn redelijk goed. Ik denk aan het bloedpaspoort en een verstandige verdeling van controles rond wedstrijden en onaangekondigde dopingcontroles in trainingsperioden.’ 2. Waarom dit boek? ‘Om door de bomen eindelijk het bos nog eens te kunnen zien. Ik wilde het allereerste gedetailleerde internationale overzicht van het dopingprobleem in het wielrennen sinds het begin van de jaren negentig maken. En tegelijk het probleem zo goed mogelijk analyseren. Dus niet alleen de feiten zo volledig mogelijk beschrijven in een soort robotfoto van het wielrennen, maar die ook vanuit mijn journalistieke perspectief beoordelen. Om welke doping gaat het? Wie nam wat en hoeveel? Wat waren de overeenkomsten en wat waren de verschillen? Waarom zijn slaapmiddelen en antidepressiva ineens zo populair geworden en wat zijn daar de gevolgen van op de fysieke en mentale toestand? Hoe is het dopinggebruik geëvolueerd door de tijd en hoe is het internationaal verspreid? Daarbij valt trouwens de rol van wetenschappers en dokters op, al dan niet verbonden aan universiteiten, wat je meer en meer ziet. Mensen zoals Francesco Conconi, Michele Ferrari en Eufemiano Fuentes hebben dikwijls een verschrikkelijke rol gespeeld. Dikwijls werden ze dan nog eens geholpen door de wetgeving in hun land die hun doen en laten zogoed als straffeloos maakte. Hoewel ook dat weer te maken had met een falend gerecht, dat hen had kunnen vervolgen wegens de wet op de volksgezondheid. Nog erger is dat je ziet dat Ferrari en Fuentes dit jaar opnieuw in aanraking gekomen zijn met het gerecht, en dus mogelijk blijven recidiveren. Vergeet niet dat het om dokters gaat, verstandige mensen dus. Soms helpen ze renners aan doping waarvan ze de gevolgen op de lange termijn niet kunnen inschatten omdat er nog geen wetenschappelijke studies bestaan. Ik begrijp dat niet. Dat is toch crimineel?’ ‘Wat ik ook geprobeerd heb is zoveel mogelijk partijen aan het woord te laten. Kijk, wat tot nu verschenen is, is dikwijls een interessant getuigenis van bijvoorbeeld een renner zoals Philippe Gaumont, een verzorger zoals Willy Voet of een journalist over een bepaalde zaak. Bijna altijd is het boeiend maar nogal eenzijdig. Een historisch overzicht waarbij verschillende bronnen aan bod komen vind je zelden of nooit, laat staat dat het objectief en diepgaand is of vernieuwende inzichten biedt. Men wil of durft soms ook niet tot de kern van de zaak te komen omdat men geen visie of inzicht heeft, vaak ook uit regelrechte lafheid, omdat men zich zo de woede van het milieu op de hals haalt.’ 3. Welke dopingzaken komen aan bod in Zero dope? ‘Om zo relevant mogelijk te zijn heb ik me afgevraagd wat de vier belangrijkste dopingcontroverses sinds de jaren negentig waren. Die heb ik dan systematisch besproken.
Het gaat om de zaak-Festina, met voorafgaand de opkomst van epo en daarbij een kritische bespreking van het boek van Festina-dokter Eric Rijckaert. Ten tweede de universitaire doping in de ploegen van Jan Ullrich, Telekom en T-Mobile. Ten derde: het mysterieArmstrong en als afsluiter de zaak-Puerto. Een leidraad, hoewel niet de belangrijkste, daarbij waren een aantal boeken. De werken van de voormalige verzorgers Willy Voet en Jef D’hont blijven klassiekers over doping door hun onthullingen die tot op de dag van vandaag grotendeels waarheidsgetrouw lijken. Ook Rough Guide, het boek van ex-renner en sportjournalist Paul Kimmage is echt niet te missen omdat dit het klimaat schetst waarin doping kan gedijen in het peloton. Als dopinggetuigenis van een ex-renner is Philippe Gaumonts boek verplichte lectuur. Ik denk ook aan dopingverhalen in Der Spiegel, zoals dat van Jörg Jaksche, en Jesús Manzano’s bekentenis in de Spaanse krant As die de aanzet was voor operatie-Puerto.’ 4. Uw uitgever wilde een kaleidoscopisch portret waarbij alle mogelijke betrokkenen aan het woord kwamen. Is het dat ook geworden? ‘Ja. Om te beginnen heb ikzelf door de jaren heen met meer dan twintig mensen uit een vijftal landen en uit vele sectoren in het wielrennen diepgaand gesproken – naast honderden korte gesprekken. Die verscheidenheid leek me enorm belangrijk omdat je zo een vollediger en genuanceerder zicht krijgt. Natuurlijk ging het vooral om renners zelf: zij zijn de belangrijkste betrokkenen. Maar er komen veel meer mensen aan bod: een ploegleider-manager, de voorzitter van het IOC, een topman van de UCI, een oud-bondscoach, twee vrouwen met name de vrouw van een renner en een verzorger die geïnterviewd zijn door mijn vriendin die toentertijd als journaliste werkte, een epoproducent, de Tour-dokter, het hoofd van een IOClab, een dopingexpert-wetenschapper die inzage heeft in de zaak-Puerto en een sportadvocaat. Ook komt er een filosoof aan het woord. Zo verkrijg je toch redelijk wat invalshoeken en meningen.’ 5. U hebt met een aantal mensen gepraat, maar vele interviews zijn al eerder verschenen. Is dat niet een beetje zwak? ‘In bijna twintig jaar sportjournalistiek heb ik voor verschillende opdrachtgevers zoals kranten en magazines interviews gemaakt over doping, onder meer toen ik in dienst was van Het Nieuwsblad en in de Ronde van Frankrijk van 2004 ter plaatse reportages maakte. Een aantal gesprekken kwam uitstekend van pas in Zero dope, zeker ook omdat ze de tijdgeest telkens weerspiegelen en inzicht geven hoe doping en de dopingaanpak geëvolueerd zijn. Interviews zijn minder gebruikelijk in boeken, zeker in de vorm van vraag en antwoord, maar hier zijn ze zeer relevant en vergemakkelijken ze ook het lezen door hun hoge tiktakgehalte: korte vragen, korte antwoorden. Tenslotte vraag ik van de lezer een grote inspanning: doping is al geen makkelijk thema wegens veel moeilijke woorden en nogal ingewikkeld, en 360 pagina’s is ook geen hapklare brok. Een interview op tijd en stond helpt de vertering. En de mensen om wie het gaat aan het woord laten lijkt me ook nog altijd een basisregel van het vak. Het is gemakkelijk vanachter een bureautje over mensen te schrijven maar dikwijls is het beter om ze zelf ook aan het woord te laten. Je moet veldwerk doen, weten wat leeft.’
‘Natuurlijk zijn die oudere interviews voor een deel recyclage, maar dan wel relevante recyclage en geen bladvulling. Ze voegen iets toe. Denk onder meer aan het toch wel vrij hallucinante interview met Johan Capiot, die nauwelijks een jaar na de Festina-Tour zegde dat hij met de rug tegen de muur stond en tussen de regels liet verstaan dat hij ‘moest’ meedoen met dopinggebruik om zijn boterham te verdienen. Of Marc Wauters, die een enkelband voor renners een goede anti-dopingmaatregel vindt en met de daver op het lijf zat toen hij met ‘doping’ in de koelkast zat omdat zijn zoontje dat product om medische redenen moest nemen. Of Filip Meirhaeghe, die begrijpt dat betrapte renners zelfmoord plegen. Of Sylvie Voet, de vrouw van ex-verzorger Willy, die zegt dat ze twee keer deelnam aan een feestje met pot belge. Of José De Cauwer, die duidelijk maakt in welke slechte omstandigheden renners vroeger hun beroep moesten uitoefenen. Of Eddy Merckx, die toegeeft dat zijn zoon Axel beter niet was langsgegaan bij Michele Ferrari. Of Peter Van Eenoo, die zegt dat de boswachters, met name de dopinglabs, de stropers, met name de renners, nu soms al staan op te wachten in plaats van hen altijd achterna te hollen. En neem ook Antje Bakker, de vriendin van Marc Lotz, die vindt dat renners eigenlijk een herenleven hebben en die uitlegde hoe een positieve dopingplas ook een invloed kan hebben op een relatie. Wat ook Sylvie Voet overigens zegt. Want renners zijn ook papa, de man van hun vrouw, familielid en vriend.’ ‘Je merkt dat dit soort diepgravende interviews ook na vijf of tien jaar nog altijd niets van hun waarde verloren hebben. En nogmaals, we leven in een mediacultuur waarin we alsmaar op zoek moeten gaan naar primeurs, naar nieuwe anekdotes, naar het zoveelste interview-omhet- interview met deze of gene, zeker in de sportjournalistiek. Ik zeg: stop daarmee! Neem afstand, ga terug in de tijd, wandel figuurlijk naar een berg, klim naar boven en bekijk het op de top eens allemaal rustig, en liefst vanuit de vier windrichtingen voor een zo volledig beeld, dat leven onder je. Bekijk het eens vanuit helikopterperspectief. Zet alles eens op een rijtje, zoek oorzaak, gevolg, tendensen, denk na. Vat samen en analyseer. Zo krijg je pas inzicht.’ 6. Geregeld bevat uw boek een opmerking van de wereldwielerbond UCI, waaruit dikwijls een zekere onvrede te merken is met uw stellingen. Jammer dat u niet onthult wie uw bron is en dat u die persoon anoniem opvoert. ‘Ik geef u honderd procent gelijk maar het is niet anders. Kijk, ik heb open kaart gespeeld met de UCI. Ze hebben het hele boek van a tot z mogen nalezen vóór publicatie en dat ook gedaan. Daar stonden ze wellicht even van te kijken, want het was bij mijn weten een van de eerste keren of zelfs de allereerste keer dat ze daarom gevraagd zijn. En dat is duidelijk gewaardeerd: hun opmerkingen waren van uitstekende kwaliteit, en dus heb ik ze maar al te graag opgenomen. Het boek is er juister en evenwichtiger door geworden. Nochtans is de UCI wel degelijk ontgoocheld in Zero dope, wellicht ook om de soms zeer kritische toon ten opzichte van de organisatie, zeker als ik de vraag stel of ze een gedoogbeleid voerden, zoals met de invoering van de hematocriettest in 1997 om het epogebruik onder controle te brengen. In de oorspronkelijke versie van dit boek had ik het over een laks dopingbeleid van de UCI tot op de dag van vandaag, maar dat heb ik onder invloed van hun opmerkingen teruggeschroefd. Je moet altijd eerlijk blijven, en als er voldoende argumenten blijken te zijn om je mening te herzien, dan doe je dat. Niets is ook makkelijker dan met een bazooka te schieten, zeker op een grote organisatie. Wat nu ook weer niet betekent dat de UCI me rustig heeft kunnen
inpakken: ik vind en schrijf wel degelijk dat ze begin de jaren negentig veel te lang getalmd heeft om een oplossing te vinden toen de epokanker opdook. Zeker voorzitter Hein Verbruggen, die het probleem minimaliseerde tot het te belachelijk voor woorden was geworden. Ook het verhaal van de schenkingen door Lance Armstrong, en de verschillende versies ervan die topmannen van de UCI erover verspreidden, blijft vragen oproepen. En dan druk ik me beleefd uit. Op termijn mag de bestraffing van dopingzaken trouwens niet langer de taak zijn van een sportbond. Die is namelijk rechter en partij: ze moet tegelijk haar sport promoten en hun sporters straffen die doping namen. Dat botst. Dat doen ze ook liever niet, waardoor er misbruiken en een gedoogbeleid kunnen ontstaan. Sportbonden mogen niet langer rechter en partij zijn. Dat soort belangrijke systeemfouten moet eruit.’ ‘Ik heb de UCI om medewerking gevraagd op 28 februari 2011, laten we zeggen goed één maand voor mijn inleverdatum. Dat vond men veel te laat. Te vroeg was het niet, dat geef ik toe, maar ik dacht dat zo’n grote organisatie flexibel was en heel snel kon inspelen op vragen, zeker als ze voor een ernstig boek bestemd waren. De inspanningen van de UCI inzake doping zouden ook veel te weinig aan bod komen; zo zou de ondertitel over de dopingstrijd te weinig tot zijn recht komen. Soit, iedereen verdedigt zijn winkel en ik ga niet beweren dat mijn werk perfect is, maar het was ook allerminst de bedoeling om er een wetenschappelijke studie van te maken met een opsomming van allerlei maatregelen. Bon. Ik vind het boek in alle geval veel beter en geloofwaardiger met de mening van de UCI erbij, die ik trouwens zoveel mogelijk onversneden heb weergegeven. En de afspraak met de topman van de UCI was nu eenmaal dat hij het wel wilde nalezen maar dat zijn identiteit geheim moest blijven. Wel, liever dat dan niets hé. Voor mij was de inhoud het belangrijkst, niet de persoon.’ 7. Wat is het nieuws in uw boek? ‘Het is maar wat je nieuws noemt. Het boek opent met de lotgevallen van Marco Pantani, Frank Vandenbroucke en José Maria Jimenez. Dat doe ik niet zomaar. Ik heb Pantani’s begrafenis bijgewoond in Cesenatico en daar dacht ik: het is toch te gek voor woorden dat gezonde jonge mannen moeten sterven wegens doping? Hoe kunnen we dat toelaten? Dit moet stoppen en daarom wilde ik het de lezers en wielerwereld nog eens inpeperen, in al mijn pretentie (lacht). Maar helpt het? Want ik ben geschrokken van de hoeveelheid slaapmiddelen en anti-depressiva die blijkbaar geslikt werden door sommige renners. Er werd door een aantal renners al redelijk wat doping genomen, en dan nog eens dit erbij. Het diende voor een deel om de effecten van andere doping op te vangen, maar de psychische gezondheid lijdt er natuurlijk verschrikkelijk onder. Philippe Gaumont zei dat hij al vanaf zijn eerste profjaar slaappillen nam: een jongeman van een jaar of eenentwintig! Je kunt het chronisch gebruik ervan min of meer vergelijken met de amfetamine-verslaafden van vroeger. Anti-depressiva, slaapmiddelen en pot belge, dat onder meer cocaïne en heroïne bevat, verminderen trouwens de drempel naar het pure gebruik van hard drugs zoals die cocaïne en heroïne. Is het bijvoorbeeld toeval dat Tom Boonen al meer dan eens cocaïne snoof? Ik weet het niet, maar het valt toch op omdat hij alles heeft om gelukkig te zijn: een job die hij graag en goed doet en waarvoor hij uitstekend betaald wordt en een gelukkig privé-leven, zo lijkt het toch.’
‘Pantani en José Maria Jimenez zijn overleden aan dit soort middelen. Bij Vandenbroucke heeft het minstens een rol gespeeld in zijn achteruitgang als renner en mogelijk ook bij zijn dood. Dat eind de jaren negentig epo als prestatiebevorderend middel en groeihormoon en testosteron als herstelmiddel bijzonder populair waren, staat zogoed als vast. In het volgende decennium ging het om microhoeveelheden van hoofdzakelijke dezelfde soort producten, aangevuld met bloedtransfusies. Dat het dopinggebruik in een aantal ploegen georganiseerd was, is intussen ook wel duidelijk: kijk maar naar het Duitse Telekom en Spaanse Kelme, om het maar bij die Spaanse ploeg te houden. En dan vergeet ik wellicht een aantal Italiaanse teams zoals Carrera en Gewiss. Laten we zeggen dat wellicht negentig procent van de ploegen in de praktijk minstens een gedoogbeleid voerden ten opzichte van hun renners. En in Italië en Spanje was het echt verschrikkelijk, en is er zowel in de toppolitiek als de topsportpolitiek weinig of niets ondernomen om het tij te keren. Integendeel: vaak is er afgeblokt wegens misplaatst nationalisme, zo lijkt het toch, of omdat men geen graten zag in dopinggebruik of geen zier gaf om de gezondheid van topsporters. Kijk naar de tegenwerking van dopingjager Sandro Donati of de rol van epoverspreider Francesco Conconi in Italië. Of de maatschappelijke aanvaarding van doping in Spanje. En dan heb je nog het IOC dat voor de komst van Jacques Rogge in 2001 allesbehalve een actief anti-dopingbeleid voerde. Kijk naar Conconi die zich bij de medische commissie van het IOC binnenlikte met een leugen en er geld loskreeg waarvan de vraag is wat hij ermee deed. Een ongelooflijke blaam voor het IOC meteen ook. De UCI krijgt dikwijls de zwarte piet toegeschoven, maar eigenlijk had het IOC als wereldregering van de topsport veel sneller en beter op de bal moeten spelen inzake doping en krachtdadig moeten coördineren. Het IOC had ook de middelen, de mankracht, het netwerk en bovenal de plicht om dat te doen. Al kun je dan weer terecht stellen dat de dopingcultuur in de belangrijkste olympische sporten verhoudingsgewijs nergens zo verspreid was als in het wielrennen, en die sport dus ook wel zelf zijn schoonmaak moest houden.’ 8. U pakt de overleden Festina-dokter Eric Rijckaert keihard aan. Dat is wel heel erg makkelijk met iemand die zich niet kan verdedigen. ‘Daar ben ik het hoegenaamd niet mee eens. Ik speel de bal en niet de man en vermeld ook wat Rijckaert goed gedaan heeft: hij heeft het dopinggebruik in zijn ploeg min of meer binnen de perken proberen te houden. Ik vermeld ook dat het mensonwaardig en zelfs schandalig is dat Rijckaert in de gevangenis niet adequaat verzorgd is voor zijn ziekte. Anderzijds moet je ook eerlijk zijn. Rijckaert is onder meer lang in de cel gebleven omdat hij de waarheid niet wilde vertellen. Rijckaert is in Gent ook veroordeeld voor zijn rol in een dopingzaak, maar over dat onderzoek vind je in zijn boek geen letter terug. Dat zijn feiten. Bovendien was Rijckaert wel degelijk dokter in een ploeg waar heel veel doping genomen werd. Hij was niet verplicht om die job, waarvoor hij zeer goed vergoed werd, waar te nemen. Als dokter was het zelfs een aanfluiting dat hij die job behield. De vraag is ook of hij geen schuldig verzuim pleegde door niet aan de bevoegde instanties te vermelden wat er allemaal gebeurde in het wielrennen. Tussen de regels geeft hij een en ander ook een beetje toe, trouwens. En je zult me nooit horen zeggen dat Rijckaert de ergste was als dokter, want dat was niet zo. Maar hij draaide wel degelijk mee in de dopingcarrousel. Hij was geen slachtoffer van het
dopinggebruik in het wielrennen hé. Hij werkte eraan mee. Hij hielp het dopingsysteem bestendigen.’ ‘Zoals u weet heeft Rijckaert na de zaak-Festina in een boek een recht van antwoord geschreven, zoals hij dat noemde. Hij verdedigt zijn waarheid en ontwikkelt een aantal argumenten. Ik wilde die testen op zijn waarheidsgehalte. Wel, toen ik die argumenten las, viel het me op dat ze eigenlijk stuk voor stuk relatief makkelijk te ontkrachten waren. Dat is ook logisch, want het is natuurlijk op geen enkele manier te verantwoorden dat ploegartsen meewerken aan verboden praktijken. Ik hoop dat mijn analyse en demasqué kan overtuigen en dat de Rijckaertachtige argumenten stilaan tot het verleden behoren. Neem nu het schijnargument dat renners geen doping mogen nemen en politici, studenten en kunstenaars wel. Mijn antwoord is duidelijk: voor die laatste beroepen bestaat er ten eerste geen lijst van verboden middelen. Dat is niet zomaar. En ten tweede verhoogt doping voor hen hun inhoudelijke beroepsbekwaamheid niet. Voor renners wel. Een renner gaat sneller rijden door epo, en dat is net zijn werk, snel rijden. Een student zal met een pilletje niet slimmer worden, hoogstens zal hij er wat langer of aandachtiger door kunnen studeren, maar dat is wat anders. Daarmee is voor mij de kous af wat dat soort pseudo-argumenten betreft. Eén van de klassiekers in een bepaald soort kringen is bijvoorbeeld de bewering ‘dat renners zich niet terdege kunnen verzorgen’. Men bedoelt daarmee dat renners doping moeten kunnen bij zware omstandigheden. Wel, laat de rennersvakbond dan staken tot de wedstrijden minder zwaar worden. Je moet de wereld niet op zijn kop zetten: je moet op de eerste plaats de oorzaken aanpakken, niet de gevolgen.’ 9. U kaart een aantal nieuwe feiten aan over Lance Armstrong. ‘Wel, zo blijkt de tweede schenking die Armstrong aan de UCI deed niet in 2005 te hebben plaatsgevonden maar in januari 2007. Dat heb ik op papier van de UCI, dat letterlijk zegt: ‘Het was de uitgesproken bedoeling van Armstrong een vrijwillige bijdrage te leveren voor de enorme kosten van de strijd tegen doping. Vandaag de dag dragen alle ploegen en renners bij in de kosten van de strijd tegen doping; anders lukt het niet meer. De cheque van vijfentwintigduizend dollar dateert van 5 mei 2002. De UCI gaf hem aan haar bank en het bedrag van de cheque werd gecrediteerd op de rekening van de UCI op 29 mei 2002 met valutadatum 25 mei 2002. De honderdduizend dollar werd betaald met een overschrijving en werd geboekt op de rekening van de UCI op 5 januari 2007.' Een zoveelste nieuwe versie van de feiten blijkbaar. De vraag is waarom. Ik heb er geen uitleg voor, en de UCI zegt dat haar voorzitter zich gewoon vergist heeft toen hij het over 2005 had. Goed, laten we dat tot bewijs van het tegendeel geloven. Maar het roept natuurlijk vragen op: zeker omdat men ons wil doen geloven dat een toprenner vrijwillig 125.000 dollar wegschonk aan de organisatie die hem moest controleren. Dan ben je rechter en partij, en alleen al daarom had de UCI dat geld natuurlijk moeten weigeren. Ik denk ook dat het geen schande is dat we ons afvragen of het geld toch niet om een andere reden is betaald, al is tot bewijs van het tegendeel de versie van de UCI en Armstrong natuurlijk de juiste. Floyd Landis en Tyler Hamilton, ex-ploegmaats van Armstrong, zeggen dan weer dan Armstrong in 2001 positief testte en vragen zich af of het geld diende als compensatie voor een doofpotoperatie. Dat klinkt spannend maar ze tonen
geen bewijzen en zijn zelf niet onbesproken: ze logen jarenlang over hun eigen dopinggebruik en Landis heeft al jaren een dispuut met de UCI.’ ‘Wat ik minstens even belangrijk vind, is dat de UCI, misschien wel voor het eerst, toegeeft dat Lance Armstrong in 1999 fouten gemaakt heeft in een zaak met corticosteroïden. Dat jaar werden in de Ronde van Frankrijk, die hij wat later zou winnen, sporen van dat product gevonden in een dopingstaal van hem. De UCI zegt in het boek letterlijk: ‘Het is wel zo dat Armstrong de medicatie niet bij de controle had vermeld zoals door het toenmalig dopingreglement vereist was. Het reglement bepaalde ook dat zulk verzuim niet kon goedgemaakt worden door achteraf een doktersattest voor te leggen.' En dan verklaart de UCI in mijn ogen iets vreemds. In plaats van te melden dat hij de regels dus overtreden had en gestraft moest worden, zegt de UCI-topman: 'Het gaat hier echter om bewijsregels. De basisregel is en blijft dat het gebruik van corticosteroïden in de hierboven vermelde vormen (in het boek) géén doping is als het gebeurde om medische redenen. Deze vermelding bij de controle en het doktersattest zijn middelen om te bewijzen dat de stof werd genomen voor medische doeleinden. Het reglement bepaalde ook dat het voorleggen van een doktersattest achteraf op zichzelf niet volstond als bewijs van het gebruik om therapeutische redenen indien het gebruik niet bij de controle was vermeld. Hoe strikt deze regels ook waren, zij impliceerden niet dat iemand automatisch schuldig was [cursivering FVdW] aan doping als hij de medicatie niet bij de controle vermeld had. Men kan het niet zover laten komen dat iemand zou veroordeeld worden voor doping indien uit andere elementen van de zaak blijkt dat er geen doping was. Men moet met alle bewijselementen rekening houden en zich niet beperken tot bepaalde vormregels indien dat zou leiden tot een resultaat waarvan men weet dat het onjuist is. Het ging dus wel degelijk om een uitwendig gebruik en zeker niet om een systematische toepassing. Het Franse ministerie van sport was het hiermee volkomen eens. De afhandeling van deze zaak was dus correct en niet strijdig met het reglement.' Ik citeer nu letterlijk de uitspraken van de UCI-bron in het boek. 10. U hebt nog ander nieuws dat u opvallend vindt in de zaak-Armstrong. ‘Ja, er rijzen al jaren vragen over de houding van Stephanie McIlvain. Zij werkt of werkte, dat is niet helemaal duidelijk, net als haar man bij Oakley, een zonnebrillenbedrijf. Oakley sponsorde Lance Armstrong als renner. Tijdens zijn herstel in het ziekenhuis in oktober 1996, na zijn kankeroperatie, zat McIlvain samen met enkele andere bekenden van Armstrong en Lance zelf in een ziekenhuiszaaltje toen een arts hem zou hebben gevraagd of hij ooit doping had genomen. Volgens Frankie en Betsy Andreu, die aanwezig waren, zou hij daarop een aantal dopingproducten hebben opgesomd. McIlvain meldde die vermelding in een telefoongesprek met oud-renner Greg LeMond, die haar gezegd had dat hij het gesprek niet opnam maar dat wel deed. Soit. McIlvain zei erbij dat ze heel ontgoocheld was in Armstrong. Wel, mevrouw McIlvain heeft in twee rechtszaken ontkend dat ze Armstrong heeft horen zeggen dat hij ooit doping had genomen. Wie de waarheid spreekt is niet duidelijk, maar zo op het eerste gezicht rijzen er vragen bij McIlvains verklaringen. Intussen heb ik ontdekt dat er buiten die sponsoringovereenkomst tussen Oakley en Armstrong een andere zakelijke band bestaat: voor elke aankoop bij Oakley stort dat bedrijf als bijdrage aan de kankerstrijd twintig dollar aan Livestrong, een organisatie die Armstrong heeft opgericht. Eind april 2011 had
Livestrong zo meer dan zeven miljoen dollar verzameld, bijna vijf miljoen euro. Dat heeft Livestrong me einde april gemaild. De samenwerking startte in 2007. Maar om nu te beweren dat er een relatie bestaat tussen deze zakelijke overeenkomst en de verklaringen van mevrouw McIlvain aan het gerecht… Daarover is er geen enkel bewijs laat staan een concrete aanwijzing. Dit is dus het laatste wat ik zou durven beweren. Maar ik denk wel dat het nuttig is dat iedereen die het gerechtelijke onderzoek naar Lance Armstrong in de VS over mogelijk dopinggebruik op de voet volgt, dit weet.’ 11. U citeert ook uitgebreid uit een rapport van een Duitse commissie. Die is opgericht door de universiteit Freiburg en moest de betrokkenheid van twee van hun artsen onderzoeken bij doping in de ploegen Telekom en T-Mobile-Team van Jan Ullrich. ‘Ik vermeld die informatie zeker ook omdat ze in het Nederlandstalige taalgebied niet of nauwelijks doorgedrongen was. Die commissie telde nauwelijks drie man, maar wel topspecialisten in hun domein: een rechter, een dopingexpert, en een farmacoloog. Ze ondervroeg tijdens 25 zittingen maar liefst 77 mensen, waaronder een twintigtal exwerknemers van de twee ploegen waarvan sprake. Ze documenteren op een schitterende manier het dopinggebruik bij Telekom en T-Mobile, echt met een onverzettelijke Gründlichkeit hoewel ze geen juridische status hadden: ze konden dus niemand verplichten om te getuigen, konden geen huiszoekingen of telefoontaps opzetten. Toch hebben ze heel wat bereikt. Ze geven een verschrikkelijke veeg uit de pan aan de twee artsen van de afdeling sportgeneeskunde van de universiteit die meegewerkt hebben aan dopinggebruik. De commissie haalt onder meer een bloedtransfusie aan bij renner Patrik Sinkewitz. Die verliep zodanig onprofessioneel dat hij levensgevaar liep, maar de arts liet hem gewoon met de auto vertrekken zonder hem medisch op te volgen. De commissie laakt ook het voormalige hoofd van de afdeling sportgeneeskunde van de universiteit Freiburg. En zelfs de ploegsponsors krijgen ervan langs: hen wordt nalatigheid verweten. Van de hoofdsponsor, T-Mobile, één van de grootste communicatiereuzen van Europa, was gezegd dat hun imago belangrijker was dan wat dan ook. Je moet maar durven. Die commissie heeft ook achterhaald dat er in het ziekenhuis patiënten met een fictieve naam werden ingeschreven: renners met name. Je ziet dat men heel ver is gegaan bij bepaalde dopingpraktijken.’ 12. Waarom krijgt Philippe Gaumont zoveel aandacht? ‘Omdat hij het typevoorbeeld is van een West-Europese renner bij wie het fout liep eind de jaren negentig. Het ging dus niet nagenoeg uitsluitend om Zuid-Europeanen die massaal slikten en prikten, en de Fransen waren lang geen maagden die per definitie in de traagste van het cyclisme à deux vitesses beland waren. Philippe Gaumont heeft met Prisonnier de dopage trouwens niet alleen zijn dopinggebruik genadeloos blootgelegd maar beschrijft ook de oorzaken en hoe en waarom het wielerwereldje soms zo op een maffiaclan lijkt. En dat was een andere doelstelling van dit boek: een goede zedenschets proberen samen te stellen van het wielermilieu. Wat mij heeft geraakt, is dat hij beweert dat er een zeer strikte pikorde bestaat. Een piepjong renner heeft soms de facto niet het recht om een topper aan te spreken. Hij zegt: ‘Bij de profs laat men je onmiddellijk begrijpen dat er een rangorde is die je moet respecteren. In het begin, om je in het gareel te houden, spreekt men je niet aan. Ze geven je voortdurend
de indruk dat je hen stoort.’ Kun je je dat voorstellen? Gaumont beweert zelfs dat zijn karakter daardoor veranderd is: dat hij stiller is geworden. Dat is toch nauwelijks te geloven. Is dat geen psychologische mishandeling, zelfs terreur?’ ‘Gaumont begon als prof al heel vroeg met doping, zelfs al met slaapmiddelen in zijn eerste jaar, en verdiende ook al heel vroeg heel veel geld. Die combinatie is dodelijk: jonge renners, en zeker zij die niet uit hogere sociale kringen voortkomen, gaan op geld af als vliegen op stroop. Ze doen er alles voor, ze zouden bij wijze van spreken hun moeder verkopen. En als de bal aan het rollen is gegaan, kun je niet meer stoppen. Toen hij dan weer eens op doping betrapt was, was hij uiteindelijk blij dat hij weer een normaal leven kon gaan leiden. Hij noemde zijn bekentenissen bij de onderzoeksrechter zelfs een vorm van therapie. Onwaarschijnlijk toch?’ En hij doet nog meer bekentenissen. Zo zou er bij Cofidis een dopingpot van dertigduizend euro per jaar hebben bestaan om tegenstanders om te kopen en werd hij gedoopt met doping. 'Het is de verplichte overgang om volledig te integreren in de wereld van de profrenners. Alles bij die rite doet denken aan de praktijken van de maffia,’ zegt hij. Gaumont beweert ook dat de beeldrechten voor elke Cofidisrenner in het zwart in Luxemburg betaald werden en legt ook de cijfers op tafel van het speciale premiestelsel dat bij Cofidis een tijd bestond. Eindigde een renner in de topvijftig van de wereldranglijst, dan kreeg hij een bonus van vijftienduizend euro. Dat is niet niks hé.’ 13. Wat is uw conclusie bij dit boek? ‘Ik hoor dat het ‘nu inzake doping minder erg is dan vroeger’ als een mantra in het peloton, maar daar heb ik mijn twijfels bij, hoewel het op het eerste gezicht wel degelijk zo lijkt. De tijdsverschillen bij de aankomst lijken minder groot, de herhaalde en plotse tempoversnellingen bergop zijn verminderd, jonge profs komen sneller aan de oppervlakte. Maar de wielerliefhebber is best niet te naïef, want dat het beter gaat dan vroeger horen we al zo lang. In het wielrennen kan men moeilijk anders beweren. Men leert trouwens steeds beter hoe het bloedpaspoort gemanipuleerd kan worden. Denkt u echt dat er iets verbeterd is? Alvast niet in de omkadering. De laatste pakweg tien jaar is de epogeneratie aan het instromen als ploegleider en manager. Kijk naar Kim Andersen, minstens vijf keer op doping betrapt in een tijd dat het nog kon. Zoek eens op van wie hij allemaal ploegleider is. (de broers Schleck en Fabian Cancellara) Zijn ploeg staat tweede (op 11 mei) in de ploegenstand. Op de website van zijn ploeg is over Andersen te lezen dat hij ‘een van de meest gerespecteerde ploegleiders in het wielrennen’ is, en op ‘de bewondering mag rekenen van zijn collega’s en het respect van de wielrenners’. Wat een schaamteloosheid! Ik geloof graag dat hij zo zuiver is geworden als een eerste communicant en zich volledig heeft bekeerd. Het kan wel degelijk en dan zeg ik: bravo. Maar over zijn dopingverleden staat geen woord op die website, wat mij verdacht lijkt en als teken geldt dat hij zijn verleden niet in de ogen kan kijken. Kijk, van Andersen zakt mijn broek nu af. Begrijpt men in het wielrennen echt niet dat dit soort mensen beter uit de sport verdwijnt? Dit is de beste negatieve reclame die je je maar kunt indenken. De UCI is bezig met licentievoorwaarden voor ploegbegeleiders, is te lezen in het boek, en grijpt in. Maar het zijn de ploegen zelf die in deze schoonmaak moeten houden. Men moet niet altijd naar de UCI kijken. Mensen als Andersen moeten echt verdwijnen uit de sport als het wielrennen weer wat geloofwaardigheid wil krijgen. Ik vrees zelfs dat voor sommige ploegen
het feit dat een begeleider een dopingverleden heeft een voordeel is bij een sollicitatie: hij bewijst ermee dat hij van wanten weet en ‘alles’ doet voor zijn vak. Nee, laten ons vooral niet naïef zijn.’ 8. De opvallendste quotes in het boek op naam van de geïnterviewden (alfabetisch) Jef Brouwers (Bel, psycholoog, quote dateert van 2011) 'Doping wordt onder meer genomen omdat er zo’n gigantisch verschil is tussen winnen en verliezen. Als je een rit wint in de Tour verdubbelt je salaris bij wijze van spreken. En win je nog eens, dan verdubbelt het nog eens. Dan kan de verleiding heel groot worden, zeker als je het gevoel hebt dat een bepaald product onopspoorbaar is en dat al een aantal collega’s voor de verleiding is bezweken. De enige rem voor een renner om zijn gedrag aan te passen zijn de waarden die hij heeft. Die waarden kan ik als psycholoog mee helpen versterken. Maar ik ben geen pastoor: voor mij mag iedereen doen en laten wat hij wil. Al moet de renner er wel de gevolgen van dragen. Ik denk dat er heel veel druk is omdat er zoveel verschil bestaat tussen winnen en verliezen. Men moet dat echt in de gaten houden.’ 'Geen enkele sporter wil in de eerste plaats voor de eer winnen. Natuurlijk gaat het om geld, dat is ongelooflijk belangrijk. Die evolutie zie je in de hele maatschappij: de inhoud van de job is minder belangrijk geworden dan het bedrag dat je verdient. Men denkt op de korte termijn.’ Johan Capiot (Bel, ex-renner, in 1999) ‘Allemaal goed en wel, maar als renner zit je in een moeilijk parket. We mogen praten, maar je mag de ploeg nooit voor het hoofd stoten, dat is gevaarlijk. We kunnen onze collega’s niet in het nauw brengen, want we rijden met hen. En ook voor de nationale wielerbond en de UCI moet je opletten, anders kun je een tik krijgen. Besluit: de wielrenner is de kleine man. Hij moet alleen fietsen. Over de rest kan hij het best niet te veel praten.’ ‘Waarom verplichten ze de Europese producenten niet om epo te waarmerken zodat het opspoorbaar wordt? We leven toch in een verenigd Europa? Waarom moet in Italië meer kunnen dan in België? Het wordt tijd om iets te doen, want de wielersport gaat kapot.’ ‘Ik ben veertien jaar prof en heb geregeld een dopingcontrole ondergaan, zonder ooit een positief plasje af te leveren. Dus heb ik nooit iets genomen? (pauze) Hoe ga je mij dan aanpakken? Een stuk vel bij me afsnijden en ontleden om te weten of ik iets genomen heb? De jaren dat ik goed reed, ben ik misschien wel vijftig keer per seizoen gecontroleerd.’ ‘Topsport, met of zonder doping, is inderdaad slecht voor het lichaam. Je belast je hart heel fel. Tweehonderdvijftig kilometer rijden, bergje op en bergje af en aan de finish volle bak sprinten en daarbij je hart opjagen tot bijna tweehonderd slagen per minuut … Een aantal ex-wielrenners is relatief jong gestorven. Dat kwam hoofdzakelijk doordat wielrennen zo’n zware sport is, niet wegens vermeend dopinggebruik.’ Christian De La Porte (directeur public affairs Janssen-Cilag, 2011) 'Wij hebben een volledig gesloten systeem waarbij elke spuit getraceerd kan worden tot bij de uitlevering uit onze magazijnen aan de cliënt. Om het systeem gesloten te houden, leveren wij
alleen aan ziekenhuisapotheken en dus niet aan een apotheek in de straat. De patiënt kan zijn voorgeschreven epo dan ook alleen in de apotheek van het ziekenhuis afhalen waar de arts werkt die het recept uitschreef. Dat zijn maar weinig artsen en hun specialismen zijn voornamelijk nefrologie en oncologie.’ 'Sinds ik in 1996 bij Janssen ging werken, is dit probleem van epo die bij sporters terechtkwam eenmaal voorgekomen, met een zeer beperkt aantal spuiten. De spuiten waren ontvreemd uit een ziekenhuisapotheek en wij wisten het voordat de apotheker het ontdekt had! Dit gebeurde via tracering van de gevonden spuiten door de politie. De dader werd dan ook onmiddellijk gevonden.’ 'Elk waarmerk (in een dopingproduct, fvdw) heeft ook zijn nadelen. Het is ook onethisch om alle zwaar zieke patiënten die deze medicatie nodig hebben extra te belasten met mogelijke bijwerkingen omdat enkele fraudeurs misbruik maken. Bovendien is dit ook zeer duur omdat het hele ontwikkelingsonderzoek opnieuw moet worden gedaan als de molecule wordt veranderd. En dat zou noodzakelijk zijn om een nieuwe registratie, en dus toestemming als geneesmiddel, te krijgen. Dus praktisch en wat de kosten en baten betreft, is dit niet uitvoerbaar. Laat ons niet vergeten dat deze medicatie dient om de levenskwaliteit van zwaar zieke nier- en kankerpatiënten te verbeteren.’ Expertencommissie die dopingbeschuldigingen onderzocht over artsen van de afdeling sportgeneeskunde aan de universiteit Freiburg (over doping bij Telekom en diens opvolger Team-T-Mobile) (Dui, 2009) ‘Systematische epodoping in het Team Telekom onder medische leiding begon met het trainingskamp op Mallorca in januari 1995. Aan dit kamp nam, naast dokter Schmid, ook dokter Heinrich (ploegartsen Telekom) deel, die er ingewerkt werd en in de loop van de tijd meer en meer de rol van verzorgende arts ter plaatse waarnam. Schmid lichtte in een gesprek nauwkeurig de werking, prestatiebevorderende mogelijkheden en gevaren van epo toe. Voor alle deelnemers aan zo’n gesprek was het duidelijk dat niets van de inhoud mocht uitlekken. Eveneens duidelijk was het dat de kans om erbij te zijn als helper bij de grote rittenwedstrijden alleen bestond bij goede prestaties in bepaalde voorjaarswedstrijden.’ ‘Professor Schmid en dokter Heinrich waren ook na 1999 in dopingactiviteiten verwikkeld, in tegenstelling tot hun verklaringen. Door getuigenissen is aangetoond dat renners van het Team Telekom ook in 2003 en 2004 door beide artsen epo, cortisonpreparaten en groeihormoon verkregen hebben. Dat er in de jaren 2001 tot 2005 doping genomen is, daarvoor spreken de persoonlijke vergoedingen voor de artsen door de renstallen. Ook daarvoor spreken manipulaties van het elektronische identificatiesysteem in 2005 die door het ziekenhuis verborgen gehouden werden. Dat gebeurde door gebruik te maken van fictieve patiënten. Het bewijs leveren van deze manipulaties is door medewerkers van de afdeling Sportgeneeskunde in december 2007 slechts gelukt door behartenswaardig speurwerk – zoals bij criminelen. Zonder deze bijzondere voorwaarden konden deze manipulaties niet ontdekt worden.’ ‘In de vakliteratuur wordt sinds vele jaren gewaarschuwd voor de risico’s van epo om de sportprestaties te bevorderen. De Amerikaanse sportartsen David Shasky en Gary Green hebben in 2000 gesteld dat epogebruik zelfs gevaarlijker kan zijn dan doping met eigen bloed. Bij traditionele doping met eigen bloed is de overgebrachte bloedhoeveelheid bekend, terwijl
epo over variabele tijdsruimten variabele effecten op de bloedsamenstelling heeft. Daardoor kan het hematocriet op een zeer gevaarlijke manier verhoogd worden. Een buitengewone toename van het aantal rode bloedlichaampjes doet de stroperigheid van het bloed en daarmee het risico op bloedstolsels toenemen. Daardoor kunnen bloedstolsels en zelfs beroerten veroorzaakt worden. Dat risico wordt dat nog eens bijkomend versterkt door het verlies van water, als gevolg van sterk zweten door lichamelijke inspanning.’ ‘De manier waarop Schmid de bloedtransfusie bij Sinkewitz uitvoerde, is een manifeste overtreding op de wet op bloedtransfusies en de richtlijnen bij hemotherapie. Zo moet de patiënt bijvoorbeeld op de hoogte worden gebracht van de eventueel optredende symptomen. Tijdens en na de transfusie moet er ook voldoende bewaking van de patiënt plaatsvinden. Vóór een ambulante patiënt ontslagen wordt, moet ook zorgvuldig op de symptomen gelet worden die op ongewenste reacties kunnen wijzen. Die zijn met datum en tijdstip in het dossier van de patiënt te documenteren.’ ‘Afgezien van het feit dat drie infuushouders in een dokterskabinet met ligstoel niet aan de vereiste ruimtelijke en technische vereisten beantwoorden, hebben zowel Heinrich als Schmid zich om deze voorschriften helemaal niet bekommerd. Sinkewitz werd ingelicht, noch bewaakt na de bloedtransfusie. Bijzonder onverantwoordelijk was het gedrag van professor Schmid bij de incidenten tijdens de bloedtransfusie van 2 juli, nadat het bloed van de eerste bloedzak bij Sinkewitz geklonterd had en slechts ongeveer de helft van het bloed ingebracht kon worden. Na dit incident heeft hij de transfusie niet afgebroken en de vereiste consequenties getrokken, maar gewoon de tweede bloedzak ingebracht. Nadat van de inhoud van deze bloedzak slechts ongeveer de helft kon worden toegediend brak Schmid ook deze infusie af en liet hij Sinkewitz met de andere renners, wier infusies tegelijkertijd beëindigd werden, naar Straatsburg terugrijden. De manier van werken bij deze incidenten was een zware fout met betrekking tot hun plichten als arts. Als er bloedklonters vastgesteld worden, is het de regel dat de transfusie wordt afgebroken. Er wordt dan overleg gepleegd met een andere transfusiearts en de fabrikant van de bloedzak wordt op de hoogte gebracht. Bij een procedure met eigen bloed moet een verdachte bloedzak ertoe leiden dat de hele procedure vanaf de afname onderzocht wordt. Dat brengt ook met zich mee dat een tweede bloedzak niet zonder meer had mogen worden gebruikt. Een patiënt mag na vaststelling van de risico’s, een bloedstolsel en een schok, ook allerminst zomaar naar huis. De arts die de transfusie uitvoert, moet er eerst zeker van zijn dat de patiënt geen acute of ook uren later optredende complicaties krijgt. Zoals Sinkewitz op een geloofwaardige manier gezegd heeft, beperkte de reactie van Schmid zich tot de zin ‘Wat een pech!’ Hij heeft Sinkewitz bij de beide incidenten niet bewaakt, noch ervoor gezorgd dat hij ten minste onmiddellijk na zijn aankomst in Straatsburg door dokter Heinrich gecontroleerd werd. Doordat professor Schmid zich om de gevolgen van de incidenten helemaal niet bekommerd had, nam hij op de koop toe dat Sinkewitz tijdens de nachtelijke rit in de auto van zijn vriendin van Freiburg naar Straatsburg een hoog risico liep op de zwaarste complicaties.’ ‘Het was de sponsor in de eerste plaats niet om dopingvrije sport te doen, maar wel om wereldwijd opgemerkt te worden en een positief imago te verkrijgen. Dat wordt duidelijk bij het moment van de beëindiging van het sponsorverdrag. Dat werd niet stopgezet toen de
dopingpraktijken alsmaar duidelijk werden, maar pas toen de openbare mening omsloeg en met het Team T-Mobile geen positief imago meer te bereiken was.’ Werner Franke (Dui, dopingexpert, 2006) 'Wel, ik heb toch even mijn ogen uitgekeken. Bij de Guardia Civil pakten ze een kaart van Europa en wezen ze een aantal plaatsen aan. Madrid was het centrum: het ging om een appartement waar bloed afgetapt werd bij renners dat dan een tijdje later weer werd ingebracht. Maar het ging ook zonder Madrid. In drie andere landen bediende Fuentes ook klanten in dependances: in Orléans was er een, en ook in de buurt van Frankfurt am Main. Men weet nu ook dat er ook een was in de buurt van Hannover en een in Noord-Italië, mogelijk in Treviso. Dat is het geografische Fuentes-netwerk. Ik kan moeilijk uit de biecht klappen omdat het onderzoek bezig is, maar uit informatie die ik krijg blijkt dat er inderdaad nog andere netwerken bestaan, met andere dokters. De Kazachse ploeg Astana met onder meer Alexander Vinokourov deed beroep op een ander netwerk: dat weet ik van een renner. Nee, doe geen moeite: ik kan niks méér zeggen. Maar ik vertel geen geheimen als ik zeg dat er in Oost-Europa ook iets opgezet is.’ ‘Wat ik hoor is dat er met vouchers gewerkt is: een soort hoteltickets die je bij reisbureaus kunt kopen. Op voorhand werden die tickets door het netwerk besteld en betaald, met een anonieme naam. De renner begeeft zich dan naar het hotel en geeft zijn voucher af. Hij krijgt een kamer toegewezen, installeert zich en pakweg een halfuur of een uur later komt er een dokter langs die doping bij zich heeft. De dokter neemt eventueel ook bloed af of brengt bloed in met een infuus. De renner krijgt op papier een geheugensteuntje in codetaal met data en namen van producten die hij moet nemen en er wordt een nieuwe datum afgesproken voor een volgende afspraak. Klaar is Kees. Ik heb me laten vertellen dat er zelfs privé-vliegtuigjes voor worden ingezet. Daarom is de behandeling ook zo duur: begin dat allemaal maar eens te organiseren. Je betaalt niet alleen voor je doping, maar ook voor de hele infrastructuur waarvan je gebruikmaakt. Wereldtoppers zoals Jan Ullrich konden zich wel makkelijk honderdtwintigduizend euro per jaar veroorloven: hij verdiende met zijn prestaties tweeënhalf miljoen euro per jaar, en ongeveer hetzelfde aan reclame. Tel uit je winst.’
Jans Koerts (Ned, ex-renner, in 2007) ‘Uit de verhalen in het peloton bleek dat iedereen aan de epo zat. Het was ook niet op te sporen. Dus ja, iets wat niet vindbaar is, is dat ook strafbaar? Waarschijnlijk wel, maar als ze het niet kunnen vinden, en iedereen het doet, doe je gewoon mee. Nee, ik dacht: nu strijden we eindelijk met dezelfde wapens.’ Johnny Maeschalck, (Bel, sportadvocaat, 2011) ‘De sport leek bijzonder, maar was dat niet: ook bij sportregels zijn gewone rechtsregels van toepassing. Sportregels mogen en moeten bestaan, want anders kun je geen competitie opzetten. Maar sportregels mogen niet indruisen tegen rechtsregels. Toch heb ik in de loop der jaren meegemaakt dat die sportregels de rechtsregels wilden overtroeven. Maar met alsmaar minder succes. Zo is de evolutie van sport of recht naar sport en recht gegaan en
uiteindelijk naar sportrecht. Nu, sportrecht blijft een merkwaardige discipline. Tijdens mijn lezingen provoceer ik wel eens en zeg ik dat we van sportrecht naar sportplicht evolueren. Ik denk namelijk dat we nu weer in een fase zijn waarin het sportrecht weer vergeten wordt. Kijk naar de regels wat betreft de verblijfsgegevens en de soms gebrekkige privacy bij dopingcontroles. Of naar de omkering van het vermoeden van onschuld.’ ‘Men heeft het inderdaad bijna altijd over de ethiek van de spórter. Terwijl je pas aan sport kunt doen als er vier partijen zijn: de sporter, de wereldsportbond die organiseert, een club waarvan de sporter lid is en een wedstrijdorganisator. Die drie andere partijen verenigen zich en zij zijn het die de regels bepalen. Terwijl er toch wat aan te merken is op hun ethiek. Een voorbeeld: kijk naar het rittenschema van de Ronde van Italië. Men heeft weer bergen uitgezocht waar zelfs een auto grote moeite mee heeft, zoals de Finestre of Zoncolan. De organisator hoopt dan bovendien ook nog eens dat er sneeuw ligt. Ten koste van de renners wil de organisator zijn ronde net zo zwaar maken als de Tour de France. Maar over de ethiek om voor bergen als de Zoncolan te kiezen, dáár heb ik nog geen enkel negatief woord over gelezen.’ ‘Nee, het recht op gezonde arbeid staat hier inderdaad niet meer voorop. Waarom blijft die situatie voortduren? Misschien ook omdat een renner die deze manier van leven niet onderschrijft meteen door een andere renner vervangen wordt. En toch is er geen enkele sector op de arbeidsmarkt die zo gecontroleerd wordt, met name op doping. Als je dat met metaalarbeiders zou proberen, zul je snel protest zien. Nu heeft het Wada zelfs het voorstel gedaan om renners ’s nachts te controleren om de pakkans te vergroten. Gelukkig blijft het bij een voorstel. Ik denk dat er nog een aantal sportbobo’s zijn die ervan dromen om sport te organiseren zonder sporters.’ Eddy Merckx (Bel, oud-renner, 2007) 'Eén feit is zeker: het is vandaag niet plezierig om wielrenner te zijn. Ik zou vandaag ook geen wielrenner willen zijn. Het komt nu over alsof het allemaal bedriegers zijn, maar je moet ze niet allemaal over één kam scheren. Het is niet omdat Lernout en Hauspie failliet gingen of dat de Agusta-affaire speelde, dat iedereen in die milieus corrupt is. Het is natuurlijk wel zo dat de sport een voorbeeld moet zijn voor de jeugd, er moet een ethiek gelden. Ik zou het uitzonderingen noemen, misschien zijn het er tientallen, maar ik denk dat er van de tweehonderd coureurs aan de start driekwart zuiver rijdt.’ 'Achteraf gezien had (zijn zoon) Axel dat misschien beter niet kunnen doen, die samenwerking met (de wegens doping in opspraak gekomen dokter Michele) Ferrari. Ja ... Ik had ook beter geen reclame kunnen maken voor sigaretten toen ik gestopt was met koersen. Ik heb het gedaan voor het geld, maar wel voor sigaretten met minder nicotine. [lacht] Boule d'Or. Dat zijn dingen ... achteraf ...’ Jacques Rogge (Bel, voorzitter IOC sinds 2001, uitspraken in diverse jaren) 'Ik vind dat men niemand moet of mag uitsluiten tenzij werkelijk het bewijs wordt geleverd dat hij schuldig is. Tot dan geniet iedereen het vermoeden van onschuld. Men moet niet
overdrijven. Men mag geen heksenjacht houden op basis van geruchten. Kijk, men kan niet hard genoeg vechten tegen doping. Maar het moet gebeuren binnen vaste regels en met respect voor de rechten van de verdediging van iedereen. En u weet heel goed dat ik niet laks ben inzake doping, maar men moet de regels van het normale rechtsgeding altijd respecteren.’ (2004) 'Epo is niet gezond. Het is een krachtig geneesmiddel. Onder goede begeleiding is het misschien niet schadelijk, maar dat is iets anders dan zeggen dat het gezond is. Maar de essentiële factor is dat een sportman die epo neemt, doping pakt en de competitie vervalst. Er speelt dus een ethisch aspect.’ (2004) 'Epo ís doping. Vergelijk epo alsjeblief niet met limonade. Het kan alleen onder zeer strikte voorwaarden bij zieke mensen worden toegediend. Het gebruik van epo kan overigens tot suikerziekte leiden. Laten we dus absoluut voorzichtig zijn. Epo is een medicament en een medicament is per definitie niet gezond. Elk medicijn heeft trouwens ook nog eens bijverschijnselen.’ (2005) ‘In een wedstrijd hoeft een atleet die vermoeid is de dag erna niet per se helemaal hersteld te zijn. Sportlui moeten trouwens de nodige rustperiodes inlassen.’ (2005) 'Mijn zorg is vooral de geloofwaardigheid veilig te stellen. De immateriële waarden vind ik hoogst belangrijk. We moeten hard vechten tegen doping, corruptie, discriminatie en geweld.’ (2005) ‘'Uiteraard begrijp ik dat het publiek zijn vertrouwen kan verliezen. Wat me vooral verontrust is het gerechtelijk onderzoek Operación Puerto in Spanje waarin zesenvijftig namen [later werden het er achtenvijftig] van renners circuleren. De dopingbestrijding is zeker niet perfect en kan beter. Maar je mag het kind niet met het badwater weggooien: we moeten het hoofd koel houden en nog beter keihard strijden.’ (2005) ‘Over de wielerronden van Frankrijk en Italië moeten we ons durven afvragen of de belasting voor de renners ideaal is. Ik ben niet de enige die dat zegt: Tom Boonen heeft het ook gezegd. Natuurlijk is het niet altijd de fout van de organisator: de verantwoordelijkheid ligt op meerdere plekken, want soms nemen sporters ook aan te veel wedstrijden deel.’ (2005) ‘Misschien heeft de UCI in het verleden wel niet altijd consequent gestraft, bijvoorbeeld soms zes maanden en dan weer twee jaar. Nu bekennen renners en wordt duidelijk hoe massaal het peloton het dopingmiddel epo nam. Ik ben niet naïef, ik ben sportarts. Ik heb wedstrijden gezien die vragen uitlokken, zoals de Waalse Pijl van 1994 met drie renners van de Italiaanse ploeg Gewiss op het podium. Of beklimmingen van grote cols waarvan het record van de snelste beklimming systematisch met drie of vier minuten verbeterd werd. En epo was op de markt, maar niet opspoorbaar ... Maar ik wil me niet vastpinnen op het peloton. Er zijn veel sporten waarin de prestaties stagneren of zelfs achteruitgaan. Ik zie met veel interesse dat wereldrecords in bepaalde werpnummers van de atletiek al meer dan vijftien jaar overeind blijven. Er wordt niet méér doping genomen dan vroeger. Het gaat vooruit, maar het werk is zeker nog niet klaar: er wordt nog epo genomen in microdoses en ook anabolica.’ (2007)
‘In 1998 was ik gechoqueerd door de dopingzaak-Festina in de Ronde van Frankrijk. De dag nadat Richard Virenque uit de Tour was gezet, zag je affiches met als tekst Richard, on t’ aime). Het is moeilijk om daartegen te vechten. Jullie journalisten hebben daarin een grote verantwoordelijkheid. Ik herinner me een tv-interview waarin Rik Van Steenbergen gevraagd werd wat hij dacht van geruchten over doping in het wielrennen. Hij antwoordde dat hij ervan gehoord had, maar zelf niks nam. De interviewer zei dat een kampioen zoals hij 'dat ook niet nodig heeft'. Jullie generatie journalisten is sociaal geëngageerd. De hoera-journalistiek is voorbij. Jullie zijn veel kritischer. Godzijdank.’ ‘Wees eerlijk. Kan criminaliteit worden uitgeroeid? Nee. Bepaalde staten geloofden in dat sprookje, bijvoorbeeld de Sovjet-Unie vlak na de stichting. Ze begonnen met een schone lei, met de bevrijde mens. Ze voerden een maatschappij in zonder rechters, gevangenissen en strafsystemen. Dat heeft drie maanden geduurd; toen moesten ze terug naar het oude systeem. Dat is ook het geval met doping. Er zijn in deze wereld honderden miljoenen mensen in sportclubs die geregeld aan sport doen. Denkt u echt dat er evenveel heiligen op deze wereld rondlopen? Doping is zoals alle ziekten. De ziekten verdwijnen niet, de dokters proberen ze alleen zo goed mogelijk te behandelen en ze voor de volksgezondheid aanvaardbaar te houden. Nee, het is geen aanvaarding. Integendeel. We doen er alles aan om het te verminderen.’ (2008) 'Het wielrennen heeft een probleem, dat klopt. Maar ze doen er alles aan om het in te dammen.’ (2008) 'Ik ben het daar volledig mee eens (op de vraag of de wielerronden minder zwaar moeten worden. Maar dat is ook gebeurd en dat was ook de mening van het IOC. Ik heb op een bepaald ogenblik gezegd dat een aantal ritten veel te zwaar was en ik was niet de enige die er zo over dacht. Vijf cols, tweehonderdvijftig kilometer, en dat drie dagen achter elkaar. Dat was te veel. De Tour heeft dat ook ingezien. De afstanden zijn ingekort, er is een extra rustdag ingelast. Dat speelt een rol. Ik vind wel dat sommige ronden te lang zijn. Er zijn atleten die meer dan tachtig wedstrijden per jaar betwisten. De vraag rijst: moet daar geen regelgeving voor komen?' (2008) Peter Van Eenoo (Bel, directeur IOC-dopinglab Gent, 2010) ‘Wat ons zo inspireert is dat sinds twee à drie jaar het succes van de dopingopsporing wereldwijd flink toeneemt. Ik heb zelfs het gevoel dat de sport voor het eerst van doping aan het genezen is. De afstand tussen dopinggebruiker en dopingjager is korter geworden dan vroeger. Af en toe lopen we nu zelfs voor. Vijftien jaar geleden ging het er zo aan toe: er werd een probleem vastgesteld, laten we zeggen een ons onbekend geneesmiddel werd in de topsport als doping gebruikt, waarna er naar een opsporingsmethode gezocht werd en je daarbij steevast af te rekenen kreeg met allerlei technische problemen. Zo ging het heel lang en nu soms nog. Maar nu proberen we te anticiperen. Met andere woorden: nog vóór een dopingproduct in de sport circuleert, en soms zelfs nog voor het product als geneesmiddel toegestaan is, maar nog in de testfase op proefpersonen verkeert, wordt er onder impuls van het WADA al naar een middel gezocht om het op te sporen. Zo win je enorm veel tijd. Je
voelt je ook beter, want je wacht niet meer af, maar je neemt zelf het heft in handen. De tijd is definitief voorbij dat de boswachter altijd de achtervolging moest inzetten op de stroper. Nu staat de boswachter de stroper af en toe zelfs als eens op te wachten.’ 'Er heeft een mentaliteitswijziging plaatsgevonden in de laboratoria. Het feit dat je als lab het gevoel hebt dat je de afstand verkort op de fraudeurs en zelfs kunt vooroplopen, geeft ons vleugels. Vroeger hadden we dat gevoel niet.’ ‘Er moet een meer gedifferentieerde straftijd mogelijk zijn (bij overtreding op de regeling op de verblijfsgegevens of whereabouts), bijvoorbeeld een straf van drie maanden tot twee jaar in plaats van nu standaard twee jaar. Bij verzachtende omstandigheden en als duidelijk is dat het geen doelbewuste strategie is om de controle te vermijden bij alle drie de gemiste controles, kun je iemand minder lang straffen dan wanneer je kwade opzet vermoedt.’ Willy Voet (Bel, oud-verzorger, in 2004): 'Dokter Eric Rijckaert ging tot (een hematocriet bij zijn renners van) 52 of 53. Maar niet verder. Soms kwam bijvoorbeeld Richard Virenque vragen om meer, maar dan kreeg hij een spuit met water. [lacht] Dopingcontroles? Bijna altijd wisten we dat die eraan kwamen. In iedere rennerskamer lag ook altijd een infuus met bijvoorbeeld water klaar. Vijf minuten om dat op te stellen, twintig minuten later bedroeg je hematocriet weer 49.’ ‘Dat is het enige dat nog altijd op mijn lever ligt: dat Richard (Virenque, de kopman bij Festina) me nooit meer heeft aangesproken. Nochtans, negen jaar hebben we tweehonderd dagen per jaar samengeleefd: ik zag hem meer dan mijn vrouw en kinderen!’ Marc Wauters, (Bel, ex-renner, in 2007) ‘De jaren 1994 tot en met 1997 waren de wilde jaren. De Belgen kwamen er niet aan te pas, wij waren de boosdoeners. De slechteriken. De mannen die niks konden. Die slecht of te weinig getraind hadden. In die jaren kwam ik na de tijdcontrole aan in de Ronde van Frankrijk. Of ik eindigde op vier uur van de winnaar, of ik moest ziek naar huis. Die jaren hebben wij wel moeten doormaken, hè. Renners zoals Edwig Van Hooydonck en Frans Maassen zijn om die reden gestopt. Je hoorde en dacht van alles. Maar we hadden geen bewijzen. Nu pas komt het helemaal naar boven. Je accepteerde het ook. Als je medestudent een spiekbriefje heeft, ga je toch niet zeggen: ”Meester, kijk eens hier!” ‘Als jij en ik vitamine nemen, zeg bijna iedereen dat jij vitamine genomen hebt en ik doping. Iedereen denkt dat renners gedopeerd zijn tot en met. In een restaurant vroeg iemand of ik epo in mijn eten had gedaan. Hoeveel keer krijgt een renner dat soort flauwe opmerkingen niet, denk je. Je wordt dat echt kotsbeu, maar wat doe je eraan?' ‘Ik heb één keer serieus schrik gehad, en ik kon er eigenlijk niet mee leven. Mijn zoon had een teelbal die niet helemaal goed inzakte, hij was drie jaar en moest een testosteronkuur volgen in de periode 1999-2000, de tijd van de huiszoekingen. Toen stond er in de koelkast ‘doping’ voor hem. Had het gerecht het huis onderzocht, had iedereen gezegd dat Wauters doping had genomen. Niemand had me geloofd. Als renner
kon ik bijna niet opkomen voor mijn zoons gezondheid. Wat een stresstoestand dat geweest is! Zo ver ging het.’ ‘Als iedereen naturel rijdt, kun je de Tour uitrijden. Dat kan zeker: ik heb het gedaan. Maar het zal misschien niet meer zo snel gaan. Er moet wel op een gezonde manier medische bijstand zijn. Na zes uur topwielrennen in de warmte mag er een opvangcentrum zijn waar renners medisch begeleid worden, zodat ze weer gezond raken. Op een gecontroleerde manier en zonder gesjoemel. Dan zal er wel niet meer van de eerste tot laatste kilometer gedemarreerd worden. Van de eerste kilometer? Ja. Want de tv-camera's staan erop vanaf de eerste minuut. En ze zeggen als het niet direct volle bak is: we moeten honderdvijftig kilometer uitzenden en er is niks gebeurd, wat een saaie wedstrijd! De mensen willen spektakel zien van de eerste tot de laatste minuut: maar dat kan niet als je doping wil bannen. [windt zich op] Ja, het is zo erg, de invloed van de tv. Ik herinner me dat we met de ploeg aan een slechte Tour bezig waren. Je komt als nietklimmer in de bergen. Dan zeggen ze: val maar aan bij de start, want dan hebben we tenminste publiciteit. De vlag is nog niet beneden of we demarreren al. De sponsors willen op tv komen, maar dat maakt de koers harder en harder. Daarom is het uurgemiddelde ook alsmaar hoger geworden. De Tour is zo groot dat de renners soms maar bijzaak zijn’ 'Wielrenners, en eigenlijke alle topsporters, kunnen een enkelband dragen. Daarmee zijn ze overal en altijd opspoorbaar. Nee, het is geen grap. Ik ben er zeker van dat negentig procent van de renners en de sporters ermee akkoord gaat: renners willen echt wel een zuivere sport. Zelfs al lijken coureurs dan op criminelen. Maar ja, dat zijn we toch al gewend.’
9. Enkele quotes van de auteur in het boek Quote 1: Heeft het topwielrennen nog kans om te overleven? ‘Het topwielrennen bij de mannen heeft twee vreselijke decennia achter de rug. De belangrijkste aanleiding is duidelijk: de opkomst van het tovermiddel epo eind jaren tachtig en de steeds schaamtelozere betrokkenheid van de academische en medische wereld bij dopingpraktijken. Het gaat dus al lang niet meer om arbeidsongevallen met beperkte gevolgen. Structureel loopt het fout: de wielerwereld is niet in staat om zelf haar grote schoonmaak te houden. Een tientallen jaren durend gedoogbeleid bij allerlei organisaties moest uiteindelijk in allerijl door het gerecht aangepakt worden. Misschien is gedoogbeleid trouwens een net iets te zwaar en daardoor verkeerd woord. Het is zeer goed mogelijk dat het nooit de bedoeling geweest is om zo'n beleid te voeren, maar in de praktijk begon het er op den duur op te lijken. Al is het maar omdat het dopinggebruik aan de top niet leek af te nemen, maar alleen maar toenam. Urenlange verhoren, huiszoekingen, telefoontaps en cameraobservatie, schaduwoperaties en de dreiging met celstraf: pas die aanpak doet coureurs echt twee keer nadenken. Sommigen althans, want de kanker is onuitroeibaar. En zo rijst de vraag of het kalf al niet lang verdronken is en of het topwielrennen in zijn huidige vorm kansen heeft om te overleven.’ Quote 2: ‘Niet belangen van renners stonden voorop’ ‘Het gedoogbeleid of op zijn minst laks lijkende beleid in het verleden is trouwens te verklaren doordat niet de belangen van de renners vooropstonden, maar die van andere
financiële belanghebbenden zoals sportbonden, organisatoren, ploegsponsors en media. Andere oorzaken spelen ook een rol. Renners konden bijvoorbeeld alsmaar meer geld verdienen en de meesten waren van oordeel waren dat dit (zwijg)geld het verlies van hun psychische, morele en lichamelijke integriteit compenseerde.’ Quote 3: Normen over uitsluiting van een sport op de Spelen ‘Het is jammer dat het Internationaal Olympisch Comité (IOC) geen normen vaststelt die een sport met betrekking tot doping niet mag overschrijden op straffe van tijdelijk niet mee mogen doen aan de Olympische Spelen. Het is nochtans het enige wapen dat kan helpen. Echt het enige. Tegelijk is het zeer begrijpelijk dat het IOC geen takken wil afzagen van de boom die het zelf geplant heeft. Dat probleem is het drama van alle sportbonden: ze willen tegelijkertijd de sport promoten en de bestraffing van dopingzondaars zelf in de hand houden. Ze zijn rechter en partij. Foute boel.’ Quote 4: Doping is een zaak van arbeidsrecht, weg met sensatiezucht publiek ‘Dit zo nauwkeurig mogelijk gedocumenteerde overzicht is de basis voor een analyse waarbij als uitgangspunt geldt dat er voor doping een nultolerantie moet heersen. Want wielrennen is een ongelooflijk zwaar beroep en een olympisch erkende sport, onderworpen aan tal van wetten en regels, en dus meer dan een vrijblijvend spektakel waarbij het alleen maar gaat om halsbrekende kunstjes. Doping is in de allereerste plaats een zaak van arbeidsrecht, met name de gezondheid van werknemers. Vandaar de titel van het boek: Zero dope. Renners moeten in de eerste plaats hun beroep kunnen uitoefenen in menswaardige, arbeidsveilige en zelfs arbeidsvriendelijke omstandigheden. De vraag van een bepaald publiek dat zwijmelende renners in de zomerse hitte afzien in bergritten van tweehonderdvijftig kilometer en drie cols buiten categorie, liefst op nauwelijks berijdbare weggetjes, met zoveel mogelijk close-ups en als het even kan met een paar valpartijen in afdalingen, heeft meer met sensatiezucht te maken dan met oprechte belangstelling voor de wielersport. De gezondheid van de renners op korte en lange termijn moet vooropstaan en voorrang hebben op de sportieve hoogstandjes en eisen van publiek, organisatoren en sponsors.’ Quote 5: Omgevingsfactoren dwingen renners bijna om doping te nemen ‘Het zou dus echt te eenvoudig zijn om alleen de renners met beschuldigingen te overladen. De conclusie van dit onderzoek kan dan ook niet anders zijn dan dat zeer belangrijke omgevingsfactoren de renner bijna dwingen om doping te nemen. Nog altijd, zeer zeker. De dopingbestrijding is niet efficiënt genoeg; de wereldwielerbond UCI en de nationale wielerbonden zijn, zoals gezegd, rechter en partij en dus per definitie ondoelmatig; sponsors, ploegleiding en publiek kijken de andere kant op; de dopingcultuur wordt niet altijd als fout ervaren, maar integendeel als noodzakelijk voor lijf en leden; de media gebruiken renners om hun oplagen de hoogte in te jagen; organisatoren zoals die van de Ronde van Frankrijk en Italië verkrachten renners bijna om op hun rug winsten op te strijken. Om het nog erger te maken, creëren allerlei dwarsverbanden een sfeer van noodlottige inteelt, belangenverstrengeling en uiteindelijk stilstand.’
Quote 6: ‘Wielrenners aller landen, verenigt u’ ‘Renners hebben in theorie het recht om hun beroep uit te oefenen in arbeidsveilige omstandigheden, maar in de praktijk wordt dat niet altijd gerealiseerd. Er moeten daarom ook veel strengere bepalingen ingevoerd worden over de strafmaat bij doping, over het aantal verrassingscontroles, het aantal wedstrijddagen per jaar en de verplichte rustperiode voor, tijdens en na sommige rittenwedstrijden. En vooral over de moeilijkheidsgraad en de tijdsduur van de rittenkoersen. Tot slot is het absoluut nodig dat de renners zich meer en beter verenigen in hun rennersvakbond, zodat die een echte pressiegroep kan worden, ja zelfs de belangrijkste. Zolang de renners het heft niet zelf in handen nemen, zal er structureel wellicht weinig veranderen en blijven ze een speelbal van belangengroepen. Daarom deze oproep: wielrenners aller landen, verenigt u!’