Ondersteuningsplan 2014 - 2019
Passend Onderwijs in de Meierij 1
Inhoudsopgave
Woord vooraf 5 1 Algemeen, de uitgangspunten 2 Het ondersteuningsaanbod 3 Basis- en extra ondersteuning, niveau 1 3A Basis- en extra ondersteuning, niveau 1, vervolg 4 Arrangementen bovenschools, niveau 2 5 Zware ondersteuning – speciaal onderwijs, niveau 3 5A Zware ondersteuning – speciaal onderwijs, niveau 3, vervolg 6 Zorgplicht 7 Advies Commissie Toewijzing 8 Doorlopende leer- en ondersteuningslijnen 9 Ouders 10 Onderwijs aan anderstaligen 11 Kennisdeling en deskundigheidsbevordering 12 Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt 13 Medezeggenschap 14 Kwaliteitszorg 15 Klachten, mediation, bezwaren en geschillen 16 Organisatie en bestuur 17 Financieel beleid
Samenwerkingsgebied SWV voortgezet onderwijs de Meierij 30-05
Zaltbommel
Zaltbommel
Zaltbommel
Maasdriel
Haaren
’s-Hertogenbosch Vught ’s-Hertogenbosch Haaren Boxtel Sint-Michielsgestel Sint-Michielsgestel Vught Schijndel Maasdriel Schijndel Zaltbommel Boxtel
Maasdriel
Maasdriel
’s-Hertogenbosch
Vught
Haaren
Schijndel
Boxtel
De verbinding passend onderwijs en gemeentelijke taken 34 1. Jeugdhulp 36 2. Leerplicht 38 3. Leerlingenvervoer 40 4. Onderwijshuisvesting 42 5. Onderwijsachterstandenbeleid 43 6. Aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt 45
Bijlagen: 1 Overzicht besturen en deelnemende scholen 2 Meerjarenbegroting 3 VSO Aanbod Sint-Michielsgestel 4 Werkwijze ACT 5 Werkgroepen Schijndel 6 Ondersteuningsplanraad 7 Afkortingen
’s-Hertogenbosch
Sint-Michielsgestel
Vught
Haaren
6 7 8 10 12 13 14 15 18 20 22 24 25 26 27 28 30 31 32
Boxtel
47 48 50 54 55 56 57
Na instemming van de OPR op 12 februari 2014 is dit ondersteuningsplan vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 03 april 2014. Dit ondersteuningsplan is bijgesteld in oktober 2015.
2
3
Woord vooraf
Geachte lezer, Met trots presenteer ik u dit Ondersteuningsplan. Het plan geeft uitvoering aan de wijzigingen in de wet voortgezet onderwijs, die zijn ingegaan op 1 augustus 2014 jongstleden. Het plan beschrijft de wijze waarop dit samenwerkingsverband passend onderwijs wil bieden aan alle jongeren, ongeacht een eventuele beperking of behoefte aan ondersteuning. Het plan is tot stand gekomen door de inspanningen van velen. Vanuit alle scholen is meegedacht over een werkwijze die aansluit bij de behoeften van jongeren en die tevens uitvoerbaar is voor docenten in de klas. In dat proces is geluisterd naar de zorgen van ouders, maar ook rekening gehouden met de opdracht te moeten bezuinigen.
De scholen binnen de Meierij maken het onderwijs passend, ook voor leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte
Het plan zal zoals aangekondigd jaarlijks worden geëvalueerd en zo nodig worden bijgesteld. Eén jaar na de invoering van het passend onderwijs blijkt ons samenwerkingsverband op de goede weg en kan ook het ondersteuningsplan met slechts enkele wijzigingen aangehouden worden. De wijzigingen betreffen het beleid van ons samenwerking met betrekking tot de nieuwe invulling van het Leerwegondersteunend Onderwijs en het Praktijkonderwijs. Onze keuzes worden duidelijk in het voorliggende plan en deze hebben ook enige aanpassing van het door al onze scholen gedragen ondersteuningsprofiel tot gevolg. Met vertrouwen blijven wij kijken naar de toekomst. De samenwerking tussen regulier en speciaal onderwijs en de partners vanuit de jeugdzorg, biedt mogelijkheden om krachten te bundelen, efficiënter te werken en ons gezamenlijk in te zetten gericht op optimale ontwikkeling van jongeren. In de praktijk blijken de vraagstukken tot op heden vaak complex, maar gelukkig ook oplosbaar. In de bijlagen vindt u de hoofdstukken waarop overeenstemming is bereikt met de gemeenten in de regio. Daarnaast blijven wij graag met u in gesprek. Voor aanvullingen of kritische kanttekeningen staan wij open. Ook in de toekomst zullen wij u blijven informeren. Ik wens u veel leesplezier,
Drs. Rob A.C.M. Sparidaans Directeur
Oktober 2015
Bezoek zeker ook onze website: www.demeierij-vo.nl
4
5
1
Algemeen, de uitgangspunten
2
Het ondersteuningsaanbod
Het ondersteuningsaanbod binnen het samenwerkingsverband wordt uitgedrukt in drie niveaus:
Missie: Het samenwerkingsverband realiseert een samenhangend geheel van ondersteunings
Niveau 1: basis- en extra ondersteuning
voorzieningen in de regio, waardoor leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een passende onderwijsplek in de
Niveau 2: arrangementen bovenschools
regio krijgen.
Niveau 3: zware ondersteuning cq. speciaal onderwijs
Visie:
Taakuitoefening:
Het samenwerkingsverband gaat uit van de kracht en de mogelijkheden van de leerling; zij streeft naar maximale talentontwikkeling en uiteindelijk goede toekomstkansen. Elke leerling krijgt de meest passende ondersteuning, bij voorkeur thuis nabij, met als leidraad ‘regulier als het kan en speciaal als het moet’. Scholen werken samen met ouders en andere partners en maken optimaal gebruik van elkaars kennis en expertise.
De schoolbesturen zijn juridisch eigenaar van het samenwerkingsverband. Zij hebben de wettelijke taak om passend onderwijs te realiseren op hun eigen scholen en zijn binnen het samenwerkingsverband gezamenlijk verantwoordelijk voor een samen hangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen. Het samenwerkingsverband werkt voor scholen met een hulpvraag voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Daarmee zijn de scholen de primaire doelgroep van het samenwerkingsverband. Ouders worden als partner betrokken bij het tot stand komen van passend onderwijs.
Doelstelling: Doel van het samenwerkingsverband is een ononderbroken ontwikkelingsproces en een passende onderwijsplek voor élke jongere in de regio. Dit bereiken we door het vormen en in standhouden van een regionaal samenwerkingsverband voor het voortgezet onderwijs en het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteunings voorzieningen binnen en tussen alle scholen. Het onderwijs aan en de ondersteuning van kwets bare jongeren is gericht op het, waar mogelijk, behalen van een certificaat of diploma voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt.
6
Onderwijs en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor optimale ontwikkeling van jongeren. Hiervoor wordt, bij jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte, uitgegaan van een integrale aanpak gericht op één kind/gezin – één plan. De verantwoordelijkheid van de gemeenten richt zich op problemen die samenhangen met de (psychische) gezondheid, het thuismilieu en/of buurt en vrije tijd. De verantwoordelijkheid van de scholen richt zich op
problemen die samenhangen met het leren en de omgang met elkaar binnen de school. In het denken over ondersteuning is preventief handelen van groot belang, zowel op het gebied van onderwijsondersteuning als op het gebied van jeugdzorgondersteuning. De scholen en de gemeenten bieden ieder op hun eigen terrein programma’s gericht op preventie.
Verantwoording: Het samenwerkingsverband vervult een maat schappelijke taak en legt middels het jaarverslag verantwoording af aan de samenleving (overheid, overige belanghebbenden). Daarnaast draagt het samenwerkingsverband constructief bij aan de maatschappelijke dialoog over passend onderwijs.
7
3
Basis- en extra ondersteuning, niveau 1
Doelstelling: Opdat de ontwikkeling en de schoolloopbaan van leerlingen met basis of extra ondersteuningsbehoefte niet stagneert bieden de reguliere scholen leerlingen ondersteuning op maat.
Het onderwijsondersteuningsprofiel: Binnen swv 30-05 is het Ondersteuningsprofiel voor alle reguliere vo-scholen in de kern gelijk, dat wil zeggen dat al deze scholen in staat zijn, naast basisondersteuning ook extra ondersteuning te bieden. Het Onderwijsondersteuningsprofiel is te vinden op de website van de Meierij en terug te vinden in het Ondersteuningsplan van iedere school. Afhankelijk van de kwaliteit van de basisondersteuning en het vermogen van leerkrachten om te gaan met verschillen in de klas, zal de school meer of minder in moeten zetten op extra ondersteuning. Scholen kunnen zich ten opzichte van elkaar onderscheiden door zich daarop verder te profileren. Informatie hierover is te vinden in de schoolgids en op de website van de school.
signaleringssysteem, zodat snel actie ondernomen kan worden wanneer leerlingen dreigen vast te lopen.
Hiervoor is binnen de Meierij een format ontwikkeld (te vinden op de website).
De inzet van de ambulant ondersteuner(s) gebeurt in goed overleg met de zorgcoördinator. Dat kan zijn ter ondersteuning van een docent of van andere medewerkers (denk aan conciërges), ter ondersteuning van een individuele leerling of van een groep. Ook worden ambulant ondersteuners ingezet voor extra begeleiding bij terugkeer uit het speciaal onderwijs of een tussenvoorziening.
Als in de ondersteuning sprake is van een gecombineerd traject met jeugdzorg worden ook de contactpersoon van het basisteam Jeugd en Gezin hierbij betrokken. In het ontwikkelingsperspectief staat beschreven welke onderwijsdoelen de leerling zal kunnen halen.
De ambulant ondersteuner kan verder ondersteunend zijn: - bij het signaleren van verbeterpunten in de ondersteuningsstructuur, - bij het analyseren van de dossiers, - bij het opstellen en evalueren van het ontwikkelingsperspectief, - bij het opstellen van een (groeps)handelingsplan, - door actiepunten op te nemen in het leerlingvolgsysteem, - door, op afroep, deel uit te maken van het Zorg Advies Team.
Een voorlopig ontwikkelingsperspectief wordt uiterlijk opgesteld binnen 6 weken na de start van het schooljaar of na vaststelling van extra ondersteuningsbehoefte tijdens het schooljaar, altijd in samenspraak met ouders.
Aandacht voor problemen in het thuismilieu: De scholen hebben tevens de verantwoordelijkheid om problemen die belemmerend zijn voor het leren en in relatie staan tot thuis of de vrije tijd, zo vroeg mogelijk te signaleren en door te leiden binnen de ondersteuningsstructuur van de school naar een contactpersoon van het Basisteam Jeugd en Gezin (BJG).
Extra ondersteuning:
8
Voor leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben beschikt iedere reguliere school in het samenwerkingsverband over intern specialisten en/of ambulante ondersteuners. De ambulante ondersteuners worden, conform Tripartiete convenant, ingeleend van de VSO partners (voormalig cluster 3 en 4) of geleverd door de ambulante diensten van cluster 1 en 2.
Samenwerking cluster 1 en 2
Monitoring, coördinatie en verslaglegging:
Voor leerlingen met een visuele- of auditieve en/of communicatieve beperking werkt het samenwerkingsverband samen met gespecialiseerde partners. Deze partners zijn in staat leerlingen en docenten te ondersteunen binnen de reguliere scholen wanneer de eigen ondersteuning daarvoor ontoereikend is.
In de nieuwe situatie is de school verantwoordelijk voor het opstellen en evalueren van een ontwikkelingsperspectief en de communicatie hierover met ouders/verzorgers en medewerkers. De school draagt zorg voor een goed werkend
Ontwikkelingsperspectief:
Het samenwerkingsverband monitort de extra onderwijsondersteuning binnen de scholen en de resultaten daarvan, die geleverd wordt met de middelen van het samenwerkingsverband. Ook worden kwantitatieve gegevens verzameld over de inzet van de BJG’s gekoppeld aan de woonplaats van de leerling ten behoeve van tussentijds overleg met gemeenten. Alle gegevens zijn terug te vinden in het jaarverslag.
Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, stelt de school vanuit zijn professionele verantwoordelijkheid, een ontwikkelingsperspectief op, gericht op het uitstroomniveau van de leerling.
9
3A
Basis- en extra ondersteuning, niveau 1, vervolg
Inleiding: Vanaf 1 januari 2016 maken het Praktijkonderwijs en het Leerwegondersteunend onderwijs deel uit van passend onderwijs en zijn daarmee onderdeel van de opdracht van de samenwerkingsverbanden. Het budget lichte ondersteuning wordt hiertoe uitgeb reid. Het nieuwe beleid wordt voor 4 jaar vastgelegd en na drie jaar geëvalueerd waarna bijstelling mogelijk is.
of de leerling aan de criteria voldoet. Bij twijfel, of afwijking van de criteria, vraagt de praktijkschool advies aan de Advies Commissie Toewijzing van het swv. De ACT beslist in overleg met de betrokken scholen. Het swv geeft, op basis van de gegevens van de praktijkscholen, een toelaatbaarheidverklaring af via een vereenvoudigde procedure. Bij registratie van deze leerlingen door de praktijkscholen in BRON, ontvangen de scholen de ondersteuningsmiddelen rechtstreeks van DUO.
Doelstelling: Swv voortgezet onderwijs de Meierij streeft naar maximale inzet van middelen voor kwetsbare jongeren, het terugdringen van de bureaucratie, zo min mogelijk administratieve last, geen financiële risico’s en zeggenschap over inzet van deze middelen bij de scholen.
Praktijkonderwijs: Het swv ondersteunt het besluit van de Tweede Kamer om de criteria voor praktijkonderwijs niet te wijzigen. Criteria zijn: - het IQ van de leerling tussen de 55 en 80 (op basis van vastgestelde instrumenten); - de leerachterstand van de leerling zoals wettelijk vastgesteld; Soms is ook een persoonlijkheidsonderzoek nodig (op basis van vastgestelde instrumenten), bijvoorbeeld als een leerling moeite heeft met presteren, faalangst heeft of emotioneel instabiel is.
Leerwegondersteunend onderwijs: Alle Meierij-vmbo-B/K scholen beschikken over een licentie Lwoo. Historisch gezien blijken de leerlingen met leerachterstand vooral voor te komen binnen de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg. Het swv stapt af van het indiceren van leerlingen voor leerwegondersteuning. De middelen, die over zijn na aftrek van de pro-ondersteuningsmiddelen, worden verdeeld over de scholen met een basis- en kaderberoepsgerichte leerweg. Het swv gaat uit van de gegevens die zij ontvangt van DUO en gebruikt de verdeelsleutel die door het Scholenoverleg is vastgesteld. Deze verdeelsleutel wordt voorlopig jaarlijks geëvalueerd en zonodig bijgesteld. Scholen met een theoretische leerweg krijgen voor leerlingen met leerachterstand en sociaal emotionele problematiek ondersteuningsmiddelen via de reguliere schoolbudgetten.
opgelopen tijdens de schoolloopbaan, opdat de leerling uitstroomt met een diploma, deelcertificaten of een duurzame plek op de arbeidsmarkt vanuit de school waar de leerling is binnen gekomen.
Verantwoording: De scholen met een basis- en/of kaderberoeps gerichte leerweg in het vmbo ontvangen in de toekomst de middelen voor leerwegondersteuning van het swv aanvullend op het reguliere school budget. Deze middelen zijn bedoeld voor leerlingen met leerachterstand en/of sociaal emotionele problematiek. Iedere school maakt eigen keuzes in de wijze waarop de extra ondersteuning voor deze doelgroep wordt ingericht. Scholen verantwoorden zich naar het swv over deze middelen achteraf, door per kalenderjaar in hun ondersteuningsjaarverslag een passage op te nemen over leerwegondersteuning.
Afstemming met primair onderwijs: Het overdrachtsdossier bevat informatie gericht op een doorlopende leer- en ondersteuningslijn tussen primair en voortgezet onderwijs. Over de inhoud van het overdrachtsdossier hebben de beide swv-en overeenstemming bereikt. Jaarlijks wordt het overdrachtsdossier geëvalueerd en zonodig bijgesteld.
Meierij ondersteuningsprofiel: Aangezien alleen leerlingen die voldoen aan de PRO criteria zullen worden toegelaten tot het praktijkonderwijs wordt de indicatiestelling binnen de Meierij vanaf 2016 vereenvoudigd. De praktijkscholen beoordelen, op basis van het overdrachtdossier,
10
Het Meierij ondersteuningsprofiel (zie de website) wordt uitgebreid met de volgende zinsnede: Alle reguliere scholen binnen de Meierij zetten zich er voor in om eventuele leerachterstanden weg te werken die om diverse redenen kunnen zijn
11
4
Arrangementen bovenschools, niveau 2
Doelstelling:
Tussenvoorziening:
Doelstelling:
Het doel is, wanneer een school ondanks alle inspanningen met een leerling vast loopt, de voortgang in de schoolloopbaan van de leerling te continueren en thuiszitten te voorkomen. Hiervoor kan de school een beroep doen op een arrangement bovenschools bij het samenwerkingsverband. Een arrangement bovenschools overstijgt het ondersteuningsaanbod van de school.
Vooralsnog kent het samenwerkingsverband één tussenvoorziening in ‘s Hertogenbosch. Op de tussenvoorziening wordt het leerproces zoveel mogelijk voortgezet, zodat terugkeer naar de school van herkomst mogelijk blijft. Het aantal lesuren komt overeen met dat van de eigen school. De lessen worden gegeven door of onder supervisie van bevoegde docenten afkomstig uit de reguliere en speciale scholen. Het lesprogramma, lesmateriaal, toetsen en examens worden aangeleverd door de eigen klassenmentor. Er is regelmatig contact met deze mentor die nauw betrokken blijft bij het hele proces en op de school voorbereidingen treft voor terugkeer van de leerling. Belangrijk aandachtspunt voor de tussenvoorziening is de mogelijkheid tot terugkeer naar de school van herkomst of doorstroom naar een andere school, opdat voldoende opvangcapaciteit beschikbaar blijft.
Doel is jongeren, die vanwege specifieke problematiek een speciale setting met zware ondersteuning nodig hebben, de mogelijkheid bieden zich optimaal te ontwikkelen. Daarin wordt zowel rekening gehouden met de wenselijkheid van thuisnabijheid, als met de beschikbaarheid van een passend aanbod van specialistische expertise.
Thuisnabijheid: Ook bij een arrangement bovenschools wordt uitgegaan van thuisnabijheid, uiteraard binnen de grenzen van wat mogelijk is.
Toekenning van een arrangement bovenschools: Een aanvraag voor een arrangement bovenschools wordt gedaan door de zorgcoördinator en toegekend door de Advies Commissie Toewijzing (ACT). Voorwaarde is dat de school zich maximaal heeft ingespannen om op eigen kracht, met ondersteuning van de eigen ambulant ondersteuners, aangevuld met ondersteuning vanuit het CJG, uitval te voorkomen en het leerproces te continueren. Een arrangement bovenschools bevat topexpertise uit regulier en speciaal onderwijs, aangevuld met ondersteuning uit het domein van de jeugdzorg.
Op de tussenvoorziening wordt nauw samengewerkt met Basisteams Jeugd en Gezin zodat tegelijkertijd wordt gewerkt aan versterking van de thuissituatie. Bij verstoorde relaties tussen leerling-docent of school-ouders wordt ingezet op herstel van deze relaties, gericht op terugkeer van de leerling. Zo nodig wordt een beroep gedaan op een mediator.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Tijdelijk: Een arrangement bovenschools is altijd tijdelijk, waaronder tijdelijke opvang in een tussenvoorziening, tijdelijke toevoeging van een ambulant ondersteuner ‘specialist’ of nieuwe vormen van arrangementen die op dit moment nog niet zijn ontwikkeld. De inhoudelijke afspraken worden vastgelegd in het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Tegelijkertijd wordt, binnen redelijke grenzen, de expertise overgedragen naar de school van herkomst zodat deze op termijn de ondersteuning zelf kan bieden.
12
5
Zware ondersteuning speciaal onderwijs, niveau 3
De directeur van het samenwerkingsverband is eindverantwoordelijk voor de arrangementen bovenschools en voor de toewijzing en bewaakt zowel de kwaliteit, de kwantiteit als het budget. De arrangementen bovenschools worden ieder jaar beschreven in het jaarverslag.
Een tweede doel is het onderwijs en de ondersteuning van kwetsbare jongeren te verbeteren en het aanbod uit te breiden met de mogelijkheid tot certificeren of diplomeren zodat een goede aansluiting op vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt mogelijk wordt.
Werkwijze: Het bevoegd gezag van een school kan, na goed overleg met ouders, een beroep doen op het samenwerkingsverband voor een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs. Het samenwerkingsverband geeft een toelaatbaarheidsverklaring af voor bepaalde tijd, op advies van een commissie die voldoet aan de eisen gesteld in de wet. Waar mogelijk wordt uitgegaan van tijdelijk verblijf in het speciaal onderwijs en terugplaatsing naar een reguliere school na bepaalde tijd. Echter, een beperkte doelgroep zal permanent aangewezen zijn op een speciale setting. Voor alle leerlingen binnen het speciaal onderwijs wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld in samenspraak met ouders.
behandelingen naar verwachting in de toekomst ook zo blijven. In de bijlagen is een overzicht opgenomen van het aanbod binnen de vso-scholen in de Meierij naar doelgroepen, leerlijnen en uitstroomprofielen. Daaruit valt af te leiden dat diplomagerichte trajecten voor bepaalde doelgroepen (nog) niet beschikbaar zijn. Een uitgewerkt ondersteuningsprofiel van iedere vso-school is te vinden op de eigen website van de school.
Verwijzing/plaatsing cluster 1 en 2: Ook voor leerlingen met een visuele- of auditieve en/of communicatieve beperking is een beroep op expertiseoverdracht mogelijk en zo nodig een (tijdelijke) plaats in een speciale setting. Het samenwerkingsverband heeft hiervoor afspraken met gespecialiseerde partners.
Extra ondersteuning in de klas (voorheen AWBZ): Voor leerlingen binnen het speciaal onderwijs in de zwaarste categorie, kan vanwege de handicap op bepaalde momenten aanvullende zorg- of onderwijsondersteuning nodig zijn op school. Hiervoor kan een vso-school een verzoek indienen bij het samenwerkingsverband dat, in samenspraak met de CJG-contactpersoon, bekijkt of aan dit verzoek kan worden voldaan.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Residentiële opvang: Er is in het samenwerkingsverband sprake van residentiële opvang in twee instellingen (Herlaarhof en de la Salle). Voor een aantal van deze jongeren wordt het onderwijs geboden in de daaraan verbonden vsoscholen (plaatsbekostiging).
(Nog niet) dekkend aanbod binnen de regio: Het vso-aanbod in de Meierij is bij de start van passend onderwijs niet dekkend (zie bijlage). Voor jongeren die een behandeling nodig hebben die binnen de regio niet beschikbaar is, zal uitgeweken worden naar een school buiten de regio. Dit zal voor bepaalde specialistische
Het samenwerkingsverband monitort het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs in verband met de doelstelling het aantal plaatsen terug te dringen en onderhoudt contact met de vsoscholen over de leerlingen met een tijdelijke toelaatbaarheidsverklaring, in verband met de eventuele terugkeer naar een reguliere school. De cijfers over het leerlingenverloop vanwege terugkeer naar regulier onderwijs, doorstroom naar middelbaar beroepsonderwijs en de overstap naar werk of dagbesteding, alsook de aanvragen voor extra ondersteuning in de klas worden opgenomen in het jaarverslag.
13
5
Zware ondersteuning - speciaal A onderwijs, niveau 3, vervolg
Inleiding:
Doelstelling:
Doelstelling:
De ondersteuningsbekostiging voor de leerlingen op de speciale scholen, waarvoor het swv een toelaatbaarheidverklaring heeft afgegeven, wordt betaald uit het budget zware ondersteuning. DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) houdt dit in augustus in voor het daarop volgende schooljaar, op basis van de 1 oktobertelling van het voorgaande jaar. In de wet is geregeld dat het samenwerkingsverband in augustus tevens de eventuele groei betaalt, voor het daarop volgende schooljaar.
Het doel is er voor te zorgen dat de middelen daar terecht komen waar de kosten worden gemaakt voor de leerlingen waarvoor het swv een toelaatbaarheidverklaring heeft afgegeven.
Met de invoering van passend onderwijs krijgen scholen een grotere verantwoordelijkheid door invoering van de zorgplicht. Vanaf dat moment neemt de school waar ouders zich aanmelden, de verantwoordelijkheid op zich om de leerling een passende onderwijsplek te bieden, hetzij op de eigen school, hetzij op een andere school. Het doel is dat iedere jongere binnen de regio de Meierij passend onderwijs geboden wordt.
In de nieuwe regeling wordt onder ‘groei’ verstaan het verschil tussen het aantal nieuwe Meierij-leerlingen dat ingeschreven is in de vso-school in de periode oktober – februari en het aantal Meierij-leerlingen dat uitgeschreven is uit de vso-school in diezelfde periode. Dit deel wordt met iedere vso-school apart verrekend, waarbij rekening wordt gehouden met de bekostigingscategorie die door het swv aan leerlingen is toegekend. Er volgt geen verrekening wanneer, in de periode oktober – februari sprake is van krimp. Zowel de basis- als de ondersteuningsbekostiging wordt voor iedere leerling rechtstreeks door het Rijk betaald, aan de school/ het bestuur waar de leerling staat ingeschreven op basis van de 1 oktober-telling.
14
6
Zorgplicht
Aanvullende afspraken t.a.v. de ondersteuningsbekostiging: Het swv draagt zorg voor de ondersteunings bekostiging personeel én materieel van de eventuele groei van Meierij-leerlingen die ontstaat tussen 1 oktober en 1 februari binnen een vso-school voor het daarop volgende schooljaar. Het swv gaat uit van de gegevens die zij ontvangt van DUO. Voor reeds bestaande vso-leerlingen, die in de periode oktober – februari overstappen van de ene vso-school naar de andere vso-school, zijn al ondersteuningsmiddelen beschikbaar gesteld door het samenwerkingsverband. De vso-scholen regelen dit onderling.
Afspraken binnen de Meierij: De keuzevrijheid van ouders wordt gerespecteerd, dat wil zeggen dat de school waar de leerling (schriftelijk) wordt aangemeld de leerling in behandeling neemt en het onderzoek uitvoert. Uitzondering vormen de ouders die weigeren de grondslag van de school te onderschrijven (zie WVO, Wet voortgezet onderwijs). Scholen voor voortgezet onderwijs hanteren toelatingseisen die gerelateerd zijn aan het behalen van een diploma en/of een passende plaats op de arbeidsmarkt (Pro-scholen). In het regulier voortgezet onderwijs beoordeelt het bevoegd gezag eerst of een leerling voldoet aan de vooropleidingseisen (harde criteria), gesteld in het Inrichtingsbesluit WVO. Voldoet het kind daaraan niet (bijvoorbeeld, een vmbo-leerling meldt zich aan op een gymnasium), dan is de zorgplicht niet van toepassing en verwijst de school de ouders naar een passende school binnen of buiten het samenwerkingsverband. Voldoet de leerling wel aan de vooropleidingseisen, dan komt de school de verplichting na om de leerling binnen 6 weken na schriftelijke aanmelding aan te nemen of een plek aan te bieden op een andere school waar de leerling geplaatst kan worden. Deze termijn kan uiterlijk met maximaal 4 weken worden verlengd. Uitzondering hierop vormt het Praktijkonderwijs, dat alleen kan plaatsen met een indicatie die (voorlopig nog) wordt afgegeven door een externe commissie.
Als het niet lukt binnen de gestelde termijn een andere passende school te vinden, dan schrijft de school waar de leerling in eerste instantie is aangemeld de leerling in (eerste aanmelding na het basisonderwijs) of houdt de leerling ingeschreven op de eigen school (binnen het voortgezet onderwijs). Deze afspraak is ook van toepassing op leerlingen die tijdelijk bovenschools verblijven. De school waar de leerling is aangemeld deelt het besluit over toelating schriftelijk en, indien een andere reguliere school wordt aangeboden, met redenen omkleed mee aan de ouders. Wanneer de school van mening is dat de leerling is aangewezen op speciaal onderwijs dan vraagt de school, na overleg met ouders, een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs aan bij het samenwerkingsverband. Scholen verwijzen dus niet rechtstreeks naar het speciaal onderwijs. Wanneer uiteindelijk toch wordt besloten dat het een leerling is voor het regulier onderwijs, dan schrijft de school waar de leerling oorspronkelijk was aangemeld, de leerling alsnog in.
Leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte: De school waar een kind is aangemeld, bekijkt of de gevraagde ondersteuning geboden kan worden. Ook leerlingen met een functiebeperking hebben volgens de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische beperking, recht op aanpassingen die noodzakelijk en geschikt zijn. De school mag dit verzoek afwijzen als het verstrekken van de voorziening een onevenredige belasting is voor de school. Het schoolondersteuningsprofiel vormt hierbij het uitgangspunt. De school onderzoekt eerst of zij de benodigde aanpassingen zelf kan leveren, eventueel met hulp van anderen. Hieronder vallen de aanpassingen waarvoor de school een vergoeding kan krijgen, waaronder een door de ouders aan te vragen onderwijsvoorziening op basis van de
15
6
Zorgplicht
Wet overige OCW-subsidies of aanpassingen met middelen vanuit het samenwerkingsverband. Wanneer de school van mening is dat zij de gevraagde extra ondersteuning niet kan bieden, legt zij dit ouders uit en doet zij het voorstel een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs aan te vragen bij het samenwerkingsverband. Wanneer deze niet geleverd wordt plaatst de school de leerling alsnog zelf.
Passend onderwijs en genoemde maatregelen leggen extra druk op de kwaliteit van de toelating, zowel bij onderinstroom als bij zij-instroom en zowel ten aanzien van de bepaling van het niveau en het inschatten van de ondersteuningsbehoefte, als ten aanzien van de te doorlopen procedure tot en met plaatsing. Hiervoor zijn een aantal kwaliteitscriteria geformuleerd die gelden voor alle scholen:
Verhuisleerlingen, te late aanmeldingen e.d.:
Bij onderinstroom:
Voor leerlingen die zich melden buiten de gestelde termijnen (bijvoorbeeld verhuisleerlingen) of die via Leerplicht of de ACT van de Meierij aangemeld worden, nemen de scholen hun gezamenlijke verantwoordelijkheid en plaatsen zij na de reguliere toelatingsprocedure zo nodig nog één extra leerling vanuit het principe: nood breekt wet. Scholen mogen zich op deze afspraak beroepen wanneer zij al een leerling extra hebben geplaatst op verzoek van het samenwerkingsverband. De Meierij houdt hiervan administratie bij. In dat geval neemt een andere school uit het samenwerkingsverband haar verantwoordelijkheid. Ook hierin wordt qua volgorde de wens van ouders gerespecteerd.
-
De grenzen van passend onderwijs:
-
De scholen, verenigd in het samenwerkingsverband, staan gezamenlijk garant voor een passende school voor leerlingen uit de regio. Uitzondering zijn situaties van overmacht, waaronder gevraagde specialistische expertise, beschikbaarheid van plaatsen en het nog ontbreken van diplomagericht onderwijs op alle vso-scholen. Hierdoor kan niet altijd worden gegarandeerd dat volledig aan de wensen van ouders tegemoet gekomen kan worden.
16
Kwaliteit van toelating:
-
-
-
is het advies van de basisschool leidend, mits onderbouwd met gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Bij discrepantie tussen het advies van de basisschool en de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en/of de eindtoets wordt altijd persoonlijk contact opgenomen met de betreffende basisschool. Het besluit van de toelatingscommissie wordt schriftelijk aan de ouders bekend gemaakt en in afschrift verzonden aan de basisschool. Bij twijfel over aanname van een leerling met behoefte aan extra ondersteuning wordt advies gevraagd bij de ACT van het samenwerkingsverband. Ouders worden altijd geattendeerd op de mogelijkheid om bezwaar te maken en eventueel een onderwijsconsulent in te schakelen.
- -
zoeken casemanagers met elkaar contact bij dreigende afwijzing. gebruiken scholen transparante toelatingscriteria en overgangsnormen.
leerling een passende onderwijsplek te kunnen garanderen. Zo nodig neemt de directeur hiervoor contact op met het samenwerkingsverband primair onderwijs of een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs uit een naburige regio.
Tijdig signaleren en hulp inroepen: Scholen hebben de verantwoordelijkheid steeds alert te zijn op signalen van jongeren die worstelen met problemen die van invloed zijn op het leren. Alle medewerkers zijn daarop getraind en weten hoe deze signalen door te leiden naar de interne zorgstructuur, opdat op een adequate manier ondersteuning kan worden geboden. Iedere school hanteert het protocol Verzuim zoals vastgesteld in de Meierij (te vinden op de website).
Wanneer blijkt dat een leerling langere tijd thuis zit en geen onderwijs volgt, neemt de directeur van de Meierij contact op met de schoolleider van de betreffende school. Het aantal thuiszitters moet tot een minimum worden beperkt. De verslaglegging hierover maakt deel uit van het jaarverslag.
Wanneer een school, ondanks extra onderwijs- en jeugdzorgondersteuning, vastloopt met een leerling met daardoor risico van schooluitval, dan neemt de zorgcoördinator zo snel mogelijk contact op met de ACT voor advies of een arrangement bovenschools. Hierdoor wordt voorkomen dat leerlingen thuis blijven en wordt in gezamenlijk overleg naar een oplossing gezocht. Het ontwikkelingsperspectief wordt daarop zo nodig, in overleg met ouders, aangepast. De school houdt in alle gevallen haar verantwoordelijkheid voor het realiseren van het ontwikkelingsperspectief.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Bij zij-instroom: - -
houden de casemanagers de regie tot en met plaatsing op een andere school. zorgen casemanagers voor objectieve, volledige en eerlijke informatie-uitwisseling en maken zij gebruik van het daarvoor ontwikkelde zijinstroomformulier.
Binnen het samenwerkingsverband wordt het vinden van een passende school voor alle leerlingen gemonitord. Ook wordt toegezien op het nakomen van gemaakte afspraken. Wanneer zich problemen voordoen die vooraf niet zijn voorzien, dan melden scholen dit bij de Meierij en coördineert de directeur de acties die ondernomen moeten worden om iedere
17
7
Advies Commissie Toewijzing (ACT)
Doelstelling:
Samenstelling:
De ACT fungeert als centraal loket waar scholen met hun ondersteuningsvragen terecht kunnen. De ACT geeft mede uitvoering aan de wettelijke verplichtingen van het samenwerkingsverband, zodat de activiteiten vastgelegd in het Ondersteuningsplan in samenhang met elkaar worden uitgevoerd en uitgedragen.
De ACT heeft de opdracht: -
-
- - - -
-
scholen te adviseren en ondersteuning te bieden bij vragen over leerlingen op pedagogischdidactisch gebied. arrangementen toe te wijzen die het aanbod aan ondersteuningsmogelijkheden van de school overstijgen. toelaatbaarheidsverklaringen af te geven voor het speciaal onderwijs, (in de toekomst ook de indicaties af te geven voor leerwegondersteuning en praktijkonderwijs). indien nodig te bemiddelen tussen ouders en school. feedback te geven op de ondersteuning in de school, op basis van de casussen waarvoor hun hulp is ingeroepen. acties te ondernemen op gemelde thuiszitters.
Bijdrage aan nieuw beleid:
De ACT bestaat uit personen die toegerust zijn voor de (nieuwe) taken en onafhankelijk kunnen adviseren. De ACT beschikt over de deskundigheid die wettelijk is voorgeschreven voor het afgeven van toelaatbaarheidsverklaringen.
De ACT stemt onder andere af met partners uit de jeugdzorg, met de diensten ambulante ondersteuning en met het bovenschools team van het swv primair onderwijs over de casussen waarover advies is gevraagd. De ACT onderhoudt structureel contact met leerplicht in de regio over de thuiszitters.
Werkwijze:
Toegang tot de ACT:
Klachten, bezwaren, geschillen:
De ACT richt zich op het versterken van scholen in het bieden van ondersteuning aan leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. De werkwijze is laagdrempelig en vraaggericht en kenmerkt zich door maatwerk.
De zorgcoördinator legt het eerste contact met de ACT en overlegt over een casus zoveel mogelijk met een en dezelfde persoon. Afhankelijk van de vraag overlegt de ACT met anderen. Het privacyreglement van de Meierij is daarbij leidend en te vinden op de website.
Een uitspraak van de ACT over arrangementen bovenschools, indicaties leerwegondersteuning/ praktijkonderwijs of toelaatbaarheid speciaal onderwijs is bindend en ontvankelijk voor beroep (zie hoofdstuk Klachten, bezwaren en geschillen).
De ACT-leden zijn in staat tussen de verschillende rollen te schakelen in een professionele omgeving. De rol wordt bepaald door de vraag of de situatie. Bij twijfel wordt om advies gevraagd bij een onafhankelijke collega. Deze werkwijze is geborgd in de werkprocessen. Er is binnen de Meierij geen externe indicatie commissie voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs. De ACT geeft de indicaties af. Bij vragen voor zware ondersteuning worden collega’s uit het regulier én speciaal voortgezet onderwijs door de ACT geconsulteerd. De werkwijze wordt via het samenwerkingsverband gecommuniceerd (zie bijlage). De ACT werkt bij voorkeur dicht bij de scholen. Waar nodig wordt aangesloten bij overleg in de school, met direct betrokken partijen en afgestemd op de ondersteuning vanuit de jeugdzorg zowel naar de jongere als het gezin.
18
De ervaringen van de ACT kunnen leiden tot input voor nieuw beleid. Werkgroepen laten zich daarom adviseren door een lid van de ACT. Er wordt door de ACT tevens een bijdrage geleverd aan het werkoverleg met de zorgcoördinatoren.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Indicatoren voor goed functioneren: - resultaten uit jaarlijks te houden klanttevreden heidonderzoek, - het aantal klachten of bezwaren afkomstig van scholen, - het aantal klachten of bezwaren afkomstig van ouders, - het aantal verzoeken om indicaties en de uiteindelijke toekenningen, - de doorlooptijd tussen het verzoek en het resultaat.
De ACT monitort de leerlingen waarvoor door scholen een beroep op hen is gedaan. De ACT levert jaarlijks een verslag van haar activiteiten en resultaten ten behoeve van bespreking in het Scholenoverleg. Onderdeel daarvan is het overzicht van afgegeven toelaatbaarheidsverklaringen speciaal onderwijs, waarbij de woonplaats van de leerling is vermeld. De directeur houdt zicht op het aantal indicaties en verwijzingen in relatie tot de begroting en het toezichtkader.
Thuiszitters: Er wordt door de scholen al het mogelijke gedaan om thuiszitten te voorkomen of tot een minimum te beperken. Wanneer het voorkomt meldt de school dit bij de ACT, waarna door de ACT wordt overlegd met de school over de te ondernemen acties.
19
8
Doorlopende leer- en ondersteuningslijnen
Doelstelling: Doel is, voor een leerling bij de overstap naar een andere school, aan te sluiten op de ontwikkeling, het leerproces en de daarbij geleverde ondersteuning. Dit geldt voor de overgang basis-voortgezet onderwijs, bij de overgang tussen reguliere vo-scholen, tussen regulier en speciaal onderwijs, en bij de overgang naar het middelbaar beroepsonderwijs.
Uitgangspunten: Bij de overdracht van leerlingen binnen de Meierij gelden de volgende afspraken: - het belang van de leerling staat voorop, - professionals conformeren zich aan de bepalingen in de wet over informatie-uitwisseling door scholen, - professionals spreken elkaar aan wanneer het niet goed gaat.
Overdracht van gegevens: Overdracht is het totaal van activiteiten gericht op het verzamelen van die gegevens die cruciaal zijn om een naadloze aansluiting te bevorderen én op het overhandigen en toelichten van deze gegevens aan de leerkracht of functionaris van de ontvangende school. Er wordt onderscheid gemaakt tussen standaard overdracht en warme overdracht.
Standaard overdracht primair-voortgezet onderwijs: In de overgang van primair naar voortgezet onderwijs wordt vanaf 2014 in de hele regio gebruik gemaakt van digitale overdracht van leerling-gegevens. Het overstapdossier bevat de wettelijk1 verplichte documenten, aangevuld met in de regio afgesproken gegevens over de cognitieve-, sociaal-emotionele- en taal- en rekenontwikkeling, naast het advies voor de leerweg en een beschrijving van de eventuele ondersteuningsbehoefte. Bij de noodzaak voor extra of zware ondersteuning (onderwijs én/of jeugdzorg) bevat het dossier ook een ontwikkelingsperspectief. In de regio wordt zowel aan de kant van het primair
20
onderwijs als aan de kant van het voortgezet onderwijs gewerkt aan het verkrijgen van veiligheidscertificaten opdat de digitale overdracht van leerling-gegevens voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
Warme overdracht: Deze vorm van overdracht bestaat uit persoonlijk contact tussen functionarissen van de afleverende en ontvangende school en geldt in elk geval voor de leerlingen die extra of zware ondersteuning nodig hebben. Van deze leerlingen worden zowel de uitgevoerde interventies met resultaten als de handelingsadviezen overgedragen.
Afstemming tussen de samenwerkings verbanden: Tussen de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs de Meierij is voortdurend aandacht voor het tijdpad, de kwaliteit van de advisering, de overdracht van de ondersteuningsbehoefte en de voortgang van een doorlopende leer- en ondersteuningslijn. Ouders worden door het basisonderwijs begeleid in het proces naar passend vervolgonderwijs voor hun kind. Het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs ondersteunt dit proces waar mogelijk.
Afspraken over de overstap tussen vo-scholen: Wanneer, ondanks alle inspanningen om de leerling voor de eigen school te behouden, een leerling overstapt naar een andere vo-school dan begeleiden de casemanagers aan beide kanten het proces van zij-instroom en houden zij daarop de regie. Er wordt gewerkt met een vastgesteld overdrachtsformulier en een tijdpad met activiteiten. Bij de overdracht van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte draagt de school ook het ontwikkelingsperspectief over.
1
vo-school, de didactische gegevens, aangevuld met gegevens over de ondersteuningsbehoefte, goed in beeld zijn of zo nodig aanvullend onderzocht. Het streven is er daarna op gericht een diploma te behalen in de gekozen leerweg. Problemen die zich tussentijds voordoen en van invloed zijn op het leren worden door de school aangepakt, zowel vanuit het onderwijs als vanuit de jeugdzorg. De scholen van het samenwerkingsverband stellen zich dan ook tot doel het aantal afstromers terug te dringen.
Detacheren: Bij ernstige twijfel over de haalbaarheid van de overs tap naar een andere school bestaat de mogelijkheid tot tijdelijk detacheren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Meierij-format voor een detacheringovereenkomst. In de detacheringovereenkomst staan inhoudelijke afspraken en zo nodig financiële afspraken waar alle partijen, leerling/ouders, thuisschool en ontvangende school, voor tekenen. De ontvangende school evalueert regelmatig met leerling/ouders en onderhoudt contact met de afleverende school, zodat na de periode van detachering het vervolg vanzelfsprekend is.
Afspraken over de overstap van VO naar MBO: Zeker voor de doelgroep risicojongeren 16+ wordt afstemming gezocht met het MBO. Scholen dragen het ontwikkelingsperspectief over naar het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) voor leerlingen die op het voortgezet (speciaal) onderwijs extra of zware ondersteuning kregen. Zij houden zich hierbij aan de wettelijke kaders om leerling/ouders hiervan op de hoogte te brengen. Extra aandacht zal uitgaan naar de nieuwe instroomeisen van het MBO.
Voorkomen van afstroom:
Afspraken over de overstap tussen VO en VSO:
Overstappen naar een lager niveau gedurende de schoolloopbaan proberen scholen te voorkomen. We gaan er van uit dat, bij binnenkomst op de
Wanneer reguliere scholen van mening zijn dat de gevraagde ondersteuning niet meer geboden kan worden, bespreekt de school dit met leerling en
Zie besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens dd. 2-5-2012
ouders en vraagt een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs aan bij het samenwerkingsverband. In dat geval maakt het ontwikkelings-perspectief met relevante bijlagen deel uit van het dossier. Zie verder het hoofdstuk zware ondersteuning. Deze toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs wordt altijd afgegeven voor een bepaalde tijd. Het doel is dat de leerling, na een bepaalde periode, terugkeert naar het regulier onderwijs. In principe is dat de school van herkomst. Alleen wanneer het gevraagde onderwijs daar niet geboden wordt, wordt uitgeweken naar een andere, passende school. De school voor regulier onderwijs onderhoudt contact met de vsoschool zodat zo veel als mogelijk kan worden afgestemd op het onderwijsprogramma aldaar, en de leerling geen vertraging oploopt in zijn schoolloopbaan. Wanneer terugplaatsing naar de oorspronkelijke school niet aan de orde is, onderneemt de VO-school, in nauw overleg met de VSO-school en ouders, actie op het vinden van een vervolgschool.
Afspraken over tijdelijke opvang elders: Zowel in ’s Hertogenbosch als in de subregio’s Zaltbommel en Boxtel/Schijndel/Vught/ St.Michielsgestel bestaat de mogelijkheid voor arrangementen bovenschools (zie hoofdstuk Arrangementen bovenschools). Deze arrangementen zijn altijd tijdelijk. Bij verblijf elders blijft de school van herkomst verantwoordelijk en blijft de leerling daar ingeschreven. De thuisschool draagt zorg voor het lesmateriaal, voor toetsen en examens en het nakijken daarvan. Vanaf de start worden afspraken gemaakt over voorbereidingen die nodig zijn om terugkeer naar de thuisschool succesvol te laten zijn.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Het samenwerkingsverband monitort de leerlingstromen en heeft waar nodig een ondersteunende rol. In het jaarverslag van het samenwerkingsverband worden de aantallen in relatie tot de woonplaats vermeld zodat de leerlingstromen binnen de regio inzichtelijk zijn en bruikbaar voor het overleg met gemeenten.
21
9
Ouders
Inleiding: Onderwijs en opvoeding zijn zo nauw met elkaar verbonden dat scholen en ouders elkaar als partners zien om een gezamenlijke doelstelling te bereiken: kinderen maximale kansen bieden. Ouders met een verantwoordelijkheid voor opvoeden en begeleiden thuis en in de vrije tijd en scholen met een verantwoordelijkheid voor goed onderwijs en begeleiding op school. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan heldere informatie, goede communicatie, ondersteuning wanneer nodig en medezeggenschap voor ouders.
Informatie: Op de website van de Meierij is het ondersteunings plan te vinden, alsook het profiel dat de basis vormt voor het onderwijsondersteuningsprofiel van alle aangesloten scholen. Via een link komt men op de website van iedere school waar het ondersteuningsprofiel van de school te vinden is. Ouders kunnen zich zo informeren over het ondersteuningsaanbod van iedere school. Naar dit document wordt ook verwezen in de schoolgids van de school, met tips hoe te handelen als het met een jongere niet goed gaat. Aanmelding bij een school dient schriftelijke te gebeuren. Hierbij geven ouders aan of zij hun kind ook bij een andere school hebben aangemeld en zo ja, bij welke school en waar de voorkeur naar uit gaat. Ouders informeren de school bij aanmelding over alle relevante zaken betreffende de zorg en ondersteuning van hun kind zodat de school in staat is, in overleg met ouders en eventueel samen met ketenpartners, de noodzakelijke ondersteuning te bieden.
22
Bij aanmelding op een school conformeren ouders zich aan de bepalingen zoals die in de wet zijn opgenomen over informatie-uitwisseling door scholen met anderen over hun kind. Als deze noodzaak zich voordoet informeert de school de ouders hierover. Deze professionele informatieuitwisseling is een voorwaarde voor het goed functioneren van de interne en externe zorg- en ondersteuningsstructuur en de continuïteit hiervan. Als leerlingen in de loop van de schoolloopbaan een ondersteuningsvraag ontwikkelen die de basisondersteuning van de school overstijgt, worden ouders bij de eerste signalen hierover geïnformeerd. De inbreng van ouders over de thuissituatie en de vraag hoe zij de problemen rond hun kind ervaren is voor de school vanaf de eerste signalering van belang om tot een goede keuze van ondersteuning te komen. Ouders kunnen er op vertrouwen dat de school handelt in het belang van hun kind en zich er voor inzet op basis van wederzijds gedeelde informatie tot een passend ondersteuningsaanbod te komen. Afspraken over extra ondersteuning op school of mogelijk tijdelijk elders, worden vastgelegd in een ontwikkelingsperspectief, waarbij de professionaliteit van de school en de daarbij betrokken partijen leidend is. Ondersteunende taken van ouders in de thuissituatie worden bij het planmatig handelen van de leerkracht betrokken en in het ontwikkelingsperspectief meegenomen. De school voert over het ontwikkelingsperspectief op overeenstemming gericht overleg met ouders.
Het is uiteindelijk de school die over de aard van de extra ondersteuning op school beslist, maar dit in overleg met ouders vastlegt. Dit geldt ook wanneer extra ondersteuning wordt voorgesteld op een andere, bijvoorbeeld speciale school.
Ondersteuning: Ook als ouders vroegtijdig en volledig over de ondersteuning voor hun kind zijn geïnformeerd en de communicatie tussen school en ouders met respect voor beider rollen is verlopen, kan het zijn dat ouders zich niet in het besluit van de school kunnen vinden. Zij kunnen dan in overleg treden met het bestuur van de school, een klacht indienen of een beroep doen op ondersteuning van onderwijsconsulenten (www.onderwijsconsulenten.nl). Onderwijsconsulenten kunnen ouders/leerlingen, scholen en samenwerkingsverbanden helpen bij deze problematiek. Zie verder het hoofdstuk klachten, bezwaren en geschillen.
Medezeggenschap: Naast ondersteuning van ouders is er ook collectieve belangenbehartiging in de vorm van medezeggenschap. Ouders kunnen zich laten vertegenwoordigen in de medezeggenschapsraad van de school van hun kind en daar adviseren over het schoolondersteuningsprofiel van de school en over de toewijzing van (extra) ondersteuningsmiddelen. Ouders hebben ook het recht op instemming op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Zij kunnen zich door de medezeggenschapsraad van de school laten voordragen voor de daarvoor opgerichte ondersteuningsplanraad. Zie verder het hoofdstuk medezeggenschap.
Communicatie: De rol van ouders en de school bij opvoeden en onderwijs is gelijkwaardig maar niet gelijk. Vanuit deze grondhouding vindt de communicatie tussen school en ouders plaats. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Scholen zijn primair verantwoordelijk voor het onderwijs.
23
10
Onderwijs aan anderstaligen
Inleiding: Jongeren, die de Nederlandse taal nog niet machtig zijn, hebben net als alle andere jongeren, recht op onderwijs en dienen dus ingeschreven te staan op een school. Het gaat hier om een specifieke doelgroep waarvoor het onderwijsaanbod centraal wordt aangeboden binnen de Meierij.
Regeling: Jongeren van 12 jaar en ouder, die de Nederlandse taal nog niet machtig zijn en afkomstig zijn uit de regio de Meierij, worden administratief ingeschreven op de Bossche Vakschool Duhamel dat voor onderwijs aan deze doelgroep een contract heeft met het ROC Koning Willem 1 college. De Bossche Vakschool Duhamel onderhoudt dit contract. Deze leerlingen stromen uiterlijk na twee jaar, of zoveel eerder als mogelijk, door naar regulier onderwijs bij voorkeur thuisnabij en naar het niveau dat is geadviseerd. De specifieke expertise die nodig is voor deze doelgroep blijft op deze manier gebundeld en raakt niet versnipperd met risico van kwaliteitsverlies.
Het onderwijs aan anderstaligen op een centrale plek blijft op deze manier bovendien financieel haalbaar en biedt deze leerlingen daarnaast, in de beginfase van hun verblijf in Nederland, de mogelijkheid lotgenoten te ontmoeten en op allerlei manieren geholpen te worden met integratie in de Nederlandse samenleving. De leerling stapt, uiterlijk na twee jaar, over naar een van de geadviseerde leerwegen van het voortgezet onderwijs of het MBO, op basis van een dossier waarover binnen de Meierij nadere afspraken worden gemaakt. De ontvangende school draagt zo nodig zorg voor eventueel aanvullend taalonderwijs. Jongeren met een westerse schoolloopbaan die Engels, Frans of Duits spreken en geen sociaal emotionele problemen hebben, kunnen sneller instromen in een reguliere school. De scholen staan hiervoor open. Voor leerlingen die nog geen 2 jaar in Nederland verblijven kan iedere school na inschrijving zelf ISK-bekostiging aanvragen. Wanneer instroom van anderstaligen een gelijkmatig beeld vertoont is de opvang van deze doelgroep binnen de regio de Meierij geregeld. Voor tussentijdse fluctuaties neemt de Bossche Vakschool Duhamel haar maatregelen, opdat ook dan aan de vraag kan worden voldaan.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Het samenwerkingsverband monitort de doorstroom van deze leerlingen in relatie tot het advies van de afdeling ISK en neemt dit op in haar jaarverslag.
11
Kennisdeling en deskundigheidsbevordering
Doel: De invoering van passend onderwijs vraagt om docenten die in staat zijn om te gaan met verschillen in de klas. Dit betekent meer maatwerk voor leerlingen die om uiteenlopende redenen, variërend van een persoonlijke handicap, tijdelijke problemen thuis tot hoogbegaafdheid, behoefte hebben aan aanpassingen in instructie, in ondersteuning of in de opbouw van het curriculum.
Verantwoordelijkheden: De deskundigheid van docenten is op de eerste plaats een verantwoordelijk van docenten zelf en de scholen waar zij in dienst zijn. Hieraan wordt binnen de scholen doorlopend aandacht besteed. De kwaliteit van de ondersteuners die vanuit het speciaal onderwijs beschikbaar zijn voor de reguliere scholen, is een verantwoordelijkheid van de besturen speciaal onderwijs waar deze ondersteuners worden ingeleend. Om deze kwaliteit op peil te houden, wordt een werkwijze gekozen die ook op lange termijn meerwaarde biedt. Ondersteuners zullen daarom voortdurend gevoed worden vanuit de thuisbasis (het speciaal onderwijs) en indien nodig een beroep kunnen doen op specialistische expertise of eigen deskundigheidsbevordering. Omdat de vraag op de scholen steeds aan verandering onderhevig is, zijn flexibiliteit en mobiliteit belangrijke kenmerken van de inzet van ambulant ondersteuners. Op basis van evaluaties worden inleenafspraken gemaakt over ondersteuning tussen vso-besturen en het Scholenoverleg.
Dit kan ter ondersteuning van individuele leerlingen, maar ook ter versterking en deskundigheidsbevordering van docenten. De besturen speciaal onderwijs, die de ondersteuners uitlenen, ontwikkelen hiervoor in gezamenlijkheid en in afstemming met de reguliere scholen, methodieken die zijn afgestemd op de vraag van de scholen.
Kennisdeling: Het samenwerkingsverband is bij uitstek een netwerk om van en met elkaar te leren. Dit kan door overdracht van expertise en het delen van ervaringen maar ook door elkaar te inspireren in het vinden van passende oplossingen. Door de onderscheidende expertise van de scholen voor speciaal onderwijs is overdracht van expertise naar de reguliere scholen voor diverse doelgroepen mogelijk. Dit wordt zoveel mogelijk bevorderd.
Speerpunten zijn daarom: - - - - -
het werkoverleg zorgcoördinatoren het platform dyslexie- dyscalculiespecialisten de jaarlijkse presentaties Good Practice Passend Onderwijs de jaarlijkse conferentie van schoolleiders en zorgcoördinatoren het in beeld brengen van de aandachtspunten in het eigen ondersteuningsaanbod of deskundigheidsbevordering van medewerkers, bijvoorbeeld door middel van collegiale consultaties
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: Het samenwerkingsverband neemt alle activiteiten door haar georganiseerd op in haar jaarverslag.
Vraaggestuurd: Scholen kunnen de extra middelen en formatie (voormalige AB-ers) die zij krijgen vanuit het samen werkingsverband, naar eigen inzicht inzetten.
24
25
12
Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt
Doelstelling: Het voortgezet onderwijs stelt zich maximale talentontwikkeling tot doel door aandacht te besteden aan loopbaanoriëntatie, leerlingen af te leveren met een diploma, een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt of vervolgonderwijs. Waar dat niet mogelijk is worden jongeren voorbereid op een positieve en zo mogelijk zelfstandige deelname aan het maatschappelijk leven, waaronder wonen, werken, vrije tijd en burgerschap, en zo mogelijk een duurzame plek op de reguliere arbeidsmarkt of waar nodig een beschermde omgeving.
Doelgroep: Er zullen altijd jongeren zijn die om uiteenlopende redenen niet in staat zijn een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te halen. Dit kan zijn oorzaak hebben in een handicap of door beperkte intellectuele capaciteiten. Deze doelgroep wordt mede bepaald door steeds hogere eisen die aan werknemers worden gesteld en daarmee samenhangende instroomeisen in het beroepsonderwijs. Deze doelgroep vinden we met name in het praktijkonderwijs en in het speciaal onderwijs (uitstroomprofiel arbeidtoeleiding of dagbesteding).
Deelcertificaten: Scholen die jongeren direct voorbereiden op instroom op de arbeidsmarkt hebben wel de mogelijkheid om deelcertificaten uit te geven. Waar mogelijk wordt dit gestimuleerd. Om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten bieden scholen ook branchegerichte cursussen aan, met door de branches afgegeven certificaten. Zo’n certificaat kan een verklaring zijn omtrent de eisen waaraan de jongere voldoet, en vormt dan een beeld van de mogelijkheden van de jongere. Hierdoor worden de kansen op de arbeidsmarkt vergroot.
Stages als brug naar werk: Om de kans van slagen op een duurzame plek op de arbeidsmarkt te vergroten wordt ter voorbereiding op werken gebruik gemaakt van stages. Tijdens stages worden beroepsvaardigheden geoefend en kan ervaren worden
26
of de werkplek voldoet aan de verwachtingen. Zowel voor toekomstige werknemers als voor werkgevers zijn stages een middel om zicht te krijgen op de aanwezige competenties en beroepshouding. Om verzekerd te zijn van voldoende stageplekken hebben scholen intensieve contacten met (SW)bedrijven in de regio.
Bedrijfsleven: Werkgevers hebben behoefte aan instroom van werknemers met voldoende werknemersvaardigheden. Voor werknemers zonder startkwalificatie of met een arbeidsbeperking wordt van hen extra inzet en inzicht verwacht om ook deze doelgroep kansen te bieden. Bij voorkeur met minimale administratieve lasten en bureaucratie en vermindering van risico’s door maatregelen van de overheid. Om goed op elkaar af te stemmen onderhouden de scholen goede contacten met bedrijven, zowel om te weten wat nodig is als over de noodzaak tot extra begeleiding of ondersteuning.
Speciale arrangementen: Praktijkscholen en scholen voor speciaal onderwijs monitoren oud-leerlingen tot twee jaar na het schoolverlaten en adviseren in voorkomende gevallen de leerling, de werkgever of vervolgonderwijs op diens verzoek over het aansluitend vervolgonderwijs, het uitoefenen van een functie op de arbeidsmarkt en het functioneren in een vorm van dagbesteding. Wanneer het vervolgtraject niet lukt, kunnen de scholen oplossingen bieden in de vorm van verlengde trajecten, speciale arrangementen of blijvende ondersteuning. Deze verlengde trajecten, die nauw aansluiten bij de doelgroep, maken geen deel uit van het bestaande aanbod van scholen. maar kunnen worden uitgevoerd onder regie van de gemeenten (en UWV) en gefinancierd met gelden van gemeenten en/of bedrijfsleven. Scholen zullen daarnaast altijd, indien permanente ondersteuning nodig is, ouders stimuleren een beroep te doen op de eigen zorgverzekering, die daarvoor eveneens voorzieningen heeft.
13
Medezeggenschap
Doelstelling: Medezeggenschap heeft tot doel de betrokkenheid van personeel, ouders en leerlingen op de aangesloten scholen, alsmede van de medewerkers die taken uitvoeren ten behoeve van het samenwerkingsverband, bij het beleid te vergroten door aan hen formele invloed te geven en daarmee een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de activiteiten van het samenwerkingsverband. De inspraak is geregeld in de Wet Medezeggenschap op Scholen en kent vier niveaus: - medezeggenschap binnen de scholen (MR) - medezeggenschap bij het bevoegd gezag (GMR) - medezeggenschap binnen de uitvoerende dienst van het samenwerkingsverband (PMR) - medezeggenschap op het beleid van het samenwerkingsverband (OPR)
Medezeggenschap binnen de scholen: De medezeggenschapsraad (MR) van een school heeft adviesrecht op het schoolondersteuningsprofiel en instemmingsrecht op het schoolplan. In het profiel beschrijft de school de mogelijkheden die zij heeft voor het bieden van ondersteuning aan leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. Een Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR), wanneer meer dan één school onder hetzelfde bevoegd gezag valt, heeft adviesrecht over het financieel meerjarenbeleid waaronder ook het zorgen ondersteuningsbeleid bij dat bevoegd gezag.
Medezeggenschap binnen de uitvoerende dienst van het samenwerkingsverband:
Medezeggenschap op het beleid van het samenwerkingsverband: Voor inspraak op het beleid van het samenwerkings verband is een Ondersteuningsplanraad (OPR) opgericht. De OPR heeft instemmingbevoegdheid op de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs. In de OPR zijn ouders/leerlingen en medewerkers door de MR’s van de scholen gekozen. De samenstelling van de OPR vindt u in de bijlagen.
Werkwijze: Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft zowel voor de PMR als voor de OPR een reglement en medezeggenschapstatuut opgesteld. In het reglement is geregeld hoe de medezeggenschap van dat orgaan vorm krijgt. De stukken zijn beschikbaar via het samenwerkingsverband.
Overleg: De directeur van het samenwerkingsverband voert namens het bestuur het overleg met zowel de PMR als de OPR.
Verslaglegging: De PMR en de OPR stellen jaarlijks een verslag op van hun werkzaamheden in het afgelopen schooljaar en maken dit bekend aan alle betrokkenen. Het verslag is op te vragen bij het secretariaat en wordt gepubliceerd via de website van het samenwerkingsverband.
Deze medezeggenschapraad zal uit tenminste twee leden bestaan die worden gekozen uit en door het personeel dat in dienst is dan wel tenminste zes maanden te werk is gesteld zonder benoeming bij het samenwerkingsverband.
27
14
Kwaliteitszorg
Doelstelling:
Kengetallen:
Om te kunnen sturen op de kwaliteit van de opbrengsten die het samenwerkingsverband zich ten doel stelt, is kwaliteitszorg een kernactiviteit. Rapportages en evaluaties worden gebruikt om knelpunten of trends te signaleren op grond waarvan nieuwe ontwikkelingen in gang worden gezet of bestaande situaties worden verbeterd. Kwaliteitszorg beoogt een antwoord te geven op de vraag: doen we de goede dingen en doen we de dingen goed?
Op alle kernactiviteiten worden kengetallen verzameld, waaronder: - het aantal leerlingen dat extra ondersteuning krijgt met middelen van het swv en de resultaten hiervan. - het aantal docenten dat begeleiding krijgt met middelen van het swv en de resultaten hiervan. - het aantal leerlingen waarvoor advies wordt gevraagd bij de ACT, met de resultaten hiervan. - het aantal leerlingen dat tijdelijk gebruik maakt van arrangementen bovenschools en de resultaten hiervan. - het aantal leerlingen dat overstapt naar een andere school. - het aantal leerlingen dat overstapt vanuit een ander samenwerkingsverband. - het aantal leerlingen dat aangewezen is op speciaal onderwijs. - het aantal de leerlingen dat tijdelijk de overstap maakt van regulier naar speciaal onderwijs. - het aantal leerlingen dat daarvan nog buiten de regio speciaal onderwijs volgt. - het aantal leerlingen dat, na verblijf in het speciaal onderwijs, terugkeert naar regulier onderwijs. - het aantal leerlingen dat gedurende bepaalde tijd thuiszit.
Het toezichthoudend bestuur heeft een toezichtkader opgesteld waarlangs de verantwoording geschiedt en de resultaten worden gemeten. Centraal worden hiervoor kengetallen verzameld, evaluaties opgesteld en klanttevredenheidonderzoeken uitgevoerd. De resultaten worden verzameld in een jaarverslag, dat wordt geanalyseerd en besproken in het Scholenoverleg. Het jaarverslag wordt vervolgens ter verantwoording voorgelegd aan het bestuur. Na vaststelling door het bestuur wordt het jaarverslag publiek gemaakt.
Rapportages en evaluaties: Rapportages en evaluaties worden besproken in het Scholenoverleg, waaronder: - de jaarrapportage van de ACT. - de jaarrapportages van de tussenvoorziening(en). - de jaarrapportages van de scholen over: - de uitvoering van de onderwijsondersteuning - de ondersteuning vanuit de basisteams Jeugd en Gezin - de jaarlijkse evaluatie van het Scholenoverleg. - de jaarlijkse evaluatie van het Werkoverleg zorgcoördinatoren.
28
In een aantal gevallen wordt voorafgaand aan bespreking in het Scholenoverleg advies gevraagd van het Werkoverleg zorgcoördinatoren De kwaliteit van het onderwijsaanbod en de ondersteuning binnen de scholen wordt regelmatig geëvalueerd met leerlingen, ouders, medewerkers en externe partners (zie onderwijsondersteuningsprofiel).
Het samenwerkingsverband monitort het aantal afgegeven toelaatbaarheidsverklaringen VSO en het aantal indicaties voor arrangementen bovenschool in relatie tot de beschikbare budgetten. Hierover wordt aan het Scholenoverleg gerapporteerd zodat tijdig nagedacht kan worden over maatregelen om ongewenste groei te stoppen.
Tevredenheidonderzoeken: Tevredenheidonderzoeken worden jaarlijks uitgevoerd in relatie tot de leerlingen die bovenschools worden begeleid, zowel door de ACT als in de tussenvoorziening(en). Bevraagd worden: leerlingen/ouders, zorgcoördinatoren en de BJG’s waarmee wordt samengewerkt.
Handboek kwaliteitszorg: Ten behoeve van de eigen werkprocessen heeft de Meierij een Handboek kwaliteitszorg. De procedures worden met regelmaat tegen het licht gehouden en zo nodig bijgesteld. Het Handboek is voor de scholen te vinden op de website (achter de inlog).
Monitoring, coördinatie en houden aan afspraken: Binnen het samenwerkingsverband wordt gemonitord of de toegezegde ondersteuning binnen de scholen wordt geboden en de afspraken worden nagekomen. Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid die bovenschools is neergelegd. Scholen dragen ieder voor zich de verantwoordelijkheid elkaar aan te spreken op de afspraken die zijn gemaakt. De Meierij neemt, indien daar aanleiding toe is, het initiatief om stil te staan bij opgedane ervaringen in de vorm van een gesprek met de vertegenwoordiger in het Scholenoverleg en de zorgcoördinator.
29
15
Klachten, mediation, bezwaren en geschillen
Doelstelling: Doel is, bij verschillen van inzicht tussen ouders en samenwerkingsverband, schoolbesturen en samenwerkingsverband, besturen onderling, en tussen samenwerkingsverband en gemeenten, tot overeenstemming te komen opdat verschillen van inzicht niet ten koste gaan van de doelstelling van het samenwerkingsverband: passend onderwijs bieden aan de leerlingen in de regio de Meierij. Zie hiervoor ook de statuten.
Toelichting: Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke geschillencommissie als bedoeld in art. 30 in de wet Medezeggenschap op scholen (www.infowms.nl)
Klachten: Het samenwerkingsverband heeft een klachtenregeling. Deze is te vinden op de website: www.demeierij-vo.nl. Alleen die klachten worden in behandeling genomen, die betrekking hebben op taken uitgevoerd door personeel dat diensten uitvoert in opdracht van het samenwerkingsverband. Voor klachten over de uitvoering van taken van de scholen wordt verwezen naar de klachtenregelingen van scholen.
Mediation: Wanneer de klacht niet naar tevredenheid kan worden afgehandeld en daardoor leidt tot een geschil, wordt geprobeerd met behulp van een onafhankelijk bemiddelaar, een zgn. mediator, tot overeenstemming te komen. Hierover beslist de directeur van het samenwerkingsverband.
Bezwaaradviescommissie: Het samenwerkingsverband heeft een bezwaaradviescommissie die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het swv over de toelaatbaarheid van leerlingen tot
30
het speciaal onderwijs en voor de aangeslotenen een uitspraak doet inzake geschillen waarbij een aangeslotene ernstig in zijn belang wordt geschaad. De MR en OPR worden geïnformeerd over elk oordeel van de bezwaaradviescommissie waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen.
Onderwijsconsulenten: De Onderwijsconsulenten zijn ingesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), om ouders/verzorgers en scholen te adviseren en te begeleiden bij onderwijskwesties rond een kind met een handicap, ziekte of stoornis. Ook proberen onderwijsconsulenten oplossingen te vinden voor kinderen die langdurig thuiszitten zonder uitzicht op een onderwijsplaats. Zie: www.onderwijsconsulenten.nl
16
Organisatie en bestuur
Doelstelling: De organisatie van het samenwerkingsverband is zodanig ingericht dat de doelen worden gerealiseerd met de middelen die daarvoor ter beschikking staan. De werkwijze en de inzet van middelen zijn transparant en openbaar.
Stichtingsbestuur: De aangeslotenen hebben een stichting opgericht, waarbij het bestuur zijn taken uitoefent op basis van een toeziend bestuursconcept (code good governance), uitgewerkt in een toezichtkader. Het bestuur bestaat uit statutair bestuurders van de aangeslotenen dan wel personen die een gemandateerde bestuursfunctie vervullen, aangevuld met een onafhankelijk voorzitter die niet gelijktijdig bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt bij één van de aangeslotenen respectievelijk niet als werknemer of anderszins een gezagsrelatie heeft met één van de aangeslotenen.
Notabene: Tegen een beslissing van het swv op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open. Ouders behouden tevens de mogelijkheid om hun klacht voor te leggen aan het college voor mensenrechten en gelijke behandeling (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling) en om een beroep aan te tekenen bij de rechter. Zie voor meer informatie: www.geschillenpassendonderwijs.nl
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: In het jaarverslag wordt verslag gedaan van alle zaken binnen het samenwerkingsverband waarover een geschil is ontstaan en die op enige wijze zijn voorgelegd om tot een oplossing te komen.
Directeur: De directeur is belast, in samenspraak met het Scholenoverleg, met de ontwikkeling, voorbereiding en uitvoering van het Ondersteuningsplan en de activiteiten van het samenwerkingsverband. De bevoegdheden van de directeur zijn vastgelegd in een managementstatuut. De directeur geeft tevens leiding aan het personeel dat verbonden is aan, dan wel diensten uitvoert ten behoeve van, het samenwerkingsverband. De directeur is bevoegd alle daarvoor noodzakelijke handelingen te verrichten waaronder eigen overleg met partners en met collega directeuren van samenwerkingsverbanden.
het uitvoeren van het Ondersteuningsplan binnen de eigen schoolorganisatie alsmede het nakomen van in dat kader genomen besluiten en gemaakte afspraken. Het Scholenoverleg fungeert tevens als ontmoetingsplaats voor wederzijdse informatie- en gedachtenuitwisseling. De directeur zit het Scholenoverleg voor. De samenstelling, besluitvorming, activiteiten, taken en bevoegdheden alsmede de werkwijze van het Scholenoverleg zijn nader geregeld in een reglement.
Personeel: Het personeel werkzaam voor het samenwerkingsverband is vooralsnog, met uitzondering van de directeur, op contractbasis ingeleend vanuit de aangesloten scholen of wordt ingeleend via een Payroll-organisatie.
Werkgroepen: Het Scholenoverleg heeft een aantal werkgroepen (zie bijlage) dat op basis van een opdracht van het Scholenoverleg op bepaalde thema’s beleid voorbereidt. De werkgroepen fungeren onder voorzitterschap van een lid van het Scholenoverleg. De werkgroepen worden ondersteund door de directeur.
Werkoverleg zorgcoördinatoren: Het werkoverleg zorgcoördinatoren fungeert als overleg- en informatieplatform voor de directeur en biedt de zorgcoördinatoren een platform voor overleg en deskundigheidsbevordering. Het werkoverleg zorgcoördinatoren kan gevraagd en ongevraagd het Scholenoverleg adviseren.
Het Scholenoverleg:
Huisvesting:
Het Scholenoverleg bestaat uit leden van de directies van de aangesloten scholen. De activiteiten zijn gericht op het ontwikkelen, voorbereiden en uitvoeren van inhoudelijk beleid van de stichting en kent specifiek tot taak: het zorg dragen voor
Het centraal kantoor van de Meierij is, samen met de Advies Commissie Toewijzing en de Bovenschoolse voorziening gehuisvest aan de Hervensebaan nr.9 in ’s Hertogenbosch
31
17
Financieel beleid
Doelstelling: Het financieel beleid gaat uit van een duidelijke relatie met de beoogde resultaten, een meerjarenperspectief met redelijke verwachtingen ten aanzien van baten en lasten en een inventarisatie van toekomstige risico’s.
Werkwijze: In de planning- en controlcyclus is vastgelegd hoe het proces van begroting tot en met jaarrekening verloopt. De verantwoordelijkheden binnen het gehele proces zijn beschreven. De opzet van de begroting (zie bijlage) sluit aan bij het meerjarig ondersteuningsplan en kent een activiteiten gerichte opbouw (kostenplaatsen) met de voor de activiteit verwachte financieringsbronnen (kostendragers). Voor deze activiteiten worden afzonderlijke begrotingen gemaakt (zogenaamde subbegrotingen). De indeling van een subbegroting sluit op zijn plaats weer aan bij het model financieel jaarverslag OCW. Op deze wijze wordt jaarlijks een professionele verantwoording afgelegd, voorzien van een accountantsverslag. De activiteitenbegrotingen van het samenwerkingsverband kennen een meerjarige opzet. Deze meerjarenbegrotingen geven belangrijke informatie voor de meerjarenbegrotingen en formatieplannen van de individuele schoolbesturen. De financiële administratie wordt in eigen beheer gevoerd. Er is een externe controller. Periodiek worden managementrapportages verstrekt aan het bestuur over de (financiële) stand van zaken van de begrote activiteiten. De directeur bewaakt en controleert de financiële budgetten en ziet toe op de voortgang van de geplande activiteiten. Een financiële bijdrage van scholen wordt door de Meierij alleen gevraagd bij tijdelijk verblijf van een leerling op de tussenvoorziening of opvang elders. Met de VSO-bestuurders zijn afspraken gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na 1 oktober zijn ingestroomd in het jaar waarover zij zorgbekostiging ontvangen van
32
DUO. Als peilmoment geldt daarvoor de datum van 1 februari. Eenzelfde systematiek wordt toegepast wanneer op 1 februari blijkt dat het aantal leerlingen in negatieve zin afwijkt van de teldatum van 1 oktober. De verrekening vindt plaats vóór afronding van het schooljaar waarop de aantallen betrekking hebben, op basis van facturatie.
op basis van verantwoording en evaluaties. In ieder geval wordt rekening gehouden met de zorgzwaarte per schoolsoort. Een vaste voet is vastgesteld voor alle scholen, dus ook voor de scholen voor speciaal onderwijs. Tenminste wordt gegarandeerd dat er aansluiting en samenwerking is met de basisteams Jeugd en Gezin. De scholen nemen de schoolbudgetten op in het eigen financieel jaarverslag.
Nieuwe begroting: De begroting van het swv 30-05 verandert met de komst van Passend Onderwijs. Toegevoegd wordt een budget voor zware ondersteuning, dat tenminste moet worden ingezet voor: - de zorgbekostiging voor leerlingen in het speciaal onderwijs (rechtstreeks door DUO ingehouden aan het begin van het begrotingsjaar), - de bekostiging voor tussentijds geplaatste leerlingen op het speciaal onderwijs (rechtstreeks te voldoen aan het VSO), - de kosten van de commissie die de toelaatbaarheidsverklaringen afgeeft.
De schoolbudgetten zijn verder bedoeld voor onderwijsondersteuning (de gemeenten zijn verantwoordelijk voor jeugdzorgondersteuning) in de reguliere scholen. De scholen zijn vrij daarin zelf keuzes te maken door te investeren in ondersteuning van leerlingen of door deskundigheidsbevordering van leerkrachten, mits dit in relatie staat tot de leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte.
Verrekening bij zij-instroom: Voor leerlingen met of zonder ondersteunings behoefte kan bij een tussentijdse overstap gebruik gemaakt worden van een detacheringovereenkomst
(model de Meierij). In een detachering-overeenkomst worden tussen scholen afspraken opgenomen waaronder die over de overdracht van middelen. Bij tijdelijke plaatsing op de Bovenschoolse voorziening wordt door de Meierij een bedrag per leerling per maand gefactureerd bij de scholen (zie hoofdstuk arrangementen bovenschools). Dit bedrag bestaat uit de basisbekostiging aangevuld met een bedrag uit het schoolbudget.
Monitoring, coördinatie en verslaglegging: De Meierij monitort de inzet door de scholen van de schoolbudgetten en vraagt een inhoudelijke verantwoording op basis waarvan kan worden gefactureerd. De Meierij verstrekt de scholen daartoe een format. Duidelijk moet zijn dat de gelden zijn ingezet ten behoeve van leerlingen met een extra onderwijsondersteuningsbehoefte. Deze informatie wordt opgenomen in het jaarverslag.
Wat over is van het budget voor zware ondersteuning wordt ingezet voor arrangementen bovenschools en voor de basis- en extra ondersteuning op de reguliere scholen ter vervanging van de huidige rugzakken. Voor een deel van dit budget worden ambulant ondersteuners ingeleend van de vso-besturen. De Meierij treedt hierin op als makelaar voor de aangesloten scholen.
Schoolbudgetten: De verdeling van de middelen naar de scholen loopt via de Schoolbudgetten als onderdeel van de basis- en extra ondersteuning. Naarmate minder leerlingen in het speciaal onderwijs verblijven kan meer geld uit het budget zware ondersteuning worden toegevoegd aan het budget voor basis- en extra ondersteuning binnen de scholen. De verdeelsleutel voor de schoolbudgetten wordt jaarlijks vastgesteld in het Scholenoverleg, mede
33
Adresgegevens Samenwerkingsverband de Meierij Nummer: VO3005 Postadres:
Postbus 428, 5201 AK ’s-Hertogenbosch
Bezoekadres:
Hervensebaan 9, ’s-Hertogenbosch
Telefoon: 073-6112206
Bijlage: de verbinding passend onderwijs en gemeentelijke taken
Website: www.demeierij-vo.nl Regio-omschrijving:
’s-Hertogenbosch – Vught – Haaren – Boxtel – Sint-Michielsgestel –
Schijndel - Maasdriel – Zaltbommel
Voorzitter:
M.L. Kreuzen M.A.
Directeur:
Drs. R.A.C.M. Sparidaans
Telefoon:
073-6112206 / 06-50242142
E-mail:
[email protected] Secretariaat:
I. van Alphen
H. Koetje
Inleiding: De Wet passend onderwijs en de transitie Jeugdzorg hebben op veel punten raakvlakken. Gemeenten en onderwijs moeten gezamenlijk optrekken om de inhoudelijke verandering te kunnen realiseren. Op grond van artikel 18a lid 9 van de Wet op het primair onderwijs en 17a lid 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt het door de samenwerkingsverbanden op te stellen ondersteuningsplan niet vastgesteld voordat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg (hierna: OOGO) heeft plaatsgevonden met burgemeester en wethouders van de gemeente(n) in de betreffende regio. Het betreft dan in ieder geval de volgende thema’s:
E-mail:
[email protected] Advies commissie Toewijzing (ACT) ACT medewerkers
E. van den Broek-Wijdeven (Orthopedagoog)
T. van de Meerakker
M. Peters
• Jeugdhulp • Leerplicht • Leerlingenvervoer • Onderwijshuisvesting • Onderwijsachterstandenbeleid • Aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt
Bovenschoolse voorziening Brinnummer: 30ZJ Adres:
Hervensebaan 9, 5232 JL ’s-Hertogenbosch
Telefoon: 073-6235377 Website: www.demeierij-vo.nl/bsv Coördinator:
M. Hendriks
Deze zelfde verplichting tot het voeren van OOGO geldt voor het (jeugd)beleidsplan van de gemeenten (voor zover het de afstemming met het onderwijs betreft). In een ambtelijk overleg passend onderwijs de Meierij, waarin naast de 8 gemeenten de beide samenwerkingsverbanden participeren, zijn de concept-ondersteuningsplannen van de samen werkingsverbanden PO en VO besproken en is inhoudelijke overeenstemming bereikt over de verbinding tussen passend onderwijs en de gemeentelijke taken. In de volgende paragrafen worden deze taken beschreven op een aantal onderdelen: de gemeenschappelijke ambitie, de beschikbaarheid, de werkwijze en de wijze van registreren, evalueren en overleg in de komende jaren.
34
Naast de bereikte overeenstemming, blijven er ook zogenaamde ontwikkelpunten bestaan. We willen het ambtelijk overleg passend onderwijs de Meierij de komende jaren in stand houden om deze punten, die gezamenlijk een ontwikkelagenda vormen, verder uit te werken. Ten slotte is het van belang de lezer er op te wijzen dat daar waar in de onderstaande teksten gesproken wordt over het PO en VO, het ook het SBO, SO, VSO betreft.
35
1
Jeugdhulp
Het samenwerkingsverband primair onderwijs de Meierij en het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs de Meierij zijn verantwoordelijk voor de interne (onderwijs) ondersteuning. De gemeente is verantwoordelijk voor de externe ondersteuning, de zorg voor kinderen en jongeren, inclusief het inzetten van jeugdhulp op maat, indien noodzakelijk (alles om het onderwijs). Een samenhangend en afgestemd stelsel van interne en externe ondersteuning moet het doel zijn van de samenwerking. Immers kinderen en jongeren moeten in een zo vroeg mogelijk stadium en in de eigen omgeving geholpen worden om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en om escalatie van problemen te voorkomen. Uitgangspunten voor de samenwerking tussen gemeenten en onderwijs in het kader van de Transitie Jeugdzorg en Passend onderwijs zijn: • het onderwijs is mede verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren en geeft daar, naast de onderwijsgevende taak, samen met gemeenten onder meer invulling aan door het inrichten en in stand houden van professionele zorgteams op de scholen; • het onderwijs en gemeenten zijn er gezamenlijk voor verantwoordelijk dat in de Basisteams Jeugd en Gezin2 integrale plannen van aanpak worden gemaakt en dat vanuit de BJG’s zo snel mogelijk actie wordt ondernomen richting gezinnen.
Wat is onze ambitie? Gemeenten en onderwijs zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor optimale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Daarbij wordt uitgegaan van een integrale aanpak gericht op één kind/gezin – één plan.
Welke werkwijze hanteren we? Alle scholen in de Meierij (PO en VO) kunnen via de Basisteams Jeugd en Gezin (BJG) een beroep doen op preventie, ondersteuning en jeugdzorg. De verantwoordelijkheid van het BJG richt zich op problemen die samenhangen met de (psychische) gezondheid, het thuismilieu en/of buurt en vrije tijd. De verantwoordelijkheid van de school richt zich op problemen die samenhangen met het leren en de
36
2
De term Basisteam Jeugd en Gezin (BJG) is een voorlopige werktitel uit het Functioneel Ontwerp Transitie Jeugdzorg Brabant Noord Oost (versie 19-09-2013). Gemeenten kunnen er voor kiezen voor deze Basisteams een andere benaming te geven. Datzelfde geld voor termen binnen het onderwijs, zoals zorgcoördinator, zorgteam of ZAT. Voor Zaltbommel en Maasdriel geldt daarnaast dat zij deel uitmaken van de passend onderwijs-regio De Meierij, maar voor de transitie jeugdzorg deel uitmaken van de regio Rivierenland. Daarmee is het voor deze twee gemeenten op dit moment niet duidelijk in hoeverre en op welke onderdelen de inrichting van de jeugdhulp vanaf 1 januari 2015 verschillen zal vertonen met de inrichting van de jeugdhulp in Brabant Noord Oost.
omgang met elkaar binnen de school. De samen werking tussen school en het BJG kenmerkt zich door een integrale analyse en aanpak richting de jongere en het gezin; per casus wordt een casusverantwoordelijke aangewezen. Alle partijen gaan uit van de eigen kracht en het netwerk van het gezin en de betreffende jongere en benutten deze. Iedere school heeft binnen een BJG vaste contact personen die rechtstreeks benaderd kunnen worden door de IB-er/zorgcoördinator van de school. Onderwijsprofessionals en professionals uit het BJG gaan – indien van toepassing – samen arrangeren: voor ieder kind een passend arrangement dat uit een combinatie van onderwijsondersteuning en/of zorg kan bestaan. De BJG-professionals vormen de toegang tot vormen van jeugdhulp, waarvoor een toegangs besluit nodig is. Naast het gespecialiseerd jeugdhulpaanbod waarvoor een toegangsbesluit nodig is, richten gemeenten rond een BJG een flexibele schil in van laagdrempelige en vrij toegankelijke mogelijkheden voor ondersteuning en bij vragen en problemen rond opvoeden en opgroeien. Dit aanbod is tot een bepaalde grens vrij toegankelijk en afgestemd op de behoefte waaronder sociale competentietrainingen in groepsverband en trainingen opvoedingsvaardigheden voor ouders. Het BJG biedt daarnaast scholen ondersteuning aan in het organiseren van preventie. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het onderwijs. De uitvoering kan lokaal en per school verschillen. Diversiteit en professionele ruimte wordt nagestreefd. Binnen de regio wordt expertise uitgewisseld (tussen scholen en tussen basisteams jeugd) opdat men van elkaar kan leren. Uitwisseling van persoonsgebonden informatie tussen onderwijs en professionals uit de BJG’s voldoet altijd aan het wettelijk kader ten aanzien van gegevens uitwisseling.
Hoe registreren we outcome? Een registratie op het niveau van het samenwerkings verband over de ondersteuning door de BJG’s in de scholen, gekoppeld aan de woonplaats van leerlingen.
Zo kan het gesprek gevoerd worden over de kwantiteit van de te leveren ondersteuning. Hierop wordt door de beide samenwerkingsverbanden eenzelfde vorm van registratie ingericht. Een jaarlijks overzicht van de resultaten van de jeugdzorgondersteuning ten behoeve van de scholen, uitgesplitst naar de samenwerkingsverbanden (PO en VO). Zo kan het gesprek gevoerd worden over effectiviteit en beschikbaarheid. Hierover worden door gemeenten onderling afspraken gemaakt zodat gegevens regio-breed te vergelijken zijn. Nadere afspraken moeten gemaakt worden over uitvoering van een jaarlijks tevredenheidonderzoek door gemeenten onder ouders, volgens een samen op te stellen format. In dit onderzoek worden vragen gesteld over de kwaliteit van de ondersteuning door de BJG’s. Datzelfde geldt ten aanzien van een jaarlijks tevredenheidonderzoek door gemeenten onder scholen (eveneens volgens een samen op te stellen format) over de kwaliteit van de geleverde diensten en het preventief aanbod.
Hoe organiseren we overleg en afstemming tussen de betrokken partijen? Iedere gemeente voert minimaal een keer per jaar overleg met een vertegenwoordiging van de aanwezige scholen over de kwantiteit en de kwaliteit van de ondersteuning door de BJG’s en de wijze waarop deze ondersteuning wordt ingericht. Ook de kwantiteit en kwaliteit van de onderwijsondersteuning zijn onderwerp van gesprek in dit overleg. Ten grondslag aan dit overleg liggen de registraties van de uitgevoerde diensten in het voorafgaande jaar met de resultaten, de evaluaties en tevredenheidonderzoek bij ouders/leerlingen en scholen. Daarnaast worden de resultaten van de evaluatie van de samenwerking tussen scholen en BJG besproken. Het preventief aanbod maakt tevens onderdeel uit van dit overleg. Op basis van dit overleg kunnen afspraken jaarlijks worden bijgesteld. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Op het niveau van de regio de Meierij vindt overleg en afstemming plaats in het ambtelijk overleg
van gemeenten en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs. Binnen dit overleg worden de resultaten van registraties, evaluaties en tevredenheidonderzoeken regio-breed besproken. Dit kan leiden tot bijstelling van gemaakte afspraken op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Er is een groep kinderen/jongeren waarbij de problematiek dermate complex is dat er geïntegreerde onderwijs-zorg-arrangementen noodzakelijk zijn, die tijdelijke of continue inzet van zowel onderwijs als jeugdzorg vereisen. Deze arrangementen zijn om die reden een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijs en gemeenten. Vanuit de BJG’s kunnen deze geïntegreerde arrangementen op een vast aantal uren (gespecialiseerde) jeugdhulpen opvoedingsondersteuning rekenen voor gedragstrainingen van de kinderen en jongeren en opvoedingsondersteuning van ouders/verzorgers. Deze (gespecialiseerde) jeugdzorgondersteuning wordt samen met (gespecialiseerde) onderwijsondersteuning ingezet op basis van een integraal plan van aanpak. Over de omvang van de jeugdzorgondersteuning worden jaarlijks afspraken gemaakt tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten op basis van tussenrapportages en evaluaties. Voor een aantal gemeenten binnen de Meierij geldt dat zij vanwege de omvang van bepaalde specifieke doelgroepen, genoodzaakt zijn om een integrale aanpak te ontwikkelen of te hanteren, denk aan jonge vluchtelingen en Roma. Voor deze doelgroepen zijn binnen de betreffende gemeenten vaste contactpersonen met wie het samenwerkingsverband minimaal een keer per jaar overlegt.
Ontwikkelpunten: •
• •
invulling van tevredenheidonderzoek (wie is opdrachtgever, wie is uitvoerder, welke frequentie, volgens welk format); afspraken over registratie; aansluiting jeugdhulp op speciaal onderwijs (SO en VSO).
37
2
Leerplicht
Elke gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor zijn of haar leerlingen en de inzet van leerplicht binnen de lokale zorgstructuur. Binnen de Meierij zijn er gemeenten die de keuze hebben gemaakt om samen te werken binnen een regionaal bureau leerplicht. Gemeenten bekijken op welke schaal en op wat voor een wijze in de toekomst samenwerking met betrekking tot leerplicht zal worden opgepakt. Specifiek in de omgang met en aanpak van specifieke doelgroepen (ROMA kinderen, zwerfjongeren, overbelaste leerlingen, bovenschoolse voorzieningen).
Wat is onze ambitie? Leerplicht en onderwijs werken nauw samen vanuit dezelfde doelstelling: een passende school voor iedere leerling met als doel optimale ontwikkelings kansen voor ieder kind. Wij accepteren geen verzuim, schooluitval en thuiszitters. Het uiteindelijke doel is kinderen en jongeren goed toerusten voor een duurzame participatie in de samenleving (vervolgopleiding, dagbesteding of arbeidsmarkt).
Wat is er beschikbaar? Leerplicht en onderwijs werken nauw samen, ieder vanuit een eigen taak en verantwoordelijkheid. Leerplicht vanuit de taak tot handhaving van de leerplichtwet en onderwijs vanuit de taak passend onderwijs te bieden. In de Leerplichtwet worden de volgende primaire taken genoemd: - controle van het absoluut verzuim (art. 18-19) - afhandeling van gemeld relatief verzuim (art. 21) - verlenen van verlof (art. 14. derde lid) - afhandelen van beroep op vrijstelling leerplicht (art. 5 t/m 14) - goedkeuring van vervangende leerplicht (art. 3a, 3b en 15) - opmaken van proces-verbaal (art. 26, 27, 28) - melden bij de raad voor de kinderbescherming (art. 22) - melden bij de arbeidsinspectie/Ministerie van SZ&W (art. 23)
38
- -
opstellen van het jaarverslag (art. 25) opstellen en actualiseren van de leerplichtinstructie (art. 16, vierde lid) Daarnaast zijn er secundaire taken. De inzet en beschikbaarheid van leerplicht voor uitvoering van deze taken verschilt per gemeente. Denk aan verzuimspreekuren, deelname ZAT’s en netwerkoverleg.
Welke werkwijze hanteren we? Ieder samenwerkingsverband, evenals iedere school (PO en VO) heeft een vaste contactpersoon voor leerplicht in elk van de 8 gemeenten. Bij voorkeur werken de leerplichtambtenaren zoveel mogelijk op scholen en hebben zij goed zicht op de kwaliteit van de verzuimregistratie van de school. Bij signalen van een zwakke verzuimregistratie bespreekt de leerplichtambtenaar dit met de directeur van de school. Een school of het samenwerkingsverband kan een beroep doen op leerplichtambtenaren wanneer ouders een gegeven schooladvies negeren en hun zoon/dochter niet tijdig aanmelden voor een nieuwe school die hen is geadviseerd. Overigens zijn de mogelijkheden van leerplicht gering als er geen sprake is van absoluut verzuim: de afleverende school mag de leerling niet uitschrijven, totdat er een nieuwe school is gevonden. Zolang de leerling bij een school staat ingeschreven, is er formeel geen sprake van absoluut verzuim.
Hoe registreren we de outcome? Er wordt een centrale registratie ingericht voor thuiszitters op het niveau van het samenwerkingsverband (PO en VO), waarin de voortgang wordt opgenomen en de resultaten zichtbaar zijn. Deze registratie vormt de basis voor het jaarverslag over thuiszitters van zowel Leerplicht als het samenwerkingsverband. Overigens kan leerplicht alleen informatie over thuiszitters verwerken, die wordt verkregen van scholen die melding doen aan leerplicht.
Hoe organiseren we overleg en afstemming tussen de betrokken partijen? Binnen de regio de Meierij wordt een netwerk Leerplicht ingericht dat minimaal 1 x per jaar bij elkaar komt met vaste contactpersonen op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Er vindt uitwisseling plaats over de wijze waarop wordt omgegaan met verzuim, met vrijstellingen en met alle thema’s samenhangend met de leerplicht en het voorkomen van voortijdig schooluitval.
Ontwikkelpunten: Hoe evalueren en verantwoorden we de opbrengsten en samenwerking? Jaarlijks gaat de leerplichtambtenaar van de school met de school in gesprek over de verzuimregistratie en de samenwerking met leerplicht binnen de school. De leerplichtambtenaar neemt het initiatief tot dit gesprek. Jaarlijks wordt ook de samenwerking op het niveau van het samenwerkingsverband geëvalueerd binnen het bestaande netwerk. Bij dit overleg zijn ook beleidsambtenaren leerplicht betrokken.
•
• •
afspraken maken over melden van verzuim (binnen ambtelijk overleg gemeenten en samenwerkingsverbanden de Meierij); afstemming proberen te krijgen over verzuimprotocollen; onderzoek doen naar de effecten van de inzet leerplicht op verzuim.
De afspraak is dat thuiszitters, naast de acties die al zijn uitgezet door de school, door school worden gemeld bij het samenwerkingsverband. Vanuit een gezamenlijke aanpak wordt voor thuiszitters naar een oplossing gezocht. Voor het verlenen van een vrijstelling wordt door leerplicht onafhankelijk deskundigenadvies ingeroepen en daarnaast het samenwerkingsverband geconsulteerd. Aansluitend worden afspraken gemaakt over het monitoren i.v.m. een mogelijk herstel van de betreffende leerling.
39
3
Leerlingenvervoer
Landelijke ontwikkelingen
Welke werkwijze hanteren we?
De modelverordening wordt begin 2014 gewijzigd, in verband met het van kracht worden van de wetgeving passend onderwijs op 1 augustus 2014. De regeling moet erin voorzien dat het vervoer plaatsvindt op een wijze die voor de leerling passend is. Dat betekent voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs dat zij alleen nog in aanmerking komen voor leerlingenvervoer als zij vanwege hun handicap niet zelfstandig naar school kunnen. De gemeente bekijkt per leerling of leerlingenvervoer noodzakelijk is. Voor overige leerlingen in het speciaal onderwijs verandert de aanspraak op leerlingenvervoer niet.
De werkwijze kan verschillen per gemeente. De gemeenten stellen burgers in staat deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren, waaronder school en daarbij behorende stages voor kinderen/jongeren die al recht hebben op leerlingenvervoer. De mate van zelf organiserend vermogen van kinderen/jongeren is daarbij het uitgangspunt; zelfredzaamheid wordt gestimuleerd. Het onderwijs- en ondersteuningsaanbod zoals beschreven in de Ondersteuningsplannen is daarbij leidend. Daar waar leerlingen niet zelfstandig naar school kunnen komen, voorziet de gemeente op basis van toetsing aan de criteria uit de verordening in leerlingenvervoer.
Wat is onze ambitie? Ieder kind en iedere jongere een passende plek in het onderwijs, vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn, dat wil zeggen dat er naar gestreefd wordt de expertise naar het kind te brengen in plaats van het kind naar de expertise. Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van het kind/de jongere als van ouders/verzorgers. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van het kind/de jongere te benutten. Gemeenten in de Meierij willen daarom ook met het leerlingenvervoer een omzwaai maken naar het kijken wat kinderen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.
Ouders/verzorgers vragen leerlingenvervoer aan. De gemeenten wijzen het toe; zij streven binnen de regio naar vergelijkbare criteria. De gemeenten voeren het leerlingenvervoer uit; de uitvoering kan per gemeente verschillen. Bij bespreking van een passend onderwijsarrangement worden ouders/verzorgers altijd geattendeerd op de beslissingsbevoegdheid van gemeenten over leerlingenvervoer. Bij het passend arrangeren voor kinderen/jongeren moet het praten over leerlingenvervoer een vast onderdeel worden. In gesprek gaan met elkaar over een passende oplossing voor het kind/de jongere.
Hoe registreren we outcome? Wat is er beschikbaar? Gemeenten volgen in principe de (nieuwe) verordening leerlingenvervoer (naar model van VNG), maar in individuele bijzondere gevallen leveren zij maatwerk. Deze keuzes kunnen per gemeente verschillen.
40
Gemeenten hebben als opdrachtgever voor het leerlingenvervoer inzicht in het aantal aanvragen en de besluiten op deze aanvragen, evenals het daarvoor ingezette budget.
Hoe evalueren en verantwoorden we de opbrengsten en samenwerking?
Ontwikkelpunten: •
Op lokaal niveau overleggen partijen (gemeente, scholen, ouders, vervoerder) met elkaar met als doel in te spelen op actuele ontwikkelingen. Met pilots wordt bezien hoe het vervoer efficiënt, effectief en met maatwerk geregeld kan worden.
Hoe organiseren we overleg en afstemming tussen de betrokken partijen? Gemeenten voeren op lokaal niveau overleg met de vervoerder (die op basis van aanbesteding is geselecteerd). Een aantal gemeenten heeft de aanbesteding gemeenschappelijk uitgevoerd. Op het niveau van de Meierij wordt onderzocht of een regionale overlegvorm over leerlingenvervoer meerwaarde heeft. Op basis van de gegevens die gemeenten registreren over leerlingenvervoer, gaan gemeenten en samenwerkingsverbanden (binnen het ambtelijk overleg passend onderwijs) minimaal eenmaal per jaar met elkaar in gesprek over het behalen van de geformuleerde ambitie. Jaarlijkse thema’s zijn verder: het onderwijsaanbod in de regio, het stimuleren van zelfredzaamheid (van kinderen/jongeren en ouders/ verzorgers) en het vinden van oplossingen voor bijzondere gevallen. De samenwerkingsverbanden denken mee over eventueel noodzakelijke alternatieven. Dit kan leiden tot bijstelling van bestaande afspraken. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd.
•
•
Onderzoeken of structureel overleg op het terrein van leerlingenvervoer op regionaal niveau (gemeenten en samenwerkingsverbanden de Meierij) meerwaarde heeft naast de lokale overlegvormen. Binnen een dergelijk regionaal overleg zijn onderwerpen van gesprek onder andere het optimaliseren van leerlingenvervoer en het beschikbaar stellen van specifiek (maatwerk)budget. Daar waar binnen een samenwerkingsverband geen passend onderwijsaanbod binnen de regio kan worden gerealiseerd en leerlingenvervoer zou moeten worden ingezet, streven gemeenten en samenwerkingsverband naar gezamenlijk maatwerk dichtbij huis. In die gevallen waar specifiek maatwerk nodig is, zien gemeenten en samenwerkingsverbanden het als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om dergelijk maatwerk te realiseren. Met pilots wordt bezien hoe het vervoer efficiënt, effectief en met maatwerk geregeld kan worden. Uitkomsten van dergelijke pilots worden regionaal besproken om ter inspiratie te dienen in andere gemeenten. In ’s-Hertogenbosch wordt in 2014 gestart met pilots voor groep 8 in het speciaal onderwijs om de zelfredzaamheid te bevorderen: fiets en OV-training ter voorbereiding op voortgezet speciaal onderwijs. Daarnaast worden experimenten gestart om groepsvervoer (vervoer sociale werkvoorziening, leerlingenvervoer en vervoer naar AWBZ dagbesteding) volgtijdelijk achter elkaar te laten plaatsen. Onderzoek heeft uitgewezen dat niet de regionale schaal hiervoor het meest efficiënt is. Het gebied ’s-Hertogenbosch leent zich het beste om dit zelfstandig te doen.
41
4
5
Onderwijshuisvesting
Er is in de gehele regio sprake van krimp. In kleine kernen brengt krimp van leerlingenaantal als extra knelpunt met zich mee dat scholen voor regulier primair onderwijs tegen de grens van kritische leerlingenaantallen aan lopen. In passend onderwijs wordt gezocht naar een passend arrangement voor alle leerlingen, zo thuisnabij mogelijk. Gemeenten en onderwijs gaan samen op zoek naar goede oplossingen voor dergelijke knelpunten. Daarnaast is de verwachting dat er (gedeeltelijke) leegstand in het (V)SO ontstaat als gevolg van passend onderwijs. Als er met ‘symbiose arrangementen’ wordt gewerkt, waarbij leerlingen een deel van het onderwijsaanbod volgen binnen het (V)SO en een deel in het regulier onderwijs, kan de leegstand eventueel gevuld worden met tijdelijke arrangementen. Gestreefd wordt naar een regionaal dekkend onderwijsaanbod (regio de Meierij), waarbij voor SO en VSO gestreefd wordt naar bovenregionale samenwerking met betrekking tot onderwijshuisvesting.
wettelijke verantwoordelijkheid, zetten zich er voor in om te komen tot een gezamenlijke visie op onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs. Plannen voor nieuwe scholen of nieuwe gebouwen worden in de toekomst aan deze gezamenlijke visie getoetst. Op basis van deze visie kunnen stappen worden gezet richting optimaal gebruik en beheer van beschikbare gebouwen en dus beperking van leegstand.
Hoe registreren we de outcome? Het resultaat van een onderzoek naar de tevredenheid over de samenwerking tussen individuele gemeenten en scholen, volgens een samen op te stellen format door samenwerkingsverbanden en gemeenten.
Hoe evalueren en verantwoorden we de opbrengsten en samenwerking? Jaarlijks de samenwerking op het niveau van individuele gemeenten en de scholen.
Wat is onze ambitie? Vanuit de wens te komen tot een regionaal dekkend aanbod van onderwijsvoorzieningen komen tot een regionale visie op passend onderwijs in relatie tot onderwijshuisvesting. Passende gebouwen voor passend onderwijs (adequate huisvesting passend bij het onderwijsconcept van afzonderlijke scholen) en streven naar beperkte leegstand (bundeling en spreiding van specifieke deskundigheid is daarbij een aandachtspunt).
Op lokaal niveau vindt wettelijk verplicht periodiek overleg plaats tussen gemeente en PO en tussen gemeente en VO. Op het niveau van de Meierij vindt overleg en afstemming plaats in het ambtelijk overleg met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs. Binnen dit ambtelijk overleg staat onderwijshuisvesting met regelmaat op de agenda.
Wat is er beschikbaar?
Ontwikkelpunten:
Alle gemeenten werken met een integraal huisvestingsplan. De looptijd daarvan en de beschikbare middelen kennen lokale verschillen.
•
Welke werkwijze hanteren we? De besturen van de samenwerkingsverbanden PO en VO en de 8 gemeenten, met ieders
42
Hoe organiseren we overleg en afstemming tussen de betrokken partijen?
Er wordt in samenwerking met omliggende samenwerkingsverbanden PO en VO een gezamenlijke visie op onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs ontwikkeld en afstemming gezocht om te komen tot een (zo veel mogelijk) dekkend onderwijsaanbod.
Onderwijsachterstandenbeleid
Landelijke ontwikkelingen Sommige gemeenten ontvangen vanaf 2011 geoormerkte middelen van het rijk voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Het betreft hier grotendeels geld voor de voorschoolse educatie. De verdeling van deze middelen (op basis van schoolgewicht) vloeit voort uit de Wet OKE, die per 1 augustus 2010 van kracht is. Grote gemeenten ontvangen naar verhouding een groot budget en kunnen daarmee verschillende stimulerende initiatieven voor jonge kinderen met een (risico op een) taalachterstand tot stand brengen in voorschoolse voorzieningen en primair onderwijs. Dergelijke initiatieven, zoals voor-en vroegschoolse educatie, schakelklassen voor leerlingen met een taalachterstand en opvang voor nieuwkomers (voor leerlingen die uit het buitenland komen), kunnen gezien worden als passende arrangementen voor de leerlingen die profiteren van deze extra stimulering in de (taal)ontwikkeling. Kleinere gemeenten kunnen initiatieven als een schakelklas of een aparte (taal) klas voor nieuwkomers in het primair onderwijs niet financieren.
Dit leidt tot maatschappelijke, economische en sociale zelfstandigheid. Talentontwikkeling en arbeidsparticipatie en zijn belangrijk voor het op peil houden van onze welvaart en welzijn. Passend Onderwijs is daarvoor belangrijk.
Wat is onze ambitie? 100% bereik van kinderen en jongeren die het risico lopen op een taal- en/of ontwikkelings-achterstand. Realiseren van partnerschap tussen ouders en (voor) school met een gunstige ontwikkeling op het kind/de jongere.
Wat is er beschikbaar? Per gemeente zijn grote verschillen in het budget voor onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Beschikbare budgetten zijn mede afhankelijk van het percentage gewichtenleerlingen in het PO (OAB betreft VVE, opvang nieuwkomers, schakelklassen, zomerscholen etc.). Er is een overzicht beschikbaar van subsidies en projecten die te maken hebben met het onderwijsachterstandenbeleid.
Regionale ontwikkelingen
Welke werkwijze hanteren we?
Door de expertise die met deze initiatieven is opgedaan door grotere gemeenten, breder in de regio in te zetten, kunnen ook leerlingen in andere gemeenten profijt hebben van dergelijke arrangementen. Tegelijkertijd kan daarmee de lokale deskundigheid van (taal)leerkrachten versterkt worden. Gemeenten en onderwijs gaan gezamenlijk kijken op welke schaal expertise regionaal kan worden ingezet.
Een sluitende screening op ontwikkelingsachter standen op jonge leeftijd (0-4 jaar), mede door de JGZ, kinderopvang/peuterwerk. Toeleiding naar voorschoolse educatie, bijvoorbeeld via Peuterzorgconsulent in dienst van gemeente of huisbezoeken door de JGZ 0-4.
Samenwerking regio 30.05 Gemeenten en samenwerkingsverbanden binnen de Meierij streven gezamenlijk naar een optimale ontwikkeling voor kinderen en jongeren zowel in cognitief, sociaal-emotioneel als in fysiek opzicht. Ze hebben een fijne jeugd en gebruiken hun talenten.
Afstemmen en afspraken tussen gemeente, kinderopvang/peuterwerk en onderwijs (en BJG-partners) binnen de lokale LEA, onder andere ten aanzien van zorg in en om de school (vroegsignalering, zorgteams en doorlopende ontwikkelingslijn), samenwerking binnen de brede school, OAB -activiteiten en cultuur/sport.
43
5
Onderwijsachterstandenbeleid
Voor het primair onderwijs is goede afstemming met gemeenten nodig om een goed aanbod te kunnen doen aan kinderen die een extra aanbod op taalontwikkeling nodig hebben. De verantwoordelijkheid voor opvang/onderwijs van anderstaligen in het VO (de ISK) ligt bij het onderwijs. Bij een extreem grote instroom van nieuwkomers op een bepaald moment, bijvoorbeeld door een grote calamiteit ergens in de wereld, kan het zijn dat de opvang niet te realiseren is binnen de afgesproken kaders. Op dat moment gaan partijen rond de tafel (gemeenten, samenwerkingsverband en school) om tot een passende oplossing te komen.
Hoe registreren we outcome? Evaluaties van afzonderlijke projecten en (voor gemeenten waarvoor dat van toepassing is) van resultaatafspraken VVE binnen convenanten met het PO (wettelijke verplichting vanuit de Wet OKE).
Hoe organiseren we overleg en afstemming tussen de betrokken partijen? Er bestaan lokale verschillen tussen de wijze waarop overleg georganiseerd is over onderwijsachter standenbeleid tussen onderwijs en gemeenten en andere relevante partners in het jeugdveld. Op het niveau van de regio de Meierij vindt overleg en afstemming plaats in het ambtelijk overleg passend onderwijs (gemeenten en samenwerkingsverbanden van de Meierij). Binnen dit overleg worden de resultaten regio-breed besproken, waaronder ook de kengetallen van onderwijs aan anderstaligen binnen de regio de Meierij. Dit kan leiden tot bijstelling van gemaakte afspraken op het niveau van de samenwerkingsverbanden.
Ontwikkelpunten: •
Hoe evalueren en verantwoorden we de opbrengsten en samenwerking? Projecten worden afzonderlijk geëvalueerd in de LEA.
•
binnen LEA worden op lokaal niveau tussen gemeenten en schoolbesturen afspraken gemaakt over de realisatie van doorgaande leerlijnen; ten aanzien van doorgaande leerlijnen wordt regionaal afstemming gezocht over het niveau waarop besluiten over thema’s/onderwerpen worden genomen: op lokaal niveau of op het niveau van samenwerkingsverbanden.
6
Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
Een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt begint met goed onderwijs dat kinderen en jongeren de benodigde competenties en kennis leert om voldoende toegerust de intrede op de arbeidsmarkt te kunnen maken. Een beroepsopleiding leidt de jongere op om in een bepaalde sector direct aan de slag te kunnen gaan. Een afgeronde opleiding biedt dus een goede start. Om zowel voor de jongere als voor de werkgevers te zorgen dat een diploma van waarde is, moeten onderwijs en arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten. Bedrijven zijn voor een adequate personeelsvoorziening immers gebaat bij een goed opgeleide beroepsbevolking, nu en in de toekomst. Hiervoor is niet alleen goed en passend onderwijs op school nodig, maar ook voldoende plaatsen voor stage of leerwerkbanen, zodat jongeren de benodigde praktijkervaring opdoen.
Wat is onze ambitie? Het begeleiden van jonge mensen met een arbeidsbeperking naar zelfstandige deelname aan het maatschappelijk leven of een duurzame plek op de arbeidsmarkt is een verantwoordelijkheid van meerdere partijen. Alleen intensieve samenwerking tussen deze partijen en de bereidheid van het bedrijfsleven om ook laaggekwalificeerden of mensen met een arbeidsbeperking kansen te bieden zal tot succes leiden. Dit vraagt om draagvlak en kan alleen vanuit een gevoel van urgentie binnen een sterk netwerk van werkgevers, onderwijspartijen en uitkerende instanties. Door krachten te bundelen zowel financieel als qua inzet, en samen verantwoordelijkheid te dragen voor deze doelgroep.
Wat is er beschikbaar? De beschikbare middelen verschillen per gemeente. Daarnaast zijn er regionale middelen beschikbaar zoals: onderwijsmiddelen, O&O fondsen werkgevers, re-integratiemiddelen. Mogelijk ook ESF-middelen per project.
44
Welke werkwijze hanteren we? Voor de gemeenten uit Noordoost Brabant wordt de aanpak voortgezet, zoals ontwikkeld in de 5* regio Noordoost Brabant Werkt! Hiervoor is onder andere een integrale jongerenaanpak in ontwikkeling met het onderwijs en gemeenten. En zijn er afspraken gemaakt binnen het werkTverband. In dit netwerk zijn alle VSO-scholen, PRO, entree-onderwijs van MBO, UWV en de gemeenten van BNO verenigd. Doel van ‘t WerkTverband is een effectieve samenwerking realiseren tussen gemeenten, onderwijs en UWV ten behoeve van een optimale arbeidsparticipatie van kwetsbare jongeren in de regio Brabant Noord Oost, dit alles in het kader van de toekomstige Participatiewet. Zaltbommel en Maasdriel maken geen onderdeel uit van deze 5* regio, noch van dit netwerk. Deze gemeenten maken deel uit van een andere regio en andere initiatieven ter bevordering van deze aansluiting. De huidige arbeidsmarkt maakt het er voor de doelgroep niet makkelijker op. Gemeenten ontkomen er niet aan dat er (ook) in de toekomst jongeren zijn, die ondanks veel moeite en inzet (van scholen, gemeenten en andere partijen) niet op de arbeidsmarkt komen. Wat betreft het betrekken van ondernemers hebben ook scholen de taak om het netwerk van ondernemers waar zij hun jongeren plaatsen voor leerwerkplekken en uitstroom naar de arbeidsmarkt te onderhouden. Op de schaal van Noordoost Brabant (dus 3 passend onderwijsregio’s) is het noodzakelijk om werkgevers op een constructieve wijze te kunnen betrekken. De gemeenten zeggen toe deze aansluiting te zullen bewaken. Vanuit pilots of door anderszins opgedane ervaringen, verkrijgt men inzicht in faalen slaagfactoren en wordt gewerkt aan een betere match tussen werkgevers en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
45
6
Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
Hoe registreren we de outcome?
Ontwikkelpunten:
Voor registratie wordt aangesloten bij de werkwijze zoals in de regio is ontwikkeld.
•
Hoe evalueren en verantwoorden we de opbrengsten en samenwerking? Dit gebeurt op niveau van de regio Noordoost Brabant, voor zover het gemeenten betreft die binnen deze regio vallen. Zaltbommel en Maasdriel maken onderdeel uit van een andere regio met betrekking tot aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Bezien wordt in hoeverre er in deze gemeenten sprake is van een andere wijze van evaluatie van opbrengsten.
Hoe organiseren we overleg en afstemming tussen de betrokken partijen? Voor de regio Noordoost Brabant, is er een regionaal overleg over aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en tussen onderwijs en gemeenten (vooralsnog met Oss en ‘s Hertogenbosch). Voor Zaltbommel en Maasdriel, die deel uitmaken van een andere regio en andere initiatieven ter bevordering van deze aansluiting, bestaan andere overlegvormen. Binnen het ambtelijk overleg van de samenwerkings verbanden PO en VO met de 8 gemeenten staat het thema ‘aansluiting op de arbeidsmarkt’ minimaal één keer per jaar op de agenda om de voortgang te monitoren of de strategie zo nodig bij te stellen.
46
•
•
Onderzoek naar de bestaande overlegvormen rondom het thema aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt en naar de afspraken die in dat verband worden gemaakt. Voor enkele gemeenten is dat het overleg binnen de 5* regio Noordoost Brabant Werkt! georganiseerd; voor Zaltbommel en Maasdriel wordt geïnventariseerd welke overlegvormen aanwezig zijn. Onderzoek naar mogelijkheden om de bestaande stuurgroep van het WerkTverband vanaf 2014 te verbreden naar de samenwerkingsverbanden VO. In het kader van de toekomstige Participatiewet wordt het belang onderschreven van samenwerking tussen de gemeenten en samenwerkingsverbanden in de Meierij.
Bijlage 1 Overzicht besturen en deelnemende scholen Rechtspersoon
Bevoegd gezag van
Administratienummer bevoegd gezag
Brinnummer
DS Pierson Stichting voor Voortgezet Onderwijs ’s-Hertogenbosch
DS. Pierson College
41070
05PL00
Stichting Praktijkonderwijs ’s-Hertogenbosch
Praktijkschool De Rijzert
41313
17MA00
De Stichting Helicon Opleidingen
Helicon VMBO Groen
31142
26CC08
Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
Sint-Janslyceum Jeroen Bosch College Rodenborch College Maurick College Bossche Vakschool Duhamel Jacob Roelandslyceum Gymnasium Beekvliet Baanderherencollege BHC Praktijkonderwijs Bossche Vakschool Hervion/Van Maerlant
41211
20ST00 20SY00 07MU00 02QT00 23FY00 16RB00 17JY00 04XU00 26MZ00 17 KF00
Stichting Sancta Maria
Sancta Maria Mavo
74050
01GV00
Stichting Voortgezet Onderwijs Regio Schijndel
Elde College Schijndel
30101
04GU00
Stichting Cambium College voor openbaar voortgezet onderwijs
Cambium College
41864
17AY00
Stichting speciaal basis- en praktijkonderwijs Zaltbommel
Pro De Brug
41622
26LU00
Onderwijs Stichting Zelfstandige Gymnasia (OSZG)
Stedelijk Gymnasium
13556
20AJ00
Saltho Onderwijs
VSO de Rietlanden VSO Michaëlschool
50143
21 GN00 03XK00
Stichting Speciaal Onderwijs de Zwengel
De Zwengel Vught
85269
23XK00
Stichting ZML Noordoost Brabant
Stedelijk VSO / de Speelman Herman Broerenschool
82292
02SJ00 01PD00
Stichting Mytylschool Gabriël
VSO Mytylschool Gabriël
74127
02SK00
47
Bijlage 2 Meerjarenbegroting* Baten Lichte ondersteuning Zware ondersteuning
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
1.227.925
1.298.710
1.301.580
1.316.946
1.312.148
1.277.525
1.208.185
1.134.845
714.941 4.917.836 9.429.194
9.471.593 9.438.192 9.338.683 9.178.019 9.016.468
PRO-middelen (voorlopige, globale indicatie, zonder verevening)
0 1.065.000 2.556.000
2.556.000 2.556.000 2.556.000 2.556.000 2.556.000
0 2.456.667 5.896.000
5.896.000 5.896.000 5.896.000 5.896.000 5.896.000
LWOO-middelen (voorlopige, globale indicatie, zonder verevening) Geoormerkte baten
373.698 215.250 215.250
Overige baten
170.914 60.320 60.320
Vereveningstoeslag
Totaal baten
Lasten Basis & extra ondersteuning Arrangementen bovenschools Zware ondersteuning/speciaal onderwijs Overige activiteiten Totaal lasten
Resultaat
0 932.251 2.144.177
2.487.478
10.946.034
2014 1.012.000
2015 5.423.399
21.602.521
2016 10.695.598
740.000 740.000 785.000 87.728
3.907.202
9.583.356
704.000 707.000 707.000 2.543.728 10.777.601 21.770.954
-56.250 168.433 -168.433
215.250 215.250 215.250 215.250 215.250 60.320 60.320 60.320 60.320 60.320 1.873.824 1.538.214 1.062.766 391.454
21.389.933
2017 10.557.165
21.016.124
2018 10.577.165
20.406.544
2019 10.574.544
19.505.228
2020 10.157.650
0
18.878.883
2021 10.065.507
785.000 785.000 785.000 785.000 785.000 9.340.768
8.946.959
8.340.000
7.855.578
7.321.376
707.000 707.000 707.000 707.000 707.000 21.389.933 21.016.124 20.406.544 19.505.228 18.878.883
0 0 0 0 0
* de meerjarenbegroting staat nog onder invloed van budgetwijzigingen van de overheid
48
49
Bijlage 3 VSO-aanbod Doelgroepen Rietlanden
Michaëlschool
De Zwengel
Stedelijk VSO
Speelman
Herman Broeren School
Mytylschool
Leerlingen die vanwege hun gedrags- en/of psychiatrische problemen een onderwijs-beperking hebben
Leerlingen die vanwege hun gedrags- of psychiatrische problemen een onderwijsbeperking hebben, zowel intern (La Salle orthopedagogisch behandelinstituut) als externe plaatsingen De school vervult een achtervang functie binnen en buiten het samenwerkingsverband
1. Leerlingen die een onderwijsbeperking hebben welke samengaat met psychiatrische problematiek, waarvoor integrale aanpak is van behandeling (Herlaarhof) en onderwijs 2. Leerlingen waarvoor havo/ vwo onderwijs binnen een speciale setting geïndiceerd is
Jongeren met onderwijsbeperkingen ten gevolge van ernstige ontwikkelings- en/of gedragsproblemen
Kinderen en jongeren met onderwijsbeperkingen ten gevolge van ernstige ontwikkelings- en/of gedragsproblemen
Kinderen en jongeren met onderwijsbeperkingen ten gevolge van ernstige ontwikkelings- en/of gedragsproblemen
Leerlingen met een motorische of meervoudige beperking of langdurige ziekte die hen in hun ontwikkeling belemmert, waarvoor een integraal aanbod noodzakelijk is van onderwijs, revalidatie en zorg
Een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 85) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van - ernstige psychiatrische stoornissen en/of - ernstige leer- en ontwikkelingsproblematiek en/of - ernstige sociaalemotionele problematiek Disharmonisch ontwikkelingsprofiel
Bij 1. Bij 2.
1. IQ >70 en forse leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 2. IQ 35-70 en forse leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 3. IQ <35 en forse leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 4. IQ geen onder- of bovengrens én zeer complexe leer-, ontwikkelings-, sociaalemotionele en gedragsproblematiek
1. IQ 35-70 en forse leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 2. IQ 35-85 en meervoudige problematiek: leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 3. IQ < 35 en forse leer-, ontwikkelings- en gedrags-problematiek
1. IQ 35-70 en forse leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 2. IQ < 35 en forse leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek 3. IQ geen onder- of bovengrens én zeer complexe leer-, ontwikkelings, sociaalemotionele en gedragsproblematiek
1. LG en LZ leerlingen met een licht motorische beperking 2. LZ en LG/MG leerlingen: - motorische/fysieke beperking met IQ < 70 én sociaal emotionele problematiek óf - Langdurig zieke leerlingen met sociaal emotionele problematiek en/of verstandellijke beperkingen 3. LG/MG leerlingen met zeer forse motorische fysieke beperkingen, IQ < 70 tot en met ontwikkelingsniveau 0-24 maanden én sociaal emotionele problematiek 4. LG leerlingen met zeer forste motorische fysieke beperkingen, IQ > 70
Kenmerken van de leerlingen Gemid IQ, >70 én ernstige gedrags-problematiek
50
IQ, van zwak tot hoogbegaafd en psychiatrische problematiek cognitieve capaciteiten behorende bij havo/vwo-niveau én gedrags- en/of psychiatrische problematiek
51
Bijlage 3 VSO-aanbod Leerlijnen Rietlanden
Michaëlschool
De Zwengel
Stedelijk VSO
• Havo • VMBO-t • VMBO-b en VMBO-k (alleen 1e en 2e leerjaar) • AKA
• VMBO-t (certificaten) • VMBO-b en VMBO-k (alleen 1e en 2e leerjaar)
Speelman
Herman Broeren School
Mytylschool
Aanbod
• VMBO-t • VMBO-b en VMBO-k (alleen 1e en 2e leerjaar)
• VMBO-b en VMBO-k (alleen 1e en 2e leerjaar)
Branchegerichte trajecten (met certificaten)
X
X
X
X
X
X
X
Arbeidstraining en arbeidstoeleiding
X
X
X
X
X
X
X
• Dagbesteding • Arbeidsmarkt
• Dagbesteding • Arbeidsmarkt • Vervolgonderwijs: - PRO - VMBO - MBO - HBO
• Dagbesteding • Arbeidsmarkt • Vervolgonderwijs: - PRO - VMBO - MBO
• Dagbesteding • Arbeidsmarkt
• Dagbesteding • Arbeidsmarkt
• Dagbesteding • Arbeidsmarkt • Vervolgonderwijs - PRO - VMBO
Uitstroomprofiel • Arbeidsmarkt • Vervolg-onderwijs - VMBO - MBO
52
53
Bijlage 4 Werkwijze ACT Inleiding: Scholen kunnen via de zorgcoördinator een beroep doen op bovenschoolse ondersteuning van de ACT voor: 1. een advies 2. een arrangement bovenschools 3. een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs
Bijlage 5 Werkgroepen De route naar een toelaatbaarheids verklaring speciaal onderwijs: • •
Werkwijze: De ACT stimuleert scholen vroegtijdig om advies te vragen. De zorgcoördinator van de school legt het eerste contact met de ACT en coördineert het proces aan de kant van de school. Ouders zijn op de hoogte als een casus wordt ingebracht. De zorgcoördinator overlegt over een casus zoveel mogelijk met een en dezelfde persoon. Afhankelijk van de vraag overlegt de ACT met anderen en zal voor specifieke deskundigheid advies worden gevraagd.
• •
• •
De route naar een advies: • • •
de zorgcoördinator vraagt om een advies, dat kan telefonisch of schriftelijk; de adviesvraag wordt toebedeeld aan een ACT-lid; bij een vervolgvraag wordt het Ontwikkelingsperspectief van de leerling gebruikt als leidraad.
De route naar een bovenschools arrangement: • •
• •
• •
54
De zorgcoördinator doet een aanvraag voor een arrangement bovenschools; De zorgcoördinator zorgt voor een volledig dossier, waaronder aanvraagformulier, Ontwikkelingsperspectief (OPP) en overige relevante rapportages; De aanvraag wordt toebedeeld aan een ACT-lid; Het ACT-lid overlegt met de zorgcoördinator en met degene die het arrangement zou moeten uitvoeren (bijvoorbeeld AB-dienst of coördinator tussenvoorziening); De ACT brengt advies uit; De directeur van het samenwerkingsverband accordeert en draagt zorg voor de administratieve afhandeling
•
•
De zorgcoördinator doet een aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs; De zorgcoördinator zorgt voor een volledig dossier, waaronder aanvraagformulier, Ontwikkelingsperspectief (OPP) en overige relevante rapportages; De aanvraag wordt toebedeeld aan een ACT-lid; Het ACT-lid overlegt met de zorgcoördinator en vraagt advies aan een deskundige vanuit het speciaal onderwijs waarvoor de toelaatbaarheid wordt gevraagd. Er wordt door ACT een pre-advies opgesteld, inclusief gewicht en duur van de toelaatbaarheid; De zorgcoördinator organiseert een overleg, bij voorkeur op school, in aanwezigheid van ouders, het ACT-lid en zo nodig de vso-deskundige om het pre-advies te bespreken; De ACT kent een voorlopige toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs toe; De directeur van het samenwerkingsverband accordeert en draagt zorg voor de administratieve afhandeling.
Inleiding: Het Scholenoverleg van het samenwerkingsverband heeft vier permanente werkgroepen en kan tijdelijke werkgroepen formeren en een opdracht meegeven. Deze werkgroepen hebben de opdracht voorstellen te doen voor nieuw beleid of aanpassingen in bestaand beleid. De werkgroepen hebben ieder een eigen aandachtsgebied dat zij ook monitoren. De werkgroepen bestaan uit vertegenwoordigers van het Scholenoverleg (regulier en speciaal), zo nodig aangevuld met inhoudelijke experts om hen te adviseren. De voorzittersrol ligt altijd bij een lid van het Scholenoverleg.
Opdracht werkgroep Arrangementen Bovenschools: De werkgroep komt met voorstellen voor arrangementen bovenschools (inhoudelijk en financieel), die het basis- en extra ondersteuningsaanbod van de reguliere scholen overstijgen en daarom geïndiceerd worden door de ACT. De werkgroep monitort daartoe het overzicht thuiszitters, de jaarverslagen van de ACT en de tussenvoorziening en het jaarlijkse tevredenheidonderzoek onder zorgcoördinatoren, zorgpartners en leerlingen/ouders.
Opdracht werkgroep Aanname:
Opdracht werkgroep Deskundigheids bevordering:
De werkgroep komt met voorstellen voor procedures en afspraken rondom de wijze waarop scholen omgaan met leerlingen die zich aanmelden, zowel onderinstroom, zij-instroom als verhuisleerlingen. Het doel is te voldoen aan de zorgplicht. De werkgroep monitort daartoe de leerlingstromen, zoals vastgelegd in het jaarverslag.
De werkgroep komt met voorstellen voor de rol van het samenwerkingsverband in de kennisdeling van docenten/medewerkers/schoolleiders/bestuur op het thema Passend Onderwijs gericht op versterking van de expertise binnen de scholen. Zij zet hiertoe onderzoek uit en neemt kennis van de klanttevredenheid bij georganiseerde activiteiten.
Opdracht werkgroep ACT: De werkgroep komt met voorstellen voor de invulling van de taken van de Advies Commissie Toewijzing. Zowel de taken die wettelijk zijn vastgelegd, als taken op basis van de wensen van de scholen. De werkgroep monitort daartoe het jaarverslag van de ACT en de jaarlijkse klanttevredenheidonderzoeken.
55
Bijlage 6 Ondersteuningsplanraad Personeelsgeleding
AB
Mw. A. (Astrid) van Aken Dhr. F. (Frank) Klumpers Sint-Janslyceum Ds. Pierson College Dhr. J. (Jan) Jacobs Praktijkschool de Rijzert
Dhr. P. (Peter) van Kessel Duhamel College
Dhr. K. (Karel) Pelger Mytylschool Gabriël
Mw. A. (Anja) Rath-Huysmans Stedelijk VSO ’s-Hertogenbosch
Mw. M. (Marjan) Vorstenbosch Maurick College
Bijlage 7 Afkortingen
Dhr. I. (Igor) Zevenbergen VSO de Rietlanden
Ambulant Begeleiding
ACT
Advies Commissie Toewijzing
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BJG
Basisteam Jeugd en Gezin
BNO
Brabant Noordoost
CJG
Centrum voor Jeugd & Gezin
DUO
Dienst Uitvoering Onderwijs
ESF middelen
Europees Sociaal Fonds
GMR
Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad
ISK
Internationale Schakel Klas
JGZ Jeugdgezondheidszorg LEA
Lokale Educatieve Agenda
MBO
Middelbaar Beroeps Onderwijs
MR Medezeggenschapsraad O&O
OAB Onderwijsachterstandenbeleid
Oudergeleding Dhr. H. (Hans) Hermans Rodenborch College
Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
OC&W Dhr. F. (Frank) Looman Elde College
Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen
OKE
Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
OOGO
Op overeenstemming gericht overleg
OPP Ontwikkelingsperspectief Dhr. P. (Peter) Melis VSO de Rietlanden
Dhr. M. (Michiel) Sebregts VSO de Zwengel
OPR Ondersteuningsplanraad PMR
Personeels Medezeggenschapsraad
PO
Primair Onderwijs
PRO Praktijkonderwijs
Leerlinggeleding Caitlin Dartee Stedelijk Gymnasium
Judith Oppenheimer Stedelijk Gymnasium
Lennart Zandbergen Janneke van Zon Elde College Gymnasium Beekvliet
56
ROC
Regionaal Opleidingen Centrum
SBO
Speciaal Basisonderwijs
SO
Speciaal Onderwijs
SW
Sociale Werkplaats
SWV Samenwerkingsverband SZ&W
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen
VMBO
Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
VNG
Vereniging van Nederlandse gemeenten
VO
Voortgezet Onderwijs
VSO
Voortgezet Speciaal Onderwijs
VVE
Voor- en Vroegschoolse Educatie
WVO
Wet op het Voortgezet Onderwijs
ZAT
Zorgadvies Team
57
www.demeierij-vo.nl
’s-Hertogenbosch Vught Haaren Boxtel Sint-Michielsgestel Schijndel Maasdriel Zaltbommel