Palmolie als biomassa: oliedom
1. Oerbos in uw tuinstoel
Een publicatie van Milieudefensie, juli 2007
6
Palmolie als biomassa: oliedom
Colofon Tekst: Claudia Theile en Anne van Schaik Eindredactie: Meike Skolnik Vormgeving: Ruparo, Amsterdam Drukwerk: Ruparo Met dank aan Jan Maarten Dros (AIDEnvironment) en Jan Willem van Gelder (Profundo). Amsterdam, juli 2007
© 2007, Milieudefensie campagne Globalisering en Milieu Postbus 19199 1000 GD Amsterdam servicelijn: 020 62 62 620
[email protected] www.milieudefensie.nl De bossencampagne van Milieudefensie wordt medegefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van VROM, Oxfam Novib en Hivos en uit het Ecosystems Grants Programme van IUCN NL.
Samenvatting Palmolie is booming business. Na de levensmiddelenindustrie, heeft nu ook de energiesector deze goedkope en multitoepasbare grondstof ontdekt. Palmolie wordt door politiek en bedrijfsleven omarmd als dè oplossing voor het klimaatprobleem. De import van palmolie naar Europa is tussen 2001 en 2005 maar liefst verdubbeld.
Foto: Milieudefensie
Palmolie kent echter ook een keerzijde. Zo leidt de productie van palmolie tot grootschalige ontbossing en doen zich talloze conflicten voor tussen de lokale bevolking en de plantagebedrijven. Tenslotte is palmolie helemaal niet de zo goed voor het klimaat als wordt beweerd.
Palmolieplantage.
Milieudefensie en twee Indonesische non-profitorganisaties voerden een steekproef uit bij drie plantages op West-Kalimantan (Indonesië) van ‘s werelds grootste palmoliehandelaar, Wilmar International Ltd. Het onderzoek toont aan dat er ernstige problemen zijn op deze plantages, waaronder illegale kap (kap buiten de aangewezen grenzen, boskap zonder de vereiste vergunningen) en illegale productie van palmolie, illegaal branden, sociale problemen en wetsovertredingen (openleggen van land zonder goedgekeurde Milieu Effect Rapportages). Hiermee schendt Wilmar Indonesische wetgeving, haar eigen MVO-beleid en ook de RSPO1-criteria voor duurzame palmolie. Een reeks Nederlandse bedrijven, waaronder Rabobank en Unilever, doen op grote schaal zaken met Wilmar. Vanuit de politiek en het bedrijfsleven is er in toenemende mate erkenning voor de problemen rondom palmolie. Dat is een mooi begin, maar de vraag naar palmolie neemt nog steeds sterk toe. Willen we echt de omslag kunnen maken naar duurzame palmolie, dan moet er veel meer uit de kast getrokken worden. De garanties ontbreken nu om te kunnen spreken van duurzame palmolie.
Nederland heeft, als grootste palmolie-importeur van Europa, een grote verantwoordelijkheid. Milieudefensie wil dat de overheid een moratorium instelt op de subsidies voor palmolie voor energieopwekking, totdat er voldoende garanties zijn dat duurzame palmolie ook echt duurzaam is. Het Europees Parlement heeft bijvoorbeeld eind 2006 opgeroepen om palmolie voor biomassa alleen toe te laten als er duurzaamheidscriteria en een goed onderbouwd certificeringsmechanisme zijn. Hiertoe moeten de Cramer-criteria2 aangescherpt worden en verplicht worden gesteld voor alle biobrandstoffen en biomassa. Milieudefensie wil dat bedrijven echt de handen uit de mouwen gaan steken in plaats van papieren beloftes te maken. Milieudefensie roept de Nederlandse bedrijven, die betrokken zijn bij Wilmar, op om hun invloed aan te wenden om te zorgen dat de problemen onmiddellijk worden opgelost. Aan financiers vraagt ze de reikwijdte van hun gedragscodes uit te breiden en een klachtenprocedure voor externe stakeholders in te stellen. Aan de energiebedrijven vraagt Milieudefensie voorlopig geen palmolieproducten voor energieopwekking te gebruiken. De levensmiddelenindustrie moet zich inzetten om de problemen bij Wilmar op te lossen. Naar aanleiding van de bevindingen op de plantages van Wilmar, dient Milieudefensie een klacht in bij de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) en de International Finance Corporation (IFC), de commerciële tak van de Wereldbank die Wilmar leningen gaf ter waarde van miljoenen dollars. Aan beiden wordt gevraagd om te zorgen dat de problemen bij Wilmar worden opgelost.
Inhoudsopgave Samenvatting
3
1. 1.1 1.2 1.3
Palmolie is booming business Inleiding Enthousiasme vanuit de politiek Grootschalige inzet op palmolie door het bedrijfsleven - Palmolieproducenten - Financiers en afnemers
6 6 7 7 7 7
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
De keerzijde van palmolie Palmolie is niet goed voor het klimaat Palmolie leidt tot grootschalige ontbossing Vervuiling op oliepalmplantages Problemen voor inheemse bevolkingsgroepen
8 8 8 9 9
3. 3.1 3.2 3.3
Misstanden op plantages van palmolieboer Wilmar Inleiding Recente steekproeven op plantages onthullen ernstige misstanden - Illegale houtkap en illegale palmolie - Branden - Sociale problemen - Wetsovertredingen Connecties van Wilmar met Nederland
10 10 10 10 11 11 11 12
4. Pogingen tot duurzame palmolie zijn onvoldoende 4.1 Inleiding 4.2 Initiatieven vanuit de politiek - Nederland: mislukte subsidie voor duurzame energie en ontoereikende criteria - Europa: magere duurzaamheidslabels 4.3. Activiteiten vanuit het bedrijfsleven - Round Table on Sustainable Palm Oil: één stap vooruit, twee stappen terug - Banken: gedragscode blijkt een papieren tijger - IFC: investeringen in palmolie - Energiebedrijven: Essent - Levensmiddelenindustrie
13 13 13 13 15 15 15 15 17 17 19
5. Wat wil Milieudefensie? 5.1 Conclusie 5.2 Wat wil Milieudefensie van de politiek? - Nederlandse politiek - Europese Unie 5.3 Wat wil Milieudefensie van bedrijven? - Banken - Energiebedrijven - Levensmiddelenindustrie 5.3 Klacht bij RSPO en IFC
20 20 21 21 21 21 21 21 21 22
Eindnoten
23
1. Palmolie is booming business 1.1 Inleiding Palmolie is een plantaardige olie, die geperst wordt uit de vruchten van de oliepalm. De oliepalm groeit rond de evenaar in Zuidoost-Azië, Latijns-Amerika en Afrika. De grootste producenten van palmolie zijn Indonesië en Maleisië; samen verzorgen ze 84 procent van het aanbod op de wereldmarkt. Palmolie is een populaire grondstof. Wereldwijd groeit de vraag naar het groene goud in een razend tempo. Palmolie is relatief goedkoop, heeft een hoge opbrengst per hectare en kent veel verschillende toepassingen. Zo is palmolie niet meer uit de levensmiddelenindustrie weg te denken. Maar het is de inzet van palmolie als energiegewas die een nieuwe goudkoorts bij investeerders, producenten en afnemers veroorzaakt. Na alle alarmerende berichten over de opwarming van de aarde en de noodzaak om onze uitstoot van broeikasgassen te beperken, lijkt palmolie een goede oplossing te zijn. Ten eerste zou palmolie klimaatneutraal zijn: de CO2 die bij de verbranding van palmolie vrijkomt, is eerder uit de lucht gehaald tijdens de groeifase van de plant. Daarbij is palmolie flexibel inzetbaar. De olie is geschikt voor de opwekking van elektriciteit, maar kan ook worden ingezet als biodiesel voor transport. Ook levert de oliepalm per hectare meer energie op dan de meeste andere gewassen. Tenslotte worden we door palmolie als energieopwekker, minder afhankelijk van aardolie- en aardgasimporten uit politiek instabiele regio’s.
Foto: Koen Suyk / ANP Foto
Kortom: palmolie lijkt een echte win-win-situatie te bieden.
Wateroverlast in Venlo, nadat de Maas buiten haar oevers is getreden,december 1993.
1.2 Enthousiasme vanuit de politiek Klimaat staat hoog op de agenda van de Nederlandse en internationale politiek. Daarom is het enthousiasme over het gebruik van palmolie voor energieopwekking groot. Met belastingvoordelen en subsidies voert de overheid een actief stimuleringsbeleid. Zonder financiële prikkels kan palmolie nu nog niet concurreren met fossiele brandstoffen. De streefcijfers voor een hoger aandeel duurzaam energie zullen het percentage biomassa voor energiegebruik verder omhoog stuwen. Nederland wil in 2010 tenminste negen procent van de elektriciteit uit hernieuwbare bronnen realiseren. Ook in Europa zijn doelstellingen geformuleerd om duurzame energie te bevorderen: twintig procent van het energieverbruik uit hernieuwbare bronnen en tien procent biobrandstoffen voor transport in 2020I. Productielanden Indonesië en Maleisië zijn een groot voorstander van palmolie als energiebron. Ze zien als producentenland grote kansen voor de palmolie als exportproduct. Maar ook voor het binnenlandse transport zetten ze in op palmolie als biobrandstof. In 2010 wil Indonesië tien procent van het binnenlands transport op biobrandstoffen laten rijden.
1.3 Grootschalige inzet op palmolie door het bedrijfsleven Palmolieproducenten De palmolieproducerende landen zijn enthousiast over de signalen van overheden en markt. In Maleisië en Indonesië zal het areaal voor oliepalmplantages, bij gelijkblijvend beleid, in de komende tien tot twintig jaar verdubbelen naar circa 22 miljoen hectare. Dat is een gebied vijf keer zo groot als Nederland. De grote spelers in de palmolie-industrie zijn al enige jaren actief bezig nieuw land voor plantages te acquireren. Het bedrijf Wilmar International Ltd is de grootste palmoliehandelaar ter wereld.
Financiers en afnemers Private banken en internationale financiële instellingen zoals de International Finance Corporation (IFC)3, leveren de financiële middelen voor palmolieproductie. Ook afnemers van palmolie zetten groot in op de nieuwe hype. Levensmiddelenproducenten als Unilever, ontdekten al in de jaren negentig de voordelen van de zeer goedkope palmolie. Sinds kort hebben ook energiebedrijven, waaronder Essent, de palmolie ontdekt. Nederland is nu al de grootste importeur van palmolie in Europa. Tachtig procent van de Europese import van oliepalmproducten gaat door de haven van RotterdamII. De havens van Rotterdam, Delfzijl en Amsterdam dromen van een Bioport Nederland. Dankzij Nederlands sterke positie op logistiek- en landbouwgebied, kan geïmporteerde biomassa hier op grote schaal verbruikt, verwerkt en doorgevoerd worden. Nederland als Silicon Valley van een ‘bio-based economy’III. Europa’s grootste palmolieraffinaderij werd in 2005 in de Rotterdamse haven geopend door Loders Croklaan, de Nederlandse tak van palmoliegigant IOI uit Maleisië. Een tweede grote raffinaderij werd in hetzelfde jaar door de Kuok Group4 in Rotterdam neergezet. Deze raffinaderij is over enkele maanden onderdeel van Wilmar International Ltd. Deze raffinaderij levert zeer waarschijnlijk palmolie aan verschillende Nederlandse voedingsbedrijven.
2. De keerzijde van palmolie Palmolie lijkt dus in alle opzichten een uitkomst te bieden voor klimaat- en ontwikkelingsvraagstukken. Toch valt de praktijk tegen.
2.1 Palmolie is niet goed voor het klimaat
Foto: Milieudefensie
Het is een mythe dat het gebruik van palmolie voor elektriciteitsopwekking of biobrandstof zondermeer klimaatneutraal is.
Afbranden van bos voor de aanleg van een oliepalmplantage.
Voor de aanleg van oliepalmplantages wordt op grote schaal tropisch regenwoud en veenbos kaalgekapt en platgebrand, om zo op een goedkope manier de grond plantklaar te maken. Om het grondwaterniveau omlaag te krijgen worden veengebieden drooggelegd. De gedraineerde bovenlaag oxideert vervolgens versneld. Bij deze methoden van ontginning komen zoveel broeikasgassen vrij, dat alle CO2- besparing door gebruik van palmolie ruimschoots teniet wordt gedaan. Sterker nog, deze plantages produceren vele malen meer CO2 dan wordt bespaard met het niet-verstoken van olie en gas. Maar liefst acht procent van alle broeikasgasemissies wereldwijd komt hierdoor op rekening van Indonesië. Het land staat volgens Wetlands International, hiermee op de derde plaats van broeikasgas-producerende landenIV.
2.2 Palmolie leidt tot grootschalige ontbossing In Indonesië was het land, waarop nu oneindige palmolieplantages staan, een generatie terug meestal nog tropisch regenwoud. Nog steeds verdwijnt in Indonesië elk jaar een stuk bos half zo groot als Nederland. Omgerekend komt dat neer op bijna 10.000 voetbalvelden per dag. De regering van Indonesië heeft meer dan zes miljoen hectare gereserveerd voor biomassa, waarvan bijna de helft bestemd is voor palmolieV. Als de huidige trend doorzet, is op het Indonesische eiland Sumatra naar schatting al het laaglandregenwoud binnen vijf jaar verdwenen. Dit vormt een grote bedreiging voor planten en dieren, zoals de Sumatraanse tijgerVI.
Foto: Wereld Natuur Fonds
Sumatraanse tijger.
2.3 Vervuiling op oliepalmplantages Op de doorsnee-oliepalmplantage worden flinke hoeveelheden kunstmest en pesticiden gebruikt. Het gebruik van pesticiden kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van de werknemers. Het water in de omgeving van een plantage is vaak ernstig vervuild. Wanneer de olie in de oliemolen uit de vruchten wordt geperst, ontstaat vloeibare afval dat voor bemesting kan worden hergebruikt. Helaas gebeurt dit lang niet overal en belandt het afval in de rivieren. De lokale gemeenschappen zijn voor hun water en vis van die rivieren afhankelijk. Zij komen in de problemen wanneer veel afval in het water terechtkomt.
2.4 Problemen voor lokale bevolkingsgroepen Inheemse volken en andere lokale gemeenschappen zijn voor hun levensonderhoud afhankelijk van het regenwoud. Vaak hebben zij een duurzame manier gevonden om het bos te beheren en ervan te kunnen leven. Het woud levert hen voedsel, hout, rotan en rubber. Wanneer het woud gekapt wordt om plaats te maken voor plantages, wordt het erg moeilijk voor de lokale bewoners om hun cultuur en levenswijze voort te zetten. Soms worden bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld inheemsen en migranten) tegen elkaar uitgespeeld: de één kan wel op de plantage terecht voor werk, de ander niet. Of de één krijgt een stukje land voor eigen gebruik, de ander niet. Bedrijven die een plantage willen opzetten, beloven de bevolking doorgaans gouden bergen. Ze zeggen te zullen zorgen voor compensatie, voor scholen, gezondheidszorg, mooie huizen, een voetbalveld, een kerk of een moskee. De praktijk laat zien dat van zulke beloften vaak nauwelijks iets terechtkomt. Dat leidt vaak tot sociale problemen en (soms gewelddadige) conflicten tussen lokale bevolking en het bedrijf.
3. Misstanden op plantages van palmolieboer Wilmar 3.1 Inleiding Wilmar International Ltd is de grootste palmoliehandelaar ter wereld. Binnenkort fuseert het bedrijf met de Maleisische Kuok Groep. Op dat moment zal de gigant een kwart van de palmolie in de wereld verhandelen.Het is een conglomeraat met allerlei dochterbedrijven. Het bedrijf bezit grote hoeveelheden plantages en grond waar in de toekomst plantages zullen verrijzen. Daarnaast koopt Wilmar ruwe palmolie op van andere palmolieproducenten en richt zich in toenemende mate op de productie van biodiesel. Wilmar is lid van de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie (RSPO), een orgaan, bestaande uit nonprofitorganisaties en bedrijven, dat criteria heeft opgesteld voor duurzame palmolie. Het bedrijf heeft formeel beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (de Wilmar CSR policy), en profileert zichzelf in haar publicaties als zodanig. De realiteit is echter anders. In 2004 publiceerde Milieudefensie een rapport over de Wilmarplantage PT Jatim Jaya Perkasa op Sumatra. Het bedrijf maakte zich schuldig aan opzettelijk afbranden van bos en onrechtmatig overschrijden van zijn concessiegebied5. De betreffende plantage werd later verkocht.
3.2 Recente steekproeven op plantages onthullen ernstige misstanden Sinds augustus 2006 hebben Milieudefensie en de lokale non-profitorganisaties Lembaga Gemawan en KONTAK Raykat Borneo, bij de nieuwe bedrijven van de Wilmar Groep in het Sambas-district onderzoek verricht6 Sambas is een klein district in het noordwesten van West-Kalimantan, op het eiland Borneo (Indonesië). Er werden ernstige misstanden gevonden. Op alledrie de plantages, PT Wilmar Sambas Plantation, PT Buluh Cawang Plantation en PT Agro Nusa Investama, schendt Wilmar de Indonesische wetgeving en handelt zowel tegen haar eigen MVO-beleid als tegen de criteria zoals opgesteld door de RSPO.
Illegale houtkap en illegale palmolie Veel bos heeft plaats moeten maken voor de aanplant van oliepalmen in Sambas. Op de drie onderzochte plantages gebeurde dat zelfs zonder dat er naar de ecologische waarde van het bos werd gekeken. Zo’n Milieu Effect Rapportage (MER) is verplicht in Indonesië. Met een MER worden de leefgebieden van Orang-oetans en andere zeldzame dieren en planten op Kalimantan beschermd. Er is illegaal gekapt omdat er is gekapt buiten de aangewezen grenzen en zonder de vereiste vergunningen. Eén plantage (PT ANI) produceert al palmolie, maar omdat de plantage niet over de benodigde vergunningen beschikt, is de palmolie die ze verhandelt illegaal. Voor dezelfde plantage (PT ANI) werd bos gekapt dat mogelijk nog bedreigde soorten herbergt; in 2004 werden in het gebied nog Orang-oetans gesignaleerd. Zelfs in april 2007 werd in dit gebied nog hout en rotan bij PT ANI ‘geoogst’. De bomen uit het kwetsbare veen mochten meteen dienst doen als onderlaag tegen het inzakken van de trucks voor transport van de illegale buit.
5 Concessiegebied is het gebied waarvoor een vergunning is verleend. 6 Het onderzoeksrapport ‘Policy, practice, pride and prejudice’ is te downloaden van www.milieudefensie.nl/globalisering/publicaties
10
Foto: Milieudefensie
Werknemers op oliepalmplantage.
Branden In alledrie de concessiegebieden werden stukken bos platgebrand. Het gaat om 2300 hectare in 2006 (bijna de helft van Nationaal Park de Hoge Veluwe). Het branden veroorzaakte immense smog. De Indonesische autoriteiten hebben alledrie de plantages voor de rechter gedaagd wegens ‘opzettelijk en systematisch afbranden van bos voor de aanleg van oliepalmplantages’.
Tabel 1. Branden in plantagegebieden van de Wilmar Group op West-Kalimantan (2006). Wilmarbedrijf
Locatie
Geschatte grootte van het afgebrande gebied in 2006
PT WSP (Wilmar Sambas Plantage)
Sambas
800 hectare
PT BCP (Buluh Cawang Plantage)
Sambas
1.000 hectare
PT ANI (Agro Nusa Investama) VII
Landak
500 hectare
Sociale problemen Wilmar begon met werkzaamheden in het veld voordat overleg met de getroffen lokale gemeenschappen had plaatsgevonden en zonder de verplichte procedure voor het verkrijgen van landrechten te doorlopen. Als gevolg zijn er in alledrie de concessiegebieden ernstige landconflicten. Zo verzuimde PT WSP de lokale bevolking over haar plannen in te lichten, en ‘verdwaalde’ met zijn ontginningsactiviteiten op gemeenschapsland tot in een ander subdistrict. De dorpelingen in Senujuh zagen in december 2005 bouwlieden de rubbertuinen van het dorp rooien. Gealarmeerd maakten ze bezwaar bij de overheid. Ondanks protest van lokale politici en het lokale ministerie van bosbouw 11
PT BCP (Wilmar) begon in dit bos met kappen voordat de verplichte ecologische toets was uitgevoerd.
ging een deel van het gemeenschappelijke dorpsbos voor de bijl. Er werd 250 hectare onrechtmatig gerooid. Voor mensen die op de armoedegrens leven, is het verlies van inkomsten uit bosproducten, rubbertuinen en fruitbomen een klap die ze niet snel te boven komen. Het bedrijf stelde het hele dorp (275 families) ‘schadeloos’ door eenmalig 550 dollar uit te betalen. Dit is ongeveer één dagloon van anderhalve euro per familie. PT ANI begon met ontginningsactiviteiten zonder de landrechtenprocedure te doorlopen. Nu ziet het bedrijf zich geconfronteerd met lokale gemeenschappen die hun land niet willen overdragen onder de voorwaarden die het palmoliebedrijf voorstelt.
Wetsovertredingen Wilmar schendt de Indonesische wetgeving. Zo ging men bij PT WSP en PT BCP alvast voortvarend het bos te lijf en startte met beplanting, zonder dat de verplichte milieueffectrapportage was afgerond en zonder goedkeuring door de provincie. Het besluit van het Ministerie van Milieu om onmiddellijk alle activiteiten op de plantages te staken, werd genegeerd.
3.3 Connecties van Wilmar met Nederland Wilmar heeft uitbreidingsplannen en grote ambities. Zonder financiers en afnemers zou dat niet mogelijk zijn. Onderzoek van Profundo in opdracht van Milieudefensie, wijst uit dat verschillende Nederlandse actoren relaties onderhouden met WilmarVIII. Hieronder bevinden zich Nederlandse banken (Rabobank, ABN AMRO, ING Bank en Fortis Bank), certificeerders (Control Union), energiebedrijven (Essent) en de levensmiddelenindustrie (Unilever). In hoofdstuk 4 wordt hun betrokkenheid bij Wilmar beschreven.
12
4. Pogingen tot duurzame palmolie zijn onvoldoende 4.1 Inleiding De afgelopen jaren zijn de negatieve gevolgen van palmolieproductie steeds meer onder de aandacht gekomen. Oplaaiende conflicten met de lokale bevolking en groeiend verzet door lokale en internationale milieu- en ontwikkelingsorganisaties, droeg bij aan het besef in de sector en bij beleidsmakers dat de problemen niet meer te negeren zijn. De politiek en het bedrijfsleven ontplooiden een aantal initiatieven om de sector te verduurzamen. Begrijpelijk en ook noodzakelijk, gezien het feit dat palmolie als gebruik voor biomassa vooral politiek gestuurd is. Zonder subsidie zou het niet lucratief zijn om palmolie te gebruiken voor biomassaIX.
4.2 Initiatieven vanuit de politiek Nederland: mislukte subsidie voor duurzame energie en ontoereikende criteria MEP-regeling In de periode 2003-2006 is voor 1456 miljoen euro aan subsidie voor duurzame energieopwekking uitgekeerd. De zogenaamde MEP-regeling7, speelde een belangrijke rol bij het aanjagen van gebruik van palmolie voor groene stroomX. Door dit geld uit de MEP-subsidie, nam palmolie een groot deel van de ‘duurzaam opgewekte elektriciteit’ in Nederland in 2005 en 2006 voor zijn rekening. In 2006 bestond ongeveer 45 procent van alle ingezette biomassa uit bio-olie, merendeels palmolie. Voormalig staatssecretaris Van Geel zag de misser in en betuigde zijn spijt hiervoor ”We willen het ene probleem niet verhelpen door een ander probleem te creëren”XI. Een onlangs verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer over de MEP-subsidieregeling constateert grote mankementen. Kap van tropische regenwouden, bedreiging van de biodiversiteit en het verdringen van voedselgewassen door palmolieplantages, druisten in tegen andere Nederlandse beleidsdoelenXII. Vanaf 18 augustus 2006 werden geen nieuwe aanvragen voor de MEP meer in behandeling genomenXIII.Op dit moment wordt in de politiek opnieuw gesproken over hervatting van de MEP, vanwege de urgentie die het huidige kabinet aan het klimaatprobleem geeft. Ondertussen zijn een aantal belangrijke moties aangenomen in de Tweede Kamer die oproepen tot duurzame biomassa en het uitsluiten van niet-duurzame biomassaXIV. Commissie Cramer Om duurzaamheid in toekomstige subsidieregelingen voor groene energie te garanderen, heeft de overheid de Commissie Cramer ingesteld. Deze commissie bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, ambtenaren, non-profitorganisaties en academici, ontwikkelde een set van duurzaamheidcriteria voor biomassa. Zo moet bij de productie en verwerking van biomassa, de kwaliteit van bodem, oppervlakte- en grondwater en lucht behouden blijven of zelfs worden verhoogd. Ook moet het gebruik van biomassa, gerekend over de hele keten, dertig procent minder uitstoot van broeikasgassen veroorzaken dan fossiele brandstoffen voor transport, en vijftig procent minder voor electriciteit)XV. Hoewel dit een stap in de goede richting is, waarschuwen milieuorganisaties dat de criteria geen garanties voor duurzame biomassa bieden. Macro-effecten worden niet meegenomen, zoals verdrin-
7 MEP staat voor Milieukwaliteit Energie Productie.
13
Foto: Milieudefensie/ Myrthe Verwey
Protest van Milieudefensie tegen de financiering van palmolie uit de MEP-subsidies, Den Haag 2005.
ging van natuur en voedselproductie. Verwacht wordt dat de vraag naar duurzame palmolie heel groot zal zijn. De duurzame palmolie zal hierdoor direct concureren met palmolie voor voedsel. Zo is de prijs van inheemse bakolie in Indonesië de afgelopen jaren met dertig procent gestegen. Ditzelfde gebeurt met de maïsprijs in Mexico. Het gebruik van mais voor het maken van ethanol verdringt het gebruik voor voedsel. Ook is het nog steeds mogelijk dat nieuwe plantages voor biomassa8Iten koste gaan van oerbossen. Dit komt omdat de conversiedatum voor ontbossing (1995) dezelfde is als die van de Round table on Sustainable Palm Oil (zie verderop). Al het bos dat vóór 1995 gekapt is, kan doorgaan voor duurzame biomassa. In de Indonesische regenwouden, is 1,8 miljoen hectare bos gekapt en verbrandt. Belangrijkste reden voor deze ontbossing: productie van palmolie voor de Europese markt. Volgens de Cramer-criteria is biomassa uit deze gebieden duurzaam. Ook leidt het gebruik van palmolie als biomassa niet tot de gestelde broeikasbesparing. Ontbossing leidt tot tot een aanzienlijke uitstoot van broeikasgassen (zie ook hoofdstuk 2.1). Dit wordt door de Cramer-criteria niet meegerekend. Per saldo neemt de uitstoot eigenlijk toe. Ook is genetisch gemanipuleerde biomassa is niet uitgesloten door de Commissie Cramer. Genetische gemanipuleerde gewassen zijn verre van duurzaam omdat ze de biodiversiteit bedreigen. Kortom: De criteria geven onvoldoende handvatten om onduurzame palmolie tegen te houden. Het rapport Green 4Sure, een groen energieplan voor de toekomst, opgesteld door adviesbureau CE, verschillende milieuorganisaties, FNV en Abvakabo, adviseert dan ook om palmolie niet op te nemen in een nieuwe mogelijke subsidieregelingXVI.
8 Plantages voor de productie van palmolie. maar ook bijvoorbeeld voor suikerriet en soja.
14
Europa: magere duurzaamheidslabels Het Europese Parlement stemde in met een verplichting voor lidstaten om te komen tot een aandeel van tien procent biobrandstoffen in 2020. Europa maakt minder haast met de ontwikkeling van stevige duurzaamheidcriteria voor biobrandstof. “Tegenwoordig bestaat er alleen een mager lijstje van drie criteria. Deze worden opnieuw herzien in het najaar van 2007. Biomassa is volgende deze criteria niet duurzaam wanneer ze geen positieve CO2-balans heeft, de biodiversiteit in een gebied bedreigt of in veengebieden wordt verbouwd. Belangrijke vraagstukken zoals voedselverdringing en effecten doordat de vraag heel groot is, worden niet in beschouwing genomen (zie ook hierboven). Ook zijn er geen criteria opgenomen over sociale aspecten (zoals bijvoorbeeld landrechtenconflicten).” Biomassa die niet aan deze criteria voldoet, mag van de lidstaten geen subsidie krijgen voor duurzame energie. Ook telt deze biobrandstof dan niet mee met de tienprocentnorm. Van verplichte criteria voor alle import van biobrandstoffen, is helemaal geen sprake. Het Europees Parlement heeft eind 2006 hier wel toe opgeroepen : alleen maar palmolie voor biomassa toelaten als er duurzaamheidscriteria zijn en er een goed onderbouwd certificeringsmechanisme isXVII.
4.3. Activiteiten vanuit het bedrijfsleven Round Table on Sustainable Palm Oil; 1 stap vooruit, 2 stappen achteruit, De Round Table for Sustainable Palm Oil (RSPO) werd in 2003 door de industrie zelf in het leven geroepen. Leden zijn palmolieproducenten, plantagehouders, banken, levensmiddelenproducenten non-profitorganisaties en sinds kort ook energiebedrijven. Wilmar, Rabobank, Essent en Unilever zijn allemaal vertegenwoordigd in de RSPO. De RSPO heeft in 2005 een set van principes en criteria ontwikkeld die de sector moet verduurzamen. Op dit moment werkt men aan mechanismen om tot verificatie en certificatie van deze criteria te komen. Dit biedt kansen om sociale en milieuproblemen op bestaande oliepalmplantages te verbeteren. De principes en criteria zijn niet perfect, en bieden geen garantie op ‘duurzaamheid’. Een probleem is de conversiedatum van 2005 voor bosbeheer (zie onder commissie Cramer). Maar ze bieden, indien netjes uitgevoerd, een minimum acceptabel niveau van plantagebeheer. “Het probleem met de principes en criteria die in november 2005 zijn overeengekomen, is dat de producenten onder de RSPO leden grote moeite hebben de principes en criteria in de praktijk te brengen. De steekproef laat zien dat een prominent RSPO-lid als Wilmar bewust of onbewust activiteiten uitvoert die strijdig zijn met de principes en de gedragscode van de Roundtable. Ook de Rabobank, deelnemer van de RSPO, financiert nog steeds onduurzame palmoliepraktijken.”
Banken: gedragscode blijkt een papieren tijger Onder druk van Milieudefensie en Greenpeace besloten ABN AMRO, Fortis, ING en Rabobank in 2001 tot het instellen van een gedragscode voor investeringen in de oliepalmsector. In deze gedragscode zeggen de banken toe alleen nog maar in bedrijven te investeren als deze niet betrokken zijn bij het kappen of platbranden van tropisch regenwoud, de wensen van de lokale gemeenschap respecteren en zich houden aan de nationale en internationale regelgeving. Het leek een enorme doorbraak. Helaas is het een weinig effectief middel gebleken om investeringen in de oliepalmsector bij te sturen. Uit onderzoek van Milieudefensie in 2006 bleek dat er in de praktijk maar weinig van de gedragscode terechtkomt. De code wordt niet op alle financiële diensten en niet op alle soorten klanten toegepast. Vanwege bankgeheim is het vaak niet mogelijk om namen of details van bedrijven werkzaam in de oliepalmsector te achterhalen. Hierdoor het onmogelijk om
15
banken op hun gedragscode af te rekenen. Ook ontbreekt een klachtenprocedure waar getroffen gemeenschappen misstanden in het veld onder de aandacht kunnen brengenXVIII. Uit onderzoek van ProfundoXIX, in opdracht van Milieudefensie, blijkt dat Nederlandse banken Wilmar International kapitaal ter beschikking stellen. Wilmar telt ABN AMRO Bank, Fortis Bank, ING Bank en de Rabobank tot zijn hoofdbankiers. Rabobank organiseerde in maart 2002 met de OCBE-bank uit Singapore, een bankensydicaat dat een driejarige lening van veertig miljoen dollar aan Wilmar verstrekte. In december 2003 volgde een lening van 5,25 miljoen dollar voor Wilmar-dochter Cahaya Kalbar. In maart 2005 werd de lening uit 2002 vervangen door een nieuwe driejarige lening van veertig miljoen dollar van een bankensyndicaat, waarin Rabobank voor 13,8 miljoen dollar deelnam. Ook ABN AMRO Bank, Fortis Bank en ING Bank verstrekken financiële diensten aan Wilmar, maar details over hun betrokkenheid zijn niet gevondenXX. Gezamenlijk investeren Nederlandse en buitenlandse banken een bedrag van 759,6 miljoen dollar in Wilmar. Dat is ongeveer 41 procent van Wilmar’s totale kapitaal. Rabobank In 2001 zette ook de Rabobank haar ’Palm Oil Code’ op papier. Belangrijkste principes waren: werken in overeenstemming met de Indonesische wetten, geen kap van waardevol tropisch bos, respecteren van rechten en wensen van lokale gemeenschappen en geen betrokkenheid bij bosbranden voor de aanleg van plantages. Rabobank is al jaren de huisbank van Wilmar. De Rabobank heeft een aantal belangrijke leningen voor Wilmar geregeld. Milieudefensie heeft de Rabobank verschillende keren benaderd met concrete aanwijzingen voor de schending van hun code in het veld, op een aantal plantages van Wilmar. Bij de eerder genoemde misstanden op de PT. Jatim Jaya Perkasa plantage van Wilmar, greep de Rabobank niet in. Volgens hen ging er geen geld van de Rabobank direct in de aanleg van deze specifieke plantages. De Rabobank liet om die reden het aan Wilmar zelf over om zich te laten toetsen. Door wie, op welke plantages en met welk resultaat liet de Rabobank Milieudefensie niet weten. De Rabobank laat naar eigen zeggen wel onafhankelijk onderzoek doen op plantages die de bank direct financiert. De Rabobank ontwikkelt momenteel nieuw beleid, waarbij de principes van de Round Table on Sustainable Palm Oil worden meegenomen. Het nieuwe palmoliebeleid zal in de nazomer van 2007 worden afgerond. Een belangrijk kritiekpunt van Milieudefensie op het palmoliebeleid van de Rabobank is dat de code alleen betrekking heeft op palmolieplantages en niet op de holding (conglomeraat) van een bedrijf. Rabobank financiert de holding Wilmar, en daarom vallen volgens de bank de problemen op de plantages niet onder haar verantwoordelijkheid, want problemen die op de plantage s plaatsvinden, rekent de Rabobank niet tot haar verantwoordelijkheid als ze desbetreffende plantages niet direct financiert. De alarmerende uitkomsten van het recente onderzoek over misstanden op Wilmarplantages op West-Kalimantan vond men bij de bank geen aanleiding om zelf in actie te komenXXI. Het standpunt van de Rabobank is dat klanten (zoals Wilmar) zelf in dialoog dienen te gaan met nonprofitorganisaties over omstreden activiteiten en stimuleert dat ook. Onderandere door druk van de Rabobank, is Wilmar nu lid van de RSPO en is het bedrijf opener geworden in communicatie. Maar dit heeft niet geleid tot daadwerkelijke verbetering op de bedrijfsvoering zelf, zoals het onderzoek op Wilmar laat zien. Naar aanleiding van dit onderzoek laat de Rabobank weten: “De Rabobank steunt het initiatief van Milieudefensie en Wilmar om met elkaar in dialoog te treden. We nemen onze rol als mediator dan ook serieus. In het geval van de e-mailinteractie tussen Milieudefensie en Wilmar is het voor de Rabobank moeilijk te beoordelen wie gelijk heeft. De waarheid ligt vaak in het midden”.
16
Dit roept vragen op over het nut van de gedragscode. Ook een lokale klachtenprocedure voor belanghebbenden, een dringende wens van getroffen lokale gemeenschappen in en om de plantages, bestaat bij de Rabobank niet. Hiermee blijft de ‘Palm Oil Code’ een papieren tijger die alleen het imago van de Rabobank van een groen randje voorziet.
IFC: investeringen in palmolie De International Finance Corporation (IFC) heeft als missie:“to promote sustainable private sector investments in development countries, helping to reduce poverty and improving people’s lives”. Het is de commerciële investeerder van de Wereldbank. Haar fondsen komen uit publiek geld. Toch investeert deze bank in palmoliebedrijven. In december 2003 kondigde IFC aan dat ze Wilmar een lening wilde verstrekken. Verontwaardigde reacties van non-profitorganisaties, zoals Milieudefensie en Sawit Watch, volgden onmiddellijk. De non-profitorganisaties brachten de slechte staat van dienst van Wilmar op het gebied van milieu en mensenrechten bij IFC onder de aandacht. Toch keurde het bestuur van IFC de lening goed. Ondanks het feit dat het Wilmar geen moeite kost om geld aan te trekken op de vrije kapitaalmarkt, verleende IFC eind 2006 opnieuw een miljoenenlening aan het bedrijf. IFC onderbouwde dit met het argument dat het betreffende project minimale milieugevolgen zou hebben. Ook voerde zij een controle uit op de Indonesische plantages van het bedrijf. IFC vond dat de plantages en oliepalmmolens van Wilmar goed beheerd waren en dat ze voldeden aan de heersende internationale normen. “Overall, social and occupational health and safety performance (of the Wilmar Group, eds.) meets applicable IFC guidelines, as well as the Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) Principles and Criteria.”XXII Dit is misleidend. Ten eerste heeft de RSPO nog helemaal geen systeem om te kijken of een bedrijf aan de RSPO-criteria voldoet. Nu lijkt het net alsof Wilmar is gecertificeerd volgens de RSPO-criteria. Ten tweede is niet gekeken of Wilmar de eisen respecteert die de RSPO stelt de volgende gebieden: • Voldoen aan wet- en regelgeving • Eisen ten aan zien van de betrokkenheid van lokale gemeenschappen • Milieu- en natuurbeschermingscriteria Ten derde doet IFC hier een uitspraak over het gehele bedrijf, terwijl IFC alleen heeft gekeken naar Wilmarplantages op Sumatra en West-Kalimantan. Als de IFC had gekeken naar Sambas, waar de drie plantages zijn die zijn onderzocht door Milieudefensie, dan was de conclusie heel anders uitgevallen. Milieudefensie vindt daarom dat de RSPO de RSPO gedragscode artikel 2.1 overtreedt die zegt: “Members will not make any misleading or unsubstantiated production, procurement or use of sustainable palm oil.” XXIII
Energiebedrijven: Essent Essent schort de inkoop van palmolie op na publieke druk Essent heeft 800.000 klanten die groene stroom afnemen bij het bedrijf. Voor de opwekking van zogenaamde ‘groene stroom’, gebruikte Essent tot eind 2006 ondermeer palmolie en andere oliepalmproducten. Essent claimde op zijn website dat het daarbij om gegarandeerd duurzame biomassa ging. Gegarandeerd door het Green Gold Label. Essent heeft het Green Gold Label in 2002 laten ontwikkelen om de duurzame herkomst van biomassa te garanderen. Het is een keurmerk voor ketentransparantie: is het mogelijk om de biomassa te volgen gedurende de hele productieketen.
17
Foto: Michiel Wijnbergh
Actie van Milieudefensie bij hoofdkantoor Essent, 2006.
Er kleven echter een aantal bezwaren aan het Green Gold Label. Zo is het geen keurmerk dat de duurzaamheid van de biomassa zelf toetst. Het toetst alleen ketentransparantie. Milieudefensie diende daarom een klacht in bij de Reclame Code Commissie over de duurzaamheidsclaim die Essent deed over haar biomassa. De Reclame Code Commissie gaf Milieudefensie eind 2006 gelijk. Essent kon niet garanderen dat de verstookte palmolie duurzaam geproduceerd was. Tegelijkertijd voerde Milieudefensie een publiekscampagne gericht op Essent. Met radiospotjes en een schrijfactie riep de milieuorganisatie het bedrijf op om te stoppen met het gebruik van palmolie voor energieopwekking. Essent schortte daarop in december 2006 de inkoop van palmolie voor opwekking van groen stroom op. Ook stelde Essent een onafhankelijke onderzoekscommissie in om na te gaan of het in toekomst mogelijk is om tot transparantie van de productieketen te komen. Deze commissie Blok kwam eind juni 2007 met conclusies. De commissie constateert dat er op dit moment geen duurzame palmolie beschikbaar is. De commissie beveelt Essent vervolgens aan om de criteria van de Commissie Cramer en de RSPO voor duurzame palmolie over te nemen. Volgens hen kan Essent volgend jaar al twintig procent duurzame palmolie inkopen. Milieudefensie vindt dit vreemd: er is nu nog geen duurzame palmolie op de markt, en het is niet duidelijk of dat er dit jaar gaat komen. Daarnaast geven genoemde criteria geen garantie voor duurzame palmolie. Wilmar krijgt Green Gold Label Het is dan ook eigenaardig dat Essent certificeerder Control Union (zie kader) vlak daarna de opdracht gaf om Wilmar te toetsen voor certificering met het Green Gold Label. Certificeerder Control Union heeft vervolgens in januari 2007 het zogenaamde ‘Chain of Custody and Processing Standards Certificate’ gegeven aan Wilmar international. Dit betekent dat de administratie van Wilmar in zoverre op orde is dat kan worden doorgegaan met het certificeringsproces. Control Union heeft echter nog 18
Control Union Control Union is een Nederlands certificeringsbedrijf. Dit houdt in dat het bedrijf als onafhankelijke partij toetst of een bedrijf aan de voorwaarden van bijvoorbeeld een keurmerk voldoet. Control Union certificeert ondermeer voor Forest Stuartship Council (voor duurzaam hout), het EKO-keur voor textiel en het Green Gold Label.
geen enkele plantage van Wilmar gezien. Hierop claimde Wilmar in haar jaarverslag dat al haar palmolie duurzaam geproduceerd en traceerbaar is. Na een klacht van Milieudefensie aan zowel Essent als Control Union, heeft Control Union Wilmar gedwongen om haar duurzaamheidsclaim uit het jaarverslag te verwijderen.
Zaken doen met Wilmar Essent wil niet zeggen hoeveel palmolie het van Wilmar afnam voor december 2006, maar gaf wel aan dat Wilmar een belangrijke leverancier voor hen was. Energiebedrijf en palmoliebedrijf Biox was sinds begin 2004 tot eind 2006 de leverancier van een groot deel van de palmolie die Essent verstookte. Het is echter onduidelijk of Biox palmolie inkocht van Wilmar.
De levensmiddelenindustrie Unilever Unilever gebruikt meer dan één miljoen ton palmolie per jaar. Dat is ruim drie procent van de wereldproductie. Unilever is de grootste levensmiddelenfabrikant in Nederland. Het bedrijf heeft afdelingen in Baarn, Delft, Loosdrecht, Oss en Rotterdam. Unileverproducten met palmolie zijn onderandere margarine, olie, soepen, sauzen, ijs, zeep en shampoo. Belangrijke merknamen zijn Becel, Blue Band, Knorr en Robijn. Unilever neemt deel aan de RSPO. Een vertegenwoordiger van Unilever is zelfs voorzitter van het bestuur van de RSPO. Het bedrijf heeft hard gelopen voor de RSPO en is momenteel bezig met kijken naar de mogelijkheden van certificering van de palmolie die het bedrijf gebruikt. Ook tussen Unilever en Wilmar werd een link gevondenXXIV. In zijn jaarverslag meldt Wilmar dat voedingsmiddelenconcern Unilever één van zijn afnemers is. Milieudefensie confronteerde Unilever met haar recente bevindingen op plantages van Wilmar. Unilever melde hierop dat het aan haar inkopers zal vragen om de conclusies van het Wilmar rapport met het bedrijf door te nemen. Raffinaderij in de Rotterdamse haven De splinternieuwe raffinaderij van de Kuok Group in het Rotterdamse havengebied is over enkele maanden, na de overname van de Kuok Group door Wilmar, ook onderdeel van Wilmar. Deze raffinaderij levert zeer waarschijnlijk palmolie aan verschillende Nederlandse levensmiddelenbedrijven. Welke dit zijn is niet gespecificeerd.
19
5. Wat wil Milieudefensie? 5.1 Conclusie
Foto: Milieudefensie
Palmolie is een gewild product. Of het nu om voedsel of om biomassa gaat, iedereen is enthousiast. De producentenlanden, Indonesië en Maleisië voorop, doen er alles aan om de productie te verhogen. Nederlandse bedrijven zitten dik in de palmolie. Zowel als het gaat om afnemers als om financiers, hebben de Nederlanders grote belangen.
Regenwoud
Maar ook de Nederlandse politiek speelt een belangrijke rol. Een paar jaar geleden werd palmolie onderandere door Nederland omarmd als één van de belangrijkste oplossingen voor het groeiende klimaat- en energieprobleem in Europa. Non-profitorganisaties waarschuwden al snel voor de gevolgen van het gebruik van palmolie voor biomassa, waardoor de Nederlandse regering op haar schreden terug moest keren. Vorig jaar werd de Commissie Cramer ingesteld, die als opdracht had om duurzame criteria voor biomassa te ontwikkelen.XXVIII Hoewel dit een stap in de goede richting is, waarschuwen milieuorganisaties dat de criteria geen garanties voor duurzame biomassa bieden. Ontbossing en concurrentie met voedselvoorziening worden met deze criteria onvoldoende tegengegaan. Het is nog steeds mogelijk dat nieuwe plantages (palmolie, suikerriet en soja bijvoorbeeld) voor de energievoorziening ten koste gaan van oerbossen.
20
Het rapport ‘Policy, Practice, Pride and Prejudice’ laat zien dat er veel problemen zijn met de productie van palmolie. Het bedrijf Wilmar doet het uitstekend op papier, maar onderzoek naar drie van hun plantages laat zien dat het bedrijf de RSPO-criteria schendt, de Indonesische wetgeving niet respecteert, en zich ook niet houdt aan het eigen MVO-beleid. Stop de expansie van grootschalige oliepalmplantages! Bescherm mens, klimaat en milieu voor de gevolgen van de onduurzame productie van palmolie.
5.2 Wat wil Milieudefensie van de politiek? Nederlandse politiek • Voer een moratorium in op subsidies en bijmengverplichting voor palmolie als energieopwekker zolang er geen dekkende importcriteria voor duurzame palmolie zijn. • Scherp de criteria van de Commissie Cramer aan en stel deze verplicht voor alle biomassa en brandstoffen. Stel daarnaast een certificeringssysteem op die het mogelijk maakt om biomassa tot aan de bron te herleiden. Alleen zo weet je zeker dat de biomassa daadwerkelijk duurzaam is geproduceerd. • Reguleer de banken. Zorg dat banken niet zomaar kunnen investeren in dergelijke onduurzame projecten. Maak het lokale stakeholders mogelijk om een klacht in te dienen bij banken die internationaal opereren. Dit alles kan door het instellen van een Meldpunt Maatschappelijk Onaanvaardbare Transacties (MMOT)XXVI.IV
Europese Unie • Voer verplichte importcriteria in op het gebied van duurzaamheid en sociale omstandigheden voor biomassa en biobrandstoffen. • Geen bijmengverplichting van tien procent biobrandstoffen in 2020. Deze bijmengverplichting veroorzaakt dat er nu massaal bossen worden gekapt omdat men anticipeert op de toekomstige vraag uit de Europese Unie.
5.3 Wat wil Milieudefensie van bedrijven? Milieudefensie roept Nederlandse bedrijven op om hun invloed aan te wenden om te zorgen dat de problemen op de plantages van Wilmar onmiddellijk worden opgelost.
Banken • Implementeer de gedragscode proactief en zichtbaar. • Breidt de reikwijdte van de Palm Oil Code uit tot alle bedrijfsactiviteiten en andere bedrijven in een holding waarmee zaken gedaan wordt. • Pas het beleid toe op alle schakels en alle financieringsvormen in de handelsketen. • Stel een klachtenprocedure voor externe stakeholders in.
Energiebedrijven • Gebruik geen palmolieproducten voor energieopwekking zolang er geen goede dekkende importcriteria voor duurzame palmolie zijn.
Levensmiddelenindustrie • Inkopers van palmolie bij Wilmar moeten hun invloed aanwenden om te zorgen dat problemen worden opgelost. 21
5.4 Klacht bij RSPO en IFC Naar aanleiding van de bevindingen op de plantages van Wilmar, dient Milieudefensie een klacht in bij de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) en de International Finance Corporation (IFC), de commerciële tak van de Wereldbank die Wilmar leningen gaf ter waarde van miljoenen dollars. Aan beiden wordt gevraagd om te zorgen dat de problemen bij Wilmar worden opgelost. Milieudefensie dient een klacht in bij het klachtenpanel van de RSPO. Wilmar voldoet niet aan de principes en criteria van de RSPO (zie ook hoofdstuk 4.3). Ook schendt Wilmar artikel 2.1 van de gedragscode waaraan de leden van de RSPO moeten voldoen: “leden zullen geen valse claims over duurzame palmolie maken”. IFC investeerde in december 2006 opnieuw tachtig miljoen dollar in de Wilmar Group. Milieudefensie wil met haar klacht IFC erop wijzen dat hiermee IFC’s eigen duurzaamheidsbeleid wordt geschonden. Zo voldoet Wilmar niet aan de eis dat overleg met gemeenschappen plaats moet vinden voorafgaand aan de activiteiten. Ook heeft er geen deugdelijke milieueffectrapportage plaatsgevonden.
22
Eindnoten I
CONCL 1: 7224/07, Europese Commissie, 8/9 maart 2007.
II
Rotterdam, wereldhaven van foute biobrandstoffen of koploper? Persbericht Stichting Natuur en Milieu, 8 juni 2007.
III
Duurzaamheidsnieuws, innovatienetwerk, 28 januari 2007.
IV
Wetlands International, Tropical peat swamps destruction fuels climate change, fact sheet, 15 mei 2007.
V
The Jakarta Post: Op 13 trillionearmarked for biofuel development, 26 September 2006.
VI
Food and Agriculture Organization of the United Nations, State of the World’s Forests 2007, Rome 2007.
VII
Deze branden vonden plaats in de voormalige PT Aimer Angro Mas concessie (voorheen eigendom van de Sinar Mas Groep). Volgens Walhi Kalbar, PT Ani had land verbrandt in 2006, goede kwaliteit bossen blootgelegd en land geopend zonder toestemming van de lokale bevolking.
VIII
Gelder, Jan Willem van (Profundo): Buyers and financers of the Wilmar Group, a research paper prepared for Milieudefensie (Friends of the Earth Netherlands), 13 June 2007.
IX
Biofuel majors: Will exports be profitable enough? business times, 19 December 2006.
X
Rapport ‘Milieukwaliteit Energieproductie’, Algemene Rekenkamer, 15 mei 2007.
XI
Spijt van subsidiëring palmolie, Reformatorisch Dagblad, 9 December 2006.
XII
Rapport ‘Milieukwaliteit Energieproductie’, Algemene Rekenkamer, 15 mei 2007.
XIII
Rapport ‘Milieukwaliteit Energieproductie’, Algemene Rekenkamer, 15 mei 2007.
XIV
Van der Ham c.s., 18 mei 2006 (30305 nr 20), Vendriks c.s., 18 mei 2006 (30305 nr. 17) en van der Ham en Samson september 2006 (28665 nr. 72).
XV
Senter Novem: “Toetsingskader voor duurzame biomassa”, eindrapport van de projectgroep Duurzame productie van biomassa, februari 2007.
XVI
Green4sure is een initiatief van Stichting Natuur en Milieu, Greenpeace, Milieudefensie, Wereld Natuur Fonds, FNV-Vakcentrale en ABVAKABO-FNV.
XVII European Parliament, (p6_TA-PROV (2006)0604 12-14, 14 december 2006: biomass and biofuels (2006/2082 (INI). XVIII People, Planet, Palm Oil? A review of the Oil Palm and Forest Policies adopted by Dutch Banks, Milieudefensie, maart 2006. XIX
Gelder, Jan Willem van (Profundo): Buyers and financers of the Wilmar Group, a research paper prepared for Milieudefensie (Friends of the Earth Netherlands, 13 June 2007.
XX
Gelder, Jan Willem van (Profundo): Buyers and financers of the Wilmar Group, a research paper prepared for Milieudefensie (Friends of the Earth Netherlands, 13 June 2007.
XXI
Telefonisch contact tussen Milieudefensie en Rabobank (Hessel Abbink Spaink) naar aanleiding van het Wilmaronderzoek, op 1 juni 2007.
XXII Project summary as quoted by Forest Peoples’ Programme on International Finance Corporation (IFC), Wilmar WCap, Project number 25532. November 20, 2006. XXIII Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), Code of Conduct for Members. Endorsed by the RSPO Membership on 22 November 2006. IFC’s claim was first published on 20 November 2006 while the RSPO General Assembly adopted the RSPO Code of Conduct on 22 November. Draft versions of the Code of Conduct were, however, already circulating months prior to the RT4 meeting and IFC could (and should) have been aware of the content of the draft Code of Conduct subject to voting. If it disagreed with its content, it should have made such comment during the General Assembly.
Judging on the information provided at the IFC website, the disputed “RSPO-claim” was not adjusted prior to the meeting of the IFC Board, who approved the proposed facility on 20 December 2006. It must be assumed that the Board’s decision was also based on the disputed claim. As such, the Board was in its decision making also misled by the claim.
XXIV Gelder, Jan Willem van (Profundo): Buyers and financers of the Wilmar Group, a research paper prepared for Milieudefensie (Friends of the Earth Netherlands), 13 June 2007. XXV Senter Novem: “Toetsingskader voor duurzame biomassa”, eindrapport van de projectgroep Duurzame productie van biomassa, februari 2007. XXVI Milieudefensie: “Wel vrijwillig maar niet vrijblijvend? Onderzoek naar maatschappelijk verantwoord ondernemen door multinationale bedrijven aan de hand van case studies”, november 2005.
23