Overkwalificatie en geluk bij werknemers in Nederland Mandy Kok
Dit artikel1 beschrijft de relatie tussen overkwalificatie en geluk onder Nederlandse werknemers. Om deze relatie te onderzoeken, is de Loonwijzer-dataset gebruikt. Over het algemeen zijn overgekwalificeerden minder gelukkig dan ondergekwalificeerden en dan werknemers met een goede match tussen opleidingsniveau en het niveau van werk. Echter, in sommige delen van de Nederlandse beroepsbevolking wordt een ander patroon gevonden. Overkwalificatie lijkt niet tot een reductie van het geluk te leiden bij jongeren (15-30 jaar), vrouwen, gezonde werknemers, mensen die werken in kleine organisaties, niet-migranten en parttimers. Mandy Kok MSc is afgestudeerd masterstudent sociologie (arbeid, organisatie en management) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
1. Inleiding Onderwijs vormt sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een belangrijke voorspeller van maatschappelijk succes. Hoger onderwijs draagt bij aan maatschappelijke stijging. De voorspellende rol van het onderwijsniveau is de laatste jaren extra opvallend geworden, doordat verzuiling en sociale afkomst aan voorspellende waarde hebben ingeboet (Dronkers & Ultee, 1994). De keerzijde is dat het de laatste jaren ook steeds vaker voorkomt dat kinderen lager opgeleid zijn dan hun ouders en te maken krijgen met maatschappelijke daling (Tolsma & Wolbers, 2010; Thijssen & Wolbers, 2014). Vanuit het individu geredeneerd, loont het de moeite een zo hoog mogelijk onderwijsniveau na te streven. Wie het hoogste komt, reikt het verst. Tegelijkertijd is sprake van harde concurrentie. Veel hogeropgeleiden komen op een werkniveau terecht dat achterblijft bij hun opleidingsniveau, waar zij mogelijk potentiële werknemers met een lager opleidingsniveau verdringen (Wolbers, 2011). Vanuit de maatschappij geredeneerd gaat het bij deze groep om investeringen die zich niet altijd terugverdienen (Wolbers & Dronkers, 1999). Volgens het ‘human capital model’ kunnen mensen dankzij een betere oplei-
80
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
ding, meer produceren en daardoor meer verdienen en een beter leven leiden. Een tekortkoming van dit model in de huidige tijd lijkt echter te zijn dat niet het absolute opleidingsniveau van belang is, maar het relatieve (Piper, 2012a). Het is niet genoeg om goed te zijn; je moet beter zijn dan anderen. Vooral jongeren hebben hiermee te maken. De verliezers in deze concurrentiestrijd wijken uit naar werk op lager niveau en krijgen te maken met overkwalificatie of met onderbenutting van capaciteiten. Büchel (2002, p. 263) noemt overkwalificatie een hardnekkig probleem in alle geïndustrialiseerde landen. Het speelt zowel in de publieke als in de private sector (Tsang & Levin, 1985).
Mandy Kok
Op theoretische gronden kunnen we veronderstellen dat overkwalificatie schadelijk is voor geluk. Werknemers zullen vaak minder autonomie ervaren door hun lagere werkniveau en zich mogelijk vervelen (Csikszentmihalyi, 2000). Daarnaast kunnen sociale vergelijkingen een rol spelen. Ze zijn mogelijk ontevreden omdat ze meer in hun opleiding hebben geïnvesteerd dan collegae, zonder dat ze hier iets voor terug hebben gekregen. Bovendien worden hun verwachting voor het werkende leven niet waargemaakt (Piper, 2012b). Mogelijk is dit een reden waarom een hoger opleidingsniveau zich niet vertaalt in meer geluk (Veenhoven, 2015). Deze redenering is speculatief en alleen Piper (2012b) biedt enige empirische evidentie voor het veronderstelde verband. Het is echter een open vraag of Nederlandse werknemers een onderbenutte arbeidsmarktpositie zelf als probleem ervaren. Hebben werknemers zoveel last van overkwalificatie, dat het een negatief effect heeft op het ervaren geluk? De vragen die in dit artikel centraal staan, luiden: r Doet overkwalificatie afbreuk aan het geluk van werknemers in Nederland? r Zo ja, welke mensen hebben daar het meeste last van? Een onderbenutte arbeidsmarktpositie hoeft niet altijd een negatief effect te hebben op het geluk dat mensen ervaren. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat jonge vrouwen die naast hun werk allerlei zorgtaken uitvoeren, werk onder hun niveau juist als prettig ervaren, omdat er dan sprake is van een betere balans tussen werk en privé. De bedoeling van dit artikel is om een overzicht te bieden van welk type mens in een onderbenutte arbeidsmarktpositie gelukkig is en welk type mens in een dergelijke positie minder gelukkig is. Een dergelijk overzicht maakt het voor Nederlanders mogelijk een goed geïnformeerde keuze te maken, wanneer zij op het punt staan een functie in een onderbenutte positie te accepteren. In dit artikel staan twee begrippen centraal, namelijk geluk en onderbenutting. Naast deze twee kernbegrippen wordt onderscheid gemaakt in bepaalde typen mensen, aan de hand van zeven specificatievariabelen. 81
N U M M E R 2 / 3 - M A A RT / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
A FHANKELIJKE VARIAB E L : G E L U K
Geluk wordt in dit artikel beschouwd als een subjectieve staat van welbevinden. De definitie van geluk die zal worden aangehouden is de subjectieve waardering van het leven als geheel (Veenhoven, 2007). O NA F H ANKEL IJK E VAR IA B ELE: OV ER K WA LIFIC ATI E
Mandy Kok
Overkwalificatie is een vorm van statusinconsistentie op de arbeidsmarkt. Statusinconsistentie wordt door Groeneveld en Hartog (2004) gezien als de scheve relatie tussen het opleidingsniveau dat is verkregen en het opleidingsniveau dat wordt gevraagd voor het werk dat wordt gedaan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen twee vormen van statusinconsistentie, namelijk onderkwalificatie en overkwalificatie. Die verschillen worden ook wel benoemd in termen van benutting van opgedane kennis. Wanneer het verkregen opleidingsniveau hoger is dan het gevraagde opleidingsniveau, wordt gesproken van een onderbenutte arbeidsmarktpositie. Wanneer het verkregen opleidingsniveau lager is dan het gevraagde opleidingsniveau, wordt gesproken van een overbenutte arbeidsmarktpositie. In dit artikel wordt de nadruk gelegd op een overkwalificatie, dus onderbenutting van de genoten opleiding. Overkwalificatie wordt gemeten door aan respondenten te vragen of hun verkregen opleidingskwalificaties passen bij de gevraagde kwalificaties van het werk dat ze nu doen. S P E CI F I CATIEVARIABELEN
Overkwalificatie kan geluk op verschillende manieren beïnvloeden, zowel positief als negatief. De balans van die effecten zal niet voor iedereen hetzelfde zijn en de vraag is voor welk type mens de balans meestal positief uitvalt en voor welk type negatief. Om onderscheid te maken in verschillende typen mensen, worden zeven factoren belicht die van invloed kunnen zijn op de relatie tussen onderbenutting en geluk. Van alle zeven factoren was uit de World Database of Happiness al bekend dat zij van invloed zijn op geluk (Veenhoven, 2015). Tevens kan worden verwacht dat de zeven factoren die hier uitgelicht zijn, van invloed zijn op de relatie tussen onderbenutting en geluk. Leeftijd. Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat leeftijd van invloed is op ervaren geluk (Abramson e.a., 1981; Helliwel & Putnam, 2004; Abrams & Hall, 1972). Hoewel het ene onderzoek aangeeft dat ouderen over het algemeen gelukkiger zijn dan jongeren, zijn er tevens onderzoeken die de relatie tussen leeftijd en geluk als een U-vorm beschrijven. Onderzoek van het Algemeen Dagblad (1982) toont aan dat jongeren tot 34 jaar erg gelukkig zijn. De middengroep is vervolgens het minst gelukkig, terwijl ouderen juist weer gelukkiger worden. Verwacht wordt dat jongeren en ouderen minder 82
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
last hebben van een onderbenutte arbeidsmarktpositie. Voor jongeren geldt het perspectief dat ze nog carrière kunnen maken en voor ouderen zal vaker het pensioen in zicht zijn. Geslacht. Wanneer uit onderzoek blijkt dat er een verschil is tussen de geluksgevoelens van mannen en vrouwen, blijkt dat mannen over het algemeen iets gelukkiger zijn dan vrouwen (Bakker & Landsmeer, 1985; Abdel-Khalek, 2006). Echter, voor de relatie tussen onderbenutting en geluk, gespecificeerd naar geslacht, valt juist het tegenovergestelde te verwachten. Arbeid is voor mannen over het algemeen belangrijker dan voor vrouwen (Tijdens, 2002). Het is daarom denkbaar dat een onderbenutte arbeidsmarktpositie voor mannen zwaarder weegt bij de waardering voor het leven, dan voor vrouwen.
Mandy Kok
Kinderen. Bestaande onderzoeken leveren verschillende conclusies op over de relatie tussen het hebben van kinderen en geluk. Onderzoek van Ventegodt (1996) toont aan dat mensen zonder kinderen iets minder gelukkig zijn, dan mensen met kinderen. Ook onderzoek van Mielke (1997) trekt een dergelijke conclusie. Van de mensen zonder kinderen geeft 47 procent aan gelukkig te zijn met het leven dat zij leiden, tegenover 50 procent van de mensen met kinderen (Mielke, 1997). Toch is er ook onderzoek dat aantoont dat mensen met kinderen juist minder gelukkig zijn. Gehuwden met kinderen hebben vaak minder onderlinge communicatie, zijn minder tevreden over de financiële situatie en zijn het veelal niet eens over de verdeling van arbeid binnen het gezin, wat resulteert in een minder gelukkig huwelijk (White e.a., 1986). Wanneer onderbenutting bij de situatie komt kijken, is te beredeneren dat mensen met kinderen gelukkiger zouden zijn in een dergelijke positie, dan mensen zonder kinderen. De zorg voor kinderen kost veel tijd en energie en valt daarom wellicht goed te combineren met een onderbenutte positie op de arbeidsmarkt. Gezondheid. Onderzoek van Post (2005) en van de BBC (2006) wijst uit dat welzijn, geluk, gezondheid en levensduur alle positief aan elkaar gerelateerd zijn. Post (2005) geeft aan dat positieve psychologie hierbij een belangrijke rol speelt. Positief denken en altruïstisch gedrag zorgen voor een positieve cirkel van welzijn, geluk, gezondheid en levensduur. De BBC (2006) bevestigt de stelling dat geluk en gezondheid elkaar positief beïnvloeden. Te verwachten valt echter dat ongezonde mensen in een onderbenutte arbeidsmarktpositie gelukkiger zijn dan gezonde mensen in een dergelijke positie. Doordat ziekte veel tijd en energie kost, is dit wellicht goed te combineren met een baan in een onderbenutte positie. Organisatiegrootte. Werken voor een grote organisatie verkleint de kans op hoge werktevredenheid. Dit blijkt uit onderzoek van Beer (1964, in Benda, 2011). Een hoge mate van complexiteit en een gebrek aan goede coördinatie in grote bedrijven leidt tot miscommunicatie. Ook de grote afstand tussen hoger management en uitvoerend personeel kan leiden tot een lage mate van werktevredenheid. Weinig werktevredenheid kan vervolgens leiden tot een 83
N U M M E R 2 / 3 - M A A RT / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
lage mate van geluk (Adler & Golan, 1981). Een onderbenutte arbeidsmarktpositie in een grote organisatie zou dus kunnen leiden tot een laag geluksgevoel. Mensen voelen zich verloren in een grote organisatie en hebben vanwege veel miscommunicatie het gevoel dat er slecht naar hen geluisterd wordt. Toch kan het hebben van een onderbenutte arbeidsmarktpositie in een grote organisatie tevens leiden tot een groter geluksgevoel, dan een onderbenutte positie in een kleine organisatie. Grote organisaties bieden veelal doorgroeimogelijkheden, waardoor het gevoel kan ontstaan dat hogerop komen altijd mogelijk is. In kleine organisaties bestaan deze mogelijkheden minder.
Mandy Kok
Migranten. Migranten zijn over het algemeen, los van hun arbeidsmarktpositie, minder gelukkig dan niet-migranten (Merens, 2007). Zowel autochtone mannen als vrouwen zijn gelukkiger dan de Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Turkse bevolking. Tevens blijkt uit onderzoek dat migranten vaker een onderbenutte arbeidsmarktpositie bekleden, dan niet-migranten (Tijdens & Van Klaveren, 2011). Echter, niet eerder is onderzocht of migranten in een onderbenutte arbeidsmarktpositie meer of minder gelukkig zijn dan niet-migranten. Verwacht kan worden dat migranten gelukkiger zullen zijn dan nietmigranten in een dergelijke positie, aangezien migranten vaak naar een ander land trekken om werk te vinden. Zij zullen wellicht al gelukkig zijn om het feit dat ze werk hebben kunnen vinden. Arbeidsuren. Het bestaande onderzoek geeft een gemengd beeld over de relatie tussen de duur van de werkweek en geluk. Sommige onderzoeken geven aan dat er weinig of geen verschillen zijn tussen deeltijders en voltijders (Booth & Van Ours, 2008; Dobson, 1985), andere zeggen dat deeltijders gelukkiger zijn (Cummins e.a., 2004), terwijl weer andere het grotere geluk aan voltijders toeschrijven (Faver, 1982). Wanneer onderbenutting in deze situatie wordt meegenomen, valt te verwachten dat deeltijders gelukkiger zullen zijn dan voltijders. Wanneer er minder uur per week gewerkt wordt, is er minder confrontatie met het werk en zal de lage werktevredenheid die er zal zijn wellicht minder tot uiting komen in het ervaren geluk, dan bij voltijders voor wie arbeid een meer prominente rol speelt in het leven.
2. Methode D ATA S E T
Er is gebruik gemaakt van de Loonwijzer-dataset uit 2010 (Tijdens & Osse, 2011). De Loonwijzer is een website waarop men het eigen salaris kan vergelijken met dat van andere deelnemers met een vergelijkbare baan. Om vergelijking mogelijk te maken, geven deelnemers veel details over hun werk en kwalificaties. Daarnaast vult een groot deel van de deelnemers tevens een vragenlijst in, waarin – naast vragen over arbeidsgeschiedenis en arbeidsvoorwaarden – ook een vraag naar geluk staat. De website is inmiddels beschikbaar voor 75 landen (Tijdens, 2005; Tijdens e.a., 2010). 84
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
In dit artikel zal gebruik worden gemaakt van de Nederlandse data, die antwoorden van 16990 werknemers omvatten. VA R IABEL EN
Hierna wordt per variabele beschreven hoe deze gemeten is voor dit onderzoek. Tabel 1 geeft een overzicht van de N, het minimum, het maximum, het gemiddelde en de standaarddeviatie. Geluk. De variabele geluk is gemeten aan de hand van de vraag hoe tevreden mensen over het algemeen zijn met het gehele leven. De antwoordmogelijkheden voor deze variabele zijn de cijfers 1-10 (1 = het minst tevreden; 10 = het meest tevreden).
Mandy Kok
Overkwalificatie. Overkwalificatie is in de Loonwijzer-dataset gemeten als ‘job level matches educational level’. De antwoordmogelijkheden zijn ‘Yes’ (1), ‘No, I am underqualified for my job’ (2), en ‘No, I am overqualified for my job’ (3). Om de variabele op een verantwoorde manier te hanteren in dit onderzoek, is deze omgecodeerd tot een schaalvariabele waarbij 0 staat voor overkwalificatie (onderbenutting), 1 staat voor goede match en 2 staat voor onderkwalificatie (overbenutting). Om overgekwalificeerde werknemers te vergelijken met de rest, is tevens een dummyvariabele aangemaakt, waarbij 0 staat voor goede match en onderkwalificatie, en 1 staat voor overkwalificatie. Op eenzelfde wijze is een variabele gemaakt waarbij onderkwalificatie wordt vergeleken met de rest. Leeftijd. De variabele leeftijd is in de enquête opgenomen als een open vraag. Voor dit onderzoek zijn drie leeftijdscategorieën gemaakt, namelijk 15-30 jaar (0), 31-40 jaar (1) en 41-65 jaar (2). Geslacht. In de Loonwijzer-enquête wordt direct gevraagd naar het geslacht van de respondenten. De antwoordmogelijkheden zijn man (0) en vrouw (1). Kinderen. Omdat het in dit onderzoek gaat over het al dan niet hebben van thuiswonende kinderen, is de variabele kinderen gemeten aan de hand van een uit twee variabelen samengestelde, nieuwe variabele. De twee variabelen die hiervoor zijn gebruikt, zijn of men kinderen had en zo ja, hoeveel van hen er thuis woonden. Zowel respondenten die aangaven geen kinderen te hebben, als respondenten die aangaven geen thuiswonende kinderen te hebben, kregen code 0 op de nieuwe variabele. Respondenten die een antwoord groter dan nul gaven op de vraag hoeveel thuiswonende kinderen zij hadden, kregen 1 op de nieuwe variabele. Hierdoor is een variabele ontstaan die aangeeft of men geen thuiswonende kinderen heeft (0) of dat men wel thuiswonende kinderen heeft (1). 85
N U M M E R 2 / 3 - M A A RT / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
Gezondheid. In de Loonwijzer-enquête wordt op een schaal van 1-5 aangegeven hoe tevreden men is met de eigen gezondheid. Respondenten die het cijfer 1 of 2 hebben gegeven, worden beschouwd als ongezond; respondenten die het cijfer 3, 4 of 5 hebben gegeven, worden beschouwd als gezond. Hierdoor ontstaat een nieuwe variabele die aangeeft dat iemand ongezond (0) of gezond (1) is. Organisatiegrootte. Organisatiegrootte wordt gemeten aan de hand van de variabele ‘firm size workplace’. Organisatiegrootte is voor dit onderzoek verdeeld in 0-200 werknemers (0), 200-2000 werknemers (1) en meer dan 2000 werknemers (2).
Mandy Kok
Migranten. In de Loonwijzer-dataset wordt aangegeven of men geboren is in het land waarin de enquête is afgenomen: nee, dus wel migrant (0) en ja, of geen migrant (1). Arbeidsuren. In de Loonwijzer-enquête is gevraagd hoeveel uur per week er volgens het contract door de respondent wordt gewerkt. Voor dit onderzoek is onderscheid gemaakt in 35 uur of minder per week (0) en meer dan 35 uur per week (1). A NA LY S ETECHNIEKEN
Om te zien hoe overkwalificatie uitpakt op het geluk van verschillende typen werknemers, zullen voor de drie kwalificatiegroepen (overgekwalificeerd, goede match en ondergekwalificeerd) aan de hand van univariate analyses de
Tabel 1
Variable
Variabelen
Geluk
16990
1
10
7,28
1,61
Overgekwalificeerd
16990
0
1
0,22
0,41
Ondergekwalificeerd
16990
0
1
0,12
0,32
Benutting in schaal
16990
0
2
0,90
0,57
Leeftijd
16990
0
2
1,05
0,86
Geslacht
16984
0
1
0,41
0,49
Kinderen
14611
0
1
0,35
0,47
7428
0
1
0,88
0,33
Organisatiegrootte
13472
0
2
0,51
0,71
Migranten
16738
0
1
0,92
0,27
Arbeidsuren
15445
0
1
0,71
0,45
Gezondheid
N
Minimum
Maximum
Gemiddelde
Standaarddeviatie
Bron: WageIndicator dataset 2010. Selectie: werkenden van 15- 65 jaar met een valide score op geluk en op benutting. (Bewerkt door Kok, 2012.)
86
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
gemiddelde scores op geluk worden berekend, gespecificeerd naar de zeven onderscheiden kenmerken. Aan de hand van ANOVA’s zal worden berekend of de verschillen tussen deze gemiddelden significant zijn. Daarnaast zullen enkele meervoudige lineaire regressieanalyses plaatsvinden, om te controleren op schijnverbanden.
3. Resultaten Eerst zal worden ingegaan op de vraag wat de directe relatie is tussen onderbenutting en geluk, waarna zal worden gespecificeerd naar de rol die de zeven factoren spelen bij de relatie tussen overkwalificatie en geluk. OVE R GEKWAL IFICEER D E WER K N EMER S MIN D ER G E L U KKI G
Mandy Kok
Uit berekeningen van de gemiddelde geluksscores per categorie van benutting, blijkt dat overgekwalificeerden het minst gelukkig zijn; overgekwalificeerde werknemers scoren gemiddeld een 6,96 op de variabele geluk, het gemiddelde bij ondergekwalificeerde werknemers is 7,11 en bij werknemers die een goede match van opleiding en werk rapporteren is het gemiddelde geluk 7,42. De verschillen tussen deze gemiddelden zijn statistisch significant en daarmee kan gezegd worden, dat overgekwalificeerden inderdaad minder gelukkig zijn (zie figuur 1). Uit de uitgevoerde regressieanalyses blijkt verder dat er geen schijnverbanden in het geding zijn. Uit de belangrijkste regressieanalyse blijkt dat overgekwalificeerde werknemers gemiddeld 0,34 punten lager scoren op geluk, dan de rest van de Nederlandse beroepsbevolking (p < 0,001).
Figuur 1
40.0%
Percentage scores op
35.0%
geluk van onderbenut-
30.0%
20.0% 15.0% 10.0% 5.0%
fie d tis
9
8
7
6
5
4
3
2
.0%
isfi ed
Sa
match
25.0%
at
mensen met een goede
D iss
ten, overbenutten en
Onderbenut
Goede match
Overbenut
Bron: WageIndicator dataset 2010. Selectie: werkenden van 15-65 jaar met een valide score op geluk en op benutting (N = 16990). (Bewerkt door Kok, 2012.)
87
N U M M E R 2 / 3 - M A A RT / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
Overigens kan een aantal factoren ertoe leiden dat, ondanks de overkwalificatie voor het werk dat men doet, toch flink wat geluk wordt ervaren. Factoren die de kans op overkwalificatie vergroten, dragen los daarvan vaak ook weer bij aan geluk. Zo zijn, ongeacht hun arbeidsmarktpositie, jongeren gelukkiger dan ouderen, vrouwen gelukkiger dan mannen, gezonde werknemers gelukkiger dan ongezonde en niet-migranten gelukkiger dan migranten. In een onderbenutte arbeidsmarktpositie zijn deze groepen (op niet-migranten na) tevens gelukkiger dan de rest. E FF E CTE N ONDERBENUTTIN G V ER S C HILLEN
Tabel 2 geeft een overzicht van alle gemiddelde geluksscores van de drie kwalificatie categorieën. De verschillen zijn fors (ongeveer een half punt op een schaal van 0-10) en allemaal statistisch significant (p < 0,001). Mandy Kok
Sterker onder ouderen. Uit tabel 2 blijkt dat overgekwalificeerde 15-30-jarigen gemiddeld 0,41 punten lager scoren op de variabele geluk, dan 15-30jarigen van wie de opleiding aansluit op het werk dat ze doen. Een vergelijking van de categorie overgekwalificeerd en goede match voor 31-40-jarigen en 41-65-jarigen levert voor beide leeftijdsgroepen een verschil van -0,53 op. Jongeren van 15-30 jaar zijn (zoals verwacht) gelukkiger in een baan waarvoor ze overgekwalificeerd zijn, dan 31-40-jarigen en 41-65-jarigen. Ouderen hebben niet minder last van de onderbenutte positie.
Tabel 2 Gemiddelde geluksscores naar match tussen opleiding en het werk dat men doet
15-30 jaar 31-40 jaar 41-65 jaar Man Vrouw Thuiswonende kinderen Geen thuiswonende kinderen Ongezond Gezond Organisatiegrootte 0-200 werknemers Organisatiegrootte 200-2000 werknemers Organisatiegrootte > 2000 werknemers Migrant Geen migrant Werkt ≤ 35 uur per week Werkt > 35 uur per week
Overgekwalificeerd Goede match Ondergekwalificeerd N = 3736 N = 11262 N = 1992 Gemiddelde Verschil met goede Gemiddelde Gemiddelde Verschil met goede match match 7,06 -0,41 7,47 7,13 -0,34 6,90 -0,53 7,43 7,07 -0,36 6,85 -0,53 7,38 7,11 -0,27 6,90 -0,50 7,40 7,12 -0,28 7,02 -0,43 7,45 7,08 -0,37 7,00 -0,45 7,45 7,17 -0,28 6,93 -0,45 7,38 7,00 -0,38 5,61 -0,74 6,35 5,78 -0,57 7,11 -0,41 7,52 7,18 -0,34 6,96 -0,43 7,39 7,07 -0,32 7,00 -0,45 7,45 7,03 -0,42 6,94 6,55 7,01 7,05 6,90
-0,58 -0,63 -0,43 -0,39 -0,51
7,52 7,18 7,44 7,44 7,41
7,09 6,15 7,17 6,97 7,11
-0,43 -1,03 -0,27 -0,47 -0,30
Bron: WageIndicator dataset 2010. Selectie: werkenden van 15-65 jaar met een valide score op geluk en op benutting. (Bewerkt door Kok, 2012.)
88
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
Sterker onder mannen. Mannen met een baan beneden hun opleidingsniveau scoren gemiddeld 0,50 punten lager op de geluksschaal, dan mannen van wie de baan aansluit op hun opleiding. Dit verschil is kleiner onder vrouwen (0,43 punten lager). Mannen hebben dus meer last van overkwalificatie dan vrouwen. Kinderen geen verschil. Overgekwalificeerde werknemers met en zonder thuiswonende kinderen scoren beiden gemiddeld 0,45 punten lager op de variabele geluk, dan werknemers die een baan hebben die bij hun opleidingsniveau past. Ouderschap is dus niet van invloed op de relatie tussen overkwalificatie en geluk.
Mandy Kok
Sterker bij slechte gezondheid. Overgekwalificeerde werknemers met gezondheidsklachten scoren gemiddeld 0,74 punten lager op de variabele geluk, dan ongezonde werknemers die wel een baan op hun niveau hebben, terwijl het verschil tussen de gemiddelden bij de gezonde werknemers slechts -0,41 is. Dit geeft aan dat ongezonde werknemers meer last hebben van overkwalificatie, dan hun gezonde lotgenoten. Dit is tegengesteld aan de verwachting vooraf. Mogelijk heeft dit te maken met een dubbele problematiek; naast ziekte en ontevredenheid over de eigen gezondheid, is sprake van werk onder het verkregen niveau. Sterker bij grote organisatie. Wanneer wordt gespecificeerd voor organisatiegrootte, is te zien dat overgekwalificeerde werknemers in een kleine organisatie (0-200 werknemers) gemiddeld 0,43 punten lager scoren op geluk, dan werknemers in een kleine organisatie die een goede match van opleiding en werk hebben. Het verschil tussen de gemiddelden voor werknemers in middelgrote organisaties (200-2000 werknemers) en grote organisaties (> 2000 werknemers) is respectievelijk -0,45 en -0,58. Deze oplopende reeks in de verschillen tussen gemiddelde geluksscores toont aan dat hoe groter een organisatie, des te minder gelukkig de overgekwalificeerde werknemers zijn. Ook dit klopt niet met de verwachting vooraf. Sterker onder migranten. Voor migranten geldt dat overgekwalificeerden gemiddeld 0,63 punten lager scoren op geluk, dan wanneer zij zich in een goede matchpositie bevinden. Niet-migranten scoren gemiddeld 0,43 punten lager op de geluksschaal, dan wanneer zij in een goede matchpositie hadden gezeten. Dat het verschil tussen de gemiddelde geluksscores voor migranten hoger is dan voor niet-migranten, wil zeggen dat migranten meer last hebben van overkwalificatie dan niet-migranten. Mogelijk is arbeid zo belangrijk voor migranten, dat werk onder het niveau vaker leidt tot frustratie en een lager geluksgevoel heeft. Sterker onder voltijders. Tot slot blijkt uit gemiddeldeberekeningen waarbij wordt gespecificeerd voor arbeidsuren, dat deeltijders in een onderbenutte arbeidsmarktpositie gemiddeld 0,39 punten lager scoren op geluk, dan wanneer zij in een goede matchpositie hadden gezeten. Voor voltijders is het verschil 89
N U M M E R 2 / 3 - M A A RT / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
tussen de gemiddelde geluksscores -0,51. Dit wijst erop dat deeltijders minder last hebben van onderbenutting, dan voltijders.
4. Conclusie Overgekwalificeerde werknemers zijn gemiddeld minder gelukkig dan ondergekwalificeerde werkenden en beiden zijn gemiddeld minder gelukkig dan werknemers met een goede match tussen opleiding en werk. Het verschil is niet altijd even groot. Zo zijn onder de overgekwalificeerde werknemers in Nederland de jongeren gelukkiger dan ouderen, vrouwen gelukkiger dan mannen, gezonde werknemers gelukkiger dan de ongezonde, werknemers in kleine organisaties gelukkiger dan werknemers in grote organisaties, en nietmigranten gelukkiger dan migranten. Mandy Kok
Ouderen, het ongezonde deel van de beroepsbevolking, in voltijd werkenden, mannen, werknemers in grote organisaties of migranten zijn gemiddeld duidelijk minder gelukkig, als hun capaciteiten onderbenut zijn in hun baan. Bij de combinatie van deze eigenschappen is het gemiddelde geluksniveau van overgekwalificeerden nog lager. Voor jonge, gezonde vrouwen die geen migrant zijn en in deeltijd werken in een kleine organisatie, gaat een overkwalificatie voor het werk dat ze doen niet gepaard met minder geluk. In het algemeen moet echter worden geconcludeerd dat over- en onderkwalificatie terecht als een probleem worden benoemd in de wetenschappelijke literatuur. Het is niet alleen zo dat de investering in extra onderwijs bij overkwalificatie economisch gezien niet renderen, maar ook dat er bijkomende schade is voor betrokken individuen, in de zin dat het ervaren geluk achterblijft. Het verschil van een half punt in ervaren geluk lijkt misschien op het eerste gezicht niet groot, maar is gezien de beperkte spreiding van geluk in Nederland heel aanzienlijk te noemen. Een tweede reden om te spreken over een stevig effect, is dat de samenhang tussen objectieve omstandigheden en geluk binnen rijke landen gemiddeld heel beperkt is (Lyubomirsky, 2007). Hierbij moet een slag om de arm worden genomen; er is namelijk hier sprake is van correlationele data. In de praktijk zal het niet alleen zo zijn dat overkwalificatie leidt tot minder geluk, maar zal ook sprake zijn van een selectieeffect. Gelukkige mensen zijn gemiddeld meer succesvol en zullen daardoor waarschijnlijk vaker een baan vinden die past bij hun opleidingsniveau (Lyubomirsky, King & Diener, 2005). Een belangrijke implicatie van dit onderzoek voor de praktijk, is dat werkgevers kunnen overwegen de werkomstandigheden aan te passen voor werknemers die overgekwalificeerd zijn. Hogeropgeleide mensen met een baan op 90
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
hun eigen niveau ervaren meer autonomie in hun werk en er is eigenlijk geen goede reden te bedenken waarom dit niet ook een belangrijke energiebron kan zijn voor mensen die zijn overgekwalificeerd. De organisatie van het werk zou aangepast kunnen worden aan de mogelijkheden tot zelfsturing van de individuele werknemer. Het Jobs Demands-Resources model kan hierbij als inspiratiebron dienen (Harju, Hakanen & Schaufeli, 2014). Vanuit het HR-beleid lijkt het bovendien verstandig om mensen die dat aankunnen, groeimogelijkheden te bieden. Het is verspilling van menselijk kapitaal om mensen met een trage start op de arbeidsmarkt, blijvend op achterstand te zetten. Een goede match tussen vaardigheden en taakvereisten komt het geluk en de gezondheid van werknemers ten goede.
Mandy Kok
Een onterechte conclusie zou zijn dat het bedrijfsleven geen overgekwalificeerd personeel meer zou moeten aannemen. Voor de mensen die solliciteren, kan de suboptimale keuze van overkwalificatie misschien beter zijn voor het geluk, dan helemaal geen werk hebben. Voor de maatschappij als geheel blijft de uitdaging om het hoger onderwijs zo te organiseren, dat het voor studenten en maatschappij leidt tot een optimaal rendement.
Noten 1. Dit artikel is gebaseerd op Kok, M.C. (2012). Onderbenut maakt (on)gelukkig? Een oriënterend onderzoek naar geluk in een onderbenutte arbeidsmarktpositie. Masterthesis, Erasmus Universiteit Rotterdam. Scriptiebegeleiders: prof. dr. Kea Tijdens en prof. dr. Ruut Veenhoven.
Literatuur
Abdel-Khalek, A.M. (2006). Happiness, health, and religiosity: significant relations. Mental Health, Religion and Culture, 9, 85-97. Abrams, M. & Hall, J. (1972). The condition of the British people: report on a pilot survey using self rating scales. Unpublished paper. Londen: Social Science Research Council. Abramson, M., Angers, W., Cheperon, J., Kohut, M. & Lalouch, H. (1981). Pilot analysis of a happiness questionnaire. Psychological Reports, 48, 570. Adler, S. & Golan, J. (1981). Lateness as withdrawal behavior. Journal of Applied Psychology, 66, 544-554. Algemeen Dagblad (1982). Geluk in Nederland. Ongepubliceerd rapport. Bakker, S. & Landsmeer, M. (1985). De Nederlander: een individualistisch kuddedier. Amsterdam: Interview. BBC (2006). The happiness formula: opinion poll. Londen: BBC. Benda, L. (2011). Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn wel erg secundair. Een verkennend onderzoek naar de relatie tussen arbeidsvoorwaarden en satisfactie. Internet: oaithesis.eur.nl/ir/repub/asset/9316/Benda.pdf (24 mei 2012). 91
N U M M E R 2 / 3 - M A A RT / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
Mandy Kok
Booth, A.L. & Ours, J.C. van (2008). Job satisfaction and family happiness: the part-time work puzzle. Economic Journal, 118, F77-F99. Büchel, F. (2002). The effects of overeducation of productivity in Germany: the firms’ viewpoint. Economics of Education Review, 21, 263-275. Csikszentmihalyi, M. (2000). Beyond boredom and anxiety. San Francisco: Jossey-Bass. Cummins, R.A., Davern, M.T., Eckersley, R., Lo, S.K., Okerstrom, E. & Woerner, J. (2004). Australian Unity Wellbeing Index, survey 10, report 10.0. The wellbeing of Australians. Health and body weight. Melbourne: Australian Center on Quality of Life. Dobson, C.D. (1985). Attitudes and perceptions. Late life transitions. Dordrecht: Kluwer. Dronkers, J. & Ultee, W.C. (red.) (1994). Verschuivende ongelijkheid in Nederland. Assen: Van Gorcum. Faver, C.A. (1982). Life satisfaction and the life-cycle: the effects of values and roles on women’s well-being. Sociology and Social Research, 66, 435452. Groeneveld, S. & Hartog, J. (2004). Overeducation, wages and promotions within the firm. Elsevier, 11, 701-714. Harju, L., Hakanen, J.J., & Schaufeli, W.B. (2014). Job boredom and its correlates in 87 Finnish organizations. Journal of Occupational and Environmental Medicine, 56, 911-918. Helliwel, J.F. & Putnam, R.D. (2004). The social context of well-being. Philisophical Transactions: Biological Sciences, 359, 1435-1446. Kok, M.C. (2012). Onderbenut maakt (on)gelukkig? Een oriënterend onderzoek naar geluk in een onderbenutte arbeidsmarktpositie. Masterthesis. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. Koster, F. & Wielers, R.J.J. (2011). Welvaart en arbeidsmotivatie: een internationale vergelijking. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 27, 9-24. Lecq, S.G. (2004). Levensloopbanen. Economisch Statistische Berichten, 89, D36. Lyubomirsky, S. (2007). De maakbaarheid van het geluk. Een wetenschappelijke benadering voor een gelukkig leven. Amsterdam: Archipel. Lyubomirsky, S., King, L., & Diener, E. (2005). The benefits of frequent positive affect: does happiness lead to success? Psychological Bulletin, 131, 803. Merens, A. (2007). Veel geluk in 2007. Het geluk van een Marokkaanse vrouw. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Mielke, C. (1997). Wolhbefinden und Fitness. Eine empirische Analyse zur Lebens-, Gesundheits- und Freizeitzufriedenheit älterer Menschen. Dissertation. Keulen: University of Cologne. Piper, A.T. (2012a). A happiness test of human capital theory. MPRA Paper 43496. München: University Library of Munich. Piper, A.T. (2012b). Heaven knows I’m miserable now: overeducation and reduced life satisfaction. München: University Library of Munich. Post, S.G. (2005). Altruism, happiness, and health: it’s good to be good. International Journal of Behavioral Medicine, 12, 66-77. 92
N U M M E R 2 / 3 - M AART / J UN I 2 0 1 5
OVERKWALIFICATIE EN GELUK BIJ WERKNEMERS IN NEDERLAND
Mandy Kok
Thijssen, L., & Wolbers, M.H.J. (2014). Intergenerationele sociale daling in Nederland. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 30, 260-280. Tijdens, K.G. (2002). Gender roles and labor use stategies: woman’s parttime work in the European Union. Feminist Economics, 8, 71-99. Tijdens, K.G. (2005). Introduction to the WageIndicator dataset. Internet: www.wageindicator.org/documents/publicationslist/Introductiondataset2005 (18 juni 2012). Tijdens, K.G. & Klaveren, M. van (2011). Over- and underqualification of migrant workers. Evidence from WageIndicator survey data. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Tijdens, K.G. & Osse, P. (2011). WageIndicator continuous web-survey on work and wages. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam/AIAS/Stichting Loonwijzer. Tijdens, K.G., Zijl, S. van, Hughie-Williams, M., Klaveren, M. van & Steinmetz, S. (2010). Codebook and explanatory note on the WageIndicator dataset a worldwide, continuous, multilingual web-survey on work and wages with paper supplements. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Tolsma, J. & Wolbers, M.H.J. (2010). Naar een open samenleving? Recente ontwikkelingen in sociale stijging en daling in Nederland. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Tsang, M.C. & Levin, H.M. (1985). The economics of overeducation. Economics of Education Review, 4, 93-104. Veenhoven, R. (2007). Als geld niet gelukkig maakt, waarom werken we dan nog zo hard? Internet: repub.eur.nl/res/pub/12757/2007j-fulln.pdf (25 februari 2012). Veenhoven, R. (2010). Maakt geld gelukkig? Internet: repub.eur.nl/res/ pub/22251/2010f-fulln.pdf (25 februari 2012). Veenhoven, R. (2015). World database of happiness. Internet: www1.eur.nl/ fsw/happiness (2 april 2015). Ventegodt, S. (1996). Liskvalitet hos 4500 31-33-arige. Kopenhagen: Forskningscentrets Forlag. White, L.K., Booth, A. & Edwards, J.N. (1986). Children and marital happiness. Why the negative correlation? Journal of Family Issues, 7, 131-147. Wolbers, M.H.J. (2011). Dynamiek in overscholing en verdringing op de arbeidsmarkt. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 27, 398-413. Wolbers, M.H.J. & Dronkers, J. (1999). Onderwijs en arbeidsmarkt. Over diploma-inflatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. In J. Godschalk (red.), Die tijd komt nooit meer terug: de arbeidsmarkt aan het eind van de eeuw (pp. 81-102). Amsterdam: Het Spinhuis.
93