Ouderogge in lakens, zout, schevinken, kanonnen en wijn Een katholieke ondernemersfamilie in Holland (1506-1769) L.F.W. Adriaenssen De katholieke Hollandse familie Ouderogge verdiende in de zestiende eeuw veel geld aan de lakenproductie. Enkele leden van deze familie handelden in zout en huiden. Latere generaties van de familie maakten vooral fortuin in de zware-wapenindustrie van de grofgeschutgieterij.i Dat gebeurde van het begin van de zeventiende tot het midden van de achttiende eeuw. Jan Ouwerogh, opreder in Amsterdam De lakennijverheid in Amsterdam schakelde rond 1500 over op het gebruik van hoogwaardige wol, waarmee kwalitatief even waardevolle lakens werden vervaardigd.ii Het was in die tijd, dat de stamvader van het geslacht Ouderogge, Jan Ouwerogh, een huis en erf kocht in Amsterdam (15 juni 1506).iii Daar was hij bovendien gegoed `opt Heilige Lant' en bij de Oude Zijds Rameniv, waar hij als opreder (drapenier of lakenbereider) zijn bedrijf uitoefende. Hoewel het stedelijke wolwerk sinds de jaren tachtig van de voorgaande eeuw gedijde bij de overheidsstimuleringen, lijkt het voor een ondernemer toch riskant te zijn geweest om zich als lakenkrimper in Amsterdam te vestigen. Volgens de `Informacie' uit 1514, een economische enquête, waren er voor de dijkbreuk van 1506 nog tachtig of negentig lakengetouwen in bedrijf, in 1514 nog maar vijfenveertig. Voorheen waren er achtentwintig voldersneringenv, dan nog maar twaalf. Het aantal drapeniers was gehalveerd tot achttien.vi Jan Ouwerogh werd voor het eerst als opreder vermeld in 1513. In een stadskeur van 3 juni werd hem en drie collega's het recht toegekend om de lakens die binnen de stad werden verkocht te krimpen. Alle in Amsterdam geproduceerde en gemporteerde wollen lakens moesten worden gekrompen, de opreders moesten er hun krimpteken in slaan en hadden recht op een stuiver per laken van 32 el.vii Elf jaar later ondertekenden de vier opreders, onder wie Jan Ouwerogh, een ordonnantie inzake de waardijns. Volgens artikel 10 hadden zij voortaan recht op een krimploon van 6½ groten Vlaams per laken, wat een verlaging van ½ groot betekende.viii Ten behoeve van Joost, de verver van Mechelen, ontving Jan Ourogh in 1527 van de stad 100 guldens `omme daermede 't ambocht van 't verwen binnen deser stede op te setten ende te doene'ix, wat in de lijn lag van het protectionistische beleid van de stad. Volgende generaties Ouderogge in lakens Jan Ouwerogh was gehuwd met Marie Gerrits, die als dochter van een maker van wolkammen eveneens wortels had in de Amsterdamse lakennering. Hun dochter Marry Jans Ouwerogh zal van haar vader een aantal lakenramen hebben geërfd, maar huurde er van de stad bovendien achttien buiten de Raampoort aan de Amstel.x In 1543 werd haar bedrijfskapitaal geschat op £ 1400.xi In oktober verkocht de stad aan zeven opreders negenennegentig ramen voor 59-10-0 carolusgulden per stuk. Voorwaarden waren, dat het krimploon niet zou worden verhoogd, dat de kopers de ramen zouden onderhouden `in houdt, ijser, mitsgaders den grondt van den raemen in reperatie', en dat na het overlijden van een krimper de nabestaanden met behulp van een meesterknecht de ramen zouden blijven gebruiken.xii Mary Ouderogs was met haar aandeel van achttien ramen de grootste koper. Zij bleef tegen de penning achttien (circa 5½%) de rente van de koopsom betalen aan de stadsthesaurie tot in 1564. (De stadsrekening van 1565 ontbreekt en in de periode 1566 tot 1574 betaalde haar weduwnaar).xiii Marry Jans Ouwerogh trouwde met Jacob Dircxs, die de naam Ouwerogh als alias ging gebruiken.xiv Hun kinderen erfden de lakenramen, die zij gebruikten tot 1581, in welk jaar zij geen rente meer betaalden: `alzoe mijn heeren burgermeesteren tboven gescreven lant daer die ramen op plegen te staen aen haer genomen hebben tot behouff vant fort buyten deser stede, ergo hier nyet'.xv
Een broer van Marry Jans Ouwerogh, Gheryt Jans Ouwerogh, was eveneens actief in de lakenhandel. Hij was drapenier in de `Sint Pieter' in de deftige Oude Zijds Kerkstraat (Warmoesstraat), aan de westzijde tussen de Oudebrugsteeg en de Papenbrugsteeg.xvi De waarde van dit huis werd in 1577 geschat op 6.000.xvii In de Ravetsteeg bezat hij vier `woenincktgens' en daar kocht hij nog een huis bij in 1572.xviii Behalve drapenier was Gheryt lakenramer. Omdat hij van de stad achttien ramen ad 2 carolusgulden per jaar levenslang had gepacht, was hij niet een van de kopers in 1541.xix Aan de pacht kwam een einde in 1566: `deser stede heeft noch achtien raemen, die Geryt Jans zone Ouderog in lijftochte gehadt heeft, elcke raem voer ses scellingen acht penningen Vlaems. Maer alsoe de voorscreven Geryt Jans zone dese lijftocht gerenoncieert heeft in Lichtmisse anno XVCLXV ende omme dat die voorscreven achtien raemen om die slappicheyt van de draperie die Jacob Aerntszone voorscreven in lijftochte gehadt heeft affgebroecken zijn ende in die plaetse vandien Jan Geryts zone Muyermans dese achtien jaerlicx gebruijckt, ergo alhier nijet.'xx Jan Cornelis Ouderogge, grondlegger van de klokken- en geschutgieterij Jan Cornelis Ouderogge, een kleinzoon van Gheryt Jansz Ouwerogh, was grondlegger van de geschuten kanongieterij. Hij was de zoon van diens dochter Mary Gheryts Ouderogh en van Cornelis Janss, een `bergenvaarder' (schipper op Scandinavië, o.a. Bergen). In 1604 handelde hij samen met zijn oom Isaac Ouwerog, zijn zwager Dirck Strycker en anderen in huidenxxi, maar dat sluit niet uit dat hij zich toen al met het bronsgieten heeft beziggehouden. Een eigen gieterij was een arbeids- en kapitaalintensief bedrijf, dat weinig ruimte overliet voor andere ambachtelijke bezigheden, maar voor commerciële activiteiten was altijd gelegenheid: op de markt moesten grondstoffen worden ingekocht en eindproducten worden gesleten. Naast de in 1599 opgerichte stedelijke gieterij was zijn bedrijf de tweede te Amsterdam. De stilte voor 1614, het jaar waaruit zijn oudste bekende product stamt, een 503 kilo zware klok, moet misschien worden gezocht in uitstedigheid. Jan Ouderogh kan het gieten hebben geleerd in het leger, zoals verschillende van zijn vakgenoten, maar hij kan ook eerst als leerling en later als vennoot bij een collega hebben gewerkt. Ook is het mogelijk dat hij de zakelijke leider en geldschieter is geweest, terwijl een meesterknecht voor het productiewerk verantwoordelijk was, zoals dat in de laatste generatie van zijn nageslacht het geval was. Veel collega's om het vak bij te leren telde de Republiek niet: twee in Utrecht, samen met Deventer het enige oude gietcentrum, sinds 1589 een in Den Haag, een in Middelburg sinds 1591, een in Kampen sinds 1596, een in Amsterdam sinds 1599 en een in Gouda van 1606 tot 1615. De tweede Amsterdamse gieterij, die van Ouderogge, bestond dus minstens sinds 1614, Enkhuizen en Rotterdam hadden sinds 1613 elk een admiraliteitsgieterij en Leeuwarden had een gieterij sinds 1619. Van Isaac Ouderogges vermogende schoonzoon Laureys Spiegel leende Jan in 1619 1.000, waarvoor hij zijn huis en erf verbond, `staende op de Nieuwe Zijdts Achterburchwal, tegens over de brouwerije vant Swaentgen.'xxii Later in dat jaar ging hij een boedelscheiding aan met zijn zus, bij welke gelegenheid hij `approbeert ende laudeert t'gene bij Aeltgen Cornelis voorschreven is gedaen int aennemen van zekere huys, erve ende clockgieterije, staende buyten de Heyligewechs poort deser stede, bij executie tot zijne laste vercoft ende bij Dirck Strijcker eerst gecoft.'xxiii Het is de eerste en enige vermelding van zijn Amsterdamse klokkengieterij. Vermoedelijk is het bedrijf in 1619 geliquideerd. Bekende Amsterdamse producten zijn een klok voor Hoogwoud uit 1614 en een voor Ursum uit 1615.xxiv In 1619 vestigde Jan Ouderogge zich als admiraliteitsgieter in de Hoogstraat te Rotterdam, waar hij zich vooral ging toeleggen op het gieten van kanonnen. Daarmee kwam een einde aan een kortstondige Amsterdamse productieperiode. Pas dertig jaar later zou er in Amsterdam weer een tweede gieterij worden gesticht. Desalniettemin moet in Amsterdam de vraag naar bronzen geschut bijzonder groot zijn geweest. Overheden, handelscompagnieën, admiraliteiten, koopvaarders en vissers hadden een grote behoefte aan kanonnen. Maar een benoeming tot stadsgeschutgieter van Amsterdam was Ouderogge in april 1619 aan de neus voorbij gegaan, waarmee hem de voordelen werden ontzegd van een voortdurende opdrachtenstroom. Een aanstelling bij de admiraliteit was echter even voordelig.xxv Tenslotte had
stadhouder Maurits in 1611 tot de oprichting van admiraliteitsgieterijen gelast om de productie van nieuw geschut voor zowel de vloot als het Statenleger op te voeren.xxvi Een belangrijke klant werden de Staten van Holland, voor wie Jan Ouderogge ter vervanging van verouderde gietijzeren geschut zesenveertig 24-, 18- en 1-ponders goot. Bijzonder de aandacht trok, dat hij een 18-ponder uitboorde tot hij een kogel van 24 pond kon schieten. Dit productiewerk voor de Staten van Holland had hem in 1621 al zo befaamd gemaakt, dat de koning van Denemarken hem als kanongieter in dienst wilde nemen, maar aangezien hij van de bronsgieter de vervaardiging van gietijzeren stukken verlangde, wat een volledig andere techniek vergde dan het gieten in brons, ging het Deense avontuur niet door.xxvii Te Rotterdam goot Jan Ouderogge in 1622 naar het ontwerp van Hendrick de Keyser het standbeeld van Erasmus.xxviii Voortzetting van de geschutgieterij in Rotterdam Jan Ouderogge werd in 1625 als admiraliteitsgeschutgieter opgevolgd door zijn zonen Cornelis en Dirck, die het bedrijf gezamenlijk voortzetten. Op de sterfdag van hun vader sloten Cornelis en zijn broer Dirck een contract `nopende de geschutgieterij tot Rotterdam', waarbij zij afspraken voor gezamenlijke rekening zowel het bedrijf als een huishouden te zullen voeren. Trouwde een van beiden, dan moest de vrijgezel hem per jaar 200 kostgeld betalen, trouwde ook de ander, dan zou een nader contract worden gesloten.xxix In juli 1631 trouwde Cornelis, in november 1631 Dirck en reeds in maart 1631 hadden zij het nadere akkoord gesloten: Dirck zou het huis verlaten en kreeg van Cornelis een jaarlijkse uitkoopsom van 60.xxx Als gieters van kanonnen, klokken en vijzels bleven beide broers samenwerken tot Dircks overlijden in 1649. Zij mochten behalve de admiraliteit op de Mazexxxi en de stad Rotterdam ook de VOCxxxii en de kroon van Engeland rekenen tot hun militaire klandizie. In 1671 kocht Cornelis van twee Amsterdamse kooplieden `twee metale stucken geschut, d'eene zijnde een groote slangh, wegende sesduisentseshondert ponden, ende het tweede, zijnde een kleinder slange, wegende vier duisent twee hondert tnegentich ponden', voor 49 per 100 pond. In dit materiaal, dat hij zou gebruiken voor de goot van nieuw geschut, trof hij echter na het smelten 239 ijzer en lood aan.xxxiii De stad Rotterdam, die hem in 1645 en 1668 al gietopdrachten had gegeven (in 1668 voor twee 12ponders per jaarxxxiv), droeg hem in 1671 op vier 12-ponders te gieten. Voor het materiaal en het gietloon ontving hij 69 per 100 pondxxxv, wat ongebruikelijk was, aangezien de opdrachtgevers het koper en tin plachten te leveren. Ouderogge kan in de grondstoffen hebben gehandeld. Gebruikelijker was een opdracht als in 1639, aan de vooravond van de Schotse oorlog, toen Cornelis en Dirck Ouderogge van de Engelse edellieden John Russell en Thomas Stuteville 3180 pond oud geschut ontvingen om daarvan zes veldstukjes te gieten, `gelyck zyn hoochheyt den heere prince van Orangne is gebruijckende'; voor het gietloon ontvingen zij 10 per 100 pond en voor de lekkage (verspilling van grondstoffen tijdens het gietproces) mochten zij 10% rekenen.xxxvi In tegenstelling tot de meeste andere Nederlandse kanongieters zijn van de familie Ouderogge geen technische innovaties bekend, behalve misschien de boortechniek van Jan Corneliss. Wel werd van diens zoon Cornelis het deskundige oordeel ingeroepen bij het beoordelen van enkele achterladers (een nieuwigheid) en het werk van Lotharingse klokkengieters.xxxvii Van de hand van Cornelis Ouderogge en zijn broer Dirck zijn veertien Nederlandse klokken bekend, terwijl Cornelis alleen er nog drie goot.xxxviii In Schotland zijn er acht geregistreerd uit de periode van 1637 tot 1660.xxxix De vijzels zijn soms door beiden, soms door een van hen gesigneerd.xl Naar de mode van de tijd bestelden verschillende families sierkanonnen (meestal paarsgewijs) bij Cornelis.xli Na Dircks overlijden in 1649 voerde Cornelis alleen het beheer. Cornelis stierf in 1672 en zijn zoon Johan volgde hem op. Hij studeerde sinds 1660 aan de universiteit van Leidenxlii en volgde zijn vader op als `meester in 't schuthuys' van Rotterdam. Hij goot geschut voor de Republiek en voor Engeland. Eind 1675 kreeg Robert Mylne, koopman en provoost van Linlithgow in 2HPROLPFDQRQLFXVcht `to byt & bring home for his Majesties use eight of those brasse canon wch commonly are called Swedish dreaks and field cariages with his Majesties armes & supporters [wapen en schildhouders] upon each of the said cannon.' De draakjes, zoals ze in het Nederlands heetten, wogen 855 en 975 pond Amsterdams
gewicht en waren rijk geornamenteerd, zoals thans nog in de Tower te Londen kan worden geconstateerd.xliii Een contract uit 1682 tussen Ouderogge en John Slezer, luitenant van de artillerie van de koning van Engeland, geeft enig inzicht in het belang dat aan versieringen van het geschut werd gehecht. Het betrof een bestelling van twee 12-ponders, twee 6-ponders en vier 3-ponders. Slezer zou het koper en tin leveren en aan Ouderogge 17 per 100 pond betalen, maar geen korting voor de lekkage geven. `Voor het snijwerck van de cieraden, die in thout sijn gesneden van de voornaemde stucken canon' (dat wil zeggen in de vormen), zou de gieter 200 extra ontvangen. Slezer bedong dat `het lofwerck aende ciraden van het voornaemde canon sullen op het allersuijverste uijtgearbeijt moeten sijn.' Voorts moesten de kanonnen recht zijn uitgeboord en van binnen geheel gladxliv, wat de toenmalige stand van de techniek min of meer mogelijk maakte. In 1704 werd Johan Ouderogge aangesteld tot `meester groffgeschutgieter in 's lands gieterie' in Den Haag, wat een sociaal-economische promotie betekende. Van hem zijn verschillende klokken bekend: acht in Nederland en twee in Groot-Brittannië.xlv De laatste generaties Ouderogge als kanonnengieters Na zijn overlijden in 1710 volgden zijn kinderen (van wie de zonen academici waren) hem als 's lands grofgeschutgieter op en zetten zij het bedrijf gezamenlijk voort. De technische en logistieke leiding berustte bij een meesterknecht. Met Johans zonen stierf deze tak van de familie in mannelijke lijn uit. De feitelijke leiding kwam te berusten bij mr. Vincent Ouderogge van der Wiele. Hij studeerde rechten in Utrecht en behaalde in 1708 zijn licentiaat op de these De Usufructu.xlvi Veel later, in 1754, promoveerde hij te Leiden als doctor in de rechten.xlvii Hij betrok de dienstwoning aan de Voorhout en nam à raison van een derde van de opbrengst Nicolaes Eijnloust als meesterknecht bij zich in huis. Een jaar na Eijnlousts overlijden in 1723xlviii werd een nieuwe generaliteitsgrofgeschutgieter aangesteld. Aan de Staten-Generaal en de Staten van Holland leverden de erven Ouderogge jaarlijks grote hoeveelheden geschut en ook de Rotterdamse en Delftse kamers van de OIC waren belangrijke cliënten.xlix Telkens als de orderportefeuille dreigde leeg te raken, richtte de familie aan de Raad van State een verzoek om een nieuwe gietopdracht, waarbij als belangrijkste argumenten de werkgelegenheid en het onderhoud van de gieterij werden gebruikt. Ouderogge-klokken zijn er uit de periode 17101724 niet bekend. Van de laatste generaties kanongieters Ouderogge is onduidelijk of zij persoonlijk het ambacht van stukkengieten uitoefenden. Daarmee nam de familie een uitzonderlijke positie in tussen de beroepsgenoten in de Republiek. Van de oudste generatie, Jan Cornelis Ouderogge, kan worden vermoed dat aanvankelijk de handel prevaleerde. Zeker in de handel in wapens en ammunitie kon beduidend meer worden verdiend dan in de productie. Het grote gebrek aan productiecapaciteit aan het begin van de zeventiende eeuw kan de koopman Ouderogge hebben gestimuleerd om een productiebedrijf op te richten. Alleen van de gebroeders Cornelis en Dirck Ouderogge kan de individuele vakbekwaamheid als zeker worden verondersteld, en dat Dircks zoon Barent een grote koperslagerij dreef is veelzeggend voor zijn afkomst. De nakomelingen van Dirck Ouderogge te Rotterdam hielden zich enkele generaties lang bezig met de wijnhandel. Deze tak van de familie Ouderogge stierf in 1769 uit met pastoor Gerardus Ouderogge. De geschutgieters mochten, mits de opdrachtenportefeuilles van de Admiraliteit en de Staten-Generaal dat toelieten, voor eigen rekening kanonnen en klokken gieten in opdracht van derden, ander productiewerk verrichten (bijvoorbeeld het vervaardigen van heiblokken en muntpersen) en handel drijven. Het heeft hun geen windeieren gelegd, wat blijkt uit het vergaarde vermogen en de huwelijkspartners. De familie is rooms-katholiek gebleven, maar heeft verder geen moeite gehad met het in 1610 tussen de apostolisch vicaris en de provinciaal van de jezuïeten gesloten verdrag, waarin staat: `Wy zeggen dat het niet geoorloofd is, voorbedagtelijk klederen en levens-middelen te verkoopen, om naar de legers van on-
katolijken dewelke tegen katolijken oorlogen, gevoert te worden. Ook is het niet geoorlofd geschut of wapenen ten zelven einde te maaken of te verkoopen.'l Bijlage Fragmentparenteel Ouderogge De oorsprong van de familie Ouderogge ligt volgens Vincent Ouderogge van der Wiele (1687-1765) in Leuven, maar dat is niet bewezen. Naamgenoten woonden inderdaad in de vijftiende eeuw in die stad, maar ook uit Montfoort stamt een familie Ouderogge: daar overleed in 1582 Jan Claess Ouwenrochgheli en vandaar vestigde zich de modderman Teunis Jans Ouwerogh te Amsterdam, waar hij op 26 juli 1653, 22 jaar oud, in ondertrouw trad met Trijntje Claes van Housum, weduwe van Michiel Jans, en op 4 juli 1682 ondertrouwde met Adriaentje Jacobs van der Sloot, weduwe van Jacob Laurens.lii In 1541 woonde de weduwe van Geryt Janszoen Ouderogge in Monsterambacht.liii De in 1653 te Haarlem overleden genreschilder Jan Dircks Oudenrogge was in 1622 geboren te Leiden. In de Zuidelijke Nederlanden wordt de naam behalve te Leuvenliv gezien te Gent en Antwerpen. Te Gent woonden rond 1650 de koopman Joos van Audenrogghenlv en Francois Audenrogghe, die trouwde met Barbel de Hase († december 1651); Antonius Oudenrogghe was in 1636 peetvader van een van hun kinderen.lvi Te Antwerpen woonde in 1555 de graanhandelaar Peter Ouwenrogghelvii en sindsdien, minstens tot diep in de zeventiende eeuw, bleef daar een familie van die naam woonachtig. Vincent Ouderogge van der Wielen heeft zich met de stamboom van zijn familie beziggehouden, maar lijkt zich te hebben beperkt tot literatuuronderzoek. In 1728 schreef hij aan mr. Cornelis Backerlviii (1693-1775) te Amsterdam:lix Wel eedel gestrenge heer en neeff. Het was over langen tijdt mijn plight geweest u wel eedel gestrenge brief van den 2 Februari te beantwoorden, maer hadde seker testament verleydt, waer van hier nevens een extract gaet, voor soo verre het u wel eedele en onse voorouders vermelt, blijkende dat Rijckart en IJsack Ouderogh kinderen sijn geweest van Quirijn Ouderogh, die een broeder was van Lijsbeth Jansse Ouderogh, de testatrice. De huysvrouwen van IJsack en Rijchart Ouderogh sijn aen ons onbekent, soo dat u wel eedele daer geen voldoeningh op kan geven, sijnde alleenigh Neeltje Ysackx Ouderogge, weduwe van Louwrens Jansse Spiegel, in sijn leeve scheepen en raedt der stadt Amsterdam, bij sekere acte van acquyt van dato den 27 Martij 1630 bij ons bekent, waer van de decendenten bij u wel eedele beter bekent sulle sijn. U wel eedele gelieve te noteren, dat de naem van de familie op verscheijde wijse gespelt oft gepronintieert wordt, als Ouwerogge, Ouwerogh, Ouherogh, Ouderogh en Ouderogge, blijkende in eene en in de selve actens. Hebbe wijders gevonden uyt oude bescheyden, dat de familie in Brabant is gekent geweest anno 1418, als wanneer Gossewinus
Ouderogge schepen en borgemeester tot Loven anno 1418, 1421 en 1423 was. En naderhandt in deselve functie Johannes Ouderogge anno 1461, 1468, 1472 en 1474. Vide S.P.Q.L., sive Septem Tribus Patriciae Lovanienses, imprimatur Lugdunum Batavorum, apud Petrum Heghium 1672. Nadat ik alle bewijsstuckken hebbe bijgebraght, soo heeft den tegenwoordigen keijser de selve geapprobeert ende familie en het waepen erkent, sijnde geregistreert in de kamer herauldique tot Weenen en tot Brussel, waer van u wel eedele ten allen tijde kan visie hebben, sullende mij geluckigh aghten u wel eedele eenigen dienst te kunne doen. Wijders hebbe de eerste van u wel eedele benevens u wel eedele heer vader te versekeren dat ik ben met alle respect, wel eedele gestrenge heer en neeff, u wel eedele gestrenge ootmoedigen en gehoorsamen dinaer Vincent Ouderogge vander Wielen. Mijn woonplaets is alhier in t'Voorhoudt en hebbe de eer van bij den heer pensionaris Buijs bekend te sijn, die u wel eedele van mijn persoon wel sal kunne informeren. Hage, den 11 Maert 1728
In zijn `Genealogia stirpis Ouderogge, beginnende met Gossuinus Ouderogge, burgemeester en raat der steede Loven anno 1418, 1421 en 1423, tot op Cornelia Ouderogge Jans dochter, gebooren den 3 October d'anno 1683, in de rechten en neer-gaende linie'lx laat Vincent zijn oudbetoverovergrootvader Jan Ouderogge op bejaarde leeftijd van Leuven, waar hij borgemeester en raadsman was, naar Amsterdam verhuizen `om sijn resteerende tijdt des levens in rust en buyten regeeringh te eyndigen.' Hij zou een zoon zijn geweest van Jacob Ouderogge en een kleinzoon van Goossen Ouderogge.lxi De wapenheraut te Brussel verstrekte een certificaat ter authentisatie van Vincents genealogische arbeid, de secretaris van de Raad van Brabant verifieerde het werkstuk en keizer Karel VI reikte op 9 november 1725 `een ampel patent' uit met de adelserkenning voor Vincent en zijn broer Cornelis, het recht om zich `von' Ouderogge te noemen en de ratificatie en confirmatie van het geslachtswapen. Dat bestond van
(ouds uit) een halve of wassende leeuw met rode tong en klauwen op een zilveren veld met als helmteken twee zilveren en daartussen een zwarte pluim met boven de helm een kroon van fleurons.lxii Schema fragmentparenteel Ouderogge Ouderogge I
A IIa
B
IIIa
C IIb
IIc
IIIb
IIIc
IIId
Van der Gracht
`in de Sparreboom'
IVa
IVb Backer alias Huyer
Va
VIa
Vb
VIb
VIc
VId
VIe
Nieuwpoort
VIIa
VIIb
Van Campen
Van Afferden
VIIc
Fragmentparenteel Ouderogge Ouderogge I. Jan Ouwerogh, vermeld Amsterdam 1506, opreder, † in 1528 à 1533, tr. MARIE GERRITS, dr. van Geeryt `die kamscarper' [en Cornelie Symon Thaems]lxiii, † voor 2 april 1533. Uit dit huwelijk: 1.Cely Jan Ouwerocks, begijn, † na juni 1578. 2.Marry Jans Ouwerogh, volgt IIa (A) 3.Quiryn Jans Ouwerogh, volgt IIb (B). 4.Lysbeth Jans Ouderoghlxiv, onmondig in 1533, begijnlxv, † Amsterdam 3 maart 1603. 5.Gheryt Jans Ouwerogh, volgt IIc (C).
Jan Ouwerogh Hij was misschien afkomstig uit Leuven, maar dat kon niet worden niet aangetoond. In 1526 was Jan Ouderogge voogd van de kinderen van Aell Goverts, de weduwe van zijn vakbroeder Cornelis Lamberts.lxvi Zij bezaten een huis aan de Nieuwe Zijds Ramen, acht lakenramen, ¾ in vier ramen, nog 3¾ ramen, de helft in twee kamers op het Heiligland naast de ramen en de helft in achttien ramen, in zes kamers en in een huis, welke laatste helft werd aangekocht door Egbert Andriess de opreder.lxvii Mogelijk waren Jan Ouderog en Cornelis Lamberts zakelijke partners, want zij leenden op 2 juni 1520 tezamen een kapitaal om een jaarlijkse rente van 3 gulden van Jan Ewouts de kammenscherper, dat Jan in 1528 terugbetaalde. De weduwe van Cornelis Lamberts hertrouwde met Jacob Arents. Deze was in 1533 eigenaar van de helft van een huis in het Heiligland van Quiryn Ouwerogge, wiens voogd en `rechtsusterlinck' hij bovendien was.lxviii Jacob Arents was lakenkrimper te Amsterdam tot in 1562.lxix Zijn verwantschap met Jan Ouderog is niet duidelijk. Wel is opmerkelijk dat ook hij een zoon Quiryn had.lxx
Cely Jan Ouwerocks Zij werd begijn op het Amsterdamse `ronde hof'. Daar kocht zij in 1517 voor 70 een zesde van een huis. Een tweede zesde deel verwierf zij enkele jaren later.lxxii In 1537 kocht zij voor 30 de helft van een `steetgen' op het begijnhof.lxxiii Zij leefde nog in 1578.lxxiv Lysbeth Jans Ouderogh In 1533, toen haar moederlijke erfdeel ter waarde van 1.145-8-0 op haar naam werd gesteld, was zij nog onmondig. Evenals haar oudere zuster werd zij begijn op het `ronde hof'.lxxv Zij deed goede zaken als geldschietsterlxxvi, onder meer van een kapitaal dat zij in 1565 gaf aan de opreder Pieter Pieters Cousyn tegen een jaarlijkse rente van 22 carolusgulden.lxxvii Zij verkocht in 1565 aan een zeepzieder haar kwart in `een huys ende erffve, staende op de Nyeuweseydts Achterburchwall', naast haar eigen erf.lxxviii Haar onroerend-goedbezit daar ter plaatse breidde zij in 1582 uit met tweederde van een huis `opde Nyeuwesijdts Ooster Achterburchwall bij de Stille stege'.lxxix Lysbeth testeerde op 24 juli 1595.lxxx Haar nalatenschap omvatte het huis `het Varkenshoofd', twee huizen in de Gasthuissteeglxxxi, twee huizen bij de Braak en twee huizen op de Nieuwe Zijds Achterburgwal bij de Stilsteeg en had een waarde van 20.313-16-0.lxxxii
Marie Gerrits Zij had een zuster Lysbeth, die op `vastellavont' 1484 een jaar oud was en wees. De goederen van Marie werden niet met die van Lysbeth aan de weeskamer verantwoord, zodat zij ofwel reeds volwassen (gehuwd) was, of uit een eerder huwelijk geboren. Lysbeth Gerits was gehuwd met de kammenscherper Jan Ewouts, die in de Gasthuissteeg woonde en een buurman was van Jan Ouderog. Hij bezat een huis aan de Heiligeweg bij de clarissen en voorts `de helft van een huys ende erve, gelegen by de Nuwezyds Ramen, daer naest by geërft is Peter Jans zoen opreders huys an de noortzyde ende Jan Oude Rogge an de zuytzyde.' Zijn `meesterie' bestond uit `aenbeelden, vylen, hameren ende dyergelijcken.'lxxi
A IIa. Marry Jans Ouweroghlxxxiii, vermeld sinds 1533lxxxiv, opreedster en drapenierster in de Gasthuissteeg te Amsterdam, † 1565 of 1566, tr. JACOB DIRCXS ALIAS OUWEROGH, opreder, begr. `te Pouwels broers' in Amsterdam 12 maart 1575. Uit dit huwelijk:lxxxv 1.Tryn Jacobs, vermeld 1601. 2.Jannetgen Jacobs Coppes, begijn te Amsterdam, † na 1 april 1622. 3.Marritje Jacobs, volgt IIIa. 4.Ael Jacobs, tr. JASPAR LOSCART, vermeld 1552-1553, koopman te Cádiz en handelaar op Spanje en Portugal.lxxxvi
Mary Jans Ouwerogh In de Gasthuissteeg bewoonde zij een huis van haar zus Lysbeth.lxxxvii Tryn Jacobs
Zij was krankzinnig. Van haar tante Lysbeth Ouderogh had zij, samen met haar zus Janneken, het recht gekregen levenslang haar huis, erf en inboedel op het begijnhof te gebruiken.
Jannetgen Jacobs Coppes Evenals haar tantes Cely en Lysbeth Ouwerog werd zij begijn op het Oude Hof te Amsterdam. Zij testeerde op 1 april 1622 ten gunste van haar nicht Neeltgen Crijnen van der Cracht (Gracht), `bij haer testatrice alsdoen woonachtig, ten respecte van de diensten ende groote vriendschappen van haer genooten.' Over het versterf van de in lijftocht ontvangen goederen van Jannetgens tante Lysbet Ouderog werd tot eind 1647 geprocedeerd voor het Hof van Holland.lxxxviii
Van der Gracht IIIa. Marritje Jacobs, tr. ELBERT PIETERSE VAN DER GRACHTlxxxix, touwslager te Amsterdam, watergeus, zn. van Pieter Rycken (Ryckerts) gezegd Oude Pieter en Lysbeth Pieters Hulft. Uit dit huwelijk: 1. Pieter van der Graft, geb. 1560, koopman te Arnemuiden. 2. Quirijn van der Graft, geb. 1566, koopman te Arnemuiden. Elbert Pieterse van der Gracht P.C. Hooftxc schreef in zijn Nederlandsche Historiën over hem onder het jaar 1574, dat hij watergeus was onder zijn neef Jacob Willems de Ryck en `met een vlieboot tot eighe kosten gewaapent, uit enkel opzet om yemandt by den hals te bekoomen, daar hy zynen neef den Ammiraal en Hopman de Ryck teeghen losse moght. En hy kreegh verscheide Spaanschen in zyn geweldt, de welke, gevraaght oft zy de vryheit van den Ammiraal van Kampveer konden te weeghe brengen, ende daar geenen moedt toe hebbende, over boordt, oft doodt gesmeeten
werden, tot dat'er een quam die zoo veel wist, dat hy 't toezeide.'xci De beide zoons Pieter en Quirijn van der Graft waren in 1587 kooplieden te Arnemuiden.xcii Neeltjen Crijnen van der Gragt te Haarlem procedeerde in 1647 tegen de kinderen van Pieter Aelbrechts van der Gracht (te weten Maria, gehuwd met Dirck van Deelen, burgemeester van Arnemuiden; de wezen van Jacobmijne en Janneke, gehuwd met Adriaen van Deelen te Middelburg) in zake de erfenis van Lysbeth Ouwerocks, de begijn.xciii
B IIb. Quiryn Jans Ouwerogh, geb. tussen 1509 en 1520, zoutwinner te Cádiz, † voor 20 dec. 1559, tr. HILLEGONT RYCKERSxciv, vermeld 6 mei 1544, † voor 20 dec. 1559, dr. van Rycker Alberts alias van der Graft, timmerman, en Griet Pieters. Uit dit huwelijk:xcv 1.Jan Crynsz Ouwerogh, ongehuwd, † 1561. 2.Ryckardt Crynen Ouwerogh, vermeld 1585, huidenkoper te Amsterdam, luitenant van de handboog, † Amsterdam 16 juni 1594, tr. LYSBETH CLAES GROVENxcvi, † Amsterdam 2 maart 1595, dr. van Claes Gerrits Grooff en Griet Jans Bailluy, beide huidenkopers. Uit dit huwelijk geen kinderen. 3.Ysack Cryns Ouwerogh, volgt onder IIIb. Quiryn Jans Ouwerogh Hij was in 1533, toen zijn weesboedel werd afgerekend, onmondig en in 1544 mondig. In 1533 kreeg hij de helft toegewezen van een huis in het Heiligland ter waarde van 108.xcvii In 1544 was hij met zijn vrouw `vuytlandich.'xcviii Blijkens de `exuwe' die in 1548 van hem werd geïncasseerd, woonde hij in Spanje.xcix De Spaanse bezittingen van Quiryn en zijn vrouw werden in beider overlijdensjaar 1559 beschreven als:c - `Ierst een huys ende erfve, gestaen tot Calis Malis op strande.
-Item noch een leidich erfve, dwelck int viercant bemuert es, oock ant strant staende, naest den huyse dwelck by Joseph Henricx zoon saliger achtergelaten es. -Item noch tderdepairt van zeker getall van soutpannen achter Calis voorscreven, leedich staende.' Uit `Calis Malis' (Cádiz) kwam het beste zout, dat vooral werd gebruikt voor de haringinleggerij. De aanleg van een Nederlandse zoutpan met het bijbehorende huis vergde een investering van 1.000, de jaarlijkse exploitatiekosten kwamen vooral op conto van 8400 tonnen turf en minder duur waren de twee vrouwen om de pan te bedienen. De
raffinaderij van 1400 pond grof zout leidde tot een netto winst van 243 per pan.ci Aangezien in Spanje de zon het werk van de turf deed, waren de baten daar aanmerkelijk hoger. Hillegont Ryckerscii Van haar ouders erfde zij samen met haar zus Anna `een huys ende erfve, staende opden Nyeuwezijdts Burchwall, mit drie camers daer achter.'ciii Ryckardt Crynen Ouwerogh Volgens een belastingkohier uit 1585 woonde hij aan de oostzijde van de Burgwal.civ Hij was huidenkoper, evenals zijn schoonvader en zijn zwager Gerrit Claes Grooff.cv Dirck Remmertsencvi, poorter van Amsterdam en leerlooier aldaar, en Ryck Ouwerogh waren
sedert 25 mei 1588 `in compagnie ende gemene handelinge van huyden, schevinckencvii, calfs vellen ende diergelycke coopmanschappen'. Na Ryckerts overlijden in 1594 zette Remmertsen de vennootschap voort met de weduwe en na haar overlijden een jaar later met Isaack Ouwerogge. `Overmits hij syn huijsinge seeckere jaren lanck (sonder oyt eenich proffijt oft vordeel daervan genoten te hebben) tot dienst ende behoeff van de selve handelinge heeft laten gebruycken', vorderde Dirck Remmertsen in 1604 van Isaack een bedrag van 1200 carolusgulden.cviii Ryckert Ouwerogh was luitenant van de handboog geweestcix en werd postuum, in 1595, op een schuttersstuk afgebeeld.cx Hij en zijn vrouw waren gereformeerd, mogelijk als gevolg van hun opvoeding door voogden sinds hun kindertijd.
IIIb. Ysack Cryns Ouweroghcxi, geb. 1551, koopman, luitenant van de gewapende burgermacht 1578, overman van de handboogdoelen in 1603,cxii begr. Amsterdam 11 juni 1607, tr. NEELTGEN CLAES GROVENcxiii, dr. van Claes Gerrits Grooff, huidenkoper, en Griet Jans Bailuy. Uit de relatie met Griete Claes: Neltgen Ouderoghcxiv, geb. Amsterdam 1572, † ald. 17 dec. (begr. Nieuwe Kerk 23 dec.) 1647, tr. Amsterdam (ondertr. 27 april) 1597 LAUREYS JANSZ SPIEGELcxv, ged. Amsterdam 22 maart 1575, zeepzieder, koopman, schepen van Amsterdam in 1604, 1606, 1608, 1610, 1612, 1615 en 1618, rekenmeester van de stad in 1613-1614, commissaris van de huwelijkse zaken in 1605, 1607 en 1609, raad in 1614-1615 en president in 1617, gecommitteerde van de Wisselbank in 1611 en 1619-1623cxvi, hoofd-ingeland van de Beemstercxvii in 1610 en 1614-1615, heemraad van Nieuwer-Amstel in 1618, in 1617 als president, gegoed te Overeem, in de Beemster en te Achttienhoven, † ald. 19 juli 1623, zn. van Jan Laureys Spiegel, zeepzieder en schepen van Amsterdam, en Griet Claes Boelens. Uit dit huwelijk nageslacht. Ysack Cryns Ouwerogh Hij ging over tot de gereformeerde religie, die later ook zijn dochter aanhing. Als scheepsbevrachter liet hij huiden komen uit Scandinavië en zout uit Iberië.cxviii Zo contracteerde hij in 1598 een schipper om te `Coperwijck' (Kopervik, ten noordwesten van Stavanger) in Noorwegen hout in te nemen voor Calis Malis en daar een retourlading voor Amsterdam in te nemen. Bovendien handelde hij op Italië.cxix Zijn vennootschap met Dirck Remmertsen werd in 1604 ontbondencxx, maar in hetzelfde jaar blijkt Ysack met vier andere compagnons koopmanschap in huiden te drijven zonder een eigen factorij te hebben; van de partij van 1002 huiden die zij op 8 februari bij de tollenaar te Dordrecht aangaven, was tweevijfde het bezit van Ouwerogh.cxxi Als Ysacks adres wordt in 1585 de oostzijde van de Burgwal genoemd.cxxii In 1590 kocht hij in de Nes `een huys ende erve, gestaen in de Ganseort, genaemt de Vergulden Regenboge'cxxiii, en in 1598 kocht hij een huis op de Deventer Houtmarkt (thans Nieuwe Zijds Voorburgwal, ter hoogte van de huidige postzegelmarkt)cxxiv, waar hij voor zijn dochter een huis kocht. Voorts verwierf hij door erfenis `het Varkenshoofd', een huis in de Gasthuissteeg.cxxv
Neltgen Ouderogh Haar natuurlijk moeder was Griete Claes, ongehuwd `ende dienende voor joncwijff ofte dienstmaecht' in Ysacks kosthuis. Haar vader vroeg in 1594 legitimatie aan.cxxvi Haar geslachtswapen was doorsneden met boven in zilver een zwarte halve leeuw, rood getongd, onder zwarte lelies.cxxvii Laureys Jansz Spiegel In 1609 kocht hij een huis aan de Nieuwe Zijds Achterburgwal bij de Korsjespoort, `genaemt de brouwerye van de Leeuw'.cxxviii De brouwerij werd gehuurd en gebruikt door Dirck Strycker `int Leeuwtgen' ofwel `in de Leeuw'.cxxix Laureys woonde tot omstreeks 1614 in `de Spiegel' op het Water (Damrak). In 1612 kocht hij het buurhuis naast dat van zijn vrouw op de Deventer Houtmarkt, genaamd `de Swarte Cater', dat hij met andere huizen liet slopen. In de plaats ervan liet hij een nieuw dubbelpand bouwen, `de Parcen' ofwel `de Parcae'.cxxx Door Philips Vingbooms liet zijn weduwe rond 1646 `de Spiegel' verbouwen. Zijn bedrijf, een zeepziederijcxxxi, sinds 1614 in compagnieschap met Gerbrant Claess Pancrascxxxii, was gevestigd `in de drie Spiegels' op de Nieuwe Zijds Melkmarkt en in
het Kattegat stond nog zijn `spycker'.cxxxiii Spiegel was sedert 1597 lid van het zeepziederscollegecxxxiv van Amsterdam en werd tijdens de jaarlijkse maaltijd in september 1606 gekozen tot overman voor een periode van twee jaar. Ook in 1613 was hij overman.cxxxv In 1607-1608 had hij van de vijftien Amsterdamse zieders de op een na hoogste jaarproductie, namelijk 3074 tonnen.cxxxvi Samen met zijn vrouw en hun dochter Hillegont met haar man Michiel Pauw bezocht hij in 1616 de Frankfurter Messe.cxxxvii In 1618 werd hij benoemd in een commissie die de mogelijkheid en wenselijkheid onderzocht van de vereniging van de VOC met de Engelse OIC.cxxxviii Spiegel was `seer rijck en machtig van goede'.cxxxix In 1609 kocht hij de hofstede en huizing Nuyssenburch, een buitenplaats te Overeem, die later `Spiegelenburg' werd genoemd.cxl In 1620 verwierf hij de heerlijkheid Achttienhoven. Zijn weduwe blijkt in 1626 de eigenares te zijn van een `huys ende tuyn, genaemt Meerhuysen, ghestaen aende Amstel'. Deze hofstede had hij verworven van zijn oom, de letterkundige en koopman Henrick Laurensz Spiegel.cxli Als regent van Amsterdam raakte Spiegel betrokken bij de politieke strijd tussen remonstranten en contra-remonstranten. Om de remonstrantse partij uit te schakelen werd na de val van Oldenbarneveld ook te Amsterdam de wet verzet. Een van de contra-remonstrantse complotteurs verving op de lijst van te `removeren' regenten de naam van zijn schoonzoon door die van Spiegel, maar dat was niet naar de zin van een andere
complotteur, Reynier Pauw, wiens zoon was getrouwd met Hillegont Spiegel. Zodoende werd de afgezette Laureys Spiegel in ere hersteld.cxlii `Naer een langhdurich, aendachtich ende pijnlijck lijden, hebbende lange jaren opinie gehadt, hij in dit zijn 48 jaer soude sterven als gedaen hebbende sijn vader', overleed Laureys Spiegel te Amsterdam in 1623. Neltgen Ouderogh bleef als rijke weduwe achter. In 1631 werd haar vermogen geschat op 175.000.cxliii Zij zette de zaken van haar man voort.cxliv Kort na diens overlijden transporteerde de huurder van haar brouwerij, Dirck Strycker, om zijn tot 7.600 opgelopen schuld te delgen, aan haar `een waterschuyt met alle de gereetschappen ende toe behooren vandien, soo d'selve bij hem comparant in de brouwerije van de Leeu althans wert gebruyckt', vier schepenkennissen van samen 6.200 en al zijn huisraad (600 waard) en verdere bezittingen, die hij overigens in bruikleen mocht behouden.cxlv
C IIc. Gheryt Jansz Ouweroghcxlvi, vermeld 1566, drapenier en lakenramer te Amsterdam, † na 1578 (leefde nog in 1578), tr. ALYDT JAN THYMANS, begr. Amsterdam 25 juni 1568 (bij de agnieten), dr. van Jan en Weyn Zybrants. Uit dit huwelijk: 1.Annetje Gerrits Ouderogh, volgt IIIc. 2.Jan Thym Ouderoghcxlvii, mondig in 1568, kinderloos † tussen 1600 en 1603. 3.Zybrant Gheryts Ouwerogh, mondig in 1568, vrijgezel op de Braak, † Amsterdam 14 maart 1600. 4.Weyn Gerrits Ouderogh, begr. Amsterdam 4 sept. 1609 (als `Waein Gerreets Oude Roeck int clarissencloester' begraven). 5.Mary Gheryts Ouderogh, volgt IIId. 6.Jacob Geryts Ouderog, † na 26 april 1567. Gheryt Jansz Ouwerogh Na het overlijden van zijn vrouw bewees Gheryt aan elk van hun zes kinderen voor hun moeders erfdeel 900.cxlviii Alydt Jan Thymans Haar ouders bezaten een houttuin `staende by thooft' ter waarde van 900. De overige kinderen waren Thyman Jans, Claesgen Jans, Mary Jans, Anna Janscxlix, gehuwd met Andries van Paesschen uit 's-Hertogenbosch, Gheert Jans, gehuwd met Cornelis Frans, en Willem Jans. Gheryt Ouwerogh compareerde in 1553 voor de weeskamer als voogd en `schoonoom' van de kinderen van Jan
Gerijts Cop en Mary Jans.cl Elias maakte daaruit op dat de ketter Jan Copcli was gehuwd met Mary Ouderogclii, maar Mary Jans was een zus van Alydt Jan Thymans en dus een schoonzuster van Gheryt Ouwerogh.cliii Weyn Gerrits Ouderogh Aangezien er in 1609 niet meer in het clarissenklooster werd begravencliv, moet de opmerking in het begrafenisregister worden begrepen als een woonplaatsaanduiding. Jacob Geryts Ouderog Hij wordt gezien in 1564, als hij de administratie van de Spaanse goederen van zijn oom Quiryn Ouderog beëindigt.clv In 1567 behartigde hij de belangen van de wezen van Andries van den Bosch en Anna Jan Tymans, zijn neven, die door zijn vader waren bevoogd.clvi
`In de Sparreboom' IIIc. Annetje Gerrits Ouderogh, geb. 1551, tr. Amsterdam 18 mei 1580 DIERCK WILLEMS in de Sparreboom, houtkoper.clvii Uit dit huwelijk:clviii 1.Ael Diericxs, geb. Amsterdam 1581, tr. 1e Amsterdam (ondertr. 8 juli) 1600 PIETER CLAES, geb. omstreeks 1573, varensgezel, † 1610. tr. 2e Amsterdam (ondertr. 24 mei) 1603 ROELOF SYMONS uit Blokzijl, weduwnaar van Beertje Cornelis, varensman, † 1625 tr. 3e Amsterdam (ondertr. 25 aug.) 1629 MATHYS HENDERICKSS uit Beverwijk, weduwnaar van Aefje Jacobs. Al die tijd woonde zij op de Nieuwendijk, maar aangezien haar derde man borgemeester van Beverwijk wordt genoemd, is zij na 1628 wellicht daarheen verhuisd. 2.Grietje Dierickx, tr. N. CLOP. 3.Marrytgen Diercxss in de Sparreboom, volgt IVb. Backer alias Huyer
IVb. Marrytgen Diercxss in de Sparreboom, tr. AERNT CLAESSEN BACKER ALIAS HUYER, vermeld 1622-1628. Uit dit huwelijk: 1. Gerrit Arents Huyer, koopman. 2. Claes Aertss Backer. 3. Dirck Arents Sperreboom, vermeld 1637-1648, zeilmaker.clix
Aernt Claessen Backer alias Huyer Hij kocht in 1628 voor 7.300 het huis waar `de Drie Packlaeckens' uithangen in de Warmoesstraat tegenover
de Armsteeg.clx Hij bezat in de Oude Zijds Kapelsteeg het huis `de Jager'clxi en was grootvader van Arnoldo de Jager te Barcelona.
IIId. Mary Gheryts Ouderogh, † 1576, tr. Amsterdam (ondertr. 7 mei) 1570 CORNELIS JANSS, bergenvaarder, † voor 22 aug. 1578. Uit dit huwelijk:clxii 1.Aeltgen Cornelisclxiii, ged. Amsterdam 10 maart 1571, ongehuwd, begr. ald. 30 augustus 1623. 2.Jan Cornelis Ouderogh, volgt IVa.
Cornelis Janss Van zijn familie zijn slechts een broer en een zus bekend: de goudsmid Dirck Janss en Griet Jansen, gehuwd met Garbrant Jacobs Bartoen. De laatste beloofde in 1578 aan Cornelis' kinderen 18 carolusgulden rente te betalen `op de cupen by de Rosmolen'.clxiv Als weduwnaar van Mary Ouderogh beloofde Cornelis Jans gedurende de eerste zes jaar hun kinderen elk 33 kostgeld per jaar te gevenclxv, maar hij stierf al een of twee jaar later. Hij bezat een huis in het Ravetsteegje en huurde in 1577 van de stad voor jaarlijks 46 het huis `de Soutvaert' in de Nieuwe Zijds Dwarsstraat.clxvi Blijkens de staat van zijn boedel uit augustus 1578 had hij gehandeld in vis.clxvii
Aeltgen Cornelis Zij woonde in de Klerksteeg te Haarlem, toen zij daar in maart 1619 haar testament maakte. Daarbij vermaakte zij aan Thoontgen Henricx, die veertien jaar lang haar dienstmeid was geweest, haar meubels, huisraad, baar geld, gemunt en ongemunt zilver, wollen en linnen kleren, een losrentebrief van 100 en een jaarlijkse rente van 54 stuivers.clxviii Het testament kan een afscheid van de meid en van de Spaarnestad zijn geweest, want in hetzelfde jaar verwierf Aeltgen te Amsterdam van haar broer zijn grote huis bij de Stilsteeg op de Nieuwe Zijds Achterburgwal.clxix Volgens haar inschrijving in het begraafregister had zij op de Achterburgwal `bij Ackersloot' gewoond.
IVa. Jan Cornelis Ouderoghclxx, geb. Amsterdam 1573 of 1574, koopman in huiden (1604), kanon- en klokkengieter te Amsterdam en Rotterdam, † Rotterdam 29 augustus 1625, tr. Amsterdam (ondertr. 24 juli) 1598clxxi HILLEGONT DIRCX STRYCKERclxxii, geb. 1571, † Rotterdam 1657, dr. van Dirck Strycker en Ael Jans (van den Bosch). Uit dit huwelijk: 1.Cornelis Jans Ouderogge, volgt Va. 2.Dirck Yans Ouderogge, volgt Vb.
Hillegont Dircx Strycker Volgens de door Vincent Ouderogge van der Wielen opgestelde `Genealogia stirpis Ouderogge' was Hillegonts vader kapitein in dienst van koning Philips II, sneuvelde hij in 1578 tijdens de troubelen en bezat hij te Amsterdam `considerabele goederen.'clxxiii Een en ander kon ik niet verifiren. Wel verschenen een broer en een zus van Hillegont ten tonele: Dirck Dirckss Strycker-, die van Jan Spiegel en Neltgen Ouderogh de
brouwerij `het Leeuwtgen' huurde-, en Aeltgen Dircks Strycker, gehuwd met Pieter Dircxss Breevliet uit Oudewater, wijnkoper op de Nieuwe Zijds Voorburgwal.clxxiv Hillegonts laatste rustplaats lag volgens de `Genealogia stirpis Ouderogge' `in de Sint Laurens ofte Groote Kerck tot Rotterdam, alwaar het wapen in metaal gegooten op het graft staat.' Voor die kerk had Jan Ouderogh in 1621 een grote luidklok gegoten.
Va. Cornelis Jans Ouderoggeclxxv, geb. Amsterdam 1599 of 1600, klokkengieter te Rotterdam, † ald. 5 juni 1672.clxxvi tr. Rotterdam 27 juli 1631 CORNELIA NOBELclxxvii, † Rotterdam 1 aug. 1657 (begr. Sint-Laurenskerk), dr. van Dirck Willems Nobel, pottenbakker, en Floortje Cornelis Smoor. Uit dit huwelijk: 1.Florentia Ouderogge, volgt VIa. 2.Johan Ouderogge, volgt VIb. Cornelia Nobel De vader van Cornelia Nobel, Dirck, was een zoon van Willem Nobel en Elisabeth Fassick. Het geslachtswapen toonde een witte duif met rode bek en poten, een groene
olijftak in de bek, met gestrekte vleugels rustend op een witte schelp die op een groene zee drijft, alles op een blauw veld.clxxviii
Nieuwpoort VIa. Florentia Ouderoggeclxxix, † Rotterdam 18 febr. 1736, tr.clxxx Rotterdam 22 jan. 1675 WILLEM NIEUWPOORTclxxxi te 's-Gravenhage, ged. Rotterdam 5 nov. 1647, sinds 1688 admodiateur van de konvooien en licenten van de Geünieerde Provincinclxxxii, † 's-Gravenhage 24 april 1729 (begr. in het graf van zijn oom mr. Willem Nieuwpoort), zn.clxxxiii van Cornelis, secretaris en rentmeester van het hoogheemraadschap Schieland, en Dingen Surendoncq van den Bosch. Uit dit huwelijk: 1.Willem Nieuwpoort, tr. Johanna van der Duijn. 2.Dingen Nieuwpoort, ongehuwd. 3.Allardina Margaretha Nieuwpoort, tr. Alexander Philemon Eckhardt, baljuw van Klundert. 4.Cornelia Wilhelmina Nieuwpoort, tr. Pieter d'Aulbonne. Willem Nieuwpoort In 1688 werd hij admodiateur van de konvooien en licenten van de Geünieerde Provincin.clxxxiv Nieuwpoorts belang was het de im- en exporttarieven zo hoog mogelijk te houden, maar hij vond de zeemleerbereiders en handschoenmakers van Nijmegen en 's-Hertogenbosch op zijn weg, alsook de lakenbereiders van Oosterhout, de lakenververs van Breda en Den Bosch en de lakenmakers van Tilburg. De laatsten wisten, gesteund door de Amsterdamse lakenhandel, een aanmerkelijke tariefsverlaging te verwerven, zij het niet zonder Nieuwpoort voor de tijd van zijn admodiatie een jaarlijkse tegemoetkoming van 1000 te beloven.clxxxv Eveneens in 1688 werd hij naar Frankrijk gezonden om afspraken te maken over de tarief-commercie en in de periode van
1697 tot 1700 onderhandelde hij wederom als commissaris van de tarieven met de koning van Frankrijk.clxxxvi Hij had `het leen van den IJsselmeer, releveerende van den huyse van Capelle op den IJssel.'clxxxvii
Ouderogge VIb. Johan Ouderoggeclxxxviii, ged. Rotterdam 21 mei 1640, geschutgieter te Rotterdam en 's-Gravenhage, † ald. 3 juli (begr. Grote Kerk) 1710, tr. Rotterdam 20 aug. 1679 CATHARINA STALPART VAN DER WIELENclxxxix, ged. Utrecht 9 jan. 1657, † Rotterdam 29 dec. 1692, dr. van Vincent en Johanna van Weede. Uit dit huwelijk:cxc 1.Cornelia Ouderogge, volgt VIIa. 2.Theodorus, ged. Rotterdam 3 juni 1681, jong †. 3.Vincentius, ged. Rotterdam 11 okt. 1682, jong †. 4.Cornelia, ged. Rotterdam 3 okt. 1683, jong †. 5.Johanna Beatrix Ouderogge, volgt VIIb. 6.Mr. Vincent Ouderogge van der Wielencxci, ged. Rotterdam 10 nov. 1687, jur. dr., kanongieter, † Noordwijk 27 nov. 1765.cxcii 7.Catharina Agnes, ged. Rotterdam 12 okt. 1689, jong †. 8.Mr. Cornelis Ouderogge, volgt VIIc.
Johan Ouderogge Hij werd begraven in de Grote Kerk in Den Haag, `alwaar het wapen ontrent het graft hangt.'cxciii Catharina Stalpart van der Wielen Van haar vader kreeg zij het collatierecht van een van de zes kappelrijen te Delft, landerijen te Noordwijk en het `jus patronatus' van verschillende beneficies, gekomen van haar voorvader mr. Vincent Cornelis van Mierop, thesaurier-generaal van Karel V.cxciv Aan hun kinderen lieten Johan en Catharina bezittingen te Katwijk, Rhoon, Strijen (Nieuwkromstrijen en Grootkromstrijen), huize `Nobelshoeck' op Goeree en een huis te Noordwijk.cxcv Vincent Ouderogge van der Wielen In 1715 had Vincent twee meiden in dienst en beschikte hij over een sjees met een paard.cxcvi In 1742 werd zijn jaarlijkse inkomen geschat op 3.500 en de huurwaarde van zijn huis op 400. Aan de zuidzijde van de Voorhout kocht hij in 1743 voor 6.200 een huis.cxcvii Mr. Vincent Ouderogge van der Wielen koesterde voldoende genealogische belangstelling voor zijn familie en voorouders om naar een wapendiploma te solliciteren. Te Noordwijk, waar hij overleed, bezat hij aan de noordoostzijde van de kerk een huis en een buitenplaats, om-
schreven als een hofstede, bestaande uit herenhuis, paardenstal, wagenhuis, boomgaard, moestuinen, lanen, bossen, de huismanswoning (huis, koeienstal, paardenstal, twee schuren, erf en werf), samen 3 morgen 300 roeden groot, exclusief het wei-, hooi- en teelland. Hij was ongehuwd en kinderloos gebleven. In zijn testament van 1763 had hij zijn tafel- en beddelinnen en porselein toegewezen aan de dochters van zijn broer, een porseleinen servies aan Ernst van Afferden, legaten aan Clara, Johanna en de kinderen van Cathrina van Afferden, kleinere legaten aan zijn twee knechten en zijn dienstmeid. De vijfendertig familieportretten liet hij aan zijn broer Cornelis, alsook de zevenenveertig overige schilderijen, -waaronder twee Vinckbooms, een Xavery en een Hondekoeter-, de acht familiewapenschilden en de bibliotheek (64 Franse, 159 Latijnse en 84 Nederlandse boekwerken).cxcviii
Mr. Cornelis Ouderogge Ter gelegenheid van zijn huwelijk verscheen de `Hymne pour monsieur Corneille d'Ouderogge et mademoiselle Marie Claire d'Aefferden, mariez a Gaesdonck le 3. d'Auot', die besluit met: `oVDerogge & aefferDen Vne seConDe foIs aLLIez font nôtre IoIe.'cxcix Hij woonde met zijn gezin te Venlocc en bezat het kasteel Beerenbroeck te Capellen (district Gelder), compleet met een huiskapel.cci
Van Campen VIIa. Cornelia Ouderogge, ged. Rotterdam 23 juni 1680, † 's-Gravenhage 7 juli 1735 (bij haar graf in de Grote Kerk werd haar wapen gehangen). tr. 's-Gravenhage 10 nov. 1700 mr. JOHAN VAN CAMPENccii, ged. Leiden 19 dec. 1677, advocaat te 'sGravenhage, † ald. 25 jan. 1757, zn. van Willem Niclaes en van Johanna Cornelis de Haes. Uit dit huwelijk:cciii 1.Johanna Florentia van Campen, tr. Christophorus Josephus Diertcciv, auditeur in de rekenkamer te Brussel. 2.Joanna Beatrix van Campen, werd non van het klooster Mariaweide te Venlo. In 1727 verzochten haar ouders aan de rector haar aan te nemen en schonken zij hem daartoe 1000 pattacons. 3.Jacoba Cornelia van Campen, werd in 1728 door haar vader afgestaan aan Mariaweide te Venlo. 4.Clara Catharina van Campen, ursulin te Roermond sinds 1735. De kosten van haar professie, inkleding en intrede bedroegen 5.776. Daarin waren begrepen 1100 écus voor de uitzet, 100 écus voor de `huwelijkskosten' en de professie, 300 écus voor de kleding en 20 écus voor een lijfrente. Twee jaar later was zij 21 jaar oud en deed zij afstand van haar ouderlijke erfdeel. 5.Agatha Francisca van Campen, in 1737 geprofest als non van Mariaweide te Venlo. 6.Isabella Maria van Campen, tr. 1752 Willem Carel van Bruninghausen, heer van Kerkwerve en Sint Anthonis. 7.Mr. Willem Cornelis van Campen. Op zijn naam kwam in 1768 het graf in de grote Kerk van Den Haag te staan, waarin zijn vader was begraven; in 1771 ging het over in handen van (zijn zoon?) Petrus van Campen te Brussel.ccv Van Afferden VIIb. Johanna Beatrix Ouderoggeccvi, ged. Rotterdam 30 jan. 1686, † Venlo 5 nov. 1736,ccvii tr. 's-Gravenhage 3 juni 1710 mr. FRANÇOIS ADAM VAN AFFERDENccviii, heer van Wijer en Kozen, ged. Gelder 29 juli 1684, president en raad van het hof te Venlo, zn. van Ernest Albert, ontvanger-generaal van Gelderland, en Barbara Isabella Henricqz de Stoevensdorf. Uit dit huwelijk: 1.Ernst Joseph Frans van Afferdenccix (1724-1787), heer van Kozen en Wijer, markies van Quinta Florida, raad en ontvanger-generaal van het Overkwartier van Oostenrijks Gelderland, te Venlo, tr. Straelen 26 jan. 1755 Maria Isabella barones de Cabanes (1724-1781). 2. Clara van Afferden (1712-1766), tr. 1744 Martinus Josephus van Afferden. 3. Cathrien van Afferden (1717-1755), tr. 1750 Petrus Engelbertus de Heyster te Venlo, raadsheer. 4. Johanna van Afferden (1722-1801), tr. 1745 François Denys de Cartier, heer van Flemalle-Grande, Mons, Souschon, van de ban van Kerkrade, burgemeester van Luik in 1743.
Johanna Beatrix Ouderogge In oktober van haar geboortejaar zette haar vader een kapitaal ten laste van de Delftse kamer van de VOC vast op de lijven van zijn dochters.ccx François Adam van Afferden Sinds 1704 was hij adjunct-raad en landrentmeester van Over-Gelderland te Roermond (sinds 1716 te Venlo). Nadat in 1717 de Staten-Generaal het hooggerechtshof in Venlo hadden gevestigd, werd hij tot president benoemd. Hij was auteur van de Staat van het Roermondsche Overquartier des Vorstedoms Gelre in den jaare 1729.
Na zijn afsterven verscheen `Venlo's traanen-vloed uytgestort over het overlyden van den wel edelen en seer gestrenge heer Franciscus Adam van Afferden, heere van Coesen en Weyer, Praesidend van den Edelen Hove van Justitie in't Overquartier van Gelderlandt, Stadthouder der Leenen &c. &c. &c.'ccxi
Ouderogge VIIc. Mr. Cornelis Ouderogge, ged. Rotterdam 28 nov. 1691, te Venlo, ald. overl. 12 juni 1773, tr. Gaesdonk 3 aug. 1714 MARIA CLARA VAN AFFERDENccxii, ged. Gelder 1 dec. 1688, overl. Venlo 30 maart 1746. Uit dit huwelijk: 1.Catharina Isabella Ouderogge. 2.Maria Isabella Ouderogge. Isabella Ouderogge Isabella, te identificeren met een van de zusjes Catharina Isabelle of Maria Isabella Ouderogge, trouwde met mr. Jan van Roggeveen, auditeur-militair, ontvanger van de domeinen. Zij woonden in de Vleeschstraat tegenover
`de Gouden Leeuw' te Venlo. Jan overleed aldaar op 24 februari 1787 en werd drie dagen later met drie koetsen begraven. Zijn weduwe stierf te Venlo op 27 januari 1789. Zij liet 1.000 na aan de armen.ccxiii
Vb. Dirck Jans Ouderoggeccxiv, geb. Amsterdam 1603, geschut- en klokkengieter te Rotterdam, † ald. 3 okt. 1649. tr. Rotterdam 9 nov. 1631 CATHARINA GERRITS VAN NIEUWENHUYSENccxv, dr. van Gerrit Berntsen van Nieuwenhuysen (te Rotterdam) en Maeyken Peeter Boucquet (uit Geertruidenberg). Uit dit huwelijk:ccxvi 1.Barent Ouderogge, volgt VIc. 2.Maritge Dirckx Ouderogge in de Wagenstraat, † Rotterdam 20 febr. 1709, tr. 1e. Rotterdam 23 april 1656 JACOB LENAERTS HODENPIJL uit Delfshaven, tr. 2e. Rotterdam 14 mei 1662 WIGGERT ADRIAENSEN VAN DER SCHUYT, een van Schipluiden geboortige grutter, tr. 3e. Rotterdam 25 oktober 1665 JOHAN GYSBRECHTSSEN VAN DER MARCK uit Pijnacker, ook een grutter, in 1688 koopman. 3.Aeltgen Ouderogge, † Rotterdam 20 januari 1658, tr. Rotterdam 22 okt. 1656 mr. BALTUS BAZIUSccxvii, advocaat en tot in 1671 notaris in de Oude Kerkstraat te Rotterdam, weduwnaar. Hij hertr. Rotterdam 11 april 1660 Catharina Engels. 4.Jan Dirckx Ouderogge, volgt VId. 5.Gerrit Dirckx Ouderogge, volgt VIe. 6.Dirck Dircx Ouderogge, liet te Rotterdam op 3 februari 1675 de derde proclamatie uitgaan van zijn voorgenomen huwelijk met Pieternella Gerrits uit Gouda.ccxviii Dirck Jans Ouderogge Toen hij en zijn vrouw in 1648 testeerden, woonden zij `in het oostvierendeel opde Hoochstraet'.ccxix Hij exploi-
teerde in vennootschap met zijn oudere broer Cornelis de gieterij in de Hoogstraat te Rotterdam.
VIc. Barent Dircks Ouderoggeccxx, meester-koperslager, † Rotterdam 26 aug. 1685, tr. Rotterdam 14 juni 1661 AECHJE JANS QUINCKERT. Uit dit huwelijk:ccxxi 1.Aefge, ged. (geref.) Rotterdam 20 juni 1662, jong †. 2.Aeltge, ged. (geref.) Rotterdam 28 okt. 1663, jong †. 3.Dirck, ged. (geref.) Rotterdam 10 jan. 1666, jong †. 4.Catharina Ouderoggeccxxii, tr. Rotterdam 6 maart 1685 GIJSBERT DE LANGE, wijnkoper te Rotterdam, zn. van Jan de Lange, koopman en burgemeester van Maassluis. 5.Afje, ged. (geref.) Rotterdam 22 april 1668, jong †. 6.Magriete, ged. (geref.) Rotterdam 21 febr. 1669, jong †. 7.Aefje, ged. (geref.) Rotterdam 24 april 1670, jong †.
Barent Dircks Ouderogge In tegenstelling tot de rest van de familie Ouderogge was hij gereformeerd, hij liet althans zijn kinderen in die religie dopen. Hij liet een voor een koperslager deftige boedel na, waarin voor 6.000 aan koper en 500 aan koperslagersgereedschap in het werkhuis werd aangetroffen, een zestiende in het fluitschip `Damiaten', een zerk voor de trans in het zuidpand van de Laurenskerk, een woonhuis aan de oostzijde van de Nieuwstraat ter waarde van 6.000, een huis aldaar aan de zuidzijde met een huurwaarde van 60 per jaar en daarnaast een pakhuis.ccxxiii Aechje Jans Quinckert Van haar grootvader Pieter Jans Quinckert erfde zij een huis en erf aan de oostzijde van de Nieuwstraat, dat haar dochter Catharina Barents Ouderogge in 1685 verkocht.ccxxiv
Catharina Ouderogge In de huwelijkse voorwaarden werd overeengekomen, dat zij en haar man zouden wonen in het huis van haar vader.ccxxv In 1685 verkocht zij voor 3.150 het resterende koperwerk uit het sterfhuis van haar vader, te weten `alle het koper, 't zij root, geel, gegoten, gedraeyt, geslagen; spijs, graew en geel, soo gemaeckt als ongemaeckt.'ccxxvi Twee jaar later verkocht zij haar ouderlijke huisccxxvii, waarna zij met haar man ging wonen aan de noordzijde van de Wijnhaven, tegenover de `Punt'.ccxxviii In 1729 verrekende hun dochter Anna Catharina de Lange, gehuwd met Hendrik Willem Dudok, 5.000 uit haar moederlijke erfdeel.ccxxix Gijsbert de Lange In 1701 contracteerde hij een schipper om uit Nantes wijnen en brandewijnen in te voeren.ccxxx
VId. Jan Dirckx Ouderoggeccxxxi, kuiper en wijnkoper, hoofdman van het kuipersgilde in 1665ccxxxii, † Rotterdam 23 okt. 1677, tr. Rotterdam 2 april 1655 TRIJNTJE JACOBS SNOECK. Uit dit huwelijk: 1.Cornelis Ouderogge, geb. 14 juni 1661, † na 13 juni 1682.ccxxxiii 2.Lijsbet Ouderoggeccxxxiv, tr. Rotterdam 2 mei 1677 JAN MAERTENSE STEENHUIJSEN. Hij woonde 1682 als meester-bakker te Rotterdam, maar toen hij in 1683 en 1684 in Oost-Indië verbleef, was Lijsbet in al zijn zaken gemachtigd.ccxxxv Jan Dirckx Ouderogge Voor zijn huwelijk met Trijntje Jacobs Snoeck schreef Joachim Oudaen een `Bruyloftsrym Voor Sr. Johan OudeRogge, Bruidegom, Met Juffr. Katrina Snoeck, Bruid, Echtelyk vereenight binnen Rotterdam.'ccxxxvi In de derde strofe kwam als antwoord op de vraag of het waar was dat Cypris het leven gaf aan een beeld waarop Pigmalion verliefd werd: Dit sprak staam'lend, `Oude-Rogge', Pas ontschoten uit den droom, Die (al lag hy zwaar en logge) Op de boorden van een' stroom, (Daar de zon in't water schiet En hy't zoet gewemel ziet In 't kristal-glas zonder smetten) Hem scheen zachjens neer te zetten. Onder alle water-starren, Zilverschobben in de vliet, Oog'd hy op een Snoek van verren, Die gelyk een pyl verschiet En geen' stand hield hier of daar, Om door draden aan elkaar,
Door een strik, of scherpe schichten, Zich op 't land te laten lichten. Nu probeert de oude rog de snoek te vangen, die uit de beek springt en een maagd blijkt te zijn. Oude-Rogge probeert haar op te vrijen, Maar de vryster blyft en is, Koud en koel, gelyk een Vis, waarmee de verliefde jongeling in Pigmalions schoenen staat. In de twee laatste strofen, 10 en 11, breekt gelukkig de lente aan: 't Kon hem niet zyn hand omdraaien, Daar 't in 't voorste van April Vaardig is om uit te paaien, En als roerloos lag en stil; T'wyl hy toevat blyft de Snoek, Blyft de Vryster aan den hoek. Recht op luim en ty te gissen, Voegt in't vryen en in 't vissen.
Moedig Vryer smaak uw' weelde, Streel de Vryster, die g'u koud, En gelyk een Vis, verbeelde; Zoo ze noch dien aard behoud: Wierd een Elpen-beeld gedwêe Zachter stoffe word het mêe: Isse Snoek en isse Snoeker, 'k Wed eer lang zy word wel kloeker. Na deze bemoedigende woorden vestigden man en vrouw zich in de `Hoechstraet over 't ouyt gemenlantshuys.' Trijntje Jacobs Snoeck Trijntje hertrouwde met Jan Cornelis Breugom, met wie zij te Rotterdam `in de Boompjes' woonde, toen zij in 1682 testeerde ten gunste van haar en Ouderogges kinderen, die enkele dagen later eveneens hun testament maakten.ccxxxvii
VIe. Gerrit Dirckx Ouderoggeccxxxviii, koopman in wijnen, † Rotterdam 27 mei 1682, tr. Rotterdam (derde huwelijksproclamatie 1 april) 1668 MARIA JACOBS VAN BLEYSWYCK uit Capelle. Zij hertr. Hendrik Mol. Uit dit huwelijk:ccxxxix 1.Catharina Gerrits Ouderogge, sleet haar leven als bejaarde jonge dochter. 2.Dircq Gerrits Ouderogge, volgt VIIc. Gerrit Dirckx Ouderogge In 1669 verhuurde hij het dan bewoonde huis in `de Gulde Voet' in de Lommertstraat bij de Vleeshal voor
twee jaar, het eerste jaar voor 165, het tweede voor 200.ccxl
VIIc. Dirck Gerrits Ouderogge, † Rotterdam 30 juli 1707, tr.ccxli Rotterdam 10 jan. 1694 CHRISTINA WARDccxlii uit Londen, dr. van William. Zij hertr. Delft 7 juli 1708 (als Christina van Waert) George Bingham, met wie zij te Leiden ging wonen. Uit dit huwelijk: 1.Agnes Dircks Ouderogge, ged. Rotterdam 21 febr. 1695, † na 1722. 2.Maria Dircks Ouderogge, ged. Rotterdam 11 mei 1696, † na 1718. 3.Elisabeth, ged. Rotterdam 28 maart 1698, jong †. 4.Gerardus Ouderogge, ged. Rotterdam 8 aug. 1699, priester, † Hodenpijl 9 dec. 1769. 5.Cornelia Dircks Ouderogge, ged. Rotterdam 29 nov. 1701, † 7 okt. 1734. Zij woonde toen zij op 7 oktober 1734 overleed in de Leeuwenstraat naast de kerk en werd begraven in de kerk van Kralingen. 6.Nicolaus, ged. Rotterdam 28 nov. 1704, jong †.
Dirck Gerrits Ouderogge Gezien het beroep van zijn vader en zijn adres, -hij bewoonde het huis `de Drie Koningen' op de Gelderse Kade bij de Wijnhaven te Rotterdam-, was Dirck vermoedelijk wijnkoper. Maria Dircks Ouderogge Zij sloot in 1719 met joffer Maria van Nijenhove `seker contract van compagnyschap voor de tijt van vijff jare',
waarvan de inhoud helaas niet in de notariële akte werd geformuleerd.ccxliii
Gerardus Ouderogge NIEUW Sinds 28 januari 1736 bediende hij als pastoor de parochie van Schipluiden.ccxliv Een visitator karakteriseerde hem Gemeentearchief Rotterdam, ORA 938, f 234v, zo:ccxlv `Quamvis per anno 12 theologus, crassa tamen, sed 25 januari 1639: CJ Ouderogge namens zijn culpabili praedictus ignorantia, nec in officio diligens', wat vrouw Cornelie Dircx Nobels. bepaald niet vleiend was. In zijn testament van 8 december i.E. Wiersum, `De geschut- en klokkengietersfamilie Ouderogge', Oud-Holland, 41 (1923-1924). E. 1769 voor het Hof van Holland stelde hij vier gelijke erfgeWiersum, `Nog eenige werken van Johannes Ouderogge', Oud-Holland, 42 (1925). Werk namen aan: de families Van Afferden, Van Campen, van de familie Ouderogge is tentoongesteld in het Historisch Museum Rotterdam (aprilNieuwpoort en Ouderogge. Met hem stierf daags daarna de september 1999). Zie de tentoonstellingscatalogus Kanonnen, klokken, kandelaars. Koper laatste mannelijke Ouderogge.ccxlvi en brons uit Rotterdam (Zwolle, [1999]) 46, 63-70, 72, 73, 99, 107-109. ii.H. Kaptein, De Hollandse textielnijverheid 1350-1600. Conjunctuur & continuïteit (Hilversum, 1998) 105, 139, 145; vgl. 103. iii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, Genealogia stirpis Ouderogge. iv.I.H. van Eeghen, `Het S. Paulus of Paulusbroedersklooster te Amsterdam en het kapittel van Utrecht, 1409-1579', Amstelodamum, jaarboek 40 (1944) 24. v.Een volder verviltte het laken. vi.R. Fruin, Informacie up den staet faculteyt ende gelegentheyt van de steden ende dorpen van Hollant ende Vrieslant om daernae te reguleren de nyeuwe schiltaele gedaen in den jaere MDXIV (Leiden, 1866) 183. vii.J.G. van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven en het gildewezen van Amsterdam (3 dln.; Amsterdam 1929-1974) I, 4. viii.Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis, I, 50. ix.Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis, I, 67. x.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 6-33 (stadsrekeningen 1536-1574). xi.P.A. Meilink, `Gegevens aangaande bedrijfskapitalen in den Hollandschen en Zeeuwschen handel in 1543', Economisch-historisch jaarboek, 8 (1922) 272. xii.Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis, I, 147, no. 268. xiii.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 34-42 (stadsrekeningen 1566-1574). xiv.GA Amsterdam, Weeskamer, RB 7, f 42v, 8 april 1574. xv.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 43-47 (stadsrekeningen 1575-1580); idem 48, f 12v. xvi.J.G. Kam, Waar was dat huis in de Warmoesstraat? ([Amsterdam, 1978]) 33/15. xvii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 10, f CXLIIv, 17 mei 1577. xviii.ARA 's-Gravenhage, Staten van Holland voor 1572, inv. 551, f 106, 1551. Inv. 1206, f IIcXCIIII, 1561. GA Amsterdam, Kwijtscheldingen 3, f 274v, 23 januari 1572. xix.Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis, I, 147, no. 268. xx.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 6-33 (1537-1564); idem 34, f XIIv. xxi.GA Amsterdam, N 34, f 633, 25 februari 1604. xxii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, Amsterdamse schepenbrief de dato 18 juli 1619. xxiii.GA Amsterdam, N 41, lias 159, f 414, 5 oktober 1619. xxiv.B. Bijtelaar, De zingende torens van Amsterdam (Amsterdam, 1947) 23. E.H. ter Kuile, `Klokken-afschriften in Noord-Brabant', Taxandria, 38 (1931) 86. xxv.Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis, II, 324, 325 (aanstelling van een stadsgieter). xxvi.A.Th. van Deursen, Resolutiën der Staten-Generaal. Nieuwe reeks. 1610-1670, dl. I ('s-Gravenhage, 1971) 527. xxvii.G.W. Kernkamp, `Memoriën van ridder Theodorus Rodenburg betreffende het verplaatsen van verschillende industrieën uit Nederland naar Denemarken, met daarop genomen resolutiën van koning Christiaan IV (1621)', Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, 23 (1902) 214, 215. xxviii.J.H.W. Unger, `De standbeelden van Desiderius Erasmus', Rotterdamsch Jaarboekje, 2 (1890) 270, 271. xxix.GA Amsterdam, N 591, p. 657, 26 oktober 1626. xxx.GA Amsterdam, N 593, p. 493, 18 maart 1631. xxxi.GA Rotterdam, N 525, f 101, 10 mei 1672. xxxii.Bij het Hôtel des Invalides te Parijs staat een scheepskanon uit 1646, door Cornelis Ouderogge gemaakt voor de kamer Middelburg van de VOC.
xxxiii.GA Rotterdam, N 524, f 235, 10 juni 1671. lviii.Hij was een zoon van mr. Willem Backer, advocaat te Amsterdam, een kleinzoon van Cornelis xxxiv.Wiersum, `De geschut- en klokkengietersfamilie Ouderogge', 86. Backer, secretaris en schepen van Amsterdam, bewindhebber van de Oost Indische xxxv.GA Rotterdam, Ambtenboek 2, f 130, 30 april 1671. Compagnie, en een achterkleinzoon van ridder Willem Backer en Maria Spiegel ex matre xxxvi.GA Rotterdam, N 302, no. 197, 18 januari 1639. Neeltgen Ouderogge (III-1). xxxvii.GA Rotterdam, N 391, nrs 336 en 337, 30 juni 1645. lix.GA Amsterdam, Familiearchief Backer 34. xxxviii.Van Wiersum, `De geschut- en klokkengietersfamilie Ouderogge', lx.SA Antwerpen, 85, 86, Insolvente 115. DeBoedelskamer 1844. Navorscher, XXXIX (1889) 553, 554. J.H. van Mosselveld, lxi.J.Th. `Klokken de Raadt, van GeertruidenSceaux armories des Pays-Bas et des pays avoisinants, dl. III (Bruxelles, 1901) berg', Brabantia, 8 (1959) 122. 82, kent Goossen Ouderogge als schepen van Leuven in 1419, 1420, 1422, 1426 en 1430 xxxix.R.W.M. Clouston, Dutch and Belgian bells in Scotland (1962), handschrift en in Johannes de bibliotheek Ouderogge als schepen van die stad in 1462 en 1475. Omstreeks 1470 van het Rijksmuseum te Amsterdam; in voce. hielden de broers Goert en Jan Ouderogge lenen te Hauwaert en Holsbeek; Goert xl. D.A. Wittop Koning, Nederlandse vijzels (Deventer, 1953) 53. Ouroghe hield in 1474 een bos van Lysbeth van Erembodegem te Erenbodegem. In 1443 xli.E.H. ter Kuile, De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. promoveerde Dl. IV-1. Twente aan de universiteit van Leuven Goeswinus Ourogghe tot meester in de vrije ('s-Gravenhage, 1934) 116. T. Graas en L. van der Zeeuw, "Tentoonstellingscatalogus", kunsten (E. Reusens, `Promotions de la faculté des arts de l'université de Louvain. 1428in: Kanonnen, klokken en kandelaars. Koper en brons uit Rotterdam, 1797', Analectes uitgeg. door pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique, II (1865) 231, no. Historisch Museum Rotterdam (Zwolle, [1999]) 65-70. 31. P. Denifle, `Rotulus ou liste de professeurs et de suppôts de l'université de Louvain xlii.Album studiosorum academiae Lugduno Batavae MDLXXV-MDCCCLXXXV. demandant Acceduntdes nomina bénéfices au Saint-Siège en 1449', Analectes pour servir à l'histoire curatorum et professorum per eadem secula ('s-Gravenhage, 1885) 480. ecclésiastique de la Belgique, 26 (1896) 312). In 1637 woonde te Leuven de xliii.J.P. Kaestlin, Catalogue of the Museum of Artillery in the Rotunda atlakenkoopman Woolwich. Part Peter I. Oudenrogge (Baetens, De nazomer van Antwerpens welvaart, 115). Ordnance (Oxford, 1963) 10. H.L. Blackmore, The armouries lxii.Vgl. of thehet Tower wapen of van London. Neltgen I. Ouderogge sub III-1. Ordnance (Londen, 1976) 51. lxiii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 1, f CCCCXVIv, mei 1485. xliv.GA Rotterdam, N 1198, no. 6, 12 januari 1682. lxiv.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 4, f CXXIv, 2 april 1533; f CCCXXVIIv, i.m. 20 xlv.J.P.W.A. Smit, `Bijzonderheden omtrent de 17de eeuwsche bouwgeschiedenis november der 1546. kerk van Archief Burgemeesters, register Sandelyn 3, f 227, 23 juni 1558. J.W. Terheijden', Taxandria, 27 (1920). Wiersum, `De geschut- en klokkengietersfamilie Bomhof m.m.v. F.M. Kolvenbach, Amsterdammers voor de Grote Raad (1465-1580). Ouderogge', 88. Wiersum, `Nog eenige werken', 189. Clouston, Dutch Procesbundels and Belgian en bells vonnissen uit het archief van de Grote Raad (Algemeen Rijksarchief in Scotland, in voce. Brussel) met betrekking tot inwoners en instellingen van Amsterdam (Amsterdam, 1977) xlvi.Album studiosorum academiae Rheno-Traiectinae MDCXXXVI-MDCCCLXXXVI. 94. Accedunt nomina curatorum et professorum per eadem secula lxv.I.H. (Utrecht,van1886) Eeghen, 109.Vrouwenkloosters Album en begijnhof in Amsterdam van de 14e tot het eind der 16e promotorum, qui inde ab anno MDCXXXVI usque ad annum doctoratus eeuw (Amsterdam, adepti sunt,1941) 31, 345. societas cui nomen 'Provinciaal Utrechts Genootschap van lxvi.Van KunstenDillen, en Wetenschappen' Bronnen tot de geschiedenis, I, 3, no. 3; 50. componendum edendumque curavit, atque Academiae Rheno-Trajectinae lxvii.GA Amsterdam, trecisimo Weeskamer, die Inbrengregister 3, f CCXLVI, 27 maart 1526. natali donum obtulit (Utrecht, 1936) 92. lxviii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 4, f CXX, 2 april 1533. xlvii.Album studiosorum academiae Lugduno Batavae, 1044. lxix.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 11-30 (stadsrekeningen 1542-1561); idem 31, f XIII. xlviii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer inv. Denucé 1450, testament van Van Nicolaes Dillen, Einloust Bronnen tot de geschiedenis, I, 147, no. 268. voor notaris H.F. van Aken in Den Haag, 10 oktober 1720; lxx.De staat opreder en Quiryn inventaris Cornelis. van Nicolaes Einloust, 30 augustus 1723. lxxi.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 3, f CXLIXv, 16 oktober 1518. xlix.Zie onder andere ARA Brussel, Contadorie en Pagadorie 501, p. lxxii.GA 4. Idem 542, Amsterdam, ff 2v en 4v. Begijnhof 224, f XLII, 3 november 1517 en z.d. (na 1524); f CVIv, 8 oktober l.H.L. van Heussen, Batavia sacra of kerkelyke historie van Batavia (Antwerpen,1554 1716) en 228. z.d. li.W.J.J.C. Bijleveld, `Eenige aanteekeningen omtrent trouw en overlijden, lxxiii.Van opgemaakt Eeghen, Vrouwenkloosters door Heer en begijnhof, 340. Cornelis Claesz. van Velden gezegd de Goede, vice-curator lxxiv.GA Amsterdam, te Montfoort', Weeskamer, De Inbrengregister 10, f CLXXVIIIv, 16 juli 1578. Nederlandsche Leeuw, 42 (1924) 148. lxxv.GA Amsterdam, Begijnhof 224, f CVIv, 8 oktober 1554, augustus 1572 en z.d.; f CVII, 23 lii.Een zoon uit het eerste huwelijk, Claes Theunus Ouderogge, varensman op februari de Haarlemmerdijk, 1537; f CCXXV, 11 januari 1577; f CCXXVv, 1 augustus 1563; f CCXXIX, 1 ondertrouwde te Amsterdam op 10 september 1695 met Anna Meynderings september uit Deventer. 1550 en 11 januari 1552; f CCXXIXv, 7 mei z.j. Zij ouders waren toen overleden. lxxvi.GA Amsterdam, Weeskamer, RB 5, f 107, 2 juni 1565. RB 7, f 42v, 8 april 1574. liii.A.M.J. de Haan, Inventaris van het archief van de Heilige Geest lxxvii.GA en Heilige Amsterdam, GeesthofjeWeeskamer te 'sRB 5, f 139v, 9 juni 1565. Gravenhage. 1311-1918, dl. II ('s-Gravenhage, 1969), regest lxxviii.GA 624. Amsterdam, Kwijtscheldingen 2, f 227, 15 mei 1565. Weeskamer, RB 5, f 63v, 15 mei liv.Daar woonde rond 1640 de lakenmaker Peter Ouderogge (R. Baetens,1565. De nazomer van Antwerpens welvaart. De diaspora en het handelshuis Delxxix.GA Groote tijdens Amsterdam, de eerste Kwijtscheldingen helft 4, f 41, 9 maart 1582. der 17de eeuw (2 dln.; z.pl., 1976) I, 115, 117). lxxx.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, kopie van het voor notaris Cornelis Andries lv.J. Denucé, Na Peter Pauwels Rubens. Documenten uit den kunsthandel te Antwerpen Huyswaert intedeAmsterdam XVIIe gepasseerde testament. eeuw van Matthijs Musson (Antwerpen, 1949) 155. lxxxi.Cfr. C.J. Gimpel, `Het grondgebied van de Groote Club', Amstelodamum, jaarboek 12 (1914) lvi.N. de Pauw, `Son excellence Gilles de Hase, Gantois, généralissime de la république 189. de Venise, d'après des lettres autographes et des documents inédits lxxxii.GA avec généalogie Amsterdam, de sa N famille 26, p. 105, 30 augustus 1603. jusqu'a nos jours', Compte rendu des séances de la Commission lxxxiii.ARA royale 's-Gravenhage, d'histoire ou Hof van Holland 531, no. 27, 11 mei 1559. recueil de ses bulletins, serie 5, 1 (1892) 272, 273, 300, 301.lxxxiv.GA Amsterdam, Familiearchief Backer 735, 15 oktober 1533. lvii.H. Soly, Urbanisme en kapitalisme te Antwerpen in de 16de eeuw. lxxxv.GA De stedebouwkundige Amsterdam, N 26, en p. 105, 30 augustus 1603. Familiearchief Backer 34, in voce industriële ondernemingen van Gilbert van Schoonbeke (Z.pl., 1977) Ouderogh; 73. no. 37, p. 1.
lxxxvi.L. van der Essen, `Contribution à l'histoire du port d'Anvers cxviii.J.W. et du commerce IJzerman, d'exportation `Amsterdamsche bevrachtingscontracten 1591-1602. I. De vaart op Spanje en des Pays-Bas vers l'Espagne et le Portugal à l'époque de Charles-Quint Portugal', (1553-1554)', Economisch-historisch jaarboek, 17 (1931) 233, 235, 240, 242. P.H. WinkelBulletin de l'Académie royale d'archéologie de Belgique, 3 (1920) 49.man, Bronnen voor de geschiedenis van de Nederlandse Oostzeehandel in de zeventiende lxxxvii.ARA 's-Gravenhage, Staten van Holland voor 1572, inv. 1206-I, f CXC,eeuw, 1562.dl. Gimpel, III ('s-Gravenhage, `Het 1981) 454, no. 750. grondgebied', 192: Mary bezit in 1557 een huis in die steeg.cxix.GA Amsterdam, N 46, f 29, 5 mei 1594. lxxxviii.ARA 's-Gravenhage, Hof van Holland 751, no. 110, 20 december cxx.GA 1647. Amsterdam, N 98, f 19, 27 april 1604. Weeskamer, Inbrengregister 14, f 58v, 2 juni 1604. lxxxix.GA Amsterdam, Familiearchief Backer 37, pp. 1 en 4. J.E. cxxi.GA Elias, Amsterdam, De vroedschap N 34,van f 633, 25 februari 1604. Amsterdam 1578-1795 (2 dln.; Amsterdam 1963) II, 379, 381. cxxii.Van Dillen, Amsterdam in 1585, 182. xc.Nummer 3046 in de kwartierstaat van Anna Ytske Krüger, mijn vriendin. cxxiii.GA Amsterdam, Kwijtscheldingen 17, f 118v, 12 januari 1590. xci.W. Hecker (uitg.), P.C. Hoofts Nederlandsche Historien. Met aanteekeningen cxxiv.I.H. v[an] (4 E[eghen], dln.; Gronin`Twee eeuwen familiebezit op de Deventer Houtmarkt', Amstelodamum, gen, 1843-1845) II, 126. maandblad 42 (1955) 49. xcii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 10, f CLXXVIIIv, 16 cxxv.GA juli 1578; Amsterdam, 24 februari N 1587. 26, p. 105, 30 augustus 1603. Gimpel, `Het grondgebied', 192. xciii.ARA 's-Gravenhage, Hof van Holland 751, no. 110, 20 decembercxxvi.C.W. 1647. Delforterie, `Brieven van legitimatie 1588-1794', Jaarboek van het Centraal Bureau xciv.Elias, De vroedschap, I, 382. voor Genealogie, 30 (1976) 186. xcv.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 7, f LXXIII, 2 augustus cxxvii.J.A. 1564. Alberdingk Thijm, Het patriciaat van Amsterdam, vertegenwoordigd door de xcvi.GA Amsterdam, N 50, f 23, 3 augustus 1595. genealogie van 't geslacht Boelens, met aangehuwde familiën en nakomelingschap, xcvii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 4, f CXX, 2 april 1533. uitgegeven naar het handschrift van Jan van Wieringen Ghijsbertsz, ingel. door N. de xcviii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 5, f XXIIII, 6 mei 1544. Roever (Amsterdam, 1884), f 23. xcix.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris, stadsrekening 17 (1548), cxxviii.GA f XXI. Amsterdam, Kwijtscheldingen 18, f 285v, 4 mei 1609. c.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 7, f LXXIv, 20 december cxxix.Van 1559. Dillen, Bronnen tot de geschiedenis, II, 260, no. 418; 359, no. 608. Vgl. S.A.C. Dudok ci.W. Brulez, `De zoutinvoer in de Nederlanden in de 16e eeuw', Tijdschrift voor van geschiedenis, Heel, `Vroege 68 brouwerijen aan de Amstel in de vijftiende en zestiende eeuw', (1955) 181-183, 191. Amstelodamum, jaarboek 82 (1990) 52. cii.Elias, De vroedschap, I, 382. cxxx.Van Eeghen, `Twee eeuwen familiebezit', 49-51. ciii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 5, f XXIIII, 6 mei 1544. cxxxi.S.A.C. Dudok van Heel, `Een grote concentratie van zeepzieders aan het Damrak. civ.J.G. van Dillen, Amsterdam in 1585. Het kohier der capitale impositie vanAmsterdamse 1585 (Amsterdam, zeepziederijen in de 16e en vroege 17e eeuw', Amstelodamum, jaarboek 83 1941) 181. (1991) 47, 71-74, 77, 78, 86, 92, 94, 97. cv.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 262 (1577), f CXXXIII: cxxxii.Nummer betaling van 300 5524aan in de Gerrit kwartierstaat van Anna Ytske Krüger. van syne scade geleden ter cause van syn vercofte huijden cxxxiii.Van ende oick oncosten Dillen, Bronnen int vervoltot de geschiedenis, II, 5, 6, no. 13. gen, ontslakinge van syn gearresteerden huyden; f CXXXIIIv: cxxxiv.Van hij had huiden Dillen, verkocht Bronnen tetot de geschiedenis, I, 584, 585, no. 974; II, 30, no. 57; 110, no. 196; Arnhem; f CXXXIVv: hij ging naar Luik en Brussel om drie gevangenen 130,los no.te237. krijgen. cvi.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 14, f 58v, 2 juni cxxxv.Van 1604: hij Dillen, bezat Bronnen het huis tot de geschiedenis, I, 636, no. 1078; II, 34, no. 65. Noorwegen aan de Oude Zijds Burgwal bij de Oude Zijds cxxxvi.Van Sluis en eenDillen, leerlooierij Bronnen buiten tot de geschiedenis, I, XXII. de Jan Roodenpoort op het Weespad. cxxxvii.K. Heeringa, Bronnen tot de geschiedenis van den Levantschen handel (2 dln.; 's-Gracvii.Schevink: runderhuid, vermoedelijk uit Rusland. venhage, 1910) I, 1136. cviii.GA Amsterdam, N 98, f 19, 27 april 1604. cxxxviii.J.G. Smit, Resolutiën der Staten-Generaal. Nieuwe reeks 1610-1670, dl. III ('s-Gravecix.J.A. Jochems, Amsterdams oude burgervendels (schutterij) 1580-1795 nhage, (Amsterdam, 1975) 435. 1888) bijlagen III. cxxxix.Elias, De vroedschap, I, 293. cx.G.W. Kernkamp, De regeeringe van Amsterdam soo in't civiel alscxl.W. crimineel de Bruijn, en militaire `De heerlijkheid (1653van Zuidewijn en hare heeren', Taxandria, 44 (1937) 84. R. '72) ontworpen door Hans Bontemantel (2 dln.; 's-Gravenhage, 1897) Meischke, I, 187. J.`Buitenverblijven Six, `De van Amsterdammers voor 1625', Amstelodamum, jaarboek schilderijen in den Handboogdoelen te Amsterdam', Oud-Holland, 1570 (1897) (1978) 137. 93. cxi.ARA 's-Gravenhage, Hof van Holland 608, no. 139, 1 oktober 1604. cxli.GA Idem Amsterdam, 624, no. 50, 25 N maart 660-6A, f 59, 8 januari 1626. Elias, De vroedschap, I, 89. I.H. v[an] 1611. H.W. Alings, `De goude en silveren spiegel', Amstelodamum, maandblad E[eghen], 40 `Meerhuizen (1953) of 't Muze-toren-hof', Amstelodamum, maandblad 54 (1967) 46, 124. 47. I.H. v[an] E[eghen], `Meerhuizen of de Pauwentuin en Arent Arentsz, genaamd cxii.Jochems, Amsterdams oude burgervendels, 24. Kernkamp, De regeeringeCabel', van Amsterdam, Amstelodamum, I, maandblad 54 (1967) 219 e.v. I.H. v[an] E[eghen], `Nogmaals de 172. Pauwentuin', Amstelodamum, maandblad 55 (1968) 43, 44. Meischke, `Buitenverblijven', cxiii.GA Amsterdam, N 50, f 23, 3 augustus 1596. 100, 101. cxiv.T.C.M.F. van Rijckevorsel, Geschiedenis van het R.C. Maagdenhuis cxlii.J.F. te Amsterdam. Gebhard, `Een 1570-1887 raadselachtige bladzijde bij Geeraert Brandt, opgehelderd door Bonteman(Amsterdam, 1887) 7. tel', Oud-Holland, 1 (1883) 190-194. cxv.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, Amsterdamse schepenbrief cxliii.J.G. Frederiks van 18 en juliP.J. 1619. Frederiks, Kohier van den tweehonderdsten penning voor Amsterdam en GA 's-Hertogenbosch, N 2697, f 517, 18 november 1654. onderhoorige plaatsen over 1631 (Amsterdam, 1890) 63. cxvi.J.G. van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis der wisselbanken (Amsterdam, cxliv.GA Amsterdam, Middelburg, Familiearchief Delft, Bicker 544, 1632. N 857, f 85v, 1 september 1627. N 660-6A, Rotterdam (2 stukken; 's-Gravenhage, 1925) II, 711, 811, 824. f 95, 10 februari 1626; f 212, begin april 1626. N 661-9, f 125, 22 maart 1627. SA cxvii.J. Bouman, Bedijking, opkomst en bloei van de Beemster; voorafgegaan Antwerpen, door eene beschouInsolvente Boedelskamer 1844, ongedateerde Amsterdamse schepenbrief. wing van den vroegeren toestand van Noord-Holland (Purmerend, cxlv.GA Amsterdam, 1857) 105, 110, N 291, 135, f 244, 26 oktober 1623. Fonds het Schap 212, 26 oktober 1623. 147, 148, 302. In 1623 liet zijn weduwe een insinuatie cxlvi.GA uitgaan om Amsterdam, de pacht Weeskamer, van 28 Inbrengregister 9, f LVIv, 15 september 1568. morgen land in de Beemster te innen (GA Amsterdam, N 291, f 320, 27 november 1623).
cxlvii.In 1588 kocht hij een erf van 100 bij 40 voet buiten de Korsjespoort: clxxx.GA Rotterdam, GA Amsterdam, N 526, f 4, 3 januari 1675: huwelijkse voorwaarden, waarbij Willem wordt Kwijtscheldingen 6, f 253v, 8 mei 1588. geassisteerd door zijn oom mr. Willem Nieuwpoort, afgetreden raad en rentmeestercxlviii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 9, f LVI, 15 septembergeneraal 1568. van Idemde10, domeinen f van Holland. CXLIIv, i.m. 20 januari en 16 augustus 1600. clxxxi.GA Rotterdam, N 525, f 101, i.m. 21 maart 1675. N 1898, p. 678, 25 oktober 1727. N 1911, cxlix.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 7, f XLV, 12 augustus 1559.f 743, 24 november 1735. N 1912, p. 839, 25 oktober 1727; p. 956, 25 oktober 1727. N cl.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 5, f CCLXI, 15 februari 1553. 1977, f 89, 24 juli 1711. N 1982, f 479, 26 februari 1714. GA Utrecht, inv. Muller IIcli.Jan Cop heeft in de kwartierstaat van Anna Ytske Krüger nummer 44196. 3243, p. 211, 3 mei 1662. M.C. Sigal, `Nogmaals familie-aanteekeningen van het geslacht clii.Elias, De vroedschap, I, 215. Nieupoort (Schiedam)', De Nederlandsche Leeuw, 63 (1945-1946), 10. cliii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 3, f CXCIIIIv, i.m. clxxxii.SA 27 maart Antwerpen, 1549. Idem Insolvente 4, f Boedelskamer 1808, akte gepasseerd voor notaris L. Bylandt te CCXXXII, 28 augustus 1540. De kinderen van Jan Thymans waren: 's-Gravenhage Thyman op Jans, 24 februari 1728 betreffende de deling van 450.000 per resolutie van Claesgen Jans, Mary Jans (gehuwd met Jan Geryts Cop (1541-1597),dedie Staten-Generaal in 1566 om hetvan 24 februari 1695, toegeleijt aan de respective geïnteresseerden in geloof uitweek en op de Nieuwendijk in den blauwen Engel woonde), de driejarige Annaadmodiatie Jans van de helft der middelen vande convoijen en licenten over de (gehuwd met Andries van Paesschen uit 's-Hertogenbosch), GheertGeünieerde Jans (gehuwd Provinciën met tussen Willem Nieuwpoort en drie anderen. Cornelis Frans) en Willem Jans. clxxxiii.Zijn grootouders: Willem Willems Nieupoort, secretaris van Schiedam, en Ariaenken Joris cliv.Mededeling van S.A.C. Dudok van Heel te Amsterdam. (Doens) Beys; Jan Peters van Soerendonck van den Bos (uit 's-Hertogenbosch) en Margaclv.GA Amsterdam, Weeskamer, inbrengregister 7, f LXXIII, 2 augustus 1564. retha Voskuyl te Utrecht (M.C. Sigal, `Familie-aanteekeningen van het geslacht clvi.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 7, f XLVv, i.m. 26 april 1567.Nieupoort (Schiedam)', De Nederlandsche Leeuw, 56 (1938) 226, 227). clvii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 10, f CXLIII, 3 januari clxxxiv.SA 1587. In Antwerpen, de nalatenschap Insolvente Boedelskamer 1808, akte gepasseerd voor notaris L. Bylandt te van de begijn Lysbeth Jans Ouderogge bevonden zich twee huizen's-Gravenhage en erven, staende op 24 februari 1728 betreffende de deling van 450.000 per resolutie van beyde Braeck, gecomen van Sparreboom (N 26, p. 105, 30 augustus 1603). de Staten-Generaal van 24 februari 1695, toegeleijt aan de respective geïnteresseerden in clviii.GA Amsterdam, Familiearchief Backer 34, p. 1. de driejarige admodiatie van de helft der middelen vande convoijen en licenten over de clix.GA Amsterdam, N 580, p. 1115, 24 juni 1637. N 603, p. 416, 29 mei 1648; Geünieerde p. 473, 16 Provinciën oktober tussen Willem Nieuwpoort en drie anderen. 1648; p. 533, 1648. clxxxv.ARA 's-Gravenhage, Staten-Generaal 3317, f 534, 6 mei 1688; f 587v, 21 mei 1688. Idem clx.Kam, Waar was dat huis?, 23. 5623, 10, 12 en 27 november 1687. Idem 5624-I, 19 en 24 februari 1688. Idem 5624-II, clxi.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 18, f 255, 12 april 1622. 20 maart 1688; 25 maart 1688; 21 mei 1688. Admiraliteitscolleges 12, 15 december 1687; clxii.GA Amsterdam, Weeskamer, RB 7, f IIcXLIII, 3 november 1578. Inbrengregister 16 december 1687; 10, f12 januari 1688. GA Tilburg, Oud-administratief archief 1B, 17 maart CXLIIv, 17 mei 1577; f CLXXXIIv, 22 augustus 1578. 1689. Vgl. L.F.W. Adriaenssen, "Kleur voor Tilburgs laken. Lakenververijen in stad en clxiii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 18, f 255, 12 april 1622. meierij van Den Bosch en in Breda in de zeventiende eeuw", Noordbrabants Historisch clxiv.GA Amsterdam, Weeskamer, RB 7, f IIcXLIII, 3 november 1578. Jaarboek, XVI (1999). clxv.GA Amsterdam, Weeskamer, Boedelpapieren lade 68, 11 juni 1576. clxxxvi.O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, residerende in het buitenclxvi.GA Amsterdam, Thesaurieren Ordinaris 262, f LXXIIv. land 1584-1810 ('s-Gravenhage, 1976) 58. clxvii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 10, f CLXXXIII, clxxxvii.ARA 22 augustus 1578. 's-Gravenhage, Hof van Holland 949, no. 17, 19 maart 1728. Civiele processen I, Dclxviii.GA Haarlem, N 90, f XLI, 12 maart 1619. 6, 1725-1727. clxix.GA Amsterdam, N 41, lias 159, f 414, 5 oktober 1619. clxxxviii.GA Rotterdam, N 525, f 101, i.m. 21 maart 1664. N 1616, no. 219, 30 mei 1701. N 1977, clxx.GA Amsterdam, N 25, p. 555, 5 juli 1602 (testament). f 41, 14 juli 1711; f 85, 24 juli 1711; f 440, 30 november 1711. GA Amsterdam, N 2726, clxxi.Huwelijkse voorwaarden: GA Amsterdam, N 24, f 237v, 23 juli 1598. Jan no.werd 420,geassisteerd 29 augustus 1665. ARA 's-Gravenhage, Hof van Holland 861, no. 47, 13 april door zijn petemoei Griet Jans, weduwe van Garbrant Jacobs, en zijn 1696.oom Jan Thym Ouwerog. clxxxix.Zie voor haar familie en voorgeslacht SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1815, clxxii.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 17, f 327v, 16 mei 1619; f 329, genealogieën 14 juli 1623. Splinter, Van Weede en Warmont. De Nederlandsche Leeuw, 30 (1912) clxxiii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844. 176. clxxiv.GA Amsterdam, N 25, p. 214, 9 februari 1601; p. 487, 29 mei cxc.GA 1602; Utrecht, p. 523, 25inv. juniMuller 1602. II-3243, p. 126, 24 februari 1699; p. 206, 28 maart 1699. GA Weeskamer, Inbrengregister 14, f 264v, 23 augustus 1606. 's-Gravenhage, N 1777, p. 123, 28 april 1743. N 4145, p. 177, 26 mei 1798. N 4164, p. clxxv.GA Amsterdam, Weeskamer, Inbrengregister 18, f 255, 12 april 1622. N 178, 2726, 12 no. oktober 420, 29 1805. SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer, inv. Denucé 1450, augustus 1665. GA Rotterdam, N 379, no. 122, 9 april 1667; no. 123, testament 9 aprilvan 1667. Nicolaus N Einloust, Den Haag 10 oktober 1720; staat en inventaris van de 414, no. 163, 27 april 1668. N 1003, f 383v, 15 januari 1681 (vermelding nalatenschapvan vaneen Johan Ouderogge, 30 augustus 1723. H.J.M. van Rooij, Het oud-archief obligatie op naam van Cornelis Ouderogge van 3000 de dato 11 mei van 1653 het ten Groot-Ziekengasthuis laste van te 's-Hertogenbosch (3 dln.; 's-Hertogenbosch, 1963) I, de admiraliteit van Rotterdam). 287, no. 3526-3536, (anno 1771). Door voortijdig overlijden bleven de op 24 augustus clxxvi.GA Rotterdam, N 525, f 46, 1 maart 1672: testament. 1680, 3 januari 1682 en 3 februari 1684 gestorven kinderen buiten de erfenis. clxxvii.E.A. Engelbrecht, De vroedschap van Rotterdam 1572-1795 (Rotterdam, cxci.GA Rotterdam, 1973) 95.N 1982, f 1517, 28 juni 1714; f 1520, 28 juni 1714. GA 's-Gravenhage, N clxxviii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1815, genealogie Nobel. 1777, p. 93, 4 april 1743. clxxix.GA 's-Gravenhage, N 422, p. 333, 1 mei 1692; p. 345, 2 mei 1692. cxcii.Vgl. Transportregister M.G. Wildeman, 19, no. `De oudste grafboeken der Groote of St. Jacobskerk te 's-Gravenhage', 1318, 16 mei 1727. GA Rotterdam, N 975, f 591, 17 mei 1685. Algemeen SA Antwerpen, Nederlandsch Familieblad, 12 (1895) 208. Insolvente Boedelskamer 1844, lossingen de dato 6 juni 1730, cxciii.Zie 14 mei ook1732 Wildeman, en 23 april `De oudste grafboeken', 210, 217. 1737 van een op 1 mei 1727 door Florentia gesloten persoonlijk cxciv.GA obligatie Utrecht, van notaris 4000. Pieter Leechburch, f 203, 7 augustus 1677; f 59, 15 juni 1689; f 118, 25 maart 1690; f ?, 5 januari 1693. cxcv.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, boedelrekeningen 1711-1719.
cxcvi.A.J. Servaas van Rooijen, `Wie er in 1715 in de 'Noord-Oostenrijksche' ccxxii.GA Buurt Rotterdam, (Voorhout N 956, enz.)f 791, 10 oktober 1685; f 975, 31 december 1685. N 1262, no. 264, te 's-Gravenhage woonden', De Nederlandsche Leeuw, 11 (1893) 82, 1383. november `De 'Rijkdom' 1690. N 1369, no. 110, 10 augustus 1688. van 's Gravenhage in 1742', Algemeen Nederlandsch Familieblad, ccxxiii.GA Rotterdam, no. 82 (12 N januari 958, f 194, 28 maart 1687. 1884) 5. ccxxiv.GA Rotterdam, N 956, f 975, 31 december 1685. cxcvii.GA 's-Gravenhage, Transportregister 19, no. 1293, 2 mei 1727. ccxxv.GA In 1766 Rotterdam, verkochten N 925, zijnf 197, 15 februari 1685. N 975, f 520, 20 maart 1685 (testament). executeurs testamentair dit huis met de behangsels, spiegels ccxxvi.GA en schilderingen Rotterdam, Nin 956, def 749, 10 september 1685. schoorsteen en boven de deuren voor 8200, exclusief 410 ccxxvii.GA rantsoenpenningen Rotterdam,enN958, 100 f 334, 16 mei 1687. voor de meubels (Transportregister 23, no. 1114, 30 april 1766). ccxxviii.GA Rotterdam, N 925, f 665, 6 augustus 1687. cxcviii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1845, inventaris de ccxxix.GA dato 27 februari Rotterdam, 1765, N 1899, nog no. 165, 28 juli 1729. door Vincent zelf gemaakt; akte van deling, november 1767ccxxx.GA Rotterdam, N 1616, no. 109, 19 maart 1701. cxcix.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844. ccxxxi.GA Rotterdam, N 378, no. 313, 22 november 1664. N 744, f 76, 18 oktober 1667. N 1028, f cc.Daar althans bevindt zich in de Sint-Martinuskerk hun rouwkas, voorzien van 1834, de 28 kwartieren juni 1667. en de geslachtswapens (Belonje, `Genealogische en heraldischeccxxxii.GA gedenkwaardigheden', Rotterdam, N 314). 397, f 263, 3 december 1665. cci.J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermondccxxxiii.GA en van de bisdommen Rotterdam,die N 924, het f 807, 13 juni 1682. in deze gewesten zijn voorafgegaan, dl. III (Roermond, 1892) ccxxxiv.GA 384, 385. Rotterdam, N 924, f 799, 9 juni 1682. ccii.Wildeman, `De oudste grafboeken', 208. Van Rooij, Het ccxxxv.GA oud-archiefRotterdam, van het N Groot955, f 761, 13 augustus 1684. N 1401, f 146, 9 juli 1683. Ziekengasthuis, I, 287, no. 3526-3536. C. Hoek, `De leenkamers ccxxxvi.J. Oudaen, van de Poëzy, heren II, van297-300. Wassenaar', Ons Voorgeslacht, 33 (1978) 110. ccxxxvii.GA Rotterdam, N 924, f 787, 6 juni 1682. cciii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1819. ccxxxviii.GA Rotterdam, N 414, no. 163, 27 april 1668. N 1105, no. 198, 9 april 1682. cciv.`Het Geslacht Diert', Algemeen Nederlandsch Familieblad, no. 41ccxxxix.GA (4 oktober 1883) Rotterdam, 3. N 1803, p. 81, 20 januari 1718. N 1886, p. 803, 8 juni 1723. ccv.Wildeman, `De oudste grafboeken', 208, 217. ccxl.GA Rotterdam, N 744, f 23, 11 maart 1669. ccvi.GA Rotterdam, N 982, f 1517, 28 juni 1714; f 1520, 28 juni 1714. ccxli.GA Rotterdam, N 1335, f 141, 17 januari 1694. ccvii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, gedrukt Latijns ccxlii.GA doodsbericht. Rotterdam, J. N Belonje, 1106, f 210, 27 november 1682. `Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in enccxliii.GA uit de kerken Rotterdam, der provincie N 1828, f 405, 31 augustus 1719. Limburg met een supplement betreffende de Belgische en Duitse ccxliv.J.C. grensgebieden', van der Loos, Publica`Eene priesterlijst van 1741', Bijdragen voor de geschiedenis van het tions de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, 96-97 bisdom (1960-1961) van Haarlem, 315 XLVII (1929) 68, 82. J.H. Hofman en A. van Lommel, `Naamlijst (rouwkas Sint-Martinus te Venlo). der EE. heeren pastoors van de Hollandsche Zending over de jaren 1710 tot 1770', ccviii.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1820, rekeningen van 1720-1745 Archief envoor 1751-1756. de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, IV (1877) 34. A.F. van Beurden, `Venlosche schepenzegels', De Nederlandsche ccxlv.A.Leeuw, v[an]17L[ommel], (1899) 1899 `Nuncii Bruxellensis ejusdem Missionis Superioris a Bartholomaeo 40. P.C. Molhuysen en P.J. Blok, Nieuw Nederlandsch biografisch Soffredini woordenboek ejus Auditore (10 accurate expositus. A 1758', Archief voor de geschiedenis van dln.; Leiden, 1911-1937) VII, 2, 3. het aartsbisdom Utrecht, VIII (1880) 335. ccix.Molhuysen en Blok, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, ccxlvi.SA IX, 8. Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844, boedelinventaris van 30 juli 1770; rekening ccx.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1808, voor notaris Gerard van Assendelft van de nalatenschap te Delft op van 21 april 1772. Idem 1845, het testament de dato. 1 oktober 1686 gepasseerde akte. ccxi.SA Antwerpen, Insolvente Boedelskamer 1844. ccxii.Molhuysen en Blok, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, IX, 7. ccxiii.H.H.H. Uyttenbroeck, Bijdragen tot de geschiedenis van Venlo, dl. III (Venlo, 1912) 10, 11, 20, 28, 36, 60. ccxiv.GA Rotterdam, N 678, f 264, 20 februari 1655. ccxv.Streekarchief Oosterhout, Geertruidenberg R 23, f 219, 5 april 1644; f 225, 5 mei 1644. GA Rotterdam, N 1028, f 183, 28 juni 1667. N 1369, no. 66, 12 mei 1688. J.H. van Mosselveld, `Het regentenbord in de Nederlands-Hervormde kerk te Geertruidenberg', Jaarboek van de Geschied- en oudheidkundige kring van stad en land van Breda `de Oranjeboom', 20 (1967) 83. ccxvi.GA Rotterdam, N 956, f 723, 5 september 1685. ccxvii.GA Rotterdam, Ambtenboek 1, f 19v, 24 mei 1647. Idem 2, f 127v, 29 januari 1671. ccxviii.`Het Geslacht de Monchy', Algemeen Nederlandsch Familieblad, no. 134 (17 mei 1884) 2: Jan Ouderogge bezat in 1702 een huis te Gouda aan de Gouwe, waerin jegentwoordigh de Roomsch Catholycke Godsdienst werd gedaen. ccxix.GA Rotterdam, N 356, no. 79, 3 februari 1648. Dirck Ouderogge testeerde twee dagen voor zijn overlijden nogmaals (N 356, no. 220. ccxx.GA Rotterdam, N 524, f 63 (21), 30 oktober 1670. N 956, f 229, 13 maart 1685. N 1105, no. 246, 6 mei 1682. N 1106, f 244A, 18 december 1682; f 272, 2 juni 1682. N 1108, no. 186, 2 augustus 1684. N 1401, f 2, 6 mei 1682; f 68, 16 november 1682. ccxxi.Op 22 juni 1669, 9 augustus 1669 en 21 september 1672 overleden kinderen te Rotterdam.