OPZET KLIMAATPLAN
11-2-04
Samenvatting Deze notitie voorziet in de opzet van het klimaatplan voor Nijmegen. Dit is de voortzetting het Nijmeegse energiebeleid. Actualisering was sowieso nodig omdat oude plan uit 1997 stamt. De opzet omschrijft doelen en taakstellingen. In het collegeakkoord (2002-2006) is een aanzet gemaakt met de formulering van belangrijke energiedoelen. Het klimaatplan is de uitwerking ervan. Het richt zich op de thema's: gemeentelijke gebouwen en installaties, woningbouw, bedrijven, verkeer en vervoer en duurzame energie. Bij het thema verkeer en vervoer is een link met het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit. Uitgangspunt is de inzet van de energiebeleidsmedewerker en lopende projecten. Met dit klimaatplan kan bij VROM extra subsidie worden aangevraagd. Hiermee kunnen bestaande activiteiten worden verbreedt en verdiept. Als het subsidieverzoek wordt gehonoreerd kan het klimaatbeleid beter worden uitgevoerd. Er is geen aanvullende dekking vanuit gemeente noodzakelijk. Het plan wordt nog uitgewerkt. Gesprekken met verschillende organisatieonderdelen moeten nog plaatsvinden.
Waarom een Nijmeegs klimaatplan? Aangekondigd door het College In het Collegeakkoord (2002-2006) is aangekondigd dat we mee gaan doen aan het landelijke klimaatconvenant. Hierbij is het ambitieniveau genoemd en zijn enkele taakstellingen geformuleerd. Dit Klimaatplan geeft invulling aan onze gemeentelijke taken voor dit convenant. Het is een logisch vervolg op het vorige energieplan Op 14 mei 1997 is door de Raad het Energiebeleidsplan 1997 vastgesteld. Ruim vijf jaar later zijn meerdere activiteiten uitgevoerd en processen in gang gezet. In deze periode heeft ook de liberalisering van de energiemarkt vorm gekregen. Hierdoor hebben gemeenten een andere rol gekregen. Gemeente Nijmegen heeft bijvoorbeeld de aandelen in de regionale energiebedrijven NUON en GGR-gas verkocht. Door nieuwe energiewetgeving zijn voor de gemeente nieuwe instrumenten beschikbaar. In de eerste maanden van 2002 is binnen de gemeente het energiebeleid geëvalueerd. Dit is gedaan door Novem in het kader van een zogenaamde Klimaatscan. Aanbevolen is de activiteiten voort te zetten en in te zetten op het ambitieniveau dat door het college is overgenomen. Dit Klimaatplan geeft een vervolg op de energieactiviteiten die we reeds uitvoerden. Het geeft daarnaast invulling aan het klimaatverbond dat we in 1993 hebben ondertekend. Hierbij is een CO2-reductie van 50% in 2010 (ten opzichte van 1990) voorgesteld. Dit bedrag is niet realistisch gebleken. Tevens is het een uitwerking van het thema energie uit het Nijmeegs Milieubeleidsplan (2002-2005) en kent overlappingen met het luchtbeleid. "Klimaat" sluit beter aan bij ontwikkelingen rond "energie" Landelijk heeft het energiebeleid zich ontwikkeld tot wat nu klimaatbeleid wordt genoemd. De CO2-emissie tengevolge van fossiel energieverbruik is de belangrijkste veroorzaker van het versterkte broeikaseffect. Dit is mede oorzaak van het klimaatverandering. De laatste jaren zijn de gevolgen voor Nijmegen beter in beeld gekomen. Hoewel er andere broeikasgassen zijn dan
CO2 waar we lokaal geen instrumentarium op kunnen ontwikkelen, past de term klimaatbeleid ook voor Nijmegen beter dan energiebeleid. Realistische doelstelling Meer dan 10 jaar geleden was het gebruikelijk om hoge doelstellingen te formuleren voor lokaal energiebeleid. Dit is niet realistisch gebleken. Voor het klimaatconvenant is het zelfs niet meer vereist om een bepaald CO2-reductie percentage op te nemen. Hier staat tegenover dat meer duidelijkheid is ontstaan over de belangrijke rol die gemeenten hebben bij het realiseren van de nationale doelstelling. Steeds minder vrijblijvend Het is nog niet verplicht deel te nemen aan het Klimaatconvenant. Veel gemeenten maken echter wel gebruik van de BANS-regeling. Uitvoering van klimaatbeleid wordt steeds minder vrijblijvend. Deze ontwikkeling is te zien bij: de Energie Prestatie Norm, de verruimde reikwijdte van de Wet Milieubeheer en nu met de Energy Performance Directive, die ons wordt opgelegd vanuit Europa. Uitvoering van dit klimaatplan loopt in de pas bij toekomstige nationale en Europese beleidsontwikkeling. Wat wil VROM Om de Kyoto-doelstelling voor CO2-reductie (6% in 2010 t.o.v. 1990) te behalen is er nog een forse inspanning nodig. Dit wordt algemeen onderkend door Rijk, provincies en gemeenten. In het kader van dit klimaatconvenant: het Bestuurs Akkoord Nieuwe Stijl (BANS) zijn landelijk reeds afspraken gemaakt over de aanpak van het onderwerp klimaatverandering. Van gemeenten die (vrijwillig) meedoen wordt een verwacht dat ze een aantal verplichte taakstellingen op zich nemen en daarnaast 10 aanvullende taakstellingen kiezen. De verplichte taakstellingen zijn weergegeven in de bijlage. Het levert ons aanvullend financiering Tegenover dit Klimaatplan staat een extra financiële ondersteuning voor de gemeente. Dit is ongeveer € 380.000,-. Naast de inzet die we nu plegen (energiebeleidsmedewerker: 0,94 ft = 1200 uur / jr.) kunnen we er extra ondersteuning mee betalen. Dit betekent dat we meer activiteiten beter kunnen uitvoeren. Uitvoering van het klimaatplan is reeds opgenomen in de Stadsbegroting. Aan de financiële ondersteuning zijn voorwaarden verbonden. De verwachting is dat een uitwerking van deze opzet gehonoreerd zal worden, wanneer subsidieaanvraag tijdig wordt ingediend.
Belang van energiebesparing ook voor Nijmegen Verbruik van fossiele brandstoffen heeft ernstige gevolgen voor het milieu. Het verstekte broeikaseffect is ook in Nijmegen merkbaar. Door extremer weer (mede het gevolg van het versterkte broeikaseffect) moet de Waal bij tijden heel veel water verwerken of juist heel weinig. De fysieke en economische effecten zijn voor de gemeente aanzienlijk (dijkteruglegging, fietsbrug invaren, onderspoeling kademuur). Ook is er effect meetbaar voor de natuur. De temperatuurverhoging, die mede het gevolg is van het versterkte broeikaseffect, heeft effect op mens dier en plant. Ook luchtverontreiniging is een belangrijk milieu- en gezondheidseffect ten gevolge van fossiele verbranding. Daarnaast wordt het aandeel van energiekosten in de woonlasten belangrijker.
2
Consequenties voor programma's en externe doelgroepen Programma wonen De provincie heeft door laten rekenen welke inspanning geleverd moet worden om aan de Kyoto-doestelling voor woningbouw te voldoen. De uitkomst is dat voor alle nieuwbouwprojecten meer geleverd moet worden dan de norm en dat bij alle herstructureringsprojecten woningen tot in de schil aangepakt moeten worden. De provincie wil energievoorwaarden opnemen in de ISV II voorwaarden. De berekening geldt dus ook voor onze gemeente. We zetten daarom in op verdergaande energiebesparing waarbij de relatief lage meerinvesteringen zich snel terugverdienen. Omdat gebouwen lang meegaan is het belangrijk vooruit te lopen op toekomstige wetgeving. Het zou immers jammer zijn om niet nu besparingen te realiseren die zich over de gehele levensduur van de gebouwen terugverdienen. De energievoorwaarden worden opgenomen in voorwaarden voor gronduitgifte. Over de voorwaarden worden betrokkenen geïnformeerd. Het gaat om corporaties en projectontwikkelaars. Voor relevante locaties ondersteunt de gemeente door het uitvoeren van energieverkenningen. Voor de Waalsprong zijn de gewenste en afgesproken energieprestaties op gebouw- en locatieniveau bijna vastgelegd. De overige locaties worden daarmee niet concurrerend voor de Waalsprong. Omdat andere gemeenten, ook in de regio, dezelfde voorwaarden overwegen is dus geen sprake van concurrentie. Economisch programma Bedrijven hebben reeds te maken met energiebesparing via de verruimde reikwijdte van de wet Milieubeheer. Op dit vlak wordt een project uitgevoerd waarbij gestreefd wordt naar een uniforme benadering bij vergunningvoorschriften en nadere eisen over energie. Voor nieuwbouw gelden aangescherpte energievoorwaarden. Onderzoek heeft aangetoond dat met een relatief lage meerinvestering onder de norm gescoord kan worden waarbij de terugverdientijd overeenkomstig met de regels uit de Wet Milieubeheer. Als het gaat om bedrijventerreinen dienen zich mogelijkheden aan om de energievoorziening te optimaliseren. Hiervoor moeten energieverkenningen worden uitgevoerd. Op terreinniveau zijn er daarnaast mogelijkheden voor parkmanagement. De gemeente heeft hierin een belangrijke rol. Verschillende bedrijven hebben aangegeven hierin geïnteresseerd te zijn. Daarnaast hebben verschillende bedrijven het energieconvenant Meer Jaren Afspraak 2 ondertekend. Hiermee geven ze aan dat ze ook buiten de bedrijfsgrenzen willen kijken naar energieoptimalisatie en duurzame energie. De gemeente heeft dit convenant ook ondertekend. D.w.z. voorstel is naar college. behandeld. RO programma Voor dit programma is van belang dat energievoorwaarden voor gebouwen in bestemmingsplannen worden opgenomen. Grote impact op ruimtelijke ordening hebben windturbines. Voor windturbines op de Grift is reeds een MER uitgevoerd. In de regionale gebiedvisie, die momenteel wordt opgesteld met provincie, Overbetuwe, Lingewaard en Beuningen, komt deze locatie als de beste (boven de Waal) naar voren. Een Plan van aanpak voor realisatie van dit windproject is in de maak. Onderzocht wordt of ook kleine turbines in Nijmegen toegepast kunnen worden. Mobiliteitsprogramma Nader invullen. Zie ook luchtkwaliteit.
3
DOELEN, TAAKSTELLINGEN EN PROJECTEN Thema's Voor het klimaatbeleid onderscheiden we verschillende thema's: • Algemeen; • Gemeentelijke gebouwen en installaties; • Woningbouw (nieuw en bestaand); • Bedrijven inclusief utiliteitsbouw; • Verkeer en vervoer; • Duurzame Energie Voor deze thema's worden doelstellingen geformuleerd die gerelateerd zijn aan nationaal klimaatbeleid en kunnen worden bereikt door inzet van lokale instrumenten. Voor de doelen zijn een of meerdere taakstellingen geformuleerd. Een taakstelling wordt uitgevoerd door het organisatieonderdeel dat daarvoor verantwoordelijk is en bevoegdheid heeft om energiebesparende maatregelen in gang te zetten. Vervolgens worden bij deze taakstellingen projecten geformuleerd. Dit klimaatplan voorziet taakeigenaar van het benodigde budget om taak uit te kunnen voeren. Per taakstelling zijn een of meer projecten geformuleerd. In de bijlage van het definitieve klimaatplan zijn deze projecten uitgewerkt. Momenteel overlegt de energiebeleidsmedewerker met verschillende organisatieonderdelen waar energie taakstellingen neergelegd zouden kunnen/moeten worden. Met afdelingshoofden wordt het idee besproken om een taak met projecten over te nemen in ruil voor een bijdrage in de kosten.
4
Bijlage Verplichte taakstellingen BANS (subsidie VROM) Woningbouw Nieuwbouw
Bestaande
•
Toepassen van een EPL van minimaal 6,5 in woningbouwprojecten met meer dan 250 woningen.
•
De inspanningsverplichting om bij nieuwbouw een verscherping van de EPC met 5-10% te bereiken.
•
Toepassen van een EPL van minimaal 6,0 bij renovatie- en herstructureringsprojecten met meer dan 250 woningen.
•
Plan van Aanpak opgesteld voor uitvoering van EPA voor particuliere en huur-woningen.
•
Minimaal 30 % van de bestaande woningen is voorzien van een EPA.
•
Realisering van minimaal 2 randvoorwaarden voor verbeteren toepassing duurzame energiebronnen.
bouw
Duurzame energie •
DE-scan is uitgevoerd.
•
Bij uitbreidingsplannen is sprake van minimaal 70% zongerichte verkaveling.
•
In bestemmingsplannen worden (indien relevant) locaties voor windenergie bestemd die voortvloeien uit het provinciaal beleid dan wel het BLOW.
•
De gemeente voert actief beleid voor inzameling en ter beschikking stellen van biomassareststromen voor energieopwekking.
Toelichting EPC en EPN Via de in het Bouwbesluit opgenomen energieprestatienorm (EPN) en de daaruit voortvloeiende energieprestatiecoëfficiënt (EPC) wordt een eis gesteld aan de mate van energiezuinigheid van nieuwbouw. De EPC heeft betrekking op de berekende gebouwgebonden energie. De EPC wordt bepaald volgens een genormeerde berekening (NEN 5128). Hoe kleiner de EPC, des te beter de energiekwaliteit van de woning. Vanaf 1996 is de EPN wettelijk vastgelegd. In 1996 en 1997 was de EPN 1,4. In 1998 en 1999 was dat 1,2 .Voor woningen is de EPN in 2000 aangescherpt naar 1,0. Voor 1996 golden alleen isolatienormen. Toelichting EPA Een Energie Prestatie Advies (EPA) is een advies voor bestaande woningen. Het geeft een beeld van de energiekwaliteit en de besparingsmogelijkheden. Toelichting EPL Ter stimulering van efficiënte en duurzame energietechnieken buiten de woningen is de energieprestatie op locatie (EPL) in het leven geroepen. In de EPL worden zowel energiebesparingen op woningniveau als besparingen door alternatieve energievoorzieningen meegewogen. Alternatieve energievoorzieningen zijn bijvoorbeeld warmtelevering op basis van een grootschalige warmtepomp. Bij de berekening van de EPL voor een bepaalde locatie wordt een gestandaardiseerde methodiek toegepast. De EPL van een nieuwbouwwijk, waar woningen volgens de EPN van 1,0 worden gebouwd, is 6,0. Een wijk waar alle energie wordt betrokken uit duurzame bronnen krijgt een EPL van 10,0. Voor de Waalsprong wordt een EPL van 7,4 voor warmte gerealiseerd. Met windturbines erbij wordt de EPL 8,1.
5