Opleidingsprofiel van de Bacheloropleiding Bedrijfskunde MER
Landelijk opleidingsoverleg Bedrijfskunde MER
Colofon
Inhoudsopgave
Titel: Opleidingsprofiel van de Bacheloropleiding Bedrijfskunde MER Subtitel: Competentieprofiel van de HBO-Bacheloropleiding CROHO 34139 Opleiding voor Bedrijfskunde MER Publicatie: maart 2014 Opdrachtgever: Landelijk Opleidingsoverleg Bedrijfskunde MER (LOO BKM)
Colofon 2 Voorwoord 5 Inleiding 6
Namens: Avans Hogeschool Christelijke Hogeschool Ede De Haagse Hogeschool Fontys Hogeschool Hanze Hogeschool Groningen Hogeschool Inholland Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool Windesheim HZ University of Applied Sciences Hogeschool van Amsterdam Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Saxion Hogeschool Enschede Redactie: • Drs. Danny Brouwer, voorzitter LOO Bedrijfskunde MER • Mr. Bert Wildering, secretaris LOO Bedrijfskunde MER • Marjolein Moonen MBA, penningmeester LOO Bedrijfskunde MER • Drs. Albert Jansen Schoonhoven, bestuurslid LOO Bedrijfskunde MER • Jan Leen, lid LOO Bedrijfskunde MER • Drs. Thea de Vries, zelfstandig onderwijskundig adviseur Grafisch ontwerp: Jeroen Reith, Buro Gom, Arnhem
Deel I Beroepspraktijk, trends en ontwikkelingen 9 Wat van de opleiding Bedrijfskunde MER wordt verwacht 10 1 Beroepspraktijk en rollen van de BKM’er 10 Beroepspraktijk van de BKM’er 10 Rollen van de BKM’er 11 2 Trends en ontwikkelingen 12 3 Samenvatting 17 Deel II Kenmerken en kwaliteit van bedrijfskundig handelen 19 Wat de afgestudeerde Bedrijfskundige MER biedt 20 1 Basiskenmerken van bedrijfskundig handelen 20 2 Competentieprofiel Bedrijfskunde MER 21 3 Theoretische kennis: de kernvakgebieden 27 4 Bedrijfskundige handelingscyclus en onderzoek 33 5 De bedrijfskundige kenniswerker 34 Deel III Verantwoording 41 Referenties 42 Bijlage A Bedrijfskunde MER in historisch perspectief 45 Bijlage B Nederlands Qualification Framework en de Dublin-descriptoren 49 Bijlage C Standaard Bachelor of Business Administration 52 Bijlage D Beroepsillustraties 55 Uitwerking beroepsillustraties 57 Bijlage E Kennis en Kennishandelingen 61 Bijlage F Toelichting bij niveau-aanduiding bedrijfskundig denken en handelen 62 Bijlage G Toelichting Onderzoeksmodel 65 Bijlage H Opsomming feedback van het werkveld bij het opleidingsprofiel 67 Bijlage I Overzicht van de betrokkenen bij de ontwikkeling van het Opleidingsprofiel 70
© LOO Bedrijfskunde MER Het copyright geldt voor activiteiten met commercieel gebruik. Wanneer uit deze uitgave gegevens worden overgenomen dient de bron te worden vermeld. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopie, opnamen, of op enige andere manier zonder voorafgaande schrif telijke toestemming van de redactie.
2
3
Voorwoord Het Landelijk Opleidingsoverleg Bedrijfskunde MER (LOO BKM) heeft zich in de afgelopen periode intensief bezig gehouden met de aanpassing van het landelijk opleidingsprofiel. De volgende redenen vormen de aanleiding voor de herpositionering van de bacheloropleiding Bedrijfskunde MER (BKM): • Het besluit om de naam opleiding voor Management, Economie en Recht (MER) in september 2012 te wijzigen in Bedrijfskunde MER (BKM) maakte het noodzakelijk om het competentieprofiel een meer bedrijfskundig karakter te geven; • Het verzoek van de Sectorraad Hoger Economisch Onderwijs (HEO) om de BBA-Standaard naar de opleiding BKM te vertalen 1 ; • Omgevingsontwikkelingen binnen het bedrijfskundig werkveld; • Eisen vanuit het HEO m.b.t. onderzoek.
Ten slotte ben ik ervan overtuigd dat de opleiding Bedrijfskunde MER met dit document een stevig en herkenbaar fundament heeft gekregen. Voor de komende jaren worden alle betrokkenen hiermee in staat gesteld een krachtige bedrijfskundige opleiding neer te zetten. Drs. Danny Brouwer, voorzitter LOO BKM
Vergeleken met het vorige profiel uit 2008 zijn de volgende zaken veranderd of aangescherpt: Het profiel is duidelijker geformuleerd; het kenmerkende van Bedrijfskunde MER (met name de integrale bedrijfskundige benadering) is explicieter verwoord; • De eindkwalificaties (taakcompetenties) zijn herzien; De oude eindkwalificaties verwezen vooral naar disciplines/vakken, de nieuwe eindkwalificaties zijn meer vanuit de taak/ rol van de bedrijfskundige beschreven 2 ; • Generieke competenties zijn meer vanuit een bedrijfskundig perspectief verwoord; • De BBA standaard is er in verwerkt; • Het werkveld is nadrukkelijk betrokken bij de totstandkoming van dit profiel; • Onderzoek is een belangrijk onderdeel geworden van het competentieprofiel; • De beroepspraktijk en externe maatschappelijke ontwikkelingen zijn geactualiseerd. Met dit nieuwe opleidingsprofiel wordt het bedrijfskundige karakter van de opleiding duidelijker zichtbaar en herkenbaar. Het profiel is besproken en geaccordeerd door vertegenwoordigers van het regionale werkveld, een brede vertegenwoordiging van de betrokken hogescholen en de Vereniging van Hogescholen. Het hele proces stond onder leiding van Drs. Thea de Vries, zelfstandig onderwijskundig adviseur. Verder een speciaal woord van dank aan Jan Leen, die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de inhoudelijke kant van het nieuwe profiel. 1 Voorjaar 2014 is in de Sector Economie aan de orde geweest op welke wijze invulling wordt gegeven aan wetswijzigingen ten aanzien van de graadtoekenning en het clustergewijs accrediteren. Door de gelijkschakeling van graden in WO en HBO, wordt in de Sector Economie overwogen de graad Bachelor of Business Administration te laten vervallen en de graad Bachelor of Science of Bachelor of Arts in te voeren. Deze actualiteit maakt dat het niet langer opportuun is te spreken over de BBA-Standaard. De BBA-standaard gaat daarom in de toekomst inhoudelijk ongewijzigd door het leven als HEO-standaard. 2 Wat de gevolgen zijn van deze wijziging voor het huidige curriculum verschilt per hogeschool.
4
5
Inleiding Aanleiding voor de ontwikkeling van een nieuw opleidingsprofiel Landelijk Opleidingsoverleg Bedrijfskunde MER Het LOO BKM heeft zicht tot doel gesteld eens in de zes jaar het opleidingsprofiel te herijken. In juni 2008 verscheen ‘Management Economie en Recht, Competentieprofiel voor de HBOBacheloropleiding’. Niet alleen de naam van de opleiding is sindsdien veranderd, er zijn ontwikkelingen die het noodzakelijk maken om het profiel te actualiseren. Van Management Economie en Recht naar Bedrijfskunde MER Vanaf 2008 heeft het Landelijk Opleidingsoverleg (LOO) geijverd voor een nieuwe naam die recht doet aan de stevige bedrijfskundige oriëntatie van de opleiding. De vlag dekte de lading al jaren niet meer 1. Gekozen is voor Bedrijfskunde MER. Met behoud van de afkorting MER blijft voorop staan dat de opleiding nog steeds stevig is verankerd in de sector Economie en zich niet wil bewegen in de richting van het technische domein met bijvoorbeeld de opleiding Technische Bedrijfskunde. De nieuwe naam BKM wordt vanaf september 2012 gevoerd door alle bij het LOO aangesloten hogescholen. Opdracht HBO-raad In opdracht van de HBO-raad (nu Vereniging voor Hogescholen) is in 2012 het nieuwe competentieprofiel tot stand gekomen met de bedoeling om dit profiel op een later tijdstip in te bedden in een geactualiseerd opleidingsprofiel, waarin ook de inmiddels in de sector Economie ingevoerde standaard voor de Bachelor of Business Administration (BBA) verwerkt zou moeten zijn. In het nieuw te formuleren opleidingsprofiel zou tenslotte ook duidelijk moeten worden hoe Bedrijfskunde MER het eindniveau landelijk zal borgen. Doelstelling Dit opleidingsprofiel is een landelijk document van de gezamenlijke BKM-opleidingen. Het bevat de landelijk vastgelegde en vastgestelde competenties voor de opleiding BKM. Het vormt een ijkpunt voor en legitimering van de curricula van de diverse opleidingen, gericht op de realisatie van de eindcompetenties. Het opleidingsprofiel bevat ook de kenmerken van een beroepsprofiel 2. Het moet immers gefundeerd zijn op een voor het afnemende beroepenveld en studenten herkenbaar en actueel beeld van het beroep. Dit beroepsbeeld krijgt betekenis in de context van de beroeps-praktijk en de ontwikkelingen hierin. Het beroepsbeeld krijgt tevens een bredere betekenis in de context van algemeen maatschappelijke en onderwijskun-
dige ontwikkelingen. Het opleidingsprofiel is voorts een strategisch document, waarin duidelijk wordt met welk deel van de arbeidsmarkt de opleiding zal communiceren en waarover. Het profiel maakt de ambitie van de opleiding zichtbaar. Verder biedt het opleidingsprofiel op tactisch niveau een kader waarbinnen opleiding en werkveld leren op het werk en leren ‘op school’ kunnen afstemmen. Het opleidingsprofiel is tevens een verantwoordingsdocument. Opbouw Het opleidingsprofiel bestaat uit drie onderdelen: de relevante trends en ontwikkelingen in de beroepspraktijk, de basisomschrijvingen en de gemaakte keuzes in het profiel en de verantwoording hiervan. Een nadere toelichting bij deze omschrijvingen en de verantwoording staan in de bijlagen. Beroepspraktijk, trends en ontwikkelingen Het opleidingsprofiel wordt in de vorm van een offerte gepresenteerd. In deel één komt de vraagkant aan de orde. Wat van de opleiding BKM wordt verwacht, wordt duidelijk gemaakt in een beschrijving van de beroepspraktijk en de rollen van de (afgestudeerde) BKM’er in de huidige tijd. Hierna volgt een beschrijving van de trends in de context van deze beroepspraktijk en de ontwikkelingen in het Hoger Economisch Onderwijs. Deel één laat met name de verwachtingen ten aanzien van de opleiding zien. Kenmerken en kwaliteit bedrijfskundig handelen In deel twee komt de aanbodkant aan de orde. Hierin wordt duidelijk op welke wijze de opleiding aan de gestelde verwachtingen zal voldoen. De kenmerken en de kwaliteit van bedrijfskundig handelen van de afgestudeerde BKM’er worden uitgewerkt in de competenties, de vereiste theoretische kennis, de handelingscyclus verbonden aan onderzoek en de BKM’er als kenniswerker. Verantwoording De vergelijkbaarheid van opleidingen vergroot de kansen van afgestudeerde BKM’ers op de arbeidsmarkt. In het laatste onderdeel van het opleidingsprofiel staat deze vergelijkbaarheid centraal. Er wordt hierin ten eerste verantwoording afgelegd van de relevantie van het opleidingsprofiel voor het beroepenveld. Deze is beschreven in het onderdeel ‘Toetsing en IJking door het werkveld’. Ten tweede zal ingegaan worden op het initiatief van het LOO BKM om het eindniveau van de afgestudeerde BKM’er landelijk te borgen. Ten slotte rest de verantwoording van het proces, dat geleid heeft tot het nieuwe opleidingsprofiel en wordt een overzicht geboden van degenen die hierbij betrokken zijn geweest.
1 Zie bijlage A voor een beschrijving van de historische ontwikkelingen van de opleiding Bedrijfskunde MER. 2 D e omschrijving van de begrippen ‘opleidingsprofiel’ en ‘beroepsprofiel’ is mede gebaseerd op de omschrijvingen van De Bie e.a. (2003).
6
7
Deel I
Beroepspraktijk, trends en ontwikkelingen
Wat van de opleiding Bedrijfskunde MER wordt verwacht Dit deel begint met een schets van de beroepspraktijk van de BKM’er. Daarna volgt een beschrijving van trends in de context van de beroepspraktijk en de ontwikkelingen in het Hoger Economisch Onderwijs. Het deel wordt afgesloten met de verwachtingen die aan de opleiding worden gesteld.
➊ Beroepsprak tijk en rollen van de BK M’er De beroepspraktijk van de BKM’er is divers van aard. Een beroepspraktijk die zich manifesteert in management van bedrijfsprocessen, in flexibele en kennisintensieve dienstverlening, in samen-werkingsverbanden, ten dienste van netwerkorganisaties of binnen een ‘global workspace’. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Het is een beroepspraktijk met veel afwisseling, complexiteit en diversiteit die in allerlei sectoren van de maatschappij is aan te treffen. Beroepspraktijk van de BKM’er
De BKM’er in het bedrijfsleven Bedrijfskundige dienstverlening kan binnen een economische of technisch-industriële omgeving plaatsvinden. Met dienstverlening wordt hier bedoeld: het verbeteren van de processen. Dienstverlening kán ook de core business van bedrijven vormen, zoals in de zakelijke dienstverlening, de financiële dienstverlening, de commerciële dienstverlening, de juridische dienstverlening, et cetera. Dit is bijvoorbeeld het geval bij werkgeversorganisaties, brancheverenigingen, belangenorganisaties, koepelorganisaties en consultancybureaus.
De BKM’er in maatschappelijke ondernemingen Maatschappelijke ondernemingen zijn bijzondere ondernemingen, omdat zij ondernemerschap inzetten voor maatschappelijke doelen. Maatschappelijke ondernemingen komen in uiteenlopende branches voor zoals huisvesting, zorg en welzijn, onderwijs en onderzoek, cultuur en sport. Het unieke karakter van maatschappelijke ondernemingen en de toenemende marktgerichtheid maken transparant werken noodzakelijk. Zij moeten verantwoorden hoe zij met de publieke gelden omgaan. De BKM’er draagt bijvoorbeeld bij aan de totstandkoming van ‘in control-verklaringen’, de verbetering van toezicht en bedrijfsmatiger werken.
Informatiecentra en de vertegenwoordigingen van Europese instellingen in beeld komen voor Bedrijfskunde MER. Maar ook organisaties als de Kamers van Koophandel en de zogenoemde ‘autoriteiten’ belast met toezicht en handhaving vragen om bedrijfskundig advies.
De BKM’er die ten dienste van netwerkorganisaties werkt Steeds meer ziet men dat bedrijven en organisaties gaan samenwerken om bijvoorbeeld de financiële risico’s te verdelen of omdat ze ieder verantwoordelijk zijn voor een deel van een proces. Netwerkorganisaties halen grenzen weg tussen de organisaties en hun leveranciers, klanten en/of concurrenten, bijvoorbeeld door organisatiemiddelen bij elkaar te voegen, zodat alle partijen er beter van worden, of om samenwerking te stimuleren in een onzekere omgeving. Zo ontstaan joint ventures, marketingdistributiekanalen of samenwerkingsvormen, waarbij financiële middelen kunnen worden uitgewisseld. Netwerkorganisaties zijn gebaat bij een bedrijfskundige en integrale aanpak. Rollen van de BKM’er De ‘houdbaarheidsdatum’ van functies op de arbeidsmarkt wordt steeds korter en functies voor professionals worden ruimer en breder omschreven. Daarom past de term ‘rollen’ beter dan ‘functies’. Een groepering van de onderzochte rollen levert drie in het beroepenveld herkenbare categorieën op 3 : • Adviesrol • Leidinggevende en resultaatgerichte rol • Onderzoeksrol Adviesrol De adviseur is iemand die vanuit het vermogen om problemen geïntegreerd te benaderen, adviezen kan geven over allerlei aspecten van de bedrijfsvoering en op administratief, organisatorisch/bestuurlijk en inhoudelijk gebied. Dit kan zowel intern (meestal vanuit een stafafdeling aan directie en afdelingsmanagement of als beleidsmedewerker bij centrale en lagere overheden) als extern (vanuit een consultancy- onderneming of belangenorganisatie). De werkzaamheden kunnen variëren van informatie inwinnen en beleid voorbereiden tot het bewaken van een proces of project. Daarnaast heeft hij vaak de rol een brug te slaan tussen (de processen van) afdelingen of organisaties. Deze rol leent zich ook voor het werken vanuit een eigen onderneming en niet uitsluitend in loondienst.
De BKM’er bij de overheid De BKM’er vindt men vooral bij ‘lagere overheden’ en bij ‘gedeconcentreerde’ rijksdiensten (agentschappen, inspecties e.d.). De toenemende invloed van Europa op alle facetten van de maatschappij, maakt dat steeds vaker organisaties als de Euregio, de Europese Advies- en 3 Bedrijfskunde Integraal, R. Stuive en P. Thuis (2012).
10
11
Leidinggevende en resultaatgerichte rol Vanuit deze rol is de professional verantwoordelijk voor een afgebakend gebied in een organisatie. Daar hoort bij dat hij de bevoegdheden gedelegeerd heeft gekregen om de benodigde beslissingen te nemen. De professional geeft dus zelf leiding aan medewerkers en/of sturing aan bedrijfsprocessen. Ook deze rol omvat werkzaamheden die vanuit een eigen onderneming kunnen worden verricht. Onderzoeksrol Om processen binnen een organisatie te verbeteren en te vernieuwen doet een professional vaak onderzoek. Deze rol is vaak nauw verweven met bovenstaande rollen, maar het kan ook zelfstandige rollen betreffen. Denk bijvoorbeeld aan de projectmanager en beleidsmedewerker.
kan omgaan, snel reageren op nieuwe kansen. Kennis moet effectief worden gedeeld tussen burgers, onderzoeksinstellingen en bedrijven 6’. Digitalisering ICT-middelen worden ingezet om marketing te intensiveren, nieuwe kanalen en markten aan te boren, nieuwe producten of diensten te ontwikkelen, data van klanten te verzamelen en de klantvriendelijkheid te vergroten. ICT is een instrument voor innovatie geworden. Mobiele telefonie, breedband en internet zorgen voor een praktisch onbegrensde beschikbaarheid van informatie. Dit ‘Big Data’-verhaal maakt aandacht voor de ethische aspecten van informatieverspreiding en- vergaring noodzakelijk. Zowel privé als zakelijk stelt de huidige technologie ons in staat permanent te communiceren. Sociale media veranderen het gedrag en de wijze van zakendoen. Organisaties opereren op een dynamisch speelveld. Zij dienen adequaat te anticiperen en te reageren op ontwikkelingen in zowel de markt als de technologie. Voor het midden- en kleinbedrijf is dit een grote opgave; hun personele capaciteit is beperkt.
➋ Trends en ont wikkelingen
Trends in de context van de beroepspraktijk De onderstaande beschrijving is gebaseerd op de inhouden en thema’s van landelijke symposia, publicaties in vakbladen en intensieve contacten met diverse vertegenwoordigers van het werkveld. De inhoud is verrijkt met de feedback van het werkveld op dit opleidingsprofiel. Innovatie: verbeteren en vernieuwen Innoveren betekent het implementeren van verbeteringen en nieuwe oplossingen. Hiermee kan de concurrentiepositie van organisaties nationaal en internationaal versterkt worden. Innovatie kan economische groei waarborgen, maar kan ook bijdragen aan het beheersen van crises. Het verbeteren van producten, diensten en processen is continu onder de aandacht. Dit vraagt om flexibele organisaties met innovatief ingestelde en proactieve medewerkers. Fusies, overnames, reorganisaties en het aangaan van informele en formele samenwerkingsverbanden vereisen concrete oplossingen voor bedrijfskundige vraagstukken. Actuele thema’s zijn: lean management, slim organiseren 4, scenarioanalyse en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Kenniseconomie Belangrijk is de expliciete keuze om Nederland verder te ontwikkelen als kenniseconomie. In veel maatschappelijke organisaties en bedrijven krijgen kennisontwikkeling en kennisdeling meer aandacht. Zo dragen ze bij aan een lerende samenleving en economie 5. Het gaat hier om de wenselijkheid van een ‘bevolking , die blijft leren en met onvoorziene ontwikkelingen
Internationalisering In een globaliserende wereld opereren organisaties op internationale markten. Digitale kennis-netwerken maken de wereld kleiner. Opkomende markten als Brazilië, Rusland, India en China (BRIC) liggen nu virtueel voor elke onderneming, ongeacht haar grootte, om de hoek. Er is sprake van toenemende internationale concurrentie. Daarnaast zijn organisaties steeds meer over landsgrenzen heen met elkaar verbonden; als toeleverancier, als afnemer, door samenwerkingsovereenkomsten, overnames en fusies. Deze trends zorgen ervoor dat bijvoorbeeld kwaliteitssystemen voor internationale ondernemingen centraal worden vastgesteld en voor alle functies in de ondernemingen gelden. Ook ontwerpt men voor internationaal werkende ondernemingen standaarddienstverlening die voor alle locaties geldt. De groei in het Europees aanbesteden en de uitbreiding van de EU ten slotte vereisen internationaal zaken kunnen doen. Hierin gaat het niet alleen om profit en planet (transport) maar speelt het aspect people (cultuur, arbeidsomstandigheden) een belangrijke rol. Kwaliteitsbeheersing en Kwaliteitsbevordering Stakeholders verwachten dat organisaties kwaliteit leveren. Deze kwaliteit beperkt zich niet tot proces- en productkwaliteit of kwaliteit van de dienstverlening in de directe relatie met klanten. Kwaliteit wordt ook gevraagd met betrekking tot de bedrijfsvoering binnen de eigen organisatie en het handelen met oog voor belangen van maatschappij en milieu. Het afgeven van ‘in control’-verklaringen komt steeds meer voor. Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn binnen dit kader belangrijke thema’s. Ook de wijze waarop organisaties communiceren met hun stakeholders vraagt om zorgvuldigheid en kwaliteit.
4 De slimme organisatie, Menno Lanting (2013). 5 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2013).
12
6 Minder afrekenen, meer verdienen, Marc Chavannes in: NRC ‘Opklaringen’, 9/10 november 2013.
13
Project- en Programmamanagement Projectmanagement is een instrument om verbeteringen en vernieuwingen van bedrijfsprocessen in goede banen te leiden. Bij projecten is samenwerking tussen diverse disciplines en integraal denken en handelen vaak vereist. Programmamanagement dient hogere, abstracte beleidsdoelen van organisaties. Projecten maken steeds vaker onderdeel uit van meer omvangrijke programma’s. De programmamanager bewaakt de samenhang van afzonderlijke projecten en heeft een regierol. Governance, Risicomanagement en Compliance Organisaties worden geconfronteerd met ingrijpende en snelle veranderingen. Veranderingen die zowel oorzaak als gevolg zijn van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Ze raken organisaties in al hun facetten tot en met hun volledige maatschappelijke omgeving. De veranderingen bieden kansen maar ook bedreigingen voor organisaties. Stakeholders verlangen een actieve en integrale benadering van governance, risicomanagement en compliance (GRC). Organisaties moeten een ‘in control-statement’ kunnen afgeven in hun jaarverslag. Hiervoor is GRC een vereiste. GRC draagt actief bij aan het bereiken van verbeterde effectiviteit en efficiency van de organisatie en een goede reputatie bij de stakeholders. Met een bedrijfskundige multidisciplinaire aanpak wordt GRC binnen een organisatie ingebed en worden organisatieprocessen continu vernieuwd.
Ontwikkelingen in het Hoger Economisch Onderwijs ‘Toekomstbestendig’ hoger onderwijs (Commissie Veerman, 2010) vereist verhoging en borging van haar kwaliteit. ‘De lat moet omhoog’ is een fundamenteel uitgangspunt in de ‘strategische agenda’ naast profilering van hogescholen en versterking van de arbeidsmarktrelevantie (Ministerie van OCW 2011). De overheid verwacht meer eenduidigheid in de naamgeving van opleidingen. In het voorbeeld van de opleiding MER is de nieuwe naam Bedrijfskunde MER geworden, die onder de BBA-Standaard valt. Een consequentie is de herordening van het onderwijsaanbod van de opleidingen. Overdracht en ontwikkeling van kennis, gericht op innovatie van de beroepspraktijk vormen de basis van een opleiding in het HBO. Dit brengt met zich mee dat de positie van het praktijkgericht onderzoek (binnen en buiten hogescholen) naast het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in het maatschappelijk kennisbestel verstevigd wordt. Daarnaast is het een vereiste dat de eindcompetenties voor zowel de universiteit als het HBO aan internationaal geldende kwaliteitseisen voldoen 7.
7 Zie Nederlands Qualification Framework, toegelicht in bijlage B.
14
Standaard voor de Bachelor of Business Administration Ter vergroting van de transparantie van de kwaliteit van opleidingen is geadviseerd de door hogescholen gehanteerde bachelorgraad in te ruilen voor de internationaal duidelijk herkenbare en verankerde HEO-graad, te weten de Bachelor of Business Administration (BBA) en voor die graad een eigen standaard op te stellen. Aanleiding hiertoe was het gezamenlijk advies van het dagelijks bestuur van de Sectorraad HEO en het Sectoraal Adviescollege HEO voor de verbetering van de internationale positie van het hoger economisch onderwijs. De sector HEO heeft in 2009 uitgesproken de domeinen als ordeningsprincipe van de bacheloropleidingen los te laten. De BBA-Standaard (zie bijlage C) komt in de plaats van de betreffende domeincompetenties (2005). De Body of Knowledge & Skills (2008) gaan als integraal onderdeel op in de BBA-Standaard. Per 1 september 2012 geven alle opleidingen Bedrijfskunde MER de BBA-graad af. De BBA-Standaard rust op vier belangrijke pijlers 8. Hieronder worden deze uitgewerkt. Vier pijlers van de BBA-Standaard 1 Een gedegen theoretische basis Bij elke standaard behoort een hoeveelheid basiskennis. Voor de instromende studenten is kennis op vakgebieden als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde een vereiste. Deze kennis dient gedurende de opleiding toe te nemen. Daarnaast gaat het vooral om de vakspecifieke kennis van het beroepsdomein waarvoor wordt opgeleid. De vaststelling en de borging van zo’n kennisbasis door de opleidingen is van essentieel belang. Het competentiegericht onderwijs is een belangrijke vernieuwing in het hoger onderwijs, maar de invoering hiervan ging soms vergezeld van een onderwaardering van kennis. Integratie van kennis, vaardigheden en attitude past bij het opleiden van startbekwame beroepsbeoefenaren. Met een versterkte nadruk op kennis zal het competentiegericht onderwijs een andere inhoud krijgen dan enkele jaren geleden het geval was. Het gaat hierbij om de noodzaak dat studenten over de theoretische bagage beschikken die hen de basis biedt om hun handelen te verdiepen en te verbreden. Daarnaast biedt deze basis hen de mogelijkheid om kritisch en creatief naar hun eigen beroep te kunnen kijken. Deze kennisbasis of Body of Knowledge & Skills (BOKS) is daarmee onlosmakelijk verbonden met het HBO-bachelorniveau. 2 Het onderzoekend vermogen Bij professionele bachelors gaat het niet alleen om het vertalen van verworven kennis van hoog niveau naar een praktijksituatie. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat HBObachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice, en tot innovatie. Zo stelt de commissie Abrahamsen: ‘… the abilities to analyse problems, to synthesize, to propose solutions and to communicate about various challenges (…), also in a multidisciplinary environment, are becoming more and more important. 8 HBO-raad 2009.
15
These abilities are not only important in research environments but also in industry and the society at large. This, in combination with the knowledge and the understanding of real life processes in industry, will give industry additional innovative power. Practical and professional experience of students, by preference from the start of their study in combination with applied research, will allow these competences to develop’ 9.
➌ Samenvat ting
3 Professioneel vakmanschap Vakmanschap is onlosmakelijk verbonden met de opleidingen die hogescholen verzorgen. De professionele bacheloropleiding is voor velen de hoogste vorm van beroepsonderwijs die zij volgen. Dat betekent dat onze bacheloropleidingen zorgen dat studenten de kennis en vaardigheden aanleren die specifiek zijn voor de rol van de professional in een werkveld. Een goede verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Docenten met actuele praktijkervaring en het inzetten van gastdocenten bieden hiervoor de passende context. De stages bieden studenten de confrontatie tussen de opgedane kennis en oefeningen met de realiteit van de eigenlijke beroepspraktijk. Een internationale oriëntatie maakt ook onderdeel uit van het vakmanschap, evenals het beschikken over een ondernemende houding.
De trends in de context van het beroep geven een nieuwe impuls aan de focus en de inhoud van het opleidingsprofiel. Van de opleiding BKM wordt verwacht dat zij gericht is op de ontwikkeling van kennis en vaardigheden op de volgende gebieden: • Innovatiemanagement; • Kennismanagement en bijdragen aan de kenniseconomie; • Begeleiden en coachen van medewerkers bij innovaties; • Veranderingen in organisaties, producten, diensten en processen; • ICT waarmee bedrijfsprocessen geoptimaliseerd worden; • ICT-processen opstarten, begeleiden en implementeren; • Internationalisering; • Ontwikkelingen in het buitenland; • Cultural Awareness; • Internationale literatuur en beheersing van de Engelse taal; • Kwaliteitsbeheersing en kwaliteitsbevordering; • Project- en programmamanagement; • Governance, Risicomanagement en Compliance.
4 Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie HBO-bachelors zijn geen eenzijdige toepassers, maar beroepsbeoefenaren die relaties leggen met maatschappelijke en soms ethische vraagstukken, die beschikken over een culturele bagage, die -in de ware betekenis van het woord- academische vorming hebben genoten. Het wordt steeds belangrijker professionals op te leiden die kritisch kunnen reflecteren op de waardigheid van het leven, economen op te leiden die zichzelf vragen stellen over de relatie tussen winstmaximalisatie op de korte termijn en het vertrouwen in het economisch stelsel op de langere termijn en ingenieurs voor te bereiden op een werkzaam leven waar aandacht voor duurzaamheid meer centraal komt te staan. Het gaat om het bewustzijn van de betekenis van verworven kennis en vaardigheden in hun maatschappelijke context. Van (aankomende) professionals mag worden verwacht dat zij beschikken over het vermogen om kennis kritisch te beoordelen, ook aan de hand van morele waarden.
Uit de geschetste beroepspraktijk blijkt dat de BKM’er in zeer uiteenlopende contexten terecht kan komen. Typerend voor de opleiding Bedrijfskunde MER was al dat zij niet opleidt voor specifieke functies, maar voor verschillende rollen.
De ontwikkelingen in het Hoger Economisch Onderwijs geven daarnaast een impuls aan de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs door aandacht te besteden aan de ontwikkeling van: • Een gedegen theoretische kennisbasis; • Onderzoekend vermogen; • Professioneel vakmanschap; • Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie.
9 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2005.
16
17
Deel II
Kenmerken en kwaliteit van bedrijfskundig handelen
Wat de afgestudeerde Bedrijfskundige MER biedt In dit deel komen ten eerste de basiskenmerken van bedrijfskundig handelen aan bod, waar de kernbelofte van de opleiding Bedrijfskunde MER op gebaseerd is. De kerncompetentie en het competentieprofiel worden vervolgens uitgewerkt. Na de beschrijving van de kernvakgebieden volgt de uitwerking van de bedrijfskundige handelingscyclus, verbonden aan onderzoek. De beschrijving van de bedrijfskundige kenniswerker sluit dit deel af.
ken kan de ontwikkeling van nieuwe kennis, een conceptueel construct, noodzakelijk zijn. Dit maakt de BKM’er tot kenniswerker. Zo kan zijn (onderzoekend) handelen tot de invoering van nieuwe organisatiesystemen en -structuren leiden of tot de uitvoering van interventies om de innovatiekracht van een organisatie in het algemeen te vergroten. Voor deze vernieuwingen kan hij elders verworven kennis toepassen of onderzoek (laten) uitvoeren. Kernbelofte Vanuit de hier beschreven basiskenmerken van beroepsmatig handelen van de BKM’er is de kernbelofte voor de opleiding Bedrijfskunde MER door het LOO BKM als volgt verwoord:
➊ Ba siskenmerken van bedrijf skundig handelen De volgende drie basiskenmerken van bedrijfskundig handelen vloeien voort uit respectievelijk de kenmerken van de beroepspraktijk en de rollen van de bedrijfskundige, uit de trends in de context van zijn beroepspraktijk en uit de BBA standaard 10. Bedrijfskundige en ondernemende professional Een organisatie bereikt haar doelstellingen door beheersing en optimalisatie van bedrijfsprocessen, die uitvoerbaar zijn en voor verdere ontwikkeling te beïnvloeden zijn 11. De BKM’er is een veelzijdig inzetbare professional. Hij is een ‘bruggenbouwer’ die op multi- en interdisciplinaire wijze werkt aan bedrijfskundige vraagstukken in organisaties en in staat is deze vraagstukken op een praktische, creatieve wijze op te lossen. Hij is ook een teamplayer die kan overtuigen, mensen op één lijn weet te krijgen en besluitvaardig is. De BKM’er bekijkt organisaties vanuit een brede visie, hij vervult verschillende rollen, gaat om met tegenstrijdigheden, overtuigt medewerkers en managers om anders te gaan werken en om anders naar de organisatie te kijken. Professional die bedrijfsprocessen verbetert en vernieuwt De BKM’er werkt in een dynamische omgeving, signaleert nieuwe trends in de context van het beroep, reageert hierop en adviseert hierin. De BKM’er kan risico’s nemen en is flexibel. De BKM’er is gericht op verbetering en vernieuwing, voortvloeiend uit de gesignaleerde trends. Verbetering en vernieuwing gericht op producten, diensten, processen, organisaties, internationalisering en de bevordering van kwaliteit.
‘Als student Bedrijfskunde MER ligt je focus op het verbeteren en vernieuwen van bedrijfsprocessen. Het beste uit organisaties en mensen halen is je passie. De opleiding leert je organisaties vanuit een brede visie te bekijken, waardoor je als bedrijfskundige, ondernemende en mensgerichte professional veelzijdig inzetbaar bent. Kortom: specialist in generalisme’, de integraal werkende BKM’er.
➋ Compe tentieprofiel Bedrijf skunde MER In het competentieprofiel 12 wordt duidelijk welke competenties de bedrijfskundige nodig heeft om aan de kernbelofte te kunnen voldoen. De in het vorige hoofdstuk benoemde kernbelofte is vertaald naar de kerncompetentie die voor de bachelor Bedrijfskunde MER geldt: De bedrijfskundige professional richt zich in zijn handelen op het verbeteren en vernieuwen van bedrijfsprocessen door het analyseren, ontwerpen en implementeren van doelgerichte processen van productie en dienstverlening in en tussen organisaties. De kernbelofte en de kerncompetentie vormen de basis voor het competentieprofiel, opgebouwd uit taak- en generieke competenties. Samen vormen ze de eindcompetenties/eindkwalificaties voor de BKM’er.
Een professional die ook kenniswerker is In zijn handelen toont de BKM’er zich een ondernemende professional, gericht op verbetering en innovatie van bedrijfsprocessen. Dit veronderstelt de inzet van onderzoekend vermogen, en de inzet van kennis. Voor het vinden van nieuwe oplossingen voor organisatievraagstuk10 Zie voor een nadere uitwerking de beroepsillustraties in bijlage D. 11 Organisatie en management, Marcus en van Dam (2012).
20
12 Het competentieprofiel is besproken en geaccordeerd door vertegenwoordigers van de betrokken hogescholen in het Landelijk Opleidingsoverleg BKM en een brede vertegenwoordiging van het regionale werkveld (juni 2013).
21
Bij elke bedrijfskundige opdracht (taakopdracht uit de beroepscontext) stelt de BKM’er het vizier op drie punten scherp: welke taakcompetentie(s) is (zijn) aan de orde, welke kennis is nodig en welke generieke competentie is actueel? Dit vizier wordt als volgt weergegeven:
Het bovenste gedeelte van het schema bevat de fasen van de bedrijfskundige handelingscyclus waarop de taakcompetenties zijn gebaseerd en waarover de BKM’er dient te beschikken. Het onderste gedeelte laat zien waarmee deze taakcompetenties verbreedt en verdiept worden: de generieke competenties en de kennis uit de kernvakgebieden.
Beroepscontext Met de onderstaande taakcompetenties wordt het bedrijfskundig handelen concreet ingevuld.
Kennis uit kernvakgebied(en)
1 De BKM-professional is in staat om problemen van organisatorische aard te herkennen, te formuleren en consistent operationeel uit te werken tot een organisatievraagstuk en dit bij beslissers onder de aandacht te brengen.
a Ta
pe ten tie (
s)
Taakopdracht
)
Ge n
s(s
eri
tie
ten
pe
ek ec om
om kc
Taakcompetenties bachelor Bedrijfskunde MER De taakcompetenties zijn afgeleid van de ‘regulatieve cyclus’: probleemidentificatie-diagnose-ontwerp-verandering-evaluatie. Dit is een veel voorkomende, praktijkgerichte, door Van Strien ontwikkelde methode 13. Het woord ‘regulatief’ houdt in dat de cyclus gericht is op ingrijpen in de praktijk. Hiermee is de stap gezet naar de bedrijfskundige handelingscyclus, die in onderstaand schema is weergegeven.
Beroepscontext Probleemidentificatie
Diagnose
Ontwerp Verandering Evaluatie
kennis van de kernvakgebieden en inzet generieke competenties
13 Praktijk als wetenschap, P. van Strien (1986).
22
2 De BKM-professional is door onderzoek in staat een diagnose te stellen over de effectiviteit van een organisatie en de achtergronden, oorzaken en samenhangen van het disfunctioneren. 3 De BKM-professional is in staat om de effectiviteit van een organisatie te verbeteren door op basis een programma van eisen en evidence based practice bedrijfsprocessen te (her) ontwerpen. 4 De BKM-professional is in staat om (complexe) veranderingsprocessen vorm te geven en te (bege)leiden, waardoor de gewenste situatie voor de organisatie wordt gecreëerd. Hij hanteert hierbij een integrale en op draagvlak gerichte aanpak. 5 De BKM-professional is in staat om door onderzoek de effectiviteit van verbeteracties te beoordelen en advies te geven over eventueel vervolgonderzoek. De evaluatie is gericht op de juistheid van de diagnose, oplossingsrichting (ontwerp) en de implementatie. Deze taakcompetenties krijgen inhoudelijke lading door het toepassen van relevante kennis. Bij de uitvoering toont de BKM-professional tevens professioneel vakmanschap en onderzoekend vermogen. De relevante kennis en het onderzoekend vermogen worden in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7 uitgewerkt. Professioneel vakmanschap Een BKM-professional toont niet alleen aan bedrijfskundig competent te zijn. Hij is ook een hoogopgeleide professional die beschikt over navenante generieke vaardigheden. Bij de uitoefening van zijn taken doet hij dan ook een beroep op de volgende generieke BKM-competenties 14, deze generieke competenties dekken tevens de BBA-Standaard. 14 Gebaseerd op: Standaard Bachelor of Business Administration (herziene versie; vastgesteld door de Algemene Vergadering van de HBO-raad, 15 juni 2012).
23
Generieke competenties bachelor Bedrijfskunde MER 1 Methodisch handelen De BKM-professional is in staat in een (multidisciplinaire) omgeving methoden en technieken op het gebied van onderzoek en projectmanagement te selecteren en toe te passen voor het doelgericht aanpakken van organisatievraagstukken. 2 Schakelen en verbinden De BKM-professional is in staat om bij de aanpak van bedrijfskundige vraagstukken te schakelen tussen en verbindingen te maken tussen de verschillende functionele gebieden en -niveaus. Hij hanteert hierbij een integrale aanpak en werkt multi- en interdisciplinair vanuit verschillende rollen. 3 Adviseren De BKM-professional is in staat veranderingen of verbeteringen aan te bevelen, waarmee de opdrachtgever en de overige stakeholders geholpen zijn, gericht op de effectiviteit van de organisatie. 4 Innoveren De BKM-professional is in staat met een onderzoekende en nieuwsgierige geest nieuwe en originele ideeën te signaleren, genereren en uit te voeren bij de vernieuwing van strategie, producten, processen en markten. 5 Samenwerken/netwerken De BKM-professional kan (internationale) samenwerkingscontacten aangaan gericht op het behalen van gemeenschappelijke doelstellingen en profileert en legitimeert zich binnen die contacten. Hij kan relaties, allianties en coalities binnen en buiten de eigen organisatie ontwikkelen en bestendigen en deze benutten voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking. 6 Communiceren De BKM-professional kan, zowel in de Nederlandse als Engelse taal, ideeën, meningen, standpunten en besluiten begrijpelijk mondeling verwoorden en afstemmen op de toehoorder en in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen en afstemmen op de lezer. 7 Verantwoord handelen De BKM-professional is zich bewust van de ethische aspecten van de context waarin hij opereert, en signaleert maatschappelijk, cultureel en moreel gevoelige punten en past zijn gedrag en/of zijn adviezen hierop aan.
24
8 Professionaliseren De BKM-professional is in staat via de weg van reflectie zich professioneel te blijven ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de organisatie en de beroepsgroep door opgedane kennis te borgen, over te dragen en te verspreiden. 9 ICT-vaardig De BKM-professional is in staat om ICT-applicaties en ICT-toepassingen effectief en efficiënt in te zetten in de uitvoering van zijn professionele taken en/of toe te passen bij het verbeteren van bedrijfsprocessen.
De eindcompetenties van BKM in relatie tot Dublin-descriptoren In hoofdstuk 2 is het belang van de ontwikkelingen in het Hoger Economisch Onderwijs aangegeven. Hierbij gaat het om de invoering van de BBA-Standaard. Deze standaard geldt voor alle hogere beroepsopleidingen in de Economische sector en is gericht op de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. De gegeven kwaliteitskenmerken zijn terug te voeren op het Nederlands Qualification Framework en de hieraan verbonden Dublin-descriptoren. De Dublin-descriptoren hebben betrekking op de volgende kwaliteitscategorieën: 1. Kennis en inzicht 2. Toepassing van kennis en inzicht 3. Oordeelsvorming 4. Communicatie 5. Leervaardigheden Dit betekent voor de BKM’er, dat hij als vernieuwer van bedrijfsprocessen, als economisch- en ondernemende professional en als kenniswerker deze kwaliteitskenmerken in zijn concreet bedrijfskundig handelen zichtbaar moet kunnen maken. Wat dit inhoudt wordt hieronder uitgewerkt, te beginnen bij het toepassen van kennis en inzicht. Duidelijk zal worden gemaakt waarom we vanuit deze tweede categorie vertrekken. In de kerncompetentie wordt duidelijk dat van de BKM’er verwacht wordt dat hij zijn verworven kennis en inzicht kan toepassen in een bedrijfskundige beroepscontext. Dit houdt in dat, vertrekkend vanuit de ‘toepassing van kennis en inzicht’, ook de overige kwaliteitscategorieën van de Dublin-descriptoren in beeld komen. De kwaliteit van verworven kennis en inzicht wordt in hun toepassing op de proef gesteld. De toepassing van kennis en inzicht zal voor de BKM-professional bijvoorbeeld ‘het opstellen en verdiepen van argumentaties voor het oplossen van problemen’ inhouden. In de oplossingen die de BKM’er voorstelt zijn diepgang en kwaliteit van zijn argumentaties aan de orde en bevatten deze ook een oordeel, waartoe hij is gekomen op basis van ‘een verzameling en interpretatie van relevante gegevens’ en ‘mede gebaseerd op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten’. En het spreekt bijna voor zich dat deze professional - de BKM’er - in staat moet zijn om dit alles ‘op een publiek 25
Probleemherkenning
•
Diagnosticeren (analyseren)
•
Ontwerpen
•
Veranderen
• •
Evalueren
•
Methodisch handelen
• •
Schakelen en verbinden Adviseren
•
Innoveren
•
•
Samenwerken/netwerken
•
Communiceren
• •
Verantwoord handelen
•
Professionaliseren ICT-vaardig
Leervaardigheden
Communicatie
Oordeelsvorming
Toepassing kennis en inzicht
Kennis en inzicht Taakcompetenties
Hiermee hebben we de betekenis van de Dublin-descriptoren voor het beroepsmatig handelen van de BKM’er belicht. We zijn hierin uitgegaan van ‘de toepassing van kennis en inzicht’. Deze voor een HBO-professional in het algemeen en voor de BKM’er in het bijzonder belangrijke categorie (BBA-Standaard, theoretische basis) kan door de opleidingen verder worden uitgewerkt overeenkomstig hun visie op ‘kennis’. In de bijlagen (E) is als voorbeeld een nadere uitwerking gegeven van ‘kennis en kennishandelingen’. Alle competenties van Bedrijfskunde MER worden in accreditatieprocessen getoetst op het niveau dat is vastgelegd in de Dublindescriptoren. Hieronder worden in een tabel de competenties van Bedrijfskunde MER gerelateerd aan de Dublin-descriptoren op bachelorniveau. De gemarkeerde blokjes geven aan welke taak-/generieke competentie bij welke Dublin-descriptor is onder te brengen.
Generieke competenties
van specialisten of niet- specialisten over te brengen’. Communicatie is van oudsher een centraal kwaliteitskenmerk van de HBO-opgeleide professional. Zijn denken en handelen zijn steeds betrokken geweest op een bepaalde beroepscontext en op degenen die hier deel van uit maken. De laatste kwaliteitscategorie ‘leervaardigheden’ veronderstelt een professional, die zich blijft ontwikkelen, blijft leren. Dit geldt zowel voor professionalisering van zijn werk en zijn beroep als voor zijn persoonlijke ontwikkelingsperspectieven. In het eerste geval wordt de HBO-professional als kenniswerker belicht, het tweede doelt op de doorstroommogelijkheden voor de bachelor.
•
Competenties en Dublin-descriptoren; bron: BKM De Haagse Hogeschool, 2013.
➌ Theore tische kennis: de kernvakgebieden In deel II van het opleidingsprofiel zijn de kenmerken en de kwaliteit van bedrijfskundig handelen beschreven. Centraal hierin staan de competenties. Het zijn de generieke competenties die het professioneel vakmanschap van de BKM’er beschrijven. Professionaliteit, gebaseerd op onderzoekend vermogen en op theoretische kennis. In dit hoofdstuk wordt nader op dit laatste ingegaan. Gedegen theoretische basis Eén van de pijlers in de BBA-Standaard is ‘een gedegen theoretische basis’. Deze eis geldt voor elke bachelor, dus ook voor de BKM’er. De bedrijfskundige professional heeft een gedegen theoretische kennisbasis nodig om de kernbelofte van een BKM’er in te lossen. Door kennis te 26
27
nemen van deze theoretische basis en deze kennis toe te passen in praktijksituaties van toenemende complexiteit 15, ontwikkelt een BKM’er zijn kerncompetentie. Hiermee wordt ook nader invulling gegeven aan de Dublin-descriptoren kennis en inzicht en toepassing van kennis en inzicht. De theoretische basis wordt gevormd door de kernvakgebieden. De keuze voor deze in de BBA vastgestelde kernvakgebieden is ingegeven door op deze manier herkenbaar aan te sluiten bij de internationale benchmark voor bedrijfskundige opleidingen, waar het gaat om de ‘core topics’. Indachtig de opdracht van de HBO-raad 16 is hieronder elk kernvakgebied kort beschreven en is de relevantie aangegeven voor de BKM’er door een niveau-indeling: • 1 staat voor basisniveau • 2 staat voor gevorderd niveau • 3 staat voor expert niveau Het niveau per vakgebied is te beargumenteren, doordat de meeste van deze kernvakgebieden uitstekend aansluiten bij de functionele gebieden die in een organisatie zijn te onderkennen en waartussen een BKM’er, indachtig de kernbelofte en de kerncompetentie, moet kunnen schakelen en deze met elkaar moet kunnen verbinden. Belangrijk is op te merken dat BKMopleidingen eigen keuzes kunnen en mogen maken in hun profilering. Zo is het niet denkbaar dat alle genoemde vakgebieden op het hoogst mogelijke niveau worden gehaald door alle studenten. Binnen de geldende omvang van een HBO-curriculum (240 EC) is zoiets ondoenlijk. Opleidingen en studenten zullen hierin dus een keuze moeten maken, waarbij uiteindelijk het HBO-niveau, ook wat betreft kennis, gerelateerd moet zijn aan de beoogde kernbelofte en kerncompetentie.
Beschrijving kernvakgebieden 17 Bedrijfskunde MER sluit aan bij de beschrijving van de ‘core topics’ uit het Wikipedia-lemma BBA conform de BBA-Standaard vanwege het algemene, neutrale karakter. Dat biedt opleidingen de ruimte om voor hun profilering eigen keuzes te maken en accenten te leggen. Zo kan een opleiding er bijvoorbeeld voor kiezen om naast de aandacht voor kwantitatieve methoden ook kwalitatieve methoden in het onderwijsaanbod op te nemen. Hieronder volgt een toelichting op de kernvakgebieden, aangevuld met voorbeeldonderwerpen. Accounting (niveau 1, 2) is het proces waarin financiële informatie over een onderneming aan gebruikers wordt gecommuniceerd, veelal in de vorm van financiële overzichten, die de eco15 Een nadere uitwerking van deze niveau-uitwerking is opgenomen in bijlage F. 16 Memo Sectoraal Adviescollege (2012). 17 Dit is een letterlijke vertaling van de ‘core topics’ uit het Wikipedia-lemma BBA.
28
nomische middelen onder beheer van het management in termen van geld laten zien; het is van belang om die informatie te selecteren die relevant en betrouwbaar is voor de gebruiker. De beginselen van accounting worden toegepast op bedrijfseenheden in drie divisies van deze discipline, t.w. accountancy, boekhouding en controle (auditing). Voorbeeldonderwerpen: Management accounting, Financial accounting, Internal control, Management control en Fiscale economie. Bedrijfsethiek (niveau 1, 2) is een vorm van toegepaste ethiek (ook wel professionele ethiek) die ethische en/of morele problemen onderzoekt die zich in een zakelijke omgeving (kunnen) voordoen. Het geldt voor alle aspecten van het gedrag van ondernemingen en is relevant voor het gedrag van zowel individuen als van gehele organisaties. De interesse in bedrijfsethiek is sterk groeiende sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw en met de meer recente nadruk op maatschappelijk verantwoord ondernemen wint dit vakgebied nog steeds aan belang. Voorbeeldonderwerpen: Corporate social responsibility, Codes of conduct, Morele besluitvorming. Corporate Finance (niveau 1) beslaat het gebied van financiën dat gaat over de monetaire beslissingen die bedrijven nemen en de benodigde hulpmiddelen en analyses om deze beslissingen te kunnen nemen. Het primaire doel van Corporate Finance is het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde. Hoewel het principieel verschilt van Management Accounting dat de financiële besluitvorming van alle soorten bedrijven bestudeert en niet alleen van grotere corporations, zijn toch de belangrijkste concepten van Corporate Finance van toepassing op de financiën van allerlei soorten bedrijven. Voorbeeldonderwerpen: Vermogensmarkt, Financieringsstrategie, Vermogensstructuur, Belanghebbers. Economie (niveau 1, 2) is een wetenschap die zich bezighoudt met de productie, consumptie en distributie van goederen en diensten. Analoog aan andere sociale wetenschappen houdt de economische wetenschap zich niet alleen bezig met descriptieve kennis, oftewel de vraag hoe de economie werkt, maar in de politieke economie ook met prescriptieve kennis, hoe bepaalde gewenste situaties kunnen worden bereikt. Voorbeeldonderwerpen: Inflatie, Prijsindexcijfer en de kosten van levensonderhoud, Aard van het monetaire beleid van de ECB, Werking van de kapitaalmarkt (sparen en investeren), Internationale handel en wisselkoersen, Prijspolitiek van de overheid, Werking van markten, Economie van de arbeidsmarkt. Kwantitatieve methoden (niveau 1, 2) • Business Statistics is een wetenschap die erop gericht is goede beslissingen te nemen in onzekere situaties en wordt gebruikt in verscheidene disciplines als financiële analyse, econometrie, auditing, productie en marktonderzoek. • Financiële Rekenkunde (Financial mathematics) is een vorm van toegepaste wiskunde die als doel heeft met behulp van wiskundige of numerieke modellen aspecten en fenomenen op economische en financiële markten te verklaren. 29
•
Operationeel Onderzoek (ook wel Besliskunde, Management science of Operational research genoemd) is een discipline die zich bezighoudt met het toepassen van geavanceerde analytische methodes om de besluitvormingsprocessen te verbeteren. Het wordt vaak gezien als een deelgebied van de wiskunde. Voorbeeldonderwerpen: Business statistics, Financiële rekenkunde. Management Information Systems (MIS, niveau 1, 2, 3) biedt organisaties informatie voor een efficiënt en effectief beheer. Het gaat hierbij om drie primaire componenten: technologie, mensen (personen, groepen en organisaties) en gegevens (informatie voor de besluitvorming). Managementinformatiesystemen worden gebruikt om de analyse en besluitvorming rondom strategische, tactische en operationele activiteiten te vergemakkelijken. Voorbeeldonderwerpen: Informatiemanagement, Strategie van informatieverzorging, Waardecreatie met ICT, Soorten informatiesystemen, Toepassingen van informatietechnologie, Ontwikkeling van informatieverzorging, Organisatieprocessen en ICT, Implementeren van ICT, Beheer van ICT.
Marketing (niveau 1, 2) houdt zich bezig met het communiceren van de waarde van een product of dienst in de richting van de klant. In engere zin wordt marketing vaak geïnterpreteerd als de kunst van het verkopen van producten/diensten, terwijl dit slechts één onderdeel ervan is. Op dezelfde manier is ‘advertentie en promotie’ een te beperkte omschrijving van het vakgebied. De American Marketing Association omschrijft marketing als “het geheel aan activiteiten en processen die creëren, communiceren en leveren van waren en diensten die waarde hebben voor klanten, cliënten, partners of derden en voor de samenleving in het algemeen”. Voorbeeldonderwerpen: Positioning, Market intelligence, Pricing, Packaging, Distribution, PR, Advertising, Community marketing, Customer satisfaction, Customer value, Value chain, SWOT, Confrontation matrix, Sales, Account management, Branding. Operations Management (niveau 1, 2, 3) is een deelgebied van management dat zich richt op het ontwikkelen en onderhouden van productieprocessen en het (her)ontwerpen van de bedrijfsvoering met betrekking tot de productie van goederen en/of diensten. Het moet waarborgen dat de bedrijfsvoering zo efficiënt mogelijk is in het gebruik van middelen en tegelijkertijd zo effectief mogelijk is in het behalen van de doelstellingen van de klant. Het houdt zich bezig met het proces van het omzetten van input (in de vorm van materiaal, arbeid en energie) in output (in de vorm van goederen en/of diensten). Voorbeeldonderwerpen: Operations performance, Operations strategy, Process design, Supply chain management, Planning and control, Quality management, Risk management, Enterprise resource planning (ERP). Organisatiekunde (Organizational Behavior, soms ook bekend als Organisational Studies of Organisational Science, niveau 1, 2, 3) is een tak van wetenschap die zich bezighoudt met de invloed van individuen, groepen en structuren binnen een organisatie. Het is een interdiscipli30
nair vakgebied dat ondermeer sociologie, psychologie, communicatie en management omvat en dient tevens als aanvulling voor onderzoeksvelden als organisatietheorie (Organisational Theory) en human resourcestudies. Organisatiekunde heeft zijn wortels in de arbeids- en organisatiepsychologie. Voorbeeldonderwerpen: Arbeidsverhoudingen, Engagement en change management, Human resourcestrategie en -planning, Werving en selectie, Uitstroom, Ontwikkeling van medewerkers (prestaties, scholing, loopbaanontwikkeling), Beloning, Gezondheid, Veiligheid en welzijn, Gelijkheid en diversiteit, Internationaal HRM, Communicatie en werksfeer, Participatie en medezeggenschap. Onder Organisatiekunde valt ook Human Resourcemanagement (HRM, of kortweg HR, Niveau 1, 2). Het gaat hier om het beheer van het personeelsbestand van een organisatie, de human resources. Het is verantwoordelijk voor de werving en selectie, de opleiding, de evaluatie en beloning van werknemers. Daarnaast besteedt het vakgebied aandacht aan de organisatorische leiding en cultuur binnen de organisatie en ziet het toe op naleving van de werkgelegenheids- en arbeidswetten. HR is het aangewezen contactorgaan binnen een organisatie voor werknemersvertegenwoordigers zoals vakbonden wanneer het gaat om CAO’s. Voorbeeldonderwerpen: Personeelsbeleid (Werving en selectie, Personeelsplanning, Functieprofiel en competenties, Opleidingsplannen, Leven lang leren) Personeelsbezetting, Onderlinge samenwerking, Personeelsinformatiesystemen. Recht (niveau 1, 2), ook bekend als Business Law, is de verzameling van wet- en regelgeving die van toepassing is op de rechten, de betrekkingen en het gedrag van personen en ondernemingen. Het wordt vaak gezien als een tak van het burgerlijk recht en houdt zich bezig met vraagstukken van privaatrecht en publiekrecht. De subdiscipline Handelsrecht kent begrippen als opdrachtgever, uitvoerder/ tussenpersoon; vervoer over land en zee, zeerecht; koopvaardij; garantie; brand-, leven- en ongevallenverzekering; wissels en partnerschap. Ook valt onder Handelsrecht: de regulering van zakelijke contracten, inhuren van personen/diensten en de vervaardiging en de verkoop van consumptiegoederen. Vele landen hebben een burgerlijk wetboek dat hun commerciële wetgeving bevat. Voorbeeldonderwerpen: Vermogensrecht, Ondernemingsrecht, Arbeidsrecht, Belastingrecht, Europees recht, Bestuursrecht, Intellectueel eigendomsrecht, Verzekeringsrecht, Internationaal contractrecht. Strategisch Management (Strategisch Beheer, niveau 1, 2, 3) is een vakgebied binnen de Bedrijfskunde dat gericht is op het analyseren en verbeteren van de belangrijkste initiatieven van het management binnen een bedrijf. Het omvat het vaststellen van de doelstelling, visie en mission statement van een organisatie, het ontwikkelen van beleid en plannen (vaak in de vorm van projecten en programma’s gericht op het halen van de doelstelling) en het toewijzen van resources (middelen). In veel gevallen wordt gebruik gemaakt van de ‘Balanced Scorecard’ van Kaplan en Norton om de prestaties van een bedrijf te toetsen en de voortgang richting de gestelde doelen te monitoren. Recente studies pleiten ervoor om de doelstelling van een 31
bedrijf te baseren op de verwachtingen van de aandeelhouders en die verwachting ook mee te nemen bij het opstellen van een aangepaste ‘Balanced Scorecard’. Voorbeeldonderwerpen: Business and market analysis, Strategy and strategic options, Strategy implementation, Feasibility, Businessmodellen.
Bedrijfskunde MER rekent vier kernvakgebieden tot de core business Er kan niet worden volstaan met het louter benoemen van het basisniveau aan kennis. Juist door aan te geven op welke vakgebieden uitgebreidere en zelfs expertkennis noodzakelijk is, wordt zichtbaar waarop de BKM’er zich onderscheidt van andere BBA-afgestudeerden. In onderstaand schema is opgenomen welke kernvakgebieden op welk niveau worden aangeboden. Uit dit overzicht wordt duidelijk dat de kerncompetentie van de BKM’er, het analyseren, ontwerpen en managen van doelgerichte processen, vooral door de expertkennis wordt geborgd. Gevorderde kennis is nodig om een BKM’er vanuit een breed perspectief naar organisaties te kunnen laten kijken.
Operations Management dient door alle opleidingen op niveau 3 aangeboden te worden. Dit kernvakgebied is volledig met de kernbelofte verbonden. Kennis van dit vakgebied is voor de BKM’er noodzakelijk om bedrijfsprocessen te kunnen verbeteren en vernieuwen om het beste uit organisaties en mensen te halen. Uit de overige drie kernvakgebieden kiezen de opleidingen minimaal één kernvakgebied of een combinatie van kernvakgebieden die het beste past bij hun profilering.
Gevorderd
•
•
inzicht in de financiële verantwoording
Bedrijfsethiek
•
•
verantwoord handelen
Corporate Finance
•
Economie
•
•
inzicht in economische verbanden
Kwantitatieve Methoden
•
•
verantwoord uitvoeren van onderzoek
Management Information Systems (MIS)
•
•
Marketing
•
•
Operations Management
•
•
•
invullen van de kerncompetentie
Organisatiekunde
•
•
•
invullen van de kerncompetentie
Recht
•
•
Strategisch Management
•
•
Expert
Basis
➍ Bedrijfskundige handelingscyclus en onderzoek
Accounting
Kernvakgebied
Overeenkomstig de kerncompetentie zijn er vier kernvakgebieden, waarvan de (toepassing van) kennis tot de core business van een BKM-professional kan worden gerekend: • Operations management • Strategisch management • Organisatiekunde • Management Information Systems
Omdat kennis uit dit vakgebied noodzakelijk wordt geacht bij het:
kennen van de financiële functie
•
invullen van de kerncompetentie inzicht in de werking van de commerciële functie
verantwoord kunnen handelen
•
invullen van de kerncompetentie
Een andere belangrijke pijler van de BBA-Standaard wordt gevormd door het onderzoekend vermogen dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice, en tot innovatie. In het bedrijfskundige en professionele handelen is vaak sprake van praktijkgericht onderzoek. ‘Het praktijkgerichte onderzoek wordt omschreven als onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van die beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het genereren van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen en concrete oplossingen voor praktijkproblemen. Daarbij is het onderzoek doorgaans multi- en of transdisciplinair van aard en ingebed in een scala van interne en externe organisatorische verbanden, met behoud van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zelf…’ 18. Bovenstaande definitie van praktijkgericht onderzoek sluit goed aan op hetgeen een bedrijfskundige doet. Bedrijfskundige vraagstukken zijn in feite altijd gericht op het optimaliseren van (delen van) de organisatie. En om tot gefundeerde verbetervoorstellen te komen is het doen van praktijkgericht onderzoek noodzakelijk. In onderstaand model (Leen, 2012 ) wordt duidelijk gemaakt dat in elke fase van het bedrijfskundig handelen onderzoek wordt verricht en dat in principe bij elke fase de onderzoekscyclus wordt doorlopen. De onderzoekscyclus is de ‘werkcyclus voor praktijkgericht onderzoek’ (Verhoeven, 2011) en bestaat uit zes fasen: (1) probleemanalyse, (2) onderzoeksontwerp, (3) dataverzameling, (4) data-analyse, (5) conclusies en aanbevelingen en (6) rapportage. 18 Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan hogescholen, HBO-raad, december 2008, p. 7.
32
33
Een afstudeeronderzoek richt zich doorgaans op een enkele fase of een cluster van twee fasen, bijvoorbeeld diagnose en ontwerp. Het is een vereiste dat de student in de opleiding BKM kennis maakt met alle fasen van het bedrijfskundige handelen en zich daardoor alle taakcompetenties eigen maakt. Hoe het bedrijfskundig handelen en het doen van onderzoek zich tot elkaar verhouden, wordt in onderstaand schema duidelijk gemaakt.
Verkenning van de opdracht (keuzen van de fase(n))
op basis van Probleemidentificatie
op basis van
Diagnose
voorstel voor
5 4
6 3
1 2
Onderzoekscyclus
5 4
op basis van
6 3
1
5 4
2
Onderzoekscyclus
op basis van
Ontwerp
voorstel voor
Verandering Evaluatie
voorstel voor
6 3
1 2
Onderzoekscyclus
Daarnaast kan de BKM’er als kenniswerker gebruik maken van zijn (generieke) competentie ‘samenwerken en netwerken’. Voor het ‘werken met kennis’ ten dienste van de organisatie zijn instrumenten als kennismanagement, kennisdeling, samenwerken en netwerken nodig. In een bijdrage aan Onderwijs Research Dagen komt Verdonschot (2012) tot de conclusie dat ‘innovaties niet tot stand (komen) door deze vanaf de zijlijn zorgvuldig uit te denken en ze daarna te implementeren. De kans op succes wordt groter als mensen in het werk nieuwe oplossingen ontwikkelen, deze uitproberen, verder ontwikkelen en met elkaar delen’. En tenslotte: de bedrijfskundige kenniswerker is ook gericht op professionalisering van zijn eigen beroepspraktijk, één van de generieke competenties. Door reflectie op het bedrijfskundige handelen verwerft hij kennis en draagt daarmee bij aan zijn eigen professionalisering (Weggeman, 2003).
voorstel voor
5 4
6 3
1 2
Onderzoekscyclus
5 4
6 3
1 2
Onderzoekscyclus
Eventueel vervolgonderzoek
Een toelichting op dit model is te vinden in bijlage G. ➎ De bedrijf skundige kenniswerker Bedrijfskundigen kunnen een grote rol spelen in de kenniseconomie. Ze werken mee aan de inrichting van systemen binnen en tussen organisaties en ze verbeteren de werkprocessen die kenniswerkers nodig hebben. De BKM’er maakt hierbij gebruik van zijn (generieke) competenties, zoals bijvoorbeeld ‘innoveren’. Als kenniswerker zet hij zich in om resultaten uit eigen onderzoek of elders verworven kennis te ontwikkelen. Nieuwe kennis kan hij toepassen in het proces van het verbeteren en vernieuwen van bedrijfsprocessen. Hij vervult hierin een onderzoeksrol. Andriessen (2007) heeft het proces waarin de (HBO-)kenniswerker tot de oplossing van unieke problemen komt in beeld gebracht. Volgens hem brengt de kenniswerker in dit proces drie ‘stromen’ bij elkaar: de kennis-, praktijk- en competentiestroom. Zijn handelen krijgt hiermee een breder perspectief. Handelen wordt ook leren, het verwerven van kennis, de ontwikkeling van (nieuwe) kennis en de ontwikkeling van nieuwe competenties. 34
35
Deel III
Verantwoording
In het laatste onderdeel van het opleidingsprofiel wordt verantwoording afgelegd over: •• de toetsing en ijking door het werkveld; •• het initiatief van het LOO BKM om de kwaliteit van het eindniveau landelijk te borgen; •• het proces, dat tot de totstandkoming van het opleidingsprofiel heeft geleid.
Toetsing en ijking door het werkveld In de periode tussen juli en oktober 2013 heeft de toetsing en ijking van het nieuwe opleidingsprofiel door het werkveld plaatsgevonden. Er heeft geen toetsing op landelijk niveau plaatsgevonden, maar deze is via de regionale werkveldcommissies (WVC’s) gerealiseerd. De verschillende (leden van de) werkveldcommissies hebben op verzoek van het bestuur van LOO BKM de onderstaande vragen beantwoord: 1 Sluit het nieuwe profiel aan bij de actualiteit en/of mist u onderwerpen? 2 Herkent u uw beroepspraktijk in het profiel? 3 Geeft het profiel voldoende inkleuring en richting voor een Bedrijfskunde MER opleiding? 4 Komt het versterkte bedrijfskundige karakter (integrale bedrijfskunde in plaats van een samenstelling van de M+E+R) voldoende tot uitdrukking in het profiel? 5 Het opleidingsprofiel geeft aan dat vier vakgebieden (BOKS) op het hoogste niveau behaald moeten worden (tot en met het afstuderen). Onderschrijft u deze mening? 6 Overige opmerkingen over het profiel. Toetsing en ijking door het werkveld is een vorm van validatie van het opleidingsprofiel. Met andere woorden: het gaat hier om de vraag of de opleiding voldoet aan de verwachtingen die het specifieke werkveld aan een afgestudeerde BKM’er stelt en in het algemeen aan een op HBO-niveau afgestudeerde professional. De hieronder aangegeven feedback van het werkveld hoort bij het opleidingsprofiel, maar is er ook van te onderscheiden. Dat betekent dat de BKM-opleidingen hiervan gebruik kunnen maken voor de uitwerking van hun eigen profilering. De suggesties, die een meer klantvriendelijke en scherpe formulering van de tekst inhielden, zijn in het opleidingsprofiel verwerkt. Deze suggesties zijn bij vraag 6 gegeven en worden hieronder niet apart genoemd. In grote lijnen heeft het werkveld de uitgangspunten en de inhoud van het nieuwe opleidingsprofiel onderschreven. De door het werkveld gegeven inhoudelijke aanvullingen zijn voor een belangrijk deel in de voorafgaande tekst verwerkt. De feedback is in ruime mate gegeven en is divers van aard. Er zijn veertien uitgebreide reacties van zeven WVC’s van hogescholen ontvangen.
1 Sluit het nieuwe profiel aan bij de actualiteit en/of mist u onderwerpen? Het werkveld ziet in de gegeven beschrijving van de actualiteit over het algemeen ‘relevante ontwikkelingen’. Hierin komt volgens het werkveld terecht het beeld van de BKM’er als specialist in generalisme naar voren. Ook de nadruk op ‘innovatie’ (en optimalisatie van processen) is volgens het werkveld terecht. 2
Herkent u uw beroepspraktijk in het profiel? Het werkveld herkent unaniem de eigen beroepspraktijk in het opleidingsprofiel.
3 Geef t het profiel voldoende inkleuring en richting voor een Bedrijfskunde MER opleiding? In het algemeen beoordeelt het werkveld de gegeven inkleuring en richting in het opleidingsprofiel als duidelijk en de juiste. 4 Komt het versterkte bedrijfskundige karakter (integrale bedrijfskunde in plaats van een samenstelling van de M+E+R) voldoende tot uitdrukking in het profiel? Het werkveld herkent het versterkte bedrijfskundige karakter in het nieuwe opleidingsprofiel. Men legt hierbij de nadruk op: ‘het beste uit organisaties halen, de integratie van M, E en R. Men waardeert deze integratie als ‘bijzonder waardevol’ en men voegt toe dat de BKM’er altijd de mens in de organisatie centraal moet stellen. 5 Het opleidingsprofiel geef t aan dat vier vakgebieden (BOKS) op het hoogste niveau behaald moeten worden (tot en met het afstuderen). Onderschrijf t u deze mening? Volgens sommige vertegenwoordigers uit het werkveld zou er meer aandacht aan tactisch denken en handelen besteed kunnen worden. Voor het strategische niveau is volgens hen rijping in de functie noodzakelijk. Op een enkele uitzondering na (de specialist in generalisme zou op een breed palet aan gerelateerde vakgebieden bovengemiddeld moeten scoren) onderschrijven de vertegenwoordigers uit het werkveld de gemaakte keuze volmondig.
In bijlage H volgt per vraag een samenvatting van deze feedback.
38
39
Landelijke borging eindniveau van de BKM’er Het LOO BKM heeft in opdracht van de HBO-raad (nu Vereniging voor Hogescholen) het initiatief genomen om het eindniveau van de opleiding landelijk te borgen. Zij heeft gekozen voor een vergroting van de transparantie van het afstudeertraject. Dit zal in dialoog en onderlinge samenwerking met de opleidingen van de verschillende hogescholen worden vormgegeven. Het accent ligt op de vergroting van de transparantie van het proces en de criteria voor het afstuderen. Het landelijk opleidingsprofiel biedt het geëigende kader voor de formulering van de uitgangspunten voor landelijke borging van het afstudeerniveau. Geïnspireerd door het rapport ‘Vreemde ogen dwingen van de Commissie ‘Externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs’ 19 volgt het LOO BKM het voorbeeld van Estland, waarvoor de commissie haar voorkeur heeft uitgesproken. In dit voorbeeld wordt uitgegaan van een combinatie van interne kwaliteitsborging per opleiding (interne evaluaties) en landelijke borging door systematisch en gestructureerd, maar ook met een open blik ‘bij elkaar in de keuken te kijken’. De commissie noemt dit een vorm van georganiseerde zelfreflectie. De opleidingen BKM stellen zich voor dat hun landelijke borging van de kwaliteit van het afstuderen vorm kan krijgen door: • het inzetten van peer-review bij examinering door (afstudeer-) beoordelingscommissies die voor een bepaald gedeelte uit externe deskundigen van collega-opleidingen bestaan; • een benchmark op kwaliteitsindicatoren voor het afstuderen. De opleidingen BKM, verenigd in het LOO, zullen voor de realisatie hiervan ‘kwaliteitsborging van afstuderen’ structureel op de agenda zetten en op dit gebied deskundige medewerkers van de diverse opleidingen regelmatig raadplegen en bijeenbrengen.
Proces In 2012 is een nieuw competentieprofiel vastgesteld voor de BKM opleidingen. Het Sectoraal Advies College van de sector HEO heeft daarna de opdracht gegeven de kernvakgebieden, horende bij de BBA-Standaard, verder uit te werken en op te nemen in een herijkt opleidingsprofiel. Voor de herijking van het opleidingsprofiel is in januari 2013 een projectgroep ingesteld door het bestuur van het LOO BKM. De projectgroep bestond uit de leden van het bestuur en een lid van het LOO BKM, dat ook bij de totstandkoming van het nieuwe competentieprofiel betrokken was. Voor de projectleiding werd een externe deskundige aangetrokken. De opdracht was gericht op de formulering van het nieuwe landelijke opleidingsprofiel voor de opleiding met het oog op de herkenbaarheid en kwaliteit van de verschillende BKM opleidin19 Vreemde ogen dwingen, HBO-raad 2012
40
gen. Dit profiel zou moeten zijn georiënteerd en afgestemd op de trends en ontwikkelingen in het werkveld en op de kwaliteitseisen die aan HBO-opleidingen worden gesteld. Het profiel zou moeten voldoen aan de eisen van actualisatie, acceptatie, validatie, bruikbaarheid en aan de eisen van kwalitatief hoogstaand hoger beroepsonderwijs. Op 8 februari 2013 is de projectgroep van start gegaan en ze is in totaal vijf keer bij elkaar gekomen. Het door de projectleider geformuleerde projectplan is tijdens een bijeenkomst van het LOO BKM gepresenteerd (20 maart 2013) en daarna door het bestuur geaccordeerd. Tijdens deze landelijke bijeenkomst heeft de projectleider ook het thema ’landelijke borging van het eindniveau’ toegelicht, dat als nieuw element in het te formuleren opleidingsprofiel opgenomen zou worden. De bijeenkomsten van de projectgroep waren achtereenvolgens gericht op: vaststelling van de inhoud en de structuur van het profiel, verdeling en planning van de activiteiten, vaststelling van het eerste concept, dat is voorgelegd aan de leden van het LOO BKM en besproken op de landelijke bijeenkomst van 5 juni 2013, de vaststelling van het tweede concept dat was bestemd voor feedback uit het werkveld, en het eindconcept van de projectgroep. De projectleider heeft tussentijdse teksten van de projectleden en eigen teksten geïntegreerd en het resultaat hiervan aan de projectgroep en het LOO BKM ter bespreking aangeboden. De verzamelde (uitgebreide) feedback van het werkveld is door de projectleider verwerkt in het onderdeel ‘toetsing en ijking door het werkveld’. Over al deze activiteiten heeft de projectleider regelmatig met de leden van de projectgroep gecommuniceerd en wekelijks met de voorzitter van het bestuur gesproken. De voortgang van het project is regelmatig in de projectgroep aan de orde geweest en getoetst op de vooraf in het projectplan vastgestelde kwaliteitseisen. Zo heeft de uitgebreide feedback van de leden van het LOO BKM geleid tot een ingrijpende bijstelling van de structuur van het opleidingsprofiel. Hiermee is tegemoet gekomen aan de eis van bruikbaarheid van het profiel als richtinggevend, landelijk basisdocument. De opleidingen kunnen het profiel voor zichzelf operationaliseren. De leden van het LOO BKM leverden met hun feedback bovendien een belangrijke bijdrage aan de versterking van een kwalitatief hoogstaand niveau van de BKMopleidingen. Met de feedback van het werkveld werd de actualiteit van het profiel in belangrijke mate versterkt en uitgebreid. De bewezen relevantie (validiteit) van het opleidingsprofiel werd hiermee ook onderstreept. Gedurende het project heeft steeds de nadruk gelegen op communicatie tussen de projectgroep, het bestuur en de leden van het LOO BKM en de communicatie met het werkveld via deze leden. Hiermee is er voldaan aan de eis van acceptatie. Het eindconcept van de projectgroep is in december 2013 aan het Sectoraal Adviescollege van de sector Economie aangeboden. 41
Referenties Andriessen, D. (2007). HBO’ers als kenniswerkers. In: Lappia et al., Backbone II. Hogeschool INHOLLAND. Bie, D. de (Red.) (2003). Morgen doen we het beter. Handboek voor de competente onderwijsvernieuwer. Houten/Antwerpen: Bohn Staleu Van Loghum. Biggs, J.B. and Collis, K.F. (1982). Evaluation the quality of learning - the SOLO Taxonomy. New York: Academic Press.
INK (2007). Introductie: filosofie, inhoud en toepassing van het INK-managementmodel. Zaltbommel: Instituut Nederlandse Kwaliteit. Jong, T. de & Ferguson-Hessler, M. (1997). Types and qualities of knowledge. Educational Psychologist, 31 (2), 267-289. Lanting, M. (2013). De slimme organisatie. De toekomst van werk, leiderschap en innovatie. Amsterdam: Business Contact. Marcus, J. , Van Dam, N. (2012). Organisatie en Management. Groningen: Noordhoff.
Bloom, B.S. (1971). Mastery Learning and its implications for curriculum development. In: E.W. Eisner (Ed.), Confronting curriculum reform. Boston: Little, Brown and Company. Caluwé, L. de en Vermaak H. (2006). Leren Veranderen. Deventer: Kluwer. Dienst Onderwijs- en Studentzaken (2013). Koppeling competentieprofiel BK-MER aan Dublindescriptoren. Werkdocument. Den Haag: De Haagse Hogeschool. Domein Economie en Management / HES (2012). De afstudeeropdracht, Studiehandleiding 2012-2013, deeltijdopleidingen. Amsterdam. De Hogeschool van Amsterdam. Doorewaard, H. en Verschuren, P. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: Boom Lemma. Dreyfus, S.E. ; Dreyfus, H. L. (2010). A Five-Stage Model of the Mental Activities Involved in Directed Skill Acquisition. Washington DC: Storming Media-Retrieved. June 13. HBO-raad. Vereniging van hogescholen (2012). Vreemde ogen dwingen. Eindrapport commissie externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs. Den Haag: HBO-raad.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. (2005). Report Committee Review Degrees for the Dutch Ministry of Education, Culture and Science. Zoetermeer: Ministerie van OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2008). Nederlands kwalificatieraamwerk Hoger Onderwijs Compatibel met het overkoepelende Europese Kwalificatieraamwerk voor de Europese Hogeronderwijsruimte. Zelfcertificeringsdocument. Zoetermeer: Ministerie van OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. (2010). Advies van de Commissie Hoger Onderwijs Stelsel. Zoetermeer: Ministerie van OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2011). Kwaliteit in verscheidenheid. Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap. Zoetermeer: Ministerie van OCW. Netherlands Quality Agency (2004). Breed en veelzijdig. Eindrapport van de visitatiecommissie Management, Economie en Recht. Den Haag: NQA.
HBO-raad. Vereniging van hogescholen (2009). Kwaliteit als opdracht. Den Haag: HBO-raad. HBO-raad. Vereniging van hogescholen (2008). Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan hogescholen. Den Haag: HBO-raad. Hofstede, G. (2001). Culture’s Consequences: Comparing Values, Behaviors, Institutions and Organizations Across Nations. Thousand Oaks/London: SAGE Publications Inc. Huisman, J. (Red.) (2001). Leren van competenties in het beroepsonderwijs. Programmeren, begeleiden en beoordelen. ‘s-Hertogenbosch: CINOP. 42
Peters, T.J. and Waterman, R.H. (2006). In Search of Excellence. New York: HarperCollins Publishers Inc. Poucke, A.B.M. van (2005). Towards radical innovation in knowledge-intensive service firms. Academisch proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Strien, P. van (1986). Praktijk als wetenschap, methodologie van het sociaalwetenschappelijk handelen. Assen/Maastricht: Van Gorcum.
43
Stuive, R. , Thuis, P. (2012). Bedrijfskunde Integraal. Groningen: Noordhoff.
Bijlage A
Trompenaars, F. & Hampden-Turner, C. (2011). Riding the Waves of Culture: Understanding Cultural Diversity in Business. London: Nicholas Brealey Publishing.
Bedrijfskunde MER in historisch perspectief
Verdonschot, S.G.M. (2012). Medewerkers op de werkvloer geven vorm aan innovatie in het werk: onderzoek bij vijf organisaties. Paper Onderwijs Research Dagen, Wageningen.
Deze bijlage schetst de aanloop naar het voorliggende nieuwe competentieprofiel. Een korte terugblik om de fundamenten waarop Bedrijfskunde MER is ontstaan. Deze achtergrondschets heeft als functie om het bij het actualiseren van het profiel te vertrekken vanuit een helder beeld en bewustzijn van de BKM-identiteit die in de afgelopen jaren is opgebouwd.
Verhagen, P. (2011). Kwaliteit met beleid. Bussum: Coutinho. Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? Den Haag: Boom Lemma. Weggeman, M. (2003). Leren en kennisontwikkeling bij professionals. In: F. Kwakman & B. Overduin (Red.). Professionals & Professionele ontwikkeling. Over sturing en zelfsturing bij professionals. Schoonhoven: Academic Service. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Rapport 90 (2013). Naar een lerende economie. Den Haag. Winkler, P. (2011). Beroepscompetenties HBO. Schoonhoven: Academic Service.
Vóór 1994: wortels in HEAO EJ Bedrijfskunde MER is per 1 september 2012 de nieuwe naam voor de opleiding voor Management, Economie en Recht. MER kwam voort uit de opleiding HEAO Economisch Juridisch die vanaf de jaren zestig, samen met HEAO Bedrijfseconomie en HEAO Commerciële Economie, de drie pijlers vormden van het hoger economisch beroepsonderwijs. HEAO EJ is tot eind jaren negentig sterk juridisch georiënteerd geweest. In de “Landelijke herkenbaarheidoperatie”, uitgevoerd door de commissie Braakman, is door het bestuurlijk overleg van de hogescholen in oktober 1992 besloten de HEAO-opleidingen Economisch Juridisch, HEAO Bestuurskunde en HEAO Openbaar Bestuur te integreren in een nieuwe opleiding. De voorlopige naam daarvan was “Juridisch Bestuurlijke Opleiding”. Gedurende het studiejaar 1993/1994 zijn enkele hogescholen er in geslaagd hun “oude” opleidingen Bestuurskunde en Openbaar Bestuur wederom als zelfstandige HBO-opleiding erkend en bekostigd te krijgen. Deze opleidingen zijn verder gegaan onder de naam Bestuurskunde/Overheidsmanagement. 1994: Introductie MER De voormalige HEAO EJ-opleidingen binnen de juridisch bestuurlijke opleiding hebben zich na deze ontvlechting ontdaan van de specifieke publieke c.q. op de overheid gerichte doelen/ eindtermen en zijn verder gegaan onder de naam Management, Economie en Recht. De betrokken hogescholen zijn per 1 september 1994 gestart met het aanbieden van de opleiding Management, Economie en Recht. Ná de ontvlechting en mét de nieuwe naam, is in 1994 een begin gemaakt met de heroriëntatie van de opleiding als het gaat om doelstelling en eindkwalificaties. Vanaf die periode heeft MER een gestage groei doorgemaakt en heeft deze opleiding zich ontwikkeld tot de grootste in het domein BBA. 1997-2004: Versterking component ‘management’ De aanbevelingen van de visitatiecommissie in 1997 20 hebben de heroriëntatie in een stroomversnelling gebracht. De opleiding werd nog als te juridisch gekenschetst en te weinig profilerend voor wat betreft de M-component. In maart 1999 is het nieuwe Beroeps- en Opleidingsprofiel MER verschenen. Het competentieprofiel (rondom drie clusters Organisatie en Omge20 Jonge loten aan de stam, Eindrapport van de visitatiecommissie Management Economie en Recht als-
mede Bestuurskunde/Overheidsmanagement, HBO-raad, Den Haag, juni 1997, ISBN 9789063902087
44
45
ving, Bedrijfsprocessen in Organisaties en Mens in Organisatie) bood een eerste aanzet tot een bedrijfskundige opleiding. In de jaren nadien heeft het LOO MER door het organiseren van themagestuurde studiedagen en door een uitwerking van de competenties in gedragscriteria (januari 2001) het MER-profiel verder geconcretiseerd. Het visitatierapport van 2004 (Breed en Veelzijdig, Netherlands Quality Agency, maart 2004) bevestigt deze ontwikkeling. Dit rapport meldt dat de omvorming van sterk juridisch georiënteerde en vakgerichte curricula naar bedrijfskundige georiënteerde en competentiegerichte curricula in alle hogescholen met voortvarendheid ter hand is genomen en in het algemeen succesvol is geweest. 2004-2005: Domeinvorming; MER voortouw in Business Administration Vanaf 2004 heeft in HBO-land de zogeheten domeinvorming prominent op de agenda gestaan. Mede onder invloed van ontwikkelingen in het Europese hoger onderwijsbeleid zijn de bachelor-masterstructuur en de major-minorstructuur ingevoerd. De HBO-raad heeft ten behoeve van de afzonderlijke sectoren in het hoger beroepsonderwijs graden voorgesteld voor groepen opleidingen. Graden die konden rekenen op nationale en internationale herkenning en erkenning. Groepen opleidingen vormden een domein, en graden zijn sindsdien gekoppeld aan domeinen. Korte tijd liet het zich aanzien dat domeinen in de toekomst het accreditatieniveau zouden vormen in plaats van de afzonderlijke opleidingen binnen een domein 21. Daarom werd domeinvorming door de HBO-Raad gezien als instrument voor het clusteren van opleidingen rondom gemeenschappelijke competentieprofielen. Gezien deze domeinontwikkeling heeft MER in het voorjaar van 2004 actief geparticipeerd in het Project Domeincompetenties van het Sectoraal Adviescollege Economie bij de formulering van domeincompetenties voor BBA. Ook bij de uitwerking daarvan in het vervolgproject Domeincompetenties II in 2005 heeft MER, als grootste opleiding in het domein, het voortouw genomen in het domein BA. Die voortrekkersrol komt tot uitdrukking in het feit dat het voorzitterschap van het landelijke Domeinoverleg BBA sinds de start bij MER berustte. Beide projecten stonden vooral in het teken van verbreding en de resultaten zijn door de HBO-raad overgenomen (zie hiervoor de website: www.vereniginghogescholen.nl en daarbinnen: opleidingscompetenties). 2005: Nadere positionering MER: BBA in het HEO Het domein Business Administration is de ‘thuisbasis’ van opleidingen die zich richten op de dienstverlenende functies. In de Sectorraad Economie (Tweedaagse Sectorraad HEO, april 2005) is de discussie gevoerd in hoeverre ‘Business Administration’ niet ook voorkomt in het hoger technisch onderwijs en er dus sprake zou kunnen zijn van overlap. Het competentieprofiel van met name de opleiding Technische Bedrijfskunde bood aanleiding voor zo´n discussie. Die discussie heeft geleid tot een vergelijking van de (abstract geformuleerde) competenties voor beide sectoren. De uitkomst daarvan was dat niet de competenties zelf, maar juist de bij die competenties passende beroepscontexten (in de sectoren economie en techniek) onder21 I n het najaar 2005 heef t de minister van OCW aangegeven domeinvorming wel te willen stimuleren, maar nog niet als accreditatieniveau in de wet te willen verankeren.
46
scheidend vermogen hebben. Zo is er bedrijfskunde gericht op technische, industriële functies en bedrijfskunde gericht op dienstverlenende functies waartoe MER zich rekent. In het advies van de HBO-raad over de toekenning van graden aan opleidingen komt dit onderscheid tot uitdrukking door aan bedrijfskunde in een technisch-industriële context de graad Bachelor of Engineering toe te kennen en de graad Bachelor of Business Administration voor te behouden aan bedrijfskundige opleidingen in de sector economie. Bij Bedrijfskunde zoals bedoeld bij BA, gaat het dan met name om functies die gericht zijn op het ontwerpen, beheren en verbeteren van structuren, systemen en processen in drie typen organisaties: • commerciële zakelijke dienstverlening, de financiële dienstverlening, de juridische dienstverlening in handel, transport en logistiek; • overheid en de zelfstandige bestuursorganen; • maatschappelijke ondernemingen in zorg, onderwijs, huisvesting, cultuur, sport, recreatie, natuur, milieu en welzijn. 2006: BA-competenties doorvertalen naar MER Nadat MER mede aan de basis heeft gestaan van de destijds geformuleerde BA-competenties, werd het tijd om de consequenties voor de opleiding MER zélf in kaart te brengen en daaruit conclusies te trekken. Dat heeft MER in eerste instantie gedaan onder begeleiding van de heer dr. Will Verreck, de eerdere projectleider van het Project Domeincompetenties HEO en kenner van het hoger economisch onderwijs. In zijn visie, die is uitgewerkt in het gehele project, behoeven de compact geformuleerde domeincompetenties nadere concretisering in de context van het beroepenveld waar de afgestudeerden van MER instromen. In juni 2008 verscheen het eerste, volledig op bedrijfskundige leest geschoeide competentieprofiel voor de HBO-bacheloropleiding Management, Economie en Recht. Daarin een nadere typering van de domeincompetenties in een MER-beroepscontext en voorzien van beroepsillustraties aan de hand van een beschrijving van typen organisaties, situaties, taken, werkzaamheden, beroepsproducten en prestatie- en beheersindicatoren. 2009-2013: Verbreding in de sector Economie en naamsverandering naar Bedrijfskunde MER Vanaf 2008 heeft het LOO MER geijverd voor een nieuwe naam die recht doet aan de stevige bedrijfskundige oriëntatie van de opleiding. Gekozen is voor Bedrijfskunde MER. Hierbij stond voorop dat de opleiding nog steeds stevig is verankerd in de sector Economie en zich niet wil bewegen in de richting van het technische domein met opleidingen als Technische Bedrijfskunde. De domeinen golden tot 2009 als een ordeningsprincipe in de sector Economie. Naast Business Administration waren er de domeinen Economics (met de opleiding Bedrijfseconomie als grootste), Commerce (met de opleiding Commerciële Economie als grootste), Communications (Journalistiek, Communicatie e.a.) en Laws (HBO Rechten, HJO en SJD). Dat ordeningsprincipe 47
hield in dat ieder domein een eigen competentieprofiel en een eigen graad had. Daarnaast was er een enkele opleiding, waaronder Personeel en Arbeid / HRM die een eigen domein claimde. In juni 2011 heeft de HBO-raad besloten om per 1 september 2012 een voor de gehele sector Economie geldende BBA-graad en BBA-Standaard in te voeren. Alleen voor Communications en Laws is in de sector Economie nog plek naast BBA, omdat er voor de handhaving van die graden een duidelijke internationale legitimering is. Voor verreweg de meeste studenten in verreweg de meeste opleidingen in de sector Economie van het HBO geldt vanaf september de BBA-Standaard. De LOO’s zijn gevraagd om voor 1 juni 2012 aan de HBO-raad te berichten hoe de landelijke beroeps- en opleidingsprofielen zich tot die nieuwe BBA-Standaard verhouden. In studiejaar 2011–2012 heeft het LOO BKM daarom gewerkt aan een nieuw competentieprofiel Bedrijfskunde MER dat enerzijds voldoet aan de nieuwe BBA-Standaard en anderzijds het bedrijfskundige karakter van de opleiding verder aanscherpt. Het LOO BKM heeft zich in 2008 tot doel gesteld het landelijke opleidingsprofiel (of competentieprofiel) iedere vier tot zes jaar te actualiseren. Het nu voorliggende nieuwe profiel beantwoordt daarmee aan twee opdrachten: het neerzetten van een stevig bedrijfskundig fundament onder de opleiding bedrijfskunde en de verankering van de opleiding in het BAprofiel van de sector Economie.
Bijlage B
Nederlands Qualification Framework en de Dublin-descriptoren Nederlands Qualification Framework (NQF) De eindcompetenties van het opleidingsprofiel moeten voldoen aan de internationaal geldende kwaliteitseisen, die in het European Qualification Framework (EQF) zijn geformuleerd. Dit is een overkoepelend kwalificatieraamwerk voor de Europese Hoger Onderwijsruimte. Elk land formuleert zijn eigen nationale kwalificatieraamwerk, dat in het EQF past. Het Nederlands Qualification Framework (NQF, 2009) geldt net zoals dat in de andere Europese landen het geval is voor zowel het WO als het HBO. Voor de universitaire en HBO-bachelor en master geldt hetzelfde niveau. Zij verschillen alleen in hun oriëntatie, hetgeen in hun titel tot uitdrukking komt. De kwalificaties van het NQF beschrijven de leeruitkomsten vanuit het perspectief van de Dublin-descriptoren. Hiermee is ook het vereiste HBO- (eind)niveau beschreven.
Dublin-descriptoren en het vereiste HBO-eindniveau van de BKM’er De Dublin-descriptoren gelden zowel voor universitaire studies als voor HBO-opleidingen. In de accreditaties van studies en opleidingen worden zij door de NVAO als richtlijn gehanteerd. Competenties, stages en andere praktijkcomponenten van opleidingen in het HBO worden vanuit de Dublin-descriptoren op hun kwaliteit beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de (kern) vakken en de verplichte literatuur. Ook voor diverse didactische maatregelen zijn deze kwaliteitseisen van doorslaggevend belang. Zo worden in HBO-opleidingen de inhoud en de werkvormen van colleges, werkgroepen en van verschillende opdrachten voor studenten tegen het licht gehouden. Na de invoering van de bachelor-masterstructuur werd benadrukt dat het HBO onderdeel van het Hoger Onderwijs is. Voor het gehele Hoger Onderwijs werden de Dublin-descriptoren richtinggevend voor de kwaliteit, dus ook voor de opleidingen in het HBO. Voor het gehele hoger onderwijs gelden dezelfde niveaueisen, zowel voor de bachelor- als de masterfase.
48
49
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling van de Dublin-descriptoren voor het eindniveau van de eerste, tweede en derde cyclus, in Nederland aangeduid met de kwalificaties: bachelor, master en doctor (bron: Nederlands Qualification Framework). Bachelor
Master
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/ of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/ haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
Kennis en inzicht
50
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
51
Bijlage C
Standaard Bachelor of Business Administration Internationale herkenbaarheid De arbeidsmarkt waarvoor hogescholen opleiden mondialiseert in hoog tempo. Daardoor gaan niet alleen steeds meer afgestudeerden buiten Nederland werken, maar krijgen ook binnen Nederland werkzame afgestudeerden in toenemende mate te maken met buitenlandse markten en (Europese) wet- en regelgeving. Internationale herkenbaarheid van het opleidingsdiploma en van de opleidingsgraad is een must. Hebben werknemers herkenbare opleidingsgraden, dan versterkt dat de internationale positie van een Nederlands bedrijf of Nederlandse instelling. Dit alles geldt zeker voor de afgestudeerden van de businessopleidingen van hogescholen. Het is daarom dat de in het verband van de HBO-raad verenigde hogescholen hebben besloten voor hun eigen businessopleidingen de internationaal goed herkenbare en erkende graad Bachelor of Business Administration (BBA) af te geven. Basiskenmerken en competenties Tevens is een besluit genomen over de vier basiskenmerken van die graad, dus over een aantal basiscompetenties van de afgestudeerden van de betreffende HBO-opleidingen. Daarmee is deze zogenoemde algemene BBA-Standaard op hoofdlijnen richtinggevend voor de landelijke opleidingsprofielen en daarmee indirect voor de curricula van de afzonderlijke hogescholen. Tevens is besloten de BBA-Standaard jaarlijks te agenderen en periodiek te herijken. Landelijke opleidingsprofielen worden, na overleg met het relevante werkveld, opgesteld en geactualiseerd door de opleidingen en vastgesteld door de HBO-raad. Voor de gedetailleerde uitwerking en toespitsing van de algemene BBA-Standaard op een specifiek werkveld wordt verwezen naar de afzonderlijke landelijke opleidingsprofielen 22. Op het diploma van een afgestudeerde staat vermeld de naam van de hogeschool, die van de gevolgde bacheloropleiding en die van de verstrekte graad (BBA). In het diploma-supplement staat aangegeven wat die afgestudeerde precies aan onderwijsonderdelen heeft gevolgd. Bij de accreditatie van een BBA-opleiding van een hogeschool, door de bij wet ingestelde Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), wordt onder meer bezien of die opleiding terecht de BBA-graad afgeeft dus of de vlag de lading (nog) dekt 23.
BBA-Standaard De voor businessopleidingen afgesproken BBA-Standaard is een uitwerking van de door alle hogescholen in 2009 geformuleerde standaard voor al hun vierjarige bacheloropleidingen 24. Die HBO-standaard houdt in dat een opleiding er zorg voor dient te dragen dat -gevat in een zowel nationale als internationale context- studenten: • een gedegen theoretische basis verkrijgen; • het onderzoekend vermogen verwerven dat hen in staat stelt om bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van het beroep; • over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; • de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen die past bij een verantwoordelijke professional. Gedegen theoretische basis Een pas afgestudeerde BBA’er heeft een theoretische basiskennis op een aantal kernvakgebieden, die van belang zijn voor de (internationale) bedrijfsvoering en voor het vormgeven en innoveren van processen in zowel de private als de publieke sector. De mate van benadrukking en toespitsing van een kernvakgebied in een specifieke BBA-opleiding hangt samen met belang van dat kernvakgebied in het werkveld van die opleiding. Gelet op de beoogde internationale herkenbaarheid worden kernvakgebieden overgenomen uit het Wikipedia-lemma BBA: “The core topics usually comprise: accounting, business law and ethics, economics, finance, management information systems, marketing, operations management, organizational behavior, quantitative techniques (business statistics, financial mathematics, operations research) and strategic management” (http://en.wikipedia.org/wiki/Bachelor_of_Business_Administration; 2-2-2011) ofwel: • • • • • • • • • •
accounting; bedrijfsethiek; economie; corporate finance; management information systems; marketing; operations management; organisatiekunde; kwantitatieve methoden; strategisch management.
22 L andelijke opleidingsprofielen zijn opgenomen in de informatiebank opleidingsprofielen op de website van de Vereniging Hogescholen: www.vereniginghogescholen.nl. 23 Zie www.nvao.net.
52
24 Zie http://www.hbo-raad.nl/hbo-raad/kwaliteitsagenda/509.
53
Onderzoekend vermogen Een pas afgestudeerde BBA’er heeft het onderzoekend vermogen om langs de weg van reflectie en evidence based practice tot (te commercialiseren) innovatie van producten, diensten en organisatieprocessen in zowel de private als de publieke sector te komen. Daartoe heeft de BBA’er in de opleiding kennis en ervaring opgedaan met methoden en technieken van (praktijkgericht) onderzoek. Ook kan een BBA’er daarop reflecteren. Hij of zij heeft in de afstudeerfase van de opleiding bewezen dit onderzoekend vermogen in een concrete beroeps-/praktijksituatie te kunnen uitoefenen. Professioneel vakmanschap Een pas afgestudeerde BBA’er heeft zich ontwikkeld tot een professionele vakman of vrouw. Hij of zij: • is innovatief en ondernemend; • bezit goede adviesvaardigheden; • beschikt over goede mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden; • houdt rekening met -internationale- cultuurverschillen; • is gericht op (multidisciplinaire) samenwerking; • fungeert als sparringpartner zowel binnen als buiten de eigen werkorganisatie; • ontwikkelt voortdurend de eigen professionaliteit (persoonlijk leiderschap) en draagt bij aan de ontwikkeling van zijn of haar professie in den brede. Verantwoord handelen Een pas-afgestudeerde BBA’er is zich bewust van de maatschappelijke context van zijn gedurende de opleiding opgedane kennis en vaardigheden. Hij of zij weet dat ethisch handelen onderdeel van zijn professioneel vakmanschap is en moet zijn. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, bedrijfs-ethiek en duurzaamheid zijn onderwerpen van debat in de opleiding.
54
Bijlage D
Beroepsillustraties De opleiding Bedrijfskunde MER is een brede opleiding. Die breedte komt enerzijds tot uitdrukking in de context waarin afgestudeerden komen te werken. Afgestudeerden vinden hun weg naar zowel de profitsector als de non-profitsector. Anderzijds komt die breedte terug in de veelzijdigheid van de inhoud en de dito keuzemogelijkheden voor studenten om accenten te leggen in hun afstudeerprofiel. Binnen het bedrijfskundig handelen en indachtig de kernbelofte is het mogelijk om met problemen aan de slag te gaan die de ‘harde’ kant van bedrijfskunde benadrukken (systemen, structuren, technologie), juist de ‘zachte’ kant (cultuur, mensen, organisaties) of combinaties daartussen. In onderstaande tabel staan vier kenmerkende typen situaties, die inhoud en context combineren. Inhoud/context
Profit
Non-profit
“hard”
Type I
Type II
“zacht”
Type III
Type IV
In deze bijlage worden als voorbeeld twee typen beschreven aan de hand van een kenmerkende beroepsillustratie. Systematiek beschrijving beroepsillustraties Het landelijk opleidingsprofiel van Bedrijfskunde MER staat of valt met haar bruikbaarheid voor de opleidingen en het werkveld. In de concrete voorbeelden van wat de BKM’er in de beroepspraktijk tegen komt en wat hem dan te doen staat, zal deze bruikbaarheid zichtbaar worden. ‘Bruikbaarheid’ is de uitdrukking van de actualiteit, relevantie en kwaliteit van het opleidingsprofiel. De hieronder volgende beroepsillustraties zijn volgens eenzelfde schema opgebouwd.
55
Uitwerking beroepsillustraties
Schema beroepsillustraties Beroepspraktijk BKM’er
Rollen van de BKM’er
Trens in de context van de beroepspraktijk
Bedrijfsleven Overheid Maatschappelijke onderneming Netwerkorganisaties Advies Leidingevend en resultaatgericht Onderzoek Innovatie & verandering Kenniseconomie Digitalisering Internationalisering Kwaliteitsbeheersing en -bevordering Project- & programmamanagement Governance & Compliance
Beroepsillustratie 1 Concrete Situatie
Concrete situatie Taak (opdracht) Resultaat HBO- niveau Activiteiten Inzet competenties Taakcompetenties Generieke competenties Inzet kernvakgebieden Reflectie op resultaat (product en proces)
Toelichting De specifieke beroepspraktijk, de rol en de trends in de context ‘kleuren’ dat wat de BKM’er in zijn praktijk tegen komt en wat hem te doen staat. Dit wordt schematisch voorgesteld in de derde kolom. De hieronder gegeven beroepsillustraties volgen de opbouw van de derde kolom en zijn volgens het STARR-model (Verhagen, 2011) beschreven. In de illustraties zullen het beroepsprofiel van de bedrijfskundige en zijn concreet beroepsmatig handelen in een bepaalde context zichtbaar worden. Ook de hoge (HBO-)eisen die aan de BKM’er worden gesteld, zullen in zijn concrete activiteiten als bedrijfskundige professional en kenniswerker tot uitdrukking komen. In de verschillende beroepsillustraties komen de competenties uit het beroepsprofiel aan bod. Er wordt hierbij van uit gegaan dat in de verschillende situaties de BKM’er alle taakcompetenties zal inzetten. Deze vormen immers de kern van zijn professioneel vakmanschap: zijn methodisch, systematisch en onderzoeksmatig handelen. Afhankelijk van de gegeven situatie, opdracht en de taak die hieruit afgeleid wordt, zal de BKM’er een keuze maken voor één of meer van zijn generieke competenties.
56
De organisatie De betreffende organisatie is een algemeen ziekenhuis in de Randstad met 1600 medewerkers en 21 specialismen. Kerntaken zijn behandelingen in de verschillende poliklinieken, dagopnamen en opnamen binnen verpleegafdelingen. De 15 poliklinieken worden jaarlijks door 80.000 mensen bezocht. Probleemstelling De telefonische bereikbaarheid van het afsprakenbureau en de verschillende poliklinieken is onvoldoende. Patiënten worden na lang wachten regelmatig verkeerd doorverbonden en huisartsen kunnen bij acute verwijzingen van hun patiënten de benodigde specialisten nauwelijks bereiken. De directie vindt een kwaliteitsslag op dit vlak noodzakelijk en heeft de opdracht gegeven dit te onderzoeken met als beoogde uitkomst een structurele verbetering. Taak Een student van de opleiding Bedrijfskunde MER heeft de opdracht gekregen om een onderzoek te doen naar de telefonische bereikbaarheid van het afsprakenbureau en de verschillende poliklinieken en op basis daarvan een vernieuwd proces te ontwerpen waardoor de bereikbaarheid structureel verbetert. Activiteiten De student is gestart met diagnosticeren van het probleem en heeft onderzoek gedaan naar de oorzaken en gevolgen van de huidige inrichting van het bereikbaarheidsproces. Daarvoor is eerst een theoretisch kader opgesteld over procesmanagement en zijn de begrippen bereikbaarheid en wachttijd verhelderd. Hij heeft, daar er een kwaliteitsverbetering gerealiseerd dient te worden, gebruik gemaakt van de inzichten uit het INK-managementmodel. Dit model is bij uitstek geschikt om grip te krijgen op het identificeren, besturen, beheersen en vernieuwen van processen. Vervolgens heeft hij een analyse uitgevoerd op basis van interviews met medewerkers van het afsprakenbureau, specialisten van een aantal poliklinieken en huisartsen.
57
Daarnaast heeft hij het afsprakenproces in kaart gebracht en een knelpuntenanalyse gemaakt. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar alternatieven om de bereikbaarheid te verbeteren. Tenslotte heeft hij in een adviesrapport aan de directie beschreven hoe de bereikbaarheid verbeterd kan worden en wat daar de organisatorische en financiële consequenties voor zouden zijn. Dit rapport heeft hij tezamen met een advies voor een eerste aanzet voor implementatie gepresenteerd in het directieteam. Inzet van competenties Taakcompetenties: probleemherkenning, diagnosticeren, ontwerpen en veranderen. Generieke competenties: methodisch handelen, schakelen en verbinden, adviseren, innoveren, communiceren en ICT-vaardig. Kernvakgebieden Operations management, Kwantitatieve en kwalitatieve methoden, Management information systems en Corporate finance. Reflectie op resultaat De student heeft een helder adviesrapport met logisch uit het onderzoek voortkomende onderbouwde conclusies geschreven. Hij heeft een nieuw proces ontworpen waarin de bereikbaarheid van het afsprakenbureau en de verschillende poliklinieken door gebruikmaking van ICT-middelen aanzienlijk kan worden verhoogd. De directie heeft dit rapport tezamen met het implementatieplan overgenomen en de kwaliteitsmanager van het ziekenhuis verzocht het plan samen met een interdisciplinair projectteam uit te voeren. De student is zich bewust geworden van het feit dat procesmanagement weliswaar gaat over het inrichten van processen, maar dat de mens de cruciale factor is als het gaat om de kwaliteit van de uitvoering van deze processen.
Beroepsillustratie 2 Concrete situatie De organisatie Het betreffende bedrijf is wereldwijd werkzaam in de olie-, gas- en energie-industrie en heeft als kerntaken rekrutering/werving en detachering van personeel voor bedrijven die in deze industrie werkzaam zijn. Het bedrijf is in 12 landen actief, waaronder Nigeria, Rusland en India. Het hoofdkantoor is in Nederland gevestigd.
58
Probleemstelling Door de wereldwijde activiteiten van het bedrijf, heeft het te maken met verschillende afstemmingsproblemen en lopen bepaalde processen niet optimaal. Gevolg is dat er regelmatig misverstanden en problemen ontstaan die van invloed zijn op de dagelijkse werkzaamheden, maar die uiteindelijk ook van invloed zijn op de bedrijfsresultaten. Omdat het bedrijf wil groeien, is het noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van de problemen en heeft het bedrijf behoefte aan adviezen om deze op een juiste wijze op te lossen. Taak Een student van de opleiding Bedrijfskunde MER heeft de opdracht gekregen om de verschillende problemen in kaart te brengen en de oorzaken daarvan te analyseren en aanbevelingen te doen voor verbetering. Activiteiten De student is gestart met het in kaart brengen van de afstemmingproblemen. Hierbij heeft hij gebruik gemaakt van het 7S-model van McKinsey, in combinatie met het visgraatdiagram. Hierdoor werd inzichtelijk dat met name de interne communicatie niet goed was en dat dit mogelijk kwam door de verschillende culturele achtergronden. Vervolgens heeft de student onderzoek gedaan naar de oorzaken en gevolgen van de cultuurverschillen op de interne communicatie. Daarvoor is eerst een theoretisch kader opgesteld om begrippen als ‘interne communicatie’ en ‘cultuur’ te verhelderen en elementen daaruit mee te nemen in het onderzoek. Er zijn twee modellen gebruikt om de cultuurdimensies inzichtelijk te maken, die van Hofstede en Trompenaars. Op basis van deze twee modellen is een diagnose gemaakt van de cultuurverschillen tussen de verschillende landen en is vervolgens door interviews getoetst of deze verschillen in de interne communicatie naar voren kwamen en welke problemen dat opleverde. Duidelijk kwam naar voren dat er op dimensies als machtsafstand en onzekerheidsvermijding grote verschillen zaten tussen de verschillende landen en dat deze ook een grote invloed hebben op hoe er wordt omgegaan met opdrachten en dat door onbekendheid over de verschillen misverstanden of zelfs conflicten binnen de organisatie ontstaan. Om de interne communicatie te verbeteren heeft de student een ontwerp gemaakt van een gedigitaliseerd communicatieschema. Op alle cultuurdimensies zijn communicatieadviezen geschreven vanuit de verschillende culturen. Hierdoor is inzichtelijk gemaakt welke stijl van communiceren richting een bepaalde cultuur wenselijk is en wat de valkuilen zijn. Door dit op het intranet te plaatsen, is het voor elke medewerker direct toegankelijk. Vervolgens heeft de student een implementatieplan geschreven. De belangrijkste activiteiten waren voorlichting en training in het gebruik van het communicatieschema. Om de interventies in het implementatieplan vorm te geven, heeft de student gebruik gemaakt van veranderkundige inzichten, onder andere die van De Caluwé en Vermaak.
59
Inzet van competenties Taakcompetenties: probleemherkenning, diagnosticeren, ontwerpen, veranderen en evalueren. Generieke competenties: methodisch handelen, schakelen en verbinden, samenwerken/netwerken, verantwoord handelen, adviseren, innoveren, communiceren en ICT-vaardig. Kernvakgebieden Organisatiekunde, Kwantitatieve methoden en Management information systems. Resultaat De voorlichting en training zijn door de student zelf uitgevoerd. De eerste groep betrof het management en daarna de medewerkers. Door zelf voorlichting en training te geven, was het mogelijk direct de bruikbaarheid van het communicatieschema te evalueren en daar waar nodig bij te stellen. Door in het jaarlijkse medewerkerstevredenheidsonderzoek onderwerpen op te nemen die de interne communicatie betreffen, is het mogelijk geworden om de effectiviteit van het communicatieschema te meten. Het resultaat was echter direct al merkbaar; de afstemmingsproblemen werden duidelijk minder, waardoor activiteiten sneller en beter afgerond werden. Reflectie Na de opdracht te hebben uitgevoerd, constateerde de student dat hij zelf ook een behoorlijke ontwikkeling had doorgemaakt op het gebied van communicatie, samenwerken en internationalisering. Hij was van mening dat zijn communicatieve vaardigheden al behoorlijk ontwikkeld waren, maar hij had zich niet zo sterk gerealiseerd dat er voor een internationale context meer bij komt kijken dan goed geformuleerde zinnen.
Bijlage E
Kennis en Kennishandelingen In het kader van een landelijk opleidingsprofiel is het van belang ook in te gaan op de onderwijs-voorwaarden voor opleidingen die de ontwikkeling van de BKM’er tot kwalitatief hoogstaande professional mogelijk maken. Het is niet de bedoeling hier een uitgebreid kader voor de vormgeving van een curriculum of voor het pedagogisch-didactisch handelen van docenten te bieden. Wel is het van belang, gezien de kwaliteitscriteria die de Dublin-descriptoren bevatten, nader in te gaan op de verschillende soorten kennis en de verschillende soorten kennishandelingen die kunnen worden onderscheiden. Wanneer deze in beeld zijn gebracht, wordt het voor de opleidingen mogelijk om eigen beslissingen ten aanzien van de vormgeving en uitvoering van het onderwijs te nemen. Aard en niveau van kennis en kennishandelingen Een belangrijke voorwaarde voor de BKM’er, die zijn competenties flexibel en breed kan inzetten is de aard van de kennis waarover hij beschikt en de mate waarin hij zijn professioneel vakmanschap heeft ontwikkeld. Wat betreft het laatste geldt dat oefening kunst baart. Van de startbekwame, maar wel competente BKM’er kan niet hetzelfde verwacht worden als van zijn meer ervaren collega (Dreyfus, 2010, Huisman 2001). Voor beiden echter geldt het belang van de aard van de kennis. En daar kunnen zeker ook met het oog op de toepassing van kennis belangrijke verschillen tussen bestaan. Die verschillen hebben niet alleen met een bepaald niveau te maken maar ook met de context waarin kennis wordt toegepast. Voor de bepaling van het niveau van de kennis wordt in het HBO vaak gebruik gemaakt van de taxonomie van Bloom. Het maakt uit of de BKM’er over kennis beschikt, die hij zich herinnert, die hij begrijpt, die hij kan toepassen, waarmee hij vraagstukken kan analyseren en evalueren of dat hij met die kennis iets nieuws kan creëren. Kijkend naar de kerncompetentie kan worden vastgesteld dat alle hierboven genoemde niveaus van kennis van de BKM’er verwacht worden. Naast de ‘piramide van kennis’ van Bloom wordt er ook wel een onderscheid gemaakt naar declaratieve (weten dat), procedurele (weten hoe) en conditionele kennis (weten wanneer en waar). Het is van belang om de aard en het niveau van kennis te onderscheiden voor de formulering van (concrete) onderwijsdoelstellingen. Dit onderscheid is ook van belang voor het zicht krijgen op de leerprocessen van studenten, die verschillende kennishandelingen moeten uitvoeren om de gewenste resultaten, het HBO-eindniveau, te kunnen realiseren 25.
25 Voor een nadere uitwerking van de verschillende soorten kennis en de verschillende kennishandelingen is het SOLO-model te raadplegen. SOLO staat voor Structure of the Observed Learning Outcome (Biggs and Colis, 1982).
60
61
Bijlage F
Aspecten
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Toelichting bij niveau-aanduiding bedrijfskundig denken en handelen
Transfer van Kennis en vaardigheden
Beschikt over de nodige basiskennis en vaardigheden kennis en vaardigheden om routinematig te werken in een intern project of voor een externe opdrachtgever.
Beschikt over en ontwikkelt uitgebreide kennis, vaardigheden, en enige ervaring om te werken en levert goede prestaties in diverse organisaties.
Analyseert de eigen situatie, vult hiaten binnen de eigen kennis aan via zelfsturend leren, verwerft waar nodig nieuwe vaardigheden, denkt en werkt met een branche- en organisatie overstijgende kijk op problemen.
Aspecten
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Complexiteit van de taak
Gestructureerd; bekende methoden kunnen direct toegepast worden volgens vaststaande normen.
Minder gestructureerd; past bekende methoden aan wisselende situaties aan.
Complex en ongestructureerd; verbetert methoden en past normen aan de situatie aan.
Complexiteit van de context
Bekend, eenvoudig en gestructureerde context.
Bekend, complexere en deels gestructureerde context.
Onbekend, complexere en (deels) ongespecificeerde context.
Complexiteit van het handelen
Werkt vooral met routines en krijgt instructies.
Werkt met richtlijnen en procedures in complexe situaties, verdiept zich in vraagstukken van complexiteit in het werk.
Analyseert zelfstandig problemen, vragen en knelpunten in complexe situaties, ontwikkelt nieuwe procedures of aanpakken, gebruikt creativiteit in het aanpakken en uitvoeren van opdrachten.
Verantwoordelijkheid
Draagt verantwoording voor eigen taken-pakket, formuleert doelen. Legt over voortgang verantwoording af.
Zet eigen trajecten uit, onderhandelt over de trajecten. Legt verantwoording af over keuzes en resultaten (weegt deze af met een termijnperspectief).
Werkt pro-actief. Verantwoordt op professionele wijze de informatieverzameling, theoriekeuze /– vorming en de gekozen oplossingen naar de opdrachtgever en naar collega’s (staat daarbij open voor kritisch oordeel).
62
In deze niveau-indeling zijn de uitgangspunten van de HBO-raad zichtbaar (Winkler, 2011). De niveaus belichten: de complexiteit van de taak, de complexiteit van de context, de complexiteit van het handelen, de mate van verantwoordelijkheid en de mate van transfer van kennis en vaardigheden.
63
Complexiteit: de volgende twee criteria zijn relevant, als geheel of voor een onderdeel. • Complexiteit en creativiteit in handelen: vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn. • Probleemgericht werken: het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit hiervan. Transfer: de volgende twee criteria zijn relevant, als geheel of voor een onderdeel. • Transfer en brede inzetbaarheid: de toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties. • Methodisch en reflectief denken en handelen: het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig) handelen op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie. Verantwoordelijkheid: de volgende twee criteria zijn relevant, als geheel of voor een onderdeel. • Brede professionalisering: toerusting met actuele kennis die aansluit op recente (wetenschappelijke) kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede op de (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld zoals geschetst in het opleidingsprofiel, leidend tot kwalificering voor: het zelfstandig uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar; het functioneren binnen een arbeidsorganisatie; de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep. • Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: begrip en betrokkenheid zijn ontwikkeld met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de toepassing van kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk.
Bijlage G
Toelichting Onderzoeksmodel Het model laat zien dat er een logische verbinding is tussen de bedrijfskundige handelingscyclus en het doen van onderzoek. Om het model goed toe te passen, is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de ‘eigenaar’ van de bedrijfskundige handelingscyclus en de ‘eigenaar’ van de onderzoekscyclus. De eigenaar van de bedrijfskundige handelingscyclus is de organisatie waarvoor onderzoek wordt gedaan. Het is immers de betreffende organisatie die met het vraagstuk worstelt. De cyclus geeft slechts de fasen aan waarlangs een bedrijfskundig vraagstuk wordt opgelost. Bij de verkenning van de opdracht is het van belang vast te stellen in welke fase het vraagstuk zich bevindt. Eigenaar van de onderzoekscyclus is degene die het onderzoek uitvoert, de BKM’er. Op deze manier werkt de BKM’er op een methodische manier aan vraagstukken die voor de organisatie relevant zijn en kan hij, door goed onderzoek te doen, uitspraken doen waar de organisatie op kan vertrouwen. Hieronder volgt een korte toelichting op elke fase van de bedrijfskundige handelingscyclus en wordt tevens aangegeven wat voor type onderzoek 26 bij elke fase past. Probleemidentificatie Voordat er met de diagnose kan worden gestart moet er eerst een keuze worden gemaakt van het onderwerp. Er moet een duidelijke ‘probleemkeuze’ worden gemaakt. Bij bedrijfskundige vraagstukken is dit bijna nooit direct duidelijk. Een kwaliteitsprobleem kan met de processen te maken hebben, maar ook met de motivatie van medewerkers. De probleemkeuze kan soms een langdurig proces zijn, omdat belanghebbende daar verschillende ideeën over kunnen hebben, met de nodige meningsverschillen en onderhandelingen tot gevolg. Maar als de keuze is gemaakt, dan kan worden toegewerkt naar een probleemstelling. AIs er een geschikte probleemstelling tot stand is gekomen, dan kan de fase van diagnose ingegaan worden. In deze fase spreekt men van probleemanalytisch onderzoek en vraagstellingen zijn beschrijvend van aard. Diagnose Dit is de fase waarin de probleemsituatie volledig wordt onderzocht en geprobeerd wordt de achtergronden en de oorzaken vast te stellen. Kenmerkend voor de diagnose, is dat er een analyse van de bestaande situatie wordt gemaakt, dus zonder het idee van een oplossing. Na de diagnose zouden alle oorzaken van het probleem duidelijk moeten zijn. Alleen op basis van 26 Ontleend aan het boek Het ontwerpen van een onderzoek van Verschuren en Doorewaard, 2007.
64
65
een goede diagnose kan een geschikt ontwerp gemaakt worden om het probleem op te lossen. In deze fase spreekt men van diagnostisch onderzoek en vraagstellingen in deze fase zijn soms beschrijvend maar meestal verklarend van aard. Ontwerp In deze fase wordt onderzoek gedaan gaan naar de beste oplossing voor het praktijkprobleem. Er zullen criteria geformuleerd moeten worden waaraan de oplossing moet voldoen en op basis daarvan wordt een (her)ontwerp gemaakt om tot een gewenste (verbeterde) situatie te komen, inclusief een kosten/baten analyse. Meestal worden er meerdere opties/scenario’s uitgewerkt. Dit is in de vorm van een advies en leidt tot een besluit van de opdachtgever om het ontwerp daadwerkelijk in te voeren of niet. In deze fase spreekt men van ontwerpgericht onderzoek en vraagstellingen zijn ontwerpend van aard. Veranderen Mocht het ontwerp daadwerkelijk worden ingevoerd, dan is er sprake van implementatie. Kenmerkend voor deze fase is, dat er sprake is van een organisatieverandering. De gewenste situatie moet gecreëerd worden. Ook in deze fase is er onderzoek nodig naar de consequenties van het invoeren van het ontwerp voor de organisatie. Ook zullen er indicatoren vastgesteld moeten worden waarmee het proces van invoering kan worden gemonitord. Het resultaat is vaak een specifiek veranderplan voor het daadwerkelijk invoeren van het ontwerp. In deze fase spreekt men van verandergericht onderzoek en vraagstellingen in deze fase zijn ook ontwerpend van aard. Evaluatie Na de implementatie is er de evaluatie fase, waar gekeken wordt of het initiële probleem is opgelost door het geïmplementeerde ontwerp. Daarbij kan worden onderzocht of er de juiste probleemkeuze is gemaakt, of er een juiste diagnose is gesteld, of er voor een juiste oplossing is gekozen, ofwel of de implementatie juist is verlopen. Daarnaast kan ook worden gekeken naar de efficiëntie van de oplossing: klopt de kosten/baten analyse? De uitkomsten van het evaluatieonderzoek kunnen leiden tot vervolgonderzoek en daarmee start de bedrijfskundige handelingscyclus weer bij de fase van probleemidentificatie. In deze fase spreekt men van evaluatieonderzoek en vraagstellingen zijn altijd evaluerend van aard. NB Bij ontwerp en veranderen is het uiteraard ook mogelijk om de methoden van projectmanagement toe te passen. Het zal daarentegen altijd zo zijn dat ook bij projectmanagement voor het verkrijgen van data een vorm van onderzoek nodig is. 66
Bijlage H
Opsomming feedback van het werkveld bij het opleidingsprofiel 1 Sluit het nieuwe profiel aan bij de actualiteit en/of mist u onderwerpen? In de beschrijvingen van de actuele ontwikkelingen, die aan het nieuwe opleidingsprofiel ten grondslag liggen, geeft het werkveld de volgende aanvullingen: • Het ‘big data-verhaal’ en het ethische aspect hierbij; • Bij het kernvakgebied ‘Marketing’ minder nadruk op tools en microniveau en toevoegen Branding, Brand Awareness, Brand Value; • Ketenmanagement, ontwikkelingen in lean management; • Een link leggen naar Strategische Personeelsplanning en hierin meer aandacht voor diversiteit en de procesmanager; • Naast innovatie ook aandacht voor het behoud van het bestaande en het doorlopen van de PDCA-cyclus; • Een verbinding leggen tussen strategische en tactische beslissingen; • Aandacht voor ‘Verandermanagement’; • Ingaan op de invloed van de crisis op ‘innovatie’ (beperkte financiële middelen, kostenbesparing en efficiënter werken, flexibilisering van arbeid en financiën); • Aandacht voor TPM, World Class Manufacturing, Sigma-methodiek en financiële scenario-analyse; • Meer aandacht voor HR-Management, bijvoorbeeld logistiek en persoonlijke ontwikkeling (BKM’er is van belang in samenwerkingsverbanden binnen lokale overheden); • Meer aandacht voor sociale media (de zachte kant, bijv. bij Twitter) en koppelen aan het kernvak ‘marketing’; • Belangrijk is het onderscheidend vermogen van bedrijven bij faillissementdreiging (noodzaak tot creatief denken); • Let ook op de juridisering van de maatschappij’; het vak ‘recht’ moet een belangrijk onderdeel van de opleiding zijn (blijven); • Aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en duurzaamheid (de corporate-casuïstiek neemt toe); • Aandacht voor Living Technology; • Bij ‘kwaliteitszorg’ zijn ook belangrijk: ISO-normering, MVO en lean management; • ‘Innoveren’ (verbeteren) en optimalisatie van processen vooral ook in tijden van crisis van belang (in de branche ‘logistiek’ komt het aan op kostenbesparing en vergroting nettoresultaat); • Gemist wordt: vertaling van GRI naar kernvakgebieden (bijv. Business Law); 67
• • • •
Meer aandacht voor Business Ethics; Meer uitwerken: opmars van in control-verklaringen (audits); Minder nadruk op programmamanagement (dit is een doorgroeifunctie); De volgende zaken zou men willen toevoegen: • ontwikkeling van netwerkorganisaties, ondernemerschap & duurzaamheid; • ontwikkeling van Financial Controlling naar Business Controlling (meedenken met • strategische doelen is doorgroeifunctie); • toenemend belang van kennisdeling in organisaties en intervisie tussen professionals; • transport aan People Planet Profit; • Afrikaans continent aan BRIC-landen; • kwaliteitszorg is integraal onderdeel van een organisatie, iedereen draagt bij; • co-creatie en publieke-private samenwerking.
3 Geef t het profiel voldoende inkleuring en richting voor een Bedrijfskunde-MER opleiding? De volgende argumenten worden gegeven: • De beschreven actuele onderwerpen (innovatie, verandering, internationalisering, kwaliteitszorg, project- en programmamanagement) keren in de dagelijkse praktijk steeds weer terug; • De aangegeven (advies-, leidinggevende en resultaatgerichte ) functies zijn de juiste; hetzelfde geldt voor de gegeven taak- en generieke competenties; • Het is van groot belang dat de afgestudeerde BKM’er meer kennis meekrijgt (Engels, Bedrijfseconomie en Recht); ook (kennis van) communicatie is van groot belang voor de startende professional; • De BKM’er kan een centrale functie in een bedrijf krijgen.
2 Herkent u uw beroepspraktijk in het profiel? Het werkveld geeft hierbij de volgende uitwerkingen: • Internationalisering (Brussel: Europees recht, wetten en regelgeving), kwaliteitszorg (kwaliteit versus de prijs hiervoor), projectmanagement en risicomanagement (strategie van organisaties en bestuurders) zijn voor de bij een (grote) gemeente werkende BKM’er zeer herkenbaar; • De generalist die een BKM’er is, herkent, diagnosticeert, verbetert, (bege)leidt en beoordeelt/adviseert (functioneert en laveert door een organisatie als smeerolie in een raderwerk); hiervan uitgaande worden de competenties en de diversiteit van lijntjes met verschillende organisatieonderdelen herkend; • Vooral het competentieprofiel maakte de toegevoegde waarde van de BKM’er in de praktijk zichtbaar; in het verlengde hiervan zijn de beroepsillustraties zeer verhelderend; • Vanuit het gegeven beeld van de BKM’er wordt ook duidelijk dat (het kunnen schrijven van) een managementrapportage van groot belang is; de BKM’er is continu met verbeteracties bezig; daarnaast wordt ook duidelijk dat People Planet Profit van groot belang voor de klant is; • Herkenning in kennisintensieve dienstverlening (subsidieregelgeving!); • Ja, de aandacht voor theoretische basis, onderzoeksgerichtheid en innovatie wordt herkend; • Competenties zijn zeer bruikbaar in praktijk; • Profiel is ruim toepasbaar, er is ruimte voor eigen inkleuring door opleidingen; • Gemist worden: expliciete aandacht voor beheersing van processen en risico’s; creatief in business (out of the box), Open Innovation en Crowdsourcing; • Elke BKM’er krijgt met ‘global workspace’ te maken (internationalisering); • Men vraagt zich af of leiderschap bij de competenties hoort.
68
De volgende aanvullingen worden gegeven: • De consultant- of managerrol is voor een afgestudeerde BKM’er pas bereikbaar na verdiende credits in de praktijk; • Van de afgestudeerde BKM’er wordt verwacht dat hij over een ‘verdieping’ van een paar skills beschikt (bijvoorbeeld om processen financieel te vertalen en door kennis van ‘value chain’); • Het is van belang om bepaalde accenten aan te brengen, bijvoorbeeld de toegevoegde waarde van de ontwikkeling van persoonlijke vaardigheden; • BKM’er draagt ook bij aan (bereiken/behouden van) stabiele situatie; • Meer aandacht voor ‘leiderschap’; • Meer aandacht voor helicopter view; • Theorie van ‘management change’ toevoegen. 4 Komt het versterkte bedrijfskundige karakter (integrale bedrijfskunde in plaats van een samenstelling van de M+E+R) voldoende tot uitdrukking in het profiel? Volgens het werkveld heeft de arbeidsmarkt behoefte aan een duidelijk profiel van de BKM’er. Dit geldt bijvoorbeeld voor de ‘maakindustrie’, voor Lean-management en Six Sigma in productiebedrijven en bij de overheid. Verder heeft bijvoorbeeld een bank behoefte aan financiële analisten, beoordelaars en financiële adviseurs op HBO-niveau, die ook procesmatig kunnen denken. Er is behoefte aan BKM’ers in samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, overheid en commerciële partijen. Ook is het van belang dat de dat de BKM’er getraind is in commerciële en persoonlijke vaardigheden (tailor-made training) voor bijvoorbeeld de uitzendbranche.
69
Bijlage I
P. Hilhorst
Paul Hilhorst Advies
Consultant, Trainer & Coach
Overzicht van de betrokkenen bij de ontwikkeling van het Opleidingsprofiel
E. Hof
Antea Group
Senior Adviseur Organisatie & Ontwikkeling
J. de Jonge
Nij Smellinghe
Logistiek Manager
W. Kalkwijk
NedTrain
Quality Systems Manager
Naam
Werkzaam bij
Functie
M. Kallen
Arvato Benelux B.V.
Junior Traffic Control
C. d’Ancona
MAAT Adviseurs Financiële diensten
Directeur (gepensioneerd)
T. Kemperman
Deloitte Consulting B.V. / Human Capital
Senior Manager
L. Anker
ABN Amro Commercial Finance N.V.
Senior New Business Manager Corporate
N. El Khayati
Amplifon/Beter Horen
Manager Vestigingen
J. Klok
Randstad
Rayonmanager
C. Argôlo
Gemeente Arnhem Personeel en Organisatie
P&O-adviseur/Gemeentelijk stagecoördinator
M. Kraaijenvanger
Gemeente Ede Burgerzaken en Belastingen
Hoofd Burgerzaken en Belastingen
A.T.M. Arts
Gemeente Enschede Programma Stedelijke ontwikkeling
Controller
H.R. de Lange
William Schrikker Groep
Manager bestuursbureau
Mr. E.E.J. Lastdrager MCD
Gemeente Enschede
K. de Bakker
PBLQ HEC/de B Project & Risk
Risk Manager
Clustermanager Wettelijke Taken en Projecten
L. Bos
Care Autoschade Hoofdkantoor
Key Accountmanager/Regional Sales
F. van Logtenstein - van Nieuwenhuizen
Talent&Pro
Corporate Recruiter
A. Bote
Rabobank
Project Manager
Ir. P. Matthijssen
BiZZdesign
Consultant
E. Bredschneijder
Eurocon Management Consultants B.V.
Directeur/Senior Consultant
S. Mohr
Eiffel
Senior Professional
C. Mohren
Manager
KienhuisHoving Advocaten en Notarissen
Manager Marketing en Communicatie
Wim Bosman logistics services en mainfreight
R. Morren
Shell
Ass. Compliance Officer
A. Cengiz
ABN Amro Bank Zwolle
Restructurer (afdeling Bijzonder Beheer)
N. Niazi
Gemeente Den Haag, dienst Stadsbeheer
P&O adviseur
M. Chirino
TRIAS BV
Adviseur Projecten Subsidies en Management
K.J. Nijhuis
Stegeman
Operations Support Manager
W. Ossewaarde
Yacht
A. Couwenberg
Quiris Adviesgroep
Adjunct Directeur
Business Unit Manager/Interim Manager
H. Dijkstra
M&G Group
Manufacturing Manager
A.M. Osté
Euro People Solutions Group
General Manager
M. Eijsackers
Bloemenbureau Holland
Managing Director
Drs. M.J.P.M. Peek
ING
D. Frans
Unive
Risk Officer
Hoofd Economisch Bureau Nederland
B.G. Ghandi
Pro Vijn BV
Directeur Bedrijfsvoering
Mr. A. Prascevic
Prascevic Advocatenkantoor
Directeur/Advocaat
A. Hamelink
Thales International
Director Industrial Partnership
R. Reekers
Helder (partner)
Helder Corporate Finance
M.D. van Herwijnen
NAM
Jurist
D. Reus
Vrije Universiteit
Student
Drs. R.A.M. Brunink
70
71
M. Rinkes
Rijnstate Arnhem Leerhuis
Manager Wetenschap en Kennis
E. Rog
De Unie/Unie Services
Senior Belangenbehartiger
B. van Roy
Rabobank Dommel en Aa
HR Manager (gepensioneerd)
J. Ruiter
TenCate Geosynthetics Netherlands BV
Salesmanager BeNeLux
P. Schipper
Ymere
Adviseur Strategie, Beleid en Innovatie
M. Schreuder-Rijmans
ZKA Consultants & Planners
Senior Adviseur
M. Smant
DUO
Kwaliteitsmanager
P. Smeenk
Fermion B.V.
Senior Consultant HR
M.C. Smit
Rabobank Arnhem en Omstreken
Manager HR-Center
R. Sperber
Nuon
Head of Procurement Processes & Systems
M. Stevense
Professional Trainers & Testing Solutions
Director
Q. van Til
ASR Nederland N.V.
Jurist
A. van der Veen
Menzis
Coördinator Webcare
R.F. Voets
Voets Quality Management
Management Consultant
J. Wittmaekers
Heusmarketing
Business Engineer & Co-founder
M. de Wilde
Vodafone
Business Unit Controller
72