Operatie bij vermoeden van eierstokkanker
Inhoudsopgave Verschillende typen operaties
3
Voorbereiding operatie
5
Rondom operatie De dag van opname De dag van de operatie De dagen na de operatie De dag van het ontslag
6
Gevolgen van de operatie
10
Nazorg
11
Bewegen
12
Voeding
12
Herstel en verwerking
13
Follow-up traject
13
Werkhervatting
14
Vragen
14
Aanvullende informatie
14
Verhindering
15
2
In overleg met uw gynaecoloog is besloten tot een operatie, vanwege (vermoedelijke) eierstokkanker. Deze folder informeert u over de operatie, de voorbereidingen en de nazorg. Meer informatie over eierstokkanker leest u in de folder ‘Eierstokkanker’ van het KWF (Koninklijk Wilhelmina Fonds). Hebt u vragen na het lezen van de informatie, stel deze vragen dan gerust aan uw gynaecoloog of oncologieverpleegkundige. Er zijn verschillende typen operaties Laparoscopie Dit onderzoek wordt ook wel een kijkoperatie genoemd. Het is een van de mogelijkheden om definitief vast te stellen of er sprake is van eierstokkanker en de uitgebreidheid van eierstokkanker in de buik te bepalen. Het onderzoek wordt uitgevoerd met een speciale kijkbuis, een laparoscoop, waarmee de buikholte kan worden bekeken. Ook kunnen buikvocht en kleine stukjes weefsel worden weggenomen (biopsie) voor nader onderzoek. Een kijkoperatie vindt plaats onder algehele narcose. De laparoscoop wordt ingebracht via een kleine snee bij de navel en er worden nog 1 of 2 andere kleine sneetjes gemaakt voor het inbrengen van instrumenten die nodig zijn voor de biopsie. De gynaecoloog bekijkt tijdens het onderzoek de baarmoeder, eierstokken en eileiders en de andere organen in de buik, zoals de blaas, darmen, maag, lever en milt. Buikoperatie - De buik wordt geopend met een snee die loopt van boven de navel tot aan het schaambeen. Als voor de operatie nog niet duidelijk is of het om een goedaardige, borderline (grensgeval) of kwaadaardige afwijking van de eierstok gaat zal er tijdens de operatie vriescoupe (sneldiagnostiek) onderzoek verricht worden om te bepalen hoe uitgebreid de operatie zal moeten zijn. Bij de vriescoupe (sneldiagnostiek) wordt de vergrote eierstok of verdacht weefsel weggenomen. 3
Dit wordt tijdens de operatie door de patholoog onderzocht onder de microscoop om na te gaan of het inderdaad om eierstokkanker gaat.
- Als vastgesteld is dat het gaat om eierstokkanker zal de gynaecoloog meestal de baarmoeder, de beide eierstokken en het grote inwendige vetschort (omentum majus) verwijderen en een aantal lymfeklieren uit het bekken en langs de grote lichaamsslagader verwijderen. Dit heet een stadiëringsoperatie. - Als er sprake is van een borderline (grensgeval) kwaadaardige afwijking van de eierstok zal er meestal ook een stadiërings operatie plaatsvinden. Meestal is bij deze vorm een operatie voldoende en is nabehandeling niet nodig. Borderline tumoren hebben meestal niet de neiging om uit te zaaien, lymfeklieren hoeven bij deze operatie niet verwijderd te worden. - De baarmoeder en de andere eierstok kunnen alleen behouden blijven als de ziekte nog in een vroeg stadium is en er nog een eventuele zwangerschapswens is. - Als de ziekte zich door de hele buikholte heeft uitgebreid, neemt de gynaecoloog zo veel mogelijk tumorweefsel weg. Dit wordt een debulkingsoperatie genoemd. Hoe minder tumorweefsel achterblijft, hoe groter de kans op succes bij een vervolg behandeling met medicijnen (chemotherapie). Soms wordt bij deze operatie een slangetje in uw buikholte achtergelaten voor het toedienen van chemotherapie na de operatie. Uw gynaecoloog zal met u spreken over deze vorm van chemo therapiebehandeling als u hiervoor in aanmerking komt. Deze behandeling wordt tot nu toe alleen in UMC St. Radboud gegeven. Bovendien wordt deze behandeling alleen gegeven als u nog geen chemotherapie gehad heeft. - Wanneer de tumor is doorgegroeid in de darmen, kan de gynaecoloog het nodig vinden ook een deel van de dikke of 4
dunne darm weg te nemen. In uitzonderlijke situaties kan het noodzakelijk zijn om een tijdelijk of definitief darmstoma aan te leggen. Een stoma is een kunstmatige uitgang: een opening van de darm in de huid van de buik. Ook kunnen (delen van) andere organen, zoals milt, lever, maag, blaas of middenrif verwijderd worden. Dit komt zelden voor. - De gynaecoloog kan vanwege de uitgebreidheid van de ziekte tot de conclusie komen dat het beter is om eerst chemotherapie te starten. Het doel daarvan is eerst de tumormassa zo veel mogelijk te verkleinen. Als dat doel wordt bereikt, zal in de meeste gevallen alsnog een operatie plaatsvinden. Het operatief verwijderen van tumorweefsel na chemotherapie, wordt een intervaldebulkingsoperatie genoemd.
Voorbereiding operatie Voor de operatie zijn meestal enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek genoemd. 1. U krijgt een aantal onderzoeken die meestal poliklinisch worden verricht: - Bloedonderzoek - CT-scan De informatie hierover krijgt u via een folder van de afdeling radiologie. De afspraak wordt gemaakt door de verpleegkundige oncologie of de doktersassistente van de polikliniek. 2. U komt ook op het spreekuur van de anesthesioloog. De doktersassistente (soms ook oncologieverpleegkundige) maakt een afspraak voor u op het spreekuur van de anesthesioloog. De anesthesioloog onderzoekt u om akkoord te geven voor de operatie. Hij/zij zal uitleg geven over de narcose en over de pijnbestrijding na de operatie. De pijnbestrijding na de operatie kan geregeld worden via een ruggenprik (epiduraal analgesie) of een infuus met een morfinepompje dat u zelf kan bedienen (PCApomp). 5
Het is mogelijk dat u na de operatie de eerste 24 uur op de intensive care afdeling doorbrengt. De anesthesioloog heeft u dat dan verteld. A. Bent u ouder dan 60 jaar, dan moet er een hartfilmpje gemaakt worden. B. Als u al onder behandeling bent van een andere specialist zal de anesthesioloog u mogelijk nog daarheen verwijzen voor een beoordeling door deze specialist. C. Informatie over de narcose en over de pijnbestrijding na de operatie vindt u in de folder ‘Anesthesie bij volwassenen’. Na het gesprek met de anesthesioloog gaat u naar de afdeling opname en patiëntenplanning, B02, om alle gegevens voor de opname vast te leggen. 3. Verpleegkundig spreekuur In principe heeft u aansluitend aan uw afspraak op de polikliniek anesthesie een afspraak voor het oncologisch verpleegkundig spreekuur op de polikliniek gynaecologie B56. Dit gesprek gaat over uw opname. De verpleegkundige bespreekt met u welke verdere voorbereidingen nodig zijn voor de opname en de operatie en voor de eventuele nazorg thuis.
Voeding en beweging Het is belangrijk dat u in een zo goed mogelijke conditie bent voor de operatie. Het is belangrijk dat u voldoende beweegt en een goed eiwitrijk voedingspatroon heeft. Bij uw opname in het ziekenhuis vraagt de verpleegkundige u naar uw gewicht en eetlust. De verpleegkundige bekijkt hiermee hoe uw voedingstoestand is en of u risico loopt op een slechte voedingstoestand. Zo nodig schakelt de verpleegkundige een diëtist in om u advies te geven over uw voeding. Rondom operatie De dag van opname op de afdeling • U wordt een dag voor de operatie opgenomen op de afdeling. • U meldt zich op de afgesproken datum en tijd op afdeling B44.
6
• U krijgt een rondleiding op de afdeling en krijgt informatie over de dagelijkse gang van zaken op de afdeling. • U krijgt twee identificatiebandjes, om elke pols één, (u moet uw identificatiebewijs meenemen, bijvoorbeeld rijbewijs of paspoort) • Als u nog specifieke vragen heeft over uw opname en uw operatie kunt u die met de verpleegkundige bespreken. • Het operatiegebied wordt geschoren. U kunt dit ook al thuis zelf doen. • De zaalarts van de afdeling maakt kennis met u. In principe komt de gynaecoloog die u opereert ook nog langs. • De fysiotherapeut komt bij u langs om met u ademhalings technieken te oefenen die u na de operaties moet doen. • Als de gynaecoloog met u heeft doorgesproken dat de mogelijkheid bestaat dat er bij u een stoma geplaatst wordt, komt de stomaverpleegkundige bij u langs. De stoma verpleegkundige bepaalt de plaats van het eventuele stoma en geeft u de eerste informatie hierover. • U krijgt een klysma voor het laxeren. • Als u eigen medicijnen heeft, overlegt de verpleegkundige met u of u deze medicijnen in eigen beheer wilt houden of dat u de medicijnen door ons verstrekt wilt krijgen. Als een bepaald medicijn op de operatiedag niet ingenomen mag worden, heeft de anesthesioloog u dat al verteld. • Deze dag mag u alles eten en drinken. De dag van de operatie Voor de operatie • Enige tijd voordat u naar de operatiekamer gaat, meldt de verpleegkundige u dit. U kunt dan nog naar het toilet gaan. Dan krijgt u van de verpleegkundige de pre-medicijnen. Dit zijn medicijnen die u voorbereiden op de narcose en die door de anesthesioloog zijn voorgeschreven. Deze pre-medicijnen bestaan uit pijnstillende tabletten in combinatie met een slaaptablet of met een tablet ter ontspanning.
7
• •
Sieraden, piercings, bril of contactlenzen, gebitsprothese, hoortoestel en dergelijke dienen uitgedaan of afgezet te worden. Een medewerker van het patiëntenvervoer en uw verpleegkundige brengen u naar de operatiekamer waar uw persoonsgegevens nogmaals worden gecontroleerd. U krijgt van de anesthesioloog of van zijn assistent een infuus in uw hand of in uw onderarm. • Als de anesthesioloog met u heeft afgesproken dat u na de operatie pijnbestrijding via een epiduraal (ruggenprik) krijgt, wordt deze ook voor de aanvang van de operatie geplaatst. Na de operatie • U wordt wakker op de uitslaapkamer. • Als verpleging op de intensive care afdeling noodzakelijk is, wordt u rechtstreeks vanaf de operatiekamer daarheen gebracht. • U heeft één of meerdere infusen, mogelijk epidurale pijnstilling, mogelijk pijnstilling met een PCA-pomp. Dit is een pompje dat u zelf kunt bedienen. • U krijgt als het nodig is zuurstof via een slangetje in de neus. • U heeft waarschijnlijk een maagsonde, dit is een slang in het andere neusgat naar de maag ter voorkoming van braken. • Het is mogelijk dat de gynaecoloog, die u opereert, heeft moeten besluiten tot het plaatsen van een stoma met een opvangzakje. • U heeft een blaaskatheter. • Soms kan het zijn dat er een drain vanuit het wondgebied is achtergelaten. Deze drain voert wondvocht af. • Wanneer u terug mag naar de afdeling, haalt de verpleegkundige van de afdeling u op. • De verpleegkundige belt uw eerste contactpersoon om uw terugkomst te melden. De gynaecoloog heeft uw eerste contactpersoon al direct na de ingreep gebeld. De duur van de operatie is niet altijd goed te voorspellen. Dit is ook voor uw familie van belang om te weten, anders maken zij zich misschien onnodig ongerust. • Terug op de afdeling begeleidt de verpleegkundige u verder:
8
•
- controle van de vitale functies (bloeddruk, pols en temperatuur), - controle van het infuus, (epiduraal of PCA pomp) pijnmedicatie en de blaaskatheter, - controle van de wond en van mogelijk bloedverlies, indien van toepassing de wonddrain - controle van pijn en/ of misselijkheid. De verpleegkundige verzorgt u en helpt u met, als u dat wenst, het aantrekken van uw eigen bedkleding Deze dag mag u verder niets eten. Het drinken van een enkel slokje water kan soms worden toegestaan. • Ongeveer 6 uur na de operatie krijgt u een antistollingsinjectie, dit is om de kans op het ontstaan van een bloedstolsel (trombose) te verkleinen. Dit wordt dagelijks herhaald. • Aan het einde van de dag komt de gynaecoloog die u heeft geopereerd aan u en aan uw naasten vertellen hoe de operatie is verlopen. De dagen na de operatie • U wordt de eerste dagen met alles geholpen. Na verloop van enkele dagen bent u weer in staat om (gedeeltelijk) voor u zelf te zorgen, echter ook dan wordt u begeleid. • Controles en verpleegkundige hulp zijn als op de operatiedag. Afhankelijk van uw lichamelijke conditie wordt dit afgebouwd. • Op dag 1 helpt de verpleegkundige u uit bed om kortdurend even op de stoel te zitten. Dit wordt per dag verder uitgebreid. • De fysiotherapeut komt bij u langs. • Als u een maagsonde of wonddrain heeft, wordt per dag beoordeeld of deze verwijderd kan/kunnen worden. • Als er een stoma is geplaatst leren de stomaverpleegkundige en de afdelingsverpleegkundige u hoe u het stoma moet verzorgen. • Het drinken en eten wordt eveneens gestart afhankelijk van uw lichamelijke conditie. • De epidurale pijnstilling of de PCA-pomp wordt afhankelijk van uw pijnbeleving afgebouwd. • Na het verwijderen van de epidurale pijnstilling of de PCA-pomp 9
wordt vervangende pijnmedicatie afgesproken. U krijgt altijd paracetamol aangeboden. Het is de bedoeling dat u deze altijd neemt, ook op momenten dat u geen pijn heeft. Het is verstandig thuis ook nog de paracetamol door te gebruiken. In de folder pijnbestrijding kunt u nog verdere informatie hierover lezen. • Het infuus en de verblijfskatheter worden op de 2e of 3e dag na de operatie verwijderd, maar altijd nadat de epiduraalcatheter is verwijderd. • De nietjes mogen vanaf de 7e dag na de operatie worden verwijderd. Als uw huid is gesloten met onderhuidse hechtingen, hoeven deze vanzelfsprekend niet verwijderd te worden. De dag van het ontslag • Het ontslag is mogelijk vanaf de 4e tot 7e dag na de operatie. • U krijgt één afspraak mee voor controle op de polikliniek voor over ongeveer 10 dagen op de maandag, samen met een afspraak bij de oncologieverpleegkundige. Op deze eerste afspraak krijgt u de definitieve uitslag. Deze uitslag is bepalend of u voor nabehandeling chemotherapie (zie folder) in aanmerking komt. - Als dit van toepassing is, maakt de oncologieverpleegkun- dige op de polikliniek voor u de eerste afspraken op afdeling A70, interne geneeskunde / oncologie. - Als u al voorafgaand aan de operatie met de chemo therapie bent begonnen, zal de oncologieverpleegkundige zorgdragen voor de eerste vervolg- afspraak op afdeling B10/B12 • U krijgt een afspraak voor over ongeveer 6 weken na de operatie. Deze is bedoeld als nacontrole. • Als er een stoma is geplaatst heeft u via de stoma verpleegkundige daar informatie en voorlichting over ontvangen. Zij begeleidt u daar verder in.
10
Gevolgen van de operatie • Complicaties Bij iedere operatie is er sprake van enig risico. Er kan bijvoorbeeld een infectie aan de wond of in de blaas optreden of een onverwachte bloeding of trombose. • Menstruatie In het algemeen zijn vrouwen die kanker aan de eierstokken krijgen de overgang gepasseerd, en menstrueren zij niet meer. Als u nog wel menstrueerde, en uw baarmoeder wordt tijdens de operatie verwijderd, dan zult u daarna niet meer menstrueren. Als u voor de operatie nog niet in de overgang was, kunnen nu toch overgangsklachten optreden (als beide eierstokken zijn verwijderd): zoals overmatig transpireren, opvliegers, depressievebuien. Dit komt omdat er geen hormonen (oestrogeen, progesteron) meer worden geproduceerd. De gynaecoloog kan zonodig hormoonvervangende medicijnen (oestrogenen) voorschrijven. • Seksualiteit De verandering en beleving van seksualiteit na deze operatie is voor iedere vrouw verschillend. Vooral de zin in vrijen kan een langere periode verminderd of afwezig zijn.Intimiteit, genegenheid en knuffelen zijn in deze periode erg belangrijk. Geslachtsgemeenschap is medisch gezien na ongeveer 6 weken weer mogelijk. Als de wond is genezen is er zowel voor u als voor uw partner geen enkel risico aan verbonden. Emotioneel kan het enkele maanden duren voordat u weer plezier beleeft aan vrijen. Het is belangrijk hierover met uw partner te praten. Ook deze zal in het begin onzeker zijn. Het orgasme kan anders zijn dan voor de operatie, vooral als u tijdens een orgasme de baarmoeder voelde samentrekken. Mochten er problemen op seksueel gebied ontstaan, dan kunt u deze altijd met uw behandelend gynaecoloog of huisarts bespreken.
11
Nazorg Tijdens, maar ook na uw ziekenhuisverblijf moet het huishouden door kunnen draaien. Het is verstandig om in deze periode hulp in huis te hebben, van uw partner, kinderen, andere familieleden of vrienden. Het is ook mogelijk om thuishulp aan te vragen. Dit moet u zelf regelen via het loket WMO van de gemeente waar u woont. Afhankelijk van de samenstelling van uw gezin kan dan soms na thuiskomst hulp worden geboden. Dit gaat dan om de huishoudelijke hulp. De kosten worden aan de hand van landelijke richtlijnen bepaald naar uw inkomen. Licht huishoudelijk werk kunt u na enkele weken weer hervatten. Hulp in de zin van persoonlijke verzorging wordt indien nodig door ons aangevraagd. Deze aanvraag wordt pas in behandeling genomen als de ontslagdatum bekend is. Bewegen Adviezen voor de eerste zes weken na de operatie • Maak geen rek en strekbewegingen zoals ramen zemen, was ophangen, bed opmaken, stofzuigen. • Als u moet bukken, ga dan door uw knieën. • Niet te zwaar tillen zoals emmers water, vuilniszakken, kinderen, enz. • Beperk het traplopen. U mag wel boven slapen als u dat gewend bent. • U mag de eerste 6 weken geen buikspieroefeningen doen. • U mag niet zwemmen. • U mag wel kortdurend in bad zonder badschuim. Bij langdurig baden kan het litteken verweken. • Wanneer u zin heeft om een stukje te gaan wandelen, bedenk dan dat u de afstand die u heenloopt ook weer terug moet lopen. Fietsen/autorijden Het fietsen wordt de eerste 6 weken afgeraden i.v.m. eventuele plotselinge bewegingen.
12
Wat betreft het autorijden, naast de bestuurder zitten mag, maar gedurende de eerste vier weken kunt u beter niet zelf autorijden. Dit in verband met het rekken van de wond bij achterom kijken, verminderde buikspierkracht en mogelijk verminderde concentratie en conditie.
Voeding Om goed te herstellen na de operatie is het belangrijk dat u een goede conditie (voedingstoestand) heeft. Een goede conditie krijgt u door goed te eten en voldoende te bewegen. Of u voldoende voeding binnenkrijgt kunt u zien aan uw gewicht. Als u afvalt, kan dat betekenen dat uw lichaam meer energie en voedingsstoffen nodig heeft. Als u niet voldoende voeding binnenkrijgt, herstelt u langzamer. Naast voldoende energie (kilocalorieën), moet u ook voldoende eiwitten binnenkrijgen. Uw lichaam heeft eiwitten nodig voor de opbouw van onder andere spieren, organen en bloed. Tijdens uw ziekte en herstel van de operatie heeft uw lichaam veel eiwitten nodig voor de groei van nieuw weefsel en voor het opbouwen en behouden van spieren. Herstel en verwerking Veel patiënten voelen zich aan het eind van de opname al een stuk opgeknapt. Eenmaal thuis valt dit vaak tegen, omdat hier meer van u wordt verwacht. Meestal komen nu ook emoties los. Dit is niet vreemd. U hebt immers een zware operatie ondergaan. Het herstel duurt enkele maanden vooral als u chemotherapie krijgt. Zorg voor voldoende rust, ga ‘s middags een uurtje naar bed. Uw lichamelijke conditie zal geleidelijk verbeteren. Het is niet precies te zeggen wanneer u de normale werkzaamheden kunt hervatten. Extra rust, ontspanning en goede zorg zijn voorlopig erg belangrijk voor u. Een goede lichamelijke en psychische conditie bevorderen het herstel na de operatie. De manier van omgaan met gevoelens van verdriet en onzekerheid is voor iedereen verschillend.
13
Er zijn hiervoor diverse ondersteunende programma’s ontwikkeld, bijvoorbeeld ‘Herstel en balans’ en ‘Weer in evenwicht’.
Follow-up traject Nadat de behandeling is afgesloten, komt u in het zogenaamde follow-up traject. U komt tijdens deze periode voor controle op de polikliniek. De eerste twee jaar is dit om de 3 maanden, nadien wordt het aantal controles minder. De gynaecoloog bespreekt met u eventuele lichamelijke en psychische klachten en verricht een algemeen lichamelijk onderzoek, een inwendig onderzoek en soms ook een vaginale echo. Op indicatie wordt mogelijk een CT-scan gepland. Op indicatie wordt er ook bloedonderzoek gedaan. Tijdens de controles kunt u alle vragen stellen die u hebt. Het is makkelijk als u deze thuis al opschrijft. Werkhervatting Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw gynaecoloog. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen heeft en zo ja, welke. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Daarom is het belangrijk dat uw bedrijfsarts op de hoogte is van uw aandoening of behandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandighedenspreekuur van de Arbo-dienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor eventueel overleg tussen uw gynaecoloog en uw bedrijfsarts.
14
Vragen? Heeft u nog vragen, stel deze gerust aan uw gynaecoloog of verpleegkundige. Zij beantwoorden u vragen graag. Uiteraard kunt u tussentijds contact opnemen met uw arts, of met de oncologieverpleegkundige op het verpleegkundig spreekuur. (e-mail:
[email protected]) Het telefonisch verpleegkundig spreekuur gynaecologie/oncologie is op maandag van 10.30 tot 16.30 uur, telefoon (024) 3658889 Aanvullende informatie Voor aanvullende algemene informatie kunt u zich onder andere wenden tot de patiëntenvereniging Olijf. Het adres is: Patiëntenvereniging Olijf Postbus 1478 1000 BL-Amsterdam Telefoonnummer: (033) 463 399 Email:
[email protected] Website: www.kankerpatient.nl/olijf Nuttige informatie op: www.kankerwiehelpt.nl
Verhindering Bent u voor een afspraak in het ziekenhuis onverhoopt verhinderd, laat dit dan zo snel mogelijk weten op de afdeling en/of de polikliniek gynaecologie.
15
Adres en telefoon Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek gynaecologie A44 Telefoon: (024) 365 82 45 Verpleegafdeling gynaecologie B44 Telefoon: (024) 365 78 80 E-mail:
[email protected]
16
G418 / 08-15
www.gynaecologie.cwz.nl