Op Pad! Reflexen doorbreken om te kunnen anticiperen op de demografische veranderingen in Zeeland
www.zeeland.nl
Op Pad! Reflexen doorbreken om te kunnen inspelen op de demografische veranderingen in Zeeland
1
Voorwoord
Het op de politieke en maatschappelijke agenda zetten van krimp heeft in Nederland een enorme dynamiek los gemaakt. Opeens is er met deze term een noemer, waarmee allerlei nieuwe problemen worden samengevat, die tot voor kort door bestuurders en beleidsmakers zijn ontkend of genegeerd. Een aantal Kamerleden heeft gezorgd dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Minister van Wonen, Wijken en Integratie hiermee aan de slag zijn gegaan en dit heeft geleid tot heel veel reacties in het land en binnenkort het Nationaal Actieplan Bevolkingsdaling. Zeeland heeft daarbij zijn eigen traject gevolgd. De directe aanleiding is een verzoek vanuit de Staten geweest om de gevolgen van de demografische veranderingen – waaronder krimp - te analyseren en tegen het licht van het provinciale beleid te houden. Het resultaat hiervan is de notitie Onverkende Paden en de campagne ‘Nieuw!Zeeland’. Deze intensieve en vernieuwende campagne heeft veel aandacht getrokken, niet alleen bij bestuurders, ambtenaren en andere direct betrokkenen, maar ook bij burgers en het Rijk. Duidelijk is dat de ‘demografische transitie’ veel invloed zal hebben op allerlei beleidsterreinen, dat tijdig bijgestuurd moet worden, dat dit alleen kan als iedereen bewust is van de demografische transitie, dat het niet meer om kwantiteiten maar om kwaliteit moet gaan en dat samenwerking het sleutelwoord is. Ik ben er van overtuigd dat dit het goede moment is om een nieuwe stap te zetten, vandaar dit document ‘Op Pad!’
2
Waar Onverkende Paden vooral analyserend en agendavormend was, wordt in Op Pad! antwoord gegeven op de vraag: Wat gaan we anders doen? Wanneer u de nieuwe uitgangspunten leest zult u merken dat er sprake is van een sterke omslag in denken, waarbij taboes en reflexen worden doorbroken. Ik verwacht dat dit veel stof voor discussie zal opleveren, maar het vormt zeker aanleiding om actie te ondernemen en de nieuwe uitdagingen samen met andere partners op te pakken. De meest urgente vraagstukken liggen daarbij in ZeeuwsVlaanderen. Samen met het Rijk, de gemeenten Sluis, Terneuzen en Hulst en verschillende maatschappelijke organisaties pakken we deze opgaven het eerst op. Dit zal ook terugkomen in het Nationaal actieplan, waarvoor buitengewoon plezierig is samengewerkt met verschillende departementen en de provincies Limburg en Groningen. ‘Op pad’ met de uitkomsten van Nieuw!Zeeland betekent dat het nu aankomt op het vinden van een breed draagvlak voor de analyse en uitkomsten van het interactieve proces dat is doorlopen; het vertalen van de nieuwe uitgangspunten naar concrete beleidsdoelstellingen en het realiseren daarvan. Ik hoop van ganser harte dat deze fase ook net zo dynamisch, eensgezind en voortvarend zal lopen, als het interactieve proces. Gezamenlijk op pad gaan kost niets, maar geeft energie!
Harry van Waveren Gedeputeerde voor Ruimtelijke Ontwikkeling
Inhoudsopgave
Deel A:
Deel B:
De reis tot nu toe 1. 2. 3. 4.
Inleiding Onverkende Paden Nieuw!Zeeland Ondertussen elders
2
Nieuwe paden
1. 2. 2.1 2.2 2.3 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 4 5
Inleiding Algemene uitgangspunten Van meer naar beter Samenwerking Nieuw perspectief Nieuwe uitgangspunten per thema Samen regie voeren Behoud van vastgoedwaarde Pendel en deeltijdwonen Leefbaarheid en voorzieningen Basisonderwijs Zorg Vrijwilligers Mobiliteit Economie en arbeidsmarkt Balans werk en privé Jongeren Beroeps- en wetenschappelijk onderwijs Wat hebben we ervoor nodig? Wat gaan we nu alvast doen?
4 4 5 5 6 8 8 9 9 10 11 12 12 13 15 18 20 21 23 24 26 27 29 31 33 35
3
Deel A: De reis tot nu toe
1.
Inleiding
Demografie, en vooral de veranderingen die daarmee te maken hebben, is een onderwerp dat de laatste twee jaar sterk op de agenda is terechtgekomen. De oorzaak hiervan ligt niet zozeer in de bevolkingsprognoses die een bevolkingsdaling of veranderende bevolkingssamenstelling voorspellen, want dat doen de prognoses al veel langer. Wat grote belangstelling heeft veroorzaakt is de koppeling aan de realiteit en de ruime verspreiding ervan. Wat in de prognoses voorspeld wordt werd zichtbaar en voelbaar in Zuid-Limburg, Noord-Oost Groningen en Zeeuws-Vlaanderen: de cijfers werden realiteit. Het rapport van Wim Derks c.a.1 was het begin van een steeds bredere erkenning van de problematiek. Inmiddels is het van onderop ook op de beleidsagenda van het rijk terecht gekomen. De provincie Zeeland heeft in dit proces een prominente rol mogen spelen, omdat de problematiek hier zichtbaar is in cijfers en in realiteit. Daarbij is het denken over groei en het bevorderen ervan langzaamaan ingeruild voor een denken gericht op het anticiperen op de nieuwe (krimp)feiten. Dit vormde een geleidelijk proces, waarin het rapport 'Onverkende Paden' een belangrijke rol heeft gespeeld. Op basis van dit rapport is, onder de naam: Nieuw!Zeeland, een dialoog met het publiek gevoerd. De provincie Zeeland wil anticiperen op de
bevolkingsdaling, de veranderende bevolkingssamenstelling en de sterke regionale verschillen die wat betreft demografie zichtbaar zijn in Zeeland. Nu is het moment gekomen om te laten zien wat er moet gebeuren. Met deze notitie 'Op Pad!' wordt hier een antwoord op gegeven. Daarbij moeten twee zaken vermeld worden. Allereerst hebben de nieuw geformuleerde uitgangspunten niet alleen betrekking op provinciale beleidsvelden, maar ook op die van onze partners. Om ze te laten werken is dan ook samenwerking met deze partners op allerlei beleidsvelden nodig. Samenwerking is dan ook hèt sleutelwoord in deze notitie. Daarnaast vormt deze notitie niet meer dan een begin. Voor wat betreft uitgangspunten en de daaraan verbonden acties zal dit verhaal de komende jaren verder uitgebreid worden.
2.
Onverkende Paden
Provinciale Staten van Zeeland hebben in 2007 gevraagd om een bevolkingsanalyse en de gevolgen daarvan voor het provinciaal beleid. In februari 2008 is het rapport 'Onverkende Paden; Uitdagingen van de provincie Zeeland door de veranderende bevolkingsopbouw;' verschenen. De notitie schetst de verwachting van de bevolkingsontwikke-
1 Derks, W.M., P. Hovens,& L.E.M. Klinkers (2006), Structurele bevolkingsdaling. Een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers, Den Haag, Raad voor Verkeer en Waterstaat/VROM Raad
4
Op Pad!
ling qua omvang, samenstelling en regionale spreiding. Belangrijkste conclusies hiervan zijn dat de totale bevolking van Zeeland op middellange termijn licht gaat dalen, dat de bevolking sterk gaat vergrijzen en dat in steeds meer gemeenten de bevolking zal gaan dalen, maar dat sommigen gemeenten zullen blijven groeien. Op basis van de analyse zijn de gevolgen in kaart gebracht voor het provinciale beleid op het gebied van wonen, werken, arbeidsmarkt, welzijn, zorg en voorzieningen, mobiliteit en financiën. Er worden acht uitdagingen benoemd waar de provincie voor staat. Het belang van bewustwording, als basis voor beleidsveranderingen, staat voorop. Ook de omslag van het denken in kwantiteiten naar kwaliteiten staat centraal. Samenwerking en afstemming is hierbij essentieel. Inmiddels is de notitie herdrukt en breed verspreid in de provincie, onder professionals in de rest van Nederland en zelfs daarbuiten.
3.
Nieuw!Zeeland
Aangezien iedere Zeeuw uiteindelijk in meer of mindere mate te maken zal krijgen met de gevolgen van de demografische veranderingen is de provincie gestart met het traject Nieuw!Zeeland. Een brede maatschappelijke dialoog waarin bestuurders,
ambtenaren, maatschappelijke organisaties, maar vooral ook de Zeeuwse burger de mogelijkheid is geboden mee te praten over de (gevolgen van de) demografische ontwikkelingen. Daarbij stondt een drietal doelstellingen centraal. Allereerst diende zoveel mogelijk mensen in Zeeland geïnformeerd te worden over de komende veranderingen. Niet alleen door informatie te geven, maar vooral ook door kennis te delen. De provincie heeft hiervoor een kennisbank opgezet om alle informatie die gedurende de dialoog is verzameld in op te slaan. Een tweede doelstelling vormt de bewustwording. Met Nieuw!Zeeland heeft de provincie willen bereiken dat mensen over het onderwerp gaan nadenken en tenslotte zelf de conclusie trekken dat bepaalde veranderingen onvermijdelijk zijn en noodzaak geven om zelf ook te veranderen. Daarvoor moet je de boodschap dichtbij de mensen zelf brengen. Spreek mensen aan in hun eigen leefomgeving, zoek daar naar voorbeelden. Om die reden zijn tal van bijeenkomsten verspreid over heel Zeeland gehouden, dichtbij de mensen en met aandacht voor hun lokale problematiek. Ten derde vormde Nieuw!Zeeland een mogelijkheid om op zoek te gaan naar goede en innovatieve ideeën voor de toekomst van Zeeland. Door gezamenlijk te zoeken naar initiatieven die er voor zorgen dat het niet alleen bij praten blijft maar dat er ook iets gebeurt. Om mensen te laten veranderen zul je ze eerst een perspectief moeten bieden. Zo zullen mensen niet accepteren dat de school uit hun dorp verdwijnt, wanneer ze niet zeker weten dat daar een goed alternatief voor terugkomt.
5
Deel A: De reis tot nu toe
Daarbij geldt voor de projecten waar aan gewerkt wordt (gaat worden) dat ze een bron van inspiratie zijn voor anderen. Een onbedoeld resultaat van de Nieuw!Zeeland dialoog vormt het feit dat er uitvoerig met mensen is gesproken en gediscussieerd over het 'groeidenken'. Hierdoor is ook een beter inzicht verkregen in wat het groeidenken nu eigenlijk voor deze mensen betekent en is het gelukt om uiteen te rafelen wat men nu eigenlijk écht belangrijk vindt. Mede op basis hiervan zijn de reflexen en nieuwe uitgangspunten in deze notitie geformuleerd. Hoewel de Nieuw!Zeeland dialoog inmiddels is afgerond en de provincie alle meningen en ideeën in een verslag heeft vastgelegd (zie de website www.nieuwzeeland.nu), vormt de winst van de gekozen brede maatschappelijke aanpak dat veel mensen in Zeeland nu zelf ook aan de slag gaan met de veranderingen. Zo wordt het onderwerp nu gebruikt op scholen, debatteert een gemeenteraad erover, heeft het centrum voor beeldende kunst het als jaarthema gekozen en zijn de woningcorporaties erover met elkaar in gesprek. Voorbeelden van hoe de demografische veranderingen een plaats krijgen op (strategische) agenda’s. Voor Zeeland is het van belang deze lijn vast te houden en te werken aan de thema's die we belangrijk vinden en de ideeën die we kansrijk achten. Op basis van bovengenoemd verslag is het nu voorliggende
6
document opgesteld: De visie van Gedeputeerde Staten van Zeeland op de demografische ontwikkelingen. Op Pad!, een visie waarin reflexen moeten worden doorbroken, nieuwe uitgangspunten worden gelanceerd en andere oplossingen worden aangedragen…
4.
Ondertussen elders
Demografische veranderingen spelen niet alleen in Zeeland. Zo blijkt uit prognoses van de Verenigde Naties dat de wereldbevolking in ieder geval tot 2050 in alle geschetste scenario's blijft toenemen, Nederland en grote delen van Europa kampen met de gevolgen van de vergrijzing en daar zijn er diverse regio's waar de bevolking afneemt. Het bijzondere van Zeeland is het feit dat de bevolking afneemt in combinatie met een verwachte toename van het aantal huishoudens, waarbij moet worden opgemerkt dat in delen van Zeeland (Zeeuws-Vlaanderen) de afname van het aantal huishoudens reeds is ingezet. Een dergelijke ontwikkeling doet zich (vooralsnog) alleen in Limburg (Parkstad) en Oost-Groningen voor. Dit alles maakt dat er ook elders wordt nagedacht over hoe moet worden omgegaan met de gevolgen van deze demografische transitie. Limburg In Parkstad Limburg (Oostelijke mijnstreek) is de bevolkingskrimp het meest manifest in Nederland. Volgens de laatste
Op Pad!
prognoses zal het aantal inwoners hier tot 2040 met bijna 70.000 afnemen. Dit komt neer op een afname van bijna 30%! De woonkwaliteit en werkloosheid vormen een bijkomend probleem. De betrokken gemeenten werken in regioverband al jaren samen om het woningbouwprogramma naar beneden te brengen en sloopprogramma's op gang brengen (1 woning bouwen, 2 slopen), de verkleining van het onderwijs te begeleiden, etc. De provincie Limburg heeft het onderwerp prominent op de agenda staan en heeft een sterke lobby richting Rijk op het gebied van krimp. Groningen In de provincie Groningen is de stad Groningen een regionale trekker van belang. Aan de Noordoost-rand van de provincie is de bevolkingskrimp echter al een aantal jaren aan de gang. Delfzijl is daarbij het meest sprekende voorbeeld door de enorme sloopoperatie die het al achter de rug heeft. Buurgemeenten zitten in hetzelfde schuitje, samenwerking tussen deze gemeenten komt inmiddels op gang. De provincie zet sterk in op woonbeleid als het gaat om het krimpdossier, dit is vertaald in de provinciale verordening waar sterk gestuurd wordt op het voorkomen van overschotten en stimuleren van afstemming.
Samen hebben zij het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling opgericht, vooral bemand door mensen van lokale overheden en instanties. Gezamenlijk wordt kennis gedeeld en meegedacht op het Nationaal Actieplan Bevolkingsdaling van het rijk, waarbij zij worden geadviseerd door het TopTeam Krimp. Daarnaast raken ook andere ministeries steeds meer betrokken bij het onderwerp. Internationaal Samen met lead-partner Twente zijn Zeeland en Groningen de Nederlandse deelnemers aan het Interreg IVB project DC NOISE (Demographic Change New Opportunities in Shrinking Europe). Andere partners komen uit Noorwegen, Schotland, Duitsland en België. Hoewel de problematiek in deze landen niet geheel vergelijkbaar is, vormt de gemene deler in dit traject het feit dat de demografische transitie voor uitdagingen zorgt. Daarbij worden innovatieve oplossingen uitgeprobeerd en met elkaar gedeeld.
Nationaal De Ministeries van Binnenlandse Zaken, VROM en WWI hebben de problematiek van bevolkingsdaling hoog op hun agenda gezet.
7
Deel B: Nieuwe Paden
1.
Inleiding
'Onverkende Paden' heeft ons geleerd dat de bevolking van Zeeland een ingrijpende demografische ontwikkeling door zal maken. Dit heeft op veel beleidsterreinen grote gevolgen. Zeeland maakt een transitieproces door, een overgang van groei naar stabilisatie en krimp met minder werkzamen en meer ouderen. De bevolkingsgroei van de afgelopen decennia heeft ertoe geleid dat groei een vanzelfsprekendheid was in ons denken en handelen. Niemand heeft tijden van bevolkingskrimp gekend anders dan door de oorlog en de Ramp. Dit 'groeidenken' en de bijbehorende vanzelfsprekendheden zitten ingebakken in allerlei (beleids)uitgangspunten. Hierdoor is het noodzakelijk geworden om deze 'reflexen' te doorbreken, zodat ook in 2030 sprake kan zijn van een welvarend, gelukkig en gezond Zeeland. De mate van urgentie verschilt daarbij overigens per regio. In West Zeeuws-Vlaanderen wordt men nu reeds geconfronteerd met de gevolgen van de demografische ontwikkelingen, terwijl op Tholen nog niets aan de hand lijktte zijn. Uiteindelijk zal men echter ook hier in meer of mindere mate te maken krijgen met de gevolgen (bijv. op de arbeidsmarkt). Door het formuleren van nieuwe uitgangspunten wil de provincie
8
Zeeland samen met haar partners het beleid gereed maken voor de toekomst. In hoofdstuk 2 komen de algemene uitgangspunten hiervoor aan de orde. In hoofdstuk 3 de uitgangspunten per thema en in hoofdstuk 4 is aangegeven wat we voor de uitvoering ervan denken nodig te hebben. Tenslotte worden in hoofdstuk 5 een aantal onderwerpen aangestipt die we vanwege hun urgentie nu alvast willen oppakken.
Op Pad!
2.
Algemene uitgangspunten
Door de demografische veranderingen zijn drie nieuwe uitgangspunten nodig die van toepassing zijn op alle beleidsthema's:
2.1 Van meer naar beter Reflex:
Bevolkingsgroei is een doel op zich om de kwaliteit van de leefomgeving te vergroten.
Nieuw uitgangspunt: Kwaliteit is het doel, bij alle sectoren en thema's dient een kwaliteitsslag gemaakt te worden. In een situatie van permanente groei is groei de referentie waar alles aan wordt gespiegeld. Als er géén groei is, dan is er iets mis. Er worden vervolgens oplossingen gezocht door woningen en bedrijven aan te trekken zodat de groei weer terugkomt. Ook om de kwaliteit te verhogen moet volgens dit denkkader groei gestimuleerd worden. Zeeland zit echter in een overgang van structurele bevolkings-
groei naar een situatie van minder groei en krimp, verspreid over Zeeland. Investeringen om bevolkingsgroei uit te lokken hebben een grote kans uit te monden in desinvesteringen en kunnen juist daardoor een spiraal van leegstand en verpaupering op gang brengen. In plaats van groei moet kwaliteit centraal staan, waarbij bevolkingsgroei of krimp als gegeven wordt gezien in plaats van een factor waarop gestuurd moet worden. Uiteindelijk gaat het niet om de hoeveelheid mensen die in Zeeland wonen, maar om de kwaliteit van de leefomgeving in Zeeland: van 'meer' naar 'beter'2. Bij een stabiele bevolkingsomvang hoeft niet achter de feiten aangehold te worden om de groei van het aantal huishoudens en de beroepsbevolking bij te houden. Er kunnen prioriteiten gesteld worden, ofwel de kwaliteit managen in plaats van de kwantiteit. Een sterke achteruitgang van de bevolking is echter ook niet wenselijk, dan zou er namelijk sprake zijn van het bijhouden van kwantiteiten in negatieve zin. Aangezien de omslag van groei naar krimp qua tijd en plaats in Zeeland zeer divers is, is een actueel overzicht van een aantal indicatoren (t.a.v. bevolking, woningmarkt, voorzieningen en arbeidsmarkt) noodzakelijk om tijdig te kunnen bijsturen. De provincie Zeeland zal het initiatief hiertoe nemen.
2. Een illustratie van deze omslag in denken vormt de Kwaliteitsatlas Middelburg. Waar in 1998 nog een ambitieuze groei van de bevolking wordt nagestreefd (groei als doel) om de kwaliteit van de voorzieningen op peil te houden, wordt nu na de herijking van de atlas gestreefd naar het realiseren van kwaliteit en is het oorspronkelijke uitgangspunt van 56.000 inwoners losgelaten.
9
Deel B: Nieuwe Paden
2.2 Samenwerking Reflex:
Elke stad of dorp moet de concurrentie met haar buren aangaan om zoveel mogelijk woon-werklocaties en voorzieningen binnen te halen om te overleven.
Nieuw uitgangspunt: Samenwerking en afstemming is essentieel om op een hoger schaalniveau voldoende kwaliteit te kunnen bieden. In Zeeland is nauwelijks meer sprake van tekorten op het gebied van woningen, werklocaties en voorzieningen. Er is eerder een overschot aan plannen. Wanneer deze worden uitgevoerd dreigt een overschot aan woon- en werklocaties. Daarbij wijzigt door de demografische veranderingen ook de behoefte aan allerlei soorten voorzieningen. In deze situatie is het niet langer afdoende wanneer overheden en organisaties ieder voor zich plannen maken voor de toekomst. Afstemming en samenwerking was altijd al nuttig, in de nieuwe situatie wordt dit een absolute noodzaak. Overschotten kunnen zo worden voorkomen, nieuw ontstane behoeftes kunnen op de juiste locatie worden gefaciliteerd en er kan een hogere kwaliteit worden geboden. De provincie Zeeland ziet voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd in het nemen van initiatief, het samenbrengen van par-
10
tijen en het aanjagen van allerlei vormen van samenwerking en afstemming. Van oudsher wordt samenwerking gezocht tussen partijen die geografisch een relatie hebben met elkaar of die van een ander overheidsniveau zijn (´verticaal´). De zogenaamde ´horizontale samenwerking´ tussen partijen die in een verschillende sector zitten (bijvoorbeeld tussen een school met een zorginstelling en/of een woningcorporatie) wordt steeds belangrijker om de schaalniveaus van verschillende voorzieningen af te stemmen op de behoefte. Door de kleinschaligheid en ´korte lijntjes´ kan Zeeland hierin uitblinken, mits de partijen dezelfde visie delen. Om samenwerking te belonen zullen financiële prikkels worden ingevoerd. Ook zal samenwerking als voorwaarde worden benoemd voor financiële steun of medewerking van de provincie.
Op Pad!
2.3 Nieuw perspectief Reflex:
Elke regio, stad of dorp moet zich versterken op de thema's of onderdelen waar ze minder op scoren.
Nieuw uitgangspunt: Zorg voor een (gedeelde) visie met een streefbeeld dat aansluit bij de sterke punten. Tussen steden, dorpen en regio´s is al jaren een concurrentieslag aan de gang op het gebied van inwoners, arbeidsplaatsen en het binnenhalen van bovenlokale voorzieningen. Hoe meer hoe beter, met winnaars en verliezers. Krimpende gebieden zijn in deze optiek per definitie ´losers´ en de ´winners´ willen hun winnende recept te allen tijde voortzetten. Door de demografische veranderingen zal het (zie 2.1) straks niet meer over ´meer´ maar over ´beter´ gaan. Het beleid zal hierdoor gekanteld moeten worden. Dit kan niet zonder een nieuw perspectief voor de lange termijn, een richting, een eindbeeld, een ‘punt aan de horizon’ waar naartoe gewerkt wordt. Omdat samenwerking en afstemming essentieel en noodzakelijk is (zie 2.2) is het belangrijk dat het gekozen lange termijn eindbeeld door alle betrokken partijen gedeeld wordt. In Zeeland zullen vele ‘eindbeelden’ nodig zijn, omdat er vele geografische en thematische afbakeningen zijn die elk om een verschillend detailniveau vragen. Een eindbeeld kan gezien
worden als een richting om naartoe te groeien, niet zozeer een eindplan dat volgens een blauwdrukprincipe gemaakt moet worden. Hiermee wordt bereikt dat het gevoerde beleid niet statisch is maar kan reageren op de snelle ontwikkelingen in onze samenleving. Op lokaal niveau is het eveneens essentieel om een nieuw perspectief vast te stellen voor dorp, wijk of stad om de slag van ‘meer’ naar ‘beter’ te kunnen maken. Belangrijk hierbij is dat gezocht moet worden naar de sterke punten die elk gebied, dorp, stad of wijk heeft. Bedacht moet worden dat in tegenstelling tot het verleden niet elke regio, laat staan stad of dorp een compleet voorzieningen-, woon- en banenpakket kan aanbieden. Bij het streven om dit wel te willen, worden de bestaande sterke punten uit het oog verloren en ontstaan desinvesteringen. Juist het blootleggen van en aanhaken/versterken van deze sterke punten kan zorgen voor de vernieuwing en vitaliteit die elk gebied nodig heeft. Sterke punten kunnen gezocht worden in de landschaps- of natuuromgeving, de cultuurhistorie van de bebouwing of landschap, de aanwezigheid van een unieke economische trekker of juist de sociale cohesie. Wat
Wie
1. Opstellen van regionale visies op basis van algemene uitgangspunten. 2. Realiseren goede aansluiting bij en afstemming op het Nationaal Actieplan Krimp. Rijk, provincie, gemeenten en andere betrokkenen.
11
Deel B: Nieuwe Paden
3.
Nieuwe uitgangspunten
3.1 Samen regie voeren Reflex:
Er moet altijd ruimte zijn voor nieuwe woon-werklocaties; belemmeringen vanuit regels en ruimtelijk beleid zijn de oorzaak van de krimp.
Nieuw uitgangspunt: Gemeente en provincie moeten samen een sterke regie gaan voeren op de ruimte in Zeeland. Het ruimtelijk beleid wordt soms als 'schuldige' aangewezen van een krimpende kern. Door een gebrek aan uitbreidingslocaties voor bedrijventerreinen of woonwijken trekken mensen weg, is de gedachte. Zodra er weer woon- en werklocaties beschikbaar zijn om te bouwen, groeit de kern vanzelf weer en is het probleem opgelost. In het verleden klopte deze redenering nog, omdat de woningmarkt en de arbeidsmarkt zeer lokaal georiënteerd waren, en er vaak ook op dat schaalniveau behoefte aan uitbreiding was. Tegenwoordig is de woning- en arbeidsmarkt meer regionaal georiënteerd. Mensen oriënteren zich niet alleen in een specifiek dorp, maar nemen meerdere kernen in overweging waarbij de arbeidslocatie van beide partners een belangrijke rol speelt. Datzelfde geldt voor ondernemers met hun vestigings-
12
plaatskeuze. Door de demografische veranderingen is er bovendien een lagere uitbreidingsbehoefte van woningen en werklocaties binnen een regio. Het bijbouwen van woningen is in die situatie wel mogelijk, alleen de omvang is beperkt en de verdeling hiervan over de kernen is allesbepalend. Wanneer gemeenten gaan concurreren met woon- en werklocaties dreigt een verspilling van middelen en ruimte. Om dit te voorkomen moet iedereen doordrongen zijn van de nieuwe context en niet terugvallen op de oude reflex. Vervolgens moet gezamenlijk een sterke regie gevoerd worden op de ruimte in Zeeland. Samenwerken, afstemmen, handhaven en monitoren door provincie en gemeenten zijn hierbij essentieel. De sturing op ruimte in Zeeland zal in krimpgebieden een ander gezicht krijgen. Waar voorheen de nadruk lag op de sturing van de groei zal nu ook nagedacht moeten worden over de begeleiding van de krimp. De nadruk komt hier veel nadrukkelijker te liggen op het bestaand stedelijk gebied. Het biedt kansen voor het herstellen van stedenbouwkundige fouten uit het verleden die door de haast of modegrillen zijn ontstaan. Het bebouwd gebied kan hierdoor kleiner, dunner, groener en beter worden. Wat Wie
Samen regie voeren, waarbij een heldere verdeling van verantwoordelijkheden wordt vastgelegd. Provincie (relatie met het Rijk, regionale afstemming, procesbewaking), gemeenten en corporaties.
Op Pad!
Het stimuleren van samenwerking en afstemming op het gebied van ruimtelijk beleid is niet nieuw. In het Omgevingsplan 2006-2012 zijn hiertoe al aanzetten gegeven, bijvoorbeeld met de regionale agenda's en het instrument regionale bedrijventerreinenprogramma's. Door het Topteam Krimp is tijdens haar bezoek aan Zeeland bovendien aangegeven dat het van belang is om duidelijk aan te geven wie de regie voert. Vandaar dat hier, vooruitlopend op de op te stellen agenda, reeds een aantal onderwerpen wordt genoemd, waarop de provincie in ieder geval de regie wil voeren.
3.2 Behoud van vastgoedwaarde Reflex:
Bouwen van woningen is nodig om te groeien, anders gaat de groei naar iemand anders!
Nieuw uitgangspunt: Gestreefd moet worden naar behoud van de vastgoedwaarde: sloop, opknappen en selectief bijbouwen. Vaak wordt gedacht dat de enige manier om bevolkingskrimp tegen te gaan extra woningbouw is. Extra woningbouw trekt mensen aan van 'buiten' waardoor het inwonertal weer toeneemt. Deze strategie kan echter desastreus uitpakken wanneer de huishoudengroei afneemt of zelfs krimpt en omliggende gebieden, waar de nieuwkomers vandaan moeten komen, te maken hebben met vergelijkbare demografische processen. Leegstand en een spiraal van verpaupering ligt dan op de loer. Een fixatie op de uitbreiding van de woningvoorraad maakt van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad een blinde vlek. Dit terwijl juist de huidige voorraad voor een groot deel niet toekomstbestendig is op het gebied van energiebesparing, openbare ruimte, stedenbouwkundige aspecten en de toekomstige huishoudensamenstelling (meer ouderen, alleenstaanden). In de toekomst wil de provincie Zeeland samen met haar partners streven naar behoud van de vastgoedwaarde van wonin-
13
Deel B: Nieuwe Paden
gen. Behoud van de vastgoedwaarde is een belangrijk uitgangspunt voor particuliere woningeigenaren in Zeeland maar ook voor de investeringskracht en de Zeeuwse woningmarkt. Voor particuliere eigenaren is behoud van vastgoedwaarde essentieel om het besteedbaar inkomen op peil te houden èn om niet 'vast' te komen zitten in de woning waardoor de individuele woonwensen niet bereikt kunnen worden. Om de vastgoedwaarde te behouden is het nodig dat vraag en aanbod kwalitatief en kwantitatief in balans zijn. Bij een afnemende huishoudengroei en een sterk veranderende huishoudensamenstelling zal de nadruk komen te liggen op sloop, opknappen (van twee één woning maken), selectief bijbouwen èn de openbare ruimte aanpakken. Juist door dit laatste kan kwaliteit gewonnen worden, waarbij vrijgekomen ruimte in gebruik kan komen voor formele en informele parken, sport-, spel- en speelterreinen Financiering is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Transformatie van de ene functie naar een andere is financieel alleen op te brengen als de nieuwe functie meer opbrengt dan de oude, bijvoorbeeld van weiland naar woonwijk. Andersom is het moeilijker, dan moet er altijd geld bij gelegd worden. Slopen en herstructureren kost dus geld, en de vraag is wie de kosten op zich neemt. Te denken valt aan partners die belang hebben bij een gezonde woningmarkt als banken, corporaties en ontwikkelaars, maar ook het Rijk en decentrale overheden. Provincie en gemeenten horen hierbij de regie te voeren en initiatief te nemen tot verevening van kosten en opbrengsten tussen groei- en
14
krimpregio's in het kader van solidariteit. Daarbij zullen in ieder geval per regio regionale woningbouwafspraken worden opgesteld, waarin de huidige en toekomstige behoefte zowel kwalitatief als kwantitatief in beeld wordt gebracht. Op basis hiervan zullen regionale keuzes gemaakt worden waar gesloopt, opgeknapt en bijgebouwd wordt en hoeveel middelen (ISV, eventueel BLS) hiertoe worden ingezet. Eenzelfde benadering wordt gevolgd met betrekking tot de Zeeuwse bedrijventerreinen, waarvoor onlangs regionale bedrijventerreinenprogramma's zijn opgesteld. Wat Wie
De herstructureringsopgave en wijze van financiering in beeld brengen. Rijk, provincie, gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, banken,…
Voor dit uitgangspunt is het belangrijk te weten wat de opgave op de woningmarkt is en op welke manieren de kosten kunnen worden opgebracht. • Op dit moment wordt een onderzoek verricht door de gezamenlijke woningcorporaties (i.s.m. Scoop en de provincie Zeeland). Hierbij wordt op basis van de huidige en toekomstige huishoudenomvang en -samenstelling en de bestaande woningvoorraad van woningcorporaties de sloop of opknapopgave berekend. Dit onderzoek zal na gereedkomen ook verbreed worden met de particuliere woningvoorraad. Als dit klaar is, wordt duidelijk wat de opgave qua omvang, kosten en
Op Pad!
opbrengsten in Zeeland is om de woningvoorraad klaar te maken voor de toekomst. • De provincie Zeeland zal het initiatief nemen om op basis van de berekende opgave samen met betrokken partners een onderzoek te doen naar innovatieve manieren om de kosten op te brengen. Het onderzoeken van manieren om de kosten op te brengen van de omvorming van de woningvoorraad is niet eenvoudig. Enerzijds omdat er meerdere partijen bij zijn betrokken die op één lijn gebracht moeten worden, anderzijds omdat de 'pijn in de portemonnee' verdeeld moet worden. Het 'prisoners dilemma' en 'free riders' moet doorbroken respectievelijk voorkomen worden. Om een ballonnetje op te laten: Een oplossingsrichting zou kunnen zijn om voor elke nieuwbouwwoning in Zeeland een verwijderingsbijdrage te laten storten in een herstructureringsfonds van en voor heel Zeeland. De verwijderingsbijdrage zou betaald moeten worden door banken, ontwikkelaars en corporaties en de particuliere koper. De particuliere koper zou zijn bijdrage terug kunnen krijgen door een korting op de overdrachtsbelasting die het Rijk voor krimpgebieden zou kunnen instellen.
3.3 Pendel en deeltijdwonen Reflex:
Uitgaande pendel en deeltijdwonen moeten tegengegaan worden.
Nieuw uitgangspunt: Uitgaande pendel en deeltijdwonen moeten (gestuurd) gestimuleerd worden. Het aantal mensen dat in Zeeland woont en elders in Nederland werkt groeit gestaag (van 22.000 in 1998 naar 27.000 in 2005). Vaak wordt dit gezien als een onwenselijke ontwikkeling. Datzelfde geldt voor het niet-permanent bewonen van woningen. Voor buurtbewoners is het immers niet prettig als woningen slechts enkele weken bewoond zijn, er geen tuinonderhoud plaatsvindt, in de woning slechts tuinstoelen staan en in het hoogseizoen dagelijks met grote groepen gebarbecued wordt. Bovendien worden starters op de woningmarkt uit de markt gedrukt door de tweede woningbezitters en dragen tweede woningbezitters weinig bij aan de sociale cohesie van een dorp. Om deze redenen hebben met name kustgemeenten verordeningen opgesteld om niet-permanent gebruik van woningen te reguleren. Niet-permanent gebruik van woningen kan echter ook voordelen opleveren voor een regio. In gebieden met een overschot aan verouderde particuliere woningen kan de tweede woningbezitter de redding betekenen voor de woningmarkt en leeg-
15
Deel B: Nieuwe Paden
stand en verpaupering voorkomen. Bovendien wordt door de verbeterde fysieke en digitale bereikbaarheid de tweede woning steeds vaker gebruikt: doordeweeks werken in de stad en in het weekend (vaak al donderdagavond) in Zeeland: het deeltijdwonen. Bij deeltijdwonen gelden de bovengeschetste nadelen niet. Zeeland zou de deeltijdwoners daarom moeten omarmen in plaats van afstoten: het past bij de rol die Zeeland heeft en steeds meer zal krijgen in de interregionale context: dè plek binnen het verstedelijkte Beneluxgebied waar nog rust, ruimte en schone lucht aanwezig is. Deze kwaliteiten heeft Zeeland in huis waarmee het een schaars goed in handen heeft voor bewoners en dagjesmensen. Een toename van pendel hoort hier ook bij, omdat mensen naar Zeeland willen verhuizen vanwege het uitstekende woonklimaat en het er voor over hebben om te pendelen naar werk buiten de provincie. Of mensen in de stad nog een appartement hebben en misschien daar ingeschreven staan in het bevolkingsregister doet er niet zoveel toe. Om het nieuwe uitgangspunt in de praktijk te brengen zijn onderstaande actiepunten van belang: Wat Wie
Bereikbaarheid voor pendelaars behouden/verbeteren. Provincie, gemeenten, Rijkswaterstaat, OV-bedrijven.
Er zijn steeds meer Zeeuwen die buiten Zeeland hun werk hebben. Dit kunnen mensen zijn die verhuizen vanuit een locatie buiten Zeeland door het aantrekkelijke woonklimaat. Ook
16
kunnen het inwoners van Zeeland zijn waarvan het werk is verplaatst naar buiten Zeeland en die liever gaan pendelen dan verhuizen. Beide groepen geven de woningmarkt een positieve impuls, omdat daarmee de woningmarkt niet tè ontspannen raakt. De keuze voor pendelen is echter een afweging tussen het wonen (en alles wat daarbij komt, zoals sociale verbanden) en het dagelijkse reizen. Door de filevrije wegverbindingen in Zeeland is de autobereikbaarheid adequaat of zal na het gereedkomen van de N57 en N62 adequaat zijn. De provincie streeft ernaar dit ook in de toekomst zo te houden. De treinverbinding is op dit moment ook goed te noemen vanwege de rechtstreekse Intercityverbinding met de Randstad. Mocht deze echter afgewaardeerd worden of losgekoppeld worden van het hoofdnet dan zou dit een verslechtering betekenen voor het woon-werkverkeer. Omdat dit op lange termijn negatieve gevolgen kan hebben voor Zeeland, is het noodzakelijk deze rechtstreekse verbinding te behouden. Verbetering zou zeker toegejuicht moeten worden, bijvoorbeeld door de snelheid op het spoorvak te verhogen. Niet voor niets pleiten de Noordelijke provincies voor een Zuiderzeelijn en werd een HSL-trein naar de Randstad en Brabant genoemd tijdens het Nieuw!Zeeland debat. Maar ook verbetering van openbaar vervoer via snelle lijndiensten in Noord-Zuid richting naar Rijnmond en Vlaanderen passen in dit plaatje. Naast fysieke bereikbaarheid maakt een goede digitale bereikbaarheid Zeeland aantrekkelijker voor pendelaars en deeltijd-
Op Pad!
woners. Het zou daarom wenselijk zijn als Zeeland voorop loopt op het gebied van digitale bereikbaarheid (bijvoorbeeld glasvezel) om daarmee thuiswerken een impuls te geven. Ook ondersteunt dit de mogelijkheden om ouderen langer thuis (in dorpen) te laten wonen doordat ICT-toepassingen eenvoudiger kunnen worden ingezet. Bij zowel fysieke als OV-bereikbaarheid is de overheid niet primair aan zet. De provincie Zeeland zal initiatieven die binnen dit uitgangspunt passen in ieder geval ondersteunen (zie ook paragraaf 3.8). Wat Wie
van deeltijdwonen. Van belang is dat deeltijdwonen op locaties in gemeenten op zijn positieve en negatieve merites beoordeeld wordt. In samenhang met de gehele woningvoorraadontwikkeling kan dan een afweging plaatsvinden of en waar deeltijdwonen gestimuleerd kan worden, zodat het tevens een bijdrage kan leveren aan het behoud van de vastgoedwaarde (zie ook paragraaf 3.2).
Deeltijdwonen bevorderen op gewenste locaties. Gemeenten, ontwikkelaars.
Om deeltijdwonen te bevorderen is het nodig om: • Te bepalen waar deeltijdwonen gestimuleerd kan worden (bijvoorbeeld kernen met een woningoverschot of binnenstedelijke transformatieprojecten); • Waar nodig regulering aanpassen; • Ontwikkelen woningbouwconcepten die aanslaan bij deeltijdwoners; • Deeltijdwoners verwelkomen en een volwaardige positie geven; • Mogelijkheden onderzoeken voor gemeenschappelijke kantoorvoorzieningen voor thuiswerkers. Primair zijn gemeenten hier verantwoordelijk voor. Een aantal gemeenten heeft inmiddels al nagedacht over het stimuleren
17
Deel B: Nieuwe Paden
3.4 Leefbaarheid en voorzieningen Reflex:
De leefbaarheid van een dorp/wijk staat of valt bij zoveel mogelijk voorzieningen op korte afstand.
Nieuw uitgangspunt: Sociale samenhang is essentieel voor de leefbaarheid van een dorp of wijk. Leefbaarheid van een dorp of kern wordt door het woordenboek van Van Dale omschreven als 'geschikt om als leven doorgebracht te worden'. De mate waarin dit wel of niet aan de orde is hangt af van het soort persoon of huishouden en de levensfase waarin die persoon zit. Het spreekt daarbij voor zich dat niet iedereen in elke levensfase het dorp waar men woont geschikt vindt om het leven door te brengen. Een moment waarop dat niet het geval is, is wanneer een jongere wil gaan studeren en het grote stadsleven wil verkennen, of op latere leeftijd wanneer structurele zorg nodig is die niet in het dorp aanwezig is. Bij leefbaarheid wordt de aanwezigheid van voorzieningen als cruciaal gezien. Juist in een fase waarin het draagvlak van voorzieningen te klein wordt en voorzieningen uit een dorp verdwijnen wordt gevreesd dat de leefbaarheid onder druk staat: "Zonder de voorzieningen is het dorp onleefbaar". Uit onderzoek in Borsele en Sluis blijkt dat leefbaarheid bestaat uit 2 facetten: a. de veronderstelde leefbaarheid: het woonmilieu, het activiteitenniveau, het verenigingsleven en de voorzieningen in een dorp, oftewel de sociale infrastructuur.
18
b. de ervaren leefbaarheid: de door inwoners geformuleerde tevredenheid. Het onderzoek leert ons dat de relatie tussen het voorzieningenniveau en ervaren leefbaarheid niet eenduidig is. Het onderzoek in Sluis geeft aan dat in tegenstelling tot wat hier over het algemeen wordt verwacht een omvangrijker voorzieningenniveau de gemiddelde beleving van de leefbaarheid in die kern niet persé vergroot! De afwezigheid van een pinautomaat of andere financiële dienstverlening en de afwezigheid van een basisschool of andere onderwijsvoorzieningen hoeft geen negatief effect op de ervaren leefbaarheid van de kern zelf te hebben. Het is echter wel van belang dat deze voorzieningen bereikbaar zijn. Het verdwijnen van dergelijke voorzieningen (zwembad, basisschool, pinautomaat, dorpswinkel etc.) blijkt daarentegen wel als een groot probleem te worden ervaren. Verder toont het onderzoek aan dat de ervaren leefbaarheid sterk wordt beïnvloed door het oordeel over voorzieningen, woning, woonomgeving en de ervaren overlast. Sterker nog: hoe beter de kwaliteit van de woning en de woonomgeving, des te meer een zgn. 'lokaal bewustzijn' ontstaat. Dit zorgt ervoor dat mensen lokaal betrokken zijn en gemeenschapsinitiatieven ontplooien. In hoofdstuk 5 (Masterplan voorzieningenniveau Zeeuws-Vlaanderen) wordt nader ingegaan op het vervolg dat we aan dit onderzoek willen geven. In het huidige beleid van de provincie Zeeland ligt de focus op het in stand houden van voorzieningen. Daarbij richten we ons met name op de bundeling van voorzieningen zoals het stimu-
Op Pad!
leren van multifunctionele accommodaties en gezondheidscentra. Het 'slim' bundelen van voorzieningen moet onderdeel blijven van beleid, waarbij de focus wel moet verschuiven van lokaal (dus in elke kern een standaard voorzieningenniveau) naar bovenlokaal (slim bundelen waardoor elke kern profiteert). Dit zal dan ook een belangrijk onderdeel vormen van de op te stellen regionale visies (zie ook paragraaf 2.3). Om de ervaren leefbaarheid te vergroten is sociale samenhang/gemeenschapszin essentieel. Op de volgende drie manieren wil de provincie Zeeland samen met haar partners de sociale samenhang stimuleren: Wat
Wie
1. Verbeteren woonkwaliteit. 2. Ontmoetingsfunctie behouden of creëren. 3. Voorzieningen bereikbaar houden. Gemeenten, dorps/wijkraden, corporaties, provincie, ontwikkelaars, OV-bedrijven en welzijnsorganisaties.
Bij de invulling van deze drie opgaven is het essentieel dat alle betrokken partijen gezamenlijk komen tot een samenhangend integraal verhaal ten aanzien van de leefbaarheid. Woonkwaliteit is daarbij een veelomvattend begrip. Het heeft niet alleen te maken met de fysieke staat van woningen, maar ook met de openbare ruimte, de identiteit en het imago van een kern. Om dit te verbeteren is het nodig om eerst te analyseren op welke punten en op welke manieren verbetering mogelijk is. Een voorbeeld zou kunnen zijn om de openbare ruimte van het dorpcentrum op te waarderen of cultuurhistorische elementen weer zichtbaar te maken. Pas daarna kan
gekeken worden waar welke investeringen of activiteiten gedaan kunnen worden. Een dorpsplan is een logisch middel. Betrokkenheid van bewoners is daarbij essentieel. Verder is het voor de sociale samenhang in een dorp essentieel om een openbare plek te hebben waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten, al dan niet spontaan. Een dergelijke plek kan van alles zijn, van dorpshuis tot bushok, van dorpsweide tot dorpsplein, van café tot sportkantine. Vaak gaat het om een voorziening die 'dragend' is, waar andere functies aan vast geplakt kunnen worden, zoals een wozoco waar tekenles wordt gegeven etc. Ook is het noodzakelijk dat voorzieningen, elders gesitueerd dan in de kern, bereikbaar zijn. Niet het behoud, maar de kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen moet het uitgangspunt zijn. Mobiliteitsondersteuning kan plaatsvinden door de gebruikelijke OV-bedrijven, maar andere vervoersstromen, zoals WMO-vervoer en taxivervoer kunnen hierbij betrokken worden. In de praktijk wordt een vervoersprobleem informeel opgelost door een buurman, wellicht dat vraag en aanbod hierbij nog beter op elkaar afgestemd kunnen worden, bijvoorbeeld via internet. Het bundelen van voorzieningen op een hoger schaalniveau leidt vaak tot pijnlijke keuzen voor gemeentebesturen. Het opschalen en spreiden van voorzieningen is alleen kansrijk als bewoners hierbij worden betrokken en verantwoordelijkheid krijgen. Op dit niveau kan gekeken worden naar de kernkwaliteiten van de dorpen in een gebied en de manier waarop de voorzieningen daaraan gekoppeld kunnen worden. Hiermee krijg je niet in elke kern een aantal te kleine onrendabele voorzieningen maar kwaliteit op gekozen plaatsen, met het benodigde draagvlak.
19
Deel B: Nieuwe Paden
3.5 Basisonderwijs Reflex:
Een basisschool is nodig om de leefbaarheid van een dorp in stand te houden.
Nieuw uitgangspunt: De kwaliteit van het basisonderwijs moet centraal staan. De kwaliteit van het primair onderwijs in Zeeland is hoog. Maar de omgeving waarin dit onderwijs gegeven wordt verandert. Er worden minder kinderen geboren. Zeeland kent steeds meer ouderen. Naast hun werk willen ouders op een prettige manier hun kinderen opvoeden en vragen scholen om een kwalitatief goed onderwijsaanbod. Het kleinere aantal kinderen en de vraag om kwaliteit zorgt voor spanningen. Het verdwijnen van een basisschool uit een kern gaat dan ook nooit geruisloos. Uit alle macht wordt geprobeerd de school in stand te houden, omdat anders 'de leefbaarheid onder druk komt'. De school wordt gezien als de belangrijkste plek in een dorp om sociale contacten te onderhouden. Het weghalen van de school zou betekenen dat het sociaal verband in een dorp wordt weggehaald. Zoals bij 3.4 al is aangestipt is het sociaal verband inderdaad bepalend voor de leefbaarheid, maar een school hoeft niet de pijler te zijn onder de sociale cohesie van een dorp. Er zijn diverse dorpen aan te wijzen waar dorpelingen tevreden zijn over de leefbaarheid van het dorp terwijl er geen
20
basisschool aanwezig is. Ook blijkt de angst dat jonge gezinnen dorpen zonder school mijden ongegrond. Tegelijkertijd wordt van het basisonderwijs steeds meer gevraagd, qua inhoud, qua diepgang en qua nieuwe technieken. Dit vraagt van het onderwijs veel inspanning om bij te scholen en te investeren in materialen. Becijferd is dat dit schaalnadelen voor kleine scholen oplevert, waardoor kleine scholen soms een veelvoud kosten per leerling in vergelijking met grote basisscholen. Financieel gezien kan dit niet structureel worden opgebracht, waardoor keuzes moeten worden gemaakt. Ook het klassikaal onderwijs met meer dan twee groepen in één lokaal is niet bevorderlijk voor de kwaliteit. De kwaliteit van het basisonderwijs op kleine scholen staat daarom onder druk. Kortom, de 'reflex' vanuit de samenleving om de kleine scholen in dorpen zoveel mogelijk te handhaven is gebaseerd op angst voor achteruitgang van de leefbaarheid. Dit terwijl de kwaliteit op kleine scholen onder druk staat. De provincie Zeeland streeft er dan ook naar om als nieuwe uitgangspunt de kwaliteit van het onderwijs altijd centraal te stellen. Volgens dit uitgangspunt worden kleine basisscholen waarschijnlijk eerder samengevoegd of worden meerdere basisscholen centraal ondergebracht. Het bovenstaande kan echter alleen als het vervoer van en naar school op een veilige en betrouwbare manier wordt geregeld. Duidelijk is dat dit onderwerp één van de meeste urgente is in het 'krimp-dossier' en dat er pijnlijke keuzes gemaakt zullen moeten worden.
Op Pad!
Wat Wie
Onderzoek primair onderwijs Zeeland. PPOZ, RPCZ, Scoop.
3.6 Zorg Reflex:
Het PPOZ heeft aan RPCZ en Scoop gevraagd om een onderzoeksvoorstel te ontwikkelen met betrekking tot afnemende leerlingenaantallen in Zeeland. Het PPOZ wil anticiperen op deze ontwikkelingen omdat het kansen biedt voor het Zeeuwse primair onderwijs. Het onderzoek (oplevering medio 2010) moet onderleggers aanleveren voor beleidskeuzes en zal ingaan op: • de organisatie van het Zeeuwse onderwijs en inzicht in de huidige stand van zaken van leerlingenaantallen en hun verdeling over de kernen evenals de ontwikkelingen op lange en korte termijn; • de waarde van gemeentelijke prognoses van leerlingenaantallen (vooral in relatie tot woningbouwplanning) in relatie tot prognoses van schoolbesturen; • de relatie tussen schoolgrootte en kwaliteit van onderwijs; • de mogelijke beleidscenario’s voor schoolbestuur, lokale en provinciale overheid, waarbij het kostenaspect en de maatschappelijke rol van het onderwijs wordt meegenomen.
Gezien de groeiende vergrijzing in Zeeland moeten alle middelen ingezet worden in het realiseren van een compleet zorgvoorzieningenpakket op een zo laag mogelijk schaalniveau.
Nieuwe uitgangspunten: 1. Opschalen, slim samenwerken en allianties van zorgaanbieders, waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe technische mogelijkheden. 2. Het stimuleren van gezondheid door 'voorkombeleid' en preventie. De gezondheidszorg komt door tekorten op de arbeidsmarkt, door de vergrijzing (dementie), door de toenemende medische mogelijkheden en door de lage (afnemende) bevolkingsdichtheid de komende jaren verder onder druk te staan. Tegelijkertijd is de zorg qua organisatie al jaren sterk in beweging, waarbij recent de fusie van de ziekenhuizen boven de Westerschelde op de voorgrond stond. Het gaat hierbij om de schaal: Welke schaal kies je om de kwaliteit zo hoog mogelijk te houden en tegelijkertijd de bereikbaarheid zo goed mogelijk te laten zijn? Voor een kleine dunbevolkte provincie als Zeeland is het belangrijk om enerzijds te kiezen voor de zorg
21
Deel B: Nieuwe Paden
die wel en die niet in Zeeland beschikbaar moet zijn. Voor dat eerste moet naar slimme oplossingen en samenwerkingsvormen worden gezocht om het overeind te houden. Concurrentie tussen de verschillende zorgaanbieders zal daarbij leiden tot een verdere verschraling van het aanbod. Het op nationaal niveau gepropageerde vrije-markt-denken is in deze sector dan ook niet langer houdbaar. Van ziekenhuizen, verpleeg/verzorgingshuizen, instellingen voor gehandicapten, huisartsen, thuiszorg mag gevraagd worden dat zij in dezelfde ontwikkeling van schaalvergroting meegaan. Samenwerken, waar mogelijk een lokaal gespreid aanbod, maar de specialistische en backoffice-functies gezamenlijk organiseren. Waarbij tevens gekeken dient te worden of nieuwe technieken kunnen worden ingezet (bijv. huisartsconsulten via Skype). Verpleeg- en zorgfuncties, gezondheidscentra, kunnen de lokale infrastructuur een boost geven, zijn financieel-veelomvattend en móet je dus proberen te verbinden met leefbaarheidsdoelstellingen. Bij het te ontwikkelen Masterplan voor het voorzieningenniveau op het Zeeuws-Vlaamse platteland (zie hoofdstuk 5) zal dit nadrukkelijk om aandacht vragen. De uitdaging blijft om de voorzieningen zoveel mogelijk in Zeeland te houden/krijgen en deze te versterken met ook activiteiten in het kader van bijv. wellness. Daarmee wordt je minder afhankelijk van alleen de eigen bevolking. Zorgvoorzieningen zijn immers van direct belang voor de bewoners, maar vormen ook een omvangrijke economische activiteit, die schoon en duurzaam is.
22
Door de verwachte sterke groei van het aantal ouderen ontstaat de neiging om op het gebied van zorg de groei van het aantal ouderen te zien als een kwantitatieve opgave: Hoe zorgen we ervoor dat alle ouderen voldoende zorg hebben? Hoeveel bedden in verzorgingshuizen, thuishulpen en ziekenhuisbedden moeten er bijkomen? De opgave is echter complexer. Niet alleen omdat de manier waarop zorg geleverd wordt sterk in beweging is, maar ook omdat preventie, of 'voorkombeleid' steeds belangrijker wordt. Het nieuwe uitgangspunt is dan ook nu al onderdeel van het sociaal beleid van de provincie Zeeland, hoewel niet prominent. In het beleidsprogramma Sociale Zorg ligt de focus binnen het programma 'Gezond en Actief' op: 1. Het stimuleren van gezond gedrag; 2. Het creëren van een juiste omgeving om gezond gedrag mogelijk te maken. Dit raakt alle beleidssectoren, van arbeidsmarkt (arbo), de manier waarop de ruimte wordt ingericht, milieubeleid tot de manier waarop we ons verplaatsen. Wat
Wie
1. Ontwikkelen Masterplan voorzieningenniveau Zeeuws-Vlaanderen. 2. Gezondheid centraal stellen bij overheidsbeleid. Provincie, gemeenten, welzijns/zorgorganisaties, stedenbouwkundige bureaus, OV-bedrijven.
Op Pad!
Gezondheid moet een speerpunt worden waaraan vele acties en activiteiten kunnen bijdragen. Het kan gaan om allerlei maatregelen om mensen te stimuleren gezonder te eten, meer te bewegen en gezonder te werken. Het milieubeleid speelt daarbij een belangrijke rol om uitstoot van schadelijke stoffen en geur- en geluidoverlast te verminderen. De focus moet liggen op de omstandigheden, niet alleen op het beïnvloeden van gezond gedrag bij individuele burgers. Uit onderzoek blijkt dat die beïnvloeding zeer moeizaam verloopt en dat het aanpassen van de fysieke omgeving effectiever blijkt te zijn. Gezondheid gaat niet alleen over het fysiek van de mens, ook de geestelijke gezondheid is belangrijk. Zeker nu het aantal alleenstaande ouderen sterk zal groeien wordt het aspect eenzaamheid prominent. Gezondheid als speerpunt zal door de provincie Zeeland worden geïnitieerd. Gezien de breedte en reikwijdte zal het in samenwerking met partners worden uitgewerkt en opgepakt, waarbij 'klein' wordt begonnen.
3.7 Vrijwilligers Reflex:
Door de vergrijzing hebben we straks geen vrijwilligers meer.
Nieuw uitgangspunt: De actieve ouderen (60-80 jarigen) vormen een enorm potentieel voor vrijwilligerswerk maar vragen een specifieke benadering. Het aantal vrijwilligers in Zeeland is relatief hoog. Het gaat hierbij voor een groot deel om mensen uit de 'midden-groep': personen tussen 30 en 60 jaar. Deze groep wordt in de toekomst echter fors kleiner. De vrees wordt dan ook geuit dat het huidige peil van vrijwilligerswerk niet meer gehaald kan worden in de toekomst. Nu al hebben organisaties moeite om voldoende vrijwilligers te vinden. In de toekomst zal het aantal 'actieve ouderen' echter zeer sterk stijgen omdat de 'baby-boomers' in de leeftijdsgroep 60 tot 80 jaar terechtkomen. Deze groep komt daardoor meer in beeld als potentieel voor vrijwilligerswerk. Deze groep is echter moeilijk te strikken als 'traditioneel vrijwilliger' waarbij structureel, het hele jaar door, tijd wordt gevraagd. Dit terwijl de nieuwe vrijwilliger zich kenmerkt door een vrijwillige inzet die tijdgebonden is, d.w.z. inzetbaar op specifieke projecten en/of klussen en minder op structureel vrijwilligerswerk. Deze 'nieuwe vrijwilliger' zet ook steeds vaker zijn of haar kwalitei-
23
Deel B: Nieuwe Paden
ten in vanuit de maatschappelijke carrière en de expertise die is opgedaan. Naast het feit dat deze vrijwilliger iets wil brengen, wil deze ook graag iets halen (voldoening, leren, contacten etc.). Binnen het provinciaal sociaal beleid zijn er subsidiemogelijkheden voor organisaties die deze 'nieuwe vrijwilliger' weten te vinden en aan zich weten te binden. In de praktijk blijken dergelijke initiatieven echter mondjesmaat genomen te worden. Wat Wie
Bundelen kennis over betrekken van 'zilveren kracht' bij vrijwilligerswerk. Provincie, gemeenten, vrijwilligersorganisaties.
Onderzoek hoe de groeiende groep actieve ouderen haar vrije tijd inzet. Specifiek ten aanzien van het vrijwilligerswerk is ook bij deze groep actieve ouderen sprake van een nieuwe vrijwilliger, ook wel 'de zilveren kracht' genoemd. Onderzoek op welke wijze vrijwilligersorganisaties deze groep aan zich kunnen binden en hoe ze daarin te faciliteren zijn. Het gaat hier voor een belangrijk deel ook om bewustwording bij vrijwilligersorganisaties/ maatschappelijke organisaties. Er is bij deze organisaties een omslag in denken nodig. Daarbij is het nodig dat organisaties hun bestaande vrijwilligerstaken op andere wijze vervullen, aansluitend bij wensen van potentiële vrijwilligers.
24
3.8 Mobiliteit Reflex:
Iedere kern in Zeeland moet de hele dag bereikbaar zijn met regulier openbaar vervoer.
Nieuw uitgangspunt: Tussen de grote Zeeuwse kernen en de stedelijke centra buiten Zeeland is sprake van een kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer. De resterende vervoersvraag dient (zowel collectief als individueel) beter georganiseerd te worden. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen is van belang voor een toekomstblik op mobiliteit. In de eerste plaats gaat het dan om technische ontwikkelingen in de auto-industrie. Tot de jaren '60 in de vorige eeuw waren OV-systemen de enige betaalbare manier om grote afstanden te overbruggen. Vanaf de jaren '60 is de eigen auto voor steeds meer mensen bereikbaar geworden. Doordat de levensverwachting is toegenomen komt er een actieve groep ouderen (65-80 jr), die steeds meer ook over een rijbewijs en een auto blijft beschikken. Gelet op de toenemende individualisering en gezinsverdunning (kleinere huishoudens), zal het aantal auto's per hoofd van de bevolking blijven toenemen. Het aantal ondersteunende systemen in auto's neemt nog steeds toe. In principe is automatische voertuiggeleiding al mogelijk (waarbij de taak van de bestuurder geheel wordt
Op Pad!
overgenomen door het voertuig), maar vooralsnog bestaat hier ook maatschappelijke weerstand tegen ('baas in eigen blik'). Ook vinden er allerlei nieuwe ondersteunende systemen hun weg naar de markt: antibotsradar, intelligente/adaptieve cruise control etc, die er voor zorgen dat ook ouderen langer veilig - kunnen blijven autorijden. Ook op fietsgebied zijn er allerlei ontwikkelingen. De meest relevante ontwikkeling voor de langere termijn lijkt de fiets met elektrische trapondersteuning. Deze zal er voor zorgen dat de afstand die mensen bereid zijn dagelijks te fietsen (reëel maximum ligt nu op ca 7,5 km) toeneemt en dat ouderen langer kunnen blijven fietsen. Ook voor scholieren kan met deze nieuwe techniek de fiets op grotere afstanden een alternatief voor het OV gaan vormen. De optelsom van al deze ontwikkelingen is dat er steeds minder mensen op het OV zullen zijn aangewezen voor hun verplaatsingen. Het aandeel captive-reizigers (reizigers zonder alternatief) zal nog verder afnemen, met name aan de kant van de oudere reizigers. Aangezien het OV vooral gebaat is bij bundeling, en de mogelijkheden voor bundeling verder afnemen (vanwege een kleinere doelgroep), is te verwachten dat het OV-systeem steeds 'individueler' en daarmee duurder zal worden. De bestaande reflex dat iedereen overal bereikbaar moet zijn met openbaarvervoerlijndiensten is daarom niet meer te realiseren. Maar dit is ook niet langer nodig! Omdat de huidige concessies lopen tot 2014 zal pas met ingang van 2015 ruimte zijn om ingrijpende veranderingen in de structuur van het OV aan te brengen. De periode tot 2015
wordt benut om experimenten uit te voeren gericht op het beter organiseren van de resterende vervoersvraag en de resultaten hiervan in te passen in nieuw beleid. Wat
Wie
Beter organiseren van de resterende vervoersvraag door toepassen resultaten OV-experimenten en particuliere initiatieven. Provincie, OV-bedrijven, WMO-vervoer.
De bedoeling is om van deze experimenten te leren waar behoefte aan is en hoe er zo efficiënt mogelijk met dunne vervoersstromen omgegaan kan worden. De grootste structurele winst wordt verwacht van mogelijkheden om het WMO-vervoer te integreren met het 'gewone' OV, met name als het gaat om de dunne stromen, omdat het WMO-vervoer al nagenoeg individueel is. Deze integratie werkt twee kanten op. Enerzijds zouden OV-reizigers buiten de bedieningsperiode van het reguliere OV gebruik kunnen maken van het WMO-systeem, anderzijds is met toegankelijke vervoerconcepten (servicebus) het reguliere OV beter inzetbaar te maken voor WMO-geïndiceerden. De vraag blijft echter of met het toepassen van de resultaten uit de uitgevoerde experimenten de resterende vervoersvraag ook in zijn geheel kan worden georganiseerd. Om een negatief antwoord op deze vraag voor te blijven zal ook meer ruimte worden geboden voor particuliere initiatieven.
25
Deel B: Nieuwe Paden
3.9 Economie en arbeidsmarkt Reflex:
Voor de welvaart is groei van de werkgelegenheid en toegevoegde waarde (Bruto Zeeuws Product) essentieel.
Nieuw uitgangspunt: Het streven is primair gericht op behoud/verhoging van de welvaart per inwoner èn een goede balans tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het succes van economisch beleid wordt doorgaans afgemeten aan groei van de werkgelegenheid en van de toegevoegde waarde per regio. Deze doelstellingen blijken minder relevant als de omvang van de beroepsbevolking stabiliseert of afneemt. Het gebruik van groei van de toegevoegde waarde als uitgangspunt lijkt door de demografische ontwikkelingen achterhaald. Naast de verhoging van de arbeidsproductiviteit is een groot deel van de groei uit het verleden veroorzaakt door een hoger aantal werkenden. Wanneer de beroepsbevolking krimpt zal het daardoor steeds moeilijker worden om de groei van de toegevoegde waarde te behouden. Ook kan men zich afvragen of het een goede maat van welvaart is als de toegevoegde waarde in een gebied zeer hoog is maar de welvaart relatief laag (bijvoorbeeld Zeeuws Vlaanderen).
26
Groei van toegevoegde waarde is een afgeleide van de kern van economisch beleid, namelijk verhoging van de welvaart. De kern verandert niet maar door de demografische veranderingen is het nodig een ander uitgangspunt te zoeken dat bestand is tegen demografische veranderingen. Dat is behoud of verhoging van welvaart per inwoner. Hieruit volgt dat gestreefd moet worden naar volledige werkgelegenheid en dat de kwaliteit van de banen verhoogd moet worden. Ook hier geldt dus: in plaats van ‘meer banen’ ‘betere banen’, banen waar een hogere opleiding voor nodig is en die beter betaald worden. Het huidige innovatiebeleid dient om deze reden verder versterkt te worden. Dit beleid bevordert de arbeidsproductiviteit en zal verder geïntensiveerd worden om een duurzaam gezonde economie van Zeeland te behouden. Het gebruik van groei van werkgelegenheid als economisch uitgangspunt is per saldo niet meer relevant als het werkloosheidspercentage op frictieniveau zit en de beroepsbevolking niet meer groeit. In Zeeland is dit waarschijnlijk over enkele jaren al het geval, ondanks een groei van de arbeidsparticipatie en de huidige economische recessie. In de plaats daarvan wordt een goede balans tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt steeds belangrijker. Het gaat hier met name om de kwalitatieve balans op de arbeidsmarkt. Nu al zijn in diverse sectoren tekorten zichtbaar omdat opleiding en ervaring van werkzoekenden niet aansluiten op de vraag van werkgevers. Daarom blijft het noodzakelijk om het huidige arbeids-
Op Pad!
marktbeleid beleid voort te zetten. Samen met haar partners stimuleert de provincie Zeeland de (om)scholing van werknemers. Wat Wie
Initiatieven nemen om nieuwe mogelijkheden verder te doordenken en uit te werken. Provincie, gemeenten.
Een van de aspecten die hierbij aan de orde zal komen vormt de grens tussen Zeeuws Vlaanderen en België. Met het verdwijnen van de douaneposten lijkt deze in de dagelijkse praktijk verdwenen, maar schijn bedriegt. Op allerlei manieren werpt de grens barrières op voor woonconsumenten, studerenden en werkzoekenden. Dit terwijl de regio's aan weerszijden van de grens veel meer voor elkaar kunnen betekenen dan ze nu al doen. Zo zouden onvervulbare vacatures in bijvoorbeeld de zorg in Zeeland opgevuld kunnen worden door Vlaamse werkzoekenden, en andersom maakt het betrekken van de vacatures in de Vlaamse steden Zeeland aantrekkelijker als vestigingsplaats voor hoger opgeleiden. De oud-commissaris der Koningin Wim van Gelder is onlangs benoemd als 'grensmakelaar', de provincie Zeeland wil hier met haar partners op aanhaken om de belemmeringen als gevolg van de grens zoveel mogelijk op te heffen.
3.10 Balans werk en privé Reflex:
Om de krimp van de beroepsbevolking op te vangen moet meer en harder gewerkt worden.
Nieuw uitgangspunt: Zeeland moet streven naar een goede balans tussen werk en privé (en zich hiermee profileren). In het verleden was groei van de beroepsbevolking een vanzelfsprekendheid. In de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw groeide de bevolking tussen de 15 en 65 jaar in Zeeland jaarlijks met zo'n 3 à 4000 mensen. Niet voor niets was werkgelegenheid de allergrootste zorg in die periode. In 2008 is voor het eerst de bevolking tussen 15 en 65 jaar (de potentiële beroepsbevolking) in Zeeland gekrompen. De arbeidsparticipatie zal de komende jaren nog groeien (meer werkende vrouwen en ouderen) waardoor de beroepsbevolking voorlopig stabiel blijft en later gaat krimpen. Hoe moet het met dit gegeven in de toekomst? De reflex waarop vaak wordt teruggegrepen is dat we met zijn allen dan meer en harder moeten werken om het werk gedaan te krijgen. Wanneer deze bewoordingen worden gebruikt ontstaat een weinig aantrekkelijk toekomstperspectief voor de mensen die straks tot de beroepsbevolking horen: Harder werken, meer AOW premie betalen, liefst beide partners full-time werken,
27
Deel B: Nieuwe Paden
kinderen opvoeden, mantelzorg voor de vele oudere buren en ouders… Kortom, er moet iets veranderen om een goede balans te krijgen tussen werk en privé, in het belang van werkgevers, werknemers en samenleving: Voor werkgevers is het van belang dat het werk in de toekomst gedaan wordt door werknemers die door een goede balans tussen werk en privé dit kunnen blijven doen. Voor werknemers is een goede balans tussen werk en privé evident. Voor de maatschappij levert het ook veel op, als werkende mensen in staat worden gesteld om in hun vrije tijd te helpen met kinderen, ouders, buren of vrienden of door vrijwilligerswerk te doen. Een ander aspect daarbij is de integratie van het toenemend aantal arbeidsmigranten naar Zeeland Om als werkgebied aantrekkelijk te blijven voor werknemers, werkgevers en inwoners in zijn algemeenheid wordt de balans tussen werk en privé een steeds belangrijker factor . De provincie Zeeland heeft in samenwerking met Scoop de eerste stappen gezet met het project 'van 7 tot 7' en dit zal verder worden uitgebouwd. Wat Wie
7 tot 7 samenleving. Provincie, gemeenten, Scoop, werkgevers.
De leeftijdsgroep 30 tot 60 jarigen blijkt traditiegetrouw veel aan vrijwilligerswerk te doen. Deze groep wordt kleiner de komende dertig jaar. Daarnaast wordt het beroep betreffende
28
arbeidsmarktparticipatie op deze groep groter. Voor de agenda van de provincie betekent dit dat er meer aandacht moet komen voor de 7 tot 7 samenleving: • meedenken en doen aan flexibilisering tijden van werk, school en dienstverlening; • meedenken en doen aan investeringen rond buitenschoolse opvang; • meedenken en doen in maatregelen combineren werk en vrijwilligerswerk; • meedenken en doen in maatregelen combineren werk en mantelzorg. Wat Wie
Integratie arbeidsmigranten. Provincie, gemeenten, werkgevers.
Het aantal arbeidsmigranten uit Oost-Europa en Portugal dat aan het werk is in bijvoorbeeld de bouw of de kassen is gestaag aan het groeien. Ook de bevolkingsprognose gaat uit van een flinke jaarlijkse groei van het aantal mensen uit het buitenland dat omwille van werk naar Zeeland verhuist. Op dit moment zorgt de huisvesting van arbeidsmigranten voor klachten door omwonenden. Door onverenigbare leefstijlen wordt gepleit voor het huisvesten van arbeidsmigranten op plekken buiten de woonkernen. De genoemde jaarlijkse groei van arbeidsmigranten is echter een vraagstuk dat om een structureel antwoord vraagt: hoe gaat Zeeland deze mensen adequaat opvangen en ze een
Op Pad!
goede toekomst geven? Niet alleen huisvesting is daarbij belangrijk maar ook onderwijs en wegwijs maken. Het lastige bij de groep arbeidsmigranten is dat deze erg pluriform is qua nationaliteit, taal, opleidingsniveau en achtergrond maar ook qua intentie: is het verblijf tijdelijk of structureel? De provincie Zeeland zal samen met gemeenten en Rijk gaan inventariseren welke acties kunnen worden ondernomen om de integratie van arbeidsmigranten in de toekomst succesvol te laten verlopen.
3.11 Jongeren Reflex:
De uitstroom van jongeren moet tegengegaan worden.
Nieuw uitgangspunt: De terugkeer van Zeeuwse jongeren na de studie moet bevorderd worden. Eén van de belangrijkste demografische verschuivingen die jaarlijks plaatsvindt is de groep jongeren die na afronding van de middelbare school verhuist naar een studentenstad buiten Zeeland voor een vervolgopleiding. Het gaat jaarlijks om zo'n 1000 jongeren. Bij dit aantal bestaat vaak een negatief beeld: jongeren die wegtrekken omdat ze hier wel weg moeten omdat er geen werk of opleiding is, en daarna nooit meer terugkomen. Dit beeld dient echter bijgesteld te worden. Zeeland hoeft niet alle opleidingen aan te bieden die er in Nederland zijn. Om de Zeeuwse jongeren hoger opgeleid te krijgen is het een noodzaak dat ze Zeeland verlaten. Hen hier houden heeft geen zin, want ook hier is het vereiste opleidingsniveau van de bestaande werkgelegenheid aan het stijgen en daar komt voorlopig ook geen einde aan. Het is daarom belangrijk om de Zeeuwse jongeren te stimuleren om te studeren èn om te stimuleren dat ze uiteindelijk ook weer terugkomen naar Zeeland. Zeeland is hierin niet uniek, ook steden als Apeldoorn en andere niet-universiteitsgemeenten hebben te maken met een uitvlucht van jongeren. En voor al deze gebieden geldt
29
Deel B: Nieuwe Paden
dezelfde uitdaging: Hoe houden we contact met de jongeren en hoe verleiden we hen om weer terug te komen om te wonen en werken na afronding van de HBO- of universiteitsopleiding? Zeeland heeft voor pas afgestudeerden geen grootstedelijk centrummilieu in de aanbieding, maar wel een uitstekend woonmilieu qua landschap, aantrekkelijke dorpen en steden, veiligheid, milieukwaliteit, etc. Ook qua werkgelegenheid heeft Zeeland veel te bieden. Het is een feit dat pas afgestudeerden in de grote steden meer te kiezen hebben, maar het beeld dat er in Zeeland geen werkgelegenheid is voor hoger opgeleiden is niet meer van deze tijd. Ook hier ligt dus een belangrijke uitdaging. Wat Wie
Zeeuwse opleidingsschool. Voortgezet en beroepsonderwijs.
Het doel van dit project is dat alle Zeeuwse scholen voor voortgezet en beroepsonderwijs samen opleidingsplekken aanbieden voor toekomstige leraren. Hiermee wordt zowel kwantitatief als kwalitatief een bijdrage geleverd aan de oplossing van de grote vacaturenood binnen het voortgezet en beroepsonderwijs. Hierdoor moet ook het hoge percentage onbevoegde docenten (in de regio) worden teruggedrongen. Onder een opleidingsschool verstaat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ‘een partnerschap tussen één of meer scholen voor po, vo en/of bve en één of meer hogescholen en/of universiteiten die met één of meer van hun lerarenoplei-
30
dingen in gezamenlijkheid toekomstige leraren voor een groot deel van hun tijd op de werkplek opleiden’. Er is een projectgroep samengesteld die moet onderzoeken op welke wijze de samenwerking met de lerarenopleidingen en tussen de scholen van voortgezet en beroepsonderwijs onderling, het beste vorm kan krijgen. Hierbij moeten verschillende doelgroepen in het oog worden gehouden, zodat er voor al deze studenten aantrekkelijke opleidingstrajecten in Zeeland ontstaan. De kans is dan groot dat zij in Zeeland blijven wonen en werken! De projectgroep moet tevens onderzoeken wat een goede opleiding- en begeleidingsstructuur kan zijn voor de scholen voor voortgezet en beroepsonderwijs in de regio. De uitvoering zal plaatsvinden van september 2009 tot medio 2011. Wat
Wie
Bevorderen verbondenheid met Zeeland van elders afgestudeerde Zeeuwse jongeren om de stap naar een (tijdelijke) terugkeer kleiner te maken. Provincie, gemeenten, werkgevers.
Op initiatief van de provincie Zeeland zal een project gestart worden als koepel van activiteiten die er op gericht zijn om het contact tussen buiten Zeeland studerende jongeren met Zeeland te behouden, en de (al dan niet tijdelijke) terugkeer te bevorderen. Op dit moment kan gedacht worden aan de volgende activiteiten:
Op Pad!
• Contact houden met Zeeuwse studenten. Dit kan op verschillende manieren, tijdens de Nieuw!Zeeland bijeenkomsten zijn voorbeelden genoemd als e-nieuwsbrieven of een 'blije doos' maar dan voor Zeeuwse jongeren die hun middelbare school afgerond hebben • Aantrekkelijk maken van stage lopen in Zeeland. Dit kan door de stagevergoeding te verhogen of door te zorgen voor aantrekkelijke huisvesting gedurende de stage. De communicatie van stagemogelijkheden zou ook verbeterd kunnen worden, bijvoorbeeld een 'stage-loket' • Het presenteren van de werkgelegenheidsmogelijkheden in de regio, gekoppeld aan vacatures, ook voor eventuele partners. Hierachter zouden de Zeeuwse werkgevers zich kunnen scharen in een relatienetwerk. • Met name het kleine MKB heeft te maken met opvolgingsproblematiek: Oudere ondernemers die met hun bedrijf stoppen en geen opvolger hebben. Middels matching wordt nu kleinschalig geprobeerd jongeren warm te maken een bestaand bedrijf over te nemen. Dit zou structureel opgepakt kunnen worden.
3.12 Beroeps- en wetenschappelijk onderwijs Reflex:
Het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs moet een zo breed mogelijk pakket aanbieden om jongeren te behouden.
Nieuw uitgangspunt: De kwaliteit van het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs en de behoefte vanuit de regio moet centraal staan. Het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs in Zeeland gaat op termijn te maken krijgen met een afname van leerlingen (ongeveer 15%). Op dit moment heeft het beroepsonderwijs (VMBO, MBO en HBO) te maken met schaalvergrotingsprocessen waardoor het beroepsonderwijs in Zeeland relatief kleinschalig is ten opzichte van andere regio's. Het uitgangspunt om toch een ze breed mogelijk onderwijsaanbod aan te kunnen bieden komt hierdoor onder druk te staan. Voor sommige opleidingen zijn te weinig studenten om de opleidingen kostendekkend te laten draaien. Het nieuwe uitgangspunt stelt dan ook de kwaliteit centraal evenals de vraag bij overheid, onderwijs en ondernemers in Zeeland. Hiertoe moeten de genoemde partijen nog meer dan het geval is betrokken worden bij het beroeps- en wetenschappelijk onderwijs.
31
Deel B: Nieuwe Paden
Wat Wie
Taskforce beroeps- en hoger onderwijs Zeeland. Taskforce, Ministerie van OC en W, provincie Zeeland, ROC's en HZ.
Een taskforce onder leiding van de heer E. d’Hondt gaat de toekomstperspectieven van het beroeps- en hoger onderwijs in Zeeland onderzoeken. Het Ministerie van OCW is opdrachtgever voor de Taskforce, in nauwe afstemming met de provincie Zeeland. Minister Plasterk heeft de Taskforce Zeeland ingesteld vanwege de problemen waarmee het beroeps- en hoger onderwijs in Zeeland te maken krijgt. Door het lagere studentenaantal dreigt de financiële continuïteit van de onderwijsinstellingen in gevaar te komen. De Taskforce Zeeland zal: • de problematiek in kaart brengen en adviseren over hoe te komen tot een kwalitatief en kwantitatief voldoende en duurzaam onderwijsaanbod in Zeeland; • de nadruk leggen op samenwerking tussen de verschillende onderwijspartijen, het bedrijfsleven en lokale overheden, bijvoorbeeld door creatieve allianties binnen en buiten de provinciale grenzen (Zuidwest Nederland).
32
Op Pad!
4.
Wat hebben we ervoor nodig?
Nieuwe paden zijn veelal nog niet platgetreden. Het verkennen van deze paden vergt dan ook een goed paar schoenen. Wanneer je niet over zulke schoenen beschikt is de kans vrij groot dat je niet met ongeschonden voeten het einde van het pad zult bereiken. Iets soortgelijks is eigenlijk ook aan de orde bij het betreden van de 'nieuwe paden' zoals ze in deze notitie zijn geformuleerd. Voor de uitwerking van de nieuwe uitgangspunten is eveneens 'goed schoeisel' noodzakelijk. Het juiste schoeisel bestaat in dit geval in ieder geval uit de volgende aspecten: • Samenwerking Het is al meerdere malen aan de orde geweest in deze notitie, maar samenwerking tussen alle partijen in Zeeland is absoluut noodzakelijk om de geformuleerde uitgangspunten tot een succes te maken. Dat is niet alleen een opgave waar de provincie voor staat, maar iets waar alle betrokken partijen gezamenlijk de schouders onder dienen te zetten. • Eén Zeeuwse krimpagenda Om dit te onderstrepen zal in de periode oktober–december 2009 een gezamenlijke agenda worden opgesteld, waarin duidelijk zal worden aangegeven wie verantwoordelijk is voor welke actie en welke partijen nog meer betrokken zullen zijn bij de uitvoering ervan.
• Regie De noodzaak tot samenwerking tussen alle betrokken partijen in Zeeland, maakt het ook noodzakelijk dat er regie wordt gevoerd op de uitwerking van de nieuwe uitgangspunten. Aangezien de maatschappelijke effecten van de demografische ontwikkelingen zich niet alleen op lokaal niveau, maar vooral ook op regionaal niveau manifesteren kan én wil de provincie daarin een centrale rol vervullen. De provincie ziet zichzelf daarbij vooral als partij tussen de partijen, maar zal het niet nalaten om keuzes te maken wanneer dit noodzakelijk wordt geacht voor korte termijn oplossingen die een bijdrage leveren aan het realiseren van de lange termijn visie. • Regionale differentiatie Omdat de demografische ontwikkelingen provinciebreed niet overal gelijk zijn, maar juist een regionaal gedifferentieerd beeld laten zien zal bovendien onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende regio's in Zeeland. Op deze manier kan er regionaal maatwerk worden geleverd waar dit nodig is. • Opschorten belemmerende regelgeving Naar het Rijk wordt nadrukkelijk gekeken wanneer het gaat om het opschorten van belemmerende wet- en regelgeving. Zo is de voor het behoud van het bestaande voorzieningenniveau in de zorg noodzakelijke samenwerking van zorg-
33
Deel B: Nieuwe Paden
aanbieders niet vanzelfsprekend aangezien de huidige regelgeving juist uitgaat van marktwerking en concurrentie. • Alternatieve financieringsstromen Een ander aandachtspunt waarop we steun van het Rijk verwachten is de wijze waarop bepaalde zaken worden gefinancierd. Zo worden onderwijsbudgetten bepaald op basis van leerlingenaantallen, maar wanneer deze alsmaar blijven afnemen kan de kwaliteit van het onderwijs niet langer worden gewaarborgd. En ook binnen het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) zou meer aandacht besteed moeten worden aan herstructurering van de woningmarkt in krimpende regio's, want waar dit in het verleden vooral werd gefinancierd door het bouwen van nieuwe woningen is dit niet langer mogelijk wanneer het aantal woningen per saldo afneemt. • Kennisontwikkeling en uitwisseling Aangezien Zeeland en dan met name Zeeuws-Vlaanderen behoort tot de regio's waar de gevolgen van de demografische ontwikkelingen zich het eerst doen gelden kan hier kennis en ervaring worden opgedaan met het vinden van nieuwe oplossingen die (in een later stadium) wellicht ook elders kunnen worden toegepast. Andersom geldt dit natuurlijk ook. We zullen ook open moeten staan voor de oplossingen die elders worden aangedragen (Oost-Groningen, Parkstad), zodat we niet steeds opnieuw het wiel
34
moeten uitvinden. Daarbij blijft het overigens wel van belang om maatwerk te leveren dat aansluit op de specifieke regionale situatie. • Voortzetten bewustwording Met het Nieuw!Zeeland-debat zijn de demografische ontwikkelingen en de maatschappelijke effecten hiervan bij een ieder onder de aandacht gebracht. Daarmee is een eerste stap gezet in het bewust(er) omgaan met bevolkingskrimp. Het is echter ook van belang dat een ieder zich bewust blijft. De aandacht die het onderwerp nu heeft gekregen mag niet verslappen, zodat nieuwe ideeën over hoe om te gaan met de demografische ontwikkelingen blijven ontstaan. Het blijft dan ook noodzakelijk om regelmatig informatie uit te wisselen over de voortgang van lopende projecten en het bereikte resultaat. De vraag is nu of u de uitdaging aangaat en met ons deze schoenen aantrekt om samen Op Pad! te gaan… ?
Op Pad!
5.
Wat gaan we nu alvast doen?
Met deze notitie leggen we als provincie Zeeland heel nadrukkelijk een uitnodiging neer bij alle betrokken partijen om samen Op Pad! te gaan en presenteren we de uitgangspunten op basis waarvan in de periode tot december 2009 de Zeeuwse krimpagenda met concrete actiepunten moet worden geformuleerd. Dat betekent echter niet dat we de komende maanden gaan zitten wachten tot deze agenda er ook daadwerkelijk is. De problematiek met betrekking tot een aantal onderwerpen is zo urgent, dat we ons dat niet kunnen permitteren. Voor deze onderwerpen zullen we dan ook in de komende maanden doorgaan met hetgeen we reeds in gang hebben gezet. Het betreft in ieder geval: • De herstructurerings- en transformatieopgave van de woningvoorraad in Zeeuws-Vlaanderen Als gevolg van de demografische ontwikkelingen zal de woningmarkt in Zeeuws Vlaanderen door minder vraag en meer aanbod (nog) verder ontspannen. Gevolg hiervan is dat de waarde van het vastgoed zal dalen, waardoor de dynamiek op de woningmarkt zal afnemen met gevolgen op economisch en sociaal vlak. Ook zal dit tot negatieve consequenties leiden met betrekking tot het vernieuwen en verbeteren van de kwaliteit van de woningvoorraad, waardoor de krimp kan worden versterkt. Om dit proces te keren zal de dynamiek op de woningmarkt in gang moeten worden gehouden. Belangrijke vragen hier-
bij zijn: Hoe organiseer je dit en waar haal je de financiële middelen die ervoor nodig zijn vandaan? Naast het vinden van een antwoord op deze vragen zullen de volgende stappen worden gezet: - Opstellen van nieuwe woningbouwprogramma's voor de Zeeuws-Vlaamse gemeenten en op basis hiervan toekennen ISV-budget - Onderzoek naar haalbaarheid herstructureringsfonds voor de regio Zeeuws-Vlaanderen • Ontwikkelen Masterplan voorzieningenniveau in het Zeeuws-Vlaamse platteland: 'van meer naar beter' Op basis van de reeds uitgevoerde leefbaarheidsbarometers voor Sluis en Terneuzen zal in de komende maanden voor de verschillende kernen in de regio Zeeuws-Vlaanderen een start worden gemaakt met het ontwikkelen van een masterplan met betrekking tot het voorzieningenniveau aldaar. Dit zal in samenwerking met de burgers worden uitgevoerd en kan als voorbeeld dienen voor andere regio's. Vragen die daarbij in ieder geval aan de orde zijn: Hoe kan de kwaliteit van de voorzieningen in het gebied verstevigd worden? Hoe kunnen we de sterke punten van de kernen benutten en versterken? Welke en hoeveel voorzieningen zijn nodig, betaalbaar en haalbaar voor wat betreft de draagkracht van de regio? Welk schaalniveau is daarbij noodzakelijk voor de gevraagde kwaliteit? Hoe moeten deze voorzieningen verspreid worden? En hoe kan de bereikbaarheid ervan voorzieningen voor alle burgers garanderen?
35
36
COLOFON Uitgave Provincie Zeeland Teksten Patrick Broekhuis Léon Kaagman Sylvia Lopez-Stevelmans Eindredactie Provincie Zeeland Fotografie Opa Heijstek Mechteld Jansen Léon Kaagman Nico Out Jord Stenvert Prepress Provincie Zeeland Afdeling I&D Druk LnO drukkerij, Zierikzee