Op Artt. een notitie over promoveren op artikelen Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden 30 maart 2010
Deze notitie zet de regels inzake “promoveren op artikelen” uiteen, noemt de denkbare voor- en nadelen van deze manier om een proefschrift en promotietraject in te richten, en culmineert in een flexibel model voor beginnende promovendi. Deze notitie is opgesteld door de Graduate School van de Leidse Faculteit der Rechtsgeleerdheid (contactpersoon: Carel Smith, promovendidecaan,
[email protected]). Zij is op 18 maart instemmend besproken door het Onderzoeksbestuur, op 23 maart door het Faculteitsbestuur en op 30 maart 2010 met de Wetenschappelijk Directeuren. Naar aanleiding daarvan is notitie op enkele kleine punten gewijzigd. De regels Artikel 13 van het Promotiereglement Universiteit Leiden biedt promovendi de mogelijkheid om te promoveren op “een bundeling van afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen”. In de wandeling wordt dit wel aangeduid als promoveren “op artikelen”. De eerste vier leden van artikel 13 luiden als volgt: 1.
2.
3. 4.
Het proefschrift vormt de beschrijving van het door de promovendus zelfstandig verrichte onderzoek of van onderzoek waaraan hij een essentiële bijdrage heeft geleverd. De promovendus is (mede) verantwoordelijk voor het proefschrift als wetenschappelijke bijdrage. Het proefschrift bestaat uit hetzij een wetenschappelijke verhandeling in boekvorm over een bepaald onderwerp, hetzij een bundeling van afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen die reeds openbaar zijn gemaakt dan wel door de redactie van het desbetreffende tijdschrift zijn geaccepteerd of bij die redactie zijn ingediend, hetzij uit een combinatie van beide, mits van een inhoudelijke samenhang sprake is. In dat geval wordt die samenhang uiteengezet in een inleidend hoofdstuk en/of een samenvattende slotbeschouwing. Indien een of meer artikelen zijn geschreven door meer auteurs, worden alleen die artikelen als onderdeel van het proefschrift aanvaard, die in overwegende mate aan de promovendus zijn toe te schrijven. Indien in het proefschrift reeds gepubliceerde artikelen zijn opgenomen, dient het tijdsverloop tussen de publicatie van deze artikelen enerzijds en het in gang zetten van de promotieprocedure bedoeld in artikel 6, anderzijds niet langer dan vijf jaar te zijn, tenzij het College voor Promoties op een gemotiveerd verzoek van de promotor ontheffing van deze bepaling verleent.
Hieruit volgt onder meer dat een artikelen-proefschrift: a. b. c. d. e. f.
moet bestaan uit twee of meer verhandelingen die ingediend zijn bij een tijdschriftredactie; mag bestaan uit verhandelingen die nog niet gepubliceerd zijn; mag bestaan uit verhandelingen die nog niet geaccepteerd zijn door een tijdschriftredactie; mag bestaan uit een combinatie van artikelen en hoofdstukken; een inhoudelijke samenhang moet kennen; een inleidend hoofdstuk of samenvattende slotbeschouwing moet bevatten waarin die samenhang wordt uiteengezet; 1
g. ook artikelen mag bevatten met meer auteurs (zoals in vele andere wetenschapsgebieden heel gebruikelijk is), mits zij in overwegende mate aan de promovendus zijn toe te schrijven; h. geen artikelen mag bevatten die – behoudens dispensatie – al vijf jaar gepubliceerd waren voordat de promovendus de hoogleraar voor het eerst vroeg om als promotor op te treden. Uit het zwijgen van de het Promotiereglement op enkele punten kan bovendien afgeleid worden dat een artikelen-proefschrift: i. ook artikelen mag bevatten die ingediend zijn bij een niet-peer-reviewed tijdschrift; j. ook andersoortige wetenschappelijke publicaties dan artikelen mag bevatten (preadviezen, wetenschappelijke noten, bijdragen aan bundels, wetenschappelijke rapporten); k. de artikelen mag opnemen in facsimile dan wel in een nieuwe lay-out; l. een actualisering van de artikelen mag bevatten dan wel achterwege mag laten; m. mag bestaan uit verhandelingen in verschillende talen (Nederlands, Engels, Frans, Duits, en eventueel zelfs een andere taal, conform artikel 15 Promotiereglement). Het beleid Op de Leidse Faculteit der Rechtsgeleerdheid is het sinds enkele jaren beleid dat promoveren op artikelen als een volwaardige vorm van promoveren gestimuleerd moet worden. Net aangestelde promovendi worden (onder meer in het Standaardtijdpad) aangemoedigd om in overleg met de (co)promotor(en) serieus te overwegen om ervoor te kiezen op artikelen te promoveren. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat nieuwe buitenpromovendi in beginsel op artikelen promoveren. Dat moet (inclusief de woorden “in beginsel”) nog neergelegd worden in een bindende regel, maar bij de toelating van buitenpromovendi wordt inmiddels al als voorwaarde gehanteerd dat de potentiële promovendus al vóór de formele toelating ten minste één artikel of andersoortige tekst over het promotieonderwerp heeft geschreven; terwijl promotoren wordt aanbevolen om een toegelaten buitenpromovendus eerst maar eens een of meer artikelen te laten schrijven die deel zouden kunnen uitmaken van een proefschrift. Denkbare voordelen Er zijn verschillende redenen voor dit beleid, deze aanmoediging en dit uitgangspunt. Promoveren op artikelen heeft een aantal belangrijke voordelen: A.
Promoveren op artikelen maakt het gemakkelijker voor de promovendus om al snel echt te gaan schrijven, en dus weerstand te bieden aan de verleiding om eindeloos te sleutelen aan de onderzoeksopzet of om eerst steeds meer materiaal te verzamelen over alle denkbare aspecten van het onderwerp. Nog te vaak komt het voor dat een PhD-fellow bij de evaluatie na anderhalf jaar nauwelijks meer kan overleggen dan een onderzoeksopzet en lijsten met gelezen/te lezen jurisprudentie, literatuur enz. De kans dat een beginnend promovendus verstrikt raakt, of zelfs verdrinkt, in een eerste artikel over één overzichtelijk aspect van het gekozen onderwerp, lijkt veel kleiner. De beperkte omvang van een artikel zal de promovendus bovendien eerder dwingen om te focussen op een beperkte vraagstelling en een bepaalde benadering, en daarbij een heldere selectie van jurisprudentie of literatuur te analyseren. 2
B. C.
D.
E.
F.
G.
Bij promoveren op artikelen zal het maximum van 100.000 woorden minder snel overschreden worden. Al snel publiceren over het promotieonderwerp kan veel nuttigs opleveren voor de promovendus: vaak gedetailleerd en erudiet commentaar van de tijdschriftredacties, ook reacties van lezers en wellicht uitnodigingen om over het promotieonderwerp te komen spreken op studiedagen e.d. Het kan ook toegang bieden tot andere publicatiekanalen (themanummers, bundels, preadviezen) en tot onderzoeksfinanciering. Bovendien kunnen de inzichten van de jonge promovendus al snel een rol gaan spelen in de rechtsontwikkeling of in de rest van samenleving; (bij een monografie moet de buitenwacht soms meer dan zes jaar wachten). Dit alles draagt ook bij aan de uitstraling van een afdeling. En het geeft de promovendus een kick, en haalt hem of haar uit de anonimiteit van de onderzoeker die in stilte aan een groot boek zit te schrijven. Die stille anonimiteit is een van de factoren die tot vroegtijdig stoppen kan leiden. Andere promovendi doorbreken die stilte door ook allerlei spannende uitnodigingen te aanvaarden die niet bijdragen aan het promotieonderzoek. Maar dat draagt dan vaak weer bij aan een ongewenste verlenging van de promotieduur. De externe dynamiek van snel al publiceren over het promotieonderwerp kan zowel uitval als vertraging helpen voorkomen. Promoveren op artikelen deelt het promotietraject op in hanteerbare eenheden. Dat verkleint op zichzelf al de kans dat een promovendus het overzicht verliest en daarom wellicht afhaakt. Maar als de promovendus toch afhaakt, dan liggen er toch al een of meer afgeronde/aangeboden/gepubliceerde artikelen. Dat maakt de onverhoopte voortijdige stop tot een minder groot drama, zowel voor de promovendus, als voor de promotor, de faculteit, de financier. Promoveren op artikelen biedt ook meer flexibiliteit. Bij als monografieën geplande proefschriften komt het te vaak voor dat onverwachte ontwikkelingen in het recht, of doodlopende onderzoekspaden, of nieuwe inzichten, grote geschreven delen van het proefschrift naar de prullenmand verwijzen. Zonde van de tijd. Bij artikelen is dat risico kleiner. In de loop van het traject kan gemakkelijker worden besloten om een gepland artikel toch maar niet te schrijven, of om een ander artikel toe te voegen. Ook kan, als de eerste artikelen erg goed gelukt zijn, of als de eerste artikelen toch meer tijd blijken te kosten dan verwacht, besloten worden om dan alleen maar op die eerste artikelen te promoveren. Bij een monografie zou dat raar staan, bij artikelen valt het nauwelijks op. Als ze maar goed zijn. Een andere belangrijke factor die de promotieduur verlengt, is de noodzaak bij een monografie om elk hoofdstuk (telkens weer) te actualiseren. Bij een promotie op artikelen hoeft dat niet. De promovendus kan – afhankelijk van de beschikbare tijd – kiezen voor een van verschillende mogelijkheden: de artikelen ongewijzigd laten, en in (voetnoten bij) het concluderend hoofdstuk wijzen op de belangrijkste recentere ontwikkelingen, ofwel aan sommige artikelen een naschrift toe voegen met daarin een korte bespreking van de recentere ontwikkelingen, ofwel de tekst van een artikel op enkele punten aanvullen (bijvoorbeeld met extra voetnoten); ofwel de tekst van een of meer artikelen actualiserend herschrijven; ofwel actualisering uitstellen tot in een na de promotie te produceren handelseditie. Indien een aantal artikelen inmiddels geaccepteerd is door de redacties van goede tijdschriften, zal het voor promovendus, promotor en promotiecommissie gemakkelijker zijn om te concluderen dat het proefschrift voldoet aan de eisen. En als enkele artikelen geaccepteerd zijn door eminente peer-reviewed tijdschriften, dan zal het ook gemakkelijker zijn om cum laude toe te kennen. 3
Denkbare nadelen H.
I.
J.
Beginnende promovendi, afgezien van de evidente talenten, zullen niet altijd gemakkelijk een tijdschrift vinden waarin zij hun eerste wetenschappelijke artikel kwijt kunnen. Het lijkt erop dat dit vooral een probleem is voor artikelen in de Nederlandse taal. De mogelijkheden om te publiceren in een Engelstalig papieren en/of elektronisch tijdschrift lijken veel groter. In de Nederlandstalige juristerij staat daar weer tegenover dat er relatief veel thema-, conferentie- en feestbundels verschijnen, waarin vaak ook artikelen van promovendi opgenomen kunnen worden. Sommige verhandelingen zullen als onderzoeksrapport gepubliceerd kunnen worden. Maar er is ook een alternatief: het eerste (en tweede) artikel kan even ter zijde worden gelegd, om het te vervolmaken wanneer de promovendus een of twee jaar later veel dieper in de stof zit. Daarna kan hij of zij dan min of meer tegelijkertijd een serie artikelen aanbieden aan verschillende tijdschriften, om daar kort daarna op te promoveren. Voor de promotie is niet vereist dat de artikelen al geaccepteerd of zelfs gepubliceerd zijn. En in het Institutional Repository Leiden University kunnen bepaalde gedeelten van een proefschrift onder tijdelijk embargo worden opgenomen. Een aantal hoogleraren, andere rechtswetenschappers en praktijkjuristen staan wellicht nog wat sceptisch tegenover een artikelen-proefschrift. Dat kan het soms iets moeilijker maken om een promotiecommissie samen te stellen die het proefschrift onbevangen weet te beoordelen. Dat vergt extra oplettendheid bij promotor en promovendus. Tijdens het traject kunnen zij al proberen mogelijke commissieleden te interesseren voor deze promotie-vorm door hen afzonderlijke (concept-)artikelen toe te sturen. Negatieve gevolgen voor de verdere carrière van een op artikelen gepromoveerde zullen er niet snel zijn. Kwaliteit wordt herkend. In ieder geval in het publiekrecht worden geregeld hoogleraren benoemd die op artikelen zijn gepromoveerd (Prakke, Alkema, JEM Polak, Hillion, Eijlander). Bovendien werkt een promovendus die op artikelen promoveert op twee manieren aan zijn of haar wetenschappelijke naam: door publicatie van de afzonderlijke artikelen, en door de bundeling daarvan in een proefschrift dat in ieder geval online wordt gepubliceerd (in het Institutional Repository Leiden University) en vaak ook – al dan niet na nadere bewerking – als handelseditie. Een artikelen-proefschrift zal misschien iets minder vaak dan een monografie-proefschrift uitgroeien tot standaardwerk over een bepaald onderwerp. Dat is een van de redenen waarom monografie-proefschriften mogelijk moeten blijven. Bedacht moet echter worden dat lang niet alle onderwerpen, en lang niet alle promovendi het in zich hebben om zo’n standaardwerk op te leveren. Bovendien kan een artikelen-proefschrift na de promotie omgewerkt worden tot een handboek (dit is de gangbare procedure bij Angelsaksische uitgevers, zij geven slechts bij een uitzondering een proefschrift uit, en dan vrijwel steeds na een nadere bewerking en dus ook pas na de promotie). En tenslotte zal een excellente promovendus die snel een aantal goede artikelen weet te schrijven, nog tijdens zijn of haar promotietraject (bijvoorbeeld in het onderwijsvrije voorlaatste aanstellingsjaar) die artikelen kunnen omwerken tot een monografisch proefschrift dat staat als een standaardwerk.
4
Kwaliteitseisen Als geheel zal ook een artikelen-proefschrift moeten voldoen aan de algemene kwaliteitseisen genoemd in artikel 10 van het Promotiereglement, waarvan het tweede lid luidt: “Alvorens zijn goedkeuring aan het manuscript als proefschrift te geven, toetst de promotor de hem voorgelegde tekst in het bijzonder aan de eisen, gesteld bij de artikelen 13 tot en met 17 en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan de volgende punten: het belang van het onderwerp; het belang en een scherpe profilering van de probleemstelling; het wetenschappelijk niveau van de ordening, de analyse en de verwerking van het materiaal; de afleiding van nieuwe inzichten en nieuwe opvattingen uit deze analyse; de zuiverheid van de gevolgde methodiek bij deze analyse; de aanwezigheid van een kritische confrontatie van eigen conclusies met bestaande theorieën of opvattingen; de aanwezigheid van een creatieve benadering van het in het manuscript behandelde wetenschapsgebied; gebleken zelfbeperking, wat omvang betreft, bij het opstellen van de tekst; de aanwezigheid van evenwicht in de opbouw van het manuscript en helderheid in de stijl.”
En aan de eindtermen zoals geformuleerd in onder meer punt A5 van Regels en Beleid PhD-fellows: “De eindtermen van de opleiding tot zelfstandig onderzoeker zijn die welke vermeld staan in het VSNU-rapport ‘Hora Est’ van oktober 2004: de kandidaat levert een oorspronkelijke bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek die de in Nederland gebruikelijke kwaliteitstoetsing door peers kan doorstaan; de kandidaat heeft aangetoond zelfstandig de wetenschappelijke methoden van het vakgebied toe te kunnen passen in de ontwikkeling, interpretatie en toepassing van nieuwe kennis; de kandidaat heeft kennis genomen van en gewerkt met een substantiële ‘body of knowledge’, welke in ieder geval omvat de principes en methoden van de internationale wetenschapsbeoefening en de theorievorming, methoden en studies van het desbetreffende vakgebied; de kandidaat beschikt over het vermogen om een omvangrijk project voor de ontwikkeling van nieuwe kennis te ontwerpen en te implementeren; de kandidaat is in staat om de kennis en methoden van het desbetreffende specialisme en/of vakgebied adequaat over te dragen; de kandidaat is in staat om de maatschappelijk verantwoordelijkheid ten aanzien van het uitvoeren, toepassen en benutten van het eigen onderzoek te dragen.”
Nadere eisen? Of een faculteit of instituut nadere eisen kan stellen ten aan zien van één bepaalde door het Leidse Promotiereglement toegestane proefschrift-vorm, is zeer de vraag. Het lijkt vooralsnog niet nodig dat de Leidse rechtenfaculteit nadere eisen stelt aan promoveren op artikelen, afgezien van de vanzelfsprekende eis dat in het proefschrift zelf (en ook op bijvoorbeeld de achterkant van het boek) wordt aangegeven dat het geheel of gedeeltelijk bestaat uit eerder gepubliceerde (of aangeboden) artikelen. Uiteraard kan een promotor wèl enige nadere eisen stellen aan kwantiteit en kwaliteit van de verhandelingen waaruit een proefschrift moet bestaan. Voorkomen moet echter worden dat aan een dergelijk proefschrift hogere eisen gesteld worden dan aan monografie-proefschriften. Bedacht moet worden dat monografie-proefschriften vaak slechts alleen een uitgever vinden indien de promovendus bereid is daar een paar duizend euro voor te betalen. Ook lijkt het reëel om ervan uit te gaan dat monografie-proefschriften veelal substantiële stukken tekst bevatten die slechts met grote moeite geaccepteerd zouden worden door een tijdschriftredactie, laat staan door peerreviewed tijdschrift. 5
Een mogelijk model: Start Op Artt. Gegeven de hierboven besproken voor- en nadelen lijkt het een goed model om in beginsel elke aangestelde promovendus te laten beginnen met het schrijven van een artikel dat deel zou kunnen uitmaken van het proefschrift. Dat artikel moet er dan liggen (acceptatie of publicatie is dan nog vereist) wanneer de promovendus voor het eerst geëvalueerd wordt (bij een PhD-fellow gebeurt dat na 18 maanden; bij een vierjaars-promovendus na 8 maanden). Vervolgens zou de promovendus dan nog bijvoorbeeld drie artikelen moeten schrijven vóór het onderwijsvrije jaar (vijfde jaar van PhD-fellow, derde jaar van vierjaars-promovendus). Voor een PhD-fellow zou dat neerkomen op elke 10 maanden één arikel, en voor een vierjaars-promovendus op elke 5 maanden één. Tegen de tijd dat het onderwijsvrije jaar aanbreekt zou dan een van de volgende besluiten genomen moeten worden: de promovendus gaat door met het voorbereiden van een artikelen-proefschrift en schrijft daartoe nog een of meer nieuwe artikelen; het proefschrift zal bestaan uit de geschreven artikelen en enkele nog te schrijven hoofdstukken; de promovendus kan promoveren op de vier artikelen die er inmiddels liggen en schrijft daartoe alleen nog een inleiding en conclusie; het onderwijsvrije jaar zal besteed worden aan het aan-elkaar-schrijven van de inmiddels geschreven artikelen en aan het uitbouwen daarvan tot een monografie. Als het een promovendus niet lukt om vóór het onderwijsvrije jaar vier artikelen te schrijven, zullen de laatste twee mogelijkheid in beginsel moeten afvallen. Een vergelijkbaar model voor buitenpromovendi zou inhouden dat zij in beginsel eerst, net als aangestelde promovendi, bijvoorbeeld vier artikelen schrijven (inclusief artikelen geschreven of gepubliceerd vóór toelating), en dat zij daarna in overleg met de promotor kiezen voor één van deze opties.
6