Een geloofsgesprek in Assen-Zuid over een voetbalwedstrijd op zondag. In september 2014 vond in Assen-Zuid een geloofsgesprek plaats. Aanleiding was een bericht in het plaatselijke kerkblaadje dat binnen ongeveer een week, een voetbalwedstrijd op zondag zou plaatsvinden. Deze voetbalwedstrijd was door jongeren van de gemeente georganiseerd. Een aantal broeders en zusters van de gemeente waren ongerust hierover, schreven een brief en gingen een geloofsgesprek aan. In deze bijdrage wordt hierover geschreven. De bijdrage wordt geplaatst in een breed kader. Het kader van ‘de regeltjes’ in de gereformeerde kerk, en hoe je daarmee om moet gaan. En het kader van het vierde gebod. En vooral het kader van de navolging van Christus. GESPREK OVER REGELTJES Omgang met ‘de’ regeltjes In zijn algemeenheid lijkt er in allerlei bijdragen een teneur te bestaan om in het vage te verwijzen naar allerlei ‘regeltjes’ in de kerken. Dat gaat min of meer volgens een vast en voorspelbaar stramien. Eerst de (niet onderbouwde) stelling dat er vroeger allemaal ‘regeltjes’ waren in de kerken. ‘Vreselijk’. In de tweede fase maakt blaast de geachte spreker of scribent zich dan op tot een toonbeeld van tolerantie. Vroeger! Regeltjes! Maar nu! Hij of zij tolerant! Tolerant! De slotfase kenmerkt zich dan door een doodse stilte. Mocht een opponent zich hebben willen roeren, dan is deze natuurlijk niet blind voor het gat, wat zijn tolerante broeder alvast voor hem heeft gegraven. Bij zo’n sympathieke, wélwillende, en ruimhártige presentatie lijkt elk antwoord bij voorbaat al te zijn verschrompeld, tot een ‘miezerige,’ ‘kleingeestige’ en vooral ‘bekrompen’ reactie. In zo’n ‘gesprek’ is echter wel sprake van een probleem: Het woord van God werd niet geopend. Over regeltjes 1: welke regel bedoel je? In de gedachtenvorming hierover moest ik denken aan een regeltje in de gereformeerde kerken begin jaren ’30 (!) van de vorige eeuw. Dat was het ‘regeltje’: ‘Gij zult geen lid van de NSB zijn.’ Met de kennis van na de tweede wereldoorlog vinden wij dat nu volstrekt vanzelfsprekend. Evenals het feit dat de Synode van 1936 besloot, dat NSB-ers niet aan het avondmaal toegelaten mochten worden. Echter begin jaren ’30 had de tweede wereldoorlog nog niet plaatsgevonden. En de wijze waarop diegenen bejegend werden die op deze regel aanstuurden, mag ons vandaag tot nadenken stemmen. Immers de Nationaal Socialistische Beweging was een ‘Christelijke’ organisatie. Dat zeiden ze toch zeker zelf? Dat schreven ze toch in allerlei brochures? Het was een “heilige volkszaak,”1 en een “Christelijke organisatie”2! De kerkvader Schilder die zich, met enkele anderen, hiertegen verzette, werd “een lasteraar”3 genoemd. Hij bedreef “een ontzettende terreur” 4 en werd aangestuurd door “machten der duisternis.”5 In deze setting werd openlijk gespeculeerd inzake het vraagstuk wat er met Schilder zou gebeuren wanneer de NSB aan de macht zou komen (1934). “Zou bijvoorbeeld Schilder naar een concentratiekamp worden gestuurd?”6 Let wel: dit soort positiebepalingen werden veelal gepleegd door ‘tolerante’ gereformeerde kopstukken. In dit tijdperk werd door Schilder van zaal naar zaal getrokken om over de NSB te spreken, (want ‘het leven is één,’) om antwoord te geven op de vraag: ‘Is de NSB christelijk?’ Nee, want met Christelijk bedoelt een NSB-er: “Niet-Joodsch.”7 En: “De verafgoding van staat en ras is in strijd met het eerste gebod.8”
Deze uitweiding inzake ‘regeltjes in de kerken’ wordt gedaan, om aan te geven dat niet zomaar in wilde weg regeltjes van vroeger van de kerken afgeschreven kunnen worden. In ons: nog ‘mooi weer tijdperk,’ met soms ook onze ‘mooi weer theologie’, spreken wij eerlijk, en daarin ligt ook het woord ‘eer,’ over vroeger. Dat betekent dus dat wanneer in het vage over regeltjes wordt gesproken, er doorgevraagd wordt: welke regel bedoel je nu precies? Over regeltjes 2: belemmert deze regeltjespraat waar het echt om gaat? Als voorbeeld van ‘de regeltjes’ wordt vaak de liturgie in de kerken genoemd. Er vanuitgaande dat die liturgie ooit eens begonnen is met het Gregoriaans, mogen we er vanuit gaan, dat door de kudde Gods hier veel over is doorgesproken. En terecht. Naar mijn indruk is op dit gebied mogelijk de volgende kentering gaande. Immers zelfs topmusici hebben muziekles, of worden op zijn minst gecoacht. Deze gedachte lijkt tegenwoordig terug te vinden in de begeleiding van de gemeente. Er wordt ook geoefend, en er kan sprake zijn van een rijke en schriftuurlijke variatie. Gedacht kan worden aan de begeleiding, vaak in - alle bescheidenheid, beheerstheid en eerbied - door een klarinet, een hobo, enkele cembalo ’s, een viola da gamba, dit soms aangevuld met een aantal ‘vox humana ’s’ enz. enz. enz. Daar staat dan ook een orgel maar wel opgesplitst in onderdelen. Simpele uitspraken als: ‘vroeger mocht niet gepraat worden over liturgie maar wij (wij!!) doen dat wel! – gaan echter ook gezien het Gregoriaans veel te ver. Ik moest hierbij denken aan een psalmregel zoals die stond in de oude psalmen: De heiden in Palestina Heiden betekende hier het onmogelijke meervoud van heide. Hoewel geen Drent, verzuchtte eerder genoemde kerkvader hierover: “maar er ís helemaal geen heide in Palestina.” Gesprekken over de liturgie moeten gedragen worden door het muzikale hart van de Schrift: de psalmen. Daarin ligt de gehele waarheid van het Oude en Nieuwe Testament. De psalmen lijken op een wenteltrap die begint bij de bomen van het paradijs en reiken tot het eeuwig lofprijzen in de hemel van psalm 150. Het gaat hier vooral om het bewustzijn dat een oeverloos en ongenuanceerd praten over al dan niet bestaande regels, het zicht kan belemmeren om waar het werkelijk om gaat: de Here in psalmen en liederen dienen naar de gehele waarheid van zijn Woord. Over regeltjes 3: Was het wel echt een regeltje? Een ander voorbeeld van een regeltje is: ‘Gij zult niet voetballen op zondag.’ Een dergelijk stelling - meer is het niet - wordt vaak met de nodige ‘sfeer’ gebracht. Vroeger mocht er ‘niets’ op zondag. Niets!! Zaten de kinderen de ganse zondag met de armpjes over elkaar op de bank!!! In verband met het genoemde geloofsgesprek over de voetbalwedstrijd op zondag, vroeg ik me af of deze regel echt bestond. Ik vroeg dus aan een broeder van boven de zeventig, of hij wel eens voetbalde op zondag. “Geen probleem.” “Maar wat vonden uw ouders daarvan dan?” “Prima, behalve dan die keer dat ik een gat in een nieuwe broek gevallen was (en die met een nietje had gerepareerd).” In een situatie waarin je de deur open deed en op straat stond, werd dus op zondag rustig een potje gevoetbald. Met andere woorden: wanneer tegen regeltjes van vroeger wordt afgezet, is toch wel enige controle noodzakelijk. Bestond die regel wel? En was deze regel algemeen? Over hetzelfde onderwerp zei iemand anders: “wij mochten inderdaad niet voetballen, juist vanwege die zondagse kleren, maar wij deden andere dingen.” Mooi toch? Dat bewijst juist dat hier geen
sprake was van een starre regelhantering. Vaagpraat over regeltjes geen alibi Samenvattend kunnen onder Christenen ‘regeltjes’ niet gebruikt worden als excuus om verder niet door te praten. Naar mijn indruk is er wel een bepaalde tendens in die richting. Als er een beroep gedaan wordt op ‘de regels,’ dan zit het ‘ter linkerzijde of ter rechterzijde’ wel goed, wat dat dan ook moge zijn. Samen met de apostel Paulus (Rom. 3 : 13) belijden wij in de Dordtse Leerregels dat ons hart een “giftige bron” is. Ons hart is niet het kompas voor een Christelijke levensstijl. Daarom kan vaagpraat over ‘regeltjes’ geen dooddoener zijn, maar is een startsein om het Woord te openen. Juist ook omdat we van elkaar willen ontdekken, of het argument ‘regeltjes,’ - al dan niet - als alibi worden gebruikt voor een onbekeerd hart. GELOOFSGESPREK OVER HET VIERDE GEBOD Kerkblad Zoals in de inleiding naar voren kwam, werd in Assen-Zuid gesproken over een voetbalwedstrijd op zondag. In het kerkblaadje was deze voetbalwedstrijd aangekondigd. Een aantal broeders en zusters waren het er niet mee eens. Niet in de trant van argumentatie (waarmee zij geconfronteerd werden) als: “er zijn veel mensen voor,” want middels de brief die nog voor de voetbalwedstrijd verstuurd was, was aangetoond dat ook veel mensen tegen waren, maar inhoudelijk. Vervolgens werd een vergadering belegd. ‘Regeltje’ inzake geloofsgesprekken Het ging hier over de vraag of de voetbalwedstrijd gehouden kon worden in verband met de zondagsheiliging. Let wel: het ging daarbij niet om een ‘geloofsgesprek’ zoals je daar tegenwoordig wel over hoort; een geloofsgesprek zou dan alleen mogen gaan over geloofsbeleving en godservaringen, en er mag absoluut geen debat of discussie zijn. Dergelijke regeltjes inzake geloofsgesprekken zijn onchristelijk. Want een geloofsgesprek vormt op deze wijze een vrijbrief om zonder tegenspraak het geloof af te breken door eenzijdigheid of onwaarheid. Hier geldt wat Paulus aan Timotheüs voorhield: “Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig, om te weerleggen (2 Tim. 3 : 16).” Wat is een goed geloofsgesprek? Wat zegt de Schrift hierover? Hoe spreken Christenen met elkaar? Dat heeft de Heiland uitgelegd toen Hij voor Pilatus stond. Op dit punt in de geschiedenis, in deze rechtzaak voor de wereld, heeft Christus zich uitgesproken over wie zijn volgelingen zijn: “Een ieder die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem (Joh. 18 : 37).” In geloofsgesprekken laten Christenen zich kennen als luisteraars. In gesprek met elkaar, zitten zij aan de voeten van hun Meester. Geloofsgetuigenis Tijdens de gespreksavond werd door de organisatoren van de voetbalwedstrijd op zondag duidelijk gemaakt dat de voetbalwedstrijd gezien moest worden als een onschuldig potje voetbal, en niet in verband gebracht moest worden met de voetbalwedstrijden zoals deze vandaag de dag, op zondag worden georganiseerd. Verder waren de kerkdiensten niet verzuimd. Ook werd door een broeder aangegeven dat met deze wedstrijd niet bedoeld was het vierde gebod opzij te zetten. Hij haalde daarbij aan dat hij een bijbaantje had verloren omdat hij niet op zondag wilde werken. Dat was een duidelijk en ook indrukwekkend geloofsgetuigenis; belangwekkend ook voor de rest van de avond.
Het vierde gebod: geen geldingskracht want wordt niet geciteerd in het NT ? Het was namelijk opmerkelijk dat het karakter van de avond niet bepaald werd door het vraagstuk of een voetbalwedstrijd op zondag wel of niet gepast is. Het ging vanaf het begin van de avond om een andere vraag. Namelijk de vraag of het vierde gebod zélf nog geldingskracht heeft. (Deze vraag werd overigens niet opgeworpen door de organisatoren van de voetbalwedstrijd.) Kortgezegd gaat het om de vraag of we 9 of 10 geboden hebben. Wat zegt de Schrift hierover? Als argument voor de stelling van ‘9 geboden,’ werd aangevoerd dat het vierde gebod niet genoemd wordt in het Nieuwe Testament. Nu geldt deze wijze van argumenteren als zeer zwak, en wordt in zijn algemeenheid nauwelijks geaccepteerd. Tijdens de vergadering was echter punt van aandacht, dat het vierde gebod wel degelijk in het NT genoemd wordt. Het vierde gebod wordt geciteerd in het NT In het geloofsgesprek werd aangevoerd, dat het vierde gebod genoemd wordt door Christus zelf. Aan het begin van zijn optreden, noemt Christus zichzelf: “Heer van de sabbat” (Marc. 2 : 28). Hiermee noemde de Here zich ‘Eigenaar’ van de sabbat. De één noemt zich heer (eigenaar) van het huis, en Christus noemt zich Heer van de sabbat. Dat is precies hetzelfde wat in het vierde gebod staat: “want de sabbat is van de Heer uw God die de hemel en de aarde gemaakt heeft.” Sabbat van de Heer, of: Heer van de sabbat betekent hetzelfde. De Schepper en de Zoon noemen zich beiden Eigenaar van de sabbat. Dat is een unieke naam want niemand op deze aarde kan zich ‘heer van de sabbat’ noemen. Christus noemt zichzelf met deze naam; Hij staat op dezelfde hoogte als de Schepper van hemel en aarde. Het argument dat het vierde gebod niet genoemd wordt in het Nieuwe Testament, kan dus inhóudelijk niet blijven staan. Want met de openbaring dat Hij Heer van de sabbat is, citeert Christus uit het vierde gebod. Hield Jezus Christus het vierde gebod? Het vierde gebod wordt dus genoemd in het NT. Maar hield Jezus Christus nu wel of niet het ‘regeltje’ van het vierde gebod? Dat is een kernvraag. En in een geloofsgesprek over het vierde gebod, gaat het erom wat de Rabbi zelf hierover zei. Let wel: deze vraag is niet nu opeens in de eenentwintigste eeuw actueel, deze vraag was actueel vanaf het moment dat Jezus optrad. Want vanaf het éérste begin van zijn optreden werd Jezus Christus met de dood bedreigd, omdat Hij de sabbat ‘niet hield’ (Marc. 3 : 1-6, Luc. 6 : 11). Johannes vertelt met nadruk dat zij hem wilden doden omdat hij deze dingen op de sabbat deed (Joh. 5 : 16, 18). Stel dat in deze tijd een journalist een achtergrondartikel zou willen schrijven over ‘Golgotha.’ Dan zou de kop kunnen zijn: ‘Man sterft omdat hij werkte op de sabbat.’ Uiteraard met enig onderzoek naar de achtergrond van deze persoon: Wie was dit nu eigenlijk? Met vervolgens een verbaasde en ook bevreemde slotconclusie: ‘Zijn kleren werden zeer begeerd, maar zijn gestalte niet’ (Joh. 19 : 24, Jesaja 53 : 2). Als uitkomst dus van de research hoe er in zijn algemeenheid tegen Hem werd aangekeken. Waar gáát deze kwestie over! Is dit niet van grote interesse voor diegenen die het vierde gebod willen afschaffen? ‘We hebben nog maar 9 geboden! Want Jezus Christus zelf hield de sabbat niet!’ Maar is dat zo?
Wat was de sabbat? Dat was de dag dat God de Schepper rustte omdat Hij gezien had dat alles zeer goed geschapen was. “God keek naar alles wat Hij had en zag dat het zeer goed was, (Gen. 1 : 31)” Wat zag de Heer van de sabbat na de zondeval? Lammen, blinden en doven, en maanzieken, de leegte en de dood. Wat was de sabbat na de zondeval? Een rustdag met een rouwrand. Welke dingen deed Jezus Christus op de sabbatdag? De Heer genas. Dat waren ‘spectaculaire’ genezingen. Een verkromde vrouw had al 18 jaar deze geest van zwakheid (Luc. 13 : 10-17). De man in een zuilengang van Bethesda was al 38 jaar ziek (Joh. 5 : 1-18). De blinde was blind geboren (Joh. 9 : 1-41). Iedereen wist dat. Met alle nadruk en in alle eerbied: De Here plakte geen pleisters. De zieken die Hij genas hadden allen de diagnose: ‘onomkeerbaar.’ ‘De Heer van de sabbat’ geneest. We kunnnen ook zeggen, de Heer van de sabbat herschept. Christus schept opnieuw. Bij de mens met de verschrompelde hand, spreekt hij een woord, en zie de hand is weer gelijk de andere (Mat. 12 : 9-14). De discipelen hebben het met intense verbazing gezien. Hier zingt psalm 33 : 6, “want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.” Christus spreekt een woord, en zie ‘de hand was weer als nieuw.’ Maar de vraag was: hield de Here de sabbat niet? Wat zei de Rabbi zelf? Hij zei nadrukkelijk dat Hij deze genezingen op de sabbat “moest” doen (Luc. 13 : 1-6). Maar betekent dat dat Hij het vierde gebod niet hield? Ontbond Hij het vierde gebod? Jezus heeft dat nadrukkelijk ontkend: Ik ben niet gekomen om de wet te “ontbinden” (Mat. 5 : 17).9 De Here heeft dit gezegd in de juridische taal van die tijd: ontbinden. Deze taal werd verstaan in het Romeinse rijk. Wanneer een inwoner een schuld had, die hij niet kon betalen, dan werd hij letterlijk gebonden en drie weken in de gevangenis gezet. Wanneer de schuld dan nog niet betaald was, dan werd hij als slaaf verkocht op de slavenmarkt, en mocht de schuldeiser de opbrengst hiervan houden.10 De wet had dus letterlijk bindende kracht.11 Christus zegt dus nadrukkelijk dat hij niet gekomen is om de bindende kracht aan de wet te ontnemen. Ook niet aan het vierde gebod. De dag van de rust, de dag waarop de volmaakte schepping gevierd werd blijft staan. Maar hoe kunnen zondige, zieke en sterfelijke mensen deze dag nog vieren? Hoe hebben zij deze dag met Jezus gevierd? Normaal gingen de mensen naar de tempel of naar de synagoge. Nu waren zij een deur verder gegaan. Zo zei Jezus dit ook: “Waarachtig, ik verzeker u: ik ben de deur voor de schapen”(Joh. 10 : 7). En nog eens: ik ben de deur (Joh. 10 : 10). Maar wat doet Jezus dan op de sabbatdag, terwijl de touwen bij wijze van spreken al klaarliggen? Dan is daar een menigte mensen, die kort samengevat smachten naar een ander lichaam en een ander hart, en Hij geneest hen. Hij vervult het verlangen van hun hart. Meer nog Hij vervult het verlangen van het vaderhart van God: alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed (Gen. 1 : 31). Jezus heeft het vierde gebod niet afgeschaft, integendeel. Hij laat zien en ervaren dat Hij de rust van het vierde gebod herstelt of herschept. Ook voor dit gebod laat Hij zichzelf binden, zoals Mattheüs optekent, als “slaaf” en tot “losprijs” van velen (Matt. 20 : 28). DE NAVOLGING VAN CHRISTUS Gebroken brood Aan het begin van het geloofsgesprek over de zondagsheiliging werd tijd ingeruimd om te
praten over de navolging van Christus. De vragen waren: “Wat is een discipel? Ben je als gelovige automatisch een discipel van de Here Jezus? Wat houdt het in om de Here te volgen?” Over de navolging van Christus is in de kerk een aangrijpend misverstand aan het ontstaan in de kerken. Het misverstand dat navolging betekent “als” Christus zijn. Met het volgende voorbeeld wordt dit toegelicht: Hans Burger, pas benoemd aan de Theologische Universiteit in Kampen, zegt in zijn boekje Cruciaal dat het doel van Christus lijden is dat wij “net zo als Christus toegewijd zijn.”12 Zo staat het niet in de Schrift. Wij zijn niet “als” Christus. Wij zijn ook niet “toegewijd als” Christus. Als verloste mensen zijn wij toegewijd “in” Christus. Zo spreekt de Schrift (Rom. 6 : 12, 6 : 23, 8 : 1 en 2, 9, 10). “In” Christus zijn is iets heel anders dan “als” Christus zijn. “In” de trein zijn, is niet hetzelfde als, “als” de trein zijn, en een kind weet dat. Het is niet onlogisch, dat wie de Schrift dicht laat in zijn spreken over Christus, dit ook doet wanneer hij spreekt over het doel van Christus komst op aarde (Hebr. 9 : 26 -28, 1 Cor. 11 : 24-26, 1 Cor. 15 : 3, 4). Dat blijkt ook uit het schrijven van Burger. Hij zegt: de “gedachtengang” dat Jezus “een plaatsvervangend offer” brengt en zo “ons heil verwerft” vind je niet in het Nieuwe Testament terug.”13 Ik weet niet of Burger op dit moment het avondmaal bedient; het brood breekt en de beker heft. Een avondmaalsbediening door Burger geeft, in het kader van wat hij zelf schrijft over het offer van Christus, aanleiding tot de gedachte dat dit een godslasterlijke vertoning is. Navolger van Christus zijn, betekent niet: als de Reisleider zijn. Dat is geen vanzelfsprekende notitie. Het is ook geen nieuwe notitie. Het als God willen zijn, compleet met theologische onderbouwing, is de oorsprong van al onze ellende. Daarmee is niet ontkend dat navolgers van Christus kunnen lijden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat Petrus zegt, over “de vuurgloed die u tot beproeving dient.” Maar hij zegt daar twee dingen bij, en ik lees hier van beneden naar boven: U lijdt als Christen (1 Pet. 4 : 16) en daarin heb gij deel aan het lijden van Christus (1 Pet. 4 : 13). In een wereld van tsunami ‘s en ruïnes klinkt het Evangelie dat de wet niet ontbonden is. En dan zegt de Heiland in de wetenschap dat Hij nog gebonden gaat worden: “Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat ik van mijn vader gehoord heb, u heb bekendgemaakt (Joh. 15 : 15, Gal. 5 : 1). Navolging Er is een schare die niemand tellen kan. Een schare van lammen, blinden, en doven, van Farizeeërs, Judaïsten en maanzieken. Het is een menigte mensen die met deze drieslag te karakteriseren valt: Een potpourri van x- en y chromosomen, van godloochenaars en van giftige bronnen. Staat de predikant op de rustdag niet voor een ravage van gedeformeerden? Wat moet hij ermee? Met hen die toch gekomen zijn? Die een deur verder zijn gegaan? Hij is geroepen de spanwijdte van het venster te verkondigen. Zo hoog de hemel is boven de aarde, zo ver het oosten verwijderd is van het westen, zegt de psalm. Die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, die uw leven verlost van het graf (Ps. 103 vs. 3, 11, 12). De aarde is niet meer een gesloten dode potgrond. Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden, zegt de opgestane Heer. En voor wie mag dit gelden? De apostel Paulus zegt het in alle eenvoud: voor allen die zijn verschijning hebben liefgehad
(2 Tim 4 : 8). Naar de belijdenis van Nicea (381): God uit God waarachtig God uit waarachtig God geboren niet geschapen een van wezen met de Vader voor alle eeuwen Heer van de sabbat Sita T. Bolt
Noten 1. J. Ridderbos, Strijd op twee fronten, Schilder en de gereformeerde ‘elite’ in de jaren 19331945 tussen aanpassing, collaboratie en verzet op kerkelijke en politiek terrein, Kampen: Kok 1995, p. 144. 2. a.w. p. 96. 3. a.w. p. 181. 4. a.w. p. 180. 5. a.w. p.197. 6. a.w. p.143. 7. a.w. p. 245. 8. a.w. p. 192. 9. Vertaling 1951 en Staten Vertaling. 10. J.H.A. Lokin, Prota, vermogensrechtelijke leerstukken aan de hand van Romeinsrechtelijke teksten, Groningen: Chimaira 2008, p. 40, 41. 11 Ook vandaag de dag wordt deze taal begrepen; ons burgerlijk recht wat voortkomt uit het Romeinse recht wordt verbintenissenrecht genoemd. 12 p. 58, p. 59. 13 p. 53, p. 54: “Tegelijk spreekt de Bijbel daarentegen zelf ook al over Jezus dood als een offer. Het is belangrijk dat te onderscheiden van dogmatische verwoordingen als Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld. Zo geeft hij de geëiste genoegdoening aan God en verwerft hij ons heil. Deze gedachtengang vind je in het Nieuwe Testament namelijk zo niet terug.”