100 Jaar Voetbal in Wijhe Een verhaal over Arko de Glasvreter, de Piekert, Lotsy & een pastoor op een Solex
Wijhe, september 2015
2
Verantwoording 100 jaar voetbal in Wijhe, een verhaal over Arko de Glasvreter, de Piekert, Lotsy & een pastoor op een Solex is geschreven ter gelegenheid van het feit dat in september 2015 100 jaar in verenigingsverband wordt gevoetbald in ons dorp. Bij het schrijven van het verhaal is dankbaar gebruik gemaakt van het jubileumboek dat in 1990 uitkwam ter gelegenheid van het 75 jaar bestaan van Wijhe en van de publicatie 40 jaar IJsselboys (1988). Her en der is met mensen gesproken om feiten te checken. Het verhaal is beslist niet bedoeld als historische verantwoording. Het is gekleurd, aangedikt en hier en daar wellicht wat willekeurig. Het is een verhaal, zoals er honderden verhalen zijn te vertellen over ‘de voetbal’. Ook in Wijhe de belangrijkste bijzaak van het leven. Toon Schuiling, september 2015
3
Aftrap - Honderd jaar voetbal in Wijhe. Eén zin, duizend gedachten. De eerste stapjes aan de hand van je vader of je opa. Je wereld uitbreiden met Heerde, Lemelerveld en Hoonhorst. Jeugdleider, het clubblad rond brengen, kantinedienst. Niet omdat het moet, maar omdat het hoort. Winnen, verliezen en daar oeverloos over ouwehoeren op het werk, in de kroeg en op straat. Met je zoon, dochter, kleinzoon,
kleindochter
op
de
fiets
naar
het
veld.
Afbouwen
bij
de
donderdagmiddagploeg. Voetbal is de belangrijkste bijzaak van het leven. Ook in Wijhe en dat al een eeuw lang. Daar gaat dit verhaal over. Thuis heb ik nog een ansichtkaart - Wijhe, een dorp als velen maar tegelijkertijd bijzonder. Het blauw van de IJssel, het groen van de Gelder. In het zuiden Deventer, in het noorden Zwolle, het spoor als verbindende schakel. Dorp van slagers en boeren. Van protestanten, katholieken, wat gereformeerden en mensen die qua geloof nergens aan doen, die zijn er ook. De Nicolaaskerk als baken op het hoogste punt van het dorp. Een molen uit 1703 die maar blijft draaien. Een dorp waar de baas van het postkantoor Postzegel heet, de slager Stat en de groenteboer Schreeuw. Als ze er niet bij zijn. Met straten als de Vetpanne, de Jakke, het Kuierpad en de Kippenmarkt. En natuurlijk onze eigen Dorpsstraat ons Dorp, de altijd borrelende Langstraat. De Wiejese Kermse, Koninginnedag. Het Dorp, Wim Sonneveld. ‘Thuis heb ik nog een ansichtkaart waarop een kerk en kar met paard’, dat dus. Ons kent ons,
een
hechte
gemeenschap.
Wij
IJverig
Helpen
Elkander.
Een
participatiesamenleving, ver voor het woord bestaat. Tegen dit prachtige dorpsdecor wordt al 100 jaar in verenigingsverband tegen een bal getrapt. En misschien al wel langer. Voorwaarts, Concordia & KMD - Voetbal is nu volksport nummer 1. Maar ruim een eeuw geleden is het een beetje een kaksport, een speeltje van de gegoede burgerij. Utile Dulci (Deventer 1875), de Haarlemsche Football Club (1879) en Robur et Velocitas (Apeldoorn 1882) zijn de voorlopers en de leden komen niet uit de speklappenbuurt. Dat verandert allengs. Er is meer in het leven dan werken. De bal, het gras en het doel lonken. Her en der gaan arbeiders in clubverband voetballen. In Deventer wordt in 1902 Go Ahead opgericht. Vier jaar later, in 1906 richten de gebroeders Smit (de Smitties), Hendrik Brand en Jan Halfwerk in Wijhe de voetbal
4 vereniging Voorwaarts op. Halfwerk is in het dorp beter bekend als Arko de Glasvreter. Een dorp van bijnamen, dat is Wijhe ook. Ja, u leest het goed 1906, negentien–honderd-zes. Een historisch dilemma dient zich aan. Zijn wij niet gewoon negen jaar te laat met dit eeuwfeest? Het is niet om de feestvreugde bederven hoor, maar het punt moet wel gemaakt worden. Je zult maar een nazaat van Arko de Glasvreter aan de deur krijgen. Bij deze dus. Snel verder, Voorwaarts! Er wordt een veld gehuurd, doelen geplaatst en ballen gekocht. En dat met dank aan de Baron de Vos van Steenwijk die 40 gulden lapt. Burgemeester Schimmelpenninck en zeepfabrikant Nijland doen allebei een tientje. De leden stromen toe. De gebroeders Maas! Voetbalbazen uit Arnhem, spelend bij Vitesse, toen nog geen filiaal van het warenhuis Chelsea. Vader Maas was met kompaan Horst in Wijhe de sigarenfabriek HorMa begonnen en nam zijn zonen mee, vandaar. Amper drie jaar na de oprichting van Voorwaarts, wij schrijven het jaar 1909 – 106 jaar
geleden,
geen
commentaar
-
dienen
zich
opnieuw
twee
Wijhese
voetbalverenigingen aan. Eerst Concordia en een paar maanden later richten de mannen van de Dijk, de Ringeniers en de Eisinks KMD op. Klein Maar Dapper. Best bijzonder, een klein dorp en liefst drie voetbalverenigingen. Heibel in de tent? Wie het weet mag het zeggen. Misschien had niemand zin om in een tweede elftal spelen, dat kan natuurlijk ook. WVV of VVW? - Enfin, in september 1915 – nu precies 100 jaar geleden, hieperdepiep hoera – komt het allemaal goed. Voorwaarts, Concordia en Klein Maar Dapper slaan de handen in een en WVV, de Wijhese Voetbal Vereniging, is een feit. Aanleiding is het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Ons land is neutraal maar er worden flink wat Wijhese voetballers onder de wapenen geroepen. Dat maakt de spoeling dun. De naam WVV wordt overigens al snel gewijzigd in Voetbal Vereniging Wijhe (VVW). Dit omdat er in Winschoten en Winterswijk ook WWV’s spelen. De KNVB, ook toen al van de regeltjes, vindt dat lastig. VVW wordt vervolgens al snel Wijhe of nog vaker Wieje. De clubkleuren zijn rood, wit en zwart. In Wieje poetst ze de schoenen met spieje - Wijhe bestaat vanaf 1915 maar speelt eerst in 1917 in de competitie van de Noord Centrale Bond. De thuiswedstrijden
5 worden aanvankelijk op terrein ‘De Hogebeeke’ gespeeld, tussen de derde en vierde wetering. Een mooi eind richting Raalte, ver van Wijhe. Er wordt al snel verkast naar ‘de
Horselenberg’
aan
de
Dijk.
Dat
is
iets
voorbij
de
huidige
woonwagenstandplaatsen, daarvoor trimbaan, weer daarvoor ’t sturtgat. Het is maar net hoe oud je bent. De Wijhese voetballers weten vanaf het begin van wanten. Slagers, bouwvakkers, metaalwerkers. Jongens van de gestampte pot die de poot niet terugtrekken. In Wieje poetst ze de schoenen met spieje. De club haalt geregeld de kolommen van het befaamde Weekblad de Wijhenaar. In een verslag over de wedstrijd Wijhe-Heino beticht de, uit Heino afkomstige, reporter Wijhe van ‘zeer woest spel’. Het bestuur van Wijhe laat zich dat niet zeggen. In een ingezonden brief maakt
het bestuur
duidelijk dat er ‘niet woest maar flink aanpakkend’ is gespeeld. Het is maar dat u het weet. En voor de rest, ach……..Heino, blikkie voor de konte. Beroemd is het verhaal over de beslissingswedstrijd in het seizoen 1923-1924 tegen Germanicus in Coevorden. Bij rust staat het 0-2. Na rust lopen de Wijhenaren echter verdwaasd over het veld en wordt er alsnog met 3-2 verloren. Alleen Gerrit Ringenier onttrekt zich in de tweede helft aan de Wijhese malaise. Na de wedstrijd blijkt Ringenier als enige géén thee te hebben gehad in de rust. En dat roept vragen op. Dat is verdacht, wat zat er in die thee? Denk er de stem van Peter R. de Vries bij en je hebt een heuse affaire, de Coevordense thee-affaire. Een, tot op de dag van vandaag, onopgelost mysterie. In hetzelfde jaar 1924 verhuist Wijhe opnieuw. Nu naar het schuin achter de RK Kerk gelegen Asfaltbosje. Het dorp komt steeds dichter bij. Op de Kriet’nberg - Begonnen in de onderafdeling is de club snel vaste klant in de vierde, soms derde klasse van wat de ‘grote’ KNVB wordt genoemd. Begin van de jaren ’30 volgt een nieuwe verhuizing. Het veld bij het Asfaltbosje is niet langer beschikbaar. Het kan natuurlijk ook zijn dat de andersdenkende voetballers zich toch wat ongemakkelijk voelen, zo in de slagschaduw van de RK Kerk. Maar dat is pure speculatie. Hoe het ook zij, opnieuw is de eigenaar van het landgoed ‘de Gelder’, de Weledel Geboren Heer Baron de Vos van Steenwijk, de voetballers ter wille. De club mag op de, tussen Wijhe en de Boerhaar gelegen, Krijtenberg voetballen. Op de plek waar nu de Bereklauw is. De openingswedstrijd gaat tegen Sallandia uit
6 Deventer. Wethouder van Gorssel trapt af, de Wijhese Harmonie speelt Koning Voetbal en fotograaf Kleinmeijer schiet plaatjes. Eindstand 3-3. De Kriet’nberg ademt decennia achtereen voetbal. Lommerrijk, aan de rand van het dorp, vaak veel volk langs de lijn. Een voetbalveld, zoals een voetbalveld hoort te zijn. Met het verstrijken van de jaren ’30 en ’40 krijgt Wijhe de zaken steeds beter voor elkaar. Een mooi veld en in de persoon van Evert Schemmekes wordt voor het eerst een echte trainer aangesteld. Een trainer annex kroegbaas. Als Schemmekes niet op de Krijtenberg is dan staat hij achter de tap van café Sleeuw aan de Kerkstraat. Daar kijkt niemand van op in Wijhe. De Tweede Wereldoorlog overschaduwt het 25 jaar bestaan van de club maar er wordt wel gevoetbald. De brandstofschaarste maakt dat de uitwedstrijden met paard en wagen, de fiets of de benenwagen worden afgelegd. Naar Heerde bijvoorbeeld met honderden Wijhese supporters op de pont. Tegen het einde van oorlog trekt Wijhe massaal naar Doesburg voor een belangrijke promotie wedstrijd. Helaas wordt met 3-2 verloren. Grote plaaggeest is de speersnelle rechtsbuiten van de Doesburgers. Voetballend met een geknoopte zakdoek op de kop tegen de zon, laat hij de linksback van Wijhe geregeld de hielen zien. Nu de baarden en de knotjes, toen de geknoopte zakdoek. Een hipster, zijn tijd ver vooruit, best chill eigenlijk. Direct na de oorlog gaat Wijhe internationaal en speelt het tegen de Canadese bevrijders. Verloren, maar er worden wel de nodige sigaretten gescoord. Ook mooi. Het rood, wit en zwart wordt kort na de oorlog ingeruild voor het groen en wit. En die kleuren draagt Wijhe tot aan de fusie met IJsselboys in 1992. Een pastoor op een solex - IJsselboys, de naam is gevallen. Nederland herrijst na de oorlog, de luiken gaan open en de ene na de andere vereniging ziet het licht. Soort zoekt soort. Zo gaat dat in die tijd. Protestanten bij protestanten, gereformeerden bij gereformeerden. Het Rijke Roomsche Leven van het naoorlogse Wijhe kent een eigen toneelclub, een eigen vrouwengilde en een eigen middenstandsvereniging. Een katholieke voetbalvereniging is er niet. Vanaf de jaren ’30 voetbalt Vitesse op de katholieke Boerhaar maar deze club gaat in de oorlog ter ziele. De katholieke voetballers uit Wijhe en omgeving zijn daarna aangewezen op de groenwitte club uit het dorp. Dat is een doorn in het oog van mijnheer pastoor F.C. Cosijnse van de RK Onze Lieve Vrouwe onbevlekt ontvangen parochie. Onvermoeibaar verkondiger van
7 Gods’ woord, fervent solexrijder én voetbalgek. Je heet F.C. Cosijnse, of je heet het niet. Met de burgemeester, de baron, de dominee en de dokter vormt de pastoor de plattelandsadel van het dorp. Daar luister je naar en op 28 oktober 1948 wordt in de sigarenwinkel van Willem Schuiling aan de Spoorstraat de Roomsch Katholieke Sportvereniging IJsselboys opgericht. De naam wordt door – daar zijn ze weer – de KNVB gekozen uit vijf suggesties. Dat later in Zutphen ook een IJsselboys het licht ziet onttrekt zich aan de waarneming van Zeist. Maar dat is dan ook het team van jeugdgevangenis aldaar. Bovenmeester van Dijen van de Sint Jozefschool wordt de eerste voorzitter van de Boys. Bestuursleden van het eerste uur zijn Karel ‘Lotsy’ Oosthof, Th. Bosch, H. Meulhof en H. Balster. Cosijnse voegt zich zelf als Geestelijk Adviseur aan het bestuur toe. Daar wordt niet over gestemd. Het land van Smale - IJsselboys voetbalt de eerste wedstrijden op een weiland van Swartjes aan de Kappeweg. Dat het veld hobbelt is tot daar aan toe, maar een ‘gruppe’ overdwars is toch minder. De club verkast al snel naar het land van Smale aan de Dijk richting Herxen. Geen ‘gruppe’ maar door de week wel koeien op het veld. Dat betekent strontscheppen als warming-up. De uitgifte van renteloze aandelen zorgt voor de bouw van twee houten kleedkamers. Pastoor Cosijnse ziet dat het goed is. De Wijhese katholieken hebben een eigen club. Spelend in het geel en wit, de kleuren van de Paus en het Vaticaan. ‘En als jullie op zondagavond het dorp in gaan om de uitslagen te gaan bekijken bij Top in de Langstraat, dan zijn jullie al een mooi eind op weg naar het Lof’, zo houdt hij de IJsselboys leden tijdens de allereerste ledenvergadering voor. En dat uutslag’n kieken bie Top in de Langstraat (nu het Kruidvat, daarvoor Bloemisterij Veldhuis, het is maar net hoe oud je bent) is wat in jaren vijftig en zestig. Mannelijk Wijhe loopt op de vroege zondagavond massaal uit om zich op de hoogte te stellen van het resultaat van de favoriete voetbalclub. Alle uitslagen hangen er, van Eredivisie tot onderbond. En die resultaten worden natuurlijk op ‘zien Wiejes’ luidkeels en zonder blad voor de mond met elkaar besproken. Een beetje zoals op Twitter en Facebook nu, maar dan leuker. Ploeteren in de polder - IJsselboys start met 64 leden. De club schrijft twee seniorenteams in voor de competitie. Het jeugdteam houdt het uit financiële
8 overwegingen eerst bij oefenen. Veel geld is er niet, zo net na de oorlog. Maar dat is geen reden om bij de pakken neer te zitten. Er wordt oud papier ingezameld. In 1951 levert dat toch mooi 286 gulden op. En als de penningmeester op de ledenvergadering van 1952 vertelt dat de club twee tientjes in de min staat wordt spontaan een loterij georganiseerd. Met loten van een dubbeltje en met vijf pakjes ‘Aye, aye de Caballero, dat is pas een sigaret’ als hoofdprijs. In 1956 staat de club voor een grote uitgave. De koeien van Smale mollen geregeld de houten doelpalen. Dat kan zo niet langer. De leden adviseren het bestuur om demontabele doelpalen te kopen die na de wedstrijden weer opgeborgen kunnen worden. Zij die de nacht nog altijd in een geel witte pyjama doorbrengen moeten de onderstaande zinnen maar even overslaan. De RKSC IJsselboys brengt de eerste decennia namelijk door in de krochten van de afdeling Zwolle van de KNVB. Waar grote broer Wijhe het opneemt tegen Traditionsvereine als Rohda, UD en De Zweef speelt IJsselboys tegen collega keuterclubs als Broekland, Marienheem en Hoonhorst. En als er al eens tegen Rohda wordt gespeeld dan is dat tegen Rohda Balkburg, achter de gesloten deuren van de TBR inrichting Veldzicht. Er wordt ver gereisd. Naar The Swallow in Tuk en Oranje Zwart in Wanneperveen. Uit naar Blankenham en Kuinre, altijd lastig. Ploeteren in de polder tegen Ens, Rutten Komt Op en Kraggenburg. Maar eenmaal terug in Wijhe is er een bal gehakt, een gekookt ei en een biertje in het café van Jan Boerkamp. Het bezoek aan de kerk schiet er, tot verdriet van de Geestelijk Adviseur, geregeld bij in. Het is gezellig bij Boerkamp en dat kroegbaas Jan bij het afrekenen de vele jongens Bult, Nijhof en Beltman door elkaar haalt, deert niemand. Behalve de laatst vertrekkende Bult, Nijhof of Beltman. Die is steevast de pineut. Een bestaan in de marge voor IJsselboys maar dat verandert stukje bij beetje. De voortschrijdende landbouwmechanisatie verschaft de boerenzonen tijd, Boer zoekt Bal. En ook het ‘Gaat heen en vermenigvuldig u’ van mijnheer pastoor is niet tegen dovenmansoren gericht. Katholiek Wijhe gaat vroeg naar bed. Na een wat moeizame start groeit IJsselboys in de jaren zestig en vooral zeventig als kool. De sigarendoos van meester Wijers - IJsselboys of geen IJsselboys; Wijhe blijft in de jaren na de oorlog toch echt dé club van het dorp. Meestal spelend in de vierde en derde klasse van de grote KNVB, een enkele keer afdalend naar de onderafdeling
9 Zwolle. Er wordt vaker gewonnen dan verloren. Bijvoorbeeld van aartsrivaal Olst, dat in het kampioensjaar 1949-1950 met 5-1 wordt verslagen. Jac Feather, de Plumehomme van Olst, rijmt er in Weekblad de Wijhenaar bewonderend over. ‘Groengekielde Wijhenaren, speelden het spel zoals het hoort; snel en zuiver, vlug, behendig. Voetbalspel zoals het ’t bekoort’. De voetbalvereniging Wijhe floreert, het ene na het andere jeugdige talent ontluikt. Drijvende kracht bij dit alles is meester G.J. Wijers. Bekend van zijn sigarendoos met op de achterkant de opstelling en alle andere gegevens die nodig zijn om te voetballen. Wijers krijgt niet alleen de Wijhese jeugd massaal aan het voetballen maar neemt ook het initiatief voor een jarenlange voetbaluitwisseling met het Duitse Allendorf. Jaren later volgt IJsselboys dit voorbeeld met een uitwisseling met, het vijf kilometer van Allendorf gelegen, Amecke. Verschil moet er zijn. De onder meester Wijers ontluikende talenten komen niet zelden van de Peperkamp, een volksbuurt pur sang. Luisterend naar namen als van de Vlekkert, Kok, Westerop, Berendijk, Draaijer en niet vergeten de Eilanders, Grote Piekert en Kleine Piekert. Echte voetbalfamilies. Aan het eind van de jaren vijftig pakken zich donkere wolken samen boven de Krijtenberg. De centen zijn op en het contract met trainer Leo Halle (á raison van 600 gulden per seizoen) wordt opgezegd. Ook al omdat de trainingsopkomst bar slecht is. Het grote Wijhe daalt af naar de onderafdeling en komt daar de katholieke vrienden van het, tot dan, nietige IJsselboys tegen. Het kan verkeren. Us Abe in Wijhe - In de jaren zestig keert het tij voor Wijhe en zegt de club de onderafdeling weer vaarwel. Het vijftigjarig bestaan wordt in 1965 zelfs opgeluisterd met een klinkend kampioenschap en dus promotie naar de derde klasse van ‘de grote’ KNVB. 1000 Wijhenaren trekken op groenwit geschilderde klompen naar de Wilpse klei voor de kampioenswedstrijd tegen de SV Wilp. 0-3 wordt het met treffers van good old Klaas Draaijer (1x) en het kanon van Wijhe, Meindert Jansen (2x). 1965 is ook het jaar dat Wijhe de landelijke media haalt door het Friese voetbalwonder Abe Lenstra als trainer aan te stellen. Dit door persoonlijke bemiddeling van cafébaas, tevens voorzitter van Wijhe, Sander Krikke. De vader van Pietje van ’t Praothuus. Lenstra heeft zich bepaald niet binnen gevoetbald en werkt
10 na zijn loopbaan als vertegenwoordiger bij Hengelosch Bier. Krikke in Wijhe behoort tot zijn clientèle en één en één is al snel twee. Abe Lenstra wordt trainer van Wijhe. Vanaf dat moment is het druk bij de trainingen. Us Abe goochelt met de bal en laat de Wijhese voetballers onder tussen ‘rondsjes’ lopen. Zo noemt hij dat. De aanwezigheid van het Friese voetbal monument geeft de voetbalclub Wijhe status. Met Abe in de gelederen speelt de club demonstratiewedstrijden ver van huis in Franeker en Scheemda. Bij de competitiewedstrijden op zondag laat Abe zich overigens niet zien. En dat heeft gevolgen, Wijhe degradeert naar de vierde klasse. Dat gebeurt na een heroïsche beslissingswedstrijd tegen het Deventer UD op het veld van Rohda Raalte. 2000 toeschouwers zien Wijhe met 1-0 verliezen. Nog altijd waart de suggestie door de dorp dat de almachtige KNVB de kakkers uit Deventer dat seizoen een beetje heeft geholpen. Wijhese groeibriljanten - Wijhe maakt in de jaren zestig niet alleen furore met Abe Lenstra
maar
ook
met
een
getalenteerd
D
pupillenteam.
Aan
de
competitiewedstrijden valt voor Jan Pol, Evert ‘Bobby’ Veneman, Tonny Roelofs, Jan de Boer (die van de Boer Schoenenmode), keeper Jan van Ittersum, Gjalt Dijk, Eddy van der Waa, Bennie ‘Mosje’ Temmink, Henk van Essen (van het vroegere tankstation), Wijnand Nijland, Henk van Norel, Wim van Dam, Anton Eilander (een Piekert inderdaad) en Wim Veldhuis geen enkele eer te behalen. Leeftijdsgenoten van clubs als Marienheem, Broekland en IJsselboys worden met speels gemak verslagen. Op zoek naar echte tegenstand meten de jeugdige Wijhenaren de krachten daarom met leeftijdsgenoten van topclubs als PEC Zwolle (2-1 winst) en de Groninger Voetbal- en Atlethiek Vereniging, GVAV (opnieuw 2-1 winst). Bij Go Ahead vraagt het broertje van Dick Schneider zich af wat die boertjes uit Wijhe komen doen. Bij rust staat het 6-0, voor Wijhe welteverstaan. En het wordt nog mooier. Voorafgaande aan de klassieker Ajax – Feyenoord speelt Wijhe D in de Meer met 1-1 gelijk tegen Ajax. Een goed stel om met Theo Reitsma te spreken, met prachtige carrières in het verschiet. Maar dat valt toch tegen. Henk van Norel ruikt bij SC Amersfoort even aan het betaalde voetbal en ‘Mosje” Temmink speelt voor benzinekosten en een gevulde koek bij de Zwolsche Boys en Rohda. Het grootste talent ‘Bobby’ Veneman, doet een jaartje PEC om vervolgens tientallen jaren af te bouwen bij IJsselboys. Niks mis mee, maar toch. Het café, de vrouwen, de mentaliteit, wie het weet mag het zeggen.
11
Een leven lang IJsselboys – Ons dorp kent nogal wat mensen van wie de naam onlosmakelijk verbonden is met een club of vereniging. Karel ‘Lotsy’ Oosthof, de vader van Jan, is zo iemand. Een leven lang IJsselboys. Bestuurslid van het eerste uur in 1948 en in 1988 het stralende middelpunt van de festiviteiten rond 40 jaar IJsselboys. In de beginjaren haalt hij de contributie hoogstpersoonlijk op. Iedere week een dubbeltje. Karel is elftalleider,
kalkt de lijnen en sjouwt
met het
oudpapier. Maar boven alles is Karel dé secretaris. Beroemd en berucht om zijn notulen die hij met verve voordraagt tijdens de ledenvergaderingen. Als de stevig uit de kluiten gewassen IJsselboysvoorzitter Willem van Gurp door ziekte even uit de running is, laat Karel de leden weten dat ‘onkruid niet vergaat en dat dikke mensen tegen een stootje kunnen’. En als keeper van het eerste Jan Busser een balletje opgooit over een fusie met Wijhe vraagt Karel zich in de notulen af of ’Jan ’s zondags al niet genoeg ballen om de oren krijgt’. De bijnaam Lotsy heeft Oosthof te danken aan het toenmalige KNVB orakel Karel Lotsy. Weet u dat ook weer. IJsselboys groeit en groeit. Onder leiding van Theo Heet en later Herman Oosterwijk wordt geïnvesteerd in de jeugd. En dat loont. Na een langdurig verblijf in de tweede en soms zelfs derde klasse van de afdeling Zwolle promoveren de Boys in 1972 naar de eerste klasse. Na een heftige strijd met angstgegner Kraggenbrug wordt bij Oranje Zwart in Wanneperveen de titel veroverd. IJsselboys wint met 2-1 door doelpunten van Henk Nijhof en in de allerlaatste minuut Theo Elshof. Trainer van IJsselboys is Leo Koopman. Topscorer van Rohda, prof bij PEC en spits van het nationaal PTT team. Koopman is bij de club gehaald door zijn collega postbode Jo Tijhuis. Wat voor Karel geldt dat geldt ook voor Jo. Een leven lang IJsselboys. Dag en nacht in touw voor zijn club. Tijhuis wordt in 1966 tegen wil en dank voorzitter om dat tot 1987 te blijven. Een kerel van stavast, mister IJsselboys voor altijd. Tijhuis wordt opgevolgd door de 28 jarige Martin Nijboer. Martin mag de voetbalveters van zijn broers Jan, Harry en Richard nog niet vastmaken maar een club voorzitten dat kan hij. Voor het eerst naar ‘de grote’ KNVB – IJsselboys doet vanaf het eerste moment goed mee in de eerste klasse. Nadat de club de promotie naar de vierde klasse van ‘de grote’ KNVB een paar jaar achtereen op een haar na mist, is het op 15 mei 1977 raak. En hoe! Op eigen veld wordt, met 1000 toeschouwers langs de lijn, Steenwijkerwold met 2-1 verslagen. Gemakkelijk gaat dat niet. De Boys krijgen eerst
12 een goal tegen. Uit de notulen van Karel Oosthof: ‘Ik zat als een geknakte bloem in de kleedkamer. Theo Journee kwam mij nog een opknappertje brengen’. Maar het komt goed. Harry Nijboer maakt gelijk en Silvo van der Vegte scoort de winnende. IJsselboys is kampioen en promoveert voor het eerst in het bestaan naar de vierde klasse van de KNVB. Dit alles onder de fantastische leiding van toptrainer Jan den Boer uit de polder. Vele honderden belangstellenden, onder wie oud-voorzitter meester van Dijen, bezoeken de kampioensreceptie. IJsselboys is bevrijd uit de onderafdeling en verkeert wekenlang in een roes. Een paar weken later grijpt de club op het KNVB Sportcomplex in Zeist net naast het landskampioenschap voor de afdelingen. Alphense Boys is in de finale te sterk voor de Boys waar de dan pas 15 jarige André Kütschruiter op goal staat.
Samen op het gemeentelijk sportpark – Zoals de Krijtenberg onlosmakelijk verbonden is met Wijhe, is het land van Smale dat met IJsselboys. Midden jaren zestig verhuizen beide clubs naar het nieuwe gemeentelijke sportpark op de hoek Lt. Andersonstraat/Zandhuisweg. Dat doen ze met pijn in het hart. Het is natuurlijk mooi dat je na het sporten kunt douchen maar toch………de Krijtenberg en het land van Smale hebben iets eigens, daar ben je onder elkaar. ‘De nieuwe tijd, net wat u zegt, maar het maakt mij wat melancholiek’, om Wim Sonneveld er nog maar eens bij te halen. Beide clubs huren á raison van 500 gulden per jaar ieder een veld en delen het trainingsveld. Aanvankelijk zonder verlichting.
Ook de
kleedkamers
en
de
hoofdingang aan de Lt. Andersonstraat worden de eerste jaren gedeeld. De thuiswedstrijden van het eerste gaan netjes om en om. Dat gaat allemaal best. De gemeente zorgt voor het onderhoud van de velden. Willem Leerkes wordt terreinknecht. Tot dat moment toert Leerkes met de fecaliënkaore door het dorp om de tönnegies op te halen. Met de komst van de riolering droogt zijn werk op. En daarmee weet u ook meteen wat fecaliën zijn. Leerkes betrekt met zijn gezin een woning pal naast de velden. Buurman wordt badmeester Daan van Zanten. Beiden wonen daarmee mooi dicht bij het werk. Stukje bij beetje wortelen de clubs zich op de nieuwe accommodatie. Zowel Wijhe als IJsselboys groeien. En dat maakt uitbreiding noodzakelijk. De clubs krijgen eigen
13 kleedkamers en IJsselboys krijgt een eigen toegang aan de Zandhuisweg. Er komen lichtmasten zodat er ook ’s avonds getraind kan worden. Het land van Grotenhuis (nu veld 5) wordt stukje bij beetje als trainingsaccommodatie in gebruik genomen. Er komt een sportstichting om een clubhuis voor alle Wijhese sportverenigingen te realiseren. Dit tot verdriet van de lokale caféhouders die voor hun klandizie vrezen. De stichting koopt in de Noordoostpolder twee houten keten die over zijn van de Zuiderzeewerken. Maar van de gezamenlijkheid komt weinig terecht. Wijhenaren willen de handen best laten wapperen maar dan alleen binnen de eigen club. De sportstichting gaat ter ziele waarna IJsselboys het spul overneemt. Vanuit de nieuwe IJsselboyskantine bestiert Klaas Zernitz met vele andere vrijwilligers in de zomermaanden het zwembadwinkeltje. Dat is een mooie inkomstenbron voor IJsselboys. Ook Wijhe zit niet stil en bouwt in diezelfde periode een nieuw clubhuis. Van steen, verschil moet er zijn. Rivaliteit ja, haat en nijd nee - IJsselboys en Wijhe ontlopen elkaar vanaf het midden van de jaren zeventig niet veel meer. Wijhe heeft vaak de beste spelers. IJsselboys het sterkste team. Dat maakt dat de Boys zich goed weten te handhaven in de vierde klasse. Wijhe speelt in die periode meestal in eerste klasse van de afdeling Zwolle. Beide clubs worden bestuurlijk strak geleid. Het runnen van een voetbalclub is geen dubbeltjes en kwartjeswerk meer. Bij IJsselboys zwaait Jo Tijhuis jarenlang de scepter. Bij Wijhe zit kapper Rob Bourquin liefst twaalf jaar op de bok. Met secretaris Eppe van de Waa vormt Bourquin een goed tandem. Bij beide clubs zien clubbladen het licht. Pingeltje bij Wijhe, Dug-Out bij IJsselboys. Voor IJsselboys is dat een primeur. Bij Wijhe is Pingeltje de opvolger van de aloude Krijtenbergheraut. En verder krijgt Wijhe een damesteam dat af en toe meer volk trekt dan het eerste mannenteam. Beide clubs voetballen op een steenworp van elkaar maar het woord fusie wordt jarenlang gemeden. De clubs redden zich aardig, de rivaliteit is groot. Je voetbalt niet alleen voor je club, maar ook voor je afkomst, je geloof. Wat import daargelaten is niemand blanco in Wijhe. De etiketten groen en geel zijn lang met de ogen dicht te plakken. Dat zie je mooi terug tijdens het schoolvoetbal, het Paastoernooi. Daar komt veel samen. De Burgemeester Tellegenschool speelt in het groen van Wijhe. De St. Jozefschool in het geel van IJsselboys. Het gaat ergens om! Op het winnen van het Paastoernooi kun je een heel jaar teren.
14 Als IJsselboys 1 thuis speelt staan er Wijhenaren op het hoekje van het veld te hopen op een nederlaag van de Boys. En andersom precies hetzelfde. Er lopen maar weinig spelers over. Je afkomst verloochenen, dat doe je niet. In verhalen over vroeger wordt de rivaliteit tussen Wijhe en IJsselboys af en toe wel eens uitvergroot tot haat en nijd. Maar dat valt wel mee. Daarvoor is het in Wijhe weer net teveel ons kent ons. Je buurman mag dan bij IJsselboys spelen maar het is wel je buurman. En je collega bij Meester mag dan bij Wijhe spelen, maar het is wel je collega. Beide clubs kunnen misschien niet altijd even goed mét elkaar maar ook niet zonder elkaar. Je moet toch wat te ouwehoeren houden in de kroeg, op het werk en te vergeten op de vele Wijhese leugenbankjes. Over die brandweerauto bijvoorbeeld die teen tikje laat arriveert bij de brand in de IJsselboys kantine begin jaren ’90. Drie keer raden wie er in die brandweerwagen zitten……. Een mooi ‘skuttie’ – Zowel Wijhe als IJsselboys brengen door de jaren heen goede spelers voort. Een aantal namen is al voorbij gekomen. Klaas Draaijer, Meindert Jansen, de Piekerties, ‘Bobby’ Veneman, en ‘Mosje’ Temmink van Wijhe. In jaren zestig en zeventig speelt ook Sinus Jansen de pannen van het dak in het groenwit. Huupie Boerhof en Jan ten Broeke zijn samen de Israel en Lasaroms van Wijhe. Geen doorkomen aan. Henk Kok is een stijlvolle verdediger, Henkie van Essen een lepe middenvelder. En wat te denken van Lammert Preuter. Altijd goed voor een mooi ‘skuttie’ zoals hij dat zelf placht te zeggen. Over de 500 wedstrijden dé linksback van Wijhe 1. Alstublieft! Verder in de tijd trekken jongens als Herman en Jan Achterhuis, Ronald Grave en Henri Liefers de kar bij Wijhe. Jeugdspeler Erwin Leurink zien wij later ondermeer terug bij de profs van Heracles. IJsselboys levert eind jaren vijftig sterspeler Anton van der Kolk af bij de Zwolsche Boys, toen een profclub. Een andere naam van formaat is die van Meester Hendriks. In de jaren zestig en zeventig vormen Mannen als Tonny Horstman, Henk Endeman en Henk Nijhof vormen een granieten verdediging. Horstman moet zijn onverdroten inzet tot twee keer toe bekopen met een beenbreuk. Met Viso Fernandez, gastarbeider bij Anton Hunink, op de vleugel krijgen de Boys zelfs even internationale allure. De club dacht met de Spanjaard een eigen Fransisco Gento te hebben binnengehaald. Dat valt tegen. Linksbuiten Theo Elshof en de razendsnelle Silvo van der Vegte zijn veel beter. En wat te denken van de vele Beltmannen, Bulten en Mulders. Biet ‘m in de rugge, d’ran met de lippe, karaktervoetballers! Frankie
15 Dokman, boegbeeld van het IJsselboys van de jaren ’80. Zoon van Jan, jaren een gewaardeerde kracht bij Wijhe op de Krijtenberg. En natuurlijk is deze opsomming verre van compleet en volstrekt niet representatief. Maar namen geven de historie een gezicht, brengen de verhalen op gang, maken herinneringen los. Dat is vaak persoonlijk. En het is ook slikken. Er zijn ons de nodige van die namen ontvallen. Heel vroegtijdig soms. En dat voel je op historische momenten, zoals nu bij 100 jaar voetbal in Wijhe, toch extra. IJsselboys heeft het laatste woord - Zij die de nacht nog altijd in een groenwitte pyjama doorbrengen moeten de onderstaande zinnen maar even overslaan. Want vierde klasser IJsselboys is het aloude Wijhe in de jaren ’80 sportief de baas. Wijhe speelt van het midden jaren ’70 tot diep in de jaren ’80 in de onderafdeling. Zolang achtereen heeft de club daar nog nooit gespeeld. Een klasse lager dan IJsselboys en dat voelt niet goed. In 1987 valt er eindelijk weer wat te juichen. Onder leiding van trainer Gerrit Driessen promoveert het groenwitte vlaggenschip naar de vierde klasse H. Ommen wordt in de laatste wedstrijd met 0-3 verslagen door goals van Berry Broekhof, Ronald Grave en Broeklander Marijn Marsman die de club samen met broertje Erik is komen versterken. Mooie bijvangst van het kampioenschap is dat Wijhe weer in dezelfde klasse komt te spelen als IJsselboys. IJsselboys voorzitter Jo Tijhuis waarschuwt zijn collega Bé Vrieze op de kampioensreceptie voor de kracht van de vierde klasse. ‘Vooral de ontmoetingen tegen IJsselboys worden niet gemakkelijk’, zo stelt Tijhuis in het hol van de leeuw. Tijhuis kan dat met enig zelfvertrouwen zeggen want de Boys hebben de beschikking over een goede lichting. Dat heb je soms. Denk aan het D team van Wijhe uit de jaren ‘60. Zo’n puik elftal
heeft IJsselboys in de jaren ’80.
Voetbaltechnisch minder dan de Wijhese voetbalkunstenaars uit de jaren ’60 maar conditioneel en vooral mentaal veel sterker. Onder leiding van trainer Epke Brouwer en leider Gerard Schuiling promoveert IJsselboys op 8 mei 1988 naar de derde klasse. In de laatste wedstrijd wordt buurman Wijhe met 6-1 verslagen. De selectie voor deze historische wedstrijd bestaat uit Jos Groten, Vincent Ruiter, Emiel Jansen, Richard Nijboer, Gerard Temmink, Jan Sanders, Johan Journee, John Temmink, Ben Mulder, Frank Dokman, Gerard Logen, Henk Temmink, Cor Wellenberg, Theo Dollenkamp en Henk Veneman. ‘Een goed stel hoor’, om Theo Reitsma er nog een keer bij te halen.
16
Karel Oosthof, nog altijd actief, kan zijn geluk niet op. ‘Voor het eerst in de derde klasse! De grootste dag van mijn sportieve leven. 40 jaar bestaan en dan kampioen worden’, zo schrijft hij in zijn notulen. In de jaren na het kampioenschap pendelen de Boys tussen de derde en de vierde klasse. Het zijn de laatste zelfstandige jaren. En dat geldt ook voor Wijhe. Wat lang niet mogelijk lijkt, gebeurt in 1992. De club van de Draaijers, Eilanders, Krikke en van der Waa fuseert met de club van Cosijnse, Horstman, Lotsy en Tijhuis. Wijhe uit 1915 en IJsselboys uit 1948 gaan samen verder als Wijhe ’92. Groen en geel worden rood. Scheidslijnen die vervagen - Volgens internet encyclopedie Wikipedia fuseren beide clubs omdat Wijhe failliet dreigt te gaan en IJsselboys door brand geen kantine meer heeft. Dat zal best maar aan het begin van de jaren ’90 zijn beide clubs ook gewoon toe aan een fusie. De financiën en de brand geven het laatste zetje. Niet meer, niet minder. De groei van het dorp met de komst van de nodige import doet de aloude scheidslijnen tussen groen en geel vervagen. Het plakken van groene en gele etiketten wordt lastiger. Soort zoekt minder soort en de volleybal en het tennis zijn geduchte concurrenten. Beide clubs tellen ieder 200 leden. Dat is niet veel in Nederland Voetballand, dan tel niet echt mee. Een anoniem bestaan in de lagere regionen van de KNVB dreigt. Geen fijn perspectief. Een fusie is even slikken maar wel het beste. Dat beseft iedereen. Tijdens de oprichtingsvergadering stemt niemand tegen. Een paar maanden nadien laten de ereleden Gerrit van der Sluis (Wijhe) en Jo Tijhuis (IJsselboys) groene en gele ballonnen op en betreden de jongste leden in het rood en wit het veld. Rood en wit, de nieuwe maar tegelijkertijd toch ook weer vertrouwde kleuren. Wijhe ’92 is een feit. Het went snel – Het is bijzonder om te ervaren hoe met de komst van Wijhe ’92 de vertrouwde verhoudingen van de een op de andere dag veranderen. Zo heb niet veel op met die roomsen en zo speel je met ze in één team. Je ergert je aan die labbekakkers van Wijhe maar zit even later wel met ze in één en dezelfde kantine. Maar het went snel. Groenwit of geelwit, een biertje is een biertje en het is al snel gezellig. Aan de tap wordt nog volop
over vroeger geluld maar stilaan vallen de
aloude tegenstellingen weg. De lagere teams worden gemengd. Dat gaat vrijwel geruisloos. En daar waar de jeugdteams het eerder lastig hadden tegen Marienheem, Heerde en Hoonhorst wordt nu gespeeld tegen clubs als Excelsior ’31, Rohda Raalte en HHC. Er is meer keus, de teams worden sterker. Er worden goede trainers
17 aangesteld. Een prille Gerard Nijkamp bijvoorbeeld, nu technisch directeur bij PEC. Het wij-gevoel krijgt een extra boost als het vlaggenschip van de club onder de bezielende leiding van trainer Hans Tuin in vier jaar tijd van de vijfde klasse opstoomt naar de tweede klasse. Spelers als Luuk Nijman, goed voor meer dan 300 wedstrijden in het eerste, Jelle Mulder en Ruud Pol brengen Wijhe ’92 op een niveau waar vroeger alleen over gedroomd werd. De tijd vliegt - Anno 2015 bestaat Wijhe ’92 al bijna een kwart eeuw. De tijd vliegt. De clubleden van, pak ‘m beet, onder de dertig jaar, weten niet beter. Voor hen is de Krijtenberg een nieuwbouwwijk. Een pastoor, wat is dat? Een dubbeltje contributie in de week, houten doelpalen, voetballen op een weiland, uitslagen kijken bij Top………met een beetje mazzel vertelt opa er af en toe over. Wijhe en IJsselboys, twee heel verschillende clubs maar beiden onlosmakelijk deel uitmakend van het DNA van ons dorp Wijhe. Twee verschillende clubs die, ieder op hun eigen wijze, het fundament hebben gestort voor dat wat nu Wijhe ’92 is. En dat is veel. Heel veel. De fusie legt het voetbal in Wijhe geen windeieren. Het vlaggenschip speelt in de tweede klasse, er zijn wel tien seniorenteams. De vele tientallen jeugdteams spelen op een goed niveau. Bestuurlijke kopstukken als Wim Nijman, Jan van ’t Land en Martin Westerbeek zetten de schouders er onder en zorgen voor een accommodatie die klinkt als een klok. Kunstgras, een nette parkeerplaats, een mooie tribune en een strak gestyld clubhuis als kers op de taart. Een club gedragen door een geweldig vrijwilligerscorps. Een factor van betekenis in Wijhe en ver daar buiten. Een club waar Arko de Glasvreter, de Piekert, Lotsy en een pastoor op een Solex trots op kunnen zijn.