Ongehoord
Ensemble Modern . Thierry Fischer Wolpe, Feldman, Schönberg, Holt donderdag 7 december 2000
Ongehoord . Seizoen 2000-2001
Champ d’Action Zsolt Nagy . Irvine Arditti Ferneyhough, Van Eycken, Nono, Neuwirth zaterdag 30 september 2000 Ictus Ensemble Georges-Elie Octors . Kai Wessel Holliger, Harvey woensdag 11 oktober 2000 Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen Peter Rundel . Jan Michiels Janácek, Neuwirth, Kurtág, Bartók vrijdag 13 oktober 2000 Ensemble Modern Wolpe, Feldman, Schönberg, Holt donderdag 7 december 2000 Prometheus Ensemble Etienne Siebens Vivier woensdag 28 maart 2001 Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen Peter Rundel . Valdine Anderson Schönberg, Neuwirth vrijdag 6 april 2001 Schönberg Ensemble Reinbert de Leeuw . Rosemary Hardy Gubaidulina, Rihm donderdag 19 april 2001
Ensemble Modern Thierry Fischer muzikale leiding . Hermann Kretzschmar piano (Holt) Gudrun Pelker mezzosopraan (Feldman: I met Heine) . Bruce Nockles trompet (Wolpe: Piece voor trompet en zeven instrumenten)
Stefan Wolpe Piece voor trompet en zeven instrumenten
7’30”
Morton Feldman I Met Heine On The Rue Fürstenberg
10’
Simon Holt Eco-Pavan, voor piano en ensemble
14’
pauze Stefan Wolpe Chamber Piece Nr 2
4’
Morton Feldman Madame Press Died Last Week at Ninety
4’
Arnold Schönberg Suite opus 29
inleiding Mark Delaere . 19.15 uur . Foyer begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.45 uur einde concert omstreeks 21.40 uur tekst programmaboekje Mark Delaere coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen!
28’
Amerika: het Beloofde Land? Joodse componisten in de USA
“As the snake was expatriated, as it was driven out of paradise, as it was sentenced to go on its belly and to eat dust all the days of its life - this was another kind of expatriation. For the snake came out of paradise and, going on its belly, symbolized, I fear, a certain lack of freedom. (...) I, on the contrary, came from one country into another, where neither dust nor better food is rationed and where I am allowed to go on my feet, where my head can be erect, where kindness and cheerfulness is dominating, and where to live is a joy and to be an expatriate of another country is the grace of God. I was driven into paradise!” (Schönberg, Hollywood 9 oktober 1934) Schönberg, Wolpe en Feldman vertegenwoordigen drie generaties Joodse componisten van Europese afkomst, die (het einde van) hun carrière in de Verenigde Staten doorbrachten. Zoals zovele Europese kunstenaars en wetenschappers emigreerden ook Schönberg en Wolpe in 1933, het jaar van Hitlers machtsgreep. Via Parijs en Boston kwam Schönberg (1874-1951) uiteindelijk in Los Angeles terecht, waar hem nog enkele jaren een lesopdracht compositie gegund was aan de University of California. Zijn doelstelling was duidelijk: het Amerikaanse muziekonderwijs op even hoog niveau tillen als het Centraal-Europese. Vandaar de lijstjes met aan te kopen Duitstalige handboeken muziektheorie, vandaar zijn eigen publicaties over harmonie, contrapunt en compositietechniek, vandaar de chronische jammerklachten over de onwetendheid van de Amerikaanse muziekstudenten. Schönberg vond dat ze een veel te geringe kennis bezaten van het klassiek-romantisch repertoire, en hij wijdde zijn beste pedagogische krachten aan de opvulling van
Arnold Schönberg
deze lacune. Overigens loofde hij meermaals de intelligentie en openheid van zijn Amerikaanse studenten. Kortom, op pedagogisch vlak vond Schönberg dat hij mits een beschavingsoffensief toch wel in een paradijselijke context terechtgekomen was. Als componist ondervond hij geen moeilijkheden om zijn werk (waaronder verschillende composities met Joodse thematiek: Ode to Napoleon Bonaparte, Overlevende uit Warschau, Moderne Psalmen) te laten creëren. Een vaste stek verwerven in een volledig marktgericht muziekleven was echter een ander paar mouwen. Meningsverschillen met bijvoorbeeld grote muzikale instellingen en dirigenten of met de filmindustrie van Hollywood tonen aan dat Schönberg misschien als vrije burger en als pedagoog, maar zeker niet als scheppend kunstenaar in het paradijs beland was. Stefan Wolpe (1902-1972) dacht het Beloofde Land eerst te vinden waar het historisch gesitueerd was: in Palestina. Daar zette hij in de Joodse nederzettingen de activiteiten verder die hij in Berlijn ontplooid had: het schrijven van avant-gardistische concertmuziek enerzijds, en van populistische agitpropmuziek met strijdliederen en toneelmuziek voor de communistische zaak anderzijds. Noch het een, noch het ander werd gewaardeerd, zodat hij in 1938 voor de tweede keer genoodzaakt was te emigreren. Uiteindelijk belandde Wolpe in New York, waar zijn raciale afkomst en ideologische overtuiging geen probleem meer was (al zal hij zich tijdens de vervolgingen door het McCarthy-tribunaal wel gedeisd hebben gehouden). Zoals Schönberg kreeg hij aanstellingen aan universiteiten, maar moest hij tegelijkertijd privé-les geven om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Erkenning als componist viel hem niet te beurt, maar het esthetisch liberalisme en heel in het bijzonder zijn contacten met de abstract-expressionistische schilders
maakten van New York uiteindelijk toch het Beloofde Land waarnaar Wolpe zolang op zoek was geweest. Morton Feldman (1926-1987) was niet de minste van Wolpes leerlingen. Feldman behoort tot de tweede generatie van emigranten, voor wie Jodenvervolging geen persoonlijk trauma meer was. Niet hijzelf, maar zijn ouders zijn de bedreiging ontvlucht en hebben hun bestaan opnieuw moeten opbouwen in een ver en vreemd land. Voeg daar het kosmopolitisme van de smeltkroes New York aan toe, en het is duidelijk dat Feldman niet echt de behoefte had zijn Joodse identiteit te profileren. Voor Feldman is dus enkel het artistieke utopische gehalte van het Beloofde Land relevant. Niet toevallig zocht hij leraars die zelf bij de grootste muzikale utopist van Europa gestudeerd hadden: zowel zijn pianolerares Maurina-Press als zijn compositieleraar Stefan Wolpe werden gevormd door Feruccio Busoni. Diens Entwurf einer neuen Ästhetik der Tonkunst heeft Feldman in de praktijk gebracht, en hoe!
Stefan Wolpe Piece voor trompet en zeven instrumenten (1971), Chamber Piece Nr 2 (1965-66)
Morton Feldman I met Heine on the Rue Fürstenberg (1971), Madame Press died last week at ninety (1971)
Wolpes stuk voor trompet en klein ensemble kwam eerder moeizaam tot stand. Niet zijn verbeelding liet hem in de steek, maar wel zijn fysieke toestand. De ziekte van Parkinson die hem een jaar later zou vellen maakte van het materiële neerschrijven van de partituur een ware lijdensweg. Daar is in deze prachtige compositie echter weinig van te merken. Het werk begint en eindigt met de trompet solo: van de elegische evocatie in het begin tot de herhaalde toon aan het slot bepaalt dit instrument de afwisselend concertante en introverte muzikale gebeurtenissen. Daaruit spreekt een voorliefde voor het naast elkaar plaatsen van grote contrasten (uitbundigheid en ascese, tonaliteit en atonaliteit, logica en fantasie, alledaagsheid en uitzonderlijkheid, etc.), die typisch is voor Wolpes laatste werken.
Sinds Duchamps en Cages visuele en akoestische readymades is esthetisering van de alledaagse werkelijkheid een wezenskenmerk van de Amerikaanse kunst. Dat wordt bevestigd door de titels van deze composities. Heine is niet het lichtende morele voorbeeld en de artistieke god die door de Duitsers op een sokkel geplaatst wordt, maar een man van vlees en bloed die je op straat tegen het lijf kan lopen. Het overlijden van Feldmans voormalige pianolerares levert een zakelijke en toch poëtische titel op voor een compositie die voor het overige verzaakt aan de uitdrukking van persoonlijke smart. Klank staat centraal in deze werken. Feldman wil niet zoals Europese componisten vat krijgen op klanken of hen ordenen in een constructief verband. Naar eigen zeggen wil hij de klanken niets opdringen, maar integendeel naar hen luisteren en doen wat ze hem zeggen. Dat blijkt zeer goed uit deze twee werken: het klankbeeld is eenvoudig, transparant, klanken worden herhaald of gevarieerd maar enige systematiek is hierin niet te bespeuren. Typisch Feldman is verder het zachte klankniveau. De richtlijn Very Quiet in de partituur van I met Heine... is een speelaanduiding die zowel op tempo als op klanksterkte slaat. Door klanken zacht aan te zetten en langzaam te laten uitklinken toont Feldman zijn respect voor een klankwereld waarin hij als componist zo weinig mogelijk wil tussenkomen.
Ook Chamber Piece Nr 2 getuigt van Wolpes zin voor de schoonheid van proporties, die door zijn contacten met het Bauhaus, Anton Webern en de schilders van het abstracte expressionisme sterk ontwikkeld was. Boeiend aan dit werk is de dialectiek tussen een zeer strikt en een zeer vrij volgen van muzikaal materiaal dat precompositorisch bijzonder rigoureus werd samengesteld. Wolpe zelf had hier een mooie vergelijking voor in petto: hij beschouwde de talrijke tabellen en berekeningen die aan de eigenlijke compositie vooraf gingen als kleine kaarsjes die de verbeelding voorlichten, maar die uiteindelijk niet helder genoeg blijken te zijn voor datgene wat men ontdekt.
Simon Holt Eco-Pavan (1998)
Arnold Schönberg Suite opus 29 voor zeven instrumenten (1925-1926)
Dit is geen dansje voor Greenpeace of een andere ecologische organisatie, maar een werk dat zijn titel ontleent aan een scène uit Holts opera The Nightingale’s to blame. Zowel dit werk als de opera werden gecreëerd in november 1998 tijdens het Huddersfield contemporary music festival. Eco-Pavan is in feite een stuk voor piano solo waarvan de klanken geëchood worden door een instrumentaal ensemble. De samenstelling hiervan is op zijn zachtst gezegd onconventioneel: de lage instrumenten primeren, en met een basfluit, heckelfoon (metalen bashobo), harp, altviool, contrabas, gongs, koebellen, mandoline en cymbalon worden niet onmiddellijk de meest gebruikelijke timbres benut. Simon Holt schrijft expressionistische muziek met een hoog uitdrukkingsgehalte en met, zelfs in dit echostuk, verrassende schokeffecten.
Klassieke vormen zijn in vele vroegatonale werken van Schönberg nog onderhuids aanwezig. Met de ontwikkeling van de dodecafonie rond 1923 grijpt hij terug naar een meer expliciet gebruik van historische vormen. De keuze voor de barokke suitevorm in de allervroegste dodecafonische werken (Suite voor piano opus 23, Suite voor zeven instrumenten opus 29) is een statement. Het enige eenheidsscheppende element in een suite uit de barokperiode is de tonaliteit: de sterk contrasterende dansen vormen een bonte verzameling, maar ze staan wel allen in dezelfde tonaliteit. Niets is beter geschikt om de grammaticale potentie van het nieuwe systeem aan te tonen dan de samenvoeging van extreem contrasterende delen, die hun coherentie ontlenen aan het gebruik van eenzelfde twaalftoonreeks. Ik verzaak aan een technische beschrijving van deze reeks, het soort beschrijving dat reeds menig luisteraar misleid heeft. (Een beschrijving van de modulatietechnieken in een lied van Schubert zou ongetwijfeld evenzeer als mathematischconstructivistisch bestempeld worden). Veel zinvoller is het de luisteraar te wijzen op het ingenieuze gebruik van de drie klankgroepen (een strijktrio en een klarinettrio telkens met instrumenten van laag tot hoog, en een piano), de erg dansante ritmiek en de grote musiceervreugde die uit deze partituur spettert.
Ensemble Modern Het Ensemble Modern werd in 1980 opgericht als eerste professioneel georganiseerd solistenensemble in Duitsland. Sindsdien heeft het een vaste pool van tweeëntwintig muzikanten en behoort het tot de een van de meest gevraagde vertolkers van muziek uit de twintigste eeuw. Het ensemble heeft dan ook eigen concertreeksen in Frankfurt, Berlijn en Wenen en heeft mettertijd voor alle grote platenlabels cd’s opgenomen (Ligeti, Reich, Goebbels, Cage om slechts enkele te noemen). Uiteraard vinden we het Ensemble Modern terug op alle belangrijke festivals (zelfs op het festival van Saintes). Het repertoire reikt van klassiekers van de moderniteit tot nieuwste tendensen in de actuele muziek. Verder verleent het Ensemble Modern zijn medewerking aan verscheidene dans-, muziektheater- en filmvoorstellingen. Karakteristiek voor de groep is zijn volledige autonome werkwijze: elk project, iedere artistieke of financiële beslissing wordt door de leden van het ensemble zelf gedragen. Sinds 1985 heeft het Ensemble Modern zijn vaste plek in Frankfurt. Thierry Fischer Thierry Fischer begon zijn muzikale opleiding als fluitist. Hij studeerde aan het conservatorium van Genève en vervolgens aan de Freiburger Hochschule für Musik in Breisgau bij Aurèle Nicolet. Verschillende jaren was hij eerste solist fluit in het orkest van Harnoncourt en daarna bij het Chamber Orchestra of Europe onder leiding van chef dirigent Claudio Abbado. De invloed van deze twee dirigenten bleek later cruciaal voor Fischers ontwikkeling als muzikant en leidde in 1992 tot zijn besluit om te stoppen met fluitspelen en dirigent te worden. In 1987 maakte Thierry Fischer per toeval zijn debuut als dirigent met het Collegium Academicum in Genève als vervanger van de zieke dirigent die hem als solist had moeten leiden. Andere orkesten begonnen hem ook uit te nodigen en in 1992 besliste hij om te stoppen met fluitspelen en zich helemaal toe te leggen op het dirigeren. Thierry Fischer dirigeerde orkesten als: Orchestre de la Suisse Romande, Orchestre de Chambre de Lausanne, RTSI Lugano, Basler Sinfonieorchester, Capitole de Toulouse, Orchestre National de Lyon, het Nederlandse Wind Ensemble (onder andere op het Holland Festival en Alice Tully Hall, New York), NDR Sinfonieorchester Hamburg, Nieuw Sinfonietta Amsterdam, het Radio Kamer en Radio Symfonisch Orkest van Nederland, Poznan Philharmonic, BBC Scottish Symphony Orchestra, Northern Sinfonia, Ulster Orchestra, Australian Chamber Orchestra en Chamber Orchestra of Europe. In de toekomst zal hij nog samenwerken met Hallé Orchestra, BBC National Orchestra of Wales, Melbourne Symphony en Ensemble Modern. Thierry Fischer wordt beschouwd als een autoriteit op het vlak van de muziek van Frank Martin. Voor de Nederlandse radio dirigeerde hij Frank Martins oratorium Golgotha met uitvoeringen binnen de prestigieuze VARA matinee series in het Concertgebouw in Amsterdam. Sinds april 1997 is Thierry Fischer chef-dirigent van het Nederlandse Ballet Orkest en tijdens het komende seizoen 2001-2002 zal hij de hoofddirigent en artistieke adviseur zijn van het Ulster Orchestra.