Professionalisering van leraren in het voortgezet onderwijs
Onderzoeksrapport Isabel Spruijt
Februari 2016 CLU Leermiddelen Adviescentrum December 2012 CLU, Universiteit Utrecht
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding
3
1.1
De aanleiding voor het onderzoek
3
1.2
De probleemstelling
3
2
Theoretisch kader
4
2.1
Wat is professionaliseren?
4
2.2
Wanneer willen leraren zich professionaliseren
4
2.3
Hoe kunnen leraren zich professionaliseren
5
2.4
Hoe professionaliseren leraren zich op dit moment
7
2.5
Marktonderzoek bij andere onderwijsbureaus
8
2.6
Leraren uit het VMBO, havo en VWO
9
2.7
De onderzoeksvragen
9
3
Methode
10
3.1
Participanten
10
3.2
Instrumenten
11
3.3
Design en procedure
12
3.4
Analyse
13
4
Resultaten
13
5
Conclusie/discussie
18
6
Literatuurlijst
20
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
2
1
INLEIDING
1.1
DE AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK
Recentelijk wordt veel aandacht geschonken aan de kwaliteit van het onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs moet namelijk omhoog. Een leven lang leren wordt ook wel gezegd. Professionele ontwikkeling van leraren wordt hierbij als één van de middelen gezien die positief kan bijdragen aan
de
kwaliteit
van
het
onderwijs.
Initiatieven
die
landelijk
genomen
zijn
om
het
professionaliseren te ondersteunen zijn de lerarenbeurs, waarbij leraren eenmalig een opleiding kunnen volgen, of het bijhouden van professionaliseringsactiviteiten in het lerarenregister (van Veen, Zwart, Meirink & Verloop, 2010). Uit een peiling onder leraren in het voortgezet onderwijs kwam
naar
voren
dat
91%
in
het
jaar
2009/2010
heeft
deelgenomen
aan
professionaliseringsactiviteiten (van Veen, et al., 2010). Onderzoek van van Cooten en van Bergen (2009) en Vink, Oosterling, Nijman en Peters (2010) laat zien dat de professionaliseringactiviteiten waaraan leraren deel hebben genomen vooral bestaan uit informatiebijeenkomsten, studiedagen, kortlopende cursussen en trainingen, coaching en intervisie en allerlei opleidingen in het kader van de lerarenbeurs. Deze vormen van professionaliseren kunnen gekarakteriseerd worden als traditionele vormen van professionaliseren. Modernere vormen van professionaliseren zijn vormen die vaak online plaatsvinden, zoals online platforms en netwerkleren. Leraren kunnen op deze manier op afstand professionaliseren. Omdat de traditionele vormen van professionaliseren blijven bestaan
maar
de
moderne
vormen
in
opkomst
zijn
is
het
voor
aanbieders
van
professionaliseringsactiviteiten belangrijk om te weten op welke manieren leraren zich kunnen professionaliseren en naar welke vormen van professionaliseren de voorkeur uitgaat. 1.2
DE PROBLEEMSTELLING
Dit onderzoek spitst zich toe op de manier waarop leraren zich willen professionaliseren wanneer zij leermiddelen moeten maken, aanpassen of beoordelen. Leermiddelen zijn teksten en/of beelden die bedoeld zijn om het leren te faciliteren, in de zin dat de leerinhouden geselecteerd en geordend zijn met het oog op te bereiken leerdoelen, en die aanzetten tot het uitvoeren van leeractiviteiten en van activiteiten die het leerproces reguleren (Reints, 2008). De onderzoeksvraag is als volgt: Als leraren van het voortgezet onderwijs leermiddelen moeten maken, aanpassen of beoordelen, willen ze zich daarin dan professionaliseren en zo ja naar welke manier gaat hun voorkeur dan uit? En zit hier een verschil in tussen leraren die lesgeven op het vmbo, havo en vwo? Om
antwoord
literatuuronderzoek
te
krijgen
gedaan.
op
Hierbij
de
onderzoeksvraag
wordt
onderzocht
wordt
eerst
wanneer
een
leraren
praktijkzich
en
willen
professionaliseren, hoe ze zich op dit moment al professionaliseren en hoe ze zich kunnen professionaliseren.
Daarnaast
wordt
bekeken
wat
onderwijsbureaus
zoal
aanbieden
aan
professionaliseringsactiviteiten. Na het praktijk- en literatuuronderzoek wordt een vragenlijst opgesteld die verstuurd wordt naar verschillende voortgezet onderwijsscholen in de omgeving van Utrecht.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
3
2 2.1
THEORETISCH KADER WAT IS PROFESSIONALISEREN? Om een gedegen antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag; willen leraren zich
professionaliseren en zo ja hoe, moet eerst het begrip professionaliseren duidelijk zijn. Professionalisering betekent letterlijk leren. Het leren van nieuwe dingen of het bijhouden van al eerder opgedane kennis. Professionalisering van leraren bestaat uit doelgerichte opleidings- en ontwikkelactiviteiten, waarbij nieuwe kennis en vaardigheden worden opgedaan of oudere kennis en vaardigheden worden bijgehouden (Kwakman, 2003; Van Driel, Beijaard & Verloop, 2001). Professionaliseringsactiviteiten zijn de activiteiten die ondernomen worden om ervoor te zorgen dat leraren professionaliseren (Goetheer & Sluiter-Siegersma, 2010). Onderzoek van het Welten instituut laat zien dat leraren het belangrijk vinden om zich te professionaliseren. Het huidige functioneren is voor hen het belangrijkste motief om aan professionaliseringsactiviteiten deel te nemen (Diepstraten, Wassink, Stijnen, Martens, & Claesen, 2010). Professionalisatie van leraren is uiteindelijk belangrijk om de kennis, vaardigheden en waarden verder te ontwikkelen. Wanneer leraren zich blijven professionaliseren kunnen ze beter aansluiten bij de (veranderende) leerbehoeften van de leerling en de (veranderende) (leer)behoeften vanuit de school en de samenleving (Kwakman, 2003; Verbiest, 2003). 2.2
WANNEER WILLEN LERAREN ZICH PROFESSIONALISEREN
Leraren kunnen zich pas professionaliseren wanneer ze willen leren (Hoyle en John, 1995). Maar wanneer willen leraren leren? Een leraar wil pas leren, als een wens bestaat om iets te leren (Goetheer & Sluiter-Siegersma, 2010). Deze wens om iets te leren ontstaat volgens Jarvis (1987) en Lohman en Woolf (2001) wanneer een leraar een (nieuwe) situatie ervaart waar hij of zij niet mee om kan gaan. De noodzaak om te leren kan vanuit buiten komen, bijvoorbeeld vanuit de overheid. De noodzaak om te leren kan ook vanuit de school komen of de noodzaak om te leren kan vanuit de leraar zelf komen. Leerwensen vanuit de leraar zelf zijn het meest effectief (Goetheer & Sluiter-Siegersma, 2010; Diepstraten, et al., 2010). Dat leerwensen vanuit de leraar zelf het meest effectief zijn heeft te maken met de intrinsieke motivatie. De motivatie voor het leren komt daarbij vanuit de persoon zelf en niet door een externe beloning, zoals een certificaat. Doordat het willen leren uit de leraar zelf komt, kan de leraar het langer volhouden (Ryan & Deci, 2000). Een goed schoolbeleid is daarbij een belangrijke factor die kan bijdragen aan de intrinsieke motivatie. Wanneer de school een duidelijke visie heeft en het leren ondersteunt en aanmoedigt dan zullen leraren eerder gemotiveerd zijn om te leren en zich dus te professionaliseren (Kwakman, 2003). Leraren kunnen ook verschillende redenen hebben waarom ze niet willen leren. Dit kan komen door persoonlijke opvattingen; eerdere ervaringen van de leraar; sterke vakgerichtheid, dus niet gericht op didactische of pedagogische vlakken; externe attributie van het succes of falen; weinig tijd; matige faciliteiten voor leren; vrijblijvendheid; en als laatste dat aangeboden
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
4
activiteiten niet aansluiten bij de behoeften van een leraar (Stokking & Sol, 2010; Van Driel, et al., 2001; Van Eekelen, Vermunt & Boshuizen, 2006). 2.3
HOE KUNNEN LERAREN ZICH PROFESSIONALISEREN
Wanneer uiteindelijk een wens bestaat om te leren dan kan het leren op drie verschillende manieren; formeel leren, non-formeel leren en informeel leren. Onder deze drie manieren van leren zitten verschillende leervormen die leraren kunnen gebruiken om zich te professionaliseren. Na uitleg van de drie begrippen, formeel, non-formeel en informeel leren, zullen deze leervormen aan bod komen. 2.3.1 Formeel leren, non-formeel leren en informeel leren Formeel leren is leren dat intentioneel, georganiseerd en wettelijk gereglementeerd is. Dit leren voldoet aan landelijk afgesproken kwaliteitseisen en inhouden en wordt afgesloten met een erkend kwalificatiebewijs, zoals een diploma of certificaat. De lerarenopleiding, of de cursussen en opleidingen uit het lerarenregister zijn hier voorbeelden van (Diepstraten et al., 2010; Doets, van Esch, Houtepen, Visser, & de Sousa, 2008; Martens & de Laat, 2011). Non-formeel leren is net als formeel leren intentioneel en georganiseerd, maar niet wettelijk gereglementeerd. Het wordt al dan niet met een erkend kwalificatiebewijs afgerond. Cursussen ter ondersteuning van vaardigheden of specifieke vakkennis bijscholen zijn voorbeelden van non-formeel leren (Diepstraten, et al., 2010; Doets, et al., 2008; Martens & de Laat, 2011). Informeel leren is een vorm van leren die doorgaans niet intentioneel of georganiseerd is. Het is meer ‘spontaan’ leren op de werkplek. Dit leren kan bijvoorbeeld plaatsvinden in het dagelijks werk, tijdens bijeenkomsten of in een gesprek met een collega. Informeel leren wordt ook niet afgesloten met een erkend kwalificatiebewijs (Diepstraten, et al., 2010; Doets, et al., 2008; Hoekstra, Beijaard, Brekelmans & Korthagen, 2005; Martens & de Laat, 2011). Het informele leren krijgt binnen scholen over het algemeen minder aandacht omdat het een vorm van leren is die minder opvalt. Bij informeel leren bestaat geen nadrukkelijke scholing en wordt er niet gecertificeerd (Vermunt, 2006). In scholen ligt vaak de nadruk op het formele en non-formele leren omdat dit zichtbaar is. Omdat professionaliseringsactiviteiten gepland en georganiseerd zijn en informeel leren geen betrekking heeft op leren dat gepland en georganiseerd is, wordt informeel leren niet verder meegenomen in dit onderzoek. Vanuit de twee vormen van leren, formeel en non-formeel leren, komen vier manieren om te leren naar voren; individueel leren, collectief leren, online leren en fysiek (face-to-face) leren.
2.3.2. Individueel versus collectief leren. Leraren kunnen als eerste individueel leren. Individueel leren is leren op basis van informatie, inzichten, ervaringen en reflectie waarbij de leraar dit in eerste instantie niet deelt met anderen. Voorbeelden van individueel leren zijn het volgen van cursussen, trainingen en workshops, lezen en bestuderen van (vak)literatuur, leren op de werkplek, leren door eigen reflectie en leren door te oefenen (Bergenhenegouwen & Glaudé, 2008; Glaudé, van Eck, Oud &
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
5
Verbeek, 2008). Deze individuele manier van leren wordt vaak gezien als aan traditionele manier van leren waarin de leraar top-down nieuwe informatie krijgt die wordt omgezet in actie (Gersten, Vaughn, Deshler, & Schiller, 1997; Kwakman, 2003). Naast de individuele manier van leren kunnen leraren ook collectief leren. Hierbij leren de leraren in interactie met elkaar en in groepsverband. Voorbeelden hiervan zijn leren in projecten, leren in netwerken, teamgerichte scholing, leren in dialoog en discussies, leren in een leergemeenschap en leren in intervisie (Bergenhenegouwen & Glaudé, 2008; Borko, 2004; Glaudé, et al., 2008). Het verschil met individueel leren is dat bij collectief leren de informatie wordt gedeeld en uitgewisseld en dat wordt gesproken over het geleerde. Leraren in het onderzoek van Meirink, Meijer, Verloop en Bergenhenegouwen (2009) gaven aan dat zij veel kunnen leren van het kijken naar anderen en het uitwisselen van ideeën met anderen. 2.3.3 Fysiek versus online leren Het individueel en collectief leren kan fysiek of online gebeuren. Fysiek leren is leren waarbij de lerende aanwezig is op de plek waar de activiteit plaatsvindt, dit wordt ook wel het faceto-face leren genoemd. Online leren is het leren in een virtuele omgeving waarbij de lerende niet aanwezig hoeft te zijn op plek van de activiteit, maar dit kan doen vanuit een eigen gekozen werkplek (Kwakman, 2003). Een leraar kan individueel fysiek leren. Dit gebeurt bijvoorbeeld in een cursus, training, opleiding of bij het lezen van artikelen in tijdschriften. Een leraar kan ook collectief fysiek leren. Dit gebeurt bijvoorbeeld in teamgerichte scholing, in discussies en dialogen en in werkgroepen. Een leraar kan individueel online leren. Dit leren kan bijvoorbeeld plaatsvinden in een MOOC (het volgen van een online cursus), door het online lezen van artikelen of in serious gaming. Daarnaast kan een leraar collectief online leren door bijvoorbeeld netwerkleren, leren in online leergemeenschappen en deelnemen aan online werkgroepen. Zoals eerder gezegd wordt informeel leren niet meegenomen in dit onderzoek. De beschreven leervormen hierboven vallen onder formeel en non-formeel leren. In de tabel hieronder worden bij de vier beschreven leervormen voorbeelden gegeven.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
6
Tabel 1 Samenvatting van de beschreven Leervormen
Individueel
Fysiek
online
Cursus (bijeenkomst)
MOOC
Training (bijeenkomst)
App
Workshop (bijeenkomst)
Lezen van artikelen
Lezen van artikelen
Filmpjes
Opleiding
Serious gaming (plaatsing in
Masterclass
virtuele wereld)
Congres Collectief
Discussies
Netwerkleren
Dialoog
Leergemeenschappen
Teamgerichte scholing (cursus,
Online werkgroepen
workshop, training, congres) Werkgroepen Project Intervisie Coaching
2.4
HOE PROFESSIONALISEREN LERAREN ZICH OP DIT MOMENT
Zoals eerder vermeld, is in de literatuur een scheiding te vinden tussen de traditionele manier van professionaliseren en de meer moderne manier van professionaliseren. De traditionele manier van professionaliseren is vaak het individuele leren in workshops, trainingen of cursussen waarbij een expert top-down de informatie deelt (Gersten, et al., 1997). De meer moderne manier van professionaliseren gaat over het collectieve leren (Butler, Lauscher, Jarvis-Selinger & Beckingham, 2004). Een voorbeeld van collectief leren is het leren in professionele leergemeenschappen. In een professionele leergemeenschap is sprake van het permanente samen delen, onderzoeken en verbeteren van de praktijk van leraren en schoolleiding om zo het onderwijs aan de leerlingen te verbeteren (Verbiest, 2003). Daarnaast is het online leren ook vernieuwend, zowel individueel als collectief online leren (Butler, et al., 2004). Vanuit de literatuur, die gekoppeld is aan leren in organisaties, is steeds meer kritiek te vinden op de traditionele manier van leren. Onderzoekers zijn het erover eens dat leren niet alleen plaatsvindt wanneer iemand een cursus of training volgt, al dan niet afgesloten met een diploma of
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
7
certificaat. Leren vindt ook plaats in dialoog met elkaar of online, zoals gesprekken met collega’s, het uitwisselen van informatie, intervisie of deelname in leergemeenschappen (Butler, et al., 2004; Kwakman, 2003). Ook het onderzoek van Glaudé, et al. (2008) laat zien dat een verschuiving gaande is in focus van het individuele leren naar het meer collectieve leren. Of deze kritiek ook in het onderwijs geldt, is nog niet duidelijk. Daar geeft dit onderzoek verder antwoord op. 2.5
MARKTONDERZOEK BIJ ANDERE ONDERWIJSBUREAUS
Naast het hierboven beschreven literatuuronderzoek, is ook een inventariserend marktonderzoek gedaan bij acht onderwijsbureaus in Nederland. Om een zo compleet mogelijk antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is bij de belangrijkste onderwijsbureaus op de website gekeken voor hun professionaliseringsaanbod. In de tabel hieronder is weergegeven wat de onderwijsbureaus aanbieden aan professionaliseringsactiviteiten voor leraren in het voortgezet onderwijs. Het marktonderzoek bij de onderwijsbureaus laat zien dat bijna alle onderwijsbureaus nog veel traditionele vormen van professionaliseringsactiviteiten aanbieden, zoals cursussen en trainingen. Daarnaast wordt ook wel aandacht geschonken aan collectief leren zoals het organiseren van masterclasses en conferenties (ongeveer 4 onderwijsbureaus), waarbij mensen met elkaar in gesprek gaan. Dit neigt al meer naar de modernere vormen van professionaliseren. Enkele van de onderwijsbureaus besteden ook aandacht aan online leren, zoals leren met tablets en serious gaming (het Welten Instituut en CINOP). Deze laatste vorm, het online leren, is een moderne manier van professionaliseren. Het onderzoek bij andere onderwijsbureaus laat dus zien dat professionaliseringsactiviteiten nog vaak in een traditionele vorm samen met collectief leren worden aangeboden. Tabel 2 Professionaliseringactiviteiten van verschillende Onderwijsbureaus Onderwijs
APS
CPS
Coöperatie
Welten
KPC
AoB
CNV
Cinop
Instituut
Training
x
x
x
x
Workshop
x
x
x
x
Cursus
x
x
Studiedag
x
x
Opleiding
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Masterclass
x
x
Conferentie
x
x
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
x
x
8
Congres
x
x
Onderzoek
x
x
x
Artikelen
x
Lerarenportfolio
x
Projectmatig leren
x
Professionele
x
x
leergemeenschappen Videoreflectie
x
Debat
x
Intervisie
x
Gastles
x
Symposium Live webinar (live
x
x
kijken vanaf de PC) App
x
Serious Gaming
x
Tablets
x
2.6
LERAREN UIT HET VMBO, HAVO EN VWO
Een
vraag
die
ook
beantwoord
professionaliseringsvoorkeuren
van
gaat leraren
worden
is
uit
vmbo, havo
het
of
er
een
verschil
bestaat
in
en
vwo. Dit
verschil
in
professionaliseringsvoorkeuren kan bestaan omdat leerlingen van het vmbo, de havo en het vwo kunnen verschillen in leerstijl, motivatie en cognitieve mogelijkheden. Geacht wordt dat leraren aansluiten bij de leerbehoeften van leerlingen (Reints & Wilkens, 2012). Leraren uit de verschillende
onderwijssectoren
kunnen
daardoor
anders
denken
over
professionaliseringsactiviteiten. 2.7
DE ONDERZOEKSVRAGEN
Uit het hierboven gepresenteerde theoretisch kader is het volgende vastgesteld:
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
9
-
Leermiddelen zijn teksten en/of beelden die bedoeld zijn om het leren te faciliteren, in de zin dat de leerinhouden geselecteerd en geordend zijn met het oog op te bereiken leerdoelen, en die aanzetten tot het uitvoeren van leeractiviteiten en van activiteiten die het leerproces reguleren.
-
Professionaliseren bestaat uit doelgerichte opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten waarbij nieuwe kennis en vaardigheden worden opgedaan.
-
Leraren willen professionaliseren als een wens bestaat om iets te leren.
-
Leren kan formeel, non-formeel en informeel plaatsvinden, waarbij informeel leren in dit onderzoek niet wordt meegenomen.
-
Formeel en non-formeel leren kan vier verschillende vormen aannemen: individueel, collectief, fysiek en online.
-
Andere onderwijsadviesbureaus bieden veel verschillende vormen van scholing aan, waarbij de focus vooral ligt op traditionele vormen.
-
Er bestaat een kans dat leraren uit het vmbo, de havo en het vwo zich op verschillende manieren willen professionaliseren.
Vanuit de conclusies die uit het theoretisch kader naar voren komen, worden de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Zijn leraren in het VO bezig met het maken, aanpassen of beoordelen van leermiddelen? 2. Willen leraren uit het VO zich professionaliseren? 3. Voelen leraren zich gesteund in het ondernemen van professionaliseringsactiviteiten? 4. Willen leraren zich professionaliseren wanneer ze leermiddelen maken, aanpassen of beoordelen? 5. Naar welke manier van professionaliseren gaat de voorkeur van leraren uit het VO? 6. Bestaat een verschil in professionaliseringsvoorkeuren van leraren die lesgeven op het vmbo, havo en vwo? De hypothese van het onderzoek is dat leraren, wanneer ze leermiddelen moeten maken, aanpassen en beoordelen, zich het liefst professionaliseren op een individueel-fysieke manier. Hierbij wordt een significant verschil gevonden tussen professionaliseringsvoorkeuren van leraren die lesgeven op het vmbo, havo en vwo.
3 3.1
METHODE PARTICIPANTEN
De participanten van dit onderzoek waren leraren uit het voortgezet onderwijs. In totaal vulden 82 leraren de vragenlijst in. Negentien van deze vragenlijsten werden niet volledig ingevuld (meer dan de helft miste) waardoor het uiteindelijke aantal participanten kwam op 63. Zie Tabel 3 voor de participantkenmerken.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
10
Tabel 3 Leeftijd en Ervaring van de Participanten Totaal en per Onderwijstype
Leeftijd (in jaren)
Ervaring (in jaren)
3.2
N
%
Minimum
Maximum
M
SD
Vmbo
21
33.33
23
64
40.90
2.95
Havo
16
25.40
18
57
38.81
3.50
Vwo
26
41.27
21
65
43.92
2.49
Totaal
63
100
18
65
41.62
15.90
Vmbo
21
33.33
1
37
16.99
2.19
Havo
16
25.40
1
35
13.38
2.62
Vwo
26
41.27
1
40
16.58
2.29
Totaal
63
100
1
40
13.26
10.84
INSTRUMENTEN
De onderzoeksvraag werd beantwoord met behulp van een vragenlijst. De vragenlijst bestond uit drie delen, met voorafgaand de algemene gegevens. Het eerste deel ging over leermiddelen en had in totaal tien vragen. Dit onderdeel werd beantwoord op een vierpunts Likertschaal met de antwoordkeuzes nooit-soms-vaak-altijd. Het tweede onderdeel ging over de deelname van leraren aan professionaliseringsactiviteiten en had in totaal zeventien vragen. De eerste negen vragen gingen over of leraren überhaupt willen professionaliseren. Vraag tien t/m dertien ging over of de leraren zich gesteund voelen in het ondernemen van professionaliseringsactiviteiten. Vraag veertien t/m zeventien ging over of leraren zich willen professionaliseren wanneer ze leermiddelen maken, aanpassen of beoordelen. Het derde en laatste onderdeel ging over vormen van professionaliseren en bestond uit 24 vragen, verdeeld over 4 vormen. Onderdeel twee en drie werden gemeten op een vijfpunts Likertschaal, waarbij 1 stond voor helemaal mee oneens en 5 voor helemaal mee eens. Om de betrouwbaarheid van de vragenlijst te vergroten is eerst een pilot uitgevoerd. In onderdeel 2 is één item verwijderd wat de Cronbach’s alpha verhoogde. Onderdeel 3 kreeg een nieuwe vorm van beantwoorden, de vijf punts Likertschaal. In Tabel 4 staan de onderdelen van de vragenlijst met voorbeeldvragen en de Cronbach’s alpha
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
11
Tabel 4 De Onderdelen van de Vragenlijst met Voorbeeldvragen en de Cronbach’s alpha Onderdeel
Dimensie
Leermiddelen
N
Voorbeeldvragen
Cronbach’ s alpha
10
Ik werk in de klas met leermiddelen.
.816
Ik ontwikkelen leermiddelen voor mezelf. Professionaliseren
17 Willen leraren professionaliser en
9
.778 Wanneer ik ergens (nog) geen kennis van heb dan onderneem ik actie om de betreffende kennis op te doen.
.796
Wat ik opsteek van professionele ontwikkelingsactiviteiten is doorgaans direct toepasbaar. Mate van gesteund voelen
4
Op mijn school wordt geïnvesteerd in de professionele ontwikkeling van leraren.
.723
Wanneer ik mij wil professionaliseren dan voel ik mij gesteund door collega’s. Professionaliser en omtrent leermiddelen
4
Wanneer ik leermiddelen moet maken, aanpassen of beoordelen dan leer ik graag eerst hoe dat moet.
.604
Ik zou graag een cursus of training willen volgen omtrent het maken, beoordelen en aanpassen van leermiddelen. Hoe willen leraren professionaliseren
3.3
25
Individueelfysiek
7
Collectieffysiek
7
Individueelonline
5
Collectiefonline
6
.837
het lezen van artikelen.
.629
Het volgen van een opleiding. Discussies.
.731
Dialoog. Een app.
.583
Het lezen van online artikelen. Online netwerkleren
.879
Online leergemeenschappen
DESIGN EN PROCEDURE
Het design van het onderzoek was een kwantitatief descriptief onderzoeksdesign met een voorgestructureerde vragenlijst. De opgestelde vragenlijst werd via de mail opgestuurd naar 98 directeuren van voortgezet onderwijsscholen. De e-mailadressen kwamen uit het adressenbestand
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
12
van het CLU. In de mail werd een begeleidende tekst getypt voor de directie waarin informatie stond over het onderzoek zoals het doel van het onderzoek, de tijd die men eraan kwijt was en hoe werd omgegaan met gegevens. Aan de directie werd gevraagd om tien leraren te benaderen voor het invullen van de vragenlijst. Deze leraren konden de ingevulde vragenlijst weer aan de onderzoeker terugsturen. De vragenlijst kon eerst alleen worden ingevuld via een word-bestand. Later kon de vragenlijst ook worden ingevuld via een link op internet. 3.4
ANALYSE
In deze analyse wordt per onderzoeksvraag beschreven hoe de verkregen resultaten uit de vragenlijst geanalyseerd zijn. Voor onderzoeksvraag 1; zijn leraren in het VO bezig met het maken, aanpassen of beoordelen van leermiddelen, werd een gemiddelde berekend voor de vraag ‘ik werk in de klas met leermiddelen’ en voor samenvoegingen van de vragen die gingen over ontwikkelen, aanpassen en beoordelen. Voor onderzoeksvraag 2; willen leraren uit het VO zich professionaliseren werden vraag 1 t/m 9 uit onderdeel 2 van de vragenlijst samengenomen om daar een gemiddelde over te berekenen. Voor onderzoeksvraag 3; voelen leraren zich gesteund in het ondernemen van professionaliseringsactiviteiten, werd een gemiddelde berekend over de vragen 10 t/m 13 uit onderdeel 2 van de vragenlijst. Voor onderzoeksvraag 4; willen leraren zich professionaliseren wanneer ze leermiddelen maken, aanpassen of beoordelen, werd over de vragen 14 t/m 17 uit onderdeel 2 van de vragenlijst een gemiddelde berekend. Voor onderzoeksvraag 5; Naar welke manier van professionaliseren gaat de voorkeur van leraren uit het VO, werd eerst voor de vier vormen (individueel-fysiek, collectief-fysiek, individueel-online en collectief-online) een gemiddelde berekend. Daarna werd per voorbeeld, horende bij de samengestelde vormen, het gemiddelde berekend. Voor onderzoeksvraag 6; Bestaat een verschil in professionaliseringsvoorkeuren van leraren die lesgeven op het vmbo, have en vwo, werd in SPSS een MANOVA uitgevoerd. De items die behoorden bij de gezamenlijke variabelen individueel-fysiek, collectief-fysiek, individueel-online, collectief-online werden opnieuw samengevoegd en waren de afhankelijke variabelen. Lesgevend op het vmbo, havo, vwo was de onafhankelijke variabele. Met de MANOVA werd bekeken of een significant verschil bestond tussen de leraren van het vmbo, de havo en het vwo. Bij de interpretatie werd eerst gekeken of de gehele vragenlijst significant was. Wanneer dit het geval was, werd apart naar elke schaal gekeken.
4
RESULTATEN
In dit resultatendeel wordt per onderzoeksvraag het verkregen resultaat uit SPSS besproken. Onderzoeksvraag 1. Zijn leraren in het VO bezig met het maken, aanpassen of beoordelen van leermiddelen? Uit de resultaten blijkt dat leraren gemiddeld genomen in de klas vaak tot altijd werken met leermiddelen (M = 3.44, SD = .59). Leraren ontwikkelen (M = 2.59, SD = .56), passen aan (M = 2.57, SD = .51) en beoordelen (M = 2.65, SD = .78) gemiddeld genomen soms tot vaak. De resultaten zijn te zien in Tabel 5.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
13
Tabel 5 Het gebruik van Leermiddelen door Leraren N Ik werk in de klas met
Minimum
Maximum
M
SD
63
2
4
3.44
.59
Leermiddelen ontwikkelen
63
1
4
2.59
.56
Leermiddelen aanpassen
63
1
4
2.57
.51
Leermiddelen beoordelen
63
1
4
2.65
.78
Geldige waarden
63
leermiddelen.
Onderzoeksvraag 2. Willen leraren in het VO zich professionaliseren? Vraag 1 t/m 9 van onderdeel 2 van de vragenlijst mat of leraren zich in het algemeen willen professionaliseren. De leraren hebben deze vragen gemiddeld genomen tussen ‘neutraal’ en ‘mee eens’ beantwoord (M =3.38, SD = .52), zie Tabel 6. Onderzoeksvraag 3. Voelen leraren uit het VO zich gesteund in het ondernemen van professionaliseringsactiviteiten? Vraag 10 t/m 13 van onderdeel 2 mat of leraren zich gesteund voelen in het ondernemen van professionaliseringactiviteiten. Leraren voelen zich in het algemeen redelijk gesteund in het ondernemen hiervan (M = 3.61, SD = .61), zie Tabel 6. Onderzoeksvraag 4. Willen leraren uit het VO zich professionaliseren wanneer ze leermiddelen moeten maken, aanpassen of beoordelen? Vraag 14 t/m 17 van onderdeel 2 mat uiteindelijk of leraren ook willen professionaliseren wanneer het gaat om professionaliseringsactiviteiten die betrekking hebben op het ontwikkelen, aanpassen of beoordelen van leermiddelen. Leraren waren hier gemiddeld genomen iets positiever dan neutraal over (M = 3.30, SD = .66), zie Tabel 6. Tabel 6 Professionaliseren van Leraren N
Minimum Maximum M
SD
Professionaliseren algemeen
63
2
5
3.38
.52
Gesteund professionaliseren
63
2
5
3.61
.61
Professionaliseren leermiddelen
63
1
5
3.30
.66
Geldige waarden
63
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
14
Onderzoeksvraag 5. Naar welke manier van professionaliseren gaat de voorkeur van leraren uit het VO? Uit de resultaten blijkt dat de grootste voorkeur van leraren uitgaat naar de vorm collectief-fysiek professionaliseren (M = 3.56, SD = .55). De vorm individueel-fysiek komt hier vlak achteraan (M = 3.49, SD = .53). De vorm collectief-online heeft de minste voorkeur van leraren en scoort onder het gemiddelde van 3 (M =2.54, SD = .78). De vorm individueel-online scoort ook net onder het gemiddelde van 3 (M = 2.97, SD = .65). De resultaten zijn te vinden in Tabel 7. Tabel 7 Vormen van Professionaliseren N
Minimum
Maximum
M
SD
Individueel fysiek
63
1
5
3.48
.53
Collectief fysiek
63
1
5
3.56
.55
Individueel online
63
1
5
2.97
.65
Collectief online
63
1
5
2.54
.78
Geldige waarden
63
In SPSS is van alle samengestelde vormen ook bekeken welke manieren van professionaliseren hoger scoren dan een gemiddelde van M = 3.5, omdat dit (M=3.5) een gemiddelde is dat boven neutraal ligt (Tabel 8 t/m 11). De manieren van professionaliseren die bij de vorm individueel-fysiek hoger liggen dan een gemiddelde van M = 3.5 zijn; het lezen van artikelen (M = 3.51, SD = .91), het krijgen van feedback (M = 4.00, SD = .72) en het krijgen van begeleiding (M = 3.60, SD = .98). De manieren van professionaliseren die bij de vorm collectief-fysiek hoger liggen dan een gemiddelde van M = 3.5 zijn; discussies (M = 3.54, SD = .86), een dialoog (M = 3.76, SD = .73), het volgen van een cursus, training, workshop met collega’s (M = 3.67, SD = .93), deelname in werkgroepen (M = 3.59, SD = .85) en intervisie (M = 3.60, SD = .89). De manieren van professionaliseren die bij de vorm individueel-online hoger liggen dan een gemiddelde van M = 3.5 zijn; het kijken van filmpjes (M = 3.56, SD = .91). Bij de vorm collectief-online professionaliseren ligt geen gemiddelde hoger dan een 3.5.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
15
Tabel 8 Manieren van Individueel-Fysiek Professionaliseren N
Minimum Maximum M
SD
63
1
5
3.44
1.01
1.2 het lezen van artikelen
63
1
5
3.51
.91
1.3het volgen van een opleiding
63
1
5
2.98
1.02
1.4 het volgen van een masterclass
63
1
5
3.38
.97
1.5 deelname aan een congres
63
1
5
3.44
.93
1.6 het krijgen van feedback
63
1
5
4.00
.72
1.7 het krijgen van begeleiding
63
1
5
3.60
.98
Geldige waarden
63
1.1 het volgen van een cursus, training of workshop
Tabel 9 Manieren van Collectief-Fysiek Professionaliseren N
Minimum Maximum M
SD
2.1 discussies
63
2
5
3.54
.86
2.2 een dialoog
63
2
5
3.76
.73
63
1
5
3.67
.93
2.4 deelname in werkgroepen
63
1
5
3.59
.85
2.5 aansluiting bij een projectgroep
63
1
5
3.43
.98
2.6 intervisie
63
1
5
3.60
.89
2.7 coaching
63
1
5
3.32
.98
Geldige waarden
63
2.3 het volgen van een cursus, training of workshop met collega’s
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
16
Tabel 10 Manieren van Individueel-Online Professionaliseren N
Minimum Maximum M
SD
63
1
5
2.63
1.08
3.2 een app
63
1
5
2.59
1.13
3.3 het lezen van online artikelen
63
1
5
3.41
1.03
3.4 het kijken van filmpjes
63
1
5
3.56
.91
63
1
5
2.63
1.17
N
Minimum Maximum M
SD
4.1 online netwerkleren
63
1
5
2.62
.97
4.2 online leergemeenschappen
63
1
4
2.44
.93
4.3 online werkgroepen
63
1
4
2.54
.91
4.4 online discussiefora
63
1
4
2.44
.91
63
1
5
2.71
1.16
4.6 aansluiting bij een online projectgroep
63
1
5
2.48
.97
Geldige waarden
63
3.1 het volgen van een MOOC (online cursus)
3.5 serious gaming (plaatsing in de virtuele wereld) Geldige waarden
63
Tabel 11 Manieren van Collectief-Online Professionaliseren
4.5 samen met collega’s een online aangeboden cursus/training/workshop volgen
Onderzoeksvraag 6. Bestaat een verschil in professionaliseringsvoorkeuren van leraren die lesgeven op het vmbo, have en vwo? In SPSS werd geen significant verschil gevonden (sig=.839, p<.05). In Tabel 12 staat wel een overzicht van de kleine verschillen die gevonden zijn tussen leraren vmbo, havo en vwo. Tabel 12 laat zien dat leraren die overwegend lesgeven op het vmbo bij de vormen collectief-fysiek, individueel-online en collectief-online iets positiever zijn dan leraren die lesgeven op de havo en het vwo. Leraren die overwegend lesgeven op de havo zijn bij
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
17
de vorm individueel-fysiek positiever dan de andere twee groepen leraren. Leraren die lesgeven op het vwo zijn over het algemeen het minst positief over de gegeven vormen om te professionaliseren. Tabel 12 Verschil in Professionaliseringvoorkeuren van Leraren in het VMBO, HAVO en VWO Individueel
Collectief
Individueel
Collectief
fysiek
fysiek
online
online
M
3.54
3.61
3.11
2.58
N
21
21
21
21
SD
.46
.58
.67
.87
M
3.62
3.58
2.96
2.57
N
16
16
16
16
SD
.62
.51
.72
.63
M
3.35
3.51
2.85
2.49
N
26
26
26
26
SD
.52
.57
.59
.80
M
3.48
3.56
2.97
2.54
N
63
63
63
63
SD
.53
.55
.65
.78
overwegend lesgevend op vmbo/havo/vwo vmbo
havo
vwo
Total
5
CONCLUSIE/DISCUSSIE
Dit onderzoek ging over professionaliseringvoorkeuren van leraren en werd uitgevoerd voor het CLU - Leermiddelen Adviescentrum. De centrale onderzoeksvraag was: Als leraren van het voortgezet onderwijs leermiddelen moeten maken, aanpassen of beoordelen, willen ze zich daarin dan professionaliseren en zo ja naar welke manier gaat hun voorkeur dan uit? De hypothese was dat leraren, wanneer ze leermiddelen moeten maken, aanpassen en beoordelen, zich het liefst professionaliseren op een individueel-fysieke manier. Hierbij wordt een significant verschil gevonden tussen professionaliseringsvoorkeuren van leraren die lesgeven op het vmbo, havo en vwo. Deze onderzoeksvraag is beantwoord met behulp van zes deelvragen.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
18
De achtergrondinformatie die nodig was voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is verkregen uit de deelvragen 1 t/m 4 en deze worden kort besproken. Uit het onderzoek is gebleken dat leraren die werken met leermiddelen, deze ook soms tot vaak zelf ontwikkelen (M = 2.59, SD = .56), aanpassen (M = 2.57, SD = .51) of beoordelen (M = 2.65, SD = .78). Hierbij is het dus mogelijk dat leraren professionaliseringsactiviteiten ondernemen. Over het algemeen willen leraren zich ook professionaliseren (M =3.38, SD = .52). Ze voelen zich hierbij gesteund (M = 3.61, SD = .61) en wanneer leraren zich moeten professionaliseren omtrent leermiddelen maken, aanpassen of beoordelen dan zijn ze hier iets positiever dan neutraal over (M = 3.30, SD = .66). Deelvraag 5 van het onderzoek beantwoordde de vraag naar welke manier van professionaliseren de voorkeur van leraren uit het VO gaat. Dit is een belangrijke bijdrage aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Vanuit literatuuronderzoek kwam naar voren dat leraren zich met behulp van vier vormen kunnen professionaliseren: individueel-fysiek, collectief-fysiek, individueel-online en collectief-online. Gebleken is dat leraren zich het liefst collectief-fysiek professionaliseren (M = 3.56, SD = .55), waarin het houden van een dialoog het hoogst scoort (M = 3.76, SD = .73), gevolgd door het volgen van een cursus, training, workshop met collega’s (M = 3.67, SD = .93). Ook hoog scoort het individueel-fysiek leren (M = 3.49, SD = .53), waarbij feedback krijgen (M = 4.00, SD = .72) het hoogst scoort, gevolgd door het krijgen van begeleiding (M = 3.60, SD = .98). Hieruit kan geconcludeerd worden dat leraren het liefst fysiek leren, collectief of individueel. fysiek leren is leren waarbij de lerende fysiek aanwezig is op de plek waar de leer-activiteit plaatsvindt (Kwakman, 2003). Het individuele leren past nog meer bij de traditionele manier van leren en collectief leren is al meer vernieuwend (Butler, et al., 2004). Dat leraren kiezen voor een fysieke manier van leren sluit aan bij het onderzoek van Diepstraten, et al., (2010), die aangeven dat leraren er nog vaak voor kiezen om fysiek aanwezig te zijn bij activiteiten, ondanks het aanbod van steeds meer online activiteiten. Dit heeft ten eerste te maken met dat wat wordt aangeboden. Onderwijsbureaus bieden nog veel fysieke professionaliseringsactiviteiten aan (zie onderzoek bij andere onderwijsbureaus, paraaf 2.5). Daarnaast bevestigt dit dat de ontwikkeling naar moderne vormen van professionaliseren nog niet in het onderwijs optreedt, maar tot nu toe plaatsvindt in organisaties (Kwakman, 2003; Glaudé et al., 2008). Als laatste werd ook nog onderzocht of een verschil bestaat in professionaliseringsvoorkeuren tussen leraren die lesgeven op het vmbo, de havo of het vwo. Hierin werd geen significant verschil gevonden (sig=.839, p<.05) waardoor de hypothese ook op dit onderdeel niet werd ondersteund. Vmbo en vwo leraren zijn wel het meest positief over collectief-fysiek leren en havo leraren zijn iets positiever over individueel-fysiek leren. Dat geen groot verschil is gevonden, kan verklaard worden uit het feit dat het voortgezet onderwijs redelijk als één groep kan worden beschouwd. Diepstraten, et al. (2010) geven aan dat wel een verschil bestaat in het ondernemen van professionaliseringsactiviteiten tussen leraren primair onderwijs, leraren voortgezet onderwijs en leraren hoger onderwijs. Een kanttekening bij dit onderzoek is dat in de vragenlijsten niet gevraagd is op welke school en in welke plaats de leraar les geeft. De vragenlijsten zijn opgestuurd naar het adressenbestand van het CLU, waardoor wel kan worden aangenomen dat de scholen uit de omgeving van Utrecht komen. Op welke school en in welke plaats een leraar les geeft, kan van invloed zijn op de
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
19
getrokken conclusie. Wanneer veel vragenlijsten zijn terug gekomen van scholen die nog weinig doen met online leren dan geven de resultaten een vertekend beeld en dan zijn de resultaten niet representatief voor de gehele doelgroep. Daarnaast laat onderdeel 3 van de vragenlijst, de vormen van professionaliseren, een grote standaarddeviatie zien. Dit kan duiden op een groot verschil in het ondernemen van professionaliseringsactiviteiten. Waar dit verschil vandaan komt is niet duidelijk. Redenen kunnen zijn dat onduidelijkheid over de vraag bestond, dat de leeftijd invloed heeft op keuzes of dat het schooltype invloed heeft op de gemaakte keuzes. In vervolgonderzoek kan onderzocht worden waar het verschil in voorkeur voor professionaliseringsactiviteiten vandaan komt.
6
LITERATUURLIJST
Bergenhenegouwen, G., & Glaudé, M. (2008). Situationeel opleiden en leren. Het potentieel van individuele competenties voor organisaties. Alphen aan de Rijn: Kluwer. Borko, H. (2004). Professional Development and Teacher Learning: Mapping the Terrain. Educational Researcher, 33(8), pp. 3–15 Butler, D.L., Lauscher, H.N., Jarvis-Selinger, S., & Beckingham, B. (2004). Collaboration and self-regulation in teachers’ professional development. Teaching and Teacher Education 20, 435–55. doi: 10.1016/j.tate.2004.04.003 Cooten, E. S. van, & Bergen, C. T. A. van. (2009). Teaching and learning, international survey (TALIS): Nationaal rapport. Amsterdam:Regioplan. Diepstraten, I., Wassink, H., Stijnen, P. J. J., Martens, R. L., & Claessen, J. F. M. (2010). Professionalisering van leraren op de werkplek. Verkregen van www.ou.nl/documents/14300/38441/Jaarboek_RdMC_web.pdf Doets, C., van Esch, W., Houtepen, J., Visser, K., & de Sousa, J. (2008). Palet van de non-formele educatie in Nederland. CINOP expertisecentrum, ’s-Hertogenbosch. Dungen, M. van den., & Smit, W. (2010). Meerdere wegen naar professionalisering. Validering en certificering van informeel leren door leraren. Ruud de Moor Centrum. Open Universiteit. Gersten, R., Vaughn, S., Deshler, D., & Schiller, E. (1997). What we know about using research findings: Implications for improving special education practice. Journal of Learning Disabilities, 30, 466–476. Glaudé, M., Eck, E. van, Oud, W., & Verbeek, F. (2008). Voorwaarden voor scholing van docenten mbo, volgens docenten en hun leidinggevenden. Verkennende casestudies. SCOKohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Goetheer, C., & Sluiter-Siegersma, C. (2010). Groeien als leraar. Kan dat? Het verschil tussen gewenste professionalisering en daadwerkelijke professionalisering op twee middelbare scholen (Masterthese). Universiteit Utrecht.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
20
Hoekstra, A., Beijaard, D., Brekelmans, J.M.G., & Korthagen, F.A.J. (2005). Experienced secondary school teachers’ learning during teaching; towards a procedure for collecting and analyzing data. Paper presented at the ISATT-conference, Sydney. Hoyle, E., & John, P.D. (1995). Professional knowledge and professional practice. London: Cassell. Jarvis, P. (1987). Meaningful and meaningless experience: towards an analysis of learning from life. Adult Education Quarterly, 37(3), 164-172. Kwakman, K. (2003). Factors affecting teachers’ participation in professional learning activities. Teaching and Teacher Education, 19, 149–170. Lohman, M.C. & Woolf, N.H. (2001). Self-Initiated Learning Activities of Experienced Public School Teachers: methods, sources, and relevant organizational influences. Teachers and Teaching: theory and practices,7(1), 59-74. Martens, R., & de Laat, M. (2011). Professionaliseren op de werkplek. OnderwijsInnovatie. Meirink, J.A., Meijer, P.C., Verloop, N., & Bergen, T.C.M. (2009). How do teachers learn in the workplace? An examination of teacher learning activities. European Journal of Teacher Education, 32(3), 209-224. doi: 10.1080/02619760802624096. Paton, S., Hodgson, D., & Muzio, D. (2013). The price of corporate professionalisation: analysing the corporate capture of professions in the UK. New Technology, Work an Employment, 28(3), 227-240. doi: 10.1111/ntwe.12014 Reints, A.J.C. (2008). De invloed van de visie op leren op de rol van leermiddelen in een opleiding. In W. van Dijk & I. Verheul (Eds.), De verleiding weerstaan. De noodzaak tot creatief en doordacht ontwerpen van opleidingen (pp. 27-41). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Reints, A., & Wilkens, H. (2012). Wat bepaalt de kwaliteit van digitaal leermateriaal? Weten Wat Werkt en Waarom, 1(1). 28-59. Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development and well-being. American Psychologist, 55, 67-78. Stokking, K., & Sol, Y. (2010). Gewenst docenthandelen in het voortgezet onderwijs. Vernieuwingen, perspectieven, keuzes en gronden. Kortlopend onderwijsonderzoek, Universiteit Utrecht. Van Driel, J. H., Beijaard, D., & Verloop, N. (2001). Professional development and reform in science education: The role of teachers’ practical knowledge. Journal of Research in Science Teaching, 38, 137-158. Van Eekelen, I.M., Vermunt, J.D. & Boshuizen, H.P.A. (2006). Exploring teachers’ will to learn. Teaching and Teacher Education,22, 408-423. Van Veen, K., Zwart, R., Meirink, J., Verloop, N. (2010). Professionele ontwikkeling van leraren. Een reviewstudie naar effectieve kenmerken van professionaliseringsinterventies van leraren. ICLON/Expertisecentrum Leren van Docenten. Vermunt J. (2006). Docent van deze tijd: leren en laten leren. Rede bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar aan de Universiteit Utrecht op vrijdag 24 maart 2006.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
21
Verbiest, E. (2003). Collectief leren, professionele ontwikkeling en schoolontwikkeling: facetten van professionele leergemeenschappen. Verschenen in: Creemers, B., Giesbers, J., Krüger, M. & van Vilsteren, C. (red.), (2003): Handboek schoolorganisatie en onderwijsmanagement, Leiding geven in bestel, school en klas. Deventer: Kluwer, blz. E4300 1-24. Vink, R., Oosterling, M., Nijman, D. J. & Peters, M. (2010). Professionalisering van leraren. Evaluatie (na)scholing en de Lerarenbeurs voor scholing. Den Haag: OCW.
Onderzoek naar professionaliseringsvoorkeuren van leraren in het VO
22