www.researchportal.be - 6 Jan 2016 18:39:30
Onderzoeksprojecten (100 - 150 van 432) Zoekfilter: Classificaties: Psychologie
Perceptie en Actie Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit onderzoeksproject is om te betogen dat de menselijke geest beter begrepen kan worden als we, wat ik benoem als 'actie begeleidende perceptuele representaties', als de basiseenheden van onze geestelijke vermogens beschouwen. De menselijke geest, net als de geest van dieren, is gevormd om ons in staat te stellen handelingen met succes uit te voeren. En de overgrote meerderheid van onze acties of handelingen, net als deacties van dieren, zou niet kunnen worden uitgevoerd zonder perceptuele begeleiding. De mentale toestand die bemiddelt tussen perceptie en actie is de elementaire bouwsteen van de menselijke geest. Organisaties: • Centrum voor Filosofische Psychologie
Onderzoekers: • Bence Nanay
Patronen van middelengebruik bij asielzoekers in Vlaanderen en Brussel. Een onderzoek naar de reactiepatronen van asielzoekers t.a.v. een context van dislocatie door migratie Universiteit Gent Abstract: Asielzoekers bevinden zich in een specifieke context van dislocatie door migratie. Dit onderzoek benadert het gebruik van legale en illegale roesmiddelen als een uiting van een dynamisch en dialectisch reactiepatroon dat ontstaat wanneer persoon en context met elkaar in interactie treden. Het middelengebruik van de asielzoeker wordt onderzocht in relatie tot de materiële, socio-culturele, politieke, emotionele en rationele veranderingen veroorzaakt door migratie. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Decorte
Pain-Related fear in context: The effects of concomitant non-pain goalsand goal conflicts on fear responding in the context of pain KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Johannes Vlaeyen • Kai Karos
Pain-related fear in context: The effects of concomitant non-pain goalsand goal conflicts on fear responding in the context of pain KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Johannes Vlaeyen • Nathalie Claes
OZR opvangmandaat: afwerking doctoraat Vrije Universiteit Brussel Abstract: Neurale basismechanismen van trekoordelen: de rol van tijdsintegratie De jongste vijftal jaren is er heel wat onderzoek verricht over de neurale processen die de grondslag vormen van sociale oordelen, o.a. over karaktertrekken en intenties/doelen van andere personen. Daarbij gebruikt men de nieuwste beeldvormingtechnieken: de event-related potential (ERP) techniek laat toe de timing van sociale oordelen tot op de milliseconde nauwkeurig te bepalen en een ruwe lokalisatie in de hersenen uit te voeren (met behulp van LORETA; Pascual-Marqui et al., 2002). De functional magnetic resonance imaging (fMRI) techniek laat bovendien toe om vrij nauwkeurig de lokalisatie vast te stellen van de betrokken hersengebieden of . circuits. In een meta-analyse van meer dan 100 fMRIonderzoeken over sociale oordelen, kwam Van Overwalle (2008) tot de conclusie dat oordelen over persoonlijkheidstrekken en gedragsdoelen van anderen, twee belangrijke sociale oordelen zijn waarover al vrij veel onderzoek verricht is met betrekking tot hun lokalisatie in de hersenen. Echter, de fundamentele neurale basismechanismen bij oordelen van vooral persoonlijkheidstrekken zijn nauwelijks opgehelderd, en de bedoeling van dit project is dit verder te ontsluieren. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • FRANK VAN OVERWALLE
Organization in time of sleep memory replay of past experiences and sleep spindles roles on memory consolidation during sleep KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Labo voor Biologische Psychologie
Onderzoekers: • Fabian Kloosterman • Joana Serpa de Almeida C Santos
Organisatieverandering en ethisch leiderschap KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OE Arbeids- & Org.psych. & Opleid.kunde
Onderzoekers: • N. N. • Jeroen Stouten • Martin Euwema
Organisatie Congres Neurocog 2012 te KVAB in Brussel 3 en 4 december 2012 Vrije Universiteit Brussel Abstract: "NEUROCOG: Neurosciences and Cognition" is een intens seminarie dat om de 4 jaar in België wordt georganiseerd. De traditie van NEUROCOG volgend, worden prominente keynote speaker aangetrokken om de invloed van neurosciences in de studie van cognitie in de verf te zetten. "Neurosciences and Cognition" is ingebed en wordt deels gesponsord door een wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (FWO), die als doel heeft om de lacune tussen neurosciences en experimentele psychologie in België te overbruggen. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • Eva VAN DEN BUSSCHE
Op zoek naar een verantwoord leven KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Faculteit PPW Kulak
Onderzoekers: • Marc Depaepe • N. N.
Opzettelijk zelfverwondend gedrag in de adolescentie: De interactie tussen psychologisch welbevinden en opvoedingsgedrag. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Klinische Psychologie
Onderzoekers: • Laurence Claes • Imke Baetens
Opzet, analyse en rapportering van impactonderzoek NFTE-opleidingen Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' NFTE- Network for Training Entrepreneurship' hebben voor het project ' Opzet, analyse en rapportering van impactonderzoek NFTE-opleidingen' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • ROLAND PEPERMANS • Joeri HOFMANS
Opdracht voor het uitvoeren van een onderzoeksopdracht bij kinderen en jongeren met een diagnose van gedragsstoornis Universiteit Gent Abstract: Dit kwalitatief onderzoek brengt in kaart hoe kinderen en jongeren (8 ? 18 jaar) met een diagnosestelling van ADHD of een gedragsstoornis, hun diagnose en behandeling ervaren. Via participerende observatie, focusgroepen, verdiepende interviews en de organisatie van creatieve ateliers wordt de variatie aan perspectieven en belevingen van 30 jongeren met een gedragsproblematiek in beeld gebracht. Dit resulteert in een geschreven onderzoeksrapport en twee documentairefilms. Organisaties: • Vakgroep Psychoanalyse en raadplegingspsychologie
Onderzoekers: • Stijn Vanheule
Ontwikkeling van Inputlog: een registratieprogramma voor schrijfonderzoek. Universiteit Antwerpen Abstract: Inputlog is een registratieprogramma dat onderzoekers in staat stelt de data van een schrijfproces (bijvoorbeeld een schrijfsessie waarbij gebruik gemaakt wordt van MS Word) nauwkeurig te loggen voor verdere analyse, met name tekst-, pauze- enodusanalyse. Ook een gecontroleerde replay is mogelijk. Het voorliggende project breidt de functionaliteit uit met de logging van spraakinput (gegenereerd via Dragon Naturally Speaking) en combineert de logging met procesdata uit andere registratieprogramma's (met name eye-tracking en Morae). Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Luc Van Waes
Ontwikkeling van competenties bij lerenden: van vaststellen naar interveniëren. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Instructiepsychologie en -technologie
Onderzoekers: • Lieven Verschaffel
Ontwikkeling en implementatie van evidence-based trainingsprogramma's voor pleegouders. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen - In het buitenland effectief bevonden interventies vertalen naar de Vlaamse pleegzorgcontext en transformeren naar effectief bewezen trainingsprogramma's in de Vlaamse situatie. - Deze trainingsprogramma's toepassen bij de pleeggezinnen van de deelnemende diensten voor pleegzorg. - Een bijdrage leveren aan het onderzoek naar de effectiviteit van deze interventies en behandelprogramma's voor pleegouders in Vlaanderen. - Uit de opgedane ervaring een trainingshandboek maken dat de initiatiefnemers ter beschikking zullen stellen van alle diensten voor pleegzorg. De trainingsprogramma's beogen volgende effecten: - afname van de gedragsproblemen bij de pleegkinderen en toename van hun welbevinden in de opvoedsituatie. - toename van effectief opvoedgedrag bij de pleegouders. - verhoging van de gevoelens van competentie bij de pleegouders aangaande opvoeding/ouderschap. - daling van gezinsbelasting / opvoedingsstress bij pleegouders. - daling van het breakdown-percentage. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • JOHAN VANDERFAEILLIE
Ontwikkeling en consolidatie van sequentiële representaties bij impliciet leren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het verwerven van een vaardigheid wordt veelal gekenmerkt door het impliciet leren van een sequentie, aangezien meestal een opeenvolging van gebeurtenissen in de tijd geleerd wordt. Hoewel er al veel onderzoek naar impliciet sequentieleren gebeurd is, is het nog steeds niet duidelijk hoe de opgedane sequentiële kennis precies gerepresenteerd wordt. Om hier meer inzicht in te verwerven, gaan we in het huidige project het abstractieniveau, de snelheid van ontwikkeling en de mate van consolidatie van perceptuele en motorische sequentiële representaties na. In tweede instantie zullen we onderozeken of de resultaten gevonden bij een jongvolwassenen populatie, veralgemeenbaar zijn naar kinderen, dewelke andere neurale systemen zouden rekruteren bij het verwerven van sequentiële vaardigheden. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • Eva VAN DEN BUSSCHE • ERIC SOETENS • Natacha DEROOST
ONLINEDAGBOEKEN. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Omer Van den Bergh
Onderzoeksgroep Alliantie VUB-UGent: Psychopathology and Information Processing in Older Adults - PIPO Vrije Universiteit Brussel Abstract: De belangrijkste onderzoekslijn van de participerende onderzoekers van de Vakgroep Klinische en Levenslooppsychologie VUB is de studie van persoonlijkheidsstoornissen en in het bijzonder de empirische validatie van persoonlijkheidstheorieën, waarbij 2 componenten centraal staan: niveaus van persoonlijkheids(dis)functioneren en het meten van (on)aangepaste trekken. Sinds 2008 wordt ook bijzondere aandacht besteed aan ouderen. Onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidspathologie bij ouderen staat namelijk nog in zijn kinderschoenen en ook de vraag naar meetinstrumenten vanuit de klinische praktijk en beleid is hoog. Daarom is onder meer expertise uitgebouwd op het vlak van ontwikkeling en aanpassing van meetinstrumenten voor persoonlijkheid(spathologie) bij ouderen. Er wordt een brug gemaakt tussen de descriptieve DSM en een therapeutisch georiënteerde diagnostiek en fundamenteel onderzoek. De onderzoeksresultaten dragen bij tot de dimensionale classificatie van persoonlijkheidspathologie, valideren voorstellen voor de classificatie van persoonlijkheidsstoornissen (DSM-5) en beantwoorden verschillende conceptuele en methodologische vraagstukken zoals zelf- versus informant bevraging, handvaten voor klinische praktijk (therapie), uitkomst metingen etc. Lopende doctoraatsstudies bij ouderen richten zich op trek gebaseerde metingen van persoonlijkheid(spathologie), de waarde van informanten metingen, de invloed van as I stoornissen op persoonlijkheidsmeting en de invloed van premorbide persoonlijkheidskenmerken op psychologische en gedragsmatige symptomen bij dementie. Voorts is er onderzoek naar heterotypische continuïteit van adaptieve en maladaptieve persoonlijkheidstrekken, vooral door studies naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen en is er in klinische populaties epidemiologisch onderzoek naar het voorkomen van persoonlijkheidsstoornissen en comorbiditeit met pathologie en trekken zoals de dementie, depressie etc. Hierbij is expertise uitgebouwd op het vlak van Alzheimer Disease (AD). Aangezien dit de meest voorkomende ziekte is op oudere leeftijd, is het belangrijk deze ziekte zeer vroeg te detecteren opdat behandeling zo snel mogelijk zou opgestart worden. Kennis wordt gecombineerd vanuit twee domeinen, neuropsychologie en biologie, om de vroege detectie van AD te optimaliseren en zo wordt ook tegemoet gekomen aan de recent voorgestelde criteria van the International Working Group for New Research Criteria for the Diagnosis of AD Samenwerking tussen Prof. Dr. Rossi en Prof. Dr. Dierckx resulteerde onder meer in het promoten van de Leerstoel Klinische ouderenpsychologie, waar Dr. Bas van Alphen op aangesteld is. Deze onderzoekslijn klinische ouderenpsychologie is over een tijdsspanne van de komende vijf jaar vooral gericht op: ?Diagnostisch accuratesse onderzoek ten behoeve van screening en (test)diagnostiek bij ouderen met persoonlijkheidsstoornissen. ?Vertekening van zelfbeantwoording en informantenrapportage bij persoonlijkheids-onderzoek door psychische aandoeningen op as I. ?De invloed van premorbide schemata van de persoonlijkheid op psychologische en gedragsmatige symptomatologie bij dementie. ?Het volledig onontgonnen terrein van de effectmeting van psychotherapeutische interventies bij ouderen met persoonlijkheidsstoornissen door het initiëren van (gerandomiseerd dubbelblind) vergelijkend klinisch onderzoek.
?Ontwikkelingen binnen DSM-5 persoonlijkheidsstoornissen in relatie tot ouderen. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Onderzoeksgroep Alliantie VUB-UGent: Persoonlijkheidsstoornissen - PDS Vrije Universiteit Brussel Abstract: De onderzoeksgroep richt zich op de conceptuele en taxonomische analyse, epidemiologie, en assessment en behandeling van persoonlijkheidsstoornissen en comorbide psychopathologie. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Onderzoek naar praktijkinitiatieven inzake de doorstroom van jonge kinderen naar pleegzorg in Limburg Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar praktijkinitiatieven inzake de doorstroom van jonge kinderen naar pleegzorg in Limburg op vraag van Vlaams Minister Welzijn, volksgezondheid en gezin. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • JOHAN VANDERFAEILLIE
Onderzoek naar online zelfhulp voor het platform zelfmoord1813 Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek wil de effectiviteit van online zelfhulp nagaan. Als onderzoeksdesign wordt gekozen voor een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek waarbij volwassen personen met suïcidale gedachten via randomisatie zullen worden toegewezen aan de interventiegroep of de wachtlijst-controle groep. Wanneer het onderzoek kan aantonen dat de online module effectief kan zijn in het verminderen van suïcidale gedachten, zal deze methodiek zich richten op deze doelgroep van personen met suïcidale gedachten. De ruime bekendmaking en verspreiding van www.zelfmoord1813.be waarbinnen de online module zal worden aangeboden zal essentieel zijn voor een goed bereik en zal in het implementatieplan uitgewerkt worden. Organisaties: • Vakgroep Psychiatrie en medische psychologie
Onderzoekers: • Cornelis Van Heeringen
Onderzoek naar het klinisch nut van sociale robots bij kinderen met autisme Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar het klinisch nut van sociale robots bij kinderen met autisme Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • JOHAN VANDERFAEILLIE
Onderzoek naar herval en reconsolidatie van contextuele conditionering:implicaties voor de behandeling van gegeneraliseerde angst. KU Leuven Abstract: Vrees conditioneringsonderzoek bij mensen is zeer waardevol gebleken voor de studie (en de behandeling) van specifieke vrees (zoals bij fobieën). Dit onderzoeksparadigma is echter niet geschikt voor het bestuderen van meer gegeneraliseerde, chronische vormen van angst (met gegeneraliseerde angststoornis als prototypisch voorbeeld). Gebruik makend van een innovatieve context conditioneringsprocedure, hebben we tijdens mijn doctoraatsonderzoek effectieve methodes ontwikkeld om gegeneraliseerde angst te behandelen op korte termijn (Fonteyne et al., 2009, 2010). Het doel van dit huidige project is om deze angstreductiemethodes uit te dagen en te verbeteren op lange termijn. In een eerste reeks experimenten, zullen we de condities onderzoeken waaronder gegeneraliseerde angst kan terug keren na een succesvolle behandeling. Daarnaast zullen we onderzoeken of angstherinneringen ook meer permanent uitgedoofd (of zelfs vernietigd) kunnen worden. De geplande experimenten zijn ontworpen om de gedr Organisaties: • OG Leerpsych. en Exp. Psychopathologie
Onderzoekers: • Dirk Hermans • Riet Fonteyne
Onderzoek naar Generalisatie bij Gezondheid en Psychopathologie. KU Leuven Abstract: Het algemene doel van dit project is de studie van generalizatie in psychopathologie en ziekte. Dezestudie vertrekt van een gedifferentieerd perspectief, waarbij expertise in domeinen van leren, aandacht,geheugen, symptoom-perceptie en psychofysiologie wordt gecombineerd. In eencoherente reeks vanwerkpakketten zullen we de wetenschappelijke studie van generalizatie verbreden (a) door perceptuele,zowel als niet-perceptuele vormen van generalizatie in te sluiten, (b) de gebruikelijkeset van stimuli uit te breiden naar interne stimuli, en (c) de rol van informatieverwerking te bestuderen, waaronder variabelen gerelateerd aanencodering, consolidatie, herhaling en ophalen van informatie. In preklinische studies zullen we de relevantie van onze aanpak en bevindingen testen met betrekking tot diagnostische en therapeutische doelen. In klinische valorisatie studies zullen we de bevindingen toepassen op de preventie en behandeling van negatieve effecten van generalizatie. Organisaties: • OG Leerpsych. en Exp. Psychopathologie
Onderzoekers: • Frank Baeyens • Omer Van den Bergh • Tom Beckers • Johannes Vlaeyen • Ilse Van Diest
• Dirk Hermans • Filip Raes • Bram Vervliet
onderzoek naar de ontwikkeling van het spiegelneuonensysteem bij jonge kinderen (met een normale ontwikkeling) met een autismespectrumstoornis en sibling (broers/zussen van kinderen met ASS) tussen de leeftijd van 18-30 maanden en 36-48 maanden Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Geert Crombez
Onderzoek naar de impact van opgelegde versus persoonlijke ankers op psychometrische kwaliteit van ratingschalen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de humane wetenschappen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van beoordelingsschalen zonder dat daarbij veel aandacht wordt geschonken aan de keuze van de ankers (= de verbale labels op de schaal). Recent onderzoek van onszelf naar zelfbeoordeling van subjectieve levenskwaliteit (Bernheim, Theuns, Mazaheri, Rose, 2003) heeft echter aangetoond dat de keuze voor een schaal met opgelegde ankers een belangrijke vertekenende impact kan hebben op de bekomen metingen. In het voorgestelde project wordt in een reeks experimenten --waarin diverse soorten stimuli dienen te worden beoordeeld --de instructie m.b.t. de gebruikte ankers gemanipuleerd om na te gaan hoe de kwaliteit van beoordelingen kan worden geoptimaliseerd. Daarbij worden de psychometrische kenmerken van diverse beoordelingsschalen nagegaan. De stabiliteit van de ankers en de betrouwbaarheid van (herhaalde) beoordelingen worden onderzocht. Een systematische vergelijking wordt gemaakt tussen de beoordelingen met zelfgedefinieerde ankers (ankerpunten die verwijzen naar de persoonlijke belevingssfeer van de beoordelaar) en door de onderzoeker opgelegde ankers. Omwille van het onderzoek worden eerst objectief meetbare stimuli (bvb lijnstukken, meetkundige figuren, ...) gebruikt voor de beoordelingen, vervolgens meer subjectieve stimuli (geluk, kwaliteit, schoonheid, ...). Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers: • PETER THEUNS • Joeri HOFMANS
Onderzoek met betrekking tot het formuleren van doelstellingen en aanbevelingen in het kader van een vernieuwd sporten bewegingsbeleid voor personen met een handicap in Vlaanderen (met ad hoc middelen van het steunpunt CJS) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek met betrekking tot het formuleren van doelstellingen en aanbevelingen in het kader van een vernieuwd sport- en bewegingsbeleid voor personen met een handicap in Vlaanderen (met ad hoc middelen van het steunpunt CJS) Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • VEERLE DE BOSSCHER • MARC THEEBOOM
Ondersteuning van en afstemming tussen de centra voor integrale gezinszorg (CIG) voor de toepassing en de volledige implementatie van de module gezinsdiagnostiek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Centra Integrale Gezinszorg (CIG Ten Anker, Huis Ter Leye, de Merode, vogelzang, Tamar)' hebben voor het project ' Ondersteuning van en afstemming tussen de centra voor integrale gezinszorg (CIG) voor de toepassing en de volledige implementatie van de module gezinsdiagnostiek. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • Veerle SOYEZ • JOHAN VANDERFAEILLIE
Onderscheiden van de neurobiologie onderliggend aan angst reducerende technieken. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Labo voor Biologische Psychologie
Onderzoekers: • Rudi D'Hooge • Dieuwke Sevenster
Onbewuste cognitieve controle Vrije Universiteit Brussel Abstract: Om de grenzen van onbewuste verwerking te definiëren, werd vooropgesteld dat cognitieve controle een set van strategische operaties is die exclusief verbonden zijn met bewustzijn. The prefrontale cortex speelt een belangrijke rol bij cognitieve controle, en bij gevolg stellen de meeste theorieën dat deze hersenregio niet kan geactiveerd worden door een onbewuste taak. Echter, in dit project veronderstellen we een meer significante rol voor onbewuste verwerking en onderzoeken we of cognitieve controle ook onbewust kan uitgeoefend worden. Om deze vraag te beantwoorden zullen we een specifieke vorm van cognitieve controle bestuderen, namelijk context effecten. Een paradigma dat theoretische en methodologische problemen omzeilt die werden aangetoond voor vorige studies zal gebruikt worden. In een eerste deel zullen we nagaan of een onbewuste context kan gecreëerd worden. We zullen onderzoeken of de invloed van onbewuste ambigue stimuli op respons gedrag aangepast kan worden op basis van de context gecreëerd door andere stimuli gepresenteerd in het experiment. In een tweede deel zal nagegaan worden of subjecten deze onbewuste contexten ook kunnen gebruiken om hun antwoorden te verbeteren. We zullen één context creëren met voornamelijk congruente trials en één context met vooral incongruente trial, en bekijken of subjecten zich aan deze contexten kunnen aanpassen. In een derde
deel zal een fMRI studie worden uitgevoerd om na te gaan of, in tegenstelling tot huidige theorieën, de prefrontale cortex betrokken is bij adaptatie aan onbewuste contexten. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • Eva VAN DEN BUSSCHE
Observational learning of pain-related fear and the interpretation of ambiguous facial expressions KU Leuven Abstract: Pijn is een vaak voorkomende ervaring die door bijna iedereen meerdere keren tijdens het leven gevoeld wordt. Echter, onder sommige condities kan deze pijnervaring hardnekkig worden (vb. chronische pijn) en daardoorook een zware impact hebben op de individuele levenskwaliteit en functionaliteit. In dit doctoraatsproject was het doel om de mechanismen te onderzoeken die bijdragen of onderliggend zijn aan de ontwikkeling en instandhouding van chronische pijn.Onze bevindingen tonen aan dat patiënten met chronische pijn geneigd zijn om hun aandacht specifiek te richten op pijnlijke gelaatsuitdrukkingen. Verder toonden we aan dat dubbelzinnige, pijn gerelateerde, gelaatsuitdrukkingen vaker geïnterpreteerd worden als pijnlijk door personen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van chronische pijn (personen die meer catastroferen over pijnlijk ervaringen dan anderen). Daarenboven merkten we op dat het observeren van pijn in de gelaatsuitdrukkingen van anderen, zelfs op onderbewust niveau Organisaties: • OG Gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Johannes Vlaeyen • Martien Schrooten • Mirali Khatibi Tabatabaei
Objectieve assessment van subjectieve slaperigheid: een psychofisische benadering Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1.Situering Dit onderzoek sluit nauw aan bij diverse activiteiten van de onderzoeksgroep Research Methods & Psychometrics (ReMePs) van de vakgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie, waar promotor Prof. Dr. P. Theuns actief is en de vakgroep Cognitieve en Fysiologische Psychologie (COPS) waar copromotor Prof. Dr. Raymond Cluydts werkzaam is. Prof. P. Theuns verricht momenteel onderzoek naar meetschalen voor subjectieve levenskwaliteit binnen een groep rond Prof. Dr. J. Bernheim (Bernheim, 1999, Theuns et. al., 2003, Bernheim et al., 2003). Daarnaast verricht Prof. P. Theuns fundamenteel onderzoek naar ratingschalen waarin ondermeer wordt nagegaan hoe beoordelaren ankerpunten positioneren op een schaal (Theuns et al. 2002). Prof. Dr. R. Cluydts verricht reeds jaren onderzoek op vlak van slaap- en waak toestanden (zie o.m. Cluydts, 2000, Cluydts & De Roeck, 2000, Cluydts et al. 1998). Recenter onderzoek van de copromotor situeert zich op het vlak van de conceptualisatie van slaperigheid (zie o.m. Cluydts et al. 2003, Cluydts et al. 2002). Met dit project willen we het lopend onderzoek van de promotor, waarin bevindingen uit de psychofysica worden toegepast voor het ontwikkelen van ratingschalen, verbinden met de expertise van de copromotor binnen het slaapwaakonderzoek om op systematische wijze subjectieve slaperigheid te onderzoeken. In het kader van het onderzoek naar subjectieve slaperigheid wordt vaak gebruik gemaakt van ratingschalen. Voorbeelden hiervan zijn de Stanford Sleepiness Scale (SSS) (Hoddes et al. 1973) en de Epworth Sleepiness Scale (Johns, 1991). Het gebruik van deze schalen kent echter nadelen (Cluydts et al. 2002, Chervin, 2000): Recente conceptuele modellen over slaperigheid, zoals het Tweedimensioneel State-Trait Model van Cluydts et al. (2002), benadrukken naast een sleep-drive ook het belang van een wake-drive in de expressie van slaperigheid (Cluydts et al. 2002, Johns et al. 1998). Door de theoretische uitbreiding van deze modellen zijn de, op dit moment meest gebruikte, schalen niet meer in staat om het volledig conceptueel spectrum van slaperigheid te meten. De ESS houdt bvb. geen rekening met de basale wake-drive. Voorlopig literatuuronderzoek geeft aan dat de bestaande meetinstrumenten een geringe predictieve validiteit bezitten over het voorspellen van prestaties (performance) op basis van de mate van slaperigheid (o.a. Cheshire et al. 1992). Deze beperking is wellicht te wijten aan de gebrekkige sensitiviteit van deze schalen. Zwakke correlaties tussen zelf-evaluatie slaperigheidsschalen en fysiologische metingen worden verklaard door een gebrek aan inschattingsvermogen van individuen wat betreft hun slaperigheidstoestand (Chervin et al. 2000, Van Ert et al. 1999, Benbadis et al. 1999, Horne et al. 1998). Wij hebben echter geen weet van literatuur die de aard en de constructie van de subjectieve slaperigheidsschalen zélf in vraag stelt. De constructie van de SSS (Hoddes et al. 1973) en de ESS (Johns, 1991) gebeurde niet empirisch, waardoor de psychometrische kwaliteiten van deze schalen ernstig in vraag gesteld kunnen worden en daarmee ook een belangrijk gedeelte van het fundamenteel onderzoek naar subjectieve slaperigheid. Een belangrijke keuze die een onderzoeker dient te maken bij het opstellen van een ratingscale betreft de gehanteerde responscategorieën (zoals het gebruik van ankerpunten en de keuze van de bijhorende labels). De impact van de specifieke keuze van responscategorieën op de kenmerken van de desbetreffende ratingschaal werd in de psychofysica uitvoerig onderzocht (Borg, 2002, 2001, 1962, Falmagne, 1985, Stevens, 1975). Om de perceptie van slaperigheid op een systematische manier te onderzoeken willen we gebruik maken van onderzoeksmethoden uit de psychofysica, nl. Cross-Modality Matching (CMM) (Stevens, 1975) en Verbally Level-Anchored Ratio Scaling of Category Ratio Scaling (Borg, 2002, 2001). Bij CMM-experimenten bestaat de taak van de deelnemer erin om de sensatie opgewekt door een stimulus van de ene modaliteit (bvb. een statement over slaperigheid) weer te geven in een respons van een andere modaliteit (bvb. lichtsterkte). De methode van Borg (2001, 1962) -Category-Ratio Scaling- combineert fysiologische metingen met CMM om ankerpunten in de vorm van verbale expressies congruent met getalwaarden te plaatsen. (vb. een harstlag van 70 bpm komt overeen met een lichtintensiteit van 5000 Lux, betekent gemiddeld slaperig en krijgt waarde 4) Deze auteur stelt dat op die manier ratingschalen verkregen kunnen worden met de eigenschappen van (semi)-ratioschalen. Wanneer deze ankerpunten gekoppeld worden aan een zekere maximumervaring (vb. individueel maximaal ervaren slaperigheid), kan de schaal tussen personen onderling gelijk worden gesteld (Borg, 2001). De methode van Borg wordt door de onderzoeksgroep ReMePs aan de VUB toegepast in het kader van schaalconstructie en responseffecten binnen survey-onderzoek (Theuns et al. 2002, Cools, 2002). De toepassing van deze methode op het slaap-waakonderzoek is ons, zowel nationaal als internationaal, niet bekend. 2.Probleemstelling Met dit project onderzoeken we: (1) welk verband bestaat tussen gerapporteerde subjectieve slaperigheid en geobjectiveerde indicatoren van slaperigheid. Hiertoe ontwerpen we een psychometrisch onderbouwde schaal voor het meten van subjectieve slaperigheid door middel van Category-Ratio Scaling. (2) de effecten van experimenteel geïnduceerde slaperigheid in vergelijking tot pathologische slaperigheid op de subjectieve perceptie van slaperigheid en op gedragsmatige en electrofysiologische metingen.
3.Methode Fase 1 (Jaar 1) Naast een grondige literatuurstudie over slaperigheid en schaalmethoden wordt een kwalitatieve pilotstudy opgestart naar de conceptualisatie van slaperigheid. Er worden een 16-tal diepte-interviews afgenomen bij ervaringsdeskundigen (telkens ongeveer 4) uit elk van volgende groepen: -personen met pathologische slaperigheid (trait-conditie), -personen waarbij experimentele slaperigheid geïnduceerd wordt (state-conditie), -vrijwilligers zonder slaperigheidsklachten (normale conditie) -wetenschappers in het veld van het slaaponderzoek (expert-conditie) Alle proefpersonen worden gevraagd om de verschillende aspecten van slaperigheid (conform aan het Tweedimensioneel State-Trait Model van Slaperigheid) te evalueren. De interviewthemas worden bepaald op basis van relevante literatuur (vb themas: persoonlijk ervaren slaperigheid, slaperigheid ervaren bij derden en in het algemeen, effecten van drugs, werk, stress, omgeving, slaapkwaliteit, enz.). Deze diepte-interviews worden getaped. Vervolgens wordt de verbale informatie over de verschillende concepten geïnventariseerd en aangevuld met gegevens van een uitgebreide literatuurstudie van bestaande slaperigheidsvragenlijsten en -schalen. Op basis van de bekomen informatie worden, via een kwalitatieve analyse, homogene semantische klassen van slaap/waak-gerelateerde constructen bepaald, die we aanduiden met een representatief label. Via hiërarchische data-analyse toegepast op waargenomen patronen van dergelijke klassen -o.a. met Booleaanse analyse (Theuns, 1994, 1998)- wordt een model opgesteld waarin deze klassen van slaap/waak-gerelateerde constructen, die overeenstemmen met verschillende intensiteiten en dimensies van subjectief waargenomen slaperigheid, worden gestructureerd. De structuur van de klassen van constructen en de bijbehorende labels zullen worden gebruikt om de stimuli selecteren voor gebruik in het experiment van Fase 2 Fase 2 (Jaar 1 en 2) In deze fase van het onderzoek concentreren we ons op de eigenlijke schaalconstructie volgens de principes van CMM en het Range Model van Borg (2001, 1962) gekoppeld aan een eerste valideringsonderzoek van de ontwikkelde schaal. 120 proefpersonen worden verdeeld in drie condities (between-subject-design) conform aan het Tweedimensioneel State-Trait Model van Slaperigheid, nl. (1) de trait-conditie (pathologische slaperigheid), (2) de state-conditie (situationele slaperigheid) en (3) de controleconditie. In eerste instantie worden 40 vrijwilligers (mannen en vrouwen tussen 18 en 65 jaar), die zich hebben aangemeld met slaperigheidsklachten op een slaaplaboratorium (UVC Brugmann, AZ VUB en UZ Antwerpen), onderworpen aan het experiment (conditie 1). Deze proefpersonen melden zich aan op het slaaplaboratorium of worden doorverwezen door een arts. De gemiddelde wachttijd tussen het aanmelden van de persoon en de effectieve opname in het slaaplaboratorium bedraagt ongeveer 4 maanden. De proefpersonen worden onderworpen aan het experiment ten laatste 3 maanden voor hun effectieve opname in het slaaplaboratorium. In de tweede conditie worden 40 gezonde vrijwilligers -gematcht op geslacht en leeftijd met de proefpersonen van conditie 1-, in een gecontroleerde omgeving van slaap gedepriveerd (situationele slaperigheid). Dit gebeurt in het slaaplaboratorium van de faculteit Psychologie & Opvoedkunde van de VUB (vakgroep COPS), waarbij aan monitoring van biologische functies kan gedaan worden (hartslagmeting, EEG,...). Veertig vrijwilligers (ook gematcht op geslacht en leeftijd), die noch onderhevig zijn aan klachten van situationele slaperigheid, noch pathologische slaperigheid rapporteren, worden in de derde conditie (controle conditie) ook onderworpen aan het experiment. In het experiment worden de labels die werden vastgelegd in fase 1 visueel aangeboden via een projector. Aan elk van de proefpersonen uit de verschillende condities wordt gevraagd om de uitgelokte intensiteit van de labels te beoordelen via CMM. We zullen hierbij gebruik maken van verschillende responsmodaliteiten zoals lichtintensiteit en handgrip en het produceren van lijnlengte (Line Lenght Production of LLP). Vertrekkende van de verkregen ruwe data worden de equal-sensation functies van subjectieve slaperigheid en de andere modaliteiten (lichtsterkte en handgrip) berekend. Op basis van een analyse van deze data worden de labels van de ankerpunten op de nieuwe schaal vastgelegd. Dankzij de bijzondere psychometrische eigenschappen van LLP (exponent ≈ 1) kunnen we de validiteit van de schaal in een eerste instantie nagaan door de bekomen equal-sensation functies te matchen met de LLP-functie (Lodge, 1981). Fase 3 (Jaar 2 en 3) Negentig proefpersonen van de oorspronkelijke experimentele groep nemen, 3 maanden na testfase 2, opnieuw deel aan het experiment van fase 2 (een within-subject-design met een voorziene drop-out van 25% per conditie), waarbij ditmaal elektrofysiologische metingen van slaperigheid geregistreerd worden. De deelnemers zullen tijdens hun verblijf in het slaaplaboratorium onderworpen worden aan de MSLT (Multiple Sleep Latency Test) en aan de MWT (Maintenance of Wakefulness Test). De MSLT omvat een serie van 5 periodes overdag waarbij de deelnemer geen weerstand tot slapen probeert te bieden. Het gaat om periodes van 20 min in waaktoestand of 15 min slaap, telkens verspreid over een 2 uur interval. De MWT omvat ook een serie van vier à vijf trials, verspreid over een 2 uur interval maar waarbij het individu probeert wakker te blijven onder minimale stimulatie (Bassiri & Guilleminault, 2000). Deze tests laten toe subjectief waargenomen slaperigheid te vergelijken met meer objectieve metingen en dienen als tweede valideringsonderzoek voor de ontworpen schaal. Naast deze metingen worden eenvoudige gedragsmatige metingen zoals geeuwfrequentie, faciale expressie, evenwichtsproeven en occulomotorische activiteit voor hetzelfde doel gehanteerd. Enkel op trait-niveau is het relevant om de betrouwbaarheid van de ontwikkelde schaal na te gaan. Dit wordt onderzocht door testhertest van het origineel CMM-experiment in het within-subject-design (test: fase 2 - hertest: fase 3). Fase 4 (Jaar 3) In een voortgezet onderzoek zal de voorspellende validiteit van het instrument nagegaan worden bij meer complexe gedragsmatige metingen zoals vigilantietaken en reactietijdtests. In deze fase beperken we ons tot een experiment met individuen van de beoogde doelgroep, nl. mensen met pathologische slaperigheid. Dertig patiënten die opgenomen zijn voor klachten van pathologische slaperigheid (geen deelnemers aan de vorige fasen), worden tijdens hun verblijf op het slaaplaboratorium (UVC Brugmann, AZ VUB en UZ Antwerpen) in eerste instantie verzocht hun subjectieve slaperigheid te evalueren via de nieuw ontwikkelde schaal. Nadien nemen ze deel aan de vigilantie- en reactietijdtests (o.a. Flicker Fusion Test, Continuous Performance Test, Wilkinson Auditory Vigilance Task), de MSLT en de MWT. De scores op de vigilantie-en reactietijdtests worden vergeleken met de bijhorende normen en relevante objectieve slaperigheidsparameters. Vervolgens gaan we via meervoudige voorwaartse regressie na in hoeverre de resultaten op de vigilantie- en reactietijdtests kunnen voorspeld worden door de nieuw ontwikkelde schaal en de objectieve slaperigheidsparameters en schrijven de conclusies uit in een doctoraatsthesis.
Fase 5 (Jaar 4) Het laatste projectjaar wordt integraal besteed aan het samenbrengen van alle onderzoeksresultaten, het verder schrijven aan een doctoraatsthesis en de publicatie van wetenschappelijke artikels waarin aanbevelingen over de aangewende methode voor het assessment van subjectieve slaperigheid zowel als het gebruik en de praktische toepassing van het nieuw ontwikkeld instrument in verwerkt zullen worden. Referenties: Bassiri A.G. & Guilleminault Ch. (2000). Clinical features and evaluation of obstructive sleep apnea-hypopnea syndrome. In: Kryger, Roth & Dement (Eds.). Principals & practice of sleep medicine; 74: 869-877. Saunders WB, Philadelphia.
Benbadis S.R., Marscha E., Perry M.C. et al. (1999) Association between the Epworth Sleepiness Scale and the Multiple Sleep Latency Test in a clinical population. Annals of Internal Medicine 130, 298-292 Bernheim, J. (1999). How to get serious answers to the serious question: 'How have you been?': Subjective quality of life (QOL) as an individual experiental emergent construct. Bioethics, 13 (3/4), 272-287. Bernheim, J., Theuns, P., Heylighen, F., Mazaheri, M. & Rose, M. (2003). Anamnestic Comparative Self-Assessment (ACSA) to measure QOL: advantages of an internal standard. Paper accepted for presentation at the 5th Conference of the International Society for Quality-of-Life Studies Johann Wolfgang Goethe-University Frankfurt/Main, Germany. Borg G. (2002) Basic principles in Level-Anchored Ratio Scaling. In: Da Silva J.A. et al. (Eds) Fechner Day 2002, Editora Legis Summa, 2002. Borg G. & Borg E. (2001) A new generation of scaling methods: Level-Anchored Ratio Scaling. Psychologica, 28, 12-45. Borg G. (1962) Physical performance and perceived exertion. Studia Psychologica et Paedagogica. Series Altera. Investigationes XI. Lund, Sweden: Gleerup. Cheshire K., Engleman H., Deary I., Shapiro C. & Douglas N.J. (1992) Factors impairing daytime performance in patients with sleep apnea/hypopnea syndrome. Archives of Internal Medicine; 152: 538-541. Chervin R.D. (2000) The multiple sleep latency test and Epworth sleepiness scale in the assessment of daytime sleepiness. Journal of Sleep Research 9, pp 399. Cluydts R. & De Valck. E. Sleepiness as a state-trait phenomenon, comprising both a sleep drive and a wake drive. Medical Hypotheses, accepted/in press. Cluydts R., De Valck E., Verstraeten E., Theys P. (2002) Daytime sleepiness and its evaluation. Sleep Medicine Reviews, 6: (2) 83-96. Cluydts R. (2000)A 28-night evaluation evaluation of the efficacy, next-day effects, and withdrawal potential of zaleplon and zolpidem in outpatients with primary insomnia. Postgraduate Medicine 2000; 4;14-24. Cluydts R. & De Roeck J. Slaap- en waakstoornissen. In: W.Vandereycken et al. (Eds.) Handboek Psychopathologie, 3de Ed. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 2000, p.361-387. Hoddes E., Zarcone V., Smythe H.R. et al. (1973) Quantification of sleepiness: a new approach. Psychophysiology 10, 431-436. Cools W. (2002) How can psychophysics help survey research presented at The International symposium: the mind and body problem: old question, new answers, Ribeirao Preto, University of Sao Paulo. Horne J.A. & Reyner L.A. (1998) Falling asleep whilst driving: are drivers aware of prior sleepiness? International journal of Legal Medicine; 111, 120-123. Falmagne, J.C. (1985) Elements of Psychophysical Theory. Oxford: Clarendon. Johns M.W. (2000) Sensitivity and specificity of the multiple sleep latency test (MSLT), the maintenance of wakefulness test (MWT) and the Epworth Sleepiness Scale: failure of the MSLT as a gold standard. Journal of Sleep Research 9, 5-11. Johns M.W. (1998) Rethinking the assessment of sleepiness. Sleep Medicine Reviews, 2, 3-15. Johns M.W. (1991) A new method for measuring daytime sleepiness: The Epworth Sleepiness Scale. Sleep 14, 540-545. Lodge, M. (1981). Magnitude scaling: Quantitative measurement of opinions. Beverly Hills: Sage. Stevens S.S. (1975) Psychophysics: introduction to its perceptual, neural and social prospects? New York: John Wiley & Sons. Theuns, P. (1994), A dichotomization method for Boolean analysis of quantifiable co-occurrence data, in Fischer, G.H. & Laming, D. (Eds.), Contributions to Mathematical Psychology, New York : Springer Verlag (1994). Theuns, P. (1998), Building a knowledge space via Boolean analysis of co-occurrence data, in Dowling, C., Roberts, F. and Theuns, P. (eds.) Recent Progress in Mathematical Psychology, New York : Lawrence Erlbaum. (1998). Theuns P. Cools.W., Schiemsky K. (2002) Construction of a satisfaction rating scale and the influence of the use of labels on response patterns analysed, by means of a psychophysical approach. Paper presented at Fechnerday 2002, The Eighteenth Annual Meeting of the International Society for Psychophysics , Rio de Janeiro, 2002. Theuns, P., Ledure, G., Souris, M., Razavi, D., Bernheim J. (2003). Anamnestic Comparative Self Assessment (ACSA) to measure QOL: Sensitivity, reliability and proneness to response-shift. Paper accepted for presentation at the 5th Conference of the International Society for Quality-of-Life Studies - Johann Wolfgang Goethe-University Frankfurt/Main, Germany. Van Ert P.M., Gapinski J.P., Fuller M.J. et al. (1999) The predictive value of the Epworth Sleepiness Scale: patient versus significant other assessment of patient sleepiness. Sleep 22, S48. Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers: • PETER THEUNS • Olivier MAIRESSE
Number sense in the transition from natural to rational numbers KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Instructiepsychologie en -technologie
Onderzoekers: • Lieven Verschaffel • Wim Van Dooren • Jo Van Hoof
Number sense in kindergarteners KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Faculteit PPW Kulak
Onderzoekers: • Jan Elen • Bert De Smedt • Bert Reynvoet • Bieke Maertens
Non-suicidal self-injury throughout adolescence and emerging adulthood:Developmental trajectories and the role of identity formation in Indianand European context KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Klinische Psychologie
Onderzoekers: • Laurence Claes
Nieuw financieringsmodel onderzoek: ZAP-startkrediet 2010 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het in voege treden van het nieuw financieringsmodel onderzoek ontvangen nieuwe ZAP leden die voldoen aan de criteria voor de BOF-parameter 'mobiliteit en diversiteit' een startkrediet van EURO 50.000. Deze ZAP startkredietfinanciering wordt retroactief opgestart en toegekend aan nieuw ZAP aangesteld in 2010 en later. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • Eva VAN DEN BUSSCHE
Nieuwe ontwikkelingen binnen de hechtingstheorie: hechtingsgerelateerdeprocessen en de ontwikkeling van cognitieve kwetsbaarheid. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OE Gezins- en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Patricia Bijttebier • Guy Bosmans
Niet-suïcidale zelf-verwonding doorheen de adolescentie en de jongvolwassenheid : ontwikkelingstrajecten en de rol van identiteitsformatie in België en India. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Klinische Psychologie
Onderzoekers: • Laurence Claes • Koen Luyckx
Niet-perceptuele generalisatie en extinctie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Leerpsych. en Exp. Psychopathologie
Onderzoekers: • Frank Baeyens • Bram Vervliet • Ellen Vervoort
Neurale representaties in personen met ontwikkelingsstoornissen. KU Leuven Abstract: Een nieuwe methodologie voor de analyse van hersenscans, gegroepeerd onder de benaming multi-voxel analyses, heeft in de voorbije jaren geleid tot een fundamentele verandering in het domein van neuroimaging. Fundamentaal onderzoek in de gewone populatie toonde het potentieel van deze methodologie voor het achterhalen van de neurale basis van mentale representaties. Hier stellen we voor om deze methodologie toe te passen in de studie van specifieke klinische populaties en met name ontwikkelingsstoornissen. Deze toepassing zal van grote waarde zijn om de neurale basis van deze stoornissen te begrijpen. Organisaties: • OG Labo voor Biologische Psychologie
Onderzoekers: • Hans Op de Beeck • Bart Boets • Bert De Smedt • Jean Steyaert
Neurale basismechanismen van trekoordelen: de rol van tijdsintegratie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: ACHTERGROND en DOEL van dit onderzoek De jongste vijftal jaren is er heel wat onderzoek verricht over de neurale processen die de grondslag vormen van sociale oordelen, o.a. over karaktertrekken en intenties/doelen van andere personen. Daarbij gebruikt men de nieuwste beeldvormingtechnieken: de event-related potential (ERP) techniek laat toe de timing van sociale oordelen tot op de milliseconde nauwkeurig te bepalen en een ruwe lokalisatie in de hersenen uit te voeren (met behulp van LORETA; Pascual-Marqui et al., 2002). De functional magnetic resonance imaging (fMRI) techniek laat bovendien toe om vrij nauwkeurig de lokalisatie vast te stellen van de betrokken hersengebieden of . circuits. In een meta-analyse van meer dan 100 fMRIonderzoeken over sociale oordelen, kwam Van Overwalle (2008) tot de conclusie dat oordelen over persoonlijkheidstrekken en gedragsdoelen van anderen, twee belangrijke sociale oordelen zijn waarover al vrij veel onderzoek verricht is met betrekking tot hun lokalisatie in de hersenen. Echter, de fundamentele neurale basismechanismen bij oordelen van vooral persoonlijkheidstrekken zijn nauwelijks opgehelderd, en de bedoeling van dit project is dit verder te ontsluieren. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • FRANK VAN OVERWALLE
Neural correlates of the development of magnitude processing KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties:
• Faculteit PPW Kulak
Onderzoekers: • Bert Reynvoet • Karolien Smets
Naar een vernieuwd beleid rond beweging en sport voor senioren in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naar een vernieuwd beleid rond beweging en sport voor senioren in Vlaanderen. Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • MARC THEEBOOM
Naar een uitbreiding van de intergroepscontact theorie: Van een reductie van vooroordelen naar sociale verandering Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de relatie tussen enerzijds de afname van vooroordelen via intergroepscontact en anderzijds het heersende intergroepsklimaat. Bijzondere aandacht gaat hierbij naar de gecombineerde effecten van de mate van positief intergroepscontact en de kwaliteit van het intergroepsklimaat op vooroordelen, reacties op discriminatie en de bereidheid om structurele ongelijkheid tussen groepen op maatschappelijk niveau te veranderen. Organisaties: • Vakgroep Ontwikkelings-, persoonlijkheids- en sociale psychologie
Onderzoekers: • Alain Van Hiel
Naar een psychologie van de postmoderniteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De postmoderniteit beherst meer en meer de feitelijkheid van ons persoonlijk en sociaal leven. Terwijl de sociologie langzamerhand een 'sociologie van de postmoderniteit' ontwikkeld, is het op het terrein van de psychologie vrij rustig, al valt het postmodernisme rechtstreeks basisbegrippen van de psychologie aan. terwijl de psychologie als technologie in het maatschappelijk leven floreert, stellen we vast dat meer en meer potentiële psychologische onderzoeksobjecten verschuiven naar andere disciplines zoals de antropologie, de psychoanalyse, het breinonderzoek en de 'cognitive-science'. Een zeker theoretisch verweer van de psychologie lijkt dan ook gepast. Zo is het 'postmoderne Zelf' een regelrechte ontkenning van begrippen die in de persoonlijkheidspsychologie en sociale psychologie worden gebruikt zoals 'zelf, ego, identiteit. Diverse veranderingen in het sociale leven lijker erop te wijzen dat het mansbeeld dat de psychologie hanteert 'postmodern' moet worden bijgestuurd. Dit gebeurt in zekere mate in het sociaal constructionisme van de groep sociale psychologen rond Kenneth gergen, maar de vraag stelt zich of we moeten streven naar een 'postmoderne psychologie ofwel naar een psychologie van de postmoderniteit die de psychologische facetten van de postmoderntit min of meer afstandelijk beschouwt en analyseert ,binnen een beperkte aanpassing van haar wetenschapsfilosofie. Howel beide vormen niet noodzakelijk hoeven en analyseet, binnen een beperkte aanpassig van haar wetenschapsfilosofie. Hoewel beide vormen niet noodzakelijk hoeven gepolariseerd te worden, stellen wij ons op het standpunt dat de ontwikkeling van een 'psychologie van de postmoderniteit het meest aangewezen is. Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers: • ERIC ROSSEEL
Naar conceptuele verheldering: een integratie van verschillende employability-benaderingen. KU Leuven Abstract: Veranderingen in de arbeidsmarkt en in de werknemer-werkgever relatie plaatsen onderzoek over employability opnieuw op de voorgrond. Ondanks deze interesse blijven er verschillende hiaten in de literatuur. Ten eerste is er onduidelijkheid over de conceptualisering en bijhorende meting van employability. Als een eerste stap naar meer duidelijkheid maken wij het onderscheid tussen inputbenaderingen (employability-disposities, employability competenties en employability-ondersteunende activiteiten) enoutputbenaderingen (gepercipieerde employability, arbeidsmarktposities). Ten tweede is er weinig onderzoek gedaan over de relaties tussen de verschillende benaderingen van employability. Ten derde is employability-onderzoek dominant gericht op het individu en op factoren aan de aanbodzijde. Relatief weinig onderzoek brengt ook de vraagzijde van de arbeidsmarkt in rekening. Het doel van dit project sluit hierbij aan, namelijk (1) de verschillende employabilitybenaderingen, hun gelijkenissen, Organisaties: • OE Arbeids- & Org.psych. & Opleid.kunde
Onderzoekers: • Anneleen Forrier • Nele De Cuyper • Marijke Verbruggen
Muziek is de boodschap. Het belang van tonale synchroniciteit tijdens de eerste levensjaren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent eigen onderzoek naar muzikale aspecten in de vocalisaties tussen moeders en hun 3 maanden oude baby's toonde dat het spreken en vocaliseren in de vroege moeder-baby interactie wordt gekenmerkt door momenten van harmonie en tonaliteit die zouden kunnen wijzen op een vorm van tonale synchroniciteit. Met deze aanvraag beoog ik in een eerste luik de ontwikkelingsrelevantie van tonale synchroniciteit verder te onderzoeken door het verband na te gaan tussen tonale synchroniciteit en de kwaliteit van de vroegtijdige moeder-kind interactie in termen van intersubjectiviteit en emotionele beschikbaarheid enerzijds en de ontwikkeling en taalverwerving van kinderen anderzijds. in een tweede luik ga ik na of er een verband bestaat tussen tonale synchroniciteit en fysiologische aspecten bij de baby. Via ademhalings- en hartritmemetingen kan op non-invasieve wijze de cardiale vagale tonus in de vorm van RSA worden afgeleid die de parasympatische invloed van het autonoom zenuwstelsel op het hart uitdrukt. RSA wordt algemeen aanvaard als een voorspellende index voor de cognitieve en emotionele ontwikkeling van een baby. Deze kan aan de hand van stimulerende technieken worden verhoogd bij baby's met een laga vagale tonus. Als er een verband bestaat tussen tonale synchroniciteit en RSA kan dit praktijkrelevante implicaties inhouden, zoals het aanwenden van tonale synchroniciteit om de vagale tonus te stimuleren. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GERRIT LOOTS
Multiple dimenensions of breathlessness KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Andreas von Leupoldt • Thomas Reijnders
Multiniveausynthese van single-case experimentele data: Verdere ontwikkelingen en empirische validatie. KU Leuven Abstract: Gedurende het laatste decennium is er een groeiende interesse om single-subject experimentele designs (SSED) in verschillende onderzoeksdomeinen in pedagogie en psychologie toe te passen om de effectiviteit van één of meerdere behandelingen te onderzoeken (Barlow, Nock, & Hersen, 2009). De interesse van de SSED onderzoeker gaat uit naar één of meerdere individuen (of een entiteit zoals een school) dat geobserveerd en gekwantificeerd wordt gedurende opeenvolgende meetmomenten gedurende een baseline conditie (waarin men geen behandeling toedient), gevolgd door een behandelingsconditie (Onghena, 2005). De validiteit van inferenties van een basis SSED is ter discussie, omdat een verandering in de gemeten variabele kan verklaard worden door een toevallige factor in plaats van de behandeling zelf (i.e., een bepaald event dat optreedt op hetzelfde moment als de start van de behandeling; Shadish, Cook, & Campbell, 2002). Om hieraan tegemoet te komen, worden meestal complexe SSEDs gebru Organisaties: • Faculteit PPW Kulak
Onderzoekers: • Wim Van Den Noortgate • Patrick Onghena • Mariola Moeyaert
Multiculturalism KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Sociale en Culturele Psychologie
Onderzoekers: • Karine Verschueren • Karen Phalet • Laura Elizabeth Celeste