2013 Onderzoek brandveiligheidsbewustzijn te Peize
Opdrachtgever: Brandweer Noord en Midden Drenthe Afstudeerperiode: februari - juni 2013 Status: Definitief
Matthijs Vellinga. Studentnummer: 139308 Integrale Veiligheidskunde 27-5-2013
Onderzoek brandveiligheidsbewustzijn te Peize Een afstudeerscriptie voor de opleiding Integrale Veiligheidskunde
Opleiding: Integrale Veiligheidskunde, Saxion Hogeschool Deventer Auteur: Matthijs Vellinga Studentnummer: 139308 Klas: DIV4VA Organisatie: Brandweer Noord en Midden Drenthe Praktijkcoaches: Gerrit-Jan Ruesink Jan Niewold Eerste lezer: Bruce Rinsampessy Tweede lezer: Harm Jan Korthals Altes 2
SAMENVATTING De kosten en schade van woningbranden voor verzekeraars en woningeigenaren lopen op ondanks extra inspanningen en budget voor de brandweer. De brandweer wil zich meer richten op proactie en preventie om de totale schade terug te brengen. Door middel van het deelproject Brandveilig Leven wil de brandweer het brandveiligheidsbewustzijn vergroten bij burgers zodat er minder branden ontstaan in woningen en als er brand uitbreekt dat men weet wat men moet doen. Het doel van dit onderzoek is om een instrument te ontwikkelen dat het brandveiligheidsbewustzijn kan meten en het huidige brandveiligheidbewustzijnsniveau van het dorp Peize kan vaststellen. Allereerst is onderzocht wat brandveiligheidsbewustzijn is, dit heeft de volgende definitie gekregen: Kennis van - en ervaring hebben met de risico’s van gedragingen met betrekking tot brand, de verantwoordelijkheid voelen om preventief op te treden en weten welke juiste preventieve en repressieve maatregelen er uitgevoerd moeten worden en de bereidheid om informatie te vergaren over brandveiligheid. Hierna is gemeten hoe de inwoners van het dorp Peize scoren op de verschillende onderdelen van brandveiligheidsbewustzijn. Zo is geconstateerd dat de respondenten op het gebied van brandveilig gedrag erg goed scoren, met als uitzondering het vegen van de schoorsteen. Op het gebied van risico’s inschatten scoren de respondenten goed bij het inschatten van het aantal gewonden. Maar de kans wordt vaak onderschat. Uit de analyse is gebleken dat op dit gebied met name winst te behalen valt bij de oudere leeftijdsklassen (71-80, 81-90 en 90+). Kijken we naar brandervaring is te zien dat zo’n 94% geen woningbrand(je) heeft meegemaakt. Diegenen die wel een brand hebben meegemaakt, hebben vaak goed gehandeld of waren niet in staat om te handelen omdat zij niet thuis waren. Het overgrote deel van de respondenten (97%) zegt zich persoonlijk verantwoordelijk te voelen voor het voorkomen van een woningbrand in zijn of haar woning. De rookmelderdichtheid bedraagt: 73,5%. Dit is lager dan de gewenste 80%. Mensen met twee of meer rookmelders installeren in meer dan 90% van de gevallen de rookmelder op een goede plek. De groep die maar één rookmelder heeft, benut vaak niet het volledige nut van de rookmelder en installeert deze in 67,3% op de meest ideale plek. Bij bewoners in vrijstaande of eengezinswoningen in rij is veel verbetering mogelijk op rookmelderdichtheid. De score van het scenario vlam in de pan is boven verwachting goed (97,4%). De score op het scenario van de beginnende woningbrand is lager dan gehoopt. Toch zegt bijna 74% precies de juiste handeling uit te voeren. Vooral bij de groep ouderen is winst te behalen bij het nemen van maatregelen zoals rookmelders en blusmiddelen. Op twee van de drie onderdelen van ‘informatiedrang’ scoren de respondenten hoog tot zeer hoog. Op het vlak van initiatief nemen scoort men erg laag. Daarentegen zijn mensen boven verwachting goed op de hoogte van de campagne. Naast dat mensen goed bekend zijn met de campagne vindt men de brandweer ook betrouwbaar als informatiebron en is zij de geprefereerde informatiebron m.b.t. woningbranden. Mocht er toch gestreefd worden naar verbetering zijn de hoger opgeleiden die een baan hebben vatbaar voor verbetering op het gebied van bekendheid met het project brandveilig leven. Om de rookmelderdichtheid en het brandveiligheidsbewustzijn te vergroten worden enkele adviezen gegeven. Zo kan er gebruik gemaakt worden van natuurlijke momenten van samenkomst en het vermogen van de gemeenschap. Zo wordt er gebruik gemaakt van ‘positive peer pressure’ door het gebruik van een vooraanstaand persoon van de vereniging. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het informatie verstrekken door een bekend persoon van de gemeenschap (de plaatselijke brandweerman/vrouw). Hierdoor wordt ook gebruik gemaakt van het ‘menselijk vermogen’ van de gemeenschap. En er wordt ingespeeld op het voorkomen van schade en leed aan zichzelf en aan anderen van de gemeenschap, wat in club/verenigingverband een extra sterk effect kan krijgen. Daarnaast kan men huis aan huis bezoeken verrichten naar het voorbeeld van brandweer Amersfoort. Voor voorlichting aan ouderen moet rekening worden gehouden met hun beperkingen en moet men een actievere vorm van voorlichting aannemen. Maak gebruik van bekenden, locale brandweerlieden en mantelzorgers om de voorlichting betaalbaarder, persoonlijker, begrijpelijker en periodiek te kunnen maken.
3
INHOUD Samenvatting ...................................................................................................................................................... 3 Voorwoord.......................................................................................................................................................... 7 Inleiding .............................................................................................................................................................. 8 1- Theoretisch kader ........................................................................................................................................... 9 1.1 Brandveiligheidsbewustzijn ....................................................................................................................... 9 1.2 Beïnvloeden brandveiligheidsbewustzijn ................................................................................................. 10 2- Methoden van onderzoek ............................................................................................................................. 13 2.1 Onderzoekseenheden en variabelen ....................................................................................................... 13 2.1.1 Onderzoekseenheden ....................................................................................................................... 13 2.1.2 Variabelen ........................................................................................................................................ 13 2.2 Operationalisatie van de onderzoeksvragen ............................................................................................ 14 2.3 Keuze van methoden ............................................................................................................................... 14 2.4 De steekproef .......................................................................................................................................... 15 2.5 De vragenlijst .......................................................................................................................................... 16 2.6 De analyse ............................................................................................................................................... 17 2.6.1 Maatstaven en scores ....................................................................................................................... 17 2.6.1 Analyse en statistische toetsen ......................................................................................................... 18 2.7 Het onderzoeken van brandveiligheidsbewustzijn samengevat ............................................................... 18 3- Resultaten..................................................................................................................................................... 19 3.1 Steekproef: Wie reageerden er? .............................................................................................................. 19 3.1.1 Geslacht en leeftijd ........................................................................................................................... 19 3.1.2 Opleidingsniveau .............................................................................................................................. 20 3.1.3 Occupatie ......................................................................................................................................... 20 3.1.4 Woningtype ...................................................................................................................................... 21 3.2 Risicokennis ............................................................................................................................................. 22 3.2.1 Risicovol gedrag ................................................................................................................................ 22 3.2.2 Risico’s inschatten ............................................................................................................................ 23 3.2.3 risicokennis samengevat ................................................................................................................... 25 4
3.3 Brandervaring.......................................................................................................................................... 26 3.4 Verantwoordelijkheidsgevoel .................................................................................................................. 26 3.5 Maatregelenkennis.................................................................................................................................. 27 3.5.1 Rookmelderdichtheid ....................................................................................................................... 27 3.5.2 Repressief handelen in scenario’s ..................................................................................................... 27 3.5.3 Andere maatregelen ......................................................................................................................... 28 3.5.4 maatregelenkennis samengevat ....................................................................................................... 29 3.6 Informatiedrang ...................................................................................................................................... 30 3.6.1 Initiatief nemen ................................................................................................................................ 30 3.6.2 Bekend zijn met campagnes ............................................................................................................. 30 3.6.3 Betrouwbaarheid brandweer ............................................................................................................ 30 3.6.4 informatiedrang samengevat ............................................................................................................ 31 3.7 Conclusie resultaten ................................................................................................................................ 31 4- Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................................ 32 4.1 Conclusies ............................................................................................................................................... 32 1- Wat is brandveiligheidsbewustzijn? ....................................................................................................... 32 2- Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden? ........................ 32 3- Wat is een acceptabel brandveiligheidsbewustzijnsniveau? .................................................................. 33 4- Hoe staat het met het brandveiligheidsbewustzijn in Peize? ................................................................. 33 5- Antwoord op de probleemstelling ......................................................................................................... 33 4.2 Advies ..................................................................................................................................................... 35 4.2.1 Algemeen ......................................................................................................................................... 35 4.2.2 Ouderen ........................................................................................................................................... 36 4.3 Advies vervolgmeting .............................................................................................................................. 37 5- Reflectie ........................................................................................................................................................ 39 Bibliografie........................................................................................................................................................ 41 Bijlage 1- Oorzaken woningbranden.................................................................................................................. 42 Bijlage 2- Vragen per variabele .......................................................................................................................... 44 Bijlage 3- De enquête ........................................................................................................................................ 47
5
Bijlage 4- De maatstaven................................................................................................................................... 54 Bijlage 5- Tabellen SPSS..................................................................................................................................... 58 Bijlage 6 – Proces vragenlijstontwerp ................................................................................................................ 74 Bijlage 7- Theoretisch model ............................................................................................................................. 75
6
VOORWOORD Voor u ligt mijn afstudeerscriptie die ik als afsluiting van de opleiding Integrale Veiligheidskunde heb mogen schrijven. Na vier jaar studeren en stage mag ik middels deze scriptie bewijzen dat ik op HBO niveau kan functioneren. Brandweer Noord en Midden Drenthe heeft mij gefaciliteerd door het aanbieden van een opdracht, werkplek en begeleiding. Zij boden mij een afstudeermogelijkheid, ik hen een onderzoek met meetinstrument. Ik heb met plezier en vertrouwen vanaf februari 2013 aan dit onderzoek gewerkt. Ik heb mijn kennis op het gebied van brandpreventie en het meten van gedrag en meningen aanzienlijk vergroot. Ik wil graag mijn eerste en tweede lezer, Bruce Rinsampessy en Harm Jan Korthals Altes, bedanken voor hun kritische blik bij het ontwikkelen van de vragenlijst en begeleiding bij het afstuderen. Daarnaast wil ik Gerrit-Jan Ruesink, Jan Niewold en Gerrit Dam bedanken voor hun hulp van de kant van de brandweer. De gesprekken om te kijken of onze ideeën overeenkwamen en hun logistieke hulp heb ik zeer gewaardeerd. Daarnaast wil ik Mark Smit van de gemeente Noordenveld bedanken voor zijn hulp bij het verschaffen van bevolkingsgegevens en het bezorgen van de enquêtes. Ook de collega’s op kantoor wil ik bedanken voor hun enthousiasme en praktische kennis die ik heb kunnen gebruiken tijdens de ontwikkeling van de vragenlijst. De vrijwilligers voor het testen van de enquête: Iris, Emiel, Jos, Henk, Daan, Rens, Evelien, Maikel, Allard en Niels, bedankt voor jullie tijd en inzet. Harderwijk, 27 mei 2013. Matthijs Vellinga
7
INLEIDING De kosten en schade van woningbranden voor verzekeraars en woningeigenaren lopen op ondanks extra inspanningen en budget voor de brandweer. De brandweer wil zich meer richten op proactie en preventie om de totale schade terug te brengen. In Peize (gemeente Noordenveld) is een pilotproject gestart met het doel deze verschuiving naar de voorkant van de veiligheidsketen te ontwikkelen. Dit project bevat de volgende deelprojecten: ‘Brandveilig leven’, ‘Innovatieve Repressie’ en ‘Relaties en Huisvesting’. Door middel van het deelproject Brandveilig Leven wil de brandweer het brandveiligheidsbewustzijn vergroten bij burgers zodat er minder branden ontstaan in woningen en als er brand uitbreekt dat men weet wat men moet doen. Het doel van dit onderzoek is om een instrument te ontwikkelen dat het brandveiligheidsbewustzijn kan meten en het huidige brandveiligheidbewustzijnsniveau van het dorp Peize kan vaststellen. De brandweer heeft als wens dat het brandveiligheidbewustzijnsniveau gekwantificeerd kan worden. Op die manier is een verandering in het brandveiligheidsbewustzijnsniveau beter te analyseren. Midden april 2013 heeft de 0-meting plaatsgevonden; over enige tijd vindt een eindmeting plaats. Aan het eind van de pilot zal het instrument gebruikt worden om de effectiviteit van het deelproject ‘Brandveilig Leven’ te bepalen. Om het onderzoek in goede banen te leiden is de volgende probleemstelling ontwikkeld: Op welke manier kan brandveiligheidsbewustzijn gemeten worden, hoe hoog is het brandveiligheidsbewustzijn van de bewoners van Peize en is dit niveau acceptabel? Acceptabel betekent dat de brandweer het brandveiligheidsbewustzijnsniveau accepteert zoals het is waarbij er geen verdere maatregelen genomen hoeft te worden. Dit geldt zowel voor de individuele variabelen van het begrip brandveiligheidsbewustzijn en de totale score. Voordat de analyse is uitgevoerd, is met de opdrachtgever per enquêtevraag vastgesteld wat het minimum percentage aan gewenste antwoorden moeten zijn. Dit wordt de maatstaf genoemd. Wordt er gemiddeld onder de maatstaf gescoord, dan zal er extra aandacht moeten komen om deze score te verhogen naar het gewenste niveau. De probleemstelling wordt beantwoord door de volgende deelvragen te onderzoeken: 1. 2. 3. 4.
Wat is brandveiligheidsbewustzijn? Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden? Wat is een acceptabel brandveiligheidsbewustzijnsniveau? Hoe staat het met het brandveiligheidsbewustzijn in Peize?
8
1- THEORETISCH KADER In het theoretisch kader wordt onderzocht wat brandveiligheidsbewustzijn is en op welke manier dit te verhogen is bij samenlevingen. Hierbij wordt antwoord gezocht op de eerste deelvraag: “Wat is brandveiligheidsbewustzijn?”
1.1 BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJN Om het begrip brandveiligheidsbewustzijn vast te stellen, is er gekeken naar andere onderzoeken en naar begrippen als ‘bewustzijn’ en ‘veiligheidsbewustzijn’. Daarnaast is gekeken naar buitenlands onderzoek op het gebied van ‘community awareness and preparedness’ op het gebied van noodgevallen in het algemeen. Het begrip ‘brandveiligheidsbewustzijn’ wordt niet vaak gebruikt in rapportages en is niet uitgewerkt. In dit onderzoek wordt getracht dit begrip uit te werken en een start te maken met de operationalisatie. In zijn masterscriptie over de competentie veiligheidsbewustzijn bij leidinggevenden definieert Robert Kleine veiligheidsbewustzijn als volgt: “Het vermogen om gevoelens en ervaringen effectief om te zetten in alerte reacties op onveilige situaties zodat in te zetten acties vrij van gevaar kunnen worden uitgevoerd” (Kleine, 2006). De definitie is afgeleid van de definitie van bewustzijn. Bergsma en van Petersen (2004) geven aan dat bewustzijn een aantal betekenissen kan hebben. Eén van die betekenissen is toepasselijk op het brandveiligheidsbewustzijn: “Het geeft de alertheid van het individu aan, het individu heeft in de gaten wat hij zelf doet en wat er om hem heen gebeurt”. Gevoelens, gedachten, kennis en verlangens zijn de kern van het bewustzijn (Bergsma & van Petersen, 2004). Volgens onderzoek van COT en SEO Economisch Onderzoek (2010) leidt een verhoogd brandbewustzijn ook tot een grotere bereidheid om rookmelders aan te schaffen, te controleren en te onderhouden. Daarnaast is gebleken dat het kennisniveau over brandpreventiemaatregelen vrij hoog is, maar dat de kennis over de oorzaken en ernst van brand laag is. Burgers zouden een nonchalante houding hebben tegenover de kans dat zij getroffen kunnen worden door brand in huis (COT en SEO Economisch Onderzoek, 2010). Bereidheid om preventieve maatregelen te nemen is dus een onderdeel van brandveiligheidsbewustzijn. Jessica Enders (2000) noemt factoren die samenhangen met awareness and preparedness of individuals. Met deze factoren zou awareness and preparedness of individuals gemeten kunnen worden:
Kennis over risico’s; Houding tegenover risico’s; Ervaringen met noodgevallen; Blootstelling aan risicocommunicatie; Mogelijkheid om het risico te verzachten/voor te bereiden/reageren; Demografische kenmerken.
Deze factoren zijn ontworpen om het veiligheidsbewustzijn in beeld te kunnen brengen en statistisch te analyseren (Enders, 2000) . Vertaald naar het Nederlands komt voorgaande hier op neer: Kennis over risico’s kan variëren van het niet weten van het bestaan van een bepaald risico tot het volledig doorgronden van het risico. De houding tegenover risico’s houdt de individuele risicoperceptie en bewustzijn van de beoordeling van het risico door de wetenschap in. Ervaringen met noodgevallen betreft de individuele ervaringen in de breedste zin van het woord. Dit kan zijn dat het individu zelf iets heeft meegemaakt of dat een kennis iets heeft meegemaakt. Maar een ervaring kan ook een noodgeval betreffen in een naburige stad of land die het individu toch raakt. Blootstelling aan risicocommunicatie vertelt iets over geslaagde pogingen om het individu of een bekende iets bij te brengen over risico’s. Vermogen om het risico te ‘verzachten’, zich voor te bereiden en te reageren omvat zowel de gedachte en het echte vermogen om juist te handelen in noodsituaties. Hierbij zijn toegang tot middelen, verantwoordelijkheidsgevoel, kwetsbaarheidgevoel en sociale cohesie van belang. De 9
demografische kenmerken omvatten socio-economische factoren zoals, leeftijd, geslacht, woonlocatie, beroepsstatus en mobiliteit. Door deze factoren te betrekken bij het onderzoek is het mogelijk om samenhang te onderzoeken tussen verschillende variabelen (Enders, 2000). Alan Rhodes (2003) noemt vijf dimensies van ‘preparedness of wildfire risks’ met betrekking tot huiseigenaren. Deze dimensies zijn:
Bewustzijn en erkenning van het risico van ‘wildfire’; Kennis over het gedrag van vuur en repressieve maatregelen; Vooruitplannen voor het geval er een brand ontstaat; Fysieke voorbereidingen in en rondom het huis; Psychologische gereedheid wat betreft (zelf)vertrouwen.
Hierbij zegt hij dat het niveau van preparedness het resultaat is van een besluitvormingsproces die de keuzes die mensen maken over hoe ze hun vaardigheden en middelen inzetten in reactie op hoe zij het risico begrijpen, reflecteert (Rhodes, 2003). Uit voorgaande literatuur leid ik de volgende factoren van (brand)veiligheidsbewustzijn af:
Kennis over de risico’s (en het juist inschatten van de risico’s); Het verantwoordelijkheidsgevoel hebben om preventieve/repressieve maatregelen te nemen; Mogelijkheid en bereidheid om preventieve/repressieve maatregelen te nemen (en dan ook de juiste maatregelen nemen); Eerdere ervaringen met brand (in brede zin); Toegang tot risicocommunicatie (en bereidheid dit te ontvangen);
Als we kijken naar het basisbegrip “bewustzijn” dan zijn de factoren ‘gevoelens’, ‘gedachten’, ‘kennis’ en ‘verlangens’ terug te vinden in bovenstaande elementen. Als iemand brandveiligheidsbewust is dan heeft deze persoon genoeg kennis over de risico’s (van zijn gedrag), heeft eerdere ervaringen met brandveiligheid (incl. risicocommunicatie), voelt de verantwoordelijkheid om preventieve maatregelen te nemen, heeft de mogelijkheid om preventieve maatregelen te nemen en voert de juiste maatregelen uit. Uit de literatuur zijn variabelen te onderscheiden. Deze kunnen in een definitie worden geformuleerd om het begrip brandveiligheidsbewustzijn vast te stellen: In dit onderzoek is brandveiligheidsbewustzijn: Kennis van - en ervaring hebben met de risico’s van gedragingen met betrekking tot brand, de verantwoordelijkheid voelen om preventief op te treden en weten welke juiste preventieve en repressieve maatregelen er uitgevoerd moeten worden en de bereidheid om informatie te vergaren over brandveiligheid.
1.2 BEÏNVLOEDEN BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJN Frandsen (2012) noemt een aantal factoren die bijdragen aan ‘bushfire preparedness’. De volgende factoren beïnvloeden het preventieve gedrag van mensen:
Verbondenheid met huis en omgeving. Als iemand erg gehecht is aan zijn/haar huis zal diegene eerder overgaan tot het nemen van preventieve maatregelen. Verantwoordelijkheidsgevoel. Als men er van overtuigd is dat het zijn persoonlijke verantwoordelijkheid is om maatregelen te nemen tegen brand is de kans hoger dat zij dit ook daadwerkelijk doen. Gehechtheid aan eigendommen en het willen voorkomen van leed van anderen spelen hier ook een rol in.
10
Eerdere ervaringen met brand. Dit kan zowel direct als indirect zijn. Als men zelf te maken heeft gehad met brand of dit heeft vernomen van een kennis dan zijn zij eerder geneigd tot het nemen van preventieve maatregelen. Vooringenomenheid (bias). Mensen kunnen een vooringenomen houding hebben tegenover brandgevaar. Ideeën dat de overheden op tijd zullen waarschuwen voor gevaren of hen wel zullen helpen als het misgaat beïnvloeden de preventiebereidheid negatief. De gemeenschap (community). Het lid zijn van een gemeenschap, invloed hebben en gedeelde emotionele verbondenheid hebben een relatie met preventiebereidheid. Als een gewaardeerd persoon van de gemeenschap erg brandveiligheidbewust is, is hij een voorbeeld voor de gemeenschap en zullen zij hem volgen. Dit wordt ook wel ‘positive peer pressure’ genoemd (Frandsen, 2012). Informatie bronnen. Burgers krijgen liever informatie van familie, vrienden en kennissen. Zij vertrouwen deze informatie meer dan wanneer zij die opgelegd krijgen van overheden. Wat volgens het onderzoek van Frandsen (2012) goed bleek te werken was informatieverstrekking via leden van de vrijwillige brandweer die ook vrienden of kennissen waren van leden van de gemeenschap. Familie. De houding van andere leden van de familie tegenover brand(preventie) is cruciaal. Vaak zijn het de ouders of partners die het goede voorbeeld moeten geven en veel invloed hebben op hun kinderen of partner.
Pamela J. Jakes (2002) noemt een aantal aangrijpingspunten van ‘wildfire preparedness’ die belangrijk zijn bij het vergroten van preparedness:
Sociaal vermogen. Dit houdt de karaktereigenschappen van de gemeenschap in die bijdragen aan de bereidheid van de gehele gemeenschap om in actie te komen. Dit bevat leiderschap, netwerken en ‘mobilisatie van middelen’ (bijeenbrengen van vaardigheden en middelen). Menselijk vermogen. Dit houdt de kennis en vaardigheden in van een individu die deze heeft vervaardigd door onderwijs en training. Dit kan een lid van de vrijwillige brandweer zijn die zijn medewerkers of buren iets bijbrengt over preventieve of repressieve maatregelen met betrekking tot ‘wildfire’. Cultureel vermogen. Dit omvat kennis en vaardigheden van individuen die is verkregen door afkomst, ervaring en verbondenheid met de (woon)plaats. Betrokkenheid van ‘agencies’. Dit kan gaan om een instelling die alleen werkt, meerdere instellingen die los werken met hetzelfde doel of meerdere instellingen die samenwerken. Instellingen (vaak van de overheid) bieden expertise en vaardigheden aan de gemeenschap om hen te helpen in de voorbereiding op ‘wildfires’. Dit kan gaan om brandweer, ambulancepersoneel en politie, maar ook andere gemeentelijke diensten. Landschap. Het gaat hier met name om het eigendom van land. Als gebieden door verschillende eigenaren beheerd worden, moet er samengewerkt worden om bijvoorbeeld aaneengesloten brandgangen te maken of om samen een soort bedrijfsbrandweer te organiseren (Jakes, 2002). Dit onderdeel is veel minder van toepassing op brandveiligheidbewustzijn van huishoudens in Nederland gezien het hier om grote gebieden gaat waar de kans op natuurbranden groot is.
Dit onderzoek richt zich op woningbranden en niet op natuurbranden in uitgestrekte gebieden. Toch zijn naar mijn idee de eerste vier van bovenstaande punten van toepassing op brandveiligheid in woningen. Alle vier kunnen ze ook worden toegepast op andere onderwerpen dan natuurbranden. Omdat in het onderzoek de ouderen als aandachtsgroep zijn geïdentificeerd is er ook kort onderzoek gedaan naar voorlichting aan ouderen. Bij ouderen is een bepaald zoekgedrag waargenomen in het onderzoek van van Oorschot en Bouwman (1987). Men gaat pas informatie zoeken als er zich bepaalde problemen hebben voorgedaan, ouderen anticiperen erg 11
weinig. Informatie wordt eerst in de directe omgeving gezocht bij persoonlijke contacten, bij voorkeur bij mensen die zelf al ervaring hebben met het probleem. Pas later worden er deskundigen geraadpleegd. Ouderen gaven vaak aan dat voor hen vaak niet duidelijk is waar zij de informatie moeten of kunnen zoeken (van Oorschot & Bouwman, 1987) . Van der Burgt, Dettingmeijer en van Mechelen (2008) geven een aantal aandachtspunten waar men op moet letten bij het geven van voorlichting aan ouderen:
Gemiddeld genomen is het opleidingsniveau van ouderen lager. Bij de ‘oudere’ ouderen loopt de geheugenfunctie vaak terug. Eenvoudig taalgebruik en korte zinnen zonder vaktermen werken dan het beste. Neem de tijd en praat niet te snel Informeer naar uitvoeringsproblemen
Hoewel voorgaande aandachtspunten zijn genoemd in een boek over voorlichting in de zorg zijn deze ook zeer toepasbaar bij brandveiligheid. Zo kan het laatste punt goed betrekking hebben op het installeren en onderhouden van rookmelders. Omdat de geheugenfunctie terugloopt bij ouderen is het vaker stimuleren van de gewenste activiteit vaak noodzakelijk (van der Burgt, Dettingmeijer, & van Mechelen, 2008) . Het voorgaande theoretisch kader heeft niet alleen gediend om antwoord te krijgen op de eerste onderzoeksvraag (Wat is brandveiligheidsbewustzijn?). Het heeft er voor gezorgd dat de verschillende variabelen van brandveiligheidsbewustzijn vastgelegd zijn en onderzoekbaar zijn gemaakt. Dit is nodig om een goede vragenlijst te ontwikkelen waarmee het brandveiligheidsbewustzijn uiteindelijk gemeten kan worden. Daarnaast biedt het theoretisch kader handvatten om advies te kunnen geven, later in het onderzoek. Het theoretisch kader is schematisch weergegeven in een causaal veldmodel in bijlage 7.
12
2- METHODEN VAN ONDERZOEK In dit hoofdstuk wordt omschreven op welke manier het onderzoek is uitgevoerd. Er wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag “Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden?”. Eerst worden de probleemstelling en onderzoeksvragen behandeld. Daarna wordt ingegaan op de onderzoekseenheden en variabelen, vervolgens wordt de keuze van de onderzoeksmethode en de operationalisatie behandeld. Als laatste komt de steekproef, de vragenlijst en de analyse aan de orde.
2.1 ONDERZOEKSEENHEDEN EN VARIABELEN Hieronder worden de onderzoekseenheden beschreven en worden de variabelen uitgelegd in het kader van dit onderzoek.
2.1.1 ONDERZOEKSEENHEDEN Dit onderzoek is onderdeel van de pilot Peize en daarom zijn logischerwijs de onderzoekseenheden de bewoners van het dorp Peize in de gemeente Noordenveld.
2.1.2 VARIABELEN In het theoretisch kader is de definitie brandveiligheidsbewustzijn vastgesteld: Kennis van - en ervaring hebben met de risico’s van gedragingen met betrekking tot brand, de verantwoordelijkheid voelen om preventief op te treden en weten welke juiste preventieve maatregelen er uitgevoerd moeten worden en de bereidheid om informatie te vergaren over brandveiligheid. In deze omschrijving van brandveiligheidsbewustzijn zijn enkele variabelen te vinden (direct of indirect), deze zijn hieronder geoperationaliseerd:
Risicokennis: Weten dat een bepaalde gedraging risico’s oplevert m.b.t. brand en deze risico’s goed inschatten volgens de stand der wetenschap (oorzaken, kans en effect). Kennis over risico’s wordt op ordinaal niveau gemeten. Brandervaring: Eigen ervaringen met brand of die van een bekende. Ervaringen met brand wordt op nominaal niveau gemeten. Verantwoordelijkheidsgevoel: Het gevoel hebben dat de verantwoordelijkheid voor het nemen van preventieve maatregelen in en rondom het huis bij jezelf ligt. Verantwoordelijkheidsgevoel wordt op ordinaal niveau gemeten. Maatregelenkennis: Weten welke maatregelen er getroffen kunnen worden voor verschillende risico’s m.b.t. brand in en rondom het huis om een brand te voorkomen en hoe men moet reageren als er dan toch brand uit breekt. Kennis over maatregelen en bereidheid om deze te nemen wordt nominaal en ordinaal gemeten. Informatiedrang: Op zoek gaan naar informatie over brandpreventie, bekendheid met informatiebronnen en campagnes en betrouwbaarheidsgevoel bij de brandweer. De zoekdrang van mensen wordt ordinaal gemeten.
13
2.2 OPERATIONALISATIE VAN DE ONDERZOEKSVRA GEN In deze paragraaf worden de onderzoeksvragen geoperationaliseerd. Per onderzoeksvraag wordt omschreven wat er onderzocht is. 1- Wat is brandveiligheidsbewustzijn? Welke variabelen vallen onder brandveiligheidbewustzijn? 2- Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden? Met welke vragen kan kennis over risico’s van gedragingen m.b.t. brand gemeten worden? Met welke vragen kan ervaring hebben met de risico’s van gedragingen m.b.t. brand gemeten worden? Met welke vragen kan verantwoordelijkheidsgevoel gemeten worden? Met welke vragen kan kennis over maatregelen gemeten worden? Met welke vragen kan de intentie om informatie te vergaren en tot zich te nemen gemeten worden? Kan aan de variabelen een gewicht verbonden worden om zo de mate van brandveiligheidbewustzijn te meten (bijvoorbeeld een schaal, vaststellen van maatstaven)? 3-Wat is een acceptabel brandveiligheidsbewustzijnsniveau? Wat acht de brandweer een voldoende brandveiligheidbewustzijnsniveau? 4- Hoe staat het met het brandveiligheidsbewustzijn in Peize? Hoeveel kennis over de risico’s die bepaalde gedragingen met zich mee brengen m.b.t. brand bezitten de inwoners van Peize? Hoeveel ervaring met risico’s van gedragingen m.b.t. brand hebben de bewoners van Peize? Hebben de bewoners van Peize het gevoel dat zij verantwoordelijk zijn om preventieve maatregelen te nemen? Hoeveel kennis m.b.t. preventieve maatregelen hebben de bewoners van Peize? Hebben de bewoners van Peize de intentie om informatie te vergaren omtrent brandpreventie in huis en zijn zij bekend met de campagne brandveilig leven en vertrouwen zij de brandweer?
2.3 KEUZE VAN METHODEN Voor het onderzoeken van het brandveiligheidbewustzijn kan gebruik gemaakt worden van surveyonderzoek, groepsgesprekken of open interviews (Verhoeven, 2008). Groepsgesprekken en open interviews vergen veel tijd en arbeidskracht wanneer er een steekproef gehouden wordt bij een aanzienlijke populatie. Hierdoor is een enquête een goede mogelijkheid. Bij een enquête kan met relatief weinig mankracht veel respondenten bereikt worden. De enquête is een goede manier om meningen van een groot aantal mensen in kaart te brengen. Het gaat hier om een kwantitatief onderzoek. Door het verzamelen van kwantitatief materiaal is het makkelijker om iets te kunnen zeggen over een verandering in het brandveiligheidbewustzijn over de jaren heen. De steekproef moet daarvoor wel zoveel mogelijk hetzelfde zijn. Voor het vaststellen van het begrip brandveiligheidsbewustzijn is literatuurstudie gedaan. Ook het ontwerpen van de vragenlijst heeft plaatsgevonden door literatuuronderzoek. Daarnaast is gesproken met medewerkers van brandweer Assen om praktijkkennis te gebruiken bij de ontwikkeling. Tijdens de ontwikkeling van de enquête is ook gebruik gemaakt van een kleine pilot. Hierbij zijn leken op het onderwerp gevraagd de enquête in te vullen. In overleg met het hoofd Risicobeheersing zijn maatstaven vastgesteld voor een gewenst niveau van brandveiligheidsbewustzijn. De uiteindelijke steekproef is uitgevoerd door een enquête te versturen naar een willekeurig geselecteerde groep Peizenaren.
14
Kijken we naar de onderzoeksvragen dan zijn de volgende methoden gehanteerd: Onderzoeksvraag/deelvraag
Methode van onderzoek
1-Wat is brandveiligheidsbewustzijn? 2-Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden? 3- Wat is een acceptabel brandveiligheidsbewustzijnsniveau? 4-Hoe staat het met het brandveiligheidsbewustzijn in Peize?
Literatuuronderzoek Literatuuronderzoek/gesprekken met opdrachtgever Gesprek met opdrachtgever Enquête
2.4 DE STEEKPROEF Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen moet er in ieder geval een steekproef gehouden worden die groot genoeg is om uitspraken te kunnen doen. De populatie, de bewoners van het dorp Peize, heeft een inwoneraantal van ongeveer 4900 mensen (Boneschansker, van Leer, & Matijsen, 2012). Het aantal volwassenen in Peize is 3641. De steekproefgrootte bij een bepaalde populatie kan berekend worden. De grootte van de steekproef is afhankelijk van de steekproefmarge/afwijking, de spreiding van de verwachte antwoorden en het betrouwbaarheidsniveau waarmee men wilt meten. De steekproefmarge of steekproefafwijking houdt het geaccepteerde percentage van afwijking in ten opzichte van de werkelijkheid. Deze marge is bij marktonderzoek vaak drie, vijf of zeven procent. De verwachte spreiding van de antwoorden houdt in, in hoeverre de onderzoeker verwacht dat de antwoorden van de respondenten met elkaar verschillen. Weet men dit niet dan wordt rekening gehouden met 50% (bij een ja/nee vraag antwoord 50% ja en 50% nee). Het betrouwbaarheidsniveau betreft de betrouwbaarheid van het onderzoek. Hiervoor worden de percentages 90%, 95% en 99% gebruikt. Bij een betrouwbaarheidspercentage van bijvoorbeeld 99% zal het resultaat in 99% van de gevallen hetzelfde zijn als de eerste steekproef (Right Marktonderzoek, 2013). Voor het berekenen van de steekproefgrootte wordt de volgende formule gebruikt worden: n=
N x z ² x p(1-p) z ² x p(1-p) + (N-1) x F ²
Voor dit onderzoek is als doel gesteld een betrouwbaarheid van 95% te behalen met een maximale steekproefafwijking van 7%, rekeninghoudend met een spreiding van 50%. Hiervoor moest een minimale respons van 187 behaald worden. Naar 750 adressen in Peize is een aankondigingbrief en later een enquête gestuurd (met online optie). 313 van hen hebben gereageerd met een ingevulde enquête. Hierdoor is de 95% betrouwbaarheid gehaald met een steekproefafwijking van 5,3%, rekeninghoudend met een spreiding van 50%.
15
2.5 DE VRAGENLIJST Bij het ontwikkelen van de vragenlijst is een zestal stappen doorlopen. Tijdens het proces wordt informatie uit elke fase gebruikt als input in de volgende of eerdere fase (Giesen, Meertens, Vis-Visschers, & Beukenhorst, 2010).
Overgenomen van: “Vragenlijstontwikkeling“, (Giesen, Meertens, Vis-Visschers & Beukenhorst, 2010, pagina 8).
De fase conceptualisering en onderzoeksontwerp vindt als eerste plaats. Hierin is het plan van aanpak gemaakt voor dit afstudeeronderzoek. Voor het proces van vragenlijstontwikkeling is bovenstaand model, grotendeels, aangehouden. De fase ‘proces monitoring en evaluatie’ valt buiten de afstudeeropdracht en zal door de brandweer zelf uitgevoerd moeten worden. De fases ‘testen’ en ‘herziening’ zijn nader uitgewerkt door de onderzoeker. Er is een veelvoud aan methoden beschikbaar om een vragenlijst te testen. Het proces van vragenlijstontwerp en -bouw tot dataverzameling is schematisch weergegeven in bijlage 6. In de fase conceptualisering en onderzoeksontwerp is door de onderzoeker bepaald wat de definitie is van brandveiligheidsbewustzijn. Daarna is met de opdrachtgever besproken of dit overeenkomt met zijn verwachtingen. Hierna is de definitie en de daaruit voortvloeiende variabelen bijgesteld. De variabelen zijn uitgewerkt tot meetbare begrippen. Dit is gedaan door vakliteratuur en deskundigen te raadplegen. De eenheden stonden vanaf het begin al vast: de bewoners (18+) van de voormalige gemeente Peize. In de fase vragenlijstontwerp en –bouw is de vragenlijst in tekstversie gemaakt. Hierbij wordt rekening gehouden met een logische volgorde van de vragen, verschillende onderwerpen binnen de vragenlijst en de vormgeving. Omdat het om een PAPI (Paper And Pencil Interviewing) en CAWI (Computer Assisted Web Interviewing) vragenlijst gaat zijn deze onderwerpen extra belangrijk. Er is namelijk geen interviewer die de respondent kan begeleiden tijdens de vragen. Voor het ontwikkelen van de juiste vragen is gebruik gemaakt van een klein extra literatuuronderzoek naar veel voorkomende oorzaken van woningbrand. Deze is te vinden in bijlage 1. Bij het ontwikkelen van de vragen is getracht met een aantal valkuilen rekening te houden:
Satisficing: Het niet zorgvuldig genoeg doorlopen van het responsproces. Mensen hebben soms geen zin of tijd om de vraag volledig te snappen. Sociaal wenselijke antwoorden: Respondenten passen hun antwoorden aan naar hetgeen waarvan zij denken dat het sociaal wenselijk is. Dit leidt tot onderrapportage of overrapportage. De vertekening vindt vaker plaats bij vragen over de huidige situatie dan bij vragen over het verleden. In de enquête voor dit onderzoek wordt er getracht aan de respondent zo goed mogelijk duidelijk te maken dat er geen goede of foute antwoorden zijn. Desondanks zal het beeld toch vertekend worden. Acquiescence: Respondenten zijn geneigd om in te stemmen met een uitspraak, onafhankelijk van of zij het wel of niet eens zijn met deze stelling. Vragen moeten dan ook zo gebalanceerd mogelijk gesteld worden. Tijdens het ontwikkelen van de vragenlijst worden stellingen zoveel mogelijk vermeden. Echter soms is dit onmogelijk. Geheugeneffecten: Door vragen over het verleden te stellen kan het voorkomen dat de respondent niet alles meer weet. Daarnaast speelt ‘forward’ en ‘backward’ telescoping een rol. Hierbij plaatsen 16
respondenten bepaalde gebeurtenissen binnen of buiten de referentieperiode waarop de vraag eigenlijk betrekking op heeft. Daarnaast is getracht het volgende in acht te nemen:
Eén item per vraag stellen; De vragen zijn gebalanceerd gesteld, zo min mogelijk waardeoordeel. Er zijn geen aannames in de vraag verwerkt; Er zijn, als dit nodig was, definities gebruikt van woorden. Er is eenvoudige taal gebruik. Dit is taalniveau B1. Er is duidelijk gemaakt op welke manier er geantwoord moet worden.
In de testfase is gebruikgemaakt van ‘informele tests’, ‘expertraadpleging’, ‘functioneel of technisch testen’ en een kleine pilot. In de informele tests vult de onderzoeker zelf de vragenlijst in en bekijkt hij hoe hij de vragenlijst zelf ervaart. Bij de expertraadpleging is een aantal deskundigen gevraagd de vragenlijst te beoordelen. Zij hebben advies gegeven over de inhoud van de vragenlijst en of dit overeenkomt met de verwachtingen. Bij de functionele of technische tests is gekeken of de CAWI vragenlijst naar behoren werkte en of alle data goed te verwerken is. In de kleine pilot zijn een tiental mensen, die niet deskundig zijn in het onderwerp, gevraagd de lijst in te vullen en hun mening te geven. Daarbij is ook onderzocht hoe zij de vragen interpreteren. Op deze manier heeft de onderzoeker een beeld gekregen van vragen die wellicht verkeerd worden geïnterpreteerd. De informele tests en expertraadpleging heeft zich een aantal keer herhaald. Door nieuwe inzichten en problemen met de lijst is deze continu aangepast totdat alle tests voorbij waren en de onderzoeker er van overtuigd is dat de lijst voldoende was om een valide en betrouwbaar resultaat op te leveren. De definitieve vragenlijst is te vinden in bijlage 3. In de dataverzamelingfase kregen de respondenten de gelegenheid om de enquête in te vullen. In dit geval is dat ongeveer twee weken. De ingevulde enquêtes kwamen druppelsgewijs binnen waardoor de informatieverwerking gelijk kon worden opgestart. De fase proces monitoring en evaluatie valt deels buiten dit onderzoek. Er wordt gekeken naar het proces van dataverzameling en de resultaten daarvan. Hierop wordt geëvalueerd. De bevindingen worden meegegeven aan de opdrachtgever. Of er aanpassingen doorgevoerd worden is aan de opdrachtgever zelf.
2.6 DE ANALYSE In deze paragraaf wordt ingegaan op de maatstaven/scores, de manier van analyse en de analysetoetsen.
2.6.1 MAATSTAVEN EN SCORES Voordat de analyse is uitgevoerd, is met de opdrachtgever per enquêtevraag vastgesteld wat het minimum percentage aan gewenste antwoorden moeten zijn. Dit wordt de maatstaf genoemd. Wordt er gemiddeld onder de maatstaf gescoord, dan zal er extra aandacht moeten komen om deze score te verhogen naar het gewenste niveau. Scoort men hoger dan deze maatstaf dan is meer aandacht niet vereist. De scores die in het volgende hoofdstuk worden weergegeven zijn gemiddelde scores van de hele steekproef of scores per vraag. Soms wordt extra aandacht besteed aan een bepaalde groep mensen (leeftijden, opleidingsniveau e.d.). Dan geldt de score alleen voor die groep. In bijlage 4 zijn de maatstaven per vraag te vinden.
17
Als een maatstaf van een categorie (bijvoorbeeld risico inschatting) behaald is, betekent dit nog niet dat mensen de risico’s goed inschatten. Gemiddeld genomen is dat wel het geval, maar het kan zijn dat bepaalde onderdelen van risico’s inschatten niet behaald zijn. Er moet dus voorzichtig worden omgegaan met conclusies over de gemiddelde scores van de verschillende categorieën van brandveiligheidsbewustzijn.
2.6.1 ANALYSE EN STATISTISCHE TOET SEN Zoals hiervoor al is aangegeven zijn de scores per vraag de percentages respondenten dat het gewenste antwoord geeft. Scores komen in twee varianten voor: per vraag en het gemiddelde van een categorie. Bij de score per vraag wordt het percentage weergegeven van mensen die juist handelen, inschatten of ergens kennis van hebben. Bij het gemiddelde van een categorie of totaalscore worden de percentages per vraag bij elkaar opgeteld en gedeeld door de som van het aantal vragen in de categorie. De uitkomst is een gemiddeld percentage van juiste handelingen, inschattingen of kennis op een bepaald gebied. Bij elke vraag is onderzocht of er verschil is tussen bepaalde groepen zoals man/vrouw, leeftijd, opleidingsniveau. Om te onderzoeken of de verschillen significant zijn, is de Chi-kwadraattoets uitgevoerd. Is deze positief dan wordt dit in de tekst vermeld. Het is dan zeker dat er ook daadwerkelijk een verschil is tussen bijvoorbeeld jonge en oude mensen. Wordt er verwacht dat er een verband is tussen twee variabelen dan is de Spearman’s rho gebruikt om te onderzoeken of er ook daadwerkelijk een positief of negatief verband is. Dit is van toepassing om bijvoorbeeld te bewijzen dat hou ouder men wordt, men steeds slechter de kans op een woningbrand inschat. Als er een verband is dan wordt dit vermeld in de tekst. Om vast te stellen of de vragen over informatiebekendheid één schaal mogen vormen is de Cronbach’s alpha berekend. Hiermee wordt getoetst of je meerdere vragen antwoord geven op dezelfde variabelen. In het geval van informatiebekendheid is de score 0,631 wat betekent dat men mag generaliseren. Voor de meeste andere onderwerpen, zoals risicovol gedrag, is de het begrip te groot om de Cronbach’s alpha te berekenen. Het jaarlijks controleren van je Cv-ketel en het vegen van je schoorsteen bijvoorbeeld, valt onder een te ruim begrip (het één slaat op omgang met de Cv-ketel en de ander op de schoorsteen). Men kan dan ook niet concluderen dat als de score van risicovol gedrag goed is, het gedrag van de respondenten goed is. Wat wel kan is concluderen dat gemiddeld genomen de respondenten goed scoren.
2.7 HET ONDERZOEKEN VAN BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJN SAMENGEVAT Om een eenduidig antwoord te geven op de onderzoeksvraag “Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden?” wordt dit nog kort samengevat. Voor de verschillende variabelen van brandveiligheidsbewustzijn zijn enquêtevragen ontworpen, getoetst en aangepast in een cyclisch proces. Hierbij is rekening gehouden met veelvoorkomende valkuilen. In Peize is een aselecte steekproef gehouden waarbij 313 respondenten hebben gereageerd. Er zijn vooraf maatstaven vastgesteld die dienen als richtlijn voor de analyse. De gegevens die de enquête heeft opgeleverd hebben enkele statistische toetsen ondergaan om de validiteit te waarborgen. In het volgende hoofdstuk worden de resultaten omschreven.
18
3- RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken die de enquête heeft opgeleverd. Er wordt antwoord gezocht op de onderzoeksvraag “Hoe staat het met het brandveiligheidsbewustzijn in Peize?” Er wordt duidelijk gemaakt hoe de inwoners van Peize scoren op de verschillende onderdelen van brandveiligheidsbewustzijn. De onderdelen komen als volgt aan de beurt: Risicokennis, brandervaring, verantwoordelijkheidsgevoel, maatregelenkennis en als laatste informatiedrang. Naast de totaalscores is ook onderzocht of er bepaalde patronen zichtbaar zijn bij verschillende variabelen. Voor de variabelen geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, occupatie en woningtype zijn deze patronen onderzocht. Een ‘score’ is het percentage respondenten dat het gewenste antwoord heeft gegeven. Een ‘totaalscore’ of ‘gemiddelde score’ is de uitkomst van de juiste antwoorden op de individuele vragen bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal vragen in die categorie. Een ‘maatstaf’ is een vooraf bepaald norm waarvan men graag wil dat dit percentage, of meer, een gewenst antwoord geeft op de vragen.
3.1 STEEKPROEF: WIE REAGEERDEN ER? Om uitspraken te doen over het brandveiligheidsbewustzijn en om goede voorlichting te geven moet duidelijk zijn over wie er uitspraken gedaan worden. Hierom volgt nu een schets van de deelgenomen respondenten. Er zal ingegaan worden op geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, bezigheid/occupatie en woningtype.
3.1.1 GESLACHT EN LEEFTIJD De verdeling van man/vrouw is in deze steekproef nagenoeg gelijk, 51% van de respondenten is man 49% vrouw. In de leeftijdsverdeling is een normale verdeling terug te vinden, zoals te zien is in onderstaand figuur. Ongeveer 25% van de respondenten zit in de leeftijdsklasse 51-60 jaar. Dit is de meest voorkomende leeftijdsklasse. De leeftijden tussen 41 en 70 jaar zijn in dit onderzoek goed vertegenwoordigd. In vergelijk met de werkelijke bevolking van Peize komt deze verdeling goed overeen.
19
3.1.2 OPLEIDINGSNIVEAU Ongeveer 25% van de respondenten heeft hoger beroepsonderwijs afgerond. Daarnaast heeft ongeveer 19% middelbaar beroepsonderwijs afgerond. Deze twee zijn de meest voorkomende afgeronde opleidingen van de steekproef. Zie ook het figuur hieronder voor de andere onderwijs niveaus.
3.1.3 OCCUPATIE Naast opleidingsniveau is de respondent ook gevraagd hoe zij zichzelf het beste kon omschrijven. Dit heeft geresulteerd in de volgende taartdiagram:
20
Ongeveer de helft van respondenten is werkende met betaald werk of zelfstandige. Opvallend is het hoge percentage gepensioneerden van 31%. Deze twee groepen vormen zo’n 81% van de respondenten.
3.1.4 WONINGTYPE Bijna 46% van de respondenten woont in een vrijstaande woning of boerderij. 32% woont twee onder één kap. Ongeveer 11% woont in een eengezinswoning in rij, 5% van de respondenten woont in een appartementengebouw of flat.
Van alle respondenten bezit 91% zijn eigen huis. De overige 9% zijn huurhuizen. In werkelijkheid zijn ongeveer 22% van de woningen huurwoningen. Op dit punt vertegenwoordigt de steekproef niet de juiste verhouding van de werkelijke populatie.
21
3.2 RISICOKENNIS Risicokennis houdt in dat men weet dat een bepaalde gedraging risico’s oplevert m.b.t. brand en deze risico’s goed kan inschatten volgens de stand der wetenschap (oorzaken, kans en effect). Het onderdeel risicokennis bevat dus twee categorieën: het handelen/gedrag van de respondent en het inschatten van de risico’s. Er zal regelmatig gesproken worden over bepaalde individuele vragen. In bijlage 3 is de enquête te vinden zoals die is gebruikt tijdens het onderzoek.
3.2.1 RISICOVOL GEDRAG Voor risicovolle gedragingen is een maatstaf van 80% vastgesteld. Na berekeningen is gebleken dat de bewoners van Peize voor deze algemene maatstaf een gemiddelde score van 86,1% behalen. Ook zijn er een aantal vragen waarvan de brandweer graag wil dat een hoger percentage mensen juist handelen, hiervoor is een maatstaf van 95% vastgesteld. De percentages gewenste antwoorden en individuele maatstaven per vraag zijn hieronder weergegeven. Onderwerp/vraag
Maatstaf
Gewenst antwoord
Controle Cv-ketel Filter wasdroger reinigen Voldoende ruimte om tv Reinigen filter afzuigkap keuken Stekkerdozen stapelen Bij vakantie stekkers loskoppelen Schoorsteen vegen Voldoende ruimte rondom fornuis Vrije doorloop vluchtroutes Roken in bed Gasfornuis/kookplaat uit bij verlaten woning TV uit tijdens slaap of lange afwezigheid Openhaard/kachel correct aanmaken Kaarsen doven bij verlaten huis Voldoende ruimte rondom kaarsen Correct weggooien peuken
80% 95% 80% 80% 80% 80% 95% 80% 80% 95% 80%
87% 87.4% 85.8% 78.1% 93.2% 64.6% 61.9% 93.8% 94.2% 96.9% 93.3%
80% 80% 95% 95% 95%
69% 84% 99.7% 89.3% 100%
Te zien is dat op veel onderwerpen de inwoners van Peize gewenste antwoorden geven. Zij gedragen zich veilig. Wat met name opvalt is de lage score op het vegen van de schoorsteen voor het stookseizoen. Schoorsteenbranden komen nog regelmatig voor in Drenthe. Ook het lage percentage mensen dat tijdens vakantie hun elektrische apparaten loskoppelen van het stroomnet is erg laag. Daarnaast laat men nog regelmatig de tv aan of op stand-by tijdens slaap of lange afwezigheid. Er zijn enkele significante verschillen tussen groepen respondenten ontdekt: Na één a twee droogbeurten stofvrij maken van de wasdrogerfilters Mannen scoren significant lager dan vrouwen (ongeveer 10%). Hoog opgeleiden scoren significant lager dan lager opgeleiden (ongeveer 22%). Het 2 tot 4 keer per jaar vervangen of reinigen van de afzuigkapfilter in de keuken Ouderen vervangen het filter significant vaker dan de jongere leeftijdsklassen, het verschil is ongeveer 10 tot 15 procent.
22
Zeer hoog en hoog opgeleiden scoren significant slechter. Het verschil met de andere klassen is 30 tot 40 procent.
Voor het stookseizoen de schoorsteen vegen door een erkende schoorsteenveger Hoewel het verschil niet significant is door het lage aantal respondenten in enkele klassen, laten de zeven respondenten van 81 jaar of ouder geen van allen hun schoorsteen vegen door een erkende veger voor het begin van het stookseizoen. Lager opgeleiden vegen significant minder vaak de schoorsteen dan hoger opgeleiden. Bij het verlaten van het huis het gasfornuis/kookplaat uit zetten Er is een significant verschil ontdekt bij de vraag of men het gasfornuis/kookplaat uitzet bij het verlaten van de woning. Mannen scoren hier significant slechter op dan vrouwen(respectievelijk 89% en 97,1%). Kaarsen op ruime afstand (±20 centimeter) van brandbare materialen houden De oudere leeftijdsklasse (zeer oud, ouder dan 81) houdt kaarsen significant minder vaak op geruime afstand van brandbare materialen dan jongere mensen. Daarnaast scoren lager opgeleiden hier duidelijk slechter dan de andere klassen. Het verschil is hier tussen de 20 tot 30 procent met de andere klassen. Op dezelfde vraag scoren ook mensen zonder werk, die niet actief zijn op de arbeidsmarkt (arbeidsongeschikt, studerenden en huisman/vrouw) erg laag.
3.2.2 RISICO’S INSCHATTEN Voor het inschatten van de risico’s geldt 80% als maatstaf. In dit percentage vallen de mensen die kans of ernst goed ingeschat of overschat hebben. Op dit onderdeel scoren de respondenten gemiddeld 55.9%. Hieronder worden de individuele onderdelen van risico’s inschatten besproken.
Inschatten van de kans op een woningbrand per jaar in Nederland 78,5% onderschat de kans op een woningbrand. De kans wordt door 21,5% juist of hoger ingeschat door de respondenten. 17,8% schat de kans precies goed in.
Inschatten kans woningbrand
17,8% 3,7%
Goede inschatting Overschatting Onderschatting
78,5%
Zoals te zien is, wordt de kans zeer vaak onderschat. Mannen scoren hier vaak iets beter op dan vrouwen, maar het verschil is niet significant.
23
Inschatten van het aantal gewonden en doden per jaar in Nederland als gevolg van woningbranden Het aantal gewonden wordt door 82,6% van de respondenten goed of te hoog ingeschat. 32,4% schat de kans precies goed in. Het percentage dat de kans onderschat bedraagt 17,4%.
Inschatting aantal gewonden
17,4% 32,4% Goede inschatting Overschatting Onderschatting 50,2%
Mannen schatten het aantal gewonden door woningbranden significant beter in dan vrouwen.
Inschatten van het aantal doden per jaar in Nederland als gevolg van woningbranden Voor het aantal doden schat 68,7% het goed of hoger in. 41,7% schat het precies goed in. 31,3% onderschat het aantal doden door woningbranden.
Inschatten aantal doden
31,3% 41,7%
Goede inschatting Overschatting Onderschatting
27%
Lager opgeleiden schatten significant beter het aantal doden in dan de overige klassen. Dit verschilt tussen de 20 en 30 procent ten opzichte van de andere klassen.
24
Inschatting van de tijd waarin een beginnende brand zich kan uitbreiden over de hele kamer Bijna de helft, 48,9%, onderschat de snelheid waarmee een brand zich kan ontwikkelen. 51,1% schat de snelheid waarmee een brand zich kan ontwikkelen goed of hoger in. 37,5% schat de snelheid precies goed in.
Inschatting ontwikkeling brand
37,5% 48,9%
Goede inschatting Overschatting Onderschatting
13,6%
Ouderen schatten significant lager de snelheid in waarop een beginnende brand zich kan uitbreiden. Vanaf de klasse 71-80 jaar wordt de inschatting steeds slechter. Er is hier een zwak lineair verband ontdekt. Hoe ouder, hoe slechter men de juiste inschatting heeft. Lager opgeleiden schatten significant slechter in wat de snelheid is waarop een beginnende brand zich uitbreidt. Dit verschilt tussen de 20 en 30 procent ten opzichte van de andere klassen.
3.2.3 RISICOKENNIS SAMENGEVAT De gemiddelde scores voor risicokennis zijn: Onderdeel
Score
Risicovol gedrag Risico’s inschatten
86.1% 55.9%
Behaald/niet behaald
De inwoners van Peize tonen gemiddeld gezien veilig gedrag bij de bevraagde onderdelen, met als uitzondering het vegen van de schoorsteen, het loskoppelen van apparaten tijdens vakantie en het uitschakelen van de tv tijdens slaap of lange afwezigheid. Op het gebied van risico’s inschatten scoren de respondenten goed bij het inschatten van het aantal gewonden (ernst). Met name de kans op een woningbrand wordt vaak onderschat. Dit kan komen doordat men zich meer kan voorstellen bij aantallen gewonden of doden dan met kansen per jaar. Bij zowel het onderdeel risicovol gedrag als risico’s inschatten zijn ouderen een aandachtsgroep.
25
3.3 BRANDERVARING Het eerder hebben meegemaakt van een woningbrand is niet vatbaar voor een score. Wel zou ervaring moeten bijdragen aan een hoger brandveiligheidsbewustzijn. Uit dit onderzoek is gebleken dat 93,9% geen eerdere ervaring heeft gehad met woningbrand. Het aantal mensen dat wel een woningbrand heeft meegemaakt (19 respondenten) is te klein om samenhang te onderzoeken tussen mensen die ervaring hebben en het brandveiligheidsbewustzijn. Uit verhalen van respondenten kunnen de volgende zaken worden opgemerkt:
Een aantal branden (drie) ontstonden bij afwezigheid. Hierbij ging alles verloren. In vier gevallen ging het om het vlam in de pan scenario. In deze gevallen hebben de respondenten goed gehandeld en was brandweeroptreden niet nodig. In drie gevallen ging het om een schoorsteenbrand. In twee gevallen was de wasmachine de oorzaak van de brand.
3.4 VERANTWOORDELIJKHEID SGEVOEL De score voor verantwoordelijkheidsgevoel is: Onderdeel
Score
Verantwoordelijkheidsgevoel
96.8%
Behaald/niet behaald
Verantwoordelijkheidsgevoel moet bijdragen aan een hoger brandveiligheidsbewustzijn. Immers, als men zich verantwoordelijk voelt voor het voorkomen van woningbranden zal men eerder geneigd zijn zich daarnaar te gedragen. Voor het onderdeel verantwoordelijkheidsgevoel is een minimum score vastgesteld van 80%. 96,8% van de respondenten voelde zich persoonlijk verantwoordelijk om woningbranden te voorkomen.
26
3.5 MAATREGELENKENNIS Maatregelenkennis omvat kennis over maatregelen die getroffen kunnen worden om brand te voorkomen of snel te ontdekken. Ook wordt onderzocht hoe de respondenten zouden handelen in bepaalde (veelvoorkomende) scenario’s.
3.5.1 ROOKMELDERDICHTHEID Uit dit onderzoek blijkt dat 73,5% een geïnstalleerde en werkende rookmelder heeft. In dit cijfer zijn zowel de respondenten opgenomen die hun rookmelder minder dan eens per maand en maandelijks of vaker controleren. Bijna 19% van de respondenten met een rookmelder controleert de rookmelder maandelijks of vaker. 26,5% van de respondenten geeft aan geen rookmelder te hebben of dat deze niet werkt. De meeste mensen (75%) hebben twee of meer rookmelders in hun huis geïnstalleerd. In de tabel hieronder is te zien waar men hun rookmelder(s) ophangen. Locatie rookmelder
Procent
In de gang en/of overlopen of trapgat In de woonkamer en/of slaapkamers In de keuken Bijkeuken Niet geïnstalleerd Garage/schuur Anders Zolder
86,1 31,6 25,7 7,2 3 5 3,3 2,5
De locatie van de rookmelder is meestal in de gang en/of overlopen of het trapgat. Dit is in de meeste gevallen een goede plek om de rookmelder te installeren. Ongeveer 86% installeert hier de rookmelder(s). 32% kiest voor de woonkamer of in de slaapkamers. Dit zijn locaties die minder verstandig zijn gezien de rookmelder met name tijdens de slaap zijn nut kan bewijzen. Als de rookmelder in de slaapkamer hangt is de brand al verder gevorderd als de slapende bewoner wordt gewaarschuwd dan als de rookmelder vlak buiten de slaapkamer hangt. Van diegene die maar één rookmelder heeft installeert 67,3% deze op de (meestal) beste locatie in het huis, de gang en/of overloop of trapgat. Bij mensen die twee of meer rookmelders in het bezit hebben installeert vaak meer dan 90% deze op de meest gangbare locatie (naast andere locaties). Naast voorgaande locaties is de keuken met 25% ook een populaire plek om de rookmelder op te hangen. Op het gebied van rookmelderdichtheid is het volgende opgevallen tijdens de analyse per groep respondenten:
De rookmelderdichtheid is beduidend lager in vrijstaande woningen en eengezinswoningen in rij (respectievelijk 69,2% en 66,7%). Bij twee onder één kap woningen (78%) en flats (82,3%) ligt de rookmelderdichtheid veel hoger. Hoewel niet significant is de rookmelderdichtheid bij gepensioneerden lager dan bij de andere klassen. Zij hebben een rookmelderdichtheid van 67,4% t.o.v. 76,9% van de werkenden/zelfstandigen.
3.5.2 REPRESSIEF HANDELEN IN SCENARIO’S Voor het onderdeel repressief handelen zijn respondenten gevraagd hoe zij zouden reageren tijdens twee scenario’s. Het ene scenario omvat het welbekende ‘vlam in de pan’. Daarnaast is een kort scenario geschetst over een beginnende woningbrand waarover twijfel kan ontstaan of men die zelf kan oplossen. Voor het scenario vlam in de pan zegt 97,4% goed te handelen. Dit is het percentage wat er voor kiest de pan af te dekken met de deksel of een blusdeken. 73,8% handelt juist bij een beginnende brand. Dit percentage zegt 27
te handelen naar ideaal voorbeeld. 20,4% probeert eerst nog de brand zelf te blussen. Dit kan goed aflopen maar het is niet de meest gewenste actie.
3.5.3 ANDERE MAATREGELEN Naast rookmelders kunnen mensen ook andere maatregelen nemen. Voor deze maatregelen is geen maatstaf toegekend. Zoals in onderstaand figuur te zien is zijn de blusdekens en handbrandblussers populaire maatregelen. Ongeveer 15% van de respondenten heeft helemaal geen maatregelen genomen. Ongeveer 85% van de respondenten neemt dus wel maatregelen voor woningbrand.
Genomen maatregelen in % 80 70 60 50 40 30 20 10 0
%
Tijdens de analyse zijn enkele opmerkelijkheden ontdekt:
Het aantal respondenten dat in een eengezinswoning in rij leeft zonder enige maatregel tegen woningbrand is een stuk hoger dan de overige woningtypes. 23,5% van de respondenten geeft aan geen enkele maatregel genomen te hebben, ten opzichte van het gemiddelde 15%. Er is een significant verschil tussen flatbewoners en de overige klassen. Zij hebben veel minder blusmiddelen in huis (blusdeken/brandblusser). Er is een significant verschil tussen de zeer oude respondenten (81+) en de overige klassen wat betreft blusmiddelen. De klasse 81+ heeft veel minder blusmiddelen (handbrandblussers/blusdekens) in huis. De klassen 18-30 jaar en 81+ hebben significant vaker helemaal geen maatregelen in huis dan de leeftijden tussen deze twee klassen in.
28
3.5.4 MAATREGELENKENNIS SAMENGEVAT De gemiddelde scores voor maatregelenkennis ziet er als volgt uit: Onderdeel
Score
Rookmelderdichtheid Repressief optreden
73.5% 85.6%
Behaald/niet behaald
De rookmelderdichtheid bedraagt 73,5%. Dit is minder dan de gewenste 80%. Ook is er een aantal mensen die hun rookmelder niet op de meest ideale plek in het huis installeert. Vooral bij de groep ouderen is veel winst te behalen bij het nemen van maatregelen zoals rookmelders en blusmiddelen. Ook bij bewoners in vrijstaande of eengezinswoningen in rij is winst te behalen op rookmelderdichtheid. Daarentegen treden de meeste mensen wel goed repressief op.
29
3.6 INFORMATIEDRANG Informatiedrang houdt in dat men zelfstandig op zoek gaat naar informatie over woningbrand en bekend is met de laatste campagnes. Daarbij hoort ook een zeker vertrouwen in de zender van de informatie.
3.6.1 INITIATIEF NEMEN Op het gebied van initiatief nemen is de maatstaf 50%. Dit is het percentage respondenten dat uit zichzelf op zoek is gegaan naar informatie. Uit dit onderzoek blijkt dat dit in werkelijkheid 3,6% bedraagt. De respondenten hebben ook kunnen aangeven of zij vinden dat zij genoeg informatie hebben over woningbranden. 66,7% gaf aan genoeg informatie te hebben. Hoewel het niet significant is, geeft minder dan 50% van de oudere leeftijdsklassen aan dat zij vinden dat zij genoeg informatie hebben. Velen van hen geven aan ‘het niet te weten’.
3.6.2 BEKEND ZIJN MET CAMPAGNES Vooraf is vastgesteld dat 10% van de ondervraagden bekend moet zijn met verschillende campagnes van de brandweer. Gemiddeld is 25,2% van de respondenten op de hoogte van het project brandveilig leven en aanverwante informatiebron en beeldmerk. De deelscores hiervoor zijn als volgt:
Brandveilig leven: 30% heeft er van gehoord of weet precies wat het is. Website brandveiligheidthuis.nl: 20,9% heeft er van gehoord of weet precies wat het is. Smokey de rookmelder: 24,7% heeft er van gehoord of weet precies wat het is.
Tussen de twee en zes procent weet vaak precies wat voorgaande campagne, informatiebron en beeldmerk is. Bij het onderzoeken van de bekendheid met de campagne, informatiebron en beeldmerk zijn enkele significante verschillen ontdekt:
Met name de jonge leeftijdsklassen (18 tot 31 jaar) scoort laag op bekendheid met het project brandveilig leven (dit waren acht respondenten). Mensen met een hogere opleiding scoren significant lager op bekendheid met het project brandveilig leven, er is hier een zwak lineair verband gevonden. Bijna de helft van de lager opgeleiden is bekend met brandveilig leven ten opzichte van 14% van de zeer hoog opgeleiden. Met name mensen zonder werk scoren hoog op bekendheid met het project brandveilig leven (met name huismannen/vrouwen), hier is een significant verschil ten opzichte van de andere klassen.
3.6.3 BETROUWBAARHEID BRAN DWEER Wil men effectief informatie overdragen dan moet er een zekere mate van betrouwbaarheid zijn. Vooraf is vastgesteld dat de brandweer minimaal een 7 moet scoren op betrouwbaarheid. De respondenten geven de brandweer als gemiddelde score voor betrouwbaarheid een 8,9. Uit navraag blijkt dat ongeveer 82% van de respondenten het liefst informatie over woningbranden van de brandweer ontvangt. Andere opgegeven bronnen van informatie zijn de rijksoverheid, de gemeente, familie en kennissen of vrienden. Deze werden geen van allen zo vaak opgegeven dat dit noemenswaardig is.
30
3.6.4 INFORMATIEDRANG SAMENGEVAT De scores voor de verschillende onderdelen zijn: Onderdeel
Score
Initiatief nemen Bekendheid Betrouwbaarheidservaring
3.6% 25,2% 8,9
Behaald/niet behaald
De inwoners van Peize tonen geen initiatief in het zoeken naar informatie over woningbranden. Daarentegen zijn zij wel goed op de hoogte van de laatste campagne, informatiebron en beeldmerk. Ook vindt men de brandweer een betrouwbare bron van informatie.
3.7 CONCLUSIE RESULTATEN Uit voorgaande paragrafen is het volgende op te maken: Over het algemeen wordt brandveilig gedrag vertoont door de respondenten. Daarbij zijn wel enkele kanttekeningen te maken zoals het vegen van de schoorsteen voor het stookseizoen en het aanlaten van tv’s tijdens slaap of afwezigheid. Het inschatten van de risico’s gaat niet altijd even goed. Zo wordt met name de kans op een woningbrand en de snelheid waarop een brand zich kan uitbreiden vaak onderschat. De meeste Peizenaren voelen zich persoonlijk verantwoordelijk voor het voorkomen van een woningbrand. Enkele respondenten hebben ervaring met brand in huis. Dit hebben zij vaak zelf goed opgelost. De rookmelderdichtheid is 73,5%, de meeste mensen hebben twee of meer rookmelders in huis en installeren deze op goede plekken. Toch blijft is er nog een deel die één rookmelder heeft en deze niet altijd op een goede plaats installeert. In veel voorkomende scenario’s treed het merendeel goed op. Naast de rookmelder zijn de handbrandblusser en blusdeken populaire maatregelen. Erg weinig mensen tonen zelf initiatief om informatie te zoeken over brandpreventie. Desalniettemin kennen veel mensen het project ‘brandveilig leven’ en de aanverwante informatiebron en beeldmerk. Als laatste geeft men de brandweer een 8,9 op het gebied van betrouwbaarheid.
31
4- CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk wordt als eerste antwoord gegeven op de verschillende onderzoeksvragen en de probleemstelling. Dit zijn de conclusies. Daarna volgen aanbevelingen om mogelijke knelpunten aan te pakken. Als laatste worden enkele aanbevelingen gedaan voor de vervolg meting, die over enkele jaren kan plaatsvinden.
4.1 CONCLUSIES Hieronder worden de deelvragen beantwoord die vooraf aan het onderzoek zijn opgesteld.
1- WAT IS BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJN? Brandveiligheidsbewustzijn is: Kennis van - en ervaring hebben met de risico’s van gedragingen met betrekking tot brand, de verantwoordelijkheid voelen om preventief op te treden en weten welke juiste preventieve en repressieve maatregelen er uitgevoerd moeten worden en de bereidheid om informatie te vergaren over brandveiligheid. In deze omschrijving van brandveiligheidsbewustzijn zijn enkele variabelen te vinden (direct of indirect):
Risicokennis: Weten dat een bepaalde gedraging risico’s oplevert m.b.t. brand en deze risico’s goed inschatten volgens de stand der wetenschap (oorzaken, kans en effect). Brandervaring: Eigen ervaringen met brand of die van een bekende. Verantwoordelijkheidsgevoel: Het gevoel hebben dat de verantwoordelijkheid voor het nemen van preventieve maatregelen in en rondom het huis bij jezelf ligt. Maatregelenkennis: Weten welke maatregelen er getroffen kunnen worden voor verschillende risico’s m.b.t. brand in en rondom het huis om een brand te voorkomen en hoe men moet reageren als er dan toch brand uit breekt. Informatiedrang: Op zoek gaan naar informatie over brandpreventie en bekend zijn met de laatste campagnes en/of informatiebronnen.
2- OP WELKE MANIER KAN HET BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJN BIJ BEWON ERS GEMETEN WORDEN? In dit onderzoek is gekozen voor een PAPI (papier) en CAWI (online) vragenlijst. Deze manier van onderzoeken heeft geresulteerd in lage kosten en een groot bereik van de populatie. Meningen van mensen kan men alleen meten door het stellen van vragen. Gedrag en de genomen maatregelen zouden nog eventueel door observatie kunnen plaatsvinden. Observatie zou veel te hoge kosten met zich meebrengen. Hierdoor is een PAPI en/of CAWI vragenlijst de meest logische keuze. Daarnaast wordt er door de onderzoeker bij PAPI en CAWI zo min mogelijk druk gelegd op de onderzoekseenheid. Hierdoor wordt zoveel mogelijk het geven van sociaal wenselijke antwoorden vermeden. De ontwikkeling van de vragenlijst is beschreven in het hoofdstuk ‘methoden van onderzoek’. In bijlage 2 is te vinden met welke vragen welke onderdelen van brandveiligheidsbewustzijn gemeten zijn. In bijlage 3 is de vragenlijst te vinden zoals die is gebruikt tijdens de 0-meting.
32
3- WAT IS EEN ACCEPTABEL BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJNSNIVEAU? In overleg met brandweer Noord en Midden Drenthe zijn verschillende maatstaven afgesproken over wat acceptabel is voordat de uitslagen van de enquête bekend waren. Valt de score lager uit dan gewenst zal er actie moeten worden ondernomen. In bijlage 4 is de lijst met maatstaven per vraag te vinden. De maatstaven zijn subjectief. Alleen voor de rookmelderdichtheid is regionaal afgesproken dat er naar 80% gestreefd wordt. De maatstaven kunnen in vervolgonderzoek hoger of lager worden vastgesteld al naar gelang het doel van de regio. Daarnaast moet nog steeds in het achterhoofd gehouden worden dat een behaalde maatstaf niet gelijk staat aan objectieve veiligheid. De gegevens komen dan ook met name tot hun recht als er vergelijkt kan worden tussen tijdstippen of regio’s, de maatstaven zullen dan een ondergeschikte rol krijgen.
4- HOE STAAT HET MET HET BRANDVEILIGHEIDSBEWUSTZIJN IN PEIZE? Hieronder is een overzicht van behaalde en niet behaalde onderdelen van brandveiligheidsbewustzijn: Onderdeel
Score
Risicokennis Risicovol gedrag Risico’s inschatten
86.1% 55.9%
Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheidsgevoel
96.8%
Behaald/niet behaald
Onderdeel
Score
Maatregelenkennis Rookmelderdichtheid Repressief optreden
73.5% 85.6%
Informatiedrang Initiatief nemen Bekendheid Betrouwbaarheidservaring
3.6% 25.2% 8.9
Behaald/niet behaald
Omdat niet alle voorafgestelde maatstaven zijn behaald kan niet gezegd worden dat het brandveiligheidsbewustzijn in Peize acceptabel is. Wel kan het volgende gezegd worden:
Men vertoont over het algemeen brandveilig gedrag, met enkele uitzonderingen (schoorsteen laten vegen voor het stookseizoen, elektrische apparaten aan laten staan tijdens afwezigheid). De risico’s worden vaak onderschat, met name de kans op een woningbrand. Men voelt zich erg verantwoordelijk voor het voorkomen van woningbranden. De rookmelderdichtheid is te laag. Ook de plaats waar de rookmelders geïnstalleerd dienen te worden is een aandachtspunt. Bij scenario’s zoals vlam in pan treden de meeste mensen goed op. De inwoners van Peize tonen weinig initiatief om aan informatie te komen maar zijn wel goed op de hoogte van de laatste campagne en informatiebron. Ook ervaart men de brandweer als een betrouwbare informatiebron.
5- ANTWOORD OP DE PROBLEEMSTELLING De probleemstelling voor dit onderzoek is: Op welke manier kan brandveiligheidsbewustzijn gemeten worden, hoe hoog is het brandveiligheidsbewustzijn van de bewoners in Peize en is dit niveau acceptabel? Het brandveiligheidsbewustzijn kan gemeten worden door eerst vast te stellen wat brandveiligheidsbewustzijn is. Vervolgens kunnen verschillende variabelen onderscheiden worden waarna er vragen ontwikkelt worden om antwoord te geven op de status van die variabelen. Vooraf kunnen er, zoals in dit onderzoek is gebeurd, richtlijnen afgesproken worden over hoe hoog het percentage gewenste antwoorden moet zijn per vraag.
33
Omdat brandveiligheidsbewustzijn een complex begrip is met vele, verschillende facetten kan er niet in één woord antwoord worden gegeven op de vraag hoe hoog het brandveiligheidsbewustzijn is. Wel is het mogelijk om conclusies te trekken over de vijf variabelen. Zo wordt er over het algemeen brandveilig gedrag vertoont door de bewoners van Peize. De risico’s worden daarentegen nog regelmatig onderschat. Een klein deel heeft eerdere ervaringen met woningbrand en heeft vaak correct gehandeld. Ook voelt men zich persoonlijk verantwoordelijk voor het voorkomen van een woningbrand. De rookmelderdichtheid is 73,5% en de meeste mensen hangen de rookmelders goed op. Op veel voorkomende scenario’s wordt vaak goed opgetreden en in veel huishoudens heeft men één of meerdere maatregelen genomen voor het geval er brand uitbreekt (blussers, blusdekens, rookmelders). Weinig mensen nemen initiatief om aan informatie te komen, maar een kwart is toch op de hoogte van ‘brandveilig leven’ en informatiebronnen. Uiteindelijk vertrouwt men de brandweer zeer als informatiebron, er wordt een 8,9 als cijfer gegeven. Als men kijkt naar de subcategorieën en de maatstaven dan scoort Peize in vijf van de acht gevallen boven de maatstaf. Behalve bij de (sub)categorieën ‘inschatten van risico’s’ en ‘initiatief nemen’ zijn hoge percentages van gewenste/veilige antwoorden te vinden. Op het eerste gezicht is het brandveiligheidsbewustzijn hoog in Peize. Maar als men de voorafgestelde definitie van acceptabel er bij neemt: “acceptabel is als de brandweer het brandveiligheidsbewustzijnsniveau accepteert zoals het is waarbij er geen verdere maatregelen genomen hoeft te worden” dan kan er niet gezegd worden dat dit het geval is. Met name de rookmelderdichtheid en het inschatten van risico’s zijn voor verbetering vatbaar. Ook aan onderwerpen van brandveilig gedrag als het schoorsteen vegen, loskoppelen van elektronica bij lange afwezigheid en tv’s uitzetten in plaats van op standby laten zal gewerkt moeten worden. Deze onderdelen scoren ver onder het gewenste niveau en zijn veelvoorkomende oorzaken van woningbrand. Als conclusie voor dit onderdeel kan gesteld worden dat het brandveiligheidsbewustzijn gemiddeld goed is, maar niet acceptabel.
34
4.2 ADVIES Naar aanleiding van de conclusies zijn er enkele adviezen geformuleerd die hieronder weergegeven zijn.
4.2.1 ALGEMEEN 1- Gebruik natuurlijke momenten van samenkomst en het vermogen van de gemeenschap tijdens voorlichting. Omdat het brandveiligheidbewustzijnsniveau niet acceptabel wordt geacht is verdere voorlichting nodig. Uit dit onderzoek is gebleken dat er weinig tot geen initiatief wordt getoond om zelf aan informatie te komen over woningbranden. Het is dus belangrijk om als brandweer actief op te treden. Om de meeste winst te behalen is het verstandig om in te zetten op het verhogen van de rookmelderdichtheid, het vegen van de schoorsteen voor het stookseizoen, omgang met elektronica en het bewust maken van de risico’s die men loopt. Omdat voorgaande onderwerpen in meer of mindere mate voor de gehele populatie gelden zal het voorlichten van de hele populatie het meest voor de hand liggen. Een manier om dit te doen is het volgende: Voor de voorlichting van de algehele bevolking van Peize kunnen voorlichtingen georganiseerd worden op momenten waarop men op een natuurlijke manier bijeenkomt. Dit kan goed plaatsvinden in clubhuizen van sport/recreatie verenigingen. Op zo’n moment bereikt men relatief veel mensen in één keer. De voorlichting kan geopend worden door een gewaardeerd/vooraanstaand persoon van de vereniging en kan daarna uitgevoerd worden door een lid van de plaatselijke brandweer. Tijdens de voorlichting kan ingegaan worden op het belang van rookmelders, zowel voor jezelf als voor anderen, en de correcte plaatsing van de rookmelders. Voorgaande voorlichtingtactiek geldt ook voor het verhogen van het schoorsteen vegen voor het stookseizoen. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een moment vlak voor de winterstop van sportverenigingen en op basisscholen in het kader van bijvoorbeeld Sinterklaas. Op voorgaande manier van voorlichting slaat men meerdere vliegen in een klap. Er wordt gebruik gemaakt van Frandsen’s genoemde ‘positive peer pressure’ door het gebruik van een vooraanstaand persoon van de vereniging. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het informatie verstrekken door een bekend persoon van de gemeenschap (de plaatselijke brandweerman/vrouw). Hierdoor wordt ook gebruik gemaakt van Jakes’ ‘menselijk vermogen’ van de gemeenschap. En er wordt ingespeeld op het voorkomen van schade en leed aan zichzelf en aan anderen van de gemeenschap, wat in club/verenigingverband een extra sterk effect kan krijgen. Voordelen: Relatief groot bereik per voorlichting; Lage kosten door inzet vrijwilligers en op vrijwillige basis organiseren van bijeenkomsten; Hogere verwachting van verbondenheid en acceptatie van de voorlichting door inzet van leden van de gemeenschap. Nadelen: Afhankelijk van de ‘goodwill’ van de verenigingen om de voorlichting mogelijk te maken; Deze vorm is deels passief en actief, de bevolking moet nog wel de wil hebben om te blijven of naar de voorlichting toe te komen. 2- Geef huis aan huis voorlichting naar het voorbeeld van brandweer Amersfoort De rookmelderdichtheid ligt nog onder het gewenste niveau in Peize. Om dit te verhogen is het mogelijk dat ‘gewone’ voorlichting niet afdoende is, mede omdat er geen initiatief genomen wordt vanuit de burger. Brandweer Amersfoort voert nu enige tijd huis aan huis voorlichting uit bij risicogroepen waarbij zij ook een gratis rookmelder installeren. Deze vorm van voorlichting heeft voor succes gezorgd en is het aanraden waard om ook elders te gebruiken. 35
Voorlichting en het ophangen van rookmelders aan huis bij specifieke doelgroepen geeft een sterk positief effect aan kosten/schade verlaging door woningbranden zo stelt COT en SEO Economisch Onderzoek (2010). Bij deze voorlichting wordt aan de hand van een checklist nagegaan hoe brandveilig de woning is en wordt aangeboden een gratis rookmelder te installeren. Daarnaast wordt advies gegeven over het brandveiliger maken van de woning. Door huis aan huis voorlichting is er meer grip op het verhogen van de rookmelderdichtheid omdat een gratis rookmelder (op de juiste plek) kan worden geïnstalleerd. Bij deze aanpak kan men er gelijk voor kiezen om zich eerst te richten op de vrijstaande en eengezinswoningen in rij gezien deze de laagste rookmelder en maatregelendichtheid hebben. Voor deze manier van voorlichten kan gebruik gemaakt worden van het Handboek Veilig Wonen. Voordelen: Beproefde en onderzochte methode om de rookmelderdichtheid te verhogen. Wijk of risicogroep gebonden aanpak. Nadelen: Arbeidsintensief en tijdrovend. Hogere kosten, waarna op de lange termijn deze worden goedgemaakt.
4.2.2 OUDEREN Advies 1 richt zich met name op de actieve bevolking. Mensen die regelmatig buitenshuis actief zijn, bij verenigingen ingeschreven staan en kinderen op school hebben worden hierdoor bereikt. In dit onderzoek is geconstateerd dat ouderen een risicogroep zijn. Voor ouderen en dan met name niet actieve ouderen, is het goed mogelijk dat voorgaande voorlichtingen niet voldoende zijn. Hierdoor is voor deze groep extra aandacht besteed aan maatwerk. Daarnaast is in dit onderzoek meerdere keren geconstateerd dat ouderen minder brandveiligheidsbewust zijn dan de andere klassen. Kennis over hoe snel een brand zich kan uitbreiden, het vegen van de schoorsteen en het nemen van maatregelen zoals rookmelders zullen speerpunten moeten zijn bij deze groep mensen. Hieronder zijn enkele tips geformuleerd voor voorlichting aan ouderen. 3- Hanteer een actieve strategie van voorlichting Ouderen staan vaak reactief tegenover problemen. Ouderen anticiperen erg weinig op mogelijke problemen, zoals woningbrand. Men gaat pas informatie zoeken als er zich bepaalde problemen hebben voorgedaan (van Oorschot & Bouwman, 1987). Daarnaast hebben ouderen vaak moeite met het vinden van informatie. Hierdoor is het verstandig om bij de ouderen thuis langs te komen. De weg naar informatie is zo het kortst. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat een groot deel van de ouderen niet weet of zij genoeg informatie hebben over woningbranden. Dit kan als reden worden aangegrepen om deze groep in die informatiebehoefte te voorzien. 4- Gebruik de plaatselijke brandweer, ervaringsdeskundigen en/of incidenten Ouderen geven de voorkeur aan voorlichting van mensen die al eens het probleem hebben meegemaakt (van Oorschot & Bouwman, 1987). Om deze reden is het wellicht verstandig om gebruik te maken van buren of andere bekende mensen uit de omgeving die een brand hebben meegemaakt. Zij kunnen uit eerste hand vertellen hoe belangrijk bepaalde maatregelen zijn. Een feitenrelaas over kansen en ernst van woningbranden zal niet afdoende zijn. Als verhalen uit de omgeving gebruikt kunnen worden met naam en toenaam is het goed mogelijk dat dit een versterkend effect heeft. Daarnaast geeft een brandweerman/vrouw een extra dimensie aan het gesprek doordat hij als deskundige wordt gezien.
36
5- Houdt rekening met een lager opleidingsniveau, teruglopende hersenfunctie en beperkingen Gemiddeld genomen is het opleidingsniveau van ouderen lager dan van de jongere leeftijden, dit is ook te zien in de resultaten van dit onderzoek. Hierdoor is het nodig om nog beter te letten op het taalgebruik tijdens voorlichting (mondeling en schriftelijk). Tijdens de voorbereiding van teksten kan gebruik gemaakt worden van het ‘Helder Haags Woordenboek’. Hier kan men toetsen of het voorgestelde taalgebruik voldoende begrijpelijk is voor minder geletterden. Omdat ouderen vaak minder goed kunnen horen is het ook belangrijk rustig en duidelijk te praten (van der Burgt, Dettingmeijer, & van Mechelen, 2008). Ouderen zijn vaak minder mobiel, alleen het afgeven van een gratis rookmelder met instructies zal niet voldoende zijn. Bij ouderen is het verstandig om de rookmelder zelf te installeren. Ouderen kunnen attent worden gemaakt op de service van het rookmelderteam van de Brandwondenstichting. Zij installeren gratis een rookmelder in huis. Ook na het installeren zal er periodiek gecontroleerd moeten worden of de rookmelders nog werken, ouderen zullen vaak ook niet de rookmelder kunnen onderhouden. 6- Betrek de mantelzorgers Omdat individuele voorlichting niet altijd haalbaar is (zeker niet periodiek) moet gedacht worden aan het inzetten van de mantelzorgers om de voorlichting uit te voeren, kracht bij te zetten en rookmelders te installeren en onderhouden. Het informeren van mantelzorgers heeft als voordeel dat zij bekend zijn met de oudere, regelmatig langskomen en vatbaarder zijn voor reguliere voorlichting. Door tijdens reguliere voorlichting aan de actieve bevolking ook te benadrukken dat hun ouderen ook aandacht vereisen op brandpreventie wordt indirect voorlichting gegeven aan ouderen.
4.3 ADVIES VERVOLGMETING In dit stuk wordt puntsgewijs kort aangestipt waar de onderzoeker verbeter/veranderpunten ziet voor het vervolgonderzoek of nieuwe 0-metingen. De vragenlijst zoals die in dit onderzoek gehanteerd is, is op hoofdlijnen bruikbaar gebleken om het brandveiligheidsbewustzijn te meten. Voor vervolgonderzoek of nieuw onderzoek zijn wel enkele verbeterpunten ontdekt om de vragenlijst effectiever te laten zijn:
Vraag 6 is de vraag waarmee de rookmelderdichtheid wordt bepaald. Let er op dat in vraag 4 en 5 nog mensen zijn die aangeven wel een rookmelder te hebben maar dat deze uiteindelijk niet werkt of niet is opgehangen. Deze cijfers moeten aangepast worden als men bij vraag 6 uiteindelijk toch toegeeft geen werkende en geïnstalleerde rookmelder te hebben. Vraag 8 (het scenario van een beginnende woningbrand) is zwak. Er zijn vrij weinig opties en het scenario wordt nog wel eens anders geïnterpreteerd. Deze vraag zou moeten vervangen worden door een beter scenario. Vraag 11 (kans inschatten op een woningbrand) is waarschijnlijk te moeilijk voor de meeste mensen. Bij de mini-pilot gaf men dit ook al aan. Een vervanging voor de vraag is helaas niet gevonden. Deze vraag zou eventueel verwijderd kunnen worden. Bij de vragen 11 tot en met 14 hebben een aantal mensen het idee alsof zij het precies moeten weten. Sommige hebben het juiste antwoord ook opgezocht op internet. Bij een volgend onderzoek moet nog duidelijker naar voren komen dat het geen toets is en dat het om een schatting gaat. Bij vraag 18 moet men de brandweer een cijfer geven van 1 t/m 10. Hier staat niet vermeldt dat 10 het hoogste/beste cijfer is. Dit heeft bij een aantal mensen geleid tot een verkeerde becijfering. Zij gaven de brandweer bijvoorbeeld een 2 maar gaven later aan dat zij het liefst van de brandweer informatie ontvingen. Dit geeft tegenstrijdige informatie. De slotvragen (persoonskenmerken) heeft bij een aantal mensen vragen opgeworpen over de reden waarom men dit moet weten. Ook heeft een deel de vragen niet ingevuld, waarschijnlijk mensen met
37
dezelfde vragen. Bij volgend onderzoek is het verstandig om voorafgaand aan de vragen aan te geven waarom wij deze gegevens nodig hebben. Dit zal bij veel mensen waarschijnlijk begrip opbrengen. Vraag 3 (vindt u dat u genoeg informatie heeft) heeft nu vrijwel geen toepassing. Deze kan verwijderd worden.
Voor nieuw onderzoek zouden ook de volgende punten in overweging gebracht kunnen worden:
Bij een nieuwe 0-meting is het handig om vragen 1 en 2 (risicovol gedrag) te herzien. Kies bijvoorbeeld vier belangrijke oorzaken van brand en stel voor alle vier de onderwerpen twee of drie vragen. Omdat er nu zeer kleine categorieën binnen ‘gedrag’ zijn gemaakt is het later makkelijker om uitspraken te doen. Cronbach’s alpha kan dan ook hierbij worden toegepast. Nu zijn de vragen te diffuus om te generaliseren. Bij een nieuwe 0-meting zou het verstandig zijn om de steekproef niet helemaal aselect te laten plaatsvinden. Nu zijn huurders sterk ondervertegenwoordigd. Dit is per toeval zo gebeurd. In het vervolg is een gestratificeerde steekproef een betere optie. Door met de verhouding huurders/kopers vooraf rekening te houden kan men later over beide groepen conclusies trekken.
38
5- REFLECTIE Door middel van een goed plan van aanpak en de juiste intenties is getracht een zo goed mogelijk onderzoek uit te voeren die zowel voldoet aan de verwachtingen van de klant als aan de verwachtingen van Saxion voor een afstudeerscriptie. Maar, net zoals bij andere onderzoeken, verliep ook dit onderzoek niet helemaal zonder slag of stoot en zijn er achter af altijd zaken die men de volgende keer anders zou doen. In dit hoofdstuk wil ik kort reflecteren op een aantal onderwerpen van het onderzoek. De steekproeftrekking Voor de steekproeftrekking verwachtte ik een respons van 25%. Door een aankondigingbrief, een verloting van rookmelders en het geluk dat de brandweerpost in Peize een hot-item is, is die verwachting ruim waargemaakt. De adresgegevens waren afkomstig van de gemeente Noordenveld. Op dit vlak zijn wel enkele zaken fout gegaan. Zo was eerst een lijst met 100 dubbele adressen aangeleverd en bleek later, nadat de brieven al verzonden waren, dat een aantal brieven ook naar kinderen onder de 18 was verstuurd. De les die hieruit getrokken kan worden is dat nog helderdere communicatie en een grondige persoonlijke controle van zulke gegevens noodzakelijk is. Ondanks deze fouten is de steekproeftrekking naar mijn idee een groot succes geworden. De vragenlijst Voor de ontwikkeling van de vragenlijst is literatuuronderzoek verricht naar het correct ontwikkelen van de vragenlijst en is onderzocht wat de meest voorkomende oorzaken van woningbranden zijn. Daarnaast hebben de experts van brandweer Assen hun mening een aantal keer kunnen geven en is er een kleine pilot gehouden. Door de combinatie van een degelijk proces van ontwikkeling, expertraadpleging en de pilot denk ik dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is. Toch is er achteraf iets aan op te merken. De vijf variabelen van brandveiligheidsbewustzijn worden gerepresenteerd door een aantal vragen in de vragenlijst. De meeste variabelen worden gemeten door meerdere vragen in de vragenlijst, deels ter controle en deels omdat één vraag niet het hele begrip kan invullen. Het onderwerp ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ wordt door slechts één vraag vertegenwoordigd. Achteraf gezien was het beter geweest om hier nog één of twee controlevragen aan toe te voegen om de betrouwbaarheid te vergroten. Daarnaast is ontdekt dat een aanzienlijk deel van de respondenten de vraag om de kans in te schatten op een woningbrand niet goed kunnen inschatten of begrijpen. Met name de lager opgeleiden hebben her en der aangeven dat zij niet wisten wat ze met de vraag moesten. De vraag is waarschijnlijk te abstract. Deze vraag zou in het vervolg verwijderd kunnen worden. Ook heeft een deel van de respondenten niet de slotvragen ingevuld of had men de vraag waarom men dit moest invullen. Voor een volgend onderzoek met dergelijke vragen is het verstandig om uitleg te geven waarom deze gegevens nodig zijn. Door het begrip wat je daarmee kweekt verwacht ik dat een groter deel hun gegevens wel achterlaat. Daarnaast vind ik vraag 8, een woningbrand scenario, zwak. Hoewel wel geprobeerd is deze vraag zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen ben ik niet volledig overtuigd van de kwaliteit. Dit had wellicht een openvraag of een vraag met meer antwoordmogelijkheden moeten worden. Nog meer overleg met brandweerlieden had de kwaliteit van de vraag kunnen aanvullen. De maatstaven De maatstaven die voor elke vraag en/of onderdeel zijn opgesteld zijn de maatstaven die door de opdrachtgever zijn aangegeven. Hiervoor heeft één gesprek plaatsgevonden met het hoofd Risicobeheersing. Hoewel dit op zich geen probleem is, het is immers de wens van de opdrachtgever, komt achteraf de gedachte dat de maatstaven nu door één persoon zijn vastgesteld. Hiervoor had ik beter een vergadering kunnen organiseren met de projectgroep Peize zodat in overleg met de hele groep de maatstaven vastgesteld worden.
39
De codering Tijdens de analyse is ontdekt dat de codering alles behalve efficiënt was. De codering in SPSS was zoals die op de vragenlijst was. Voor de analyse was het handiger geweest om in het softwareprogramma al in de codering rekening te houden met analysetechnieken. Het samenvoegen van wenselijke en ongewenste antwoorden op vragen en dezelfde codes voor wenselijke en ongewenste antwoorden had uren werk gescheeld. Tijdens de codering dient dus vooraf veel beter nagedacht te worden over wat men eigenlijk wil met de gegevens. Betrouwbaarheid en validiteit Om een zo betrouwbaar mogelijke vragenlijst te ontwikkelen is er een kleine proef gehouden waarbij de respondenten konden aangeven hoe zij een vraag interpreteren en of de volgorde van vragen en onderwerpen duidelijk en logisch waren. Hierdoor kon de onderzoeker ervoor zorgen dat zo veel mogelijk mensen de vraag op de juiste manier interpreteren. Om de betrouwbaarheid van de hele steekproef te waarborgen is een voldoende hoeveelheid aan respondenten bereikt (313 in dit geval). Om te waarborgen dat er zo veel mogelijk gemeten wordt wat er gemeten moet worden, is veel aandacht besteed aan de variabelen. Hierbij is er per variabele stil gestaan bij wat er bedoeld wordt en wat gemeten moet worden. Daarna zijn enkele vragen geformuleerd. Deze werden dan weer gecontroleerd door enkele deskundigen op het gebied waarna mogelijk een herziene vraag werd geformuleerd. Dit proces heeft zich enkele malen herhaald. Om de analyse en conclusies zo valide mogelijk uit te voeren is gekozen om een aantal statistische toetsen toe te passen. Zo is de Chi-kwadraattoets gebruikt om te verifiëren of verschillen tussen klassen significant waren. Ook is de Spearman’s rho toegepast wanneer verwacht werd dat tussen twee variabelen een verband is. En om vast te stellen of de vragen over informatiebekendheid één schaal mogen vormen is de Cronbach’s alpha berekend. Generaliseerbaarheid De resultaten van dit onderzoek zullen ten opzichte van de kleine dorpen in het noorden van Drenthe niet heel veel afwijken. Verdere generaliseerbaarheid houdt hier waarschijnlijk op. De populatiekenmerken zoals leeftijdsverdeling en opleidingsniveau komen voor de dorpen binnen de gemeente Noordenveld vaak goed overeen met de steekproef. Voor Drenthe is er al enige afwijking te bespeuren, met name de hogere leeftijden zijn verschillend. Uitgaande van het vorige zou generalisatie voor meer dan de kleine dorpen in het noorden van Drenthe te ver gaan. Toepasbaarheid instrument Over het algemeen zal de vragenlijst overal in Nederland van toepassing kunnen zijn. De sectie ‘informatie’ zou aangepast kunnen worden met campagnes, informatiebronnen en beeldmerken van de betreffende regio. Daarnaast kan voor stedelijke gebieden gekozen worden om de vragen over het stoken van de openhaard en het vegen van de schoorsteen te verwijderen en meer toepasbare vragen toe te voegen. Ook kan bij de slotvragen een vraag worden opgenomen waaruit de culturele achtergrond duidelijk wordt. Hierdoor wordt het voor stedelijke gebieden makkelijker om risicogroepen vast te stellen. Uiteindelijk kan er ook gekozen worden om in gebieden waar het aantal allochtonen zeer hoog is de vragenlijst in een andere taal aan te bieden.
40
BIBLIOGRAFIE Bergsma, A., & van Petersen, K. (2004). Psychologie van A tot Z, ruim 4000 begrippen op alle terreinen van de psychologie. Utrecht: Spectrum. Boneschansker, E., van Leer, R., & Matijsen, E. (2012). Leven in Noordenveld. Assen: STAMM CMO. COT en SEO Economisch Onderzoek. (2010). Inversteren in brandveiligheid, Maatschappelijke kostenbatenanalyse woningbrand. Amsterdam: Ministerie Veiligheid en Justitie. Duyvis, M., Groenewegen - ter Morsche, K., Mertens, C., van Rossum, W., & Wolfs, L. (2012). Fatale woningbranden 2011. Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid NIFV. Enders, J. (2000). Measuring Community Awareness and Preparedness of Emergencies in Victoria. Melbourne: Australian Bureau of Statistics. Frandsen, M. (2012). Promoting Community Bushfire Preparedness: Bridging the Theory – Practice Divide. Hobart: University of Tasmania. Giesen, D., Meertens, V., Vis-Visschers, R., & Beukenhorst, D. (2010). Vragenlijstontwikkeling. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. Jakes, P. J. (2002). Homeowners, Communities, and Wildfire: Science Findings from the National Fire Plan. Bloomington, Indiana: North Central Research Station USDA Forest Service. Kleine, R. (2006). Veiligheidsbewustzijn als competentie. Zwolle. Kobes, M., Groenewegen - Ter Morsche, K., & Duyvis, M. (2009). Consumer fire safety: European statistics and potential fire safety measures. Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid NIBRA. Rhodes, A. (2003). Understanding Community Preparedness and Response to Wildfire Risk. CFA , 1-2. Right Marktonderzoek. (2013). Randvoorwaarden bij onderzoek. Opgeroepen op februari 12, 2013, van Right Marktonderzoek: http://www.rightmarktonderzoek.nl/methoden-onderzoek/randvoorwaarden-bij-onderzoek van der Burgt, M., Dettingmeijer, M., & van Mechelen, E. (2008). Preventie en voorlichting, assisteren in de gezondheidssector. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. van Oorschot, W., & Bouwman, H. (1987). Ouderen en informatie, massacommunicatie. Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Middelburg: Boom onderwijs.
41
BIJLAGE 1- OORZAKEN WONINGBRANDEN Het CBS publiceert elk jaar het rapport Brandweerstatistiek. Uit dit onderzoek heeft de onderzoeker beeld kunnen krijgen van oorzaken van binnenbranden in Nederland in het jaar 2011. Dit omvat zowel woningbranden als ander soortige panden. In het taartdiagram hieronder is te zien wat de meest voorkomende oorzaken zijn geweest van binnenbranden in 2011.
Overgenomen van: Brandweer statistiek 2011, 2012. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2012)
In een ranglijst ziet dit er als volgt uit: 1-Defect/verkeerd gebruik apparaat/product 2-Brandstichting 3-Broei/zelfverhitting 4-Brandgevaarlijke werkzaamheden (productie) 5-Roken In een onderzoek uit 2009 van het NIFV (Kobes, Groenewegen - Ter Morsche, & Duyvis, 2009) heeft men onder andere de oorzaken onderzocht van woningbranden in Nederland, de rest van Europa, de VS en Australië. Hieronder is een tabel te zien met de oorzaken van woningbranden in percentage naar hun aandeel van alle woningbranden per land.
Overgenomen van: Consumer fire safety: European statistics and potential fire safety measures, 2009. Kobes, M. en Groenewegen-Ter Morsche, K.
Als bovenstaande uitkomsten gerangschikt worden krijgt men het volgende overzicht: 1-Elektrische apparatuur 2-Anders 3-Brandstichting 4-Roken
42
Bij elektrische apparatuur gaat het vaak om wasmachines, wasdrogers en tv’s. Bij drogers ligt de oorzaak vaak in het niet op tijd reinigen/legen van het filter en oververhitting. Als we naar tv’s kijken dan ontstaan brandjes vaak door oververhitting en het langdurig aan laten staan. Als er naar het thema ‘koken’ wordt gekeken gaat dit vaak om vlam in pan. Ook kaarsen veroorzaken nog wel eens branden. Dit komt door fout gebruik en het laten branden van de kaarsen als men het huis verlaat. In een onderzoek van het NIFV over fatale woningbranden in 2011 in Nederland is gekeken naar de oorzaken van woningbranden met een fatale afloop. In dit onderzoek kwam naar voren dat roken de belangrijkste oorzak was van fatale woningbranden. Daarna volgden kortsluiting, koken en een defect of ongeluk met de verwarming. Verwarming omvat de cv-ketel. Kortsluiting vond vaak plaats in de elektrische bedrading van de woning. Bij branden tijdens het koken ging het altijd om vlam in de pan (Duyvis, Groenewegen - ter Morsche, Mertens, van Rossum, & Wolfs, 2012). Hieronder is de verdeling te zien in een taartdiagram.
Dit zorgt voor een ranglijst die er als volgt uitziet: 1-roken 2-kortsluiting 3-koken 4-kachel 5-onbekend 6-kaarsen Top 4 samengesteld Als de informatie uit voorgaande bronnen wordt samengevat en de meest belangrijkste oorzaken worden bekeken, resulteert dit in de volgende top vier van meest voorkomende oorzaken van woningbranden in Nederland in de afgelopen jaren: 1. 2. 3. 4.
Kortsluiting/oververhitting/verkeerd gebruik elektrische apparatuur (wasmachine/droger, tv) Roken Koken Kaarsen
Tijdens de ontwikkeling van de vragen t.b.v. het onderzoek zullen deze vier oorzaken/thema’s bevraagd moeten worden.
43
BIJLAGE 2- VRAGEN PER VARIABELE In dit hoofdstuk wordt omschreven met welke vragen er antwoord wordt gezocht op de verschillende variabelen van de definitie van brandveiligheidsbewustzijn. Dit wordt gedaan aan de hand van de operationalisatie van de deelvraag: Op welke manier kan het brandveiligheidsbewustzijn bij bewoners gemeten worden?
MET WELKE VRAGEN KAN KENNIS OVER RISICO’S VAN GEDRAGINGEN M.B.T. BRAND GEMETEN WORDEN? De variabele risicokennis kan gemeten worden door respondenten te vragen naar verschillende soorten gedragingen of gewoonten. De brandweer heeft de checklist brandveiligheid thuis opgesteld. Deze heeft voor een groot deel als input gediend voor de vragen over gedragingen van mensen. Daarnaast is onderzoek gedaan naar veel voorkomende oorzaken van woningbranden (zie bijlage). Dit heeft geresulteerd in de volgende stellingen waar ja/nee/n.v.t. op geantwoord kan worden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Ik laat mijn cv-ketel tweejaarlijks controleren. Ik maak de filters van de wasdroger na één á twee droogbeurten stofvrij. Vlak bij de tv staan boeken, bloemen of zijn hittebronnen aanwezig. Ik vervang of reinig het filter van de afzuigkap in mijn keuken 2 tot 4 keer per jaar. Ik stapel stekkerdoos op stekkerdoos die op één stopcontact is aangesloten. Als ik lang afwezig ben (bijv. vakantie) trek ik de stekkers uit de stopcontacten. Ik laat mijn schoorsteen voor het begin van het stookseizoen controleren door een erkende schoorsteenveger. In de buurt van het fornuis (±20 centimeter) zijn brandbare voorwerpen zoals gordijnen, thee- en handdoeken aanwezig. In de hal, gang of trap staan obstakels in het looppad zoals opgestapelde dozen, fietsen en jassen.
Voorgaande stellingen gaan over gewoonten met een structureel karakter. Hierna zijn ook een aantal stellingen ontwikkeld met als antwoord categorieën: Altijd/vaak, soms, zelden/nooit, n.v.t.: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Ik rook voor het slapen gaan in bed. Ik zet het gasfornuis/kookplaat uit als ik het huis verlaat. Als ik het huis uit ga of ga slapen laat ik de tv aan of op stand-by. Bij het aanmaken van de openhaard gebruik ik aanmaakhoutjes/blokjes (geen spiritus of benzine). Bij het verlaten van het huis laat ik kaarsen branden. Ik zet kaarsen op ruime afstand (±20 centimeter) van brandbare materialen (zoals gordijnen, kranten, stoffen meubels). Ik gooi een peuk van een sigaret of sigaar direct in de prullenbak of afvalemmer.
Met voorgaande stellingen wordt gemeten in hoeverre de respondent weet welke gedragingen de kans op brand kunnen verkleinen/vergroten. Om te meten hoe groot de respondent het risico (kans x effect) inschat van een woningbrand zijn de volgende vragen ontwikkelt: 1. 2. 3. 4.
In Nederland staan ongeveer 7 miljoen woningen. Hoe groot schat u de kans dat er in uw woning een brand uitbreekt in een heel jaar? Hoeveel gewonden schat u dat er het afgelopen jaar in Nederland zijn gevallen door woningbranden? Hoeveel doden schat u dat er gemiddeld per jaar in Nederland vallen door woningbranden? Als er een brand ontstaat in een kamer van uw woning, in hoeveel tijd schat u dat de hele kamer in brand staat?
Vraag één is overgenomen uit een enquête van het NIBVH.
44
MET WELKE VRAGEN KAN ERVARING HEBBEN MET DE RISICO’S VAN GEDRAGINGEN M.B.T. BRAND GEMETEN WORDEN? Het thema ‘ervaringen’ moet antwoord vinden op de vraag of de respondent zelf of indirect ervaringen heeft gehad met woningbrand. Dit moet ten goede komen van zijn/haar brandveiligheidsbewustzijn. De indirecte ervaringen worden niet gemeten. Het belang hiervan is minder groot dan de eigen ervaringen. Om ervaringen met brand te meten zijn de volgende vragen ontwikkeld: 1. Heeft u wel eens persoonlijk te maken gehad met een woningbrand in uw woning? 2. Als u wel eens te maken heeft gehad met een woningbrand: Kunt u de meest recente ervaring van woningbrand kort omschrijven en in steekwoorden aangeven wat u heeft gedaan tijden de woningbrand? De laatste vraag wordt een open vraag. Dit leidt tot een nominaal meetniveau. Wel kan per geval bekeken worden of men juist gehandeld heeft.
MET WELKE VRAGEN KAN VERANTWOORDELIJKHEIDSGEVOEL GEMETEN WORDEN? Het thema ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ moet meten in hoeverre de respondent zich persoonlijk verantwoordelijk voelt om maatregelen te nemen en gedrag te vertonen die een woningbrand voorkomen. Voor dit thema is de volgende vraag opgesteld:
In hoeverre voelt u zich persoonlijk verantwoordelijk om maatregelen te nemen om een woningbrand te voorkomen?
MET WELKE VRAGEN KAN KENNIS OVER MAATREGELEN GEMETEN WORDEN? Kennis over maatregelen omvat ook de mogelijkheid en bereidheid om maatregelen te nemen. Doel is om te meten of de respondent de maatregelen kan nemen, wil nemen en dan ook de juiste maatregelen neemt. Om te onderzoeken welke maatregelen de respondent neemt is de volgende vraag ontwikkeld: Welke maatregelen heeft u genomen om woningbrand te beperken of tijdig gewaarschuwd te worden? Bij deze vraag kan de respondent kiezen uit een aantal veelvoorkomende maatregelen of aangeven dat men geen maatregelen neemt. Hierop volgt de vraag: Als u heeft aangegeven één of meer rookmelders te hebben waar heeft u deze geplaatst? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Dit moet meten of men genoeg kennis heeft om één van de belangrijkste maatregelen bij woningbrand, de rookmelder, heeft. Hierna wordt de volgende vraag gesteld: Als u één of meerdere werkende rookmelders heeft: Werkt de rookmelder en reinigt u hem? Hieruit moet blijken of de respondenten de rookmelder goed onderhoud en of deze daadwerkelijk functioneert. Om de kennis van de respondent te meten op het gebied van repressieve maatregen worden de volgende vragen gesteld: 1. Weet u wat u moet doen als u vlam in de pan heeft? U mag er vanuit gaan dat alleen de pan in brand staat. 2. Stel, u ontdekt een brand in de woonkamer van uw woning, de bank staat in brand. De kamer staat vol met rook en u ziet vlammen. Welke van de volgende opties kunt u het beste doen?
45
Hier wordt gemeten of de respondent weet wat hij moet doen in een veelvoorkomende situatie die zelf op te lossen is. Daarnaast wordt gemeten of de respondent weet wat hij moet doen in geval van een situatie die niet meer zelf op te lossen is.
MET WELKE VRAGEN KAN DE INTENTIE OM INFORMATIE TE VERGAREN EN TOT ZICH TE NEMEN GEMETEN WORDEN ? Dit omvat het thema risicocommunicatie. Het gaat hier om de intentie van de respondent om informatie te vergaren en van wie hij deze informatie het liefste ontvangt. Om antwoord te krijgen op de vraag of de respondent de intentie heeft om informatie te vergaren over woningbranden is de volgende vraag ontwikkeld: Heeft u in 2012/2013 gericht gezocht naar informatie over woningbranden? Om te onderzoeken of de respondent op de hoogte is van de laatste campagnes en informatie bronnen van de brandweer zijn de volgende vragen opgesteld: 1. Heeft u wel eens gehoord van “Brandveilig Leven”? 2. Heeft u wel eens gehoord van “brandveiligheidthuis.nl”? 3. Heeft u wel eens gehoord van “Smokey de rookmelder”? Met de volgende vragen wordt gemeten van wie de respondent het liefste informatie krijgt over woningbranden: 1. Op een schaal van 1 tot 10 in hoeverre vertrouwt u er op dat de brandweer u de juiste informatie geeft over risico’s en het voorkomen van woningbranden? 2. Van wie ontvangt u het liefst informatie over risico’s en voorkomen van woningbranden? Daarnaast kan ook gemeten worden of de respondent graag nog meer informatie wil. Dit wordt gemeten met de volgende vraag: Vindt u dat u genoeg informatie heeft over maatregelen die u kunt nemen om brand te voorkomen of om snel gewaarschuwd te worden tijdens brand?
ALGEMEEN Naast vragen die de verschillende variabelen van de definitie van brandveiligheidsbewustzijn moeten meten zijn er ook een aantal algemene vragen opgesteld. Deze vragen zijn bedoeld om de variabelen tegen af te zetten (vergelijken), of omdat de onderzoeker iets graag wilt weten buiten de definitie om. De onderzoeker wil graag weten of de respondent denkt dat hij zijn gedrag zal veranderen na het invullen van de enquête. Het is namelijk goed mogelijk dat de enquête an sich al een vorm van risicocommunicatie / voorlichting is. Hiervoor is de volgende vraag opgesteld: Denkt u dat u door deze enquête zich anders gaat gedragen of maatregelen neemt tegen woningbrand? Om te kunnen onderzoeken of het brandveiligheidsbewustzijnsniveau bij bepaalde groepen mensen hoger of lager is, zijn vragen ontwikkeld die ingaan op: 1. Het geslacht 2. Leeftijdsklasse 3. Hoogst genoten opleiding 4. Dagelijkse bezigheid (werk e.d.) 5. Type woning Huur of koopwoning
46
BIJLAGE 3- DE ENQUÊTE De enquête is vanaf de volgende pagina weergegeven. Hieronder is de begeleidende brief weergegeven.
47
GEWOONTEN Hieronder volgen een aantal stellingen over gewoonten. Kruis “ja” aan als de stelling voor u van toepassing is, kruis “nee” aan als de stelling niet voor u van toepassing is. Kruis slechts één antwoord aan. 1- Zijn voor u de volgende stellingen van toepassing? Ik laat mijn cv-ketel tweejaarlijks controleren.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
Ik maak de filters van de wasdroger na één á twee droogbeurten stofvrij.
□
Vlak bij de tv staan boeken, bloemen of zijn hittebronnen aanwezig.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
Ik vervang of reinig het filter van de afzuigkap in mijn keuken 2 tot 4 keer per jaar.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
Ik stapel stekkerdoos op stekkerdoos die op één stopcontact is aangesloten.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
Als ik lang afwezig ben (bijv. vakantie) trek ik de stekkers uit de stopcontacten.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
Ik laat mijn schoorsteen voor het begin van het stookseizoen controleren door een erkende schoorsteenveger.
□
In de buurt van het fornuis (±20 centimeter) zijn brandbare voorwerpen zoals gordijnen, thee- en handdoeken aanwezig.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
In de hal, gang of trap staan obstakels in het looppad zoals opgestapelde dozen, fietsen en jassen.
□ Ja □ Nee □ n.v.t.
Ja
Ja
□ Nee □ n.v.t.
□
Nee
□ n.v.t.
Hieronder volgen een aantal stellingen over dagelijkse bezigheden. Kruis het antwoord aan dat het meest van toepassing is voor u. Kruis slechts één antwoord aan. 2- In hoeverre zijn voor u de volgende stellingen van toepassing? Ik rook voor het slapen gaan in bed. □ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t. Ik zet het gasfornuis/kookplaat uit als ik het huis verlaat.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t.
Als ik het huis uit ga of ga slapen laat ik de tv aan of op stand-by.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t.
Bij het aanmaken van de openhaard/kachel gebruik ik aanmaakhoutjes/blokjes (geen spiritus of benzine).
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t.
Bij het verlaten van het huis laat ik kaarsen branden.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t.
Ik zet kaarsen op ruime afstand (±20 centimeter) van brandbare materialen (zoals gordijnen, kranten, stoffen meubels).
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t.
Ik gooi een peuk van een sigaret/sigaar zonder hem uit te maken in de prullenbak of afvalemmer.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t. 48
MAATREGELEN De volgende vragen gaan over maatregelen. Kruis, tenzij anders is aangegeven, één antwoord aan. 3- Vindt u dat u genoeg informatie heeft over maatregelen die u kunt nemen om brand te voorkomen of om snel gewaarschuwd te worden tijdens brand? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Ja, ik heb genoeg informatie. □ Nee, ik zou graag meer informatie willen. □ Nee, maar ik wil niet meer informatie. □ Weet ik niet. 4- Welke maatregelen heeft u genomen om woningbrand te beperken of tijdig gewaarschuwd te worden? Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
□ Rookmelder(s), aantal:………… □ Handbrandblusser(s) □ Blusdeken(s) □ Vluchtladder/touw □ Geen □Anders, namelijk:………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 5- Als u heeft aangegeven één of meer rookmelders te hebben waar heeft u deze geplaatst? Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
□ N.v.t. Ik heb geen rookmelder □ In de gang en/of overlopen of trapgat □ In de keuken. □ In de woonkamer en/of slaapkamer(s). □ Ik heb wel rookmelders maar deze zijn nog nergens geïnstalleerd. □ Anders, namelijk:…………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 6- Als u één of meerdere rookmelders heeft: Werkt de rookmelder? Kruis slechts één antwoord aan.
□ N.v.t. Ik heb geen rookmelder □ Nee, de rookmelder werkt niet (bijv. geen batterijen of is stuk) □ Ja de rookmelder werkt, maar ik controleer hem niet maandelijks □ Ja de rookmelder werkt en ik controleer hem maandelijks of vaker 7- Wat moet u doen als u vlam in de pan heeft? U mag er vanuit gaan dat alleen de inhoud van de pan in brand staat. Kruis slechts één antwoord aan.
□Het vuur doven met water □De pan afdekken met de deksel of een blusdeken □Vluchten en de brandweer bellen □Weet ik niet □Anders, namelijk:……………………………………………………………………………………………………………………………………. 8- Stel, u ontdekt een brand in de woonkamer van uw woning, de bank staat in brand. De kamer staat vol met rook en u ziet vlammen. Welke van de volgende opties kunt u het beste doen? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Kamerdeur sluiten, huisgenoten waarschuwen, buiten 112 bellen. □ Proberen zelf te blussen, als zelf blussen niet werkt 112 bellen, huisgenoten waarschuwen. □ 112 bellen, zo veel mogelijk deuren van het huis openen voor de brandweer, huisgenoten waarschuwen. 9- In hoeverre voelt u zich persoonlijk verantwoordelijk om brand in uw woning te voorkomen? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Verantwoordelijk □ Een beetje verantwoordelijk □ Niet verantwoordelijk
49
WONINGBRAND ERVARINGEN De volgende vragen gaan over uw ervaringen met woningbrand. 10a- Heeft u wel eens persoonlijk te maken gehad met een woningbrand in uw woning?
□ Ja ga verder met vraag 10b □ Nee ga verder met vraag 11 10b- Als u wel eens te maken heeft gehad met een woningbrand: Kunt u de meest recente ervaring met woningbrand kort omschrijven en in steekwoorden aangeven wat u heeft gedaan tijdens de woningbrand? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
RISICO’S Hieronder worden een aantal vragen gesteld over de kans en ernst van woningbranden in Nederland. Kruis aan met welk antwoord u het meest eens bent. Kruis slechts één antwoord aan. 11- In Nederland staan ongeveer 7 miljoen woningen. Hoe groot schat u de kans in dat er in uw woning een brand uitbreekt in een heel jaar?
□ de kans van 1 op 100 □ de kans van 1 op 1000 □ de kans van 1 op 10.000 □ de kans van 1 op 100.000 □ de kans van 1 op 1.000.000 12- Hoeveel gewonden schat u dat er het afgelopen jaar in Nederland zijn gevallen door woningbranden?
□Ongeveer 2000 □Ongeveer 1000 □Ongeveer 500 □Ongeveer 250 □Niet meer dan 100 13- Hoeveel doden schat u dat er gemiddeld per jaar in Nederland vallen door woningbranden?
□Ongeveer 200 □Ongeveer 100 □Ongeveer 50 □Ongeveer 10 □Enkele tot geen 14- Als er een brand ontstaat in een kamer van uw woning, in hoeveel tijd schat u dat de hele kamer in brand staat?
□ 0 tot 2 minuten □ 2 tot 4 minuten □ 4 tot 10 minuten □ 10 tot 15 minuten □ Meer dan 15 minuten 50
INFORMATIE De volgende vragen gaan over de communicatie tussen u en de brandweer en uw behoefte aan informatie. Kruis per vraag maar één antwoord aan. 15- Heeft u wel eens gehoord van het project “Brandveilig Leven”?
□ Ja, ik weet precies wat het is □ Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat het is □ Nee, niet van gehoord 16- Heeft u wel eens gehoord van de website “brandveiligheidthuis.nl”?
□ Ja, ik weet precies wat het is □ Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat het is □ Nee, niet van gehoord 17- Heeft u voor deze enquête wel eens gehoord van “Smokey de rookmelder”?
□ Ja, ik weet precies wat het is □ Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat het is □ Nee, niet van gehoord 18- Als de brandweer u informatie geeft over risico’s en het voorkomen van woningbranden, in hoeverre vertrouwt u er op dat de brandweer u de juiste informatie geeft op een schaal van 1 tot 10?
□1 □2 □3 □4 □5 □6 □7 □8 □9 □10 19- Heeft u in 2012/2013 gericht gezocht naar informatie over het voorkomen en/of bestrijden van woningbranden?
□Ja □Nee □Weet niet 20- Van wie ontvangt u het liefst informatie over risico’s en voorkomen van woningbranden? Kruis slechts één antwoord aan.
□Familie □Vrienden □Kennissen/buren □De Brandweer □De Gemeente □ Rijksoverheid □ Van anderen, namelijk: ………………………………………………………………………………………………………………….. 21- Denkt u dat u door deze enquête zich anders gaat gedragen of maatregelen neemt tegen woningbrand?
□ Ja □ Nee □ Weet niet
51
SLOTVRAGEN De volgende vragen hebben betrekking op de beschrijving van u en uw situatie. Slechts één antwoord aankruisen a.u.b. 22- Wat is uw geslacht?
□ Man □ Vrouw 23- In welke leeftijdsklasse zit u?
□ 18-24 □ 25-30 □ 31-40 □ 41-50 □ 51-60 □ 61-70 □ 71-80 □ 81-90 □ Ouder dan 90 24- Wat is uw hoogst genoten opleiding die u heeft afgesloten met een diploma, akte of getuigschrift? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Geen opleiding □ Lagere school (incl. speciaal onderwijs, bijv. LOM, BLO, etc) □ Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS, VMBO basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg □ Mavo, VMBO theoretische of gemengde leerweg, ULO, MULO □ Havo, VWO, Gymnasium, HBS, MMS □ Middelbaar beroepsonderwijs (MBO, BOL, BBL) □ Propedeuse, Kandidaats, Bachelor, Hoger Beroepsonderwijs (HBO) □ Doctoraal, Master, semi-wetenschappelijk onderwijs □ Gepromoveerd □ Geen antwoord 25- Welke omschrijving past het beste bij u? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Werkende met betaald werk / zelfstandige □ Werkloos / werkzoekend □ Vrijwilliger □ Arbeidsongeschikt □ Scholier of studerende □ Huisvader of huisman / huismoeder of huisvrouw □ Gepensioneerd of met de VUT □ Geen van deze / Geen antwoord 26- In welk type huis woont u?
□ Twee onder één kap □ Flat/hoogbouw appartement □ Portiekwoning □ Vrijstaande woning/boerderij □ Eengezinswoning in rij □ Combinatie winkel/woning 27- Is uw woning een koopwoning of huurwoning?
□ Koopwoning □ Huurwoning Einde van de enquête! De brandweer dankt u hartelijk voor het invullen van deze enquête. Wilt u kans maken op een gratis rookmelder, sla dan de pagina om.
52
Wilt u kans maken op een gratis rookmelder? Vul dan hieronder uw gegevens in! Naam:……………………………………………………………………………………………………………………………. Adres:……………………………………………………………………………………………………………………………..
Anonimiteit Als u niet uw naam en adres heeft opgegeven, en dus niet kans maakt op een gratis rookmelder, blijft u volledig anoniem. De ingevulde enquête is niet te traceren tot de invuller. Heeft u de enquête online ingevuld? Ook dan bent u volledig anoniem. Heeft u wel uw gegevens achtergelaten om kans te maken op een gratis rookmelder? In dat geval worden uw gegevens alleen gebruikt om de winnaars te trekken. Uw gegevens worden onder geen beding aan derden verstrekt of voor andere doeleinden gebruikt.
53
BIJLAGE 4- DE MAATSTAVEN Gewoonten blok 1 Ik laat mijn cv-ketel tweejaarlijks controleren.
□ Ja(80+%) □ Nee □ n.v.t.
Ik maak de filters van de wasdroger na één á twee droogbeurten stofvrij.
□
Vlak bij de tv staan boeken, bloemen of zijn hittebronnen aanwezig.
□ Ja □ Nee(80+%) □ n.v.t.
Ik vervang of reinig het filter van de afzuigkap in mijn keuken 2 tot 4 keer per jaar.
□ Ja(80+%) □ Nee □ n.v.t.
Ik stapel stekkerdoos op stekkerdoos die op één stopcontact is aangesloten.
□ Ja □ Nee(80+%) □ n.v.t.
Als ik lang afwezig ben (bijv. vakantie) trek ik de stekkers uit de stopcontacten.
□ Ja(80+%)
□ Nee □ n.v.t.
Ik laat mijn schoorsteen voor het begin van het stookseizoen controleren door een erkende schoorsteenveger.
□
□
In de buurt van het fornuis (±20 centimeter) zijn brandbare voorwerpen zoals gordijnen, thee- en handdoeken aanwezig.
□ Ja □ Nee(80+%) □ n.v.t.
In de hal, gang of trap staan obstakels in het looppad zoals opgestapelde dozen, fietsen en jassen.
□ Ja □ Nee(80+%) □ n.v.t.
Ja(95+%)
Ja(95+%)
□ Nee □ n.v.t.
Nee
□ n.v.t.
Gewoonten blok 2 Ik rook voor het slapen gaan in bed.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit(95+%) □ n.v.t.
Ik zet het gasfornuis/kookplaat uit als ik het huis verlaat.
□ Altijd/Vaak(80+%) □ Soms □ Zelden/nooit □
Als ik het huis uit ga of ga slapen laat ik de tv aan of op stand-by.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit(80+%) □
Bij het aanmaken van de openhaard gebruik ik aanmaakhoutjes/blokjes (geen spiritus of benzine).
□ Altijd/Vaak(95+%) □ Soms □ Zelden/nooit □
Bij het verlaten van het huis laat ik kaarsen branden.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit(95+%) □
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t. Ik zet kaarsen op ruime afstand (±20 centimeter) van brandbare materialen (zoals gordijnen, kranten, stoffen meubels). Ik gooi een peuk van een sigaret of sigaar direct in de prullenbak of afvalemmer.
□ Altijd/Vaak(95+%) □ Soms □ Zelden/nooit □ n.v.t.
□ Altijd/Vaak □ Soms □ Zelden/nooit(80+%) □ n.v.t.
54
Maatregelen 3- Vindt u dat u genoeg informatie heeft over maatregelen die u kunt nemen om brand te voorkomen of om snel gewaarschuwd te worden tijdens brand? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Ja, ik heb genoeg informatie. □ Nee, ik zou graag meer informatie willen. □ Nee, maar ik wil niet meer informatie. □ Weet ik niet. 4- Welke maatregelen heeft u genomen om woningbrand te beperken of tijdig gewaarschuwd te worden? Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
□Rookmelder(s) (80+%), aantal:………… □Handbrandblusser(s) □Blusdeken(s) □Vluchtplan □Geen □Vluchtladder/touw □Anders, namelijk:………………………………………………………………………………………………….. 5- Als u heeft aangegeven één of meer rookmelders te hebben waar heeft u deze geplaatst? Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
□ N.v.t. Ik heb geen rookmelder □ In de gang en/of overlopen of trapgat □ In de keuken. □ In de woonkamer en/of slaapkamer(s). □ Ik heb wel rookmelders maar deze zijn nog nergens geïnstalleerd. □ Anders, namelijk:…………………………………………………………………………………………………………………………………… 6- Als u één of meerdere rookmelders heeft: Werkt de rookmelder? Kruis slechts één antwoord aan.
□N.v.t. Ik heb geen rookmelder □ Nee, de rookmelder werkt niet (bijv. geen batterijen of is stuk) □ Ja de rookmelder werkt, maar ik controleer hem niet maandelijks(80+%) □Ja de rookmelder werkt en ik controleer hem maandelijks of vaker(80+%) 7- Wat moet u doen als u vlam in de pan heeft? U mag er vanuit gaan dat alleen de inhoud pan in brand staat. Kruis slechts één antwoord aan.
□Het vuur doven met water □De pan afdekken met de deksel of een blusdeken(80+%) □Vluchten en de brandweer bellen □Weet ik niet □Anders, namelijk:……………………………………………………………………………………………………………………………………. 8- Stel, u ontdekt een brand in de woonkamer van uw woning, de bank staat in brand. De kamer staat vol met rook en u ziet vlammen. Welke van de volgende opties kunt u het beste doen? Kruis slechts één antwoord aan.
□ Kamerdeur sluiten, huisgenoten waarschuwen, buiten 112 bellen. (80+%) □ Proberen zelf te blussen, als zelf blussen niet werkt 112 bellen, huisgenoten waarschuwen. □ 112 bellen, zo veel mogelijk deuren van het huis openen voor de brandweer, huisgenoten waarschuwen. 9- In hoeverre voelt u zich persoonlijk verantwoordelijk om brand in uw woning te voorkomen? Kruis slechts één antwoord aan.
□Verantwoordelijk(80+%) □Een beetje verantwoordelijk □ Niet verantwoordelijk
55
Ervaringen Geen waarde. Bij rare handelingen in de tweede vraag kan dit opgenomen worden. Risico’s 11- In Nederland staan ongeveer 7 miljoen woningen. Hoe groot schat u de kans in dat er in uw woning een brand uitbreekt in een heel jaar?
□ de kans van 1 op 100(80+%) □ de kans van 1 op 1000(80+%) □ de kans van 1 op 10.000 □ de kans van 1 op 100.000 □ de kans van 1 op 1.000.000 12- Hoeveel gewonden schat u dat er het afgelopen jaar in Nederland zijn gevallen door woningbranden?
□Ongeveer 2000(80+%) □Ongeveer 1000(80+%) □Ongeveer 500(80+%) □Ongeveer 250 □Niet meer dan 100 13- Hoeveel doden schat u dat er gemiddeld per jaar in Nederland vallen door woningbranden?
□Ongeveer 200(80+%) □Ongeveer 100 (80+%) □Ongeveer 50(80+%) □Ongeveer 10 □Enkele tot geen 14- Als er een brand ontstaat in een kamer van uw woning, in hoeveel tijd schat u dat de hele kamer in brand staat?
□ 0 tot 2 minuten(80+%)
□ 2 tot 4 minuten(80+%) □ 4 tot 10 minuten □ 10 tot 15 minuten □ Meer
dan 15 minuten
56
Informatie blok 15- Heeft u wel eens gehoord van het project “Brandveilig Leven”?
□ Ja, ik weet precies wat het is □ Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat het is(10+%) □ Nee, niet van gehoord 16- Heeft u wel eens gehoord van de website “brandveiligheidthuis.nl”?
□ Ja, ik weet precies wat het is □ Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat het is(10+%) □ Nee, niet van gehoord 17- Heeft u voor deze enquête wel eens gehoord van “Smokey de rookmelder”?
□ Ja, ik weet precies wat het is □ Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat het is(10+%) □ Nee, niet van gehoord 18- Als de brandweer u informatie geeft over risico’s en het voorkomen van woningbranden, in hoeverre vertrouwt u er op dat de brandweer u de juiste informatie geeft op een schaal van 1 tot 10?
□1 □2 □3 □4 □5 □6 □7 □8 □9 □10(7 of hoger) 19- Heeft u in 2012/2013 gericht gezocht naar informatie over het voorkomen en/of bestrijden van woningbranden?
□Ja(50+%) □Nee □Weet niet 20- Van wie ontvangt u het liefst informatie over risico’s en voorkomen van woningbranden? Kruis slechts één antwoord aan.
□Familie □Vrienden □Kennissen/buren □De Brandweer □De Gemeente □ Rijksoverheid □ Van anderen, namelijk: (indicatief) ………………………………………………………………………………………………………………….. 21- Denkt u dat u door deze enquête zich anders gaat gedragen of maatregelen neemt tegen woningbrand?
□ Ja □ Nee □ Weet niet
57
BIJLAGE 5- TABELLEN SPSS Wat is uw geslacht?
Geldig Ontbrekend Totaal
Man Vrouw
Frequentie 152 146
% 48,6 46,6
Geldig % 51,0 49,0
Totaal
298
95,2
100,0
999
15
4,8
313
100,0
Cumulatief % 51,0 100,0
In welke leeftijdsklasse zit u?
Geldig
Ontbrekend Totaal
18-24 25-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 Ouder dan 91 Totaal 999
Frequentie 1 7 26 63 75 65 38 17 4 296 17 313
% ,3 2,2 8,3 20,1 24,0 20,8 12,1 5,4 1,3 94,6 5,4 100,0
Geldig % ,3 2,4 8,8 21,3 25,3 22,0 12,8 5,7 1,4 100,0
Cumulatief % ,3 2,7 11,5 32,8 58,1 80,1 92,9 98,6 100,0
Wat is uw hoogst genoten opleiding die u heeft afgesloten met een diploma, akte of getuigschrift? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Geen opleiding 7 2,2 2,4 2,4 Lagere school (incl. speciaal onderwijs, bijv. LOM, BLO, 10 3,2 3,4 5,7 etc) Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS, VMBO basisberoepsgerichte of 26 8,3 8,8 14,5 kaderberoepsgerichte leerweg Mavo, VMBO theoretische of gemengde leerweg, ULO, 41 13,1 13,8 28,3 MULO Geldig % Havo, VWO, Gymnasium, 24 7,7 8,1 36,4 HBS, MMS Middelbaar beroepsonderwijs (MBO, 58 18,5 19,5 55,9 BOL, BBL) Propedeuse, Kandidaats, Bachelor, Hoger 77 24,6 25,9 81,8 Beroepsonderwijs (HBO) Doctoraal, Master, semi32 10,2 10,8 92,6 wetenschappelijk onderwijs Gepromoveerd 4 1,3 1,3 93,9 Geen antwoord 18 5,8 6,1 100,0 58
Ontbrekend Totaal
Totaal 999
297 16 313
94,9 5,1 100,0
100,0
Welke omschrijving past het beste bij u? Kruis slechts één antwoord aan. Frequentie % Geldig % Werkende met betaald werk 156 49,8 52,7 / zelfstandige Werkloos / werkzoekend 11 3,5 3,7 Vrijwilliger 3 1,0 1,0 Arbeidsongeschikt 2 ,6 ,7 Scholier of studerende 2 ,6 ,7 Geldig Huisvader of huisman / 17 5,4 5,7 huismoeder of huisvrouw Gepensioneerd of met de 97 31,0 32,8 VUT Geen van deze / Geen 8 2,6 2,7 antwoord Totaal 296 94,6 100,0 Ontbrekend 999 17 5,4 Totaal 313 100,0
Cumulatief % 52,7 56,4 57,4 58,1 58,8 64,5 97,3 100,0
In welk type huis woont u?
Geldig
Ontbrekend Totaal
Frequentie Twee onder één kap 101 Flat/hoogbouw appartement 17 Vrijstaande woning/boerderij 143 Eengezinswoning in rij 34 Combinatie winkel/woning 2 Totaal 297 999 16 313
Is uw woning een koopwoning of huurwoning? Frequentie % Koopwoning 272 86,9 Huurwoning 28 8,9 Geldig Totaal 300 95,8 Ontbrekend 999 13 4,2 Totaal 313 100,0 Ik laat mijn cv-ketel tweejaarlijks controleren Frequentie % Ja 255 81,5 Nee 38 12,1 Geldig n.v.t. 15 4,8 Totaal 308 98,4 Ontbrekend 999 5 1,6 Totaal 313 100,0
% 32,3 5,4 45,7 10,9 ,6 94,9 5,1 100,0
Geldig % 90,7 9,3 100,0
Geldig % 82,8 12,3 4,9 100,0
Geldig % 34,0 5,7 48,1 11,4 ,7 100,0
Cumulatief % 34,0 39,7 87,9 99,3 100,0
Cumulatief % 90,7 100,0
Cumulatief % 82,8 95,1 100,0
59
Ik maak de filters van de wasdroger na één á twee droogbeurten stofvrij. Frequentie % Geldig % Cumulatief & Ja 209 66,8 67,0 67,0 Nee 30 9,6 9,6 76,6 Geldig n.v.t. 73 23,3 23,4 100,0 Total 312 99,7 100,0 Ontbrekend 999 1 ,3 Total 313 100,0 Vlak bij de tv staan boeken, bloemen of zijn hittebronnen aanwezig. Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja 44 14,1 14,1 14,1 Nee 266 85,0 85,0 99,0 Geldig n.v.t. 3 1,0 1,0 100,0 Totaal 313 100,0 100,0 Ik vervang of reinig het filter van de afzuigkap in mijn keuken 2 tot 4 keer per jaar. Frequentie Percent Geldig % Cumulatief % Ja 203 64,9 65,7 65,7 Nee 57 18,2 18,4 84,1 Geldig n.v.t. 49 15,7 15,9 100,0 Total 309 98,7 100,0 Ontbrekend 999 4 1,3 Totaal 313 100,0 Ik stapel stekkerdoos op stekkerdoos die op één stopcontact is aangesloten. Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja 21 6,7 6,7 6,7 Nee 289 92,3 92,3 99,0 Geldig n.v.t. 3 1,0 1,0 100,0 Totaal
313
100,0
100,0
Als ik lang afwezig ben (bijv. vakantie) trek ik de stekkers uit de stopcontacten. Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja 190 60,7 60,9 60,9 Nee 104 33,2 33,3 94,2 Geldig n.v.t. 18 5,8 5,8 100,0 Ontbrekend Totaal
Total 999
312 1 313
99,7 ,3 100,0
100,0
Ik laat mijn schoorsteen voor het begin van het stookseizoen controleren door een erkende schoorsteenveger. Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja 73 23,3 23,4 23,4 Nee 45 14,4 14,4 37,8 Geldig n.v.t. 194 62,0 62,2 100,0 Total 312 99,7 100,0 60
Ontbrekend Totaal
999
1 313
,3 100,0
In de buurt van het fornuis (±20 centimeter) zijn brandbare voorwerpen zoals gordijnen, thee- en handdoeken aanwezig. Frequentie % Valid Percent Cumulative Percent Ja 19 6,1 6,1 6,1 Nee 286 91,4 91,7 97,8 Geldig n.v.t. 7 2,2 2,2 100,0 Totaal 312 99,7 100,0 Ontbrekend 999 1 ,3 Totaal 313 100,0 In de hal, gang of trap staan obstakels in het looppad zoals opgestapelde dozen, fietsen en jassen. Frequentie % Geldig% Cumulatief % Ja 18 5,8 5,8 5,8 Nee 291 93,0 93,3 99,0 Geldig n.v.t. 3 1,0 1,0 100,0 Totaal 312 99,7 100,0 Ontbrekend 999 1 ,3 Totaal 313 100,0 Ik rook voor het slapen gaan in bed. Frequentie Altijd/vaak 1 Soms 3 Zelden/nooit 126 Geldig % n.v.t. 181 Totaal 311 Ontbrekend 999 2 Totaal 313
% ,3 1,0 40,3 57,8 99,4 ,6 100,0
Geldig % ,3 1,0 40,5 58,2 100,0
Ik zet het gasfornuis/kookplaat uit als ik het huis verlaat. Frequentie % Geldig % Altijd/vaak 279 89,1 90,0 Soms 7 2,2 2,3 Zelden/nooit 13 4,2 4,2 Geldig n.v.t. 11 3,5 3,5 Totaal 310 99,0 100,0 Ontbrekend 999 3 1,0 Totaal 313 100,0
Cumulatief % ,3 1,3 41,8 100,0
Cumulatief % 90,0 92,3 96,5 100,0
61
Als ik het huis uit ga of ga slapen laat ik de tv aan of op stand-by. Frequentie % Geldig % Altijd/vaak 66 21,1 21,2 Soms 29 9,3 9,3 Zelden/nooit 211 67,4 67,8 Geldig n.v.t. 5 1,6 1,6 Ontbrekend Totaal
Totaal 999
311 2 313
99,4 ,6 100,0
Cumulatief % 21,2 30,5 98,4 100,0
100,0
Bij het aanmaken van de openhaard/kachel gebruik ik aanmaakhoutjes/blokjes (geen spiritus of benzine). Frequentie % Geldig % Cumulatief % Altijd/vaak 79 25,2 25,3 25,3 Soms 6 1,9 1,9 27,2 Zelden/nooit 9 2,9 2,9 30,1 Geldig n.v.t. 218 69,6 69,9 100,0 Ontbrekend Totaal
Totaal 999
312 1 313
99,7 ,3 100,0
100,0
Bij het verlaten van het huis laat ik kaarsen branden. Frequentie % Geldig % Soms 1 ,3 ,3 Zelden/nooit 285 91,1 91,1 Geldig n.v.t. 27 8,6 8,6 Totaal 313 100,0 100,0
Cumulatief % ,3 91,4 100,0
Ik zet kaarsen op ruime afstand (±20 centimeter) van brandbare materialen (zoals gordijnen, kranten, stoffen meubels). Frequentie % Geldig % Cumulatief % Altijd/vaak 250 79,9 79,9 79,9 Soms 3 1,0 1,0 80,8 8,6 8,6 89,5 Geldig Zelden/nooit 27 n.v.t. 33 10,5 10,5 100,0 Totaal 313 100,0 100,0 Ik gooi een peuk van een sigaret/sigaar zonder hem uit te maken in de prullenbak of afvalemmer. Frequentie % Geldig % Cumulatief% Zelden/nooit 100 31,9 32,2 32,2 n.v.t. 211 67,4 67,8 100,0 Geldig Totaal 311 99,4 100,0 Ontbrekend 999 2 ,6 Totaal 313 100,0
62
In Nederland staan ongeveer 7 miljoen woningen. Hoe groot schat u de kans in dat er in uw woning een brand uitbreekt in een heel jaar? Frequentie % Geldig % Cumulatief % de kans van 1 op 100 11 3,5 3,7 3,7 de kans van 1 op 1000 53 16,9 17,8 21,5 de kans van 1 op 10.000 96 30,7 32,2 53,7 Geldig de kans van 1 op 100.000 92 29,4 30,9 84,6 de kans van 1 op 1.000.000 46 14,7 15,4 100,0 Totaal 298 95,2 100,0 Ontbrekend 999 15 4,8 Totaal 313 100,0 Hoeveel gewonden schat u dat er het afgelopen jaar in Nederland zijn gevallen door woningbranden? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ongeveer 2000 49 15,7 16,4 16,4 Ongeveer 1000 101 32,3 33,8 50,2 Ongeveer 500 97 31,0 32,4 82,6 Geldig Ongeveer 250 39 12,5 13,0 95,7 Niet meer dan 100 13 4,2 4,3 100,0 Totaal 299 95,5 100,0 Ontbrekend 999 14 4,5 Totaal 313 100,0 Hoeveel doden schat u dat er gemiddeld per jaar in Nederland vallen door woningbranden? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ongeveer 200 13 4,2 4,3 4,3 Ongeveer 100 68 21,7 22,7 27,0 Ongeveer 50 125 39,9 41,7 68,7 Geldig Ongeveer 10 94 30,0 31,3 100,0 Totaal 300 95,8 100,0 Ontbrekend 999 13 4,2 Totaal 313 100,0 Als er een brand ontstaat in een kamer van uw woning, in hoeveel tijd schat u dat de hele kamer in brand staat? Frequentie % Geldig % Cumulatief % 0 tot 2 minuten 42 13,4 13,7 13,7 2 tot 4 minuten 115 36,7 37,5 51,1 4 tot 10 minuten 116 37,1 37,8 88,9 Geldig 10 tot 15 minuten 20 6,4 6,5 95,4 Meer dan 15 minuten 14 4,5 4,6 100,0 Totaal 307 98,1 100,0 Ontbrekend 999 6 1,9 Totaal 313 100,0
63
Heeft u wel eens persoonlijk te maken gehad met een woningbrand in uw woning? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja 19 6,1 6,1 6,1 Geldig Nee 293 93,6 93,9 100,0 Totaal 312 99,7 100,0 Ontbrekend 999 1 ,3 Totaal 313 100,0 In hoeverre voelt u zich persoonlijk verantwoordelijk om brand in uw woning te voorkomen? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Verantwoordelijk 300 95,8 96,8 96,8 Een beetje verantwoordelijk 8 2,6 2,6 99,4 Geldig Niet verantwoordelijk 2 ,6 ,6 100,0 Ontbrekend Totaal
Totaal 999
310 3 313
99,0 1,0 100,0
100,0
Welke maatregelen heeft u genomen? Maatregel % Rookmelder 75,6* Handbrandblusser 36,2 Blusdeken 28,1 Vluchtladder/touw 3,2 Geen maatregelen 15,1 Anders 4,8% *= Procent dat heeft aangegeven één of meer rookmelders te hebben. Dit zegt nog niets over de juiste locatie en onderhoud van de rookmelder. Aantal rookmelder(s)
Geldig
Ontbrekend Totaal
1 2 3 4 5 6 7 8 20 Ontbreekt Totaal System
Frequentie 49 78 51 22 10 4 1 2 1 21 239 74 313
Locatie rookmelders Locatie rookmelder In de gang en/of overlopen of trapgat In de keuken
% 15,7 24,9 16,3 7,0 3,2 1,3 ,3 ,6 ,3 6,7 76,4 23,6 100,0
Geldig % 20,5 32,6 21,3 9,2 4,2 1,7 ,4 ,8 ,4 8,8 100,0
Cumulatief % 20,5 53,1 74,5 83,7 87,9 89,5 90,0 90,8 91,2 100,0
Procent 86,1 25,7 64
In de woonkamer en/of slaapkamers Niet geïnstalleerd Zolder Garage/schuur Bijkeuken Anders
31,6 3 2,5 5 7,2 3,3
Als u één of meerdere rookmelders heeft: Werkt de rookmelder? Frequentie % n.v.t. Ik heb geen rookmelder 74 23,6 Nee, de rookmelder werkt niet (bijv. geen batterijen of 8 2,6 is stuk) Ja de rookmelder werkt, maar ik controleer hem niet 185 59,1 Geldig maandelijks Ja de rookmelder werkt en ik controleer hem maandelijks 43 13,7 of vaker Totaal 310 99,0 Ontbrekend 999 3 1,0 Totaal 313 100,0
Geldig % 23,9
Cumulatief % 23,9
2,6
26,5
59,7
86,1
13,9
100,0
100,0
Wat moet u doen als u vlam in de pan heeft? U mag er vanuit gaan dat alleen de inhoud van de pan in brand staat Frequentie % Geldig % Cumulatief % Het vuur doven met water 6 1,9 1,9 1,9 De pan afdekken met de 303 96,8 97,4 99,4 deksel of een blusdeken Vluchten en de brandweer Geldig 1 ,3 ,3 99,7 bellen Weet ik niet 1 ,3 ,3 100,0 Total 311 99,4 100,0 Ontbrekend 999 2 ,6 Totaal 313 100,0
Stel, u ontdekt een brand in de woonkamer van uw woning, de bank staat in brand. De kamer staat vol met rook en u ziet vlammen. Welke van de volgende opties kunt u het beste doen? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Kamerdeur sluiten, huisgenoten waarschuwen, 228 72,8 73,8 73,8 buiten 112 bellen Proberen zelf te blussen, als zelf blussen niet werkt 112 63 20,1 20,4 94,2 bellen, huisgenoten Geldig waarschuwen. 112 bellen, zo veel mogelijk deuren van het huis openen 18 5,8 5,8 100,0 voor de brandweer, huisgenoten waarschuwen. Totaal
309
98,7
100,0
65
Ontbrekend Totaal
999
4 313
1,3 100,0
Heeft u in 2012/2013 gericht gezocht naar informatie over het voorkomen en/of bestrijden van woningbranden? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja 11 3,5 3,6 3,6 Nee 286 91,4 94,4 98,0 Geldig Weet niet 6 1,9 2,0 100,0 Totaal 303 96,8 100,0 Ontbrekend 999 10 3,2 Totaal 313 100,0 Heeft u wel eens gehoord van het project “Brandveilig Leven”? Frequentie % Ja, ik weet precies wat het is 9 2,9 Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat 81 25,9 Geldig het is Nee, niet van gehoord 210 67,1 Totaal 300 95,8 Ontbrekend 999 13 4,2 Totaal 313 100,0 Heeft u wel eens gehoord van de website “brandveiligheidthuis.nl”? Frequentie % Ja, ik weet precies wat het is 5 1,6 Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat 58 18,5 Geldig het is Nee, niet van gehoord 238 76,0 Ontbrekend Totaal
Totaal 999
301 12 313
96,2 3,8 100,0
Geldig % 3,0
Cumulatief % 3,0
27,0
30,0
70,0 100,0
100,0
Geldig % 1,7
Cumulatief % 1,7
19,3
20,9
79,1
100,0
100,0
Heeft u voor deze enquête wel eens gehoord van “Smokey de rookmelder”? Frequentie % Geldig % Ja, ik weet precies wat het is 18 5,8 6,0 Ja, ik heb er van gehoord maar weet niet precies wat 56 17,9 18,7 Geldig het is Nee, niet van gehoord 226 72,2 75,3 Totaal 300 95,8 100,0 Ontbrekend 999 13 4,2 Totaal 313 100,0
Cumulatief % 6,0 24,7 100,0
66
Statistics Als de brandweer u informatie geeft over risico’s en het voorkomen van woningbranden, in hoeverre vertrouwt u er op dat de brandweer u de juiste informatie geeft op een schaal van 1 tot 10? Valid 297 N Missing 16 Mean 8,89 Van wie ontvangt u het liefst informatie over risico’s en voorkomen van woningbranden? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Familie 4 1,3 1,4 1,4 Kennisen/buren 3 1,0 1,0 2,4 De Brandweer 238 76,0 82,1 84,5 De Gemeente 11 3,5 3,8 88,3 Geldig Rijksoverheid 23 7,3 7,9 96,2 Van anderen 11 3,5 3,8 100,0 Totaal 290 92,7 100,0 Ontbrekend 999 23 7,3 Totaal 313 100,0 Vindt u dat u genoeg informatie heeft over maatregelen die u kunt nemen om brand te voorkomen of om snel gewaarschuwd te worden tijdens brand? Frequentie % Geldig % Cumulatief % Ja, ik heb genoeg informatie 206 65,8 66,7 66,7 Nee, ik zou graag meer 55 17,6 17,8 84,5 informatie willen Nee, maar ik wil niet meer Geldig 9 2,9 2,9 87,4 informatie Weet ik niet 39 12,5 12,6 100,0 Totaal 309 98,7 100,0 Ontbrekend 999 4 1,3 Totaal 313 100,0
67
KRUISTABELLEN EN CORRELATIES Crosstab
Gasfornuis uitzetten bij verlaten woning
Correcte handeling Incorrecte handeling
Total
Wat is uw geslacht? Man Vrouw Count 129 136 % within Wat is uw geslacht? 89,0% 97,1% Count 16 4 % within Wat is uw geslacht? 11,0% 2,9% Count 145 140 % within Wat is uw geslacht? 100,0% 100,0%
Total 265 93,0% 20 7,0% 285 100,0%
Chi-Square Tests Value
df
a
Asymp. Sig. (2sided) ,007 ,014 ,005
Exact Sig. (2sided)
Pearson Chi-Square 7,299 1 b Continuity Correction 6,100 1 Likelihood Ratio 7,807 1 Fisher's Exact Test ,009 Linear-by-Linear Association 7,274 1 ,007 N of Valid Cases 285 a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 9,82. b. Computed only for a 2x2 table
Exact Sig. (1sided)
,006
Crosstab
Juiste inschatting Schatting gewonden Onjuiste inschatting Total
Wat is uw geslacht? Man Vrouw Count 130 105 % within Wat is uw geslacht? 88,4% 76,6% Count 17 32 % within Wat is uw geslacht? 11,6% 23,4% Count 147 137 % within Wat is uw geslacht? 100,0% 100,0%
Total 235 82,7% 49 17,3% 284 100,0%
Chi-Square Tests Value
df
Asymp. Sig. (2sided) ,009 ,013 ,008
Exact Sig. (2sided)
Pearson Chi-Square 6,908a 1 b Continuity Correction 6,107 1 Likelihood Ratio 6,979 1 Fisher's Exact Test ,011 Linear-by-Linear Association 6,884 1 ,009 N of Valid Cases 284 a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 23,64. b. Computed only for a 2x2 table
Exact Sig. (1sided)
,007
68
Crosstab Leeftijden Jong Count 5 Correcte handeling % within Leeftijden 83,3% Kaarsen op ruime afstand zetten Count 1 Incorrecte handeling % within Leeftijden 16,7% Count 6 Total % within Leeftijden 100,0%
Total Gemiddeld 147 94,2% 9 5,8% 156 100,0%
Ouder 79 87,8% 11 12,2% 90 100,0%
Zeer oud 8 57,1% 6 42,9% 14 100,0%
239 89,8% 27 10,2% 266 100,0%
Chi-Square Tests Value
df a
Asymp. Sig. (2sided) ,000 ,002 ,001
Pearson Chi-Square 20,407 3 Likelihood Ratio 14,510 3 Linear-by-Linear Association 11,777 1 N of Valid Cases 266 a. 2 cells (25,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is ,61.
Crosstab
Geschatte snelheid waarop een brand zich ontwikkelt Total
Leeftijden Jong Count 7 Juiste inschatting % within Leeftijden 87,5% Count 1 Onjuiste inschatting % within Leeftijden 12,5% Count 8 % within Leeftijden 100,0%
Total Gemiddeld 90 54,9% 74 45,1% 164 100,0%
Ouder 46 45,5% 55 54,5% 101 100,0%
Zeer oud 4 23,5% 13 76,5% 17 100,0%
147 50,7% 143 49,3% 290 100,0%
Chi-Square Tests Value
df
Asymp. Sig. (2sided) ,009 ,006 ,002
Pearson Chi-Square 11,575a 3 Likelihood Ratio 12,390 3 Linear-by-Linear Association 9,917 1 N of Valid Cases 290 a. 2 cells (25,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 3,94. Crosstab
Leeftijden Welke maatregelen heeft u genomen om woningbrand Ja te beperken of tijdig gewaarschuwd te worden?: 2 Geen Total
Total
Jong
Gemiddeld
Ouder
Zeer oud
Count
6
147
83
14
250
% within Leeftijden Count
75,0% 2
89,6% 17
80,6% 20
70,0% 6
84,7% 45
% within Leeftijden
25,0%
10,4%
19,4%
30,0%
15,3%
Count
8
164
103
20
295
% within Leeftijden
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
69
Chi-Square Tests Value
df
Asymp. Sig. (2sided) ,039 ,048 ,022
a
Pearson Chi-Square 8,364 3 Likelihood Ratio 7,916 3 Linear-by-Linear Association 5,279 1 N of Valid Cases 295 a. 2 cells (25,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,22.
Crosstab Opleidingsniveau Laag opgeleiden
Schatting doden
Total
Count Juiste inschatting % within Opleidingsniveau Count Onjuiste % within inschatting Opleidingsniveau Count % within Opleidingsniveau
Total
35
Hoger Middelbaar/ Zeer hoog middelbaar hoger opgeleiden opgeleiden beroepsonde rwijs 42 86 21
184
89,7%
70,0%
64,7%
58,3%
68,7%
4
18
47
15
84
10,3%
30,0%
35,3%
41,7%
31,3%
39
60
133
36
268
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value
df
10,878a 12,525 9,550 268
3 3 1
Asymp. Sig. (2sided) ,012 ,006 ,002
a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 11,28.
Crosstab
Juiste Geschatte inschatting snelheid waarop een brand zich Onjuiste ontwikkelt inschatting Total
Count % within Opleidingsniveau Count % within Opleidingsniveau Count % within Opleidingsniveau
Opleidingsniveau Total Laag Hoger Middelbaar/hoger Zeer hoog opgeleiden middelbaar beroepsonderwijs opgeleiden opgeleiden 13 33 77 20 143 32,5%
51,6%
57,9%
55,6%
52,4%
27
31
56
16
130
67,5%
48,4%
42,1%
44,4%
47,6%
40
64
133
36
273
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
70
Chi-Square Tests Value
df
Asymp. Sig. (2sided) ,044 ,042 ,017
a
Pearson Chi-Square 8,122 3 Likelihood Ratio 8,224 3 Linear-by-Linear Association 5,676 1 N of Valid Cases 273 a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 17,14.
Crosstab
Bekend Bekendheid brandveilig leven
Niet bekend
Total
Count % within Opleidingsniveau Count % within Opleidingsniveau Count % within Opleidingsniveau
Opleidingsniveau Total Laag Hoger Middelbaar/hoger Zeer hoog opgeleiden middelbaar beroepsonderwijs opgeleiden opgeleiden 20 21 32 5 78 48,8%
33,3%
24,1%
13,9%
28,6%
21
42
101
31
195
51,2%
66,7%
75,9%
86,1%
71,4%
41
63
133
36
273
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value
df
14,034a 13,858 13,744 273
3 3 1
Asymp. Sig. (2sided) ,003 ,003 ,000
a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 10,29. Correlations
Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N Spearman's rho Correlation Coefficient Bekendheid brandveilig leven Sig. (2-tailed) N **. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). Opleidingsniveau
Opleidingsniveau Bekendheid brandveilig leven 1,000 ,219** . ,000 279 273 ,219** 1,000 ,000 . 273 300
71
Crosstab
Welke maatregelen heeft Nee u genomen om woningbrand te beperken of tijdig gewaarschuwd te Ja worden?: Handbrandblusser(s) Total
Leeftijden Jong Count 6 % within Leeftijden 75,0% Count 2
Gemiddeld 91 55,5% 73
Ouder 73 70,9% 30
Total Zeer oud 18 188 90,0% 63,7% 2 107
% within Leeftijden 25,0%
44,5%
29,1%
10,0%
36,3%
Count 8 % within Leeftijden 100,0%
164 100,0%
103 100,0%
20 100,0%
295 100,0%
Chi-Square Tests Value
df
Asymp. Sig. (2sided) ,004 ,002 ,002
Pearson Chi-Square 13,505a 3 Likelihood Ratio 14,779 3 Linear-by-Linear Association 9,604 1 N of Valid Cases 295 a. 1 cells (12,5%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,90. Crosstab
Welke maatregelen heeft Nee u genomen om woningbrand te beperken of tijdig gewaarschuwd te Ja worden?: Blusdeken(s) Total
Leeftijden Jong Count 5 % within Leeftijden 62,5% Count 3
Total Gemiddeld 102 62,2% 62
Ouder 84 81,6% 19
Zeer oud 20 211 100,0% 71,5% 0 84
% within Leeftijden 37,5%
37,8%
18,4%
0,0%
28,5%
Count 8 % within Leeftijden 100,0%
164 100,0%
103 100,0%
20 100,0%
295 100,0%
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value
df
20,378a 25,884 19,070 295
3 3 1
Asymp. Sig. (2sided) ,000 ,000 ,000
a. 1 cells (12,5%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,28.
72
Crosstab
Bekend Bekendheid brandveilig leven
Total
Niet bekend
Count % within Occupatie Count % within Occupatie Count % within Occupatie
Occupatie Werkend Zonderwerk, Zonder actief werk, niet actief 33 5 9
Total Gepensioneerd
35
82
21,6%
35,7%
45,0%
36,8%
29,1%
120
9
11
60
200
78,4%
64,3%
55,0%
63,2%
70,9%
153
14
20
95
282
100,0%
100,0%
100,0%
100,0% 100,0%
Chi-Square Tests Value a
df
Asymp. Sig. (2sided) ,021 ,022 ,005
Pearson Chi-Square 9,718 3 Likelihood Ratio 9,645 3 Linear-by-Linear Association 7,726 1 N of Valid Cases 282 a. 1 cells (12,5%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 4,07.
73
BIJLAGE 6 – PROCES VRAGENLIJSTONTWERP Het proces van vragenlijstontwerp en -bouw tot dataverzameling schematisch weergegeven.
74
BIJLAGE 7- THEORETISCH MODEL Hieronder is de theorie verbeeld in een samenhangend model. Alleen de variabelen die met het instrument gemeten worden zijn weergegeven.
75