Archeologisch onderzoek Afwateringskanaal te Farmsum Inventariserend veldonderzoek
GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1474
Archeologisch heologisch onderzoek Afwateringskanaal te Farmsum Inventariserend veldonderzoek
GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1474
Definitief
ISSN 1573-5710 1573
Opdrachtgever: Waterschap Hunze & Aa's
Grontmij Nederland B.V. Groningen, 14 mei 2014
331162, revisie 0
Administratieve gegevens
Datum opdracht
: 23 april 2014
concept
: -
definitief
: 14 mei 2014
Opdrachtgever
: Waterschap Hunze & Aa’s
Uitvoerder
: Grontmij Nederland B.V. Y. Boekema
Beheer documentatie en/of vondsten
Grontmij Nederland B.V., Assen
Bevoegde overheid
: Gemeente Delfzijl
Locatie
: gemeente
:
Delfzijl
plaats
:
Farmsum
toponiem
:
Afwateringskanaal
RD-coördinaten
:
N
x: 257.585 / y: 593.660
O
x: 257.660 / y: 592.885
Z
x: 257.660 / y: 592.885
W
x: 257.585 / y: 593.660
kaartblad afm. plangebied
7F Delfzijl :
Tracé 800 m
AMK
: monumentnr.
:
-
Archis2
: CIS-code
:
61401
Archeoregio NOaA
7 Fries-Gronings kleigebied
331162, revisie 0 Pagina 3 van 15
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding ................................................................................................ ................................ ......................................................... 5 Algemeen ................................................................................................ ................................ ...................................................... 5 Ligging plangebied ................................................................................................ ........................................ 5 Huidig gebruik van het plangebied ................................................................ ............................................... 5 Onderzoeksdoel ................................................................................................ ................................ ............................................ 5 Leeswijzer ................................................................................................ ................................ ..................................................... 5
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.5 2.5.1 2.6 2.6.1 2.7
Bureauonderzoek ................................................................................................ ................................ .......................................... 6 Inleiding ................................................................................................ ................................ ......................................................... 6 Aardwetenschappelijke waarden ................................................................ .................................................. 6 Geologie ................................................................................................ ................................ ........................................................ 6 Geomorfologie ................................................................................................ ................................ .............................................. 7 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) ................................................................ .................................... 7 Bodem ........................................................................................................................... ................................ ........................... 8 Bewoningsgeschiedenis ............................................................................................... ............................... 8 Archeologische eologische waarden............................................................................................. ............................. 10 Archeologische Monumenten ................................................................ ..................................................... 10 Archeologische waarnemingen en onderzoeken ........................................................ ................................ 10 Archeologische waardenwaarden en beleidskaarten .............................................................. .............................. 11 Gemeentelijke archeologische beleidskaart ............................................................... ............................... 11 Cultuurhistorische waarden ................................................................ ........................................................ 11 Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) ................................................................ ................................... 11 Archeologische verwachting ................................................................ ....................................................... 11
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Veldonderzoek ................................................................................................ ................................ ............................................ 13 Methode ................................................................................................ ................................ ...................................................... 13 Resultaten ................................................................................................ ................................ ................................................... 13 Bodemopbouw ................................................................................................ ................................ ............................................ 13 Reliëf ........................................................................................................................... ................................ ........................... 14 Archeologie ................................................................................................ ................................ ................................................. 14
4 4.1 4.2
Evaluatie ................................................................................................ ................................ ..................................................... 15 Conclusie en samenvatting ......................................................................................... ......................... 15 Advies ......................................................................................................................... ................................ ......................... 15
Bijlage 1:
Locatie plangebied
Bijlage 2:
Archeologische Basiskaart
Bijlage 3:
Locatie boringen
Bijlage 4:
Boorprofielen
331162, revisie 0 Pagina 4 van 15
1
Inleiding
1.1 Algemeen In opdracht van het waterschap Hunze & Aa’s heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor een tracé langs het Afwateringskanaal te Farmsum. Farmsum De opdrachtgever is van plan de oevers van het kanaal visvriendelijk te maken: hiertoe wordt er gegraven aan de kanten van het kanaal. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek, het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (IVO-O) (IVO O) en de rapportage hierover. Het onderzoek is uitgevoerd conform de gemeentelijke beleidskaart.. Op basis van de resultaten ltaten van het onderzoek wordt een nader advies gegeven met betrekking tot de noodzaak van eventueel archeologisch vervolgonderzoek en, indien dit het geval is, in welke vorm dit zou moeten worden uitgevoerd. Dit advies dient ter bekrachtiging te worden voorgelegd voorgelegd aan de beb voegde overheid. De betreffende werkzaamheden zijn conform de richtlijnen van het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3) 3. uitgevoerd. Grontmij beschikt over een eigen opo gravingsvergunning afgegeven door de Rijksdienst Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 1.2 Ligging plangebied Het plangebied ligt in Farmsum, langs het Afwateringskanaal, Afwateringskanaal, ten zuiden van de historische kern en ten noorden van het Eemskanaal. Eemskanaal De totale lengte van het te onderzoeken terrein beb draagt circa 800 m.. De exacte locatie van het plangebied wordt weergegeven in Bijlage 1. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt gemiddeld op 0,15 m -NAP. 1.3 Huidig gebruik van het plangebied Het plangebied is in gebruik als grasland. Het noordelijk deel van het plangebied ligt direct aanaa grenzend zend aan de begraafplaats. 1.4 Onderzoeksdoel Doel van het inventariserend veldonderzoek (IVO) is het opsporen van eventuele archeologische vindplaatsen. Het onderzoek richt zich op de vraag of er in het plangebied archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. De bodemingrepen die gepaard gaan met de geplande realisatie van de visvriendelijke oevers zullen eventueel aanwezige archeologische cheologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Derhalve dienen voorafgaand aan die werkzaamheden de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht. 1.5 Leeswijzer Dit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in in de Kwaliteitsnorm Nederlandse ArA cheologie (KNA-specificatie specificatie VS05). Allereerst zijn in hoofdstuk 2 de resultaten van een bureauburea onderzoek beschreven, op basis waarvan waarvan een specifiek verwachtingsmodel is opgesteld. Op basis van dit verwachtingsmodel is binnen het plangebied een booronderzoek uitgevoerd, uitgevoerd waarbij de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek in het veld is getoetst. De rer sultaten van het veldwerkk staan beschreven in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt een evaluatie gegeven van die resultaten en een advies voor eventueel vervolgonderzoek.
331162, revisie 0 Pagina 5 van 15
2
Bureauonderzoek
2.1 Inleiding Het doel van het bureauonderzoek is om de bekende en potentiële archeologische waarden van het plangebied in kaart te brengen. Hierbij worden twee categorieën bronnen geraadgeraa pleegd. Enerzijds is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten. Met behulp hiervan wordt de bodem en het landschap beschreven. De tweede categorie bronnen betreft het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de RijksRijk dienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Archeologische ologische Monumentenkaart (AMK) en overige relevante publicaties en literatuur. Aan de hand van de analyse en interpretatie van deze gegevens is een specifieke archeologische verwachting voor het onderhavige plangebied opgeopg steld. 2.2
Aardwetenschappelij waarden Aardwetenschappelijke
2.2.1 Geologie De afzettingen die in het plangebied aan de oppervlakte voorkomen, dateren uit het Holoceen (zie Tabel 2.1). Het plangebied is gelegen in het noordelijk zeekleigebied, dat de zeekleigebiezeekleigebi 1 den van Groningen, Friesland, de Kop van Noord-Holland Noord Holland en de Waddenzee omvat. Het huidige landschap is in hoofdzaak gevormd in het Holoceen en stond tot de eerste bedijkingen in de e 12 eeuw onder invloed van de zee. Onder de (jonge) zeekleiafzettingen liggen de oudere zandafzettingen uit het Pleistoceen. Binnen het plangebied bevindt de top van de pleistocene zandondergrond zich circa tussen de 8 en 6 m beneden het maaiveld. Centraal in het plangeplang bied ligt het dekzand iets dieper, op circa 10 tot 8 m beneden het maaiveld. Tabel 2.1 Indeling van het Kwartair chronostratigrafie Kwartair
Holoceen
jaren geleden Subatlanticum
3.000 -
heden
Subboreaal
5.000 -
3.000
Atlanticum
8.000 -
5.000
Boreaal
9.000 -
8.000
10.000 -
9.000
Preboreaal Pleistoceen
Laat Weichselien (ijstijd) Eemien
130.000 120.000 130.000 -
10.000 10.000 120.000
Saalien (ijstijd) Elsterien (ijstijd)
800.000 200.000 400.000 -
130.000 130.000 315.000
2.400.000 -
800.000
Midden
Vroeg
Gedurende de afgelopen 10.000 jaar is de kustlijn in Noord Groningen geleidelijk steeds verder landinwaarts opgeschoven als gevolg van de relatieve zeespiegelstijging (temperatuurstijging en bodemdaling). Daarbij werd het aanwezige basisveenpakket dat zich op de pleistocene zandondergrond had gevormd geleidelijk opgeruimd en ontstond een waddenzee. In dit open water (de zuidelijke kuststrook van de Noordzee) ontstonden uit wadzand opgeslibde platen en banken en meer landinwaarts ontstonden lagunes. Kwelders ontstonden in versterkte mate nan dat de invloed van de zee verder afnam, vanaf de periode vanaf circa 1.200 v. Chr. De relatief 1
Berendsen,, H.J.A., 2004. Fysische geografie van Nederland. De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.
331162, revisie 0 Pagina 6 van 15
Bureauonderzoek
hoger gelegen kwelderwallen waren geschikte locaties voor bewoning. Vanaf het begin van de jaartelling nam de invloed van de zee sterk af. In deze periode lag de kustlijn verder zeeinzeei waarts. Gedurende de Vroege Middeleeuwen (circa 400-800 400 800 na Chr.) nam de invloed van de zee opo nieuw sterk toe. Grote delen van het noordelijk kustgebied werden te nat voor bewoning. Uit deze periode dateert teert de knipklei die afgezet werd op de kwelders en verder zuidelijk ook over het veen. In deze periode nam de bevolking waarschijnlijk af en raakten vele nederzettingen verlaten en overslibd. Vanaf de Volle Middeleeuwen (800-1100 (800 1100 na Chr.) steeg het aantal aanta bewoe e ningsplaatsen weer, waaronder vele nieuw opgeworpen wierden. Vanaf de 11 en 12 eeuw en e e vooral vanaf de 14 eeuw nam het aantal bedijkingen fors toe. In de 13 eeuw ontstond de DolDo e e lard in korte tijd vanuit de Eems en kreeg in 15 -16 eeuw haar grootste uitbreiding. Na die tijd slibde de Eems en Dollardboezem geleidelijk aan dicht. Door voordurende bedijkingen heeft de e mens tot in de 20 eeuw grote delen van het Dollard-gebied Dollard ingepolderd. 2.2.2 Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen aan die in het landschap te onderscheiden zijn. Het plangebied zelf, is wegens de aanwezigheid van bebouwing, niet geg karteerd. teerd. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een getij-inversierug getij inversierug (eenheid 3K33). GeG tij-inversieruggen inversieruggen vormen de hoger gelegen delen van het landschap, deze vormen de gunstige locaties voor bewoning. Daaromheen ligt een vlakte van getij-afzettingen getij afzettingen (eenheid 1M35). 1M35) Dit zijn relatief vlakke bodems die onder invloed van getij-werking getij zijn gevormd ormd en voornamelijk bestaan uit jonge zeeklei. Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 2.2.3 Het AHN is een landsdekkend digitaal hoogtebestand in de vorm van een driedimensionaal grid met een nauwkeurigheid van 5 cm, waarmee het maaiveld van Nederland in kaart gebracht kan 2 worden. Door het combineren van de X-, X Y- en Z-waarden waarden (t.o.v. NAP) van elk punt ontstaat een digitaal hoogtemodel dat de gemiddelde hoogte van het maaiveld weergeeft met een nauwkeurigheid van 5x5 m per gridcel. Op de uitsnede van het AHN (zie ( afb. 2.1) is duidelijk te zien dat de directe omgeving van het plangebied relatief hoger ligt. Ten noorden van het plangebied ligt de wierde Farmsum, direct ten zuiden van de wierde begint de begraafplaats, waarvan het noordelijk deel ook hoger lijkt te t liggen. Zuidwestelijk van het plangebied ligt een hoger gelegen (opgehoogd) industrieterrein. Ten zuiden van de IJzerweg Jzerweg binnen het plangebied lijkt het perceel eveneens te zijn opgeopg hoogd. De dijk rondom de Farmsumerhaven is eveneens als hoogte herkenbaar. herkenbaa
2
Geraadpleegd via http://www.ahn.nl www.ahn.nl
331162, revisie 0 Pagina 7 van 15
Bureauonderzoek
Afbeelding 2.1. Relatieve hoogteligging. Het plangebied is globaal met rood omlijnd. (Bron: www.ahn.nl)
2.2.4 Bodem De bodems in het plangebied zijn niet et gekarteerd vanwege de aanwezigheid van bebouwing. Direct ten zuiden van het plangebied worden de bodems op de Bodemkaart getypeerd als knippoldervaaggronden, met zand en lichte klei (eenheid kMn63C) en knippoldervaaggronden met 3 zware klei (eenheid kMn48C).. Knippoldervaaggronden bevatten een zware knipkleilaag met krimp- en zweleigenschappen en een slechte doorlatendheid. De knipklei wordt gekenmerkt door een grauwe, vlekkige kleur onder de bovengrond, een afwijkende verdeling en kleur van de roest en een wat labiele structuur. 2.3 Bewoningsgeschiedenis Het plangebied ligt in het gewest Fivelingo, in het Groninger wierdengebied. Het dekzandlanddekzandlan schap bood in het Vroeg Holoceen in principe goede mogelijkheden voor bewoning. Er zijn rond het plangebied echter geen vindplaatsen uit de Steentijd bekend. Wegens overstromingen beb vindt het dekzand zich in het Noord Noord Groningse kustgebied op de meeste plaatsen enkele mem ters onder het maaiveld, zo ook ter plekke van het plangebied. Vanwege de grote invloed van de zee was het gebied aanvankelijk lange tijd ongeschikt voor bewoning. Pas vanaf de vroege IJzertijd, omstreeks 700 à 600 v. Chr. waren de kwelders zo hoog opgeslibd dat bewoning hierop mogelijk was. Archeologische resten zijn vanaf circa 600 v.Chr. bekend in Noord Groningen. Aanvankelijk zijn er waarschijnlijk vlaknederzettingen geg sticht op de hoge delen van het kwelderlandschap en de oeverwallen van geulen en prielen van het Fivelboezem. Wegens toename van de stormvloedhoogte was men al gauw genoodzaakt de nederzettingen te verhogen en ontstonden de eerste wierden. Dit zijn door de mens opgeopg worpen verhoogde de woonplaatsen, die bescherming boden tegen hoog water. Vanaf het begin van de jaartelling nam de invloed van de zee sterk af. In de eerste eeuwen daarna steeg het aantal bewoningsplaatsen en nam de welvaart toe, o.a. door interregionale handel met de inheems-Romeinse Romeinse bevolking in zuidelijke delen van Nederland. 3
Alterra, geraadpleegd via Archis2.
331162, revisie 0 Pagina 8 van 15
Bureauonderzoek
Gedurende de Vroege Middeleeuwen (circa 400-800 400 800 na Chr.) nam de invloed van de zee opo nieuw sterk toe. Grote delen van het noordelijk kustgebied werden te nat voor bewoning, waarwaa door het bewoningsaantal saantal sterk afnam. Aan het einde van het eerste millennium na Chr. nam de bevolking weer toe en breidde het aantal bewoningsplaatsen, voornamelijk wierden, zich e e gestaag uit. In de periode vanaf de 11 eeuw en in sterkere mate vanaf de 12 eeuw werden de eerste bedijkingen opgeworpen langs de kusten en langs rivieren. Bewoning op wierden was 4 niet langer noodzakelijk. 5
Tabel 2.2 Overzicht van archeologische perioden Periode
Tijd
Laat-Paleolithicum (Oude Steentijd)
tot
9.000 v.Chr.
Mesolithicum (Midden Steentijd)
9.000 v.Chr.
-
4.900 v.Chr.
Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
5.325 v.Chr.
-
1.900 v.Chr.
Bronstijd
1.900 v.Chr.
-
800 v.Chr.
IJzertijd
800 v.Chr.
-
12 v.Chr.
Romeinse Tijd
12 v.Chr.
-
450 n.Chr.
Vroege Middeleeuwen
450
-
1.050 n.Chr.
Late Middeleeuwen
1.050
-
1.500 n.Chr.
Nieuwe Tijd
1.500
-
heden
Farmsum is een van de oudste wierden langs de Eems. Ook had het dorp één van de eerste kerken in Groningen: de kerk is tijdens de vroege kerstenperiode in Noord-Nederland, Nederland, in het e 6 begin van de 8 eeuw gesticht door de bisschop van Munster. . Tijdens de Late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd vond er veel handel plaats in het dorp, dat naast een haven e ook een waag had. Tijdens de Franse Tijd (begin 19 eeuw) werd het dorp versterkt, met het idee om van Delfzijl en Farmsum een tweelingvesting te maken. Dit is niet gebeurd. Tijdens het beleg van Delfzijl in 1813-1814 1814 werden onder meer de landerijen van de kerk en pastorie past be7 schadigd, omdat Farmsum in het schootsveld van de vesting lag. 8
Op historische kaarten uit de Franse Tijd is te zien dat het plangebied in zijn geheel uit grasgra land bestond, er vond geen bewoning plaats langs het kanaal. Het meest noordelijke deel van 9 het plangebied was in eigendom van het ministerie van oorlog. Op kaarten van rond 1850 lijkt er ter plekke van deze percelen een klein schansje verrezen te zijn. Deze Deze is echter in het begin e van de 20 eeuw reeds verdwenen en vervangen door de begraafplaats. De mogelijke aanweaanw zigheid van de schans kan verklaren waarom dit deel op de hoogtekaart hoogtekaar relatief hoger ligt.
4
Boekema, 2012. Archeologisch onderzoek Oosterlaan te Delfzijl. Inventariserend veldonderzoek. Grontmij ArcheologiArcheolog sche Rapporten 1198. Grontmij Nederland B.V., Assen. 5 Voor de dateringen is gebruik gemaakt van: Lanting & Van der Plicht, 1996; 2000; 2002. 6 M.G.J. Duijvendak et al, (red) 2008. De Geschiedenis vam Groningen. Deel 1. Prehistorie-Middeleeuwen. Middeleeuwen. 7 http://ifthenisnow.nl/en/node/162965 ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Farmsum 8 Geraadpleegd via www.watwaswaar.nl 9 P.W Geudeke & L. Balk, 1990. Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000, deel 2 Noord-Nederland Noord Nederland 1851-1855. 1851 Wolters Noordhoff Atlasproducties, Groningen.; Groningen. L. Roosmale Nepveu,, 1853 Topografische militaire kaart (veldminuut) geraadpleegd via www.watwaswaar.nl
331162, revisie 0 Pagina 9 van 15
Bureauonderzoek
Afbeelding 2.2. het noordelijk deel van het plangebied plan op de Franse kaart uit 1811-1832 1832 (l) en de veldmiveldm nuut uit 1853 (r) (Bron: www.watwaswaar.nl). Het ingekleurde deel op de linker kaart is eigendom van het ministerie van oorlog. Op de rechterkaart verschijnt op deze locatie een schans-achtige schans achtige structuur. structu
2.4
Archeologische waarden
2.4.1 Archeologische Monumenten De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologiarcheolog sche terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is door de RCE in samenwerking met de betreffende provincie ontwikkeld. In het plangebied zijn geen AMK-terreinen AMK geregistreerd. In de directe omgeving van het planpla gebied zijn twee AMK-terreinen terreinen geregistreerd (zie Tabel 2.3 en Bijlage 2). Tabel 2.3 Monumenten in het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied. monumentnummer
complex
datering
waarde
5803
Borg/stins/versterkt huis; Terp/wierde Terp/wierde
Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd Late Middeleeuwen Middeleeuwen
Hoge archeologische waarde
5815
Hoge archeologische waarde e
AMK-terrein terrein 5803 betreft de worpswierde van Farmsum, met daarop de resten van het in de 19 eeuw gesloopte Laat-Middeleeuwse Middeleeuwse borg “Huis Farmsum”. Dit AMK-terrein AMK terrein ligt net ten noorden van het plangebied. Circa 800 m zuidelijk van het plangebied bevindt zich AMK-terrein AMK 5815, een terrein met resten van een gedeelte van de dorpswierde van Geefsweer. Geefsweer
2.4.2 Archeologische waarnemingen en onderzoeken In Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de RCE staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. In de directe omgeving, binnen een straal s van 500 m, is één waarneming geregistreerd (zie Tabel 2.4 en Bijlage 2). Tabel 2.4 Waarnemingen in het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied. waarnemingsnummer
complex
aard
datering
39515
Terp/wierde
-
IJzertijd IJzertijd-Nieuwe tijd C
Deze waarneming betreft een wierde, die in het verleden door een particulier is gemeld, maar welke tijdens een inventarisatie in 1965 niet is waargenomen. De locatie van deze wierde wordt door Archis midden in het Eemskanaal weergegeven.
331162, revisie 0 Pagina 10 van 15
Bureauonderzoek
2.5
Archeologische waardenwaarden en beleidskaarten
2.5.1 Gemeentelijke meentelijke archeologische beleidskaart Voor de gemeente Delfzijl is door Libau in 2013 een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze kaart wordt aangegeven of en in welke vorm er onderzoek noodzakelijk lijk is. Alleen voor de noordoostelijke helft van het plangebied wordt vervolgonderzoek aanbevolen (zie afb. 2.3).
Afbeelding 2.3. Uitsnede van de archeologische beleidskaart (Libau 2013)
2.6
Cultuurhistorische waarden
2.6.1 Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) In aanvulling op de landelijke (verwachtings)kaarten (verwachtings)kaarten hebben veel gemeenten en provincies eie gen cultuurhistorische kaarten vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detailniveau dan de landelijke kaarten. De Cultuurhistorische Waardenkaart aart van de provincie Groningen (2004) geeft inzicht in de archeoarche logische, historisch-stedenbouwkundige stedenbouwkundige en de historisch-geografische historisch geografische waarden van de regio. Er worden geen aanvullende cultuurhistorische waarden weergegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart. 2.7 Archeologische verwachting In het verleden was de mens sterker afhankelijk van de mogelijkheden die het landschap bood voor het ontplooien van haar (economische) activiteiten dan tegenwoordig. Men was veel minmi der in staat het landschap aan te passen aan haar wensen, zoals nu veel meer het geval is. De keuze van mensen om zich op een bepaalde locatie te vestigen, was voor een belangrijk deel afhankelijk van de lokale landschappelijke omstandigheden. Hierbij moet worden gedacht aan
331162, revisie 0 Pagina 11 van 15
Bureauonderzoek
hoge, droge delen van het landschap voor bewoning, vruchtbare gronden voor de akkerbouw, de beschikbaarheid van water en bouwmaterialen, natuurlijke voedselbronnen enzovoorts. Getracht wordt, door voornamelijk te focussen op de bodemkundige en geomorfologische situasitu tie, de hogere droge delen van het landschap in beeld te krijgen, dat wil zeggen de potentiële nederzettingslocaties. Daarnaast zijn de bekende archeologische gegevens uit de omgeving van het plangebied geïnventariseerd. Op basis hiervan is aan het plangebied en archeologische a verwachting toegekend. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is de kans op het aantreffen van archeoarche logische indicatoren deels groot, deels klein. De geomorfologische en bodemkundige omstanomsta digheden waren in beginsel gunstig voor bewoning. Echter is de westelijke kade tijdens de onton wikkelingen van het industrieterrein vermoedelijk sterk verstoord. Het gehele terrein is bovenbove dien opgehoogd. Dit geldt ook voor de zuidoostelijke helft van het plangebied, waar een dijk is aangelegd ten n behoeve van de haven. Ter plaatse iss geen archeologisch onderzoek noodzakenoodzak lijk. Er is echter een goede kans dat de bodem in de noordoostelijke helft van het plangebied redelijk intact is. Er heeft in historische perioden geen bewoning bewoning plaatsgevonden en het gebied is altijd als grasland in gebruik geweest. In het uiterste noordoostelijk noord elijk deel van het plangebied e kunnen mogelijk resten van een schans uit de 19 eeuw worden aangetroffen. In het overig deel kunnen resten van wierden of vlaknederzettingen verwacht verwacht worden, vanaf de Vroege IJzertijd. De resten worden verwacht in de kleipakketten onder de toplaag: Wierdelagen uit de Late MidMi deleeuwen en mogelijke schansresten worden direct onder de bouwvoor verwacht. Eventuele wierden uit de periode IJzertijd/Romeinse IJzertijd/Romeinse tijd zullen overslibd zijn. De diepteligging van deze eventuele resten is onbekend. De verwachte archeologische indicatoren bestaan o.a. uit voor de betreffende periode kenmerkenme kend aardewerk, bot, metaal, glas en sporen zoals greppels, afvalkuilen en waterputten. wa Omdat er in de directe omgeving van Farmsum en Delfzijl gevochten is, zouden ook strijdgerestrijdger lateerde vondsten, zoals (musket)kogels kunnen worden aangetroffen. Dit zullen echter toeto valsvondsten zijn.
331162, revisie 0 Pagina 12 van 15
3
Veldonderzoek
3.1 Methode Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een booronderzoek verkennende fase. De gekozen onderzoeksmethode voor het veldwerk is gebaseerd op de resultaten van het bureauburea onderzoek (uitmondend in de gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol ini ventariserend veldonderzoek donderzoek uit de KNA versie 3.3 (protocol 4003) en de Leidraad IVO KarteKart rend Booronderzoek (SIKB-Leidraad). Leidraad). Het veldwerk ldwerk voor het inventariserend veldonderzoek is verricht op 2 mei 2014 door een senior KNA-archeoloog en twee bodemkundig karteerders. karteerder Hierbij zijn 8 handmatige grondboringen verricht met behulp van een Edelmanboor met een diameter van 8 cm en een 3 cm guts. Het onderzoek is uitgevoerd in combinatie met geotechnisch onderzoek. De boringen zijn om de 50 m uitgevoerd tot een maximale diepte van 2 m beneden maaiveld,, boringen 6 en 7 zijn ten behoeve van het geotechnisch onderzoek doorgezet tot 5 m –mv. In het zuidelijk deel van het plangebied, waar geen archeologisch onderzoek noodzakelijk was, is nog een viertal vie boringen uitgevoerd voor geotechnisch onderzoek (boornummers 9 t/m 12). Deze boringen zijn in onderonde havig onderzoek als controleboringen beschouwd. De opgeboorde grond is onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren, zoals verbrand of bewerkt vuursteen, houtskool, verbrand bot, aardewerk. Verder is gekeken naar bodemverkleuringen die zouden kunnen wijzen op mogelijke vegetatievegetatie en/of cultuurlagen. cultuurlagen De boorprofielen zijn lithologisch beschreven conform NEN5104 en de STIBOKA legenda. De boorpunten oorpunten zijn ingemeten met behulp van DGPS. DGPS Tijdens het archeologisch booronderzoek is tevens aandacht gegeven aan de geomorfologie, bodemopbouw en de mate van bodemverstobodemverst ring. 3.2 Resultaten De locaties van de boringen worden weergegeven in Bijlage 3.. De tekeningen van de boorproboorpr fielen zijn opgenomen in Bijlage 4. 4 3.2.1 Bodemopbouw De laagopeenvolging in de bodemopbouw wordt van boven naar beneden beschreven. De afa dekkende toplaag bestaat uit een bouwvoor en/of verstoorde laag van (donker)bruine, (donker)bruine matig tot sterk humeuze, matig lichte klei met een dikte variërend van 0,25 m tot 1,15 m. m In boring 8 bestaat het verstoorde pakket deels uit matig lichte zavel. In de bouwvoor danwel het verstoorde pakket zijn onder meer (recente recente) puin-, glas-, plastic- en slibresten ten aangetroffen. In boring bo 1 bestaat de bodem deels uit opgebracht zand, de onderkant van deze laag is,, wegens stuit, niet aangetroffen. De boring is verzet, maar deze boring (1A) is wegens stuit eveneens voortijdig 10 gestaakt. In de overige boringen is onder o de bouwvoor danwel verstoorde laag een pakket lichte tot matig zware klei aangetroffen. aangetroffen De klei is (bruin)grijs van kleur met een verloop naar grijsblauw onder de glg (gemiddeld laagste grondwaterstand). De top van het onverstoorde kleipakket is veelal zwak humeus meus en roesthoudend. Verder zijn in het kleipakket plantenplanten en veenresten aangetroffen. In boring 6 is op 1,4 m –mv mv een 0,3 m vegatiebandje aangetroffen. In de boringen 6 en 7 die ten behoeve van geotechniek dieper zijn doorgezet doorgezet is onder het kleipakkleipa ket veen aangetroffen, op een diepte van respectievelijk 4,6 en 3,95 m –mv.
10
Deze boringen, en ook boring 2, bevinden zich in een zone waar veel kabels en leidingen aanwezig zijn.
331162, revisie 0 Pagina 13 van 15
Veldonderzoek
In de boringen 9 t/m 12 die uitsluitend voor geotechniek zijn uitgevoerd is een bodemopbouw waargenomen die vergelijkbaar is met bovengenoemde boven beschrijving. 3.2.2 Reliëf In het veld is duidelijk zichtbaar dat de IJzerweg en het zuidelijk deel van het plangebied (ter plaatse van de boringen 8 t/m 12) 12 aanmerkelijk hoger gelegen is dan het noordelijk deel van het plangebied. In n het noordelijk deel van het plangebied d is eveneens een sterk hoogteverschil aanwezig. Boringen 1, 1A en 2 zijn hoger gelegen dan de meer zuidelijk gelegen boringen. Het hoogteverloop ter plaatse is nogal abrupt en lijkt niet natuurlijk te zijn. Naar alle waarschijnlijkwaarschijnlij heid is het hoger gelegen deel opgehoogd en hangt dit samen met de aanwezigheid van de begraafplaats, direct ten oosten hiervan. De veldbevindingen bevindingen betreffende reliëf komen overeen met de gegevens van het AHN.
Afbeelding 3.1 Sterk aflopend reliëf in zuidelijke richting
3.2.3 Archeologie Er zijn in de boringen geen archeologische indicatoren en/of vondsten aangetroffen. In het veld is specifiek gelet op sporen van een mogelijke schans die direct ten oosten van het plangebied, aanwezig zou zijn geweest. Deze zijn niet aangetroffen. De locatie van de schans valt naar alle waarschijnlijkheid geheel binnen de begrenzing van de huidige begraafplaats en is bij de aanleg hiervan vermoedelijk geheel verloren gegaan. Ten westen van de begraafplaats, binnen het plangebied, is de grond dusdanig verstoord vanwege de grote hoeveelheid kabels en leidingen, dat de kans op het aantreffen van eventuele onverstoorde resten van een schans, en archeoloarcheol gische resten in het algemeen, zeer klein is. Het ter plaatse aanwezige hoogteverschil zal zoals in voorgaande alinea reeds vermeld, niet zozeer met de vermeende schans als wel met de aanwezigheid van de begraafplaats te maken hebben.
331162, revisie 0 Pagina 14 van 15
4
Evaluatie
4.1 Conclusie en samenvatting In opdracht van het waterschap Hunze & Aa’s heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor een tracé langs het Afwateringskanaal te Farmsum. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in i de vorm van een booronderzoek. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de kans op het aantreffen van archeologische indicaindic toren binnen het plangebied deels de groot en deels klein is.. De geomorfologische en bodemkunbodemku dige omstandigheden waren in beginsel gunstig voor bewoning. Echter is de westelijke kade tijdens de ontwikkelingen van het industrieterrein vermoedelijk sterk verstoord. verstoord. Dit geldt ook voor de zuidoostelijke elijke helft van het plangebied. Ter plaatse is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Er is echter een goede kans dat de bodem in de noordoostelijke helft van het plangebied redelijk intact is. In het uiterste noordoostelijk deel van het plangebied plangebi kunnen moe gelijk resten van een schans uit de 19 eeuw worden aangetroffen. In het overig deel kunnen resten van wierden of vlaknederzettingen verwacht worden, vanaf de Vroege IJzertijd. Uit het veldonderzoek is gebleken dat de top van de bodem binnen het plangebied grotendeels verstoord is. Onder het verstoorde pakket is lichte tot matig zware klei aanwezig. Boringen 1 en 1A waren vanwege de aanwezigheid van kabels en leidingen sterk verstoord en konden wew gens stuit ook niet worden doorgezet tot in de natuurlijk ondergrond.. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen indicatoren waargenomen die duiden op de aanwezigheid van een schans of andersoortige archeologische vindplaats. vindplaats 4.2 Advies Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeoarche logisch voorbehoud worden uitgevoerd. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform nform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verve plicht (vondstmelding via de bevoegde overheid). Er wordt geadviseerd met betrekking tot de resultaten taten van het onderzoek en deze aanbeveling contact op te nemen met de bevoegde overheid (gemeente Delfzijl).
331162, revisie 0 Pagina 15 van 15
Bijlage 1
Locatie plangebied
331162, revisie 0
257000
258000
259000
591000
592000
593000
594000
595000
256000
Legenda 200
Project nummer
331162
400
800
Datum
07-05-14
1.200
Bi jlage
begrenzing plangebied
1.600
Meter
F ormaat
A4
GAR-nummer
1474
CIS -code
61401
Getekend
MO
Cont role
YB
Akkoord
YB
S chaal
1:25.000
Archeologisch onderzoek afwateringskanaal te Farmsum Project
Waterschap Hunze en Aa's Opdrachtgever
Onderdeel
Locatie plangebied Noord Postbus 7057, 9701 JB Groningen, T +31 88 811 5111
Bron: TDN/ Kadaster, 2009; TOP 10
© Gront mij Nederland B. V.
Document Path: P:\331162\ASN\GIS\MXD\archeo_Farmsum.mxd
0
Bijlage 2
Archeologische Basiskaart
331162, revisie 0
Archeologisch onderzoek Afwateringskanaal Farmsum
09-05-2014
Archeologische basiskaart
258872 / 594392
Legenda VONDSTMELDINGEN WAARNEMINGEN
5804 419434 52832
MONUMENTEN archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd ONDERZOEKSMELDINGEN HUIZEN
5803
TOP10 ((c)TDN)
61401
Schaal 1:10000 238103 5367 39515
256742 / 592652
0
500 m
N
Archis2
Bijlage 3
Locatie boringen
331162, revisie 0
B01AB01 B02 B03
B04
B05
B06
B07
B08
B09
593000
B10
B11
B12
Legenda
30
Project nummer
331162
60
120
Datum
07-05-14
180
Bi jlage
240
Meter
F ormaat
A4
GAR-nummer
1474
CIS -code
61401
Getekend
MO
Cont role
YB
Akkoord
YB
S chaal
1:4.000
Archeologisch onderzoek afwateringskanaal te Farmsum Project
Waterschap Hunze en Aa's Opdrachtgever
Onderdeel
Locatie boringen Noord Postbus 7057, 9701 JB Groningen, T +31 88 811 5111
Bron: TDN/ Kadaster, 2009; TOP 10
© Gront mij Nederland B. V.
Document Path: P:\331162\ASN\GIS\MXD\archeo_Farmsum.mxd
0
begrenzing plangebied boring met nummer
Bijlage 4
Boorprofielen
331162, revisie 0
Projectnummer:
331162
Projectnaam:
Visvriendelijke oevers Delfzijl
Boring:
B01
Boring:
0
0
B01A 0
0
H1, sporen puin, resten roest, donkerbruin, verstoord 50
H1, resten roest, resten puin, donkerbruin, verstoord 50
-70 -85
100
-70 -71
H1, zwak roesthoudend, grijs, verstoord
Stuit
ZF,, grijs, opgebracht
150 -170 -171
Stuit
Boring:
B02
Boring:
0
0
50
-25
H2, donkerbruin, bouwvoor
-55
H2, resten veen, grijsbruin, verstoord
B03 0
0
H3, zwak roesthoudend, sporen puin, donkerbruin, verstoord 50
-60
H1, matig roesthoudend, grijsbruin 100
H2, laagjes veen, resten riet, grijszwart 100
-110
-120
H1, sporen planten, grijs
Lichtgrijs 150
150 -200
200
Boring:
B04
Boring:
0
0
-45
50
B05 0
0
H3, resten glas, matig roesthoudend, zwak puinhoudend, donkerbruin, bierdopje, verstoord H1, resten slib, sporen roest, resten planten, zwartgrijs, verstoord
100
-200
200
-35
50
H1, matig roesthoudend, grijs -80
Zwak roesthoudend, lichtgrijs
100
-115
-120
H1, grijs 150 -200
Boring:
B06
-55
Boring: H2, sterk roesthoudend, sporen puin, grijsbruin, bouwvoor H1, sterk roesthoudend, sporen puin, lichtbruin
0
150 -170
-90
Sporen roest, grijs H1, resten planten, donkergrijs
H2, sporen puin, grijsbruin, bouwvoor Zwak roesthoudend, grijsbeige
50
100
-110 -140
B07 0 -25
H1, matig roesthoudend, grijs 100
-200
200
0
-40
50
Grijsblauw 150
200
0
H2, sporen puin, zwak roesthoudend, bruin, bouwvoor
Grijsblauw -140
150
Grijsblauw
Grijsblauw 200
200
-210
Zwak plantenhoudend, grijsblauw 250
250
300
300
350
350
-340
H3, matig veenhoudend, bruin
-380
H2, resten veen, bruingrijs
400
450
-395
400
Resten hout, bruin
450
-460
Resten hout, bruin, matig slap 500
-500
500
-500
Schaal (A4): Pagina:
1: 75 1 van 2
Projectnummer:
331162
Projectnaam:
Visvriendelijke oevers Delfzijl
Boring:
B08 0 -10
0
50 -70 -95
100
Boring: H3, brokken aardewerk, sterk glashoudend, matig puinhoudend, zwak plastichoudend, bruin, sterk vergraven H1, resten puin, bruingrijs
-145
150 -200
Boring:
50
-40
50
H3, resten riet, donkerbruin H4, donkerbruin H1, matig roesthoudend, grijsbeige
-90
100
Grijsblauw
150 -200
200
B10
Boring:
0
0
-25
Sterk roesthoudend, grijs, stug Lichtgrijs
200
B09 0
0
H2, zwak wortelhoudend, bruin
-25
Donkerbruin
-50
H3, resten veen, donkerbruin
-80
H1, matig roesthoudend, grijs
0
B11 0 -20
Grijs
-45
H2, sterk roesthoudend, bruin
50
H1, zwak roesthoudend, grijs, stug -90
Grijsblauw
100
150
100
150
-165
Sporen roest, grijs -150
Grijs H1, resten planten, donkergrijs
-200
200
Boring: 0
200
-200
B12 0 -25
50
H1, matig wortelhoudend, zwak roesthoudend, bruin Sporen roest, lichtgrijs, zeer stugge klei
-80
100
-110
150
-160
Zwak roesthoudend, grijs Laagjes zand, grijs Laagjes zand, grijs
200
-200
Schaal (A4): Pagina:
1: 75 2 van 2