Natuurtoets Oevers afwateringskanaal Farmsum Quick scan Flora en fauna
Definitief
Waterschap Hunze en Aa's
Grontmij Nederland B.V. Groningen, 26 mei 2014
331162, revisie 0
Verantwoording
Titel
:
Natuurtoets Oevers afwateringskanaal Farmsum
Subtitel
:
Quick scan Flora en fauna
Projectnummer
:
331162
Referentienummer
:
331162
Revisie
:
0
Datum
:
26 mei 2014
Auteur(s)
:
ir. M.C.G. Klous
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ing. R. Bijlsma
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
drs. J.W. Popken
Grontmij Nederland B.V. Rozenburglaan 11 9727 DL Groningen Postbus 7057 9701 JB Groningen T +31 88 811 51 11 www.grontmij.nl
331162, revisie 0 Pagina 2 van 18
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding .................................................................................................................... 4 Aanleiding en doel ..................................................................................................... 4 Plangebied ................................................................................................................ 4 Opbouw rapport ........................................................................................................ 4
2 2.1 2.2 2.3
Toetsingskader.......................................................................................................... 5 Inleiding .................................................................................................................... 5 Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet en EHS ............................................ 5 Soortenbescherming: Flora- en faunawet .................................................................. 5
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Resultaten inventarisatie ........................................................................................... 8 Werkwijze ................................................................................................................. 8 Gebiedsbeschrijving .................................................................................................. 8 Flora- en faunawet .................................................................................................... 9 Flora ......................................................................................................................... 9 Fauna ..................................................................................................................... 11 Conclusie beschermde flora en fauna ...................................................................... 12
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
Effectafweging......................................................................................................... 13 Voorgenomen activiteiten en effecten ...................................................................... 13 Afweging Natuurbeschermingswet en EHS.............................................................. 13 Afweging Flora- en faunawet ................................................................................... 13 Inleiding .................................................................................................................. 13 Flora ....................................................................................................................... 14 Fauna ..................................................................................................................... 14 Conclusie Flora- en faunawet .................................................................................. 15
5
Conclusies en aanbevelingen .................................................................................. 16
6
Literatuur................................................................................................................... 0
331162, revisie 0 Pagina 3 van 18
1
Inleiding
1.1 Aanleiding en doel Waterschap Hunze en Aa’s heeft Grontmij gevraagd een quick scan flora en fauna uit te voeren op de oevers van het afwateringskanaal te Farmsum. In de quick -scan wordt op basis van bestaande informatie en een oriënterend veldbezoek, een inschatting gemaakt van de natuurwaarden van het plangebied en de mogelijke relaties die er liggen met de omgeving. De quick-scan geeft inzicht in de noodzaak tot het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet, een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet, EHS-toetsing dan wel de noodzaak tot het uitvoeren van nadere inventarisaties of effectbeoordelingen. De quick-scan vormt daarmee de basis voor eventuele verdere procedures of vervolgonderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor de natuur. 1.2 Plangebied Het plangebied bestaat uit de oevers van het afwateringskanaal te Farmsum. Deze oevers worden visvriendelijk gemaakt. De huidige oevers, van met name het zuidelijk deel zijn al circa 20 jaar braakliggend en onbeïnvloed. De totale lengte waar ingrepen gepland zijn is 850 m oever.
Figuur 1.1 Situering van het plangebied
1.3 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van de wet- en regelgeving en beleid voor natuur. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de resultaten van de inventarisatie, waarna in hoofdstuk 4 de mogelijke effecten van de werkzaamheden op de natuurwaarden in het licht van de wet- en regelgeving worden beoordeeld en eventuele mitigerende maatregelen worden beschreven. Hoofdstuk 5 ten slotte bevat de conclusies.
331162, revisie 0 Pagina 4 van 18
2
Toetsingskader
2.1 Inleiding De wet- en regelgeving voor natuur is in Nederland onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbeschermende wetgeving voorziet in bescherming van aangewezen natuurgebieden en wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet). Soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet (Ff-wet). Deze wet ziet toe op bescherming van soorten planten en dieren zowel binnen als buiten beschermde natuurgebieden. In de Nbwet en de Ffwet zijn de belangrijkste bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijnen geïmplementeerd. Daarnaast zijn er ook provinciaal beschermde gebieden en soorten. Concreet komen in de voorliggende natuurtoets de volgende beschermingskaders aan bod: · De Natuurbeschermingswet, · De bescherming van de EHS, · De Flora- en faunawet. 2.2 Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet en EHS Het plangebied ligt in een bebouwde omgeving. Op enige afstand (ruim 1 km westelijk) ligt het dichtst bijzijnde gebied dat tot de EHS (overig natuur- en bosgebied) behoort. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied is De Waddenzee, waarbij ook de Eems hoort, die ruim 1 km oostelijk van het plangebied ligt
Figuur 2.1 Ligging EHS in de omgeving van het plangebied (bruin is overig bos- en natuurgebied
2.3 Soortenbescherming: Flora- en faunawet Ter bescherming van de Nederlandse flora en fauna is sinds 1 april 2002 de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet is gericht op de duurzame instandhouding van soorten planten en dieren. De Flora- en faunawet vervangt o.a. de Vogelwet, de Jachtwet en de soortbescherming uit de oude Natuurbeschermingswet 1968. In de Flora- en faunawet zijn (nagenoeg) alle van nature in
331162, revisie 0 Pagina 5 van 18
Toetsingskader
het wild voorkomende amfibieën, zoogdieren en vogels beschermd. Daarnaast is een beperkt aantal plantensoorten en ongewervelden beschermd. Voor soorten die vallen onder de bescherming van de Flora- en faunawet gelden de volgende verbodsbepalingen: Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Vrijstelling en ontheffing Conform artikel 75 is het mogelijk om in bepaalde gevallen ontheffing of vrijstelling te verlenen van de verbodsbepalingen genoemd in artikelen 8 t/m 13. Sinds het vrijstellingsbesluit van 23 februari 2005 kent de Flora- en faunawet drie beschermingsniveaus, veelal aangeduid met tabel 1, tabel 2 en tabel 3. In onderstaand schema van tabel 2.3 is een overzicht van de beschermingsniveaus opgenomen. In de quick-scan wordt getoetst welke verbodsbepalingen overtreden kunnen worden bij de uitvoering van de voorgenomen maatregelen. Afhankelijk van het beschermingsniveau van de soort zal voor de overtreding van de verbodsbepaling al dan niet een ontheffing aangevraagd moeten worden. Dit is mede afhankelijk van de mogelijkheid of er volgens een goedgekeurde gedragscode gewerkt kan worden.
331162, revisie 0 Pagina 6 van 18
Toetsingskader
Tabel 2.3: Overzicht beschermingsniveaus Flora- en faunawet tabel 1
Algemene soorten
Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen, onderhoud en beheer geldt een vrijstelling. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing aangevraagd te worden.
tabel 2
Overige soorten
Wat betreft beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling, mits wordt gewerkt volgens een door de minister van LNV (thans EL&I) goedgekeurde gedragscode. Is er geen gedragscode dan moet ontheffing aangevraagd worden, deze valt onder de lichte toets (geen aantasting van de duurzame instandhouding van de soort).
tabel 3
Soorten, genoemd in bijlage
Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Voor ruimtelijke ontwik-
IV van de Habitatrichtlijn en
keling en inrichting geldt ten aanzien van deze soorten dat er altijd een
in bijlage 1 van de AMVB
ontheffing moet worden aangevraagd waarvoor een uitgebreide toets geldt. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets: 1) er is sprake van een bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor beheer en onderhoud is wel vrijstelling mogelijk indien gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode.
Vogels
Vogels vormen een aparte categorie. Vogels worden vooral negatief geraakt in hun broedperiode. Voor het verstoren van nesten wordt over het algemeen geen ontheffing verleend. Buiten de broedperiode betreft bescherming van vogelnesten vooral de vaste verblijfplaatsen van enkele standvogels zoals uilen, roofvogels, zwaluwen en huismus. Vaste verblijfplaatsen van die soorten zijn jaarrond beschermd en staan op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het ministerie van EL&I. Een ontheffingsaanvraag voor het aantasten van deze verblijfplaatsen zal getoetst worden aan de zware toets (als bij tabel 3).
331162, revisie 0 Pagina 7 van 18
3
Resultaten inventarisatie
3.1 Werkwijze Voor een overzicht van de huidige natuurwaarden in en nabij het plangebied is in eerste instantie een bronnenonderzoek uitgevoerd. Aanvullend heeft een veldbezoek plaatsgevonden. Bronnenonderzoek Het bronnenonderzoek heeft als doel een overzicht te krijgen van de beschikbare informatie met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten en gebieden in het plangebied en omgeving. Hierbij maken we gebruik van diverse ecologische atlassen en digitale databases (zie literatuurlijst voor een overzicht). Oriënterend veldbezoek Naast het bronnenonderzoek is op 15 mei 2014 een oriënterend veldbezoek uitgevoerd door ir. Rietje Klous werkzaam als ecoloog bij Grontmij. Het doel van het veldbezoek is de beoordeling van het plangebied op geschiktheid voor beschermde soorten en het interpreteren van de inventarisatiegegevens uit het bronnenonderzoek. Tijdens het veldbezoek was de temperatuur circa 12 ̊C, bewolkt met af en toe zon en zwakke noordelijke wind. 3.2 Gebiedsbeschrijving Het plangebied ligt in Farmsum. Het betreft de oevers van het Afwateringkanaaal tussen het Eemskanaal (zuid) en de Hogelandsterweg (noord). Van de westoever is het noordelijk deel tot aan het water bebouwd en behoort alleen het zuidelijk deel tot aan de IJzerweg tot het plangebied. Ook langs dit zuidelijk deel staan bedrijven maar tussen de bedrijfsterreinen en het water is een verruigde strook van circa 10 m breed, die circa 0,8 m boven het kanaalpeil ligt, aanwezig. De oostoever behoort vanaf het Eemskanaal tot circa 100 m zuidelijk van de Hogelandsterweg tot het plangebied. Het zuidelijk deel betreft een verruigde strook van circa 20 m breed en circa 0,7 m boven kanaalpeil, met oostelijk daarvan de Farmsumerhaven. Het noordelijk deel betreft grasland en een strook langs een begraafplaats. In figuur 3.1 zijn de her in te richten oevers weergegeven.
331162, revisie 0 Pagina 8 van 18
Resultaten inventarisatie
Figuur 3.1 Plangebied met in geel de oevers die visvriendelijk ingericht gaan worden
3.3
Flora- en faunawet
3.3.1 Flora Uit de bronnen blijkt dat er in het plangebied, de oevers van het afwateringskanaal, geen waarnemingen van flora bekend zijn. Tijdens het veldbezoek waren zuidelijk van de IJzerweg ruig begroeide oevers te zien (zie foto’s 3.1-3.3). Aan de oostoever kan onderscheid gemaakt worden in een ‘grassig’ gedeelte vanaf de brug tot ter hoogte van het haven gebouwtje. Dan volgt een klein gemaaid grasplateau dat circa 1,5 m hoger ligt dan de rest van de oever. Vervolgens een ruig begroeid gedeelte waar langs het water verspreid enkele bomen en struiken (o.a. lijsterbes, braam, sierappel, braam, wilgopslag) en een dunne rij riet. Riet komt ook verder landinwaarts voor tussen het gras. Dit gaat over in een gedeelte dat oostelijk bosachtig is en langs het water begraasd en meer open. Het laatste stuk, noordelijk van het Eemskanaal is een paardenweitje. Aangetroffen soorten aan de oostoever zijn rode klaver, boterbloem, zilverschoon, grote brandnetel, akkerdistel, speerdistel, kleefkruid, fluitenkruid, veldzuring, madeliefje, hondsdraf, paardenbloem, heermoes, berenklauw, vogelwikke, winde, witte dovenetel, pitrus, smalle weegbree, pinksterbloem, muur en vossenstaart. Het bosachtige deel bestaat vooral uit roos, struikachtige esdoorn, meidoorn, els en lijster. De bomen zijn overwegend 10-20 cm in doorsnede, met een enkele dikkere boom (max 30 cm doorsnede). In de waterkant en meer op de oever staan gele waterkers, liesgras en riet, waterzuring, gele lis,kalmoes, waterlelie, valeriaan en oeverzegge Vlak langs het water ligt de oever op circa 30 cm boven waterniveau. Dichter naar het water toe is de oever plaatselijk nat.
331162, revisie 0 Pagina 9 van 18
Resultaten inventarisatie
Aan de westoever wordt van noord naar zuid een plantsoen gedeelte onderscheiden, gevolgd door een ruiger gedeelte met langs de westzijde dichte begroeiing met struiken tot waar de bedrijven beginnen en langs de bedrijven een hek zonder struiken, maar wel hoge vegetatie langs water. Op het plantsoenachtige gedeelte staan grote populieren (grauwe abeel) buiten het plangebied. Ook tussen de dichte begroeiing staan deze populieren, met ook opslag. Verder ook kornoelje en els in de struikachtige begroeiing. Op deze westoever komen overwegende dezelfde soorten voor. Aanvullend is nog duizendblad en slibbladige ooievaarsbek aangetroffen. Noordelijk van de IJzerweg behoort alleen de oostoever tot het plangebied. Het gedeelte direct ten noorden van de brug bestaat uit hoog gras met brandnetel, riet, distel, boterbloem, smalle weegbree en hondsdraf. Verder noordelijk bestaat het plangebied achtereenvolgens uit een strook paardenwei, twee schapenweides en een strook naast een begraafplaats. Op de begraasde gedeeltes zijn naast gras alleen boterbloem en madeliefjes waargenomen. Langs het water staan vrijwel aaneengesloten oeverzegge en plaatselijk waterzuring. Op één plaats is kleine watereppe gezien. In de strook naast de begraafplaats is perzikkruid, pinksterbloem, boterbloem en distel aangetroffen Geen van de aangetroffen soorten of soorten in de directe omgeving zijn beschermd onder de Ffwet.
Foto 3.1 Oostoever vanaf haven richting Eemskanaal
Foto 3.2 Oostoever vanaf Eemskanaal in noordelijke richting
331162, revisie 0 Pagina 10 van 18
Resultaten inventarisatie
Foto 3.3 Westoever aan overzijde
3.3.2
Foto 3.4 Noordelijk deel oostoever
Fauna
Zoogdieren Uit de bronnen (waarneming.nl/telmee.nl) komt naar voren dat in het plangebied en omgeving vooral de algemeen beschermde soorten van tabel 1 Ffwet voorkomen. Het betreft soorten als egel, mol en ree. Ook is in de omgeving steenmarter (tabel 2 Ffwet) waargenomen. Tijdens het veldbezoek op 15 mei 2014 zijn molshopen aangetroffen op de westelijke oever. Verder zijn geen zoogdieren of sporen van zoogdieren waargenomen. Ook blijkt uit de bronnen dat in de omgeving vleermuizen voorkomen. De waarnemingen zijn niet afkomstig uit het plangebied maar van km hokken op 1 à 2 km afstand. Het betreft gewone dwergvleermuis (km hok oostelijk van plangebied), laatvlieger, ruige dwergvleermuis, meervleermuis en watervleermuis (allen km hok 2 km zuidwestelijk) (tabel 3 Ffwet, bijlage IV Habitatrichtlijn). Watervleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger worden ook aan de noordwestzijde van Delfzijl waargenomen (Biessumerbos, Natuurmonumenten 2014). In de bomen in het plangebied zijn geen holtes aangetroffen die mogelijk door vleermuizen gebruikt zouden kunnen worden. Het water is mogelijk geschikt foerageergebied voor meer- en watervleermuis en de begroeide oevers en hoger opgaande bomen langs de oevers mogelijk geschikt foerageergebied voor de vleermuissoorten. Van de gewone dwergvleermuis bevinden zich belangrijke foerageergebieden dicht bij de bebouwde kom van Farmsum (Bakker, 2011) Vogels Alle vogels zijn strikt beschermd onder de Flora- en faunawet in de periode dat zij aan het broeden zijn (tabel 3 Ff-wet). Van sommige soorten zijn de nest- en rustplaatsen jaarrond beschermd. Het gaat dan om de verblijfsplaatsen van bijvoorbeeld roofvogels en uilen die als vaste verblijfsplaatsen worden aangeduid. Er zijn geen waarnemingen van vogels bekend in het plangebied. Tijdens het veldbezoek zijn in de bomen geen nesten aangetroffen. Langs de oostoever is wel veel activiteit te horen in de dichte struikachtige stroken. Langs de westoever is een meerkoet met jongen en een reiger gezien en twee exemplaren van mogelijk kleine karekiet. Verder zijn veel zangvogels te horen in de dichte begroeiing.
331162, revisie 0 Pagina 11 van 18
Resultaten inventarisatie
Amfibieën en reptielen Uit de bronnen (Ravon 2011) blijkt dat in het plangebied en nabije omgeving waarnemingen van de amfibieën kleine watersalamander en bastaardkikker (beide tabel 1 Ffwet) bekend zijn. Tijdens het veldbezoek is alleen een wegspringende kikker waargenomen, maar niet gezien is welke soort het betrof; gelet op het gedrag gaat het zeer waarschijnlijk om een exemplaar uit het groene kikkercomplex (tabel 1 Ffwet). Reptielen zijn volgens het bronnenonderzoek niet in het plangebied en omgeving aangetroffen en ook niet te verwachten. Vissen Het plangebied betreft de (land)oevers van het Afwateringskanaal. Deze oevers worden visvriendelijk ingericht. In de omgeving zijn geen waarnemingen van beschermde vissoorten bekend. Wel is in een aantal uurhokken op circa 2 km westelijk paling waargenomen. Vlinders en libellen Met betrekking tot ongewervelden kan aangegeven worden dat het plangebied geen geschikt biotoop vormt voor beschermde soorten. Er zijn van het plangebied, de oevers, geen waarnemingen van dagvlinders en libellen bekend. In de omgeving zijn de algemene soorten waargenomen. Ook tijdens het veldbezoek zijn geen vlinders en libellen waargenomen. Wel is een waterjuffer van het geslacht Coenagrion waargenomen. Beschermde vlinders en libellen kunnen op basis van de biotoopkenmerken worden uitgesloten.
3.3.3
Conclusie beschermde flora en fauna
Tabel 3.1 Overzicht beschermde soorten en soorten van de Rode Lijst in het ruime gebied (5x5 km of 1x1 km) waarvan het plangebied deel uitmaakt Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
AMvB art. 75 tabel
Habitatrichtlijn
Rode Lijst*
bijlage II / IV Zoogdieren Egel
Ericaneus europaeus
1
Mol
Talpa europea
1
Ree
Capreolus capreolus
1
Steenmarter
Martes foina
2
Gewone dwergvleer-
Pipistrelllus pipistrelllus
3
IV
Laatvlieger
Epthesicus serotinus
3
IV
K
Ruige dwergvleermuis
Pipistrelllus nathusii
3
IV
G
Watervleermuis
Myotis daubentonii
3
IV
Meervleermuis
IV
muis
Myotis dasycneme
3
Amfibieën en reptielen Bastaardkikker
Rana esculenta
1
Kleine watersalamander
Triturus vulgaris
1
alle vogels
3
Vissen Geen beschermde Vogels Ongewervelden Geen beschermde *
G: gevoelig, K: kwetsbaar
331162, revisie 0 Pagina 12 van 18
4
Effectafweging
4.1
Voorgenomen activiteiten en effecten
Activiteiten · Oeverstrook van circa 5 m breed afgraven onder flauw talud (minimaal 1:5); · Aanleg diverse voorzieningen zoals onderhoudspad, dammen, op- en afrit, zwaaiplaats; · Aanbrengen paaisubstraat (bijvoorbeeld riet). Nieuw gebruik Het gebruik van het plangebied, de oevers, wijzigt voor een deel. Waar de oevers nu geheel onder het terrestrisch milieu vallen, is dat na herinrichting deels het aquatisch milieu. Voor het overige blijft het in gebruik als oever. Het onderhoud zal vanaf de oever plaatsvinden. Effecten In het algemeen kunnen als gevolg van bovengenoemde activiteiten de volgende effecten optreden op de onderzochte soorten: · beschadiging van groeiplaatsen en/of aantasting van vaste verblijfsplaatsen door graafwerkzaamheden; · verwonding of beschadiging van exemplaren van beschermde soorten tijdens de werkzaamheden; · verstoring van soorten door aanwezigheid van mensen en machines (licht, geluid, beweging); · verlies van mogelijke verblijfplaatsen in bomen door eventuele kap. Het nieuwe gebruik leidt tot een afname van terrestrisch biotoop en een toename van aquatisch- of overgangsbiotoop. 4.2 Afweging Natuurbeschermingswet en EHS Het plangebied bevindt zich op relatief kleine afstand van Natura-2000 gebied Waddenzee (circa 1 km), maar tussen beide gebieden bevindt zich een strook industrie en het Zeehavenkanaal. Ook is sprake van volledig afwijkende biotopen, waardoor gebruik van het gebied door kwalificerende soorten kan worden uitgesloten. Eventueel verstorende effecten die de werkzaamheden kunnen hebben, zullen vanwege de relatief grote afstand met barrières niet reiken tot aan het Natura 2000 gebied. Ook deze effecten kunnen worden uitgesloten. Het nieuwe gebruik als visvriendelijke oever zal geen (negatieve) invloed hebben, maar voor migrerende vissoorten juist bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het binnen- en buitendijkse aquatisch ecologische milieu. Voor het westelijk gelegen EHS gebied kunnen eveneens negatieve effecten worden uitgesloten en zeker significant negatieve effecten. 4.3
Afweging Flora- en faunawet
4.3.1 Inleiding Bij de bespreking van de effecten in het kader van de Flora- en faunawet staan de vragen centraal in hoeverre de werkzaamheden kunnen leiden tot: · de dood of verwonding van voorkomende beschermde dieren (art. 9 Ffwet), · de opzettelijke verontrusting van beschermde dieren (art.10 Ffwet), · de aantasting van vaste verblijfsplaatsen van beschermde dieren (art. 11 Ffwet).
331162, revisie 0 Pagina 13 van 18
Effectafweging
Als één of meer van deze situaties aan de orde is, dan moet gekeken worden of het mogelijk is om die effecten te vermijden, dan wel te minimaliseren en of er (nog) ontheffing nodig is in het kader van de Flora- en faunawet. In het geval er conform een goedgekeurde gedragscode gewerkt kan worden hoeft voor de zwaarder beschermde soorten van tabel 2 geen ontheffing aangevraagd te worden. Voor strikt beschermde soorten van tabel 3 zal altijd ontheffing aangevraagd moeten worden wanneer er negatieve effecten kunnen optreden. Toetsingscriteria zijn dan: geen alternatief, een bij wet genoemd belang en de gunstige staat van instandhouding mag niet in het geding komen. Voor de algemeen beschermde soorten van tabel 1 van de Ffwet geldt een algehele vrijstelling bij werkzaamheden die getypeerd kunnen worden als ruimtelijke inrichting. Vanwege de zorgplicht (art. 2 Ffwet) dient echter ook met deze soorten rekening gehouden te worden bij de uitvoering van de werkzaamheden. 4.3.2 Flora Door de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de visvriendelijke oevers gaan mogelijk delen van groeiplaatsen op het land verloren. Uit de inventarisatie komt naar voren dat er in het plangebied geen groeiplaatsen zijn aangetroffen of zijn te verwachten van beschermde soorten. Omdat geen sprake is van beschermde soorten is geen ontheffing noodzakelijk. 4.3.3
Fauna
Zoogdieren Op zoogdieren zijn mogelijke effecten vooral in de uitvoeringsfase te verwachten. Effecten kunnen uiteenlopen van onbedoelde verstoring door aanwezigheid van mensen en machines tot het verloren gaan van holen van kleine grondgebonden zoogdieren (muizen, mol) door rijdend materieel. Mogelijk dat ook een enkel exemplaar van deze groep onbedoeld wordt verwond of gedood. Voor de eindfase geldt dat vrijwel de oevers deels natter zullen worden, maar wel tot de ‘natuur’ blijven behoren. Het eventuele gebruik van het plangebied door zoogdieren betreft licht beschermde zoogdieren zoals mol en mogelijk egel (tabel 1 Ffwet). Dit betekent dat hiervoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Wel geldt vanuit de zorgplicht dat er zorgvuldig moet worden gewerkt. In de omgeving komt ook steenmarter voor. Deze soort is echter in staat het plangebied te mijden wanneer hier werkzaamheden plaatsvinden. Voor de strikt beschermde vleermuizen geldt dat geen verblijfsplaatsen in het plangebied zijn aangetroffen. Omdat op de oevers vrij weinig bomen aanwezig zijn en geen lange aaneengesloten bomenrijen zal eventuele kap niet betekenen dat vlieg- en/of foerageerroutes verloren gaan. Het plangebied is naar verwachting geen belangrijk onderdeel van een vliegroute voor meervleermuis (Haarsma, 2011). Het water blijft beschikbaar als foerageergebied en de oevers zullen in de nieuwe situatie insectenrijker zijn. De kwaliteit van het foerageergebied voor vleermuizen verbetert. Ook bij de kap van enkele bomen zal er voldoende structuur langs het afwateringskanaal gehandhaafd blijven, waardoor de functie van het gebied als vliegroute gehandhaafd blijft. De functionaliteit van het gebied voor de genoemde vleermuissoorten zal niet worden aangetast en de kwaliteit zal toenemen als gevolg van de herinrichting van de oevers. Vogels Alle vogels genieten bescherming onder de Flora- en faunawet. Verstoring van (broedende) vogels is niet toegestaan. Daarnaast kunnen nesten van vogels in bepaalde gevallen ook buiten de broedperiode beschermd zijn (vaste verblijfsplaatsen). In de aanwezige bomen zijn tijdens het veldbezoek op 15 mei 2014 geen nesten aangetroffen. Nesten in de dichte lage begroeiing met struiken langs de oevers zijn niet uit te sluiten. Dit zijn geen jaarrond beschermde nesten. Verstoring van vogels treedt op wanneer er werkzaamheden uitgevoerd worden in de nabije omgeving van broedende vogels. Door de werkzaamheden zo te plannen of aan te passen dat broedvogels niet worden verstoord, kan strijdigheid met de Flora- en faunawet voorkomen worden. Voor dit project betekent dit dat de werkzaamheden bij voorkeur buiten de broedperiode
331162, revisie 0 Pagina 14 van 18
Effectafweging
uitgevoerd moeten worden. De broedperiode loopt globaal van half maart tot begin augustus, maar er zijn soorten die eerder of later broeden. Indien het niet te vermijden is in het broedseizoen te werken dient eerst onderzocht te worden of er nesten of broedende vogels aanwezig zijn die verstoord zouden kunnen worden. Indien dit het geval is, wordt gewacht met de werkzaamheden tot het moment dat de vogels vliegvlug zijn. Amfibieën en reptielen Het plangebied biedt geen primair leefgebied voor zwaarder beschermde amfibieën. In zowel het bronnenonderzoek als het veldbezoek is weinig aanwezigheid van amfibieën vastgesteld. De soorten die wel aanwezig kunnen zijn behoren tot de tabel 1 soorten (Ffwet). Door zorgvuldig te werken in de actieve periode worden negatieve effecten voorkomen. In het gebied zijn geen reptielen aanwezig en ook niet te verwachten, toetsing aan de Ffwet is derhalve niet aan de orde voor deze soortgroep. Vissen In de omgeving zijn geen waarnemingen van beschermde vissoorten bekend. Wel is in een aantal uurhokken op circa 2 km westelijk paling waargenomen. De geplande herinrichting betreft het realiseren van visvriendelijke oevers waarbij land omgevormd wordt tot oever. De realisatie is met name gericht op paling en driedoornige stekelbaars. De inrichting van visvriendelijke oevers zal leiden tot een positief effect op het voorkomen van vissen. Negatieve effecten op vissen kunnen worden uitgesloten. Vlinders en libellen In het plangebied en directe omgeving zijn geen beschermde vlinders en libellen waargenomen. Toetsing aan de Ffwet is niet aan de orde. 4.3.4 Conclusie Flora- en faunawet Uit de toetsing komt naar voren dat zorgvuldig dient te worden gewerkt met het oog op eventueel aanwezige licht beschermde zoogdieren en amfibieën en om strijdigheid met de Flora- en faunawet te voorkomen. Broedvogels mogen niet verstoord worden en nesten mogen niet geschaad worden. Dit betekent dat de werkzaamheden bij voorkeur buiten de broedperiode (half maart tot begin augustus) uitgevoerd moeten worden.
331162, revisie 0 Pagina 15 van 18
5
Conclusies en aanbevelingen
Met betrekking tot de Flora- en faunawet kan het volgende worden geconcludeerd: · Er zijn geen planten aangetroffen of te verwachten die beschermd zijn onder de Floraen faunawet; · Er kunnen verblijfsplaatsen van kleine en middelgrote grondgebonden zoogdieren aanwezig zijn, die kunnen worden beschadigd. Ook kan door de werkzaamheden een enkel exemplaar worden verwond of gedood; · Het gaat hier om algemeen beschermde soorten waarvoor geen ontheffing van de Ffwet nodig is. Met een zorgvuldige werkwijze door te werken buiten de voortplantingsperiode, maar wel in de actieve periode, zijn negatieve effecten bovendien te beperken; · Voor de vleermuizen die in de omgeving kunnen voorkomen, geldt dat de ingreep en de nieuwe situatie geen negatieve gevolgen heeft op de functionaliteit van het leefgebied; · Voor de mogelijk aanwezige licht beschermde amfibieën geldt dat met een zorgvuldige werkwijze door te werken buiten de voortplantingsperiode (februari t/m juni), maar wel in de actieve periode negatieve effecten zijn te beperken; · Op vogels worden geen negatieve effecten verwacht als uitvoering plaatsvindt buiten het broedseizoen. Bovendien zijn er geen jaarrond beschermde verblijfsplaatsen aanwezig. Op basis van de resultaten van de quickscan is het niet nodig is om een ontheffing Ffwet aan te vragen. Met betrekking tot gebiedsbescherming wordt geconcludeerd dat het plangebied zich weliswaar op relatief kleine afstand van Natura-2000 gebied Waddenzee (circa 1 km) bevindt, maar dat negatieve effecten kunnen worden uitgesloten en zeker significant negatieve effecten. Op het westelijk gelegen EHS gebied kunnen negatieve effecten worden uitgesloten, en zeker significant negatieve effecten. Advies Geadviseerd wordt de bomen zoveel mogelijk te behouden. Als toch bomen gekapt moeten worden, wordt aanbevolen om vooraf vast te stellen of op dat moment nog steeds geen jaarrond beschermde verblijfsplaatsen in de te kappen bomen aanwezig zijn.
331162, revisie 0 Pagina 16 van 18
6
Literatuur
Buro Bakker, 2011. Nader onderzoek naar beschermde flora en fauna industrieterrein Oosterhorn nabij Delfzijl. Haarsma, 2011. De meervleermuis in Nederland Natuurmonumenten, 2014. Wandelroute Biessumerbos en Voolhok. www.rijksoverheid.nl (info over Natura2000 en EHS) www.waarneming.nl/ Avifauna Groningen www.ravon.nl www.telmee.nl
331162, revisie 0