Onderwijs- en examenregeling (OER) Algemeen deel Bacheloropleidingen Hogeschool Inholland 2012-2013
Vastgesteld door het college van bestuur op 19 april 2012. De Hogeschool medezeggenschapsraad heeft met de regeling ingestemd op 20 maart 2012. De Onderwijs- en examenregeling 2012-2013 treedt in werking op 1 september 2012 en vervalt op 1 september 2013.
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1
Algemeen deel van de Onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleidingen van Hogeschool Inholland, met inbegrip van de Associate-degreeprogramma’s (Ad-programma’s) 1.1 Algemeen Artikel 1 Toepasbaarheid van de regeling Artikel 2 Begripsbepalingen Artikel 3 Algemene bepalingen Artikel 4 Toelatingseisen Artikel 5 Taalbegeleiding van anderstaligen Artikel 6 Vormen en inrichting van de opleidingen Artikel 7 Deelname aan onderwijseenheden Artikel 8 Deelname aan de stage Artikel 8a Deelname aan differentiatieminor, keuzeonderwijs, afstudeerrichting en uitstroomprofiel Artikel 8b Plaatsing voor differentiatieminoren en keuzeonderwijs 1.2 Studiebegeleiding en studieadvies Artikel 9 Studiebegeleiding Artikel 10 Studievoortgang en cijfercorrectie Artikel 11 Studieachterstand en waarschuwing Artikel 11a Studievoortgang en de internationale student Artikel 12 Studieadvies Artikel 13 Bindend afwijzend studieadvies (BSA) Artikel 14 Bindend afwijzend studieadvies na overstappen Artikel 15 Bindend afwijzend studieadvies na herinschrijving Artikel 16 Verzoek herziening van het bindend afwijzend studieadvies Artikel 17 Persoonlijke omstandigheden bij bindend afwijzend studieadvies Artikel 18 Vertrouwelijkheid 1.3 Inrichting propedeutische fase, Ad-programma en postpropedeutische fase Artikel 19 Competenties, Dublin-descriptoren en de hbo-kwalificaties Artikel 20 Inrichting van de opleiding: propedeutische fase, Ad-programma, hoofdfase Artikel 21 Inrichting van de opleiding: modellen voor de opleidingsspecifieke delen Artikel 21a Honoursprogramma 1.4 Inhoud en afname van toetsen Artikel 22 Inhoud en afname van toetsen, publicatie van beoordelingsnormen Artikel 23 Aanmelding en afmelding van toetsen Artikel 24 (Gereserveerd) Artikel 25 Tijdstippen, plaats en duur van toetsen Artikel 26 (Gereserveerd) Artikel 27 Tijdvakken en frequentie van toetsen Artikel 28 Vorm van toetsen en verzoeken tot afwijking Artikel 29 Goede gang van zaken bij toetsen, onregelmatigheden en fraude Artikel 29a Participatie en aanwezigheidsplicht 1.5 Toetsuitslag Artikel 30 Vaststelling, herziening, bekendmaking en registratie van de toetsuitslag Artikel 31 Beoordeling Artikel 32 Geldigheidsduur cijfers Artikel 33 Inzage, opvragen en bewaren van toetsen Artikel 33a Bijhouden en bewaren (digitaal) portfolio 1.6 Vrijstellingen en vervanging van onderwijseenheden (ook internationaal) Artikel 34 Vrijstelling van examen en toetsen Artikel 35 Registratievorm van vrijstellingen Artikel 36 Vervanging van onderwijseenheden, nationale en internationale mobiliteit 1.7 Examens, getuigschriften en verklaringen Artikel 37 Examens Artikel 38 Getuigschriften en verklaringen Artikel 39 Predicaat ‘met genoegen’ en ‘cum laude’ en ‘summa cum laude’ Artikel 40 (Gereserveerd) 1.8 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 41 Aanpassing van de onderwijs- en examenregeling Artikel 42 Wijziging van een bestaande opleiding en onvoorziene gevallen Artikel 43 Onvoorziene omstandigheden en verschil van inzicht over competentie Artikel 44 (Gereserveerd) Artikel 45 Bekendmaking, inwerkingtreding en authentieke tekst BIJLAGE 1, als bedoeld in artikel 19. BIJLAGE 2, bedoeld in artikel 21, eerste lid. 2
3 3 3 3 7 8 8 8 9 9 9 10 11 11 11 11 12 12 12 13 13 13 13 14 15 15 15 16 16 17 17 17 17 17 17 18 18 19 19 20 20 20 21 22 22 23 23 24 24 25 25 25 26 26 27 27 27 27 27 27 28 30
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1
Algemeen deel van de Onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleidingen van Hogeschool Inholland, met inbegrip van de Associate-degreeprogramma’s (Ad-programma’s)
1.1
Algemeen
Artikel 1 1.
Toepasbaarheid van de regeling
Dit algemeen deel van de onderwijs- en examenregeling (OER) is van toepassing op alle onderwijs, toetsen en examens van de in het centraal register opleidingen hoger onderwijs (croho) opgenomen bacheloropleidingen en bijbehorende Ad-programma’s van Hogeschool Inholland. Voor de bacheloropleiding Verloskunde bestaat een aparte OER. Deze OER geldt voor alle studenten van de in het eerste lid bedoelde opleidingen ongeacht de vorm en variant waarin deze worden verzorgd en ongeacht het eerste jaar van inschrijving, tenzij deze OER anders bepaalt. Het opleidingsspecifieke deel van de OER bevat voor de desbetreffende opleiding aanvullende bepalingen. Het opleidingsspecifieke deel van de OER kan geen van dit algemene deel afwijkende specifieke bepalingen omvatten, tenzij dit uitdrukkelijk in dit algemeen deel is bepaald.
2.
3. 4.
Artikel 2
Begripsbepalingen
In de onderwijs- en examenregeling wordt verstaan onder: a.
afstudeerrichting
samenhangend geheel van onderwijseenheden in de hoofdfase en gericht op een bepaald beroep of discipline. De afstudeerrichting wordt op het getuigschrift vermeld.
b.
assessment
toets waarbij wordt beoordeeld of de student adequaat kan handelen in kritische beroepssituaties door het geïntegreerd toepassen van kennis, inzicht, vaardigheden, (beroeps)houding en reflectie.
c.
ad-programma
Associate-degreeprogramma binnen een bacheloropleiding. De studielast van een Ad-programma bedraagt 120 credits. Het met goed gevolg afgesloten examen leidt tot de graad Associatedegree (Ad), gevolgd door de naam van de Bacheloropleiding waartoe het programma behoort, tenzij het instellingsbestuur een andere naam vaststelt.
d.
anderstaligen
studenten met een buitenlands diploma en studenten met een diploma van Curaçao, Sint Maarten, Aruba of de BES-eilanden (Bonaire, Eustatius en Saba).
e.
basisprogramma
het volledige programma van een opleiding met uitzondering van de onderdelen: Afstudeerrichting; Uitstroomprofiel en keuzeonderwijs.
f.
beoordelingsnormen
een geheel van regels, eisen, normen en criteria aan de hand waarvan de beoordeling van een toets plaatsvindt die in ieder geval aangeven: - hoe de beheersing van de voor de desbetreffende onderwijseenheid of module vereiste (deel)competenties wordt aangetoond; - de mate waarin een antwoord, uitvoering, of uitwerking van een vraag of opdracht bijdraagt tot de bepaling van het eindoordeel; - de aanduiding van de juiste antwoorden, uitvoering of uitwerking op de gestelde vragen/opdrachten; - de grens tussen geslaagd en niet geslaagd; - de weging die gehanteerd wordt om bij toetsen het eindresultaat voor de onderwijseenheid te bepalen. 3
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
g.
beroepsgeschikt
kwalificatie die aangeeft dat de student de propedeutische fase en daarmee het examen met goed gevolg heeft afgerond.
h.
beroepsdeel
i.
competentie
het deel van een duale vorm van een opleiding, met inbegrip van een daarvan deel uitmakend Ad-programma, waarin de student op basis van een tripartiete onderwijsarbeidsovereenkomst tussen de hogeschool, de werkgever en de student werkzaam is in een beroepenveld en daar beroepscompetenties praktiseert, die passen bij de opleiding. het vermogen adequaat te handelen in beroepssituaties. Hiervoor zijn kennis, vaardigheden, inzicht, houding en reflectie vereist. De competenties zijn per opleiding in het opleidingsspecifieke deel van de OER uitgewerkt op drie niveaus: beroepsgeschikt, professionaliseringsbekwaam, startbekwaam;
j.
credit
studiepunt als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, WHW, zoals is afgeleid van European Credit Transfer and Accumulation Systems (ECTS); equivalent met 28 uren studiebelasting voor een gemiddelde student met een mbo/havo achtergrond.
k.
duaal
vorm van de opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met het onderwijs.
l.
EVC-procedure
procedure voor het Erkennen van Verworven Competenties (EVC), welke kan leiden tot het verlenen van vrijstellingen door de Examencommissie voor onderwijseenheden.
m.
examencommissie
de commissie bedoeld in artikel 7.12, tweede lid, van de WHW, die op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling (OER) stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden, die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad.
n.
examenonderdeel
een of meer bij elkaar behorende onderwijseenheden. De examenonderdelen worden op het getuigschrift vermeld.
o.
examinator
Een door de examencommissie aangewezen persoon, bevoegd voor het afnemen van een toets en het vaststellen van de uitslag ervan (artikel 7.12 c WHW)
p.
extracurriculair onderwijs
Onderwijseenheden en/of onderwijsactiviteiten die niet behoren tot de inhoud en de examens van de opleiding.
q.
februari-instroom
de instroom in een opleiding per 1 februari, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, hoofdstuk 3 van het algemeen deel van het studentenstatuut (eenmalige instroom voor nieuwe studenten in het eerste jaar van een opleiding of Ad-programma daarbinnen). Het studiejaar loopt van 1 februari tot 1 februari.
r.
fraude
elk handelen, nalaten, pogen, aanzetten of toelaten van gedrag, dat het op de juiste wijze vormen van een correct en eerlijk oordeel over iemands kennis, inzicht, vaardigheden, of (beroeps)houding, geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt;
s.
honoursprogramma Inhollland
hogeschoolbreed aangeboden additioneel programma voor ambitieuze en talentvolle studenten aan een bacheloropleiding. Dit programma bestaat in de regel uit: 4
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
- een hogeschoolbreed verzorgd junior honoursprogramma; - het door de opleiding verzorgde honoursprogramma met hogeschoolbrede elementen. t.
joint degree
gezamenlijke opleiding of afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3c van de WHW.
u.
keuzeonderwijs
onderwijseenheden van de opleiding of een andere opleiding waaruit kan worden gekozen en die onderdeel kunnen uitmaken van de propedeutische- , hoofdfase of afstudeerrichting, indien dit in het opleidingsspecifieke deel is vermeld.
v.
major
samenhangend geheel van onderwijseenheden, die gemeenschappelijke competenties bevatten, met een omvang van ten minste 60 credits, onderdeel uitmakend van het examen van een of meerdere opleidingen.
w.
minor
samenhangend geheel van onderwijseenheden, die het accent leggen op de ontwikkeling van opleidingsspecifieke competenties en als vast of keuzeonderdeel deel uitmaken van het examen van die opleiding.
x.
module
deel van een onderwijseenheid waaraan een toets is verbonden.
y.
OER
onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 WHW. Bestaat uit het algemeen geldende deel voor alle bacheloropleidingen en een opleidingsspecifiek deel dat geldt voor een nader bepaalde opleiding of nader bepaalde opleidingen.
z.
onderwijsdeel
het deel van een duale vorm van een opleiding of Ad-programma, dat bestaat uit het volgen van onderwijs (vgl. sub h hiervoor).
aa.
onderwijseenheid
een samenhangend geheel van te verwerven kennis, vaardigheden, inzicht, houding en reflectie, waaruit een opleiding of Ad-programma is samengesteld. Een onderwijseenheid kan ook betrekking hebben op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening (stage) en het beroepsdeel van de duale vorm van de opleiding. De studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele credits (artikel 7.3 WHW). Een onderwijseenheid wordt afgesloten met een toets of met meerdere toetsen, ingeval van modules.
bb.
onderwijsperiode
een periode van 10 weken. Een studiejaar kan uit 5 e onderwijsperioden bestaan, waarvan de 5 periode de maanden juli en augustus betreffen.
cc.
OSC
Onderwijs Service Centrum. Deel van de organisatie waar de studievoortgang wordt geregistreerd in het studentendossier.
dd.
opleiding
een samenhangend geheel van onderwijseenheden zoals bedoeld in artikel 7.3 WHW, leidend tot een erkend bachelorgetuigschrift als bedoeld in de WHW.
ee. a
portfolio
een verzamelbestand –eventueel in digitale vorm- als dat volgens het opleidingsspecifieke deel van de OER is vereist. Wordt opgebouwd en bijgehouden door de student gedurende zijn opleiding en omvat onder andere: a. reflecties en het bewijsmateriaal voor beheersing van de opleidingscompetenties en/of onderwijseenheden; b. het persoonlijk ontwikkelingsplan met eventuele afspraken over individuele leertrajecten; c. het persoonlijk actieplan (gericht op de korte termijn); 5
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
d.
de besluiten en conclusies van de individuele- en groepsgesprekken met de studiebegeleider.
De student is verantwoordelijk voor een goed beheer van zijn portfolio. De student stelt (een deel van) het portfolio beschikbaar voor het onderwijs, een accreditatie of een toets. Op het portfolio is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. ff.
professionaliseringsbekwaam
kwalificatie die aangeeft dat de student met goed gevolg de tweede fase van de opleiding heeft afgerond waarin hij werkte aan het dragen van een grotere verantwoordelijkheid bij het vormgeven en succesvol realiseren van zijn eigen studietraject.
gg.
semester
eerste (periode 1 of 2) of tweede helft (periode 3 en 4) van een studiejaar van elk 30 EC.
hh.
stage:
een onderwijseenheid waarin de student op basis van een overeenkomst tussen de hogeschool, de werkgever en de student, werkzaam is in de praktijk om de competenties te verwezenlijken. Een opleiding kan meerdere stageperioden omvatten.
ii.
startbekwaam:
kwalificatie die aangeeft dat de student met goed gevolg de laatste fase van de opleiding heeft afgerond, waarin hij werkte aan het beheersen van de vereiste competenties op het eindniveau van de bachelor.
jj.
studentendossier
het dossier dat voor elke student digitaal en/of fysiek wordt bijgehouden door het OSC. Het is in eigendom van de hogeschool. In het studentendossier worden besluiten, brieven, resultaten en andere zaken die betrekking hebben op de student opgeslagen en beheerd. Op het studentendossier is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing.
kk.
studentenstatuut
(voorheen Studiegids) het Studentenstatuut omvat een algemeen (instellingsspecifiek) deel met een beschrijving van de rechten (rechtsbescherming) en verplichtingen van studenten en een opleidingsspecifiek deel met een beschrijving van de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs.
ll.
studiebegeleiding
elke opleiding biedt de student studiebegeleiding aan. Waar de studiebegeleiding uit bestaat is per opleiding uitgewerkt in het opleidingsspecifieke deel van de OER.
mm.
studielast
de totale nominale studielast die van een bacheloropleiding 240 credits en van een Ad-programma 120 credits bedraagt, gebaseerd op het European Credit Transfer and Accumulation System (ECTS). Bij een nominaal opleidingstraject van een bacheloropleiding is deze verdeeld over vier studiejaren van elk 42 weken van 60 credits, waarbij 60 credits gelijk staan aan 1.680 uren studiebelasting van een gemiddelde student.
nn.
toets
het onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden, (beroeps)houding en reflectie ter afsluiting van een onderwijseenheid, met inbegrip van de beoordeling van de uitkomst van dat onderzoek. Toets is gelijk aan het in de WHW gehanteerde begrip tentamen. Een toets heeft de volgende vormen, die in het opleidingsspecifiek deel per toets zijn aangegeven:
a.
schriftelijk
de beantwoording van de toetsvragen of uitvoeren van de opdracht gebeurt schriftelijk of digitaal; 6
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
2.
3. 4.
5.
6.
mondeling
beantwoording van de toetsvragen door middel van het gesprek tussen de examinator en de student.
c.
andere wijze
de beantwoording van de toets of uitvoering van de toetsopdracht vindt plaats door het verrichten van handelingen, eventueel in combinatie met een schriftelijke en/of mondelinge component (groepsprojecten, scripties, portfolio’s, individuele- of groepspresentaties, uitvoeringen gericht op vaardigheden zoals toneel- of muziekvoorstellingen en –uitvoeringen).
oo.
toetscriteria
niveaubeschrijving waarmee de beheersing van de vereiste kennis, inzicht, vaardigheden, houding en reflectie kan worden aangetoond.
pp.
uitstroomprofiel
een beperkte specialisatie, waarbij de student breed is opgeleid en zich profileert in het beroepenveld. Een uitstroomprofiel wordt niet op het getuigschrift vermeld.
qq.
vrijstelling
de op naam gestelde, schriftelijke, ondertekende en gedagtekende verklaring van de voor de opleiding bevoegde examencommissie, inhoudende dat desbetreffende student is vrijgesteld van het afleggen van de toets van de in de verklaring genoemde onderwijseenheid. Een vrijstelling kent een beperkte geldigheidsduur, beschreven in artikel 32 van de OER.
rr.
werkdagen
maandag tot en met vrijdag, uitgezonderd de door de overheid erkende officiële feestdagen en/of de dagen waarop de hogeschool is gesloten zoals deze sluitingsdagen zijn opgenomen in het jaarrooster.
ss.
WHW
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Artikel 3 1.
b.
Algemene bepalingen
De functies en beroepen waarvoor een Bacheloropleiding en een Ad-programma daarbinnen opleidt, zijn beschreven in het opleidingsspecifieke deel van de OER. Elke opleiding en Ad-programma daarbinnen, richt zich op de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied van kennis, houding, inzicht en vaardigheden, waarover de student bij afstuderen dient te beschikken. Deze doelstellingen zijn uitgedrukt in competenties die zijn opgenomen in het opleidingsspecifieke deel van de OER, zoals bepaald in de artikelen 19, 20 en 21. De studielast van elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in gehele credits. Onderwijseenheden in de propedeutische fase en het eerste jaar van het Ad-programma worden afgerond met een toets in de periode waarin zij valt. In de hoofdfase kan een onderwijseenheid over periode of een semester worden aangeboden en met een toets afgerond. Het onderwijs van de opleiding kan de volgende indeling betreffen, uitgewerkt in het opleidingsspecifieke deel: a. (oude) onderwijsstructuur: i. major en minor, ii. verbredende differentiatieminoren, iii. verdiepende differentiatieminoren, iv. afstudeerrichtingen. b. (nieuwe) onderwijsstructuur: v. keuzeonderwijs, vi. uitstroomprofielen, vii. basisprogramma, viii. afstudeerrichtingen. In het opleidingsspecifieke deel van de OER worden per opleiding de onderwijseenheden en de toetsen per onderwijsperiode aangegeven. Ook die van de onder lid 5 genoemde onderdelen.
7
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 4 1. 2.
3.
4.
5.
De algemene vooropleidingseisen en toelatingseisen zijn die zoals bedoeld in Titel 2 van hoofdstuk 7 van de WHW en zijn nader omschreven in het Inschrijvingsreglement van Hogeschool Inholland. Onderdeel van het in het eerste lid bedoelde Inschrijvingsreglement zijn de vooropleidings- en toelatingseisen voor niet EU-studenten en eisen die worden gesteld aan hen die zich inschrijven voor een opleidingsvariant die geheel of deels in de Engelse taal wordt verzorgd. Het bureau Toelatingsonderzoeken geeft namens de toelatingscommissie voor het toelatingsonderzoek 21+ vrijstellingen voor personen van 21 jaar of ouder, die niet voldoen aan de gestelde vooropleidingseisen. Indien, door middel van een onderzoek, blijk is gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal om het onderwijs in de opleiding met goed gevolg te kunnen volgen wordt toestemming gegeven om zich voor de opleiding in te schrijven. De toelatingscommissie stelt een nadere regeling vast voor het afnemen van 21+ onderzoeken. De in de vorige volzin bedoelde regeling is verkrijgbaar bij bureau Toelatingsonderzoeken en toegankelijk via Insite. Indien voor de deeltijdse of duale vorm van de opleiding eisen gelden betreffende het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van de opleiding, zijn de onderwijseenheden waarbij die werkkring noodzakelijk of mogelijk is, in het opleidingsspecifieke deel van de OER aangemerkt en nader omschreven. Aanvullende toelatingseisen tot een opleiding zijn opgenomen in het opleidingsspecifieke deel van de OER.
Artikel 5 1.
2.
3.
4. 5.
2. 3. 4.
5.
6. 7. 8.
Taalbegeleiding van anderstaligen
Het onderwijs wordt gegeven en toetsen worden afgenomen in het Nederlands, tenzij in het opleidingsspecifieke deel van de OER is bepaald dat een opleiding, onderwijseenheid of de toets in een andere taal plaatsvindt. Studenten met een buitenlands diploma, maar ook studenten met een diploma van Curaçao, Sint Maarten, Aruba of de BES-eilanden (Bonaire, Eustatius en Saba), dienen bij een opleiding in de Nederlandse taal aan te tonen dat de Nederlandse taal voldoende wordt beheerst voor het goed kunnen deelnemen aan het onderwijs. De eis waaraan moet worden voldaan is minimaal de beheersing op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader. Als de student niet voldoet aan het vereiste taalniveau, zoals omschreven in lid 2, is het volgen van het taalbegeleidingsprogramma verplicht. De student wordt door de domeindirecteur over het taalbegeleidingsprogramma geïnformeerd en daarvoor uitgenodigd. De domeindirecteur informeert de examencommissie over de deelname van de student aan het programma. De student volgt het taalbegeleidingsprogramma gedurende zijn eerste twee inschrijvingsjaren. Het programma omvat per studiejaar maximaal 5 EC extra-curriculair. De student ontvangt bij afsluiting met goed gevolg van het taalbegeleidingsprogramma een certificaat. Zolang het certificaat niet is behaald, bestaat geen toegang tot de onderwijseenheden die behoren tot de hoofdfase van de opleiding, tenzij de examencommissie hem daarvoor dispensatie verleent.
Artikel 6 1.
Toelatingseisen
Vormen en inrichting van de opleidingen
In het opleidingenoverzicht in het Studentenstatuut of op Insite is vastgelegd welke opleidingen en Adprogramma’s in welke vorm of variant door Hogeschool Inholland worden aangeboden. Een bacheloropleiding kan worden aangeboden in de voltijdse, deeltijdse of duale vorm. Een opleiding kan worden aangeboden in een Engelstalige variant en in een experimentele variant zoals bedoeld in artikel 1.7a WHW. De opbouw van het onderwijsprogramma en de inhoud van de onderwijseenheden van de drie genoemde vormen kunnen van elkaar afwijken. Dit kan ook het geval zijn bij een Engelstalige variant ten opzichte van het programma in de Nederlandse taal. Overstappen bij een herinschrijving naar een andere opleidingsvorm of variant is toegestaan indien aan de voorwaarden voor inschrijving daaraan is voldaan. Alsdan blijven de behaalde credits en cijfers geldig. In afwijking van de vorige volzin kan de examencommissie aan de student, die overstapt, nadere voorwaarden verbinden indien daartoe onderwijsinhoudelijke redenen bestaan. Opleidingen zijn verdeeld in een propedeutische fase en een hoofdfase. Een AD-programma kent een eerste jaar en een tweede jaar. Gemeenschappelijke propedeutische fases zijn mogelijk en worden, indien van toepassing, beschreven in het opleidingsspecifieke deel van de OER. Een Ad-programma binnen een opleiding heeft een studiebelasting van 120 credits, vormt een samenhangend geheel en heeft een eigen arbeidsmarktrelevantie. 8
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
9.
Voor de student die het Ad-programma heeft afgerond en het bachelorgetuigschrift wil behalen van de opleiding waartoe het Ad-programma behoort, heeft dit aansluitende bachelorprogramma een omvang van 120 credits.
Artikel 7 1. 2
3 4
5 6 7.
Voor deelname aan onderwijseenheden volgens het onderwijsprogramma (jaarprogramma) van een opleiding is geen aanmelding vereist. Deelname aan een onderwijseenheid, die afwijkt van het onderwijsprogramma (jaarprogramma) van een opleiding, is mogelijk, tenzij er een verplichte onderwijseenheid eerder moet zijn afgerond. De student dient hiervoor een verzoek in bij de examencommissie. Via het digitale platform Insite wordt kenbaar gemaakt wanneer de aanmelding voor een van het onderwijsprogramma afwijkende onderwijseenheid moet plaatsvinden. De student ontvangt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee weken voor de datum waarop de betreffende onderwijseenheid begint, bericht of hij daaraan kan deelnemen. Bij teveel aanmeldingen worden studenten geplaatst in de volgorde van aanmelding. De student dient zich tijdig af te melden, indien hij voornemens is niet deel te nemen aan de onderwijseenheid. In het opleidingsspecifieke deel van de OER kunnen, voor de aanmelding van onderwijseenheden, differentiatieminoren en keuzeonderwijs, nadere eisen worden gesteld. Een student in de propedeutische fase kan onder opgave van redenen de examencommissie verzoeken om toegelaten te worden tot bepaalde onderwijseenheden, inclusief de bijbehorende toetsen, van de hoofdfase, mits niet strijdig met bepalingen die in het opleidingsspecifieke deel beschreven zijn. De examencommissie beslist binnen acht weken voor aanvang van de onderwijseenheid op het verzoek.
Artikel 8 1.
2.
2.
3.
Deelname aan de stage
De student behoeft voor de aanvang van zijn stage toestemming van de stagecoördinator. Voor de stage bestaat deze uit de schriftelijke stageovereenkomst tussen de stagiair/afstudeerder, de hogeschool en de stagebiedende instelling, tenzij anders is geregeld in het opleidingsspecifieke deel. Tegen de beslissing: - niet in aanmerking te komen voor een, vanuit de opleiding, beschikbare stageplaats; - geen toestemming te verlenen voor een door de student voorgestelde stageplaats; - van het afkeuren van het plan van aanpak voor de stage; - van het niet instemmen met bijkomende voorwaarden, kan de student bezwaar maken bij de adviescommissie Bezwaarschriften (zie hoofdstuk 3.8 van het Studentenstatuut).
Artikel 8a 1.
Deelname aan onderwijseenheden
Deelname aan differentiatieminor, keuzeonderwijs, afstudeerrichting en uitstroomprofiel
In het opleidingsspecifieke deel staan de differentiatieminoren, onderwijseenheden, de programma’s van afstudeerrichtingen en de uitstroomprofielen waar de student van een opleiding uit kan kiezen. Specifieke eisen voor de keuze, waaronder de termijn waarbinnen moet worden gekozen, staan eveneens vermeld in het opleidingsspecifieke deel. Voor de differentiatieminoren kan ook volstaan worden met een lijst van te kiezen differentiatieminoren met een verwijzing naar de betreffende beschrijvingen op het digitale platform Insite. De student kiest een differentiatieminor of een keuze-onderwijseenheid aangeboden door zijn eigen opleiding, door een andere opleiding binnen de hogeschool, door een andere instelling voor hoger onderwijs die is aangesloten bij Kies Op Maat (www.kiesopmaat.nl) of door een buitenlandse instelling voor hoger onderwijs. De examencommissie dient de keuze van de student goed te keuren. Artikel 36 (nationale en internationale mobiliteit) is eveneens van toepassing. Indien de keuze voor een minor of het keuzeonderwijs van de student niet door de eigen opleiding wordt aangeboden overlegt de student dit met de studiebegeleider. Een gemotiveerd verzoek voor de keuze legt de student voor aan de examencommissie. In zijn motivatie besteedt de student aandacht aan de vraag hoe zijn keuze aansluit op het profiel van zijn opleiding wat betreft: i. de competenties; ii. de beroepstaken en functies waarvoor de opleiding opleidt; iii. de context waarin de taken en functies uitgevoerd moeten worden; iv. het niveau van de minor, in relatie tot de fase van de opleiding waarin het is geplaatst; 9
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
4.
5.
v. hoe zijn keuze zich verhoudt tot zijn persoonlijke ambitie. De examencommissie beslist binnen zes weken gemotiveerd op een in het derde lid bedoeld verzoek en zendt een afschrift daarvan aan de student. Tegen een in de vorige volzin bedoeld besluit staat beroep open bij het College van beroep voor de examens (CBE) via de balie klachten en geschillen. Wijziging van keuze van de differentiatieminor of keuze-onderwijseenheid kan tot twee weken voor aanvang van de betreffende onderwijsperiode. Hiervoor wordt dezelfde procedure doorlopen als bij de keuze van de differentiatieminor.
Artikel 8b 1. 2. 3. 4. 5.
6.
7.
8.
9.
10.
Plaatsing voor differentiatieminoren en keuzeonderwijs
Bij tijdige en juiste aanmelding voor een differentiatieminor of keuzeonderwijs wordt de student geplaatst, tenzij sprake is van teveel of te weinig aanmeldingen. Het bericht van plaatsing of van teveel of te weinig aanmeldingen wordt uiterlijk vier weken voor de start van de differentiatieminor of het keuzeonderwijs verstuurd aan de student. Bij niet-plaatsing maakt de student binnen de in het plaatsingsbericht gegeven termijn een nieuwe keuze kenbaar. Indien de student al eerder was toegelaten tot een differentiatieminor of keuzeonderwijs, maar niet is gestart, dan geeft hij opnieuw zijn keuze door. Hij vermeldt dan als motivatie: ‘eerder toegelaten’. Indien de student niet tijdig zijn keuze heeft gemaakt, is het mogelijk dat hij in een door de examencommissie aangewezen differentiatieminor of een onderwijseenheid van het keuzeonderwijs wordt geplaatst. Het in het tweede lid bedoelde plaatsingsbericht bevat de mededeling op welke wijze de student kan verzoeken in een andere differentiatieminor of keuzeonderwijs te worden geplaatst en welke keuzes hem daartoe nog openstaan. Dit verzoek kan worden gedaan tot uiterlijk twee weken voordat het onderwijs van de desbetreffende minor of het keuzeonderwijs begint. Indien zich minder dan een minimum aantal, zoals in het opleidingsspecifieke deel is bepaald, studenten voor een differentiatieminor of het keuzeonderwijs heeft ingeschreven, kan de domeindirecteur van de aanbiedende opleiding(en) besluiten het betreffende onderwijs niet uit te voeren. In dat geval biedt hij de daarmee getroffen studenten alternatieven aan, waaronder begrepen een plaats op de in het negende lid bedoelde voorrangslijst, en indien mogelijk een aanbod om dezelfde of een verwante differentiatieminor of keuzeonderwijs op een andere locatie te volgen. Indien voor een differentiatieminor of keuzeonderwijs teveel studenten zich hebben aangemeld biedt de domeindirecteur de student alternatieven aan, waaronder een plaats op de in het negende lid bedoelde voorrangslijst en indien mogelijk een aanbod om dezelfde of een verwante differentiatieminor of keuzeonderwijs op een andere locatie te volgen. Het bepaalde in het zesde lid is van overeenkomstige toepassing op hen die niet direct zijn geplaatst. De door teveel of te weinig aanmeldingen getroffen studenten kunnen een verzoek indienen om voor de eerstvolgende uitvoering van de differentiatieminor of het keuzeonderwijs op de wachtlijst te worden geplaatst. Indien dan wederom sprake is van teveel aanmeldingen, geldt voor hun voorrangsplaatsing op basis van de datum en het tijdstip van hun oorspronkelijke aanmelding. In afwijking van het overigens in dit artikel bepaalde kunnen studenten die extra differentiatieminoren of keuzeonderwijs volgen, in volgorde van aanmelding achteraan de plaatsingsvolgorde worden geplaatst.
10
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.2
Studiebegeleiding en studieadvies
Artikel 9 1. 2. 3.
4.
5.
De domeindirecteur is verantwoordelijk voor de studiebegeleiding van de studenten aan de opleidingen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. De studiebegeleiding is verplicht onderdeel van de opleiding en sluit aan bij de studiefase van de student. De studiebegeleiding is uitgewerkt in het opleidingsspecifieke deel, maar omvat tenminste: a. de zorg voor begeleiding bij de studiekeuzes; b. de studievoortgang bedoeld in artikel 10; c. het studieadvies bedoeld in artikel 12; d. begeleiding rond een bindend afwijzend studieadvies bedoeld in artikel 13 en volgend; De studiebegeleider besteedt bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid, waarvan de deelname aan het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid (art. 7.34 lid 1 onder e WHW). De studiebegeleidingsgesprekken, afspraken daarin gemaakt, afspraken in relatie tot het studeren met een functiebeperking en het beoefenen van topsport, worden door de studiebegeleider vastgelegd en ondertekend en opgeslagen in het studentendossier van de student. De student ontvangt een afschrift van deze verslagen en afspraken.
Artikel 10 1. 2. 3.
4.
5.
2.
3.
4. 5.
Studievoortgang en cijfercorrectie
Het Onderwijs Service Centrum (OSC) of examinator registreert de studieresultaten op basis van de door de examinatoren vastgestelde toetsuitslag. De toetsresultaten worden opgenomen in het studievolgsysteem (Peoplesoft) dat de student kan raadplegen. Indien een uitslag in het studievolgsysteem niet overeenstemt met het cijfer van de toets, het beoordelingsformulier of het cijferregistratieformulier, verzoekt de student binnen vier weken na inzage aan het OSC om correctie door middel van een cijfercorrectieformulier, onder toevoeging van een handtekening van de examinator. Het OSC controleert bij de betreffende examinator of het verzoek juist is en rapporteert aan de examencommissie. Indien een uitslag van een mondelinge toets in het studievolgsysteem niet overeenstemt met het cijfer op het cijferregistratieformulier, verzoekt de student binnen 4 weken na bekendmaking in het studievolgsysteem aan het OSC om correctie door middel van een cijfercorrectieformulier, onder toevoeging van een handtekening van de examinator. Het OSC controleert bij de betreffende examinator of het verzoek juist is en rapporteert aan de examencommissie. Tegen een niet-doorgevoerde correctie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld bij het College van beroep voor de examens (CBE) via de balie klachten en geschillen.
Artikel 11 1.
Studiebegeleiding
Studieachterstand en waarschuwing
Wanneer een student in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase of het Ad-programma een studieachterstand heeft als gevolg waarvan hij rekening moet houden met een studieadvies waaraan een afwijzing is verbonden als bedoeld in artikel 13, ontvangt hij van de domeindirecteur, onder wiens verantwoordelijkheid de opleiding valt, een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in artikel 7.8b, vierde lid, WHW. De in het eerste lid bedoelde waarschuwing wordt uiterlijk op 1 maart verzonden, maar in ieder geval niet eerder dan na afloop van de tweede onderwijsperiode. De waarschuwing bevat het totaal aantal behaalde credits van de volledig afgeronde onderwijseenheden tot en met tweede periode, alsmede een overzicht van de credits die nog moeten worden behaald en de uiterste datum waarop deze credits moeten zijn behaald. Aan een student uit de in artikel 2 onder q bedoelde februari-instroom, wordt de in het tweede lid bedoelde waarschuwing uiterlijk op 31 juli van zijn eerste jaar van inschrijving verzonden, in ieder geval niet eerder dan na afloop van zijn tweede onderwijsperiode. Zonder de in het tweede en derde lid bedoelde waarschuwing, waaraan een termijn is verbonden als bedoeld in lid 5, kan geen bindend afwijzend studieadvies worden gegeven. De in het tweede en derde lid bedoelde termijn is mede afhankelijk van de periode waarin het onderwijs van de betreffende onderwijseenheden van de propedeutische fase wordt verzorgd en de daaraan verbonden 11
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
6.
toetsen plaatsvinden. Het opleidingsspecifieke deel van de OER kan aangepaste onderwijsvoorzieningen bevatten voor studenten die een in het tweede en derde lid bedoelde waarschuwing ontvingen.
Artikel 11a 1.
2.
3.
Onverminderd het in de OER bepaalde over studievoortgang, studieadvies en bindend studieadvies en de regels voor studenten die op basis van het Profileringsfonds een kennisbeurs van de hogeschool ontvangen, geldt voor studenten die vallen onder de reikwijdte van de ‘Gedragscode internationale student in het Nederlands hoger onderwijs’, de studenten niet afkomstig uit een Lidstaat van de Europese economische ruimte (EER) of Zwitserland, dat: a. de domeindirecteur jaarlijks na afloop van de tweede onderwijsperiode en de vierde onderwijsperiode de studievoortgang van de in de aanhef bedoelde student vaststelt; b. als voldoende studievoortgang in een studiejaar wordt aangemerkt minimaal 15 behaalde credits in het eerste semester (de eerste twee onderwijsperioden) en minimaal 30 credits in het gehele studiejaar. De eventuele studieachterstand wordt door de studiebegeleider met de student besproken. Indien blijkt dat er persoonlijke omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 17, wordt in redelijkheid een bindende afspraak gemaakt om de studieachterstand op de door de Gedragscode geëiste norm zo snel mogelijk in te lopen. Indien de domeindirecteur na afloop van het studiejaar vaststelt dat een in het eerste lid bedoelde student geen enkel onderwijs meer volgt of het vereiste niveau niet aankan, hetgeen slechts kan blijken uit het niet halen van de voor hem geldende voortgangsnorm, wordt zijn inschrijving door de domeindirecteur niet verlengd en wordt hij door de hogeschool afgemeld bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst, tenzij lid 2 op deze student van toepassing is.
Artikel 12 1.
2.
2.
3.
4.
5.
6.
Studieadvies
Aan het eind van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase of voor het Ad-programma, ontvangt de student van de domeindirecteur een schriftelijk advies over de voortzetting van de opleiding. Het advies is gebaseerd op de resultaten die geregistreerd zijn in het studievolgsysteem. Voor de student die in september is ingestroomd in zijn eerste jaar loopt de termijn als genoemd in lid 1 van dit artikel tot 31 juli van dat eerste studiejaar. Voor de student die in februari is ingestroomd in zijn eerste jaar loopt deze termijn tot 1 maart van het daaropvolgende jaar.
Artikel 13 1.
Studievoortgang en de internationale student
Bindend afwijzend studieadvies (BSA)
Indien de student aan een bacheloropleiding of een Ad-programma niet tijdig heeft voldaan aan de voor hem geldende minimumvoortgangsnorm, wordt aan het studieadvies bedoeld in artikel 12, een afwijzing verbonden, tenzij diens persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 17 zich daartegen verzetten. Een in de vorige volzin bedoelde bindend afwijzend studieadvies geldt voor alle opleidingen die de desbetreffende propedeutische fase gemeen hebben. Van de te behalen credits van de propedeutische fase of het eerste jaar van het Ad-programma moet, voor alle opleidingen binnen Hogeschool Inholland, de student tenminste vijfenveertig (45) (kwantitatieve norm) hebben behaald aan het eind van het eerste jaar van inschrijving. In het opleidingsspecifieke deel van de OER kan een opleiding de, in het tweede lid genoemde minimum generieke norm van vijfenveertig (45) credits, op een hoger aantal credits vaststellen met een maximum van 50 credits. In het opleidingsspecifieke deel van de OER zijn de onderwijseenheden beschreven die aan het eind van het eerste jaar van inschrijving met goed gevolg moeten zijn afgerond (kwalitatieve norm). De kwalitatieve norm is minimaal vijf en maximaal tien credits aan onderwijseenheden. Bij toegekende vrijstellingen worden voor het bepalen van de bsa-norm voor de student de vrijstellingen verrekend met de, voor de propedeutische fase, geldende norm van 60 credits. Voor het einde van het eerste jaar van inschrijving moet de student bij de generieke bsa-norm van 45 credits 75% van het resterend aantal credits van het propedeuseprogramma hebben behaald (afgerond naar boven op hele credits). Indien de bsa-norm door een opleiding in het opleidingsspecifieke deel hoger is gesteld, stijgt het percentage naar rato tot maximaal 83%. Voordat een bindend afwijzend studieadvies wordt gegeven, wordt de student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Tijdens het horen wordt in ieder geval de juistheid van het overzicht van de behaalde studieresultaten besproken en wordt bezien of er persoonlijke omstandigheden dienen mee te wegen. Indien de student geen gehoor geeft aan de uitnodiging voor het horen, wordt hiervan aantekening in zijn 12
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
studentendossier gemaakt, met inbegrip van de tijdstippen en wijzen van oproeping. Artikel 14
Bindend afwijzend studieadvies na overstappen
Na het overstappen naar een andere opleiding binnen de hogeschool geldt het bepaalde in artikel 13 opnieuw.
Artikel 15 1.
2.
Bindend afwijzend studieadvies na herinschrijving
Indien de student zich uitschrijft voor de opleiding en als gevolg van het tijdstip van de uitschrijving geen waarschuwing of een bindend studieadvies heeft gekregen, geldt het bepaalde in de artikelen 11, 12 en 13 opnieuw bij herinschrijving voor dezelfde opleiding. Voor de student die zich uitschrijft na ontvangst van een waarschuwing, maar nog geen bindend studieadvies heeft gekregen en zich vervolgens voor het nieuwe studiejaar inschrijft voor dezelfde opleiding, geldt dat de termijn als gesteld in de waarschuwing opnieuw gaat lopen op het moment van herinschrijving. Haalt hij binnen deze termijn niet de norm, dan volgt een bindend afwijzend studieadvies. Als hij de norm wel haalt volgt een studieadvies.
Artikel 16
Verzoek herziening van het bindend afwijzend studieadvies
Indien de student voor een opleiding of Ad-programma een bindend studieadvies heeft ontvangen, kan hij vragen deze afwijzing te herzien. Dit wordt alleen gehonoreerd als minimaal twaalf maanden zijn verstreken, gerekend vanaf het moment dat de inschrijving is geëindigd als gevolg van de afwijzing en indien de student bij de domeindirecteur aannemelijk kan maken dat hij die opleiding of Ad-programma nu wel met succes zal kunnen volgen en afronden. De domeindirecteur raadpleegt, indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, het studentendecanaat alvorens te beslissen. Tegen de beslissing kan binnen zes weken beroep worden ingesteld bij het college van beroep voor de examens (CBE) via de balie klachten en geschillen
Artikel 17 1.
2.
3.
4.
5.
Persoonlijke omstandigheden bij bindend afwijzend studieadvies
Indien een omstandigheid als bedoeld in het vijfde lid zich voordoet, doet de student daarvan zo spoedig mogelijk melding bij het studentendecanaat onder opgave van: i het tijdstip van de melding; ii de periode waarin de omstandigheid zich voordoet of voordeed; iii een omschrijving van de omstandigheid en de ernst ervan, met overlegging van bewijsstukken; iv de mate waarin hij niet aan het onderwijs of toets kan deelnemen of heeft kunnen deelnemen. De melding wordt opgenomen in het gespreksregistratiesysteem van het studentendecanaat. Als er naar het oordeel van de studentendecaan sprake is van een omstandigheid zoals beschreven in het 5e lid en als de omstandigheid heeft geleid tot studievertraging of zal leiden tot studievertraging, stelt de studentendecaan een meldingsformulier op waarin opgenomen de in het vorige lid onder i t/m iv genoemde onderwerpen en een advies aan student en/of opleiding. De aard van de omstandigheden en de overlegde bewijsstukken worden in overleg met de student als vertrouwelijk geregistreerd. Indien een student als gevolg van persoonlijke omstandigheden niet aan de voortgangsnorm in het kader van het BSA kan voldoen, kan hij gedurende het studiejaar aan de domeindirecteur vrage n een afwijkende studievoortgangsregeling vast te stellen. Hierbij overlegt de student het meldingsformulier van de studentendecanen. De domeindirecteur vraagt advies aan de studiebegeleider van de student en de studentendecaan alvorens een besluit te nemen. Voordat de domeindirecteur overgaat tot een bindend afwijzend studieadvies wordt bij het studentendecanaat advies gevraagd over die studenten waarvoor nog geen afwijkende studievoortgangsregeling is vastgesteld. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden bekend bij de studentendecaan, wordt bij de beslissing om tot een afwijzing over te gaan het meldingsformulier van persoonlijke omstandigheden en het advies van de studentendecaan meegewogen. De studiebegeleider wordt geraadpleegd over de studievoortgang en geschiktheid van de student voor de opleiding. De domeindirecteur kan vervolgens alsnog besluiten tot een afwijkende studievoortgangsregeling en deze schriftelijk vaststellen. Als persoonlijke omstandigheden in de zin van dit artikel worden uitsluitend aangemerkt: a. ziekte van de student; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student; 13
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
c. d. e.
6.
7.
zwangerschap van de studente; bijzondere familieomstandigheden; het lidmaatschap van een medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie van de hogeschool; f. het lidmaatschap van een accreditatiecommissie bedoeld in hoofdstuk 5a van de WHW; g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie die door de minister is aangewezen in het kader van de Regeling administratieve bepalingen landelijke afstudeersteun hoger onderwijs; h. individueel bepaalde andere persoonlijke omstandigheden en andere in individuele gevallen omschreven activiteiten met een algemeen maatschappelijk nut of in het belang van de hogeschool, zulks, met inachtneming van de richtlijnen van het college van bestuur, ter bepaling van de domeindirecteur. Indien persoonlijke omstandigheden zijn vastgesteld, past de student in overleg met zijn studiebegeleider zijn persoonlijk actieplan aan, om de vertraging voortvloeiend uit de gemelde persoonlijke omstandigheid, te beperken dan wel te voorkomen. De in de eerste volzin bedoelde aanpassing vindt plaats binnen zes weken na de vaststelling van de persoonlijke omstandigheden, tenzij die omstandigheden dit onmogelijk maken. Beslissingen genomen op grond van dit artikel kunnen op geen enkele wijze besluiten in het kader van de langstudeerdersmaatregel beïnvloeden.
Artikel 18
Vertrouwelijkheid
Allen die kennis nemen van een melding van persoonlijke omstandigheden, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, behandelen deze vertrouwelijk en uitsluitend binnen de functie voor het uitvoeren van de regelingen in het Studentenstatuut. Het vragen van advies door de opleiding bij het studentendecanaat als bedoeld in artikel 13 en het eventueel vragen van een nadere toelichting, gebeurt met inachtneming van de door de student aan het studentendecanaat gevraagde vertrouwelijke behandeling en binnen de grenzen van de functie van de studentendecaan.
14
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.3
Inrichting propedeutische fase, Ad-programma en postpropedeutische fase
Artikel 19
Competenties, Dublin-descriptoren en de hbo-kwalificaties
In het opleidingsspecifieke deel van de OER zijn de opleidingscompetenties beschreven, die zijn afgeleid van de landelijke beroepsprofielen, ofwel de competenties voor het Ad-programma. Deze competenties zijn gekoppeld aan de Dublin-descriptoren en aan de kernkwalificaties van de HBO-raad of landelijke beroepsprofielen. Indien sprake is van wettelijke beroepsvereisten zijn deze eveneens daar beschreven. De competenties zijn per opleiding nader uitgewerkt in een competentietabel in het opleidingsspecifieke deel van de OER, volgens het format dat als bijlage 1 is bijgevoegd.
Artikel 20 1.
2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
9.
10.
11.
12.
Inrichting van de opleiding: propedeutische fase, Ad-programma, hoofdfase
De propedeutische fase en het eerste jaar van het Ad-programma hebben als algemeen doel het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding en vereiste competenties, en dienen de functies van oriëntatie, verwijzing en selectie. Het opleidingsspecifieke deel van de OER omvat voor elk opleidingsjaar en periode, een overzicht van onderwijseenheden met gebruikmaking van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde modellen. De onderwijseenheden en de toetsen waarmee deze worden afgesloten waaraan niet mag worden deelgenomen alvorens de toetsen van een of meerdere andere onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, zijn in de modellen van het opleidingsspecifieke deel van de OER aangegeven. Per onderwijseenheid is vermeld of die tot het verplichte deel van de opleiding behoort ofwel een keuzeonderdeel is. Per onderwijseenheid is bovendien vermeld of er verplichte onderwijsactiviteiten zijn waar de student aan moet deelnemen alvorens het recht te krijgen om de toets van de onderwijseenheid af te leggen. De competenties van de in voltijdse-, deeltijdse- en duale vorm aangeboden opleidingen stemmen volledig overeen. De studielast van de in voltijdse-, deeltijdse- en duale vorm aangeboden opleidingen is gelijk. Indien in het opleidingsspecifieke deel van de OER eisen zijn gesteld aan de werkkring bij de duale of deeltijdse vorm, wordt dit daarbij vermeld,en wijst per eis tevens de onderwijseenheid aan waarop de werkzaamheden betrekking hebben. De examencommissie van de opleiding bepaalt of door de student aan de in de vorige volzin bedoelde werkkringeisen wordt voldaan. De studielast van de in duale vorm aangeboden opleiding inclusief de perioden van beroepsuitoefening wordt uitgedrukt in credits en is gelijk aan die van de voltijdse vorm. Kenmerk van een duale vorm is dat een deel van de vereiste competenties wordt verworven door beroepsuitoefening. In de in het tweede lid bedoelde modellen voor het opleidingsspecifieke deel van de OER zijn de onderwijseenheden aangeduid die in ieder geval behoren tot het onderwijsdeel van de in duale vorm verzorgde opleiding. Onverminderd het bepaalde in het achtste tot en met het tiende lid, wordt na overleg tussen student, werkgever en de opleiding door de examencommissie vastgesteld uit welke onderwijseenheden het deel beroepsuitoefening van de duale opleiding bestaat. De bedoelde vaststelling is onderdeel van de in het twaalfde lid bedoelde tripartiete overeenkomst. Alvorens een duale opleiding wordt aangevangen sluiten de hogeschool, de desbetreffende student en de werkgever van de student een tripartiete leer-werk-overeenkomst waarin met inachtneming van de artikelleden 9 tot en met 12 ten minste nader zijn geregeld: a. de onderwijseenheden waaruit de opleiding bestaat en de omvang daarvan, onderverdeeld in onderwijsdeel en deel beroepsuitoefening; b. de duur van de overeenkomst en de voorwaarden waaronder deze wordt ontbonden; c. de begeleiding door de hogeschool en de begeleiding op de werkplek door de werkgever; d. een nadere omschrijving van de te ontwikkelen competenties per onderwijseenheid van het beroepsdeel; e. de wijze van beoordeling van de resultaten in het deel beroepsuitoefening.
15
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 21 1.
2.
3.
4. 5. 6.
7.
In het opleidingsspecifieke deel van de OER is van elke opleiding de inrichting, met inbegrip van alle aangeboden vormen en de afstudeerrichtingen of uitstroomprofielen daarbinnen, beschreven door middel van de invulling van de in bijlage 2 van dit algemeen geldende OER opgenomen modellen. Het opleidingsspecifieke deel van de OER wordt vastgesteld door de domeindirecteur, na advies van de desbetreffende opleidingscommissie, advies van het management van de opleiding, advies van de desbetreffende examencommissie, en (afhankelijk van het onderwerp) advies of instemming van de daartoe bevoegde deelraad. Na vaststelling zendt de domeindirecteur het opleidingsspecifieke deel van de OER ter kennisneming aan het college van bestuur. Het college van bestuur kan binnen twintig werkdagen na de toezending de vaststelling geheel of gedeeltelijk ongedaan maken onder opgave van redenen en correctie van de onderdelen die naar haar oordeel onjuist of onterecht zijn vastgesteld. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel, wordt een besluit tot ontwikkeling of afbouw van een opleiding en diens vormen genomen door het college van bestuur. Het college van bestuur draagt zorg voor de bekendmaking van het opleidingsspecifieke deel van de OER als integraal onderdeel van de OER van de opleiding. In het opleidingsspecifieke deel van de OER kan worden bepaald welke onderwijsperioden of onderwijseenheden behoren tot de fase beroepsgeschikt, de fase professionaliseringsbekwaam of de fase startbekwaam. Het opleidingsspecifieke deel van de OER kan bijzondere bepalingen omvatten indien de opleiding wordt opgebouwd, in aanzienlijke mate wordt veranderd, anders wordt ingericht, of wordt afgebouwd.
Artikel 21a 1.
Inrichting van de opleiding: modellen voor de opleidingsspecifieke delen
Honoursprogramma
Indien een opleiding onderwijseenheden verzorgt voor een honoursprogramma, wordt in het opleidingsspecifieke deel van de OER de inhoud, positie en inbedding ervan in het honoursprogramma van Hogeschool Inholland beschreven. De toelating, de aansluiting op de opleiding, alsmede de afwijking van de het reguliere programma van de opleiding zijn in het opleidingsspecifieke deel van de OER geregeld.
16
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.4
Inhoud en afname van toetsen
Artikel 22 1. 2. 3.
4. 5.
Elke toets sluit aan op de in het opleidingsspecifieke deel beschreven onderwijseenheid met de beoogde competenties en toetscriteria en op het niveau waarop deze bereikt moeten zijn. De opdracht of vraagstelling in de toets is eenduidig en helder over de vereiste detaillering van de uitwerking. De examencommissie ziet er op toe dat de kwaliteit en de duur van de toets zodanig is dat deze voldoet aan de niveau-eisen voor het hoger beroepsonderwijs (hbo) en de studenten, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de toets te maken. De examinator stelt met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de examencommissie de beoordelingsnormen vast. De in het vierde lid bedoelde beoordelingsnormen, met uitzondering van de antwoorden, worden gepubliceerd voordat de toetsuitslagen worden bekendgemaakt en, in het geval van practica en groepsopdrachten, voordat die beginnen.
Artikel 23 1.
2. 3. 4.
Inhoud en afname van toetsen, publicatie van beoordelingsnormen
Aanmelding en afmelding van toetsen
Indien de student is toegestaan om aan een onderwijseenheid deel te nemen of onderwijseenheden in een afwijkende volgorde te volgen, wordt hij tevens automatisch geacht deel te nemen aan de afsluitende toets. In deze gevallen is de student automatisch aangemeld. Aanmelding voor een herkansing wordt per opleiding geregeld in het opleidingsspecifieke deel van de OER. De student bedoeld in het tweede lid ontvangt bericht van bevestiging van deelname aan de toets van het OSC, ofwel, onder opgave van de reden, bericht dat hij niet is gerechtigd aan de toets deel te nemen. Indien de student voornemens is om niet deel te nemen aan een toets waarvoor hij automatisch is aangemeld, meldt hij dit zo spoedig mogelijk bij het OSC.
Artikel 24
(Gereserveerd)
Artikel 25
Tijdstippen, plaats en duur van toetsen
1.
2. 3. 4. 5. 6.
Via de site van de opleiding worden in elke onderwijsperiode het toetsrooster bekend gemaakt tot uiterlijk twee weken voor aanvang van de toetsperiode. Tevens worden bij het toetsrooster, indien van toepassing, de toegestane hulpmiddelen, nadere aanwijzingen en condities waaronder de toets plaatsvindt bekend gemaakt. Bij de planning van de toetsmomenten wordt een optimale spreiding van de toetsen in acht genomen voor de studenten. Een schriftelijke toetszitting duurt maximaal honderdtachtig minuten, tenzij de examencommissie, al dan niet in een individueel geval, een langere tijd heeft vastgesteld. De duur van een mondelinge toetszitting is minimaal vijftien en maximaal zestig minuten. De examencommissie van de opleiding kan op verzoek van de anderstalige student, zoals bedoeld in artikel 5, de toetsduur met maximaal 30 minuten verlengen. In afwijking van het overigens in deze paragraaf bepaalde, kan de examencommissie de student op diens schriftelijk en gemotiveerd verzoek gelegenheid bieden een toets op een ander tijdstip of op een andere plaats af te leggen. De student dient hiertoe uiterlijk vijftien werkdagen voor de toetsdatum zijn verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie beslist na overleg met de betrokken examinator(en) op dit verzoek en stelt de student hiervan uiterlijk binnen zeven werkdagen schriftelijk op de hoogte.
Artikel 26
(Gereserveerd)
17
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 27 1. 2.
3.
4.
5.
De student wordt twee maal per studiejaar de gelegenheid geboden deel te nemen aan toetsen die zijn verbonden aan de onderwijseenheden van de opleiding. De herkansing van de voor de eerste keer in de vierde onderwijsperiode aangeboden toetsen vindt vóór het einde van diezelfde periode plaats. Herkansing van het afstuderen (afstudeeropdracht, afstudeerstage of eindgesprek) kan in periode vijf plaatsvinden. In afwijking van lid 1 kan de student een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen voor een extra mogelijkheid voor een toets bij de examencommissie. De examencommissie kan enkel in gevallen zoals omschreven in artikel 17 lid 5 en bij positief advies van de studentendecaan overgaan tot het toewijzen van een dergelijk verzoek. Indien de inhoud van de onderwijseenheid gaat wijzigen of is gewijzigd, kan de domeindirecteur na overleg met de examencommissie, besluiten dat een extra toetsgelegenheid over de bestaande onderwijseenheid wordt geboden. Indien de student om het afsluitend examen van de bacheloropleiding te behalen: a. de reguliere toetsmogelijkheden heeft benut, b. nog slechts onderwijseenheden van in totaal maximaal tien credits moet afronden, en c. de toets in de eerstvolgende onderwijsperiode niet wordt aangeboden, kan de student een verzoek voor een extra toetsmogelijkheid, eventueel in juli of augustus, indienen bij de examencommissie.
Artikel 28 1. 2. 3.
4. 5.
6. 7. 8. 9. 10.
11.
Tijdvakken en frequentie van toetsen
Vorm van toetsen en verzoeken tot afwijking
De vorm van de toets is bepaald in het opleidingsspecifiek deel van de OER. In bijzondere individuele gevallen kan de examencommissie, op schriftelijk gemotiveerd verzoek van betrokken student, besluiten dat de toets in een andere vorm plaatsvindt. De examencommissie kan op verzoek van een student met een functiebeperking besluiten dat de student in de gelegenheid wordt gesteld de toets op een zoveel mogelijk aan zijn functiebeperking aangepaste wijze af te leggen waarbij de toetscriteria en het niveau van de toets gehandhaafd blijft. Van een student met een functiebeperking kan de examencommissie, op verzoek van de student, de toetsduur met maximaal 60 minuten verlengen. Indiening van een in het derde of vierde lid bedoeld verzoek geschiedt uiterlijk aan het begin van de onderwijsperiode, is met redenen omkleed en gaat vergezeld van een schriftelijk advies van een studentendecaan en, in geval van dyslexie, met een aantekening van de studentendecaan dat een verklaring van een externe deskundige is geaccepteerd. De beslissing tot verlenging van toetstijd voor dyslectische studenten is geldig gedurende de duur van de opleiding. De examencommissie beslist zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid. Een afwijzend besluit is gemotiveerd. Tijdens een mondelinge toets wordt één student per keer getoetst. Een mondeling toets is openbaar, tenzij de examencommissie met redenen omkleed anders heeft bepaald. Mondelinge toetsen worden door twee examinatoren of een examinator en een gecommitteerde afgenomen. Eventueel is één examinator met een geluidsopname mogelijk. Van een mondeling toets wordt een procesverbaal opgemaakt dat ondertekend wordt door beide examinatoren (of gecommitteerde) en de getoetste student. Indien één examinator aanwezig is geweest moet de gemaakte geluidsopname door de examinator en student worden getekend (gewaarmerkt). Indien er een geluidsopname van een mondelinge toets is gemaakt wordt deze bewaard zoals de regeling van bewaartermijnen van de hogeschool voorschrijft.
18
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 29 1. 2.
3.
4.
5.
6. 7.
8. 9.
10.
Voor de deelname aan een toets dient de student zich te legitimeren op de wijzen welke genoemd zijn in de ‘Aanwijzing voor de toetszitting’, onderdeel van het Studentenstatuut. De examencommissie stelt voor de opleiding of bepaalde onderwijseenheden nadere regels vast ten aanzien van de goede en objectieve gang van zaken tijdens de toetsing en de in dat verband te nemen maatregelen. Door de examencommissie, examinatoren en surveillanten kunnen nadere mondelinge aanwijzingen worden gegeven indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Van deze aanwijzingen wordt een protocol opgemaakt. Zie voor nadere regels de ‘Aanwijzing voor de toetszitting’, onderdeel van het Studentenstatuut. Voor, tijdens en na een toets kunnen door de examencommissie, een examinator of een surveillant voorlopige ordemaatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen of te stoppen. Wanneer voor, tijdens of na een toets door de examinator of surveillant onregelmatigheden of fraude worden geconstateerd of vermoed, wordt dit onverwijld in een protocol vastgelegd. De examinator of de surveillant kan een student verzoeken eventuele bewijsstukken beschikbaar te stellen. Een weigering hiertoe wordt in het protocol vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld zijn opmerkingen bij het protocol kenbaar te maken welke in het protocol worden aangetekend. Het protocol wordt ondertekend door de examinator onderscheidenlijk de surveillant. De student wordt gevraagd het protocol mede te ondertekenen maar is daartoe niet verplicht. Het in de voorgaande artikelleden bedoelde protocol en eventuele bewijsstukken worden onverwijld ter beschikking gesteld aan de examencommissie en de student. Indien de examencommissie tot het oordeel komt dat sprake is van onregelmatigheden of fraude, besluit de commissie tot passende maatregelen waartoe uitsluitend kunnen behoren: a. de bevestiging van door de examinator of surveillant genomen maatregelen; b. het besluit dat voor bepaalde studenten geen uitslag wordt vastgesteld of de uitslag ongeldig wordt verklaard; c. uitsluiting van deelname voor de eerstvolgende toets voor dezelfde onderwijseenheid; d. uitsluiting van deelname aan alle toetsen voor een door de examencommissie te bepalen termijn welke niet langer is dan één jaar. Bij fraude kan de examencommissie, na raadpleging van de domeindirecteur, het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student te beëindigen. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord alvorens een beslissing als bedoeld in het zevende onderscheidenlijk achtste lid te nemen. Het college van bestuur stelt de student in de gelegenheid over een voorgenomen besluit als bedoeld in het achtste lid te worden gehoord. Van het horen wordt verslag opgemaakt. De examencommissie onderscheidenlijk het college van bestuur, stelt de student zo spoedig mogelijk op de hoogte van haar besluit. Dit besluit is schriftelijk, gemotiveerd en wijst op de mogelijkheid van beroep.
Artikel 29a 1. 2.
3. 4.
5.
Goede gang van zaken bij toetsen, onregelmatigheden en fraude
Participatie en aanwezigheidsplicht
Onvoldoende meewerken of tegenwerken in groepswerk, kan als onregelmatigheid worden aangemerkt. De docent, die de in het eerste lid bedoelde onregelmatigheid opmerkt en ondanks inspanningen geen verbetering ziet, kan de student uitsluiten van verdere deelname aan de onderwijseenheid en de afsluitende toets daarvan. De docent dient de student na de uitsluiting bij de examencommissie voor te dragen voor een formeel besluit over de uitsluiting van verdere deelname aan de onderwijseenheid. Een in de vorige volzin bedoelde voordracht wordt niet gedaan indien de onderwijs- of werkgroep of de docent zich onvoldoende hebben ingespannen om de onregelmatigheid weg te nemen. Artikel 29, negende en tiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het besluit van de examencommissie Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing voor onderwijseenheden waarbij aanwezigheid verplicht is en actieve participatie en voldoende voorbereiding vereist is en dit in het opleidingsspecifieke deel van de OER is aangegeven en beargumenteerd. Het besluit van de examencommissie tot uitsluiting van deelname aan de onderwijseenheid als bedoeld in dit artikel, heeft tot gevolg dat de eerstvolgende toets van die onderwijseenheid niet kan worden afgelegd.
19
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.5
Toetsuitslag
Artikel 30 1.
2.
3. 4.
5. 6.
7. 8. 9. 10.
11.
12.
De examinator stelt na het afnemen van een mondelinge toets of na de uitvoering van een praktijkopdracht de uitslag daarvan vast en registreert dit op het cijferregistratieformulier. De uitslag wordt mondeling medegedeeld en zo nodig toegelicht aan de student. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijke toets binnen tien werkdagen na het afnemen vast. Uiterlijk vijftien werkdagen na de toetszitting wordt de uitslag aan de student meegedeeld via het studievolgsysteem. Van de in het studievolgsysteem geregistreerde uitslagen van schriftelijke en mondelinge toetsen, ontvangt de student een digitaal afschrift van de behaalde resultaten. Voor alle andere wijzen van toetsen zoals afstudeerwerk, (onderzoeks-)rapporten, stageverslagen en scripties geldt een termijn van 15 werkdagen voor het vaststellen van de uitslag en twintig werkdagen voor registratie in het studievolgsysteem. De examencommissie kan onder opgave van redenen de in de voorgaande artikelleden genoemde beoordelingstermijn aanpassen. De studenten worden hiervan terstond op de hoogte gebracht. Bij de bekendmaking van uitslag wordt de student gewezen op zijn inzagerecht, tot uiterlijk 4 weken na de datum van bekendmaking van de uitslag in het studievolgsysteem, bedoeld in artikel 33, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens via de Balie klachten en geschillen. Het OSC of de examinator registreert de definitieve uitslag van de toets door middel van een schriftelijke, gedateerde en van zijn handtekening voorziene cijferregistratieformulier van de examinator. De domeindirecteur is verantwoordelijk voor een cijferregistratieproces en voor de archivering van de betreffende documenten, conform de regeling archiveren van de hogeschool. De student die was aangemeld voor een toets en zonder zich te hebben afgemeld niet verschijnt of een leeg examenformulier inlevert, krijgt als uitslag ‘no show’, afgekort tot ns. Bij elke toets of beoordeling wordt, voor zover van toepassing de aanwezigheid, zoals vastgesteld door de examinator of een surveillant, en de inlevering van het werk, zoals blijkt uit de registratie van de inlevering door de student en de examinator of surveillant, bijgehouden. Voor zover mogelijk draagt de student zorg voor het bewaren van een duplicaat, een bestandskopie, foto’s of afbeeldingen van een ingeleverd werk, niet zijnde een schriftelijke toets. Indien niettemin geen uitslag kan worden vastgesteld, omdat de toets, scriptie, het werkstuk of onderzoeksrapport is zoekgeraakt legt de student de toets opnieuw af, zo mogelijk via een speciaal gecreëerde gelegenheid. In bijzondere gevallen kunnen de student onderscheidenlijk de examinator voorafgaand advies vragen van de examencommissie. Dit advies wordt alsdan binnen tien werkdagen gegeven. De examencommissie kan een definitieve uitslag herzien indien nadien blijkt dat er sprake is geweest van een onjuiste beoordeling, onregelmatigheden of fraude of als gevolg van een uitspraak van het College van beroep voor de examens. Binnen tien werkdagen na het herzieningsbesluit, ontvangt de student een dienovereenkomstig bewijsstuk.
Artikel 31 1. 2.
3. 4. 5.
Vaststelling, herziening, bekendmaking en registratie van de toetsuitslag
Beoordeling
Indien de beoordeling door meer dan één examinator plaatsvindt, wordt een eerstverantwoordelijk examinator aangewezen door de examencommissie. De examinator beoordeelt het ingeleverde werk aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde en aan de studenten bekend gemaakte beoordelingsnormen. Na goedkeuring of op advies van de examencommissie kan de examinator naar aanleiding van de correctie van de toets de normering herzien. De student heeft de toets behaald, indien voldaan is aan de daartoe gestelde normen en dit door de examinator is vastgesteld. Aan de hand van de beoordelingsnormen en de wijze van beoordelen moet het voor de student duidelijk zijn hoe de uitslag tot stand is gekomen. De wijze van beoordeling van de stage wordt schriftelijk vastgelegd in een toetsprotocol met de daarbij behorende beoordelingsformulieren. De examinator (praktijkbegeleider) is verantwoordelijk voor de definitieve beoordeling van de stage. Bij de beoordeling geldt het oordeel van de praktijkbegeleider van de stageverlenende instelling als advies aan de examinator.
20
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
6.
7. 8. 9.
10.
11.
Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid is voor de beoordeling van de beroepsuitoefening bij de duale vorm het toetsprotocol als bijlage opgenomen in de onderwijsarbeidsovereenkomst. Hierbij worden het commentaar en de beoordeling van de praktijkbegeleider van de stageverlenende instelling of van de werkgever met betrekking tot het functioneren van de student schriftelijk vastgelegd en na ondertekening door de praktijkbegeleider aan de examinator ter beschikking gesteld. Ook hier is de examinator verantwoordelijk voor het eindcijfer. De examinator stelt de uiterste inleverdatum van het resultaat van een praktische oefening vast. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de beoordelingsschaal 10 – 100. De beoordeling is voldoende indien het cijfer 55 of hoger is toegekend. Indien een beoordeling op grond van de eigen regeling van een andere hogeschool niet is uitgedrukt volgens de in het achtste lid bedoelde schaal, dan vindt door de daartoe door de examencommissie aangewezen examinator omzetting plaats op basis van de door de examencommissie gegeven richtlijnen. Voor omzetting van beoordelingen van buitenlandse instellingen wordt gebruikt gemaakt van de ECTStransfertabel. Het eindcijfer van een onderwijseenheid is het gewogen gemiddelde van de resultaten van de toetsen, naar rato van de zwaarte daarvan zoals bepaald in het opleidingsspecifieke deel van de OER. Elke aan een onderwijseenheid verbonden toets dient met een voldoende te zijn afgerond. Het eindcijfer van de toets van een onderwijseenheid wordt ten behoeve van de vermelding op de cijferlijst, die bij het getuigschrift behoort, uitgedrukt in de beoordelingsschaal 1 – 10. Het eindcijfer wordt op de in Nederland gebruikelijke wijze afgerond op hele getallen. Indien voor een toets van een onderwijseenheid een andere cijferwaardering geldt (bijvoorbeeld Voldaan/Niet Voldaan of Voldoende/Niet Voldoende) dan die is bedoeld in het tiende lid en er onderwijs inhoudelijke redenen zijn om deze aanduiding te gebruiken kan deze andere aanduiding worden aangehouden. Deze beoordeling wordt alsdan niet meegenomen in het eindresultaat van de betreffende onderwijseenheid om die reden moet er minstens een toets van de onderwijseenheid met een cijfer worden beoordeeld.
Artikel 32 1.
2.
3. 4. 5.
6.
Geldigheidsduur cijfers
De geldigheidsduur van cijfers is: a. In de propedeutische fase en eerste jaar Ad-programma van toetsen en vrijstellingen: drie jaren. b. In de hoofdfase van toetsen en vrijstellingen: vijf jaren. In afwijking van het eerste en tweede lid, komt de domeindirecteur met een topsporter bedoeld in artikel 33 van het Inschrijvingsreglement een individuele studievoortgangsnorm en geldigheidsduur van tentamens overeen. De in dit artikellid bedoelde regeling is schriftelijk en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie. De geldigheidsduur gaat in, gerekend vanaf de eerstkomende datum 1 februari of 1 september, na het behalen van het cijfer of verlenen van de vrijstelling. De student van wie de geldigheidsduur van een cijfer verloopt kan een verzoek doen aan de examencommissie om de geldigheidsduur te verlengen, conform artikel 7.13 onder k WHW. De examencommissie kan op het verzoek van de student beslissen de geldigheidsduur van een cijfer met een jaar te verlengen, en indien daar argumenten voor zijn, langer als dit verantwoord is, gezien de ontwikkelingen binnen het onderwijsprogramma en het afnemende beroepenveld. Bij studievertraging als gevolg van persoonlijke omstandigheden, treedt de examencommissie in overleg met het studentendecanaat om advies.
21
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 33 1.
2. 3.
4.
5.
6.
De student heeft recht op inzage van zijn beoordeeld werk tot uiterlijk 4 weken na de bekendmaking in het studievolgsysteem van de uitslag van een schriftelijke toets. De inzage en bespreking geschiedt op een door de opleiding bepaald tijdstip en plaats. Tijdens de inzage en bespreking kan de student kennis nemen van de gemaakte vragen en opdrachten en de gehanteerde beoordelingsmaatstaven van de betreffende toets. Indien geschil over de uitslag bestaat, wordt op verzoek van de student voor het voeren van het beroep, kosteloos een kopie verstrekt van het door de student gemaakte werk dat voorwerp is van het geschil. Van het afstudeerverslag, het (onderzoeks)rapport, de scriptie en gelijksoortige werkstukken, blijft altijd een origineel in het bezit van de hogeschool. De in de vorige volzin bedoelde documenten worden minimaal zeven jaren bewaard of zoveel langer als de regeling voor de bewaartermijnen binnen de hogeschool dit vereist. Gemaakt werk en de opgenomen mondelinge toetsen die niet behoren tot de in het derde lid bedoelde documenten worden bewaard totdat de student langer dan één jaar is afgestudeerd of zolang de regeling voor de bewaartermijnen binnen de hogeschool dit vereist. Van daarvoor geschikt geachte documenten bedoeld in het derde en vierde lid, wordt een exemplaar opgenomen in het (digitale) archief van de hogeschool. Van een voorgenomen opname wordt de student in kennis gesteld. Het betreffende document wordt niet openbaar beschikbaar gesteld of geraadpleegd , indien de student hiertegen bezwaar maakt en wordt daaruit verwijderd indien de student daarom verzoekt. Het in het archief opgenomen werk kan binnen de doelstellingen van de hogeschool worden geraadpleegd, indien en voor zover geen sprake is van vertrouwelijke informatie of rechten van derden. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op plaatsing op de hbo-kennisbank: www.hbo-kennisbank.nl.
Artikel 33a 1.
2. 3.
Inzage, opvragen en bewaren van toetsen
Bijhouden en bewaren (digitaal) portfolio
In het opleidingsspecifieke deel van de OER is beschreven of een opleiding werkt met een (digitaal) portfolio van de student, of het (digitale) portfolio onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma en of over (een deel van) het (digitale) portfolio een toetsing plaatsvindt. De student heeft de verantwoordelijkheid om het (digitale) portfolio, waarin ook resultaten en producten van toetsen zichtbaar zijn, te beheren en up-to-date te houden. De student is verplicht om op verzoek inzage te geven in zijn (digitale) portfolio in het kader van het onderwijs, accreditatie of toets. In het geval van toetsing moet ook de opleiding zelf zorgen voor archivering van dat deel waarover de toetsing heeft plaatsgevonden.
22
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.6
Vrijstellingen en vervanging van onderwijseenheden (ook internationaal)
Artikel 34 1.
2.
3.
4. 5.
6.
7.
8.
9. 10. 11.
Vrijstelling van examen en toetsen
De examencommissie kan een student: a. voor eerder met goed gevolg afgelegde toetsen of propedeutisch examen in het hoger onderwijs, b. voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis onderscheidenlijk vaardigheden, c. indien daartoe een evc-certificaat voorligt, d. er geen sprake is van verlopen geldigheidsduur van een toets of van de houdbaarheid van de kennis die daarvoor wordt vereist, op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de student vrijstelling verlenen voor een toets, die is verbonden aan een in het onderwijsspecifieke deel van de OER genoemde onderwijseenheid. Het in het eerste lid bedoelde verzoek voor vrijstelling gaat vergezeld van bewijsstukken. De examencommissie is bevoegd de student te vragen nadere gegevens te verschaffen of aanvullende bescheiden te overleggen en overigens alle informatie in te winnen die zij voor het nemen van een beslissing als bedoeld in het eerste lid nodig acht. Als bewijsstukken worden in ieder geval aangemerkt: a. gewaarmerkte kopieën van getuigschriften, dossierverklaringen, certificaten, onder overlegging van de volledige beschrijving van studie- of opleidingsprogramma’s of onderwijseenheden; b. gewaarmerkte kopieën van verklaringen omtrent afgelegde examens, onder overlegging van een adequate beschrijving van desbetreffende studie- of opleidingsprogramma’s of onderwijseenheden; c. door de student geschreven en door een bevoegde instantie beoordeelde en gewaarmerkte kopieën van scripties, artikelen, verslagen of werkstukken. Vrijstelling is mogelijk indien de student in het hoger onderwijs eerder met goed gevolg een examen of toetsen heeft afgelegd of buiten het hoger onderwijs kennis en vaardigheden heeft opgedaan, die wat inhoud, niveau, studielast onderscheidenlijk vereiste competenties betreft, vergelijkbaar en gelijkwaardig zijn. De in de vorige volzin bedoelde kennis en vaardigheden kunnen mede betrekking hebben op bestuurlijke, organisatorische of maatschappelijke activiteiten die in verband staan met beroepen waarop de opleiding is gericht. Indien uit het verzoek tot vrijstelling en het vrijstellingsonderzoek blijkt dat niet alle aan de onderwijseenheid verbonden competenties zijn afgedekt, wordt de vrijstelling niet verleend. In afwijking van het derde en vierde lid kan de examencommissie indien een gering deel van de voor een onderwijseenheid vereiste kennis en competenties niet zijn afgedekt, besluiten om vrijstelling te verlenen nadat de student binnen de door de examencommissie bepaalde termijn met goed gevolg een aanvullend onderzoek heeft afgelegd waarin de geconstateerde ontbrekende competenties in de samenhang van die onderwijseenheid zijn getoetst. De in de vorige volzin bedoelde toets kan het met goed gevolg afleggen van een reguliere toets betreffen. Het bepaalde in de voorgaande artikelleden is van overeenkomstige toepassing op degene die eerder als contractstudent van de Hogeschool Inholland ingeschreven heeft gestaan in hetzelfde of direct voorafgaande studiejaar en toetsen van de desbetreffende opleiding heeft behaald. Bij overstap binnen de hogeschool naar een andere opleiding of van de ene vorm naar een andere vorm van dezelfde opleiding, kunnen toetsresultaten worden ingebracht in de vorm van door de examencommissie verleende vrijstellingen. Toetsuitslagen die betrekking hebben op dezelfde onderwijseenheden, worden bij overstap geëerbiedigd op de wijze zoals door de examencommissie van de nieuwe opleiding wordt vastgesteld. Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek om vrijstelling of overzetting van de beoordelingen stelt de examencommissie de student schriftelijk en gemotiveerd van haar beslissing in kennis. De examencommissie kan deze termijn één maal met ten hoogste drie weken werkdagen verlengen. Indien de aanvraag niet compleet is, verzoekt de examencommissie aan de student om de ontbrekende informatie aan te vullen en stelt daarvoor een termijn van tien werkdagen. Totdat de gevraagde aanvullende informatie is aangeleverd, is de in de eerste volzin bedoelde termijn geschorst. De examencommissie kan de student uitnodigen om zijn verzoek om vrijstelling nader toe te lichten. De examencommissie licht op daartoe strekkend verzoek van de student haar afwijzing mondeling nader toe. Is bij de behandeling een verzoek van de student een examinator betrokken, tevens lid van de examencommissie, dan neemt deze geen deel aan de behandeling van en beslissing op het verzoek.
23
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 35
Registratievorm van vrijstellingen
Voor onderwijseenheden waarvoor vrijstelling is verleend, wordt geen cijferwaardering gegeven, maar wordt als uitslag genoteerd 'vrijstelling', afgekort tot ‘VR’. Artikel 36 1.
2.
3.
4.
5.
Vervanging van onderwijseenheden, nationale en internationale mobiliteit
De student kan op zijn schriftelijk en gemotiveerd verzoek onder goedkeuring van de examencommissie en mits de studielast in credits gelijk blijft, een of meer van de onderwijseenheden en de daaraan verbonden toetsen vervangen door onderwijseenheden of daaraan verbonden toetsen van de eigen opleiding, van een andere opleiding van de hogeschool of een andere Nederlandse of buitenlandse instelling voor hoger onderwijs. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gehonoreerd indien dit berust op de uitvoering van een daartoe strekkende reguliere uitwisselingsovereenkomst van de hogeschool met een andere instelling voor hoger onderwijs. In gevallen bedoeld in de vorige volzin, behoeft het verzoek niet nader te worden gemotiveerd. Het volgen van onderwijs en afleggen van toetsen bij andere instellingen houdt in dat daarvoor de onderwijs- en toetsregels van die instelling gelden, tenzij daarvoor door de examencommissie afwijkende regels zijn vastgesteld. De examencommissie kan nadere en aanvullende voorwaarden verbinden aan de in dit artikel bedoelde vervanging van onderwijseenheden en toetsen. Tot de in de vorige volzin bedoelde voorwaarden kan behoren dat de kwaliteit van het vervangende onderwijs en de toetsing ten genoegen door de examencommissie wordt vastgesteld, hetzij op grond van eerder onderzoek door de hogeschool, hetzij op grond van eigen onderzoek door de examencommissie. Ingeval de equivalentie van in het buitenland te volgen of gevolgde onderwijs niet door de bevoegde examencommissie kan worden vastgesteld, wordt hiervoor het advies van de NUFFIC ingewonnen.
24
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.7
Examens, getuigschriften en verklaringen
Artikel 37 1. 2. 3.
4.
5.
Elke bacheloropleiding omvat een propedeutisch examen en een bachelorexamen. Elk Ad-programma omvat een examen. Het propedeutisch examen is behaald indien de toetsen van de tot de propedeutische fase behorende onderwijseenheden met een voldoende zijn afgesloten en de geldigheidsduur van vrijstellingen en toetsresultaten (cijfers) niet is verstreken of vanwege een verstreken geldigheidsduur de vervangende of aanvullende toetsen zijn behaald. Het bachelorexamen is behaald indien de toetsen van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met een voldoende zijn afgesloten en de geldigheidsduur van vrijstellingen of toetsresultaten (cijfers) niet is verstreken of vanwege een verstreken geldigheidsduur de vervangende of aanvullende toetsen zijn behaald, tenzij de examencommissie heeft bepaald dat dit examen tevens een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus omvat. Indien de examencommissie tot een onderzoek als bedoeld in de vorige volzin heeft besloten, is dit in het onderwijsspecifieke deel van de OER opgenomen Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een Ad-programma.
Artikel 38 1.
2.
3.
4.
5.
Examens
Getuigschriften en verklaringen
Het college van bestuur verleent de graad Bachelor of de graad Associate degree aan degene die met goed gevolg het examen van een bacheloropleiding onderscheidenlijk het examen van een Ad-programma heeft afgelegd. Ten bewijze dat het propedeutisch examen, examen van een Ad-programma, onderscheidenlijk bachelorexamen, met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat de domeindirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. Er worden slechts getuigschriften uitgereikt die voldoen aan het door het college van bestuur vastgestelde model dat in ieder geval de volgende gegevens bevat: a. de naam Inholland en het logo ervan; b. de opleiding zoals vermeld in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs het betreft; c. de examenonderdelen waaruit het examen bestond; d. de bevoegdheid verbonden aan de graad, rekening houdend met artikel 7.6, eerste lid, WHW; e. de naam van de graad (art. 7.10a eerste of tweede lid WHW) en van het predicaat; f. de datum waarop de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de datum waarop de opleiding de toets nieuwe opleiding (art. 7.3b WHW) met positief gevolg heeft ondergaan; g. de naam van de instelling of instellingen die de bedoelde opleiding of afstudeerrichting mede heeft of hebben verzorgd, indien het een gezamenlijke opleiding of en gezamenlijke afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3b WHW betreft. Degene die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan aan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. De examencommissie honoreert het in de vorige volzin bedoelde verzoek en stelt daarbij de verzoeker op de hoogte van het eerstvolgende verloop van de geldigheid van een toetsresultaat. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde bachelorexamen, een supplement toe als bedoeld in artikel 7.11, derde en vierde lid WHW. Dit supplement is opgesteld in het Nederlands of Engels volgens het door het door het college van bestuur opgestelde model dat voldoet aan het Europees overeengekomen standaardformat en in ieder geval de volgende gegevens bevat: a. de naam van de opleiding en instelling en de totale studielast in credits; b. de graad en de aanduiding hoger beroepsonderwijs; c. een algemene omschrijving van de opleiding; d. de onderwijseenheden die deel uitmaken van de opleiding en de omvang in credits daarvan. Degene die meer dan een toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het tweede lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de desbetreffende examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de onderwijseenheden met bijbehorende toetsen zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, met daarbij vermeld welke onderwijsheden dit betrof, het aantal credits dat daarmee is verkregen en wanneer deze credits zijn behaald.
25
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Artikel 39 1.
2.
3.
Predicaat ‘met genoegen’ en ‘cum laude’ en ‘summa cum laude’
Het predicaat ‘met genoegen’ wordt door de examencommissie bij een positieve examenuitslag voor de bacheloropleiding, AD-programma of de propedeutische fase op het getuigschrift van de student aangetekend indien: a. alle toetsen van onderwijseenheden, niet afgerond, met 70 of hoger zijn beoordeeld; b. ten hoogste vijftien credits vrijstellingen zijn verleend. Het predicaat ‘cum laude’ wordt op het getuigschrift aangetekend indien: a. het gemiddelde cijfer voor alle toetsen 80 of hoger is en geen enkele toets (onafgerond) met lager dan 70 is beoordeeld; b. niet meer dan voor vijftien credits vrijstelling is verleend; c. het onafgeronde cijfer voor het afstudeerwerk ten minste 80 bedraagt. Het predicaat ‘summa cum laude’ wordt op het getuigschrift aangetekend indien: a. het gemiddelde cijfer voor alle toetsen 90 of hoger en geen enkele toets (onafgerond) met lager dan 75 is beoordeeld; b. geen toetsen zijn herkanst; c. niet meer dan voor vijftien credits vrijstelling is verleend; d. het onafgeronde cijfer voor het afstudeerwerk ten minste 90 bedraagt.
Artikel 40
(Gereserveerd)
26
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
1.8
Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 41 1.
2.
Het college van bestuur draagt zorg voor een regelmatige actualisatie van het algemeen geldende deel van de OER en weegt daarbij de adviezen van de opleidingscommissies, de domeindirecties, de examencommissies en de opleidingsmanagers. De domeindirecteur van de opleiding draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van het opleidingsspecifieke deel van OER van de opleidingen die onder zijn verantwoordelijkheid vallen en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten voortvloeit. De opleidingscommissie adviseert vóór de vaststelling over deze regeling en beoordeelt jaarlijks de uitvoering van deze regeling. Bij die beoordeling worden de uitkomsten van de in- en externe evaluatie van de opleiding in het kader van kwaliteitszorg en accreditatie in acht genomen.
Artikel 42 1.
2. 3.
4. 5.
Wijziging van een bestaande opleiding en onvoorziene gevallen
Tussentijdse wijziging van dit algemene deel van de onderwijs- en examenregeling wordt door het college van bestuur bij afzonderlijk besluit vastgesteld, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in het Bestuurs- en Beheerreglement en het medezeggenschapsreglement. Wijzigingen van de modellen in de artikelen 19 en 21 kunnen slechts in werking treden aan het begin van een studiejaar. Wijziging van de inhoud van de binnen de opleidingen en van de onderwijseenheden geldende modellen worden vastgesteld door de domeindirecteur onder wie de opleiding valt. Artikel 21, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid vinden geen wijzigingen plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij belangen van studenten daardoor niet worden geschaad. Indien de vorm, variant, inhoud of structuur van een opleiding of afstudeerrichting wordt gewijzigd, bevat het opleidingsspecifieke deel van de OER transitiebepalingen indien en voor zover noodzakelijk voor een goed verloop van het onderwijs.
Artikel 43 1. 2.
Aanpassing van de onderwijs- en examenregeling
Onvoorziene omstandigheden en verschil van inzicht over competentie
In gevallen waarin de OER niet voorziet, beslist de domeindirecteur onder wie de opleiding valt. In gevallen waarin bij de uitvoering van de OER geen overeenstemming bestaat over het ter zake bevoegd orgaan, wijst het college van bestuur dit aan.
Artikel 44
(Gereserveerd)
Artikel 45
Bekendmaking, inwerkingtreding en authentieke tekst
1. 2.
3. 4.
Dit algemeen geldende deel van de onderwijs- en examenregeling wordt opgenomen in het Studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW van Hogeschool Inholland. Dit algemeen deel van de onderwijs- en examenregeling treedt in werking op 1 september 2012 en vervalt op 1 september 2013. Het college van bestuur kan met instemming van de medezeggenschapsraad de geldigheidsduur verlengen, met dien verstande dat dit alleen kan voor een volledig studiejaar. Wijziging van dit algemeen deel van de onderwijs- en examenregeling kan leiden tot overgangsbepalingen voor een bepaalde duur. De overgangsbepalingen zijn opgenomen in artikel 44. De tekst van de Nederlandstalige versie van de onderwijs- en examenregeling heeft bij strijd of interpretatieverschil met een anderstalige versie voorrang.
Vastgesteld door het college van bestuur op 19 april 2012. De Hogeschool Medezeggenschapsraad heeft met de regeling ingestemd op 20 maart 2012.
27
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
BIJLAGE 1, als bedoeld in artikel 19. Format voor de competentietabel per opleiding, nader ingevuld in het opleidingsspecifieke deel van de OER.
Competenties hbo-bachelor Dublin-descriptor Kennis en inzicht De bachelor heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; verkeert normaal gesproken op een niveau dat, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten bevat waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied noodzakelijk is.
Kernkwalificaties hbo
Competenties opleiding
brede professionalisering; multidisciplinaire integratie.
door de opleiding in te vullen
Toepassing kennis en inzicht De bachelor is in staat om zijn kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn werkzaamheden of beroep aantoont, en is in het bezit van competenties, gekenmerkt door het opstellen en staven van argumenten en het oplossen van problemen op het vakgebied.
probleemgericht werken; (wetenschappelijke) toepassing; creativiteit en complexiteit in handelen.
door de opleiding in te vullen
Oordeelsvorming De bachelor is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op de overweging van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aangelegenheden.
methodisch en reflectief denken en handelen; besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
door de opleiding in te vullen
Communicatie De bachelor is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
sociaalcommunicatieve bekwaamheid; basiskwalificering voor managementfuncties.
door de opleiding in te vullen
Leervaardigheden De bachelor bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan
transfer en brede inzetbaarheid; brede professionalisering.
door de opleiding in te vullen
28
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Competenties Ad-programma Dublin-descriptoren Short Cycle
Competenties Ad-programma
Kennis en inzicht De Associate heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied waarbij wordt voortgebouwd op algemeen voortgezet onderwijs (of ‘het middelbaar beroepsonderwijs, niveau-4’), functioneert doorgaans op het niveau van gevorderde leerboeken, heeft een kennisondergrond voor een beroepenveld of een beroep, voor persoonlijke ontwikkeling en voor verdere studie om de eerste cyclus (bachelor) af te ronden.
door de opleiding in te vullen
Toepassing kennis en inzicht De Associate heeft de vaardigheid om gegevens te identificeren en te gebruiken, teneinde een respons te bepalen met betrekking tot duidelijk gedefinieerde, concrete en abstracte problemen.
door de opleiding in te vullen
Oordeelsvorming De Associate is in staat om kennis en inzicht in beroepsmatige contexten toe te passen.
door de opleiding in te vullen
Communicatie De Associate kan communiceren met gelijken, leidinggevenden en cliënten over begrip, vaardigheden en werkzaamheden.
door de opleiding in te vullen
Leervaardigheden De Associate bezit de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een zekere mate van autonomie vraagt, aan te gaan.
door de opleiding in te vullen
Niveaubeschrijving per fase Fase
Indicatie van het niveau
Beroepsgeschikt
door de opleiding in te vullen
Professionaliseringsbekwaam
door de opleiding in te vullen (deze fase met specificatie per afstudeerrichting, indien de opleiding die kent)
Startbekwaam
door de opleiding in te vullen (deze fase met specificatie per afstudeerrichting, indien de opleiding die kent)
29
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
BIJLAGE 2, bedoeld in artikel 21, eerste lid. Modellen voor de beschrijving van de onderwijseenheden per opleiding. De propedeutische fase heeft als belangrijk algemeen doel het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding en vereiste competenties, met de mogelijkheid van verwijzing en selectie aan het eind van dat eerste jaar. In dit onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van de OER worden de onderwijseenheden in overzichtelijke jaarprogramma’s beschreven. De kwalitatieve BSA-normen zoals bedoeld in artikel 13 lid 4 OER, zijn opgenomen in het tekstvak ‘Kwalitatieve BSAnormen’ in het jaarprogramma van de propedeuse. Het minimaal aantal te behalen credits (ec’s) in de propedeutische fase voor het studiejaar 2012-2013 is vastgesteld op …. (niet lager dan 45 EC en niet hoger dan 50 EC, conform artikel 13 lid 3. Zie voor meer informatie over het bindend studieadvies artikel 13). De onderwijseenheden en de daaraan verbonden toetsen, waar niet aan mag worden deelgenomen alvorens de toetsen van een of meerdere andere onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd (zie artikel 20 lid 3 OER), zijn opgenomen in het tekstvak ‘Voorwaarde(n) tot deelname onderwijseenheden’ binnen de jaarprogramma’s van de hoofdfase. Afstudeerrichtingen, uitstroomprofielen, differentiatieminoren en keuzevakken zijn keuzemogelijkheden binnen het bachelorprogramma, tenzij sprake is van een verplichte differentiatieminor binnen de eigen opleiding (zie voor toegang en inschrijving tot het keuzeonderwijs artikel 8a OER).
30
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Jaarprogramma propedeuse
31
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Jaarprogramma hoofdfase
32
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
Beschrijvingen onderwijseenheden VOLTIJD – 1 toets
33
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
VOLTIJD – meerdere toetsen
34
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
DEELTIJD – 1 toets
35
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
DEELTIJD – meerdere toetsen
36
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
DUAAL – 1 toets
37
Onderwijs- en examenregeling Inholland Bacheloropleidingen 2012-2013, algemeen deel
DUAAL – meerdere toetsen
38