ONDERSTEUNINGSPROFIEL
SV 20.01
NOVEMBER 2012
INTERCONFESSIONELE SCHOLENGEMEENSCHAP MAARTENSCOLLEGE EN ISG (INTERNATIONAL SCHOOL GRONINGEN) TE HAREN VOOR MAVO, HAVO, ATHENEUM, GYMNASIUM, TTO EN INTERNATIONAAL ONDERWIJS
MISSIE EN VISIE VAN HET MAARTENSCOLLEGE OP ONDERSTEUNING Inleiding: onze visie op passend onderwijs Het Maartenscollege maakt deel uit van Stichting Carmelcollege. Stichting Carmelcollege stelt de zorg van de mens centraal. “Zorg voor de mens, heel de mens, alle mensen”, zo staat het in de statuten beschreven. Deze zorg, die uitnodigt tot eigen inzet en verantwoordelijkheid van alle betrokkenen, draagt bij aan de grondslag van Stichting Carmelcollege, de humanisering en ontwikkeling van kind en school. De verbinding van kennisontwikkeling met sociale en morele vorming behoort tot de wezenskenmerken van de scholen van Stichting Carmelcollege. Op elke Carmelschool is er oog voor het individu door het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling als middel tot menswording, zelfontplooiing en zelfrealisatie met als uiteindelijk doel om als autonoom individu in samenleving en beroep zijn of haar verantwoordelijkheid te nemen om volwaardig in de maatschappij te participeren. Leerlingbegeleiding staat binnen de Stichting Carmelcollege dan ook hoog in het vaandel. Passend onderwijs wordt gezien als een logische opdracht, die aansluit bij deze uitgangspunten. Er is geen sprake van nieuw beleid, maar een voortzetting van bestaand beleid. De missie van het Maartenscollege Het Maartenscollege leidt jonge mensen op tot verantwoordelijke wereldburgers, die op een creatieve, kritische en zinvolle wijze bijdragen aan de samenleving waarvan zij deel uitmaken. In onze visie gaat het om het stimuleren van de volgende kernwaarden: 1. Initiatief nemen 2. Succes ervaren 3. Respect tonen 4. Verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen We stellen alles in het werk om deze visie betekenis te geven in de dagelijkse praktijk. We zorgen voor: Veiligheid een veilig klimaat in de groep, in de klas en in de school, waar aandacht is voor het individu en wij in een contact van vertrouwen en respect met elkaar omgaan. We zorgen voor: Ontwikkeling ruimte voor persoonlijke ontplooiing, waarbij wij de optimale ontwikkeling mogelijk maken van kennis, vaardigheden en houding.
Pagina 1
We zorgen voor: Openheid een uitdagende en toekomstgerichte leeromgeving, waarin we een maatschappelijk en internationaal relevant aanbod bieden en externe gerichtheid vanzelfsprekend is. We zorgen voor: Samenhang samenhang in de dingen die we doen, waarbij we de individuele inzet stimuleren en samenwerken om betere resultaten te bereiken. We zorgen voor: Kwaliteit uitstekende prestaties, waarbij we de verwachtingen overtreffen en talent stimuleren om te excelleren. Onze ambitie is het stimuleren van wereldburgerschap. Dat willen wij bij onze leerlingen stimuleren door de nadruk te leggen op internationalisering en gemeenschapszin. Internationalisering is meer dan reizen maken en vreemde talen spreken. Het gaat om de reis die je in je hoofd kunt maken, ruim denken en over eigen grenzen heen kijken. Met een open mind in contact kunnen komen met de ander, interconfessioneel en intercultureel. Die open mind hebben we ook tegenover leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Wij vinden het een belangrijke waarde dat de mens in relatie tot de ander en zijn gemeenschap zijn verantwoordelijkheid neemt. Niet voor niets kent het Maartenscollege al een jarenlange praktijk van een goede onderwijsbegeleiding (basiszorg) en ook ondersteuning van leerlingen die iets extra’s nodig hebben (breedtezorg). Onze visie op Passend Onderwijs Het Maartenscollege wil alle leerlingen de kans geven bij ons een diploma te halen dat passend is bij hun capaciteiten. Wij leiden op tot een mavo-, havo- of vwo-diploma. Voorwaarde is wel, dat leerlingen kunnen functioneren is het gewone klassenverband, de microgemeenschap binnen de school. Het Maartenscollege biedt geen individuele leertrajecten aan. Concreet betekent dit, dat leerlingen met leer- en gedragsproblemen zich binnen de grenzen van ons onderwijssysteem moeten kunnen handhaven. De hulp die wij als school bieden heeft als kenmerk dat die ‘schooleigen’ is: d.w.z. dat de hulp die geboden wordt in de eerste en tweede lijn erop gericht is het de leerling mogelijk te maken het reguliere onderwijsprogramma te volgen. De mogelijkheden en onmogelijkheden in de begeleiding worden per individu duidelijk in kaart gebracht (bij aanname of later, als zich ondersteuningsvragen aandienen) en met ouders, de leerling en de betrokkenen in de school gecommuniceerd. Korte lijnen en heldere communicatie in de driehoek kind – ouder – school vinden wij essentieel in onze leerlingbegeleiding. Wij hebben elkaar nodig om de ondersteuning vorm te geven. Hierin hebben wij een realistische houding: wij willen veel, maar kunnen niet alles.
ONDERSTEUNINGSAANBOD IN DE HUIDIGE ONDERWIJSSITUATIE Het Maartenscollege biedt onderwijs aan in de range MAVO t/m TTO+. Ook leerlingen met behoefte aan extra ondersteuning zijn welkom op het Maartenscollege. Voorwaardelijk is dat zij in staat moeten zijn een diploma op het Maartenscollege te halen en
Pagina 2
dat zij de reguliere lessen in klassenverband kunnen volgen: de school biedt geen individuele trajecten aan. De grenzen aan de extra ondersteuning staan beschreven in het Aannamebeleid. Wordt een leerling die extra ondersteuning nodig heeft aangemeld bij het Maartenscollege, dan wordt onderzocht (door de aannamecommissie, waarin diverse zorgdeskundigen zitting hebben) of de gewenste ondersteuning door het Maartenscollege geboden kan worden. Daar hangt toelating en plaatsing vanaf. Toelating moet recht doen aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling, maar ook aan de mogelijkheden van de school. Een Maartensleerling met behoefte aan (tijdelijke) extra ondersteuning kan beroep doen op de ondersteuningsvoorzieningen in de vorm van zorgdeskundigen. De mentor kan de hulp inschakelen van de teamcounselor voor ondersteuningsadviezen, voor de inbreng in het Zorgadviesteam en voor een kortdurend gesprekkentraject met de counselor om de ondersteuningsvraag te verhelderen. Wanneer de school zich zorgen maakt over het functioneren van een leerling, zal dit besproken worden met de ouders. De school heeft hierin een signaalfunctie. De mentor stelt in overleg met de leerling en de ouders een Handelingsplan op, een document waarin de te behalen onderwijsdoelen beschreven staan en de maatregelen om die doelen te bereiken. Alle betrokkenen (school, leerling, ouders en eventuele externe hulpverlening) hebben de verantwoordelijkheid om te streven naar het halen van de doelen. Na vaststelling van het Handelingsplan wordt het gecommuniceerd met de docenten en is het HP leidraad bij de acties in de klas. Uitgangspunt in de lessen is: wij hebben recht op … in plaats van ik heb recht op. Binnen de school wordt gewerkt met kleinschalige teams waar een vaste groep docenten les geeft aan een vaste groep leerlingen. Iedere klas heeft een mentor voor de begeleiding. De onderbouw is ingedeeld in klassen, die les krijgen volgens een vast rooster en mede hierdoor is de onderbouw overzichtelijker voor leerlingen dan de bovenbouw. De school heeft ervaring met leerlingen met een clusterbeschikking (1 tot en met 4). Gezien bovenstaande kunnen niet alle leerlingen met een clusterbeschikking worden toegelaten en geplaatst: dit is afhankelijk van de individuele mogelijkheden en beperkingen. De school is bereid en welwillend om de toelatingsvraag te onderzoeken. Wij hebben ervaring opgedaan met het begeleiden van leerlingen met een visuele beperking, leerlingen die slechthorend zijn, een lichamelijke beperking hebben en leerlingen met gedrags- en/of sociaal-emotionele problemen. Voor de leerlingen met een clusterbeschikking krijgt de school ondersteuning van de regionale expertisecentra (Visio, Kentalis, Rec3 en RENN4). De school streeft bij leerlingen met Leerling Gebonden Financiering naar maatwerk. Mentor, ouders en ambulant begeleider stellen samen de inzet van de ondersteuningsgelden vast. Omdat de beperking van de leerling is geïndiceerd, zijn de mogelijkheden voor ondersteuning duidelijker. Werken met een laptop, het gebruik van vergrote teksten en het werken met gehoorzenders behoren tot die mogelijkheden. Het Maartenscollege telt relatief veel leerlingen met een technische leerachterstand zoals dyslexie (spel- en woordbeeldproblemen en/of technisch lezen) en in een enkel geval dyscalculie (rekenproblemen). Bij de start op het Maartens wordt een spellingsdictee afgenomen om mogelijke problemen op dit gebied te signaleren. Drie deskundigen op het gebied van dyslexie kunnen (tegen betaling) ondersteuningslessen voor deze leerlingen verzorgen en leerlingen met een dyslexieverklaring kunnen van verschillende faciliteiten gebruik maken zoals de dyslexieregelingen, het gebruik van een Daisy-speler of laptop in de lessen en het gebruik van luisterboeken. Pagina 3
Leerlingen, die vaak te laat komen en/of regelmatig (wettig of onwettig) afwezig zijn, krijgen ondersteuning van de meldkamer. De meldkamer heeft ook een brugfunctie naar de leerplichtambtenaar.
KENNIS EN KUNDE VOOR HET ONDERSTEUNINGSAANBOD De docenten richten zich op de individuele leerling en op de klas als groep. Ze streven naar een veilig pedagogisch klimaat, waar alle leerlingen tot hun recht komen. De docenten zijn betrokken bij hun leerlingen. Regelmatig vinden leerlingbesprekingen plaats, waarin zowel de individuele leerlingen als de klas aan bod komen. Die bijeenkomsten hebben een signaalfunctie en er worden didactische en pedagogische tips uitgewisseld. Elk team binnen de school kent drie specialisten: de teamcounselor, de decaan en de meldkamerschakel die de teamleden in hun werk kunnen ondersteunen met hun specifieke deskundigheid. Het Zorgadviesteam (ZAT) is het overleg van Interne en Externe zorgdeskundigen en zij komen acht keer per jaar bijeen. In het ZAT hebben o.a. de teamcounselors, schoolarts en leerplichtambtenaar zitting. Een leerling wordt als casus in het ZAT ingebracht na toestemming van de ouders. Ook kan anoniem worden ingebracht om de school te ondersteunen, maar dat laatste heeft niet de voorkeur. Het ZAT geeft adviezen over de te volgen ondersteuningsstappen. De Interne Begeleiding is het werk van de coördinator SEN (special educational needs), kortweg SENco en de teamcounselors. De SENco onderhoudt de contacten met de externe deskundigen, ze is de voorzitter van het ZAT en alles wat op zorggebied te coördineren valt is haar terrein (Samenwerkingsverband, Rebound, Centrum voor Jeugd en Gezin, LGF, toelatingscommissie etc.). De teamcounselor is de zorgdeskundige in het team; hij/zij coördineert de directe ondersteuning rond een leerling in het team. De dyslexiedeskundigen op het Maartenscollege zijn orthopedagogen, die het Maartens niet in de breedte inzet, maar specifiek op het terrein van de spel- en woordbeeldproblemen. Op de leerlingenkaart in SOM (leerlingvolgsysteem) zijn met ingang van dit schooljaar de bijzondere omstandigheden rond een leerling vermeld, mits aangegeven door basisschool en ouder(s). De mentor heeft de beschikking over het Zorgvierkant in SOM; hierdoor kan de mentor de leerling volgen op het gebied van resultaten en aanwezigheid en de mogelijkheid bestaat om informatie uit gesprekken vast te leggen (dossiervorming).
GRENZEN IN DE HUIDIGE ONDERWIJSSITUATIE Sinds 2003 is de Wet op de Leerlinggebonden Financiering van kracht. Deze wet zorgt ervoor dat leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte met behulp van een ‘rugzakje’ toch regulier onderwijs kunnen volgen.
Pagina 4
Wanneer een leerling behoefte heeft of krijgt aan extra ondersteuning, gaat de school met hulp van haar deskundigen onderzoeken of ze in die ondersteuningsbehoefte kan voorzien. De school kan handelingsverlegen worden als ze geen mogelijkheden ziet voor het bieden van de juiste ondersteuning. Dan loopt een school voor regulier onderwijs tegen haar grenzen aan. Die grenzen zijn: a) een dreigende verstoring van het leerproces van andere leerlingen; b) een dreigende verstoring van rust en veiligheid door de zorgleerling; c) een negatieve interferentie van verzorging, behandeling en onderwijs; d) de zwaarte van de beperkingen en de behoefte aan meer ondersteuning dan de school aankan. Een klas heeft maximaal 31 leerlingen, heeft verschillende docenten en lesuren van 50 minuten. Met name leerlingen met gedrags- en concentratieproblemen kunnen door deze combinatie overprikkeld worden. In het onderwijsteams wordt per individuele situatie gezocht naar passende en adequate ondersteuning. Teams laten zich hierin bijstaan door adviezen en scholing van deskundigen. In de loop van de tijd is er steeds meer expertise in de school gekomen, door het opdoen van ervaring en door scholing. Scholing is een belangrijk instrument om de mogelijkheden tot ondersteuning in de klas te vergroten. Per team kunnen de mogelijkheden tot ondersteuning op dit moment nog verschillen. De verwachting is dat het aantal geschoolde docenten in de loop van de komende jaren sterk zal toenemen. De school heeft ervaring met leerlingen met een lichamelijke beperking en tot nu liggen de grenzen bij het gebouw en de organisatie. Het gebouw waaronder de inrichting van de lokalen is weinig geschikt voor rolstoelgebruikers en het rooster kan niet aan deze leerlingen worden aangepast. Voor een lichamelijke beperkte leerling die zich op school zelfstandig kan redden is plaatsing meestal mogelijk. De school heeft ervaring met leerlingen met sociaal-emotionele en gedragsproblemen. Wanneer de beperkingen van deze leerlingen gevolgen gaan hebben voor het onderwijs en het welbevinden van medeleerlingen raakt dat de grenzen van de school. Meer dan bij andere leerlingen is de dynamische driehoek (leerling-school-ouders) voorwaardelijk voor succesvol onderwijs.
DE CRITERIA OM LEERLINGEN NIET AAN TE NEMEN OF TE VERWIJDEREN Leerlingen worden toegelaten en geplaatst op grond van het overdrachtsdossier van de afleverende school, in veel gevallen de basisschool. Het Maartenscollege hecht aan een ‘warme’ overdracht en mede daarom bezoekt ze de afleverende basisscholen. Na onderzoek van het overdrachtsdossier wordt er door de schoolleiding beslist over toelating en plaatsing. Het advies van de basisschool moet worden ondersteund door de Citoscore. De leerlingen hebben bij aanmelding geen of verwaarloosbare leerachterstanden: het Maartenscollege biedt geen leerwegondersteuning (LWOO). Op grond van rechterlijke uitspraken kunnen de volgende factoren van pedagogische en organisatorische aard van belang zijn voor het besluit een leerling al dan niet toe te laten (in willekeurige volgorde): a) Effect op onderwijs aan reeds aanwezige leerlingen; b) Deskundigheid personeel; c) Beschikbaarheid personeel (tekort, ziekteverzuim); d) De mogelijkheden van begeleiding door de ouder; e) Benodigde middelen (kosten extra personeel); Pagina 5
f) g) h) i)
De gevergde aanpassing in de organisatie, de begeleiding en het onderwijs; De werkdruk; Het gebouw; De mogelijkheid het examen te kunnen halen.
Deze factoren kunnen ieder voor zich in een bepaalde mate bijdragen aan een verantwoorde beslissing tot weigering over te gaan. Daarnaast is de door de schoolleiding geleverde inspanning van belang: is er, mede gelet op de pedagogische en organisatorische factoren, voldoende onderzoek verricht naar de mogelijkheden om te voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling.
DE POSITIE VAN DE OUDERS Het Maartenscollege vindt een goede communicatie tussen school en thuis belangrijk. Ze ziet de ouders als partners. De drie partijen (ouders, mentor/school en leerling) zijn betrokken bij het onderwijs van een leerling en staan met elkaar in verbinding; hierbij past het begrip dynamische driehoek. Ouders en school dragen samen zorg voor de opvoeding en de begeleiding van kinderen. De medewerkers van het Maartenscollege hebben hun rol in de schoolsituatie, de ouder(s)/verzorger(s) in de thuissituatie. Wanneer de school om wat voor reden dan ook zorg heeft over het functioneren van een leerling op school, worden deze signalen besproken met ouders. Ouders zijn gesprekspartner in de vervolgstappen die daarna genomen gaan worden. Van belang in de dynamische driehoek is volstrekte duidelijkheid over elkaars verantwoordelijkheden en verwachtingen. Voorwaardelijk voor samenwerking is het vertrouwen in elkaars handelen. De school wil duidelijk zijn over welke ondersteuning ze wel en welke ze niet kan bieden. Het Maartens ziet het belang van een hoge ouderbetrokkenheid bij de ontwikkeling van een kind, ook op en in school. De processen die zich binnen de dynamische driehoek afspelen zijn van groot belang voor de verdere ontwikkeling van een leerling. Een gezamenlijke aanpak heeft alleen kans van slagen als alle partijen die bij een Handelingsplan betrokken zijn hun verantwoordelijkheid nemen.
DE AMBITIE & DE ONTWIKKELAGENDA De ambitie van het Maartenscollege is om de ondersteuning kwalitatief goed in te richten en de school zoekt naar mogelijkheden om dat doel te bereiken. Op dit moment richt de school zich vooral op haar primaire taak (het lesgeven) en op de basiszorg. Het Maartenscollege heeft plannen voor de revitalisering van haar gebouw. Het gebouw zou dan (meer) toegankelijk moeten worden voor leerlingen in een rolstoel door bouwkundige aanpassingen in de vorm van liften en drempelloosheid. Het Maartenscollege probeert zich zo goed als mogelijk voor te bereiden op de komst van Passend Onderwijs. Door zitting in het bestuur van het Samenwerkingsverband, door deelname aan de projectgroep Passend Onderwijs van de Stichting Carmelcollege en door scholing van Pagina 6
haar medewerkers op het gebied van gedragsproblematiek wil de school haar kennis en kunde op het terrein van ondersteuning vergroten. Het samenwerkingsverband waar het Maartenscollege deel van uitmaakt, SWV 20.01, heeft zich tot doel gesteld scholing voor docenten in het kader van passend onderwijs collectief te organiseren. De school heeft de ambitie om de leerlingen die ondersteuning nodig hebben een diploma te laten halen dat passend is bij de cognitieve capaciteiten van de leerling. Afstroom die alleen het gevolg is van bij voorbeeld gedragsproblematiek willen wij voorkomen. De school denkt winst te kunnen halen uit een verbeterde inzet van ICT (met name het leerlingvolgsysteem in SOM), door warme overdracht van basisschool naar VO, maar ook intern (bijvoorbeeld van onder- naar bovenbouw), door onderzoek naar de inzet van een orthopedagogische ondersteunende dienst en door meer gebruik te maken van de Externe deskundigen. Door ervaring in het omgaan met leerlingen met een ondersteuningsbehoefte worden grenzen verlegd, maar wordt ook meer helder waar de grenzen aan de mogelijkheden van het Maartens liggen. In de communicatie hierover naar ouders willen we transparant zijn. Op het gebied van ondersteuning is de school voortdurend in ontwikkeling. De school streeft naar een adequate ondersteuningsstructuur, waarbij de ondersteuning zo veel als mogelijk plaatsvindt in, of direct naast, de reguliere lessen. Haren, 1 november 2012
Pagina 7