OLITIEK ULTUUR De brandkast open - de dijken dicht! He Europese leger en onze Grondwet W nhoopsfilosofie in de literatuur Maart 1953
8ste Jaargang No. 3 97
De Gemeenteraadsverkiezingen van
Het Jodenvraagstuk in Nederland, P. de Groot . . . . . . • . • •
102
De wondertocht
108
Voor verhoging van het ideologische peil, W. Mans . . . . . . . . .
1 33
Een geval van hedendaagse wanhoopsfilosofle In historische vermomming, Theun de Vries .
137
Boekbespreking
1 43
Maandoverzicht
.
.
. .
.
•
.
• ,
• •
1953
De br.mdkast open - de dijken dicht, Fr. Sch,wnenberg.
•
.
.
•
•
•
Het EUropese leger en de Nederl•nds.". G.-ondwe\ . . , . . . . .
110
1 19
. . . . . . . . . . . . 129
.
.
.
.
,
,
. .
( Neemt kennis van de resultaten van de moderne Sowjet-wetenschap!! Van de wereldberoemde biologe 0. B. Lepeschinskaj a ontvingen wij: Die Entstehung von Zeilen aus Iebender Materie und die Rolle der lebenden Materie im Organismus Met een voorwoord van T. Lyssenko. Prijs f 8.V erder is verschenen: Ueber den Befruchtungsprozess bei Pflanzen und Tieren Een verzameling van 19 artikelen van vooraanstaande Sowjet-geleerden. Prijs f 8.Tenslotte maken wij U attent op: I. V. Mieburin- Selected Works een rijk geïllustreerde uitgave in prachtband, waarin het essentiële van de theoriën van deze grote geleet1de is samengebracht. Al deze werken worden geïmporteerd door en zijn verkrijgbaar bij
Boekhandel PEGASUS, Leidsestr. 25, A'dam
POLITIEK EN CULTUUR verschijnt maandelijks bij Uitgeverij Pegasus, Leidsestraat 25, Amsterdam-C., (Tel. 30822, girorekening 173127 ). De abonnementsprijs per jaar is f 3,50, per halfjaar f 1,75. Losse nummers: 30 cent. Correspondentie over betalingen en de verkoop dient naar de administratie p.a. Pegasus gezonden te worden. ALle correspondentie over de inhoud naar het redactie-adres: Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565.
Bste JAARGANG (Nieuwe reek$) No. 8
MAART l958
Politie/a @11 Cultuur Maandblad gewijd aan dt> theorie en practijk van het marxisme-leninisme HoofdrPdactPur: ]. Schalker
Maandoverzicht TWEE WERELDEN ET Centraal Statistisch Bureau bij de ministerraad van de H Sowjet-Unie heeft het verslag gepubliceerd over de vervulling van het staatsplan in het tweede jaar van het 1952,
1
nieuwe vijfjarenplan. E~n.,verslag, zoals vanzelf spreekt, vol cijfers. Cijfers, zegt men, zijn altijd dorre en droge dingen, die men maar het liefst overslaat. Verdiept men zich er echter in dan gaan ze leven. Hierin ?ijn immers de resultaten van de levende mens vastgelegd. Onweerlegbaar en met grote nauwkeurigheid wordt daarin het bruisende leven ontleed. Het jaarplan van de bruto-productie voor 1952 werd met 101% vervuld. Dit betekent, dat de productie in vergelijking met 1951 met 11°/o is toegenomen, terwijl de toename in 1951 in vergelijking met 1950 reeds 160fo bedroeg. Sinds het bestaan van de Sowjet-Unie is de productie 39 maal zo groot geworden. Geen kapitalïstisch land ter wereld kent zo'n enorme stijging der productie. Deze cijfers vertellen ons nog veel meer. De productie groeit ieder jaar onafgebroken, met uitzondering van de jaren der interventie· en van de tweede wereldoorlog. Vergelijkt hiermee de geringe groei van de industriële productie in de kapitalistische landen, die steeds weer door teruggang onderbroken worden. Terwijl in de Sowjet-Unie de stijging van de industriële productie van 1929 tot en met 1951 1266% bedroeg, was deze in hetzelfde tijdvak in Amerika 200%, in Engeland 160% en in Frankrijk 104%. In Nederland bedroeg de stijging per hoofd van de bevolking in 1929-1953 slechts 11%. Hiermee is de stabiliteit en de superioriteit van de socialistische productiewijze overduidelijk aan.: getoond. Dit zijn de feiten, en feiten zijn koppige dingen. Met alle praatjes, verdraaiingen en laster zijn deze niet weg te praten. Niet alleen dat de werkers in de Sowjet-Unie uit eigen ervaring de zekerheid hebben verworven, dat deze groei zich onvoorwaardelijk zal kunnen voortzetten en hen op weg naar het communisme, een ongekende welvaart voert, maar het toont de werkers van de gehele wereld dat er een wereld mogelijk is
97 /
StiJging van industriële productie vergelekeu met 1929 o/o !ZOO
~
1100
r-
1000
~
-----
ea • • • •
J
SOWJ&T•UIIIIE.
L
v.s. I"G.ILAND
j
ITA~II
I' RANKtlUK
IL
900
800
I
700
bOO j-
500
ltoo
J
I ,r\. ~ "
zonder werkloosheid, zonder ellende en dat het volslagen onjuist is, dat een wet bestaat, volgens welke er altijd armen en rij ken zouden moeten zijn. Deze opvatting is er door de heersende klasse ingebracht om haar heerschappij en de onderdrukking in stand te houden. De mens is het voornaamste
~
Deze stijging van de productie komt niet ten 300 ">goede aan een kleine groep, maar aan het ge200 hele Sowjet-volk. Het '""=-. uitsluitend r ,_;: t--' doel van de100 .. .. . ...... .. ..... .... .... ····· .... ze productieverhoging is het waa1·borgen van de 1929 1939 191tl 19't& 19'17 19~1 17't9 1950 51 maximale bevrediging van de voortdurend groeiende stoffelijke en geestelijke behoeften der maatschappij, zoals StaZin uiteenzet. Het verslag laat ons dit duidelijk zien. Het nq.tionale inkomen van het Sowjet-volk is in 1952 in vergelijking met 1951 met .11% gestegen en bedroeg meer dan het dubbele van het vooroorlogse peil. En hoe is dat nationale inkomen verdeeld? Ongeveer 75% hiervan kwam rechtstreeks de werkers ten goede. De overige 25°/o werden gebruikt voor de investering, dus voor de uitbreiding van de socialistische productie en voor andere algemene behoeften van de staat, eveneens ten dienste· van de gemeenschap. Welk een scherpe tegenstelling met de kapitalistische landen! Neem bv. Engeland. De grootkapitalisten en grootgrondbezitters, die 2% van de bevolking uitmaken, eigenen zich jaarlijks ongeveer 70% van het nationale inkomen toe. En hoe is het daar met de investering? De kapitalisten steken geld in de industrie als zij daarmee grote winsten kunnen maken. Aan de behoeften van de bevolking wordt in het geheel niet gedacjtt. De kapitalisten in ons land zijn immers tot een investeringstaking overgegaan om verlaging van belasting af te dwingen en zodoende hun winsten te vergroten en de werkers op een nog lager levenspeil te brengen, hetgeen hun reeds door -de regering is toegezegd bij monde van de P.v.d.A.-minister van financiën, J. v.d. Kieft.
I
bf-
98
-- -- -- -·
Het reële loon van de Sowjet-arbeiders en beambten is in 1952 tegenover 1951 met 7%, en van de boeren met 8% gestegen. Van 1940 tot 1951 was dit reeds voor arbeiders en beambten met 50% en voor de boeren met 53% gestegen. Tevens betaalde de staat aan allerlei voorzieningen voor het volk in 1952 129 milliard roebel. · Daarentegen is het reële loon in de kapitalistische landen steeds achteruit gegaan, gepaar_d met een steeds toenemende werkloosheid, waardoor het totale loon, dat de werkers ontvangen, nog lager is. J. C. Wijnmalen berekende in Economisch-Statische Berichten van 12 Nov. 1952, dat het reële inkomen van alle Nederlandse loontrekkenden, waarbij dus ook de hoge salarissen zijn inbegrepen,. van 1948 tot 1952 met 13% daalde. Dit cijfer is echter te laag, omdat de pensioenen en steunbedragen niet in de berekening zijn opgenomen. In Engeland was het reële loon in 1952 20% lager dan voor de tweede wereldoorlog. In Frankrijk was het in 1946, in vergelijking met 1938, 42% lager, terwijl het in 1952 meer dan 50% lager was. In de Verenigde Staten verdienden drie kwart van alle gezinnen in 1950 minder dan twee duizend dollar per jaar, terwijl het berekende minimum voor het levensbestaan 4040 dollar per jaar is. De werkloosheid heeft in ons land per 31 Januari 1953 het aantal van 182.000 bereikt;. In De V.S.A. waren er 3 millioen plus io millioen gedeeltelijke werklozen, in België plus minus 300.000 enz. Vanzelfsprekend komt de verhoging van het reële loon in de Sowjet-Unie tot uitdrukking in een vergrote warenomzet. Deze is dan ook met 10% tegenover 1951 toegenomen. Laten wij er eens ter illustratie een product uithalen: De omzet van boter, olie en andere spijsvetten is met 17°/o toegenomen. Lloyd George, de Britse minister van voeding, verklaarde op 22 Januari 1953 in het Lagerhuis dat in Enf}€land de helft minder boter verbruikt wordt dan voor de oorlog. Uit Amerika komen berichten, dat daar ook de helft minder verbruikt wordt, terwijl de koelhuizen overvol zijn. . De toenemende productie e.n de daaruit voortvloeiende welstand kan in de Sowjet-Unie mede door een ontwikkeling van het individu, van de persoonlijkheid ontwikkeld worden. In de kapitalistische landen zijn de werkers er voor de productie, d.w.z. voor de winsten van de kapitalisten, in het socialisme is de productie voor alle werkers. In de kapitalistische landen wordt de physieke en geestelijke kracht verstikt door de werkloosheid en de loonslavernij. De mens in de Sowjet-Unie wordt met alle mogelijke zorg omringd, zodat de scheppende vermogens in het individu tot uiting kunnen worden gebracht. Deze culturele groei weerspiegelt zich mede hierin, dat de werkers zelf met plannen en uitvindingen komen om de productie te verbeteren. Alleen in 1952 werden circa 800.000 uitvindingen, technische vervolmakingen en voorstellen tot verbetering in de productie ten uitvoer gebracht. Dit alles maakt, dat het verttou99
wen van het Sowjet-volk in zijn leiding, partij en regering, zo groot en zijn eenheid zo sterk is. Maar tegelijkertijd maakt dit alles, dat de imperialisten de schrikt om het hart siaat. Zij zijn bang dat deze successen van de communistische opbouw tot het bewustzijn van alle onderdrukten doordringt, ondanks al hun laster en leugen. Vandaar de grote bedragen, die zij aan spionnage en sabotage uitgeven. Z~j wiLlen door deze geheime oorlog de enorme vooruitgang belemmeren. OnverbiddellUk worden. de saboteurs echter gegrepen en de eenheid en de waakzaamheid van het Sowjetvolk wordt hierdoor vergroot. Vrede en vrijheid Het gehele verslag ademt de geest van de vrede. In de kapitalistische landen is de stijging van de productie, zoals Malenkow in zijn verslag op het 19de congres uiteenzette, grotendeels op oorlogsproductie terug te voeren. Het is niet mogelijk de koopkracht van de bevolking op te voeren, grote bouwwerken voor vredesdoeleinden uit te voeren, indien de productie voor oorlogsvoorbereiding wordt benut. In Nederland voelen wij dit op het ogenblik maar al te goed. De overstromingen, die ons land in zo'n hevige mate hebben getroffen, haddèn voorkomen kunnen worden, indien de gelden niet voor oorlogsvootbereiding waren besteed, maar direct voor bescherming tegen het water, hetgeen voor ons land altijd zo'n buitengewoon belangrijke zaak is. We behoeven de Handelingen van de Staten Generaal bij de begrotingsdebatten van de laatste jaren maar op te slaan om daarin te lezen, dat de verschillende ministers van Waterstaat verklaren dat er geen voorzieningen getroffen kunnen worden, omdat de gelden voor defensie nodig zijn. Het is een oude waarheid, dat oorlogsproductie en welvaart voor de bevolking niet samen kunnen gaan. De bekende schrijver Nicolaas Beets drukte dit op zijn manier in een gedichte uit: Ontwikkeling, welvaart, overvloed, Nieuwe onderneming, grootse werken, Ziedaar, waar God de hand wil sterken. Ziedaar wat Vrede en Vrijheid doet.
Daarom is dit verslag tegelijkertijd een getuigenis van de vrede. Het is goed, in dit verband de woorden van Statin aan te halen uit het interview dat h~j aan de Prawda op 16 Februari 1951 toestond, in antwoord op de uitspraak van de toenmalige minister-president van Engelq,nd, Attlee: · "Indien premier Attlee op de hoogte was van de financiën en de economie zou hij zich zonder moeite hebben gerealiseerd, dat geen enkele staat, met inbegrip van de Sowjet-Unie, een volledige vredesindustrie kan ontwikkelen, grote constructieprojecten kan beginnen, zoals de hydro-electrische centrales aan de Wolga, de Dnjepr en de Amoe-Darja, die milliarden van de begrotingsuitgaven eisen; dat táj voort kan gaan met de politiek van systematische prijsverlaging voor consumptiegoederen, die eveneens millioenen begrotingsuitgaven vereist; dat zulk een <staat honderden milliarden kon investeren voor herstei van de door de Duitse in-· vallers vernietigde nationale economie, terwijl tezamen en tegelijkertijd hiertnee
100
zijn gewapende strijdkrachten verveelvuldigd en de oorlogsindustrie ontvûkkeld werden. . Het is niet moeilijk te begrijpen, dat een dergelijke roekeloze politiek elke staat naar het bankroet zou hebben geleid. Premier Attlee zou zowel op grond van zijn eigen ervaringen als die der Verenigde Staten hebben moeten weten, dat vermenigvuldiging van de strijdkrachten van een land en een bewapeningswedloop leiden tot ontwikkeling van de oorJogsindustrie tot een stopzetting van het vreedzame opbouwwerk, tot vermeerdering van de belasting, tot een stijging van de prijzen van de verbruiksgoederen. ' Het spreekt vanzelf, waar de Sowjet-Unie haar vredesindustrie niet vermindert, maar integendeel uitbreidt, de' bouw van nieuwe hydro- electrische krachtstations en irrigatiewerken voor de burgerbehoeften n i e t stopzet, maar integendeel uitbreidt, de politiek van prijsverlaging niet beëindigt, maar integendeel voortzet, dat zij tegelijkertijd hiermede haar oorlogsindustrie niet kan opdrijven en haar gewapende strijdkrachten vermenigvuldigen zonder .zichzelf bloot te stellen aan staatsbankroet."
Uit de cijfers van het verslag blijkt, dat deze vredespolitiek onverzwakt wordt voortgezet. De Sowjet-Unie doet dit omdat zij in de vooruitstrevende krachten van de wereld, waaronder in de eerste plaats de arbeidersklasse, een groot vertrouwen heeft. Maar ook betekent de vervulling van het vijfde vijfjarenplan, waarvan het tweede jaar met succes is geëindigd, dat de verhoogde productie haar zo sterk maakt, dat zij ondanks alles onaantastbaar zal zijn.
101
BET JODENVRAt\GSTUK IN NEDERLAND Hierbij publiceren wij een door Paul de Groot geschreven beschouwing over het "Jodenvraagstuk in Nederland". Het werd als ontwerp voor discussie-materiaal in de illegale partijgroepen in verband met de Februari-staking door hem geschreven en was gedateerd op 27 Februari 1941. Ofschoon de schrijver overtuigd is van verscheidene onnauwkeurigheden in de formulering, achten wij het wenselijk dit, thans twaalf jaar oude stuk uit de illegale strijd van onze partij, onveranderd a.f te drukken. De hier behandelde vraagstukken k'unnen ook thans nog nuttig zijn bij de ontmaskering van de door de Amerikaanse oorlogsstokers verbreide leugens over het communisme en van de rol der reactionnaire zionisten reeds tijdens de Februari-staking in 1941. Zij kunnen ook dienstig zijn voor de strijd tegen de rassen-theorieën der, met de hulp van Amerikd en de rechtse sociaal-democratie, herleefde Nazi-beweging in West-Duitsland en Nederland.
nauw verband met de nationale bevrijdingsstrijd van het INVoor Nederlandse volk staat het jodenvraagstuk de Duitse bezetting speelde het jodenvraagstuk in Nederland geen rol. De Duitse nazi's hebben het kunstmatig opgeworpen en daarom moet voor de Nederlandse arbeiders en werkers de betekenis van deze daad der Duitse bezetters duidelijk gemaakt worden. Dit is te meer nodig, waar het jodenvraagstuk in de rijen van de arbeidersbeweging in ons land vrijwel onbekend was; het was een soort van gevoelskwestie, waarbij men volstond met het tot uitdrukking brengen van zijn verontwaardiging over de anti-semietische uitspattingen in het naburige Duitsland en het betonen van medelijden met de slachtoffers daarvan. Hoe staat het met het jodenvraagstuk in Nederland? Ongeveer driehonderd jaar geleden vestigden zich de eerste Joden in ons land. Sinds ongeveer tweehdtlderd jaar bezitten zij alle burgerrechten, toen onder invloed van de Franse rêvolutie en het Napoleontische tijdvak alle burgers gelijkheid voor de wet verkregen. De langdurige periode van burgerlijke democratie bracht in Nederland grote verdraagzaamheid onder de bevolking, waardoor de verschillen in afkomst tussen Joden en niet-Joden afsleten en in geen geval de gewelddadige vormen aannamen, die eigen zijn aan landen, waar het absolutisme (tsarisme), of het reactionnaire groot-grondbezit regeerde. Deze omstandigheid bevorderde de assimilatie van de Joden, d.w.z. hun aanpassing van en versmelting met de Nederlandse natie. In zijn werk "Het nationale en koloniale vraagstuk" heeft pg. Stalin deze ontwikkeling reeds lang geleden getekend, als
102
gevolg van het feit dat de Joden geen natie meer vormen en in diverse landen tussen andere volkeren leefden, waardoor hun "lotsgemeenschap", zoals· de zionisten het noemen, of het "internationale jodendom", zoals de Duitse nazi's het noemen, in werkelijkheid niet bestaan . .,Van welke 'lotsgemeenschap'," zei pg. Stalin, .,en nationale verbondenheid kan er b.v. sprake zijn bij de Georgische, de Djagestanse, de Russische en de Amerikaanse joden, die volkomen los van elkaar staan en op verschillend grondgebied wonen en verschillende talen spreken? De genoemde Joden leven zonder twijfel in een gemeenschappelijk politiek en economisch leven met de Georgiërs, de Djagestaners, de Rus.<en en de Amerikanen in een culturele sfeer, die zij gemeen hebben; dit moet wel zijn stempel drukken op hun nationaal karakten en indien er nog iets gemeenschappelijks bij hen is overgebleven, dan is dit de godsdienst, de gemeeruchappelijke afkomst en enige overblijfselen van nationaal karakter. Dat is ongetwijfeld het geval. Maar hoe kan men op ernstige wijze beweren, dat ·versteende religieuze ceremoniën en afbrokkelende psychologische overblijfseLs een sterkere invloed uitoefenen op het .,lot" van de bo·r:engenoemde joden, dan het hen omringende, levende, sociaal-economische en culturele milieu?" (Het nationale en koloniale vraagstuk, pg. 12, uitgave Pegasus 1939)
De Nederlandse Joden hebben in de loop der eeuwen het hen omringende, levende sociaal-economische en culturele milieu in hoge mate ondergaan. Een machtige drijfveer tot deze assimilatie vormde de, uit de ontwikkeling van het kapitalisme voortkomende splitsing, die ook de Joden in kapitalisten en proletariërs, uitgebuiten en uitbuiters verdeelde. Arbeiders en arme middenstanders onder de Joden werden door de arbeidersbeweging opgezogen en door haar onverbrekeli)k met de algemene Nederlandse arbeidersklasse verbonden en versmolten. De assimilatie nam als gevolg van dit alles in de laatste jaren zodanige vormen aan, dat b.v. in Amsterdam, waar de meeste Joodse arbeiders wonen, het overgrote deel der Joden niet meer religieus was en de helft van hen gemengde huwelijken sloot. Deze ontwikkeling leidde dan ook tot de versmelting van de Joden met de Nederlandse natie. In bovenaangehaald werk wijst ook pg. Stalin op dit verschijnsel van het opgaan van sommige naties of brokstukken van vroegere naties in een andere natie, en hij toont aan hoe deze laatste daardoor verrijkt wordt. Men kan, tegen elke nazi-demagogie in, met bewijzen aantonen, hoe de versmelting van de Joden met de Nederlandse natie deze ten goede is gekomen, zowel op economisch als cultureel gebied en· vooral op het gebied van de arbeidersbeweging, die de ruggegraat van de natie is. Het is daarom geen toeval, dat de ons land binnengedrongen nazi's ten koste van alles dit proces willen stuiten en dat zij het anti-semitisme met alle middelen aankweken. Het anti-semitisme is voor de nazi's een der gewichtigste middelen om hun doel te bereiken, n.l. de invoering van de fas-
103
cistische dictatuur, de nationale' onderwerping van het Nederlandse volk, de verduitsing van Nederland en de annexatie daarvan bij het Duitse rijk. Immers, het fascisme is de heerschappijvorm van het imperialistische groot-kapitaal, dat door middel van oorlog en gewelddadige dictatuur andere volkeren onderwerpt en uitbuit. Daartoe heeft het behoefte aan het opzwepen van verschillen in nationaliteit en afkomst tot ziedende nationale en rassenhaat, waardoor het volk in de chauvinistische roes wordt gebracht, die voor het voeren van een roofoorlog onmisbaar is. Het fascisme is de heerschappijvorm van het imperialistische grootkapitaal, dat de arbeidersklasse geheel tot zijn slaaf maakt, de klassestrijd der arbeiders voor hun bestaan en hun rechten op gewelddadige wijze onderdrukt, haar zelfstandige organisaties vernietigt of steelt. De nationale en de rassenhaat zijn oude en beproefde middelen van de kapitalistische uitbuiters, die door hen steeds gebruikt worden om de arbeiders de hun door het kapitaal opgelegde offers te doen dragen, om de klassenstrijd te overstemmen, om de klasse-eenheid en solidariteit der arbeiders te breken. Het is daarom, dat de Duitse nazi's bij hun streven om in Nederland een Mussert-bewind op te richten en het fascisme in te voeren, en daard_oor Nederland te annexeren, het jodenvraagstuk tot hun stormram tegen het Nederlandse volk willen gebruiken. En daar er geen jodenvraagstuk was, hebben zij er een gemaakt. Dit jodenvraagstuk moet als bliksemafleider dienen door de verontwaardiging der massa's van de oorlog en de ellende der bezetting ("de joden hebben de oorlog veroorzaakt") en de aandacht van het imperialisme af te leiden. Het jodenvraagstuk moet als ,splijtzwam dienen onder het Nederlandse werkende volk, door het tegen elkaar ophitsen van "ariërs" en van "joden", "bastaard-joden" enz. Het moet de klassentegenstellingen vervalsen en de arbeiders in verwarring brengen over hun werkelijke klasse-vijanden, door de voorstelling dat alle Joden kapitalisten zijn (terwijl de grote meerderheid der Nederlandse arbeiders armoede lijdt), terwijl de rijke "ariërs", in het bijzonder de Duitsers, als "volksgenoten" worden voorgesteld. Het moet de arbeiders-organisaties ·en middenstandsorganisaties ontwrichten door hun tal van goede leden en kaders van "joodsen bloede" af te nemen en zodoende de vernietiging of overheersing van deze organisaties door de NSB te vergemakkelijken. De nazi's hebben tenslotte in Nederland het jodenvraagstuk gemaakt en het anti-semitisme tot zijn brutaalste vorm van pogroms en moordpartijen opgezweept, omdat zij er behoefte aan hebben, een sfeer van bloeddorst, verruwing en dierlijke wreedheid bij hun aanhangers en terreur-troepen te kweken, 104
omdat zij hierdoor een tegen-natuurlijke, sadistische "aantrekkingskracht" op de jeugd in de puberteitsjaren willen scheppen, welke jeugd in deze jaren zo gemakkelijk te misvormen en tot vernielzucht en wreedheid te brengen is. Zij hebben deze bloedsfeer nodig, omdat zij voor de onderdrukking van de arbeidersklasse en het volk behoefte hebben aan beulen en zij deze in hun beulswerk op de lichamen van de Joden het gemakkelijkst denken te kunnen "scholen". · Inzake dit anti-semitisme heerst in de burgerlijke kringen, waarvan ook de arbeidersklasse de invloed ondergaat, over het algemeen een groot wanbegrip en zelfvoldane onderschatting. Men beweert vol zelfvertrouwen, dat dit "anti-semitische" gedoe bij het Nederlandse volk "niet pakken" zal. Men beroept zich op de christelijke tradities, als een dam tegen rassenhaat, men pocht met de eeuwenoude verdraagzaamheid van het Nederlandse volk in de tijden dat het een vreedzame ontwikkeling doormaakte. Als gevolg hiervan wordt tegenover het anti-semitisme vaak niets anders gesteld dan een beroep op de christelijke naastenliefde, op het humane beginsel dat "alle mensen kinderen zijn van een vader", ofwel "dat het evangelie aan alle creaturen gepredikt moet worden" en dat "naar den vleeze Jezus zelf een Jood was". Anderzijds wordt de burgerlijk-democratische "gelijkheid van alle burgers voor de wet" bepleit en wordt het anti-semitisme met sentimentele frases afgedaan. Deze bestrijding snijdt geen hout, omdat zij de kern van het anti-semitisme niet raakt en dit daardoor de kans krijgt,· om zich heen te grijpen. Men kan het anti-semitisme evenmin met christelijke, humanitaire of gerechtigheids-beweringen bestrijden als men de oorlog en het fascisme zelf daarmee bestrijden kan. De communisten hebben daarom tot taak het jodenvraagstuk en de bestrijding van het anti-semitisme vanuit het proletarische klasse-standpunt en vanuit het belang van de nationale bevrijdingsstrijd te belichten. Zij moeten ook hun eigen, positieve oplossing van het jodenvraagstuk aangeven. Natuurlijk is het noodzakelijk allen, die het nationaal-socialisme en anti-semitisme bestrijden, te verenigen, ook als zij dit uit humanitaire of christelijke overwegingen doen. ' Doch het is in de eerste plaats nodig de arbeidersklasse bewûst te maken en haar ook tot de bewuste voorhoede van de strijd tegen het anti-semitisme te maken, uitgaande van de klassebelangen van het proletariaat en de belangen van de proletarische revolutie. . Deze vereisen de absolute eenheid, geslotenheid en solidariteit van aHe arbeiders als klasse, en van het gehele werkende volk, ongeacht afkomst of godsdienst. Het is deze eenheid, die de nazi's het meest vrezen en het is juist in naam van deze eenheid, dat het anti-semitisme als een gevaarlijke vijand moet bestreden worden.
105
•
•
Bij dit grote belang, de eenheid van het Nederlandse volk tegen zijn "eigen" en "vreemde" onderdrukkers, treden alle beschouwingen over ras-vraagstukken en godsdienst op de achtergrond. Toch moeten de communisten ook hier de discussie niet vermijden, .zowel met de anti-semieten, als met hun tegenvoeters, · de reactionnaire, orthodoxe joden. De communisten zijn voorstanders van de volledige assimilatie der Joden, van hun totale opgaan in de Nederlandse natie en het uitwissen van alle overblijfselen van verschillen, in het belang van de ontwikkeling der Nederlandse natie en der Joden zelf. Zij stellen echter hierbij voorop, dat geen enkele dwang hiertoe mag worden uitgeoefend en de assimilatie geheel op vrijwilligheid en op overtuiging moet berusten. De anti-semieten beweren, dat de Nederlandse natie "verjoodst" is, door de opname van Joden in haar midden. Een enkel voorbeeld moge hier worden aangehaald, om de leugenachtigheid van deze bewering te bewijzen. Nemen wij een erkend groot kunstenaar als de schilder Josef Israëls. Deze was van joodsen bloede, maar hij schilderde niet joods, doch Nederlands, Nederlandse landschappen, Nederlandse mensen, Nederlandse sfeer . Josef Israëls verrijkte de Nederlandse cultuur met een talent en een kunst, die, misschien juist door de p"sychologische overblijfselen van zijn afkomst, aan verfijning won. Josef Israëls "verjoodste" niet de Nederlandse schilderkunst doch zette haar nieuwe luister bij. Op dit gebied zouden talrijke voorbeelden aan te halen zijn van geleerden, kunstenaars, leiders en organisators in de arbeidersbeweging enz. · In deze zaak hebben wij ook te maken met de vooroordelen en reactionnaire activiteit der zionisten, orthodoxe Joden, rabbijnen enz. Hoe ongelooflijk het ook moge klinken, zijn deze in principe geen tegenstanders van de "rassenleer" der nazi's. Zij grijpen deze juist aan, als een middel om de vermenging en de assimilatie tegen te gaan, en te voorkomen dat de Joodse godsdienst geheel uitsterft. De assimilatie is voor hen het grootste, het anti-semitisme het kleinste kwaad. Ook hiertegenover willen wiJ een voorbeeld uit de Nederlandse geschiedenis stellen. Een der grootste wijsgeren, en baanbrekers op wetenschappelijk gebied, was de Amsterdamse Jood Baruch d'Espinoza, die men na zijn breuk met het Jodendom Benedictus Spinoza noemde. Spinoza verwierf zich wereldroem, die zal blijven bestaan, ook als alle "rassen-theorieën" en "sibbekunden" tot stof zullen zijn vergaan. Hij bracht de wetenschap vooruit en verrijkte de Nederlandse en de. wereldbeschaving. Hij had dit niet kunnen doen, als hij orthodoxe Jood ware gebleven. Hij werd eerst tot baanbreker op wetenschappelijk
106
gebied, doordat hij met het Jodendom brak, zich bij het Nederlandse volk aansloot, de Nederlandse cultuur in zich opnam en voortbouwde op hetgeen in Nederland op wetenschappelijk gebied reeds was verricht. Een orthodox-Joodse Baruch d'Espinoza zou een nutteloze duisterling en beschimmelde bedienaar van "versteende religieuze ceremoniën" Zijn gebleven; slechts de Nederlandèr Benedictus Spinoza werd een lichtbaken van de Nederlandse en menselijke beschaving, omdat hij door de assimilatie zijn gaven ontplooien kon. De gebeurtenissen bij de joden-pogroms in de helft van Februari jl. hebben bewezen, dat men de schadelijkheid van de reactionnaire Joodse elementen niet mag onderschatten. Toen de W.A.benden de Joodse wijk Uilenburg binnenvielen, en alles verwoestten en neersloegen, snelden de "arische" havenarbeiders uit de Jordaan en Kattenburg hun klassebroeders te hulp, uit klasse-solidariteit. De Joodse-reactionnaire kapitalist Asscher, Prof. Cohen en opper-rabbijn Sarlouis legden echter ook hun klasse-solidariteit aan de dag: zij bogen zich in het stof voor de Duitse nazi's en erkenden de "schuld" der Joden aan de door Mussert aangestichte bloedige bo!singen, waarbij zij niet de W.A., maar de Joodse en andere arbeiders opwekten om de "wapens in te leveren". Ook deze heren moeten ontmaskerd worden. Samenvattend moet in het oog gehouden worden, dat het anti-semitisme een bijzonder gevaarlijk vergif is, dat niet onderschat mag worden en ook in Nederland kansen heeft zijn schadelijke uitwerking te verrichten. Het anti-semitisme knoopt aan bij de laagste instincten van afgunst en broodnijd, van dierlijkheid en wreedheid, zelfs bij het klassegevoel der arbeiders en hun haat tegen het kapitalisme. De nazi's verwachten niet zonder redenen, dat dit vergif, in grote dosis, en bij herhaling toegediend, tenslotte ook in Nederland zijn verwoestingen zal aanrichten en in de, in politiek opzicht, ten achter gebleven bevolkingslagen, in het bijzonder op het platteland, in de ambtenaarswereld en zelfs onder verpauperde arbeiders wortels zal kunnen schieten. Daartegen baten geen christelijke tradities en humanitaire gevoelens; daartegen helpt alleen de harde en onverzoenlijke strijd tegen het fascisme, waarbij de arbeidersklasse de toon aangeeft. En zij heeft dit reeds gedaan! Anti-semietische wreedheden van de NSB en de Duitse politie waren de aanleiding tot de grootste politieke massa-staking, die ooit in Nederland plaats yond. De algemene politieke werkstaking in Amsterdam op 25 Februari, die zich tot geheel Noord-Holland en andere plaatsen in het land op de daaropvolgende dagen uitbreidde, was een historische daad van de voortroep van het Nederlandse volk voor zijn vrijheid, voor socialistische democratie en voor de verdedi-
107
ging van zijn levensbestaan, waarvan het protest tegen de jodenvervolgingen een onverbrekelijk deel vormt. De grote ziel van de Nederlandse arbeiders toonde zich in zijn volle grootheid, als voorvechters en hoeders van de menselijke beschaving tegen de nazi-barbaarsheid. Deze politieke massa-staking toonde de onweerstaanbare kracht van de proletarische actie: heel het raderwerk stond stil, toen haar machtige arm het wilde! En de snoevende brutaliserende Duitse nazi's moesten bakzeil halen en, zij het in schijn, hun NSB-werktuigen van het toneel laten verdwijnen! Hierdoor is de Nederlandse arbeidersklasse en het Nederlandse volk onnoemelijk versterkt, zoals zij zich steeds verder versterken zullen in de geest van de leÛze van Karl Marx en Friedrich Engels: Proletariërs aller landen, verenigt U! In die geest moeten ook in de rijen van de arbeiders in de. eerste plaats alle pogingen tot anti-semietische besmetting uitgebannen worden en elk wanbegrip door principiële opklaring uit de weg worden geruimd. 27-2-'41
Acht jaar geleden
DE WONDERTOCHT Memel, Koningsbergen, Danzig. en de wondertocht gaat voort van het grote rode leger door het land van bloed en moord. Vanuit Polen, langs de Weichsel, langs de Oder, overal, als de tocht der jonge lente door ons donker levensdal.
108
Stad na s.tad zijn al genomen, en mililoenen leven mee die hier jarenlang al dromen van de vrijheid enl de vree. Posen, Krakau, langs de Warthe, dichter, dichter bij Berlijn trekt het grote rode leger met de lente naar Berlijn. En uit al de z"'arte gouwen vlucht de nazibende heen, krimpt de macht der dreigend grauwe Hitler-rovers doods ineen. Het wordt voorjaar in Europa. Hoort, millioenen, óp de kop, die de vrijheid hunkrend wachten als gebloemte in de knop. Moede harten, sombre ogen, dodelijk vermoeid gedacht,. uitgehongerd denkvermogen draagt verlangen uit de nacht. Hoort, de wondertocht komt nader en, hoe bitter gij nog lijdt, . 't wordt weer lente hier op aarde, lente van de nieuwe tijd.. Denk hoe blank straks door de handen 't witte meel der broden .vloeit, als de nazi-vloek der schande uit ons volk is weggesnoeid, en hoe heerlijk of de vrucht weer in de handen van ons kind binnen weinig zoele maanden glans van blijde ogen vindt. Hoort, de· wondertocht komt nader en vervaagt de domme grens, dank zij 't bloed der kameraden brengt hij vrijheid voor de mens en de rijkdom aller gaven die de aarde ruimschoots schenkt. 't Rode leger maakt van slaven weer een volk dat leeft en denkt!
(Anoniem gedicht uit de bezettingstijd. Uit: "Oude en Nieuwe Geuzenliederen", gekozen, ingeleid en toegelicht door Yge Foppema.)
109
DE BRANDKAST OPEN • DE DIJKEN DICH'I' hebben de regering en haar pers alles geONGETWIJFELD daan om het antoord op de klemmende vraag naar de verantwoordelijkheid voor de grote ramp van 1 Februari, weg te stoppen achter een hysterische lawaai-campagne tegen de communisten. Doch de vraag is gebleven, omdat het volk zich nu eenmaal niet met een kluitje in het riet laat sturen, hoe modderdik het kluitje ook is. De ramp was té schokkend, zij kostte té veel aan mensenlevens en materieel ,verlies dan dat het volk bereid zou zijn op wens van regering en partijleiders tot de orde van de dag over te gaan. Het is niet voor niets dat er sinds de catastrofale datum zovele officiële en politieke pennen zijn gaan krassen om de oorzaak van de ramp boven en buiten de menselijke verantwoordelijkheid te plaatsen. Om aan eigen verantwoord€li.ikheid tegenover de natie, en in het bijzonder tegenover de getroffenen door de ramp, te ontkomen, hebben de lieden in ons land, die heten te regeren, in laatste instantie de natuur schuldig verklaard. De rechtse sociaal-democratische leiders holden in deze vlucht voor de verantwoordelijkheid het hardst. Dat is wel begrijpelijk gezien hun aansprakelijkheid voor het uitgeven van onze gelden voor de aankoop van Amerikaanse wapens. waardoor in de meest letterlijke zin van het woord onze dijken en duinen, die heel West-Nederl11nd met zijn dichte bevolking moeten beschermen, werden ondermijnd. Op welk een huiveringwekkende wijze zijn de waarschuwingen van de communisten, dat het Atlantische oorlogsverdrag nood, ellende, werkloosheid en andere rampen over ons land en volk zou brengen - waarschuwingen, welke door de regering en haar partijen in de wind werden geslagen - tot werkelijkheid geworden. Zeer beslist was het geen wonder, dat de eerste woordvoerder in de Tweede Kamer in het debat op 10 Februari over de ramp, de voorzitter van de PvdA-fractie, m r. B u r g e r, met een noodlots-trek op zijn gelaat verklaarde: "Wat betreft de oorzaak van deze ramp, is onmiskenbaar voorname!iik te wijzen op het onvoorziene en exceptionele natuurgebeuren. waardoor de vloeden tot ongekende hoogte werden opgestuwd". (Handelingen van de Tweede Kamer, pag. 545)
Mr. Burger dacht hierbij aan de leden van zijn eigen partij, onder wie het sterkst de vraag maar de o o r z a a k van de ramp leeft. Hij weet maar al te goed, dat de sociaal-democratische arbeiders het inzicht niet kwijt zijn, dat in de eerste plaats maatschappelijke oorzaken ten grondslag moeten liggen aan de raJ!lp. 110
Om een dringend beroep op de Kamer te doen de direct na de ramp ingezette "samenzwering van het stilzwijgen", zoals Pa u 1 de Groot de vrees van de "officiële instanties" voor de critiek had gekarakteriseerd, te laten voortbestaan, smeekte hij als eerste spreker in het debat: "Deze discussie zal mijns inziens derhalve niet het karakter moeten dragen van een ter verantwoording roepen van de regering, hoezeer dat op zichzelf het recht en de plicht is van het parlement, mijnheer de voorzitter, op een passend moment". (Pag. 544, Handelingen)
Het kwam deze "democraat" natuurlijk beter gelegen het passende moment op te schuiven en liefst voor goed weg te schuiven ... ! Niet alleen dat de regering en haar steunpilaren geen discussie wensten· over de oorzaak van de ramp, zij wilden ook koste wat het koste de critiek onderdrukken over het ontbreken van een centrale leiding ná de ramp om haar gevolgen zo gering mogelijk te doen zijn. Misschien welsprekender dan het nogmaals in volgorde' plaatsen van alle critische opmerkingen, die in de pers zijn doorgedrongen omdat het volk boordevol vragen zat, welsprekender dan scherpe uitlatingen van deskundigen, ambtenaren en hoge officieren als de marineman De Booy over het gebrek aan centrale leiding en daardoor het te laat aanwezig zijn van hulpmateriaal, kortom van de hele chaos gedurende de twee eerste dagen na de ramp, is het verzoek van de PvdA-fractievoorzitter om te zwijgen. Want wie zwijgt stemt toe!
Wie de regering deert, de regering heertl dagen na de ramp kondigde de regering op pag. 3 van A CHT haar Watersnood-nota aan, dat _ "zo spoedig mogelijk een ontwerp-noodwet zal worden ingediend, waarin een centrale verantwoordelijkheid voor het herstel van de dijken wordt geregeld".
Als de mensen 'verdronken zijn, denkt men aan de dijken, zouden we met een bittere variant op een bekend oud Hollands gezegde willen schrijven. Want, ofschoon de regering hier spreekt van een centrale verantwoordelijkheid voor het h e rs t e 1 van de dijken, is het duidelijk dat zij met haar noodwet bevestigt, dat er nimmer een centrale verantwoordelijkheid voor het onderhoud en de versterking van de dijken heeft bestaan. Een tweede bevestiging hiervan is, dat de regering nu van oordeel is, "dat de kostellj van het herstel van de hoofd- en buitenwaterkeringen geheel voor rekening van het Rijk zullen dienen te worden genomen".
We laten op deze plaats even in het midden, dat de omr"oepverenigingen, kennelijk op instigatie van de regering, ook dit
111
ons volk willen laten betalen, althans meebetalen onder de leuze: "De beurzen open - de dijken dicht!" Waar het ons hier om te doen is, is vast te leggen, dat de regering nu spreekt van het nemen van de herstelkosten voor haar rekening, maar vóórdien de lasten voornamelijk afschoof op de polder- en waterschappen, die voor de ramp door de regering financieel aan· banden waren gelegd. Voor• wat ha'ar aandeel betrof- het voornaamste aandeel dus! -liet zij God's water over God's akker lopen. Onze taal is heus niet arm aan door ervaringen scherp geslepen gezegden. Doch laat ons het woord geven aan baron V a n d e r F e l t z, christelijk-historisch Kamerlid, wonende in Zeeland, die nog onder de indruk van eigen aanschouwing van de gevolgen van de ramp uitbarstte: ,;Uit het gebeurde met de doorbraak van zovele dijken is wel gebleken, dat het onderhoud van aan alle eisen voldoende zeewerende dijk~n in verband met de mogelijkheden van de moderne techniek ligt buiten de financiële draagkracht van vele kleine polders en waterschappen. Het herstel en het onderhoud van de zeedijken moeten voor een groot deel wat dt. financiële kant betreft, Rijkstaak worden". (Pag. 569, Handelingen)
Wij hebben het woordje "onderhoud" laten cursiveren omdat dit Kamerlid bevestigde, dat het herstel nu nodig is wijl het aan het onderhoud door het Rijk voordien ontbroken heeft. Als zelfs mr. Burger sprak van een taaie strijd tussen de waterschappen "over de verdeling der lasten", dan behoeft het waarlijk geen betoog, dat daarmee zijns ondanks bewezen werd, dat de regering de schatkist potdicht hield als het om het behoud van onze dijken ging, maar haar wagenwijd openzette om straaljagers, tanks en kanonnen te kopen. In de polders doet nog steeds het motto opgeld: wie het water deert, het water keert! De ramp zal de polderbewoners doen beseffen, dat het motto: wie de regering deert, de regering keert, ook van toepassing is.
.
De regering was op de hoogte. LLE kranten hebben, hetzij steunende op deskundigen, hetzij op mededelingen van bestuurders van polder- en waterschappen, bekendheid er aan gegeven, dat de regering vele malen gewaarschuwd is voor de onhoudbare toestand van de dijken en kustverdediging en voor de catastrophe, welke daar van op een kwade dag het gevolg zou kunnen zijn. Wij willen er in dit artikel nog slechts één voorbeeld aan toevoegen, nl. dat van het rapport van de Noordbrabantse Provinciale Waterstaat, uitgekomen in ... 1930. Toen al vermeldde ir. Röhle, dat de Brabantse zeewering onvoldoende was. Hoe onvoldoende is: 23 jaar later gebleken! De regering wás op de hoogte van de levensgevaarlijke situatie in Zeeland, Zuid-Holland, Brabant en verder langs de kust. Omdat dr. Drees Dinsdag 10 Februari voor de radio sprak, en
A
112
omdat Henk Gortzak voor di~zelîde radio van het wederwoord verstoken was, waagde hij het, de Communistische Kamerleden de demagogische vraag te stellen, waarom zij de regering ·dan niet bijtijds hadden gewaarschuwd. Demagogisch alleen al daarom wijl de regering op de hoogte w á s! Zij behoefde niet extra gewaarschuwd te worden, zij w á s het allang! Er bestond echter van haar kant al vóór de ramp een complot van stilzwijgen. Wij hebben een regeringsvoorlichtingsdienst om het volk n i e t of o n v o 1 d o e n d e voor te lichten, hetgeen hetzelfde 1s. Ln de vraag moet gesteld worden of er niet ook op andere terremen onhoudbare situaties bestaan, waarvan het volk én de vol«svertegenwoordigers,- althans de Communistische, in het ongew1sse worden gelaten. Niet voor niets zijn de Communistlsc.1e Kamerleden uit nagenoeg alle commissies, welke het parle.men. rijK is, geweerd. En deze commissies betreffen buiten- en binnenlandse zaken, waarin van alles uitgebroed en af gehandeld kan worden zonder dat het volk het ooit te weten komt. En als het het te weten komt, is het veelal te laat! · De na-oorlogse regeringen hebben maar één dijk aangelegd, maar die is dan ook torenhoog. Het is de dijk tegen het volk en de dijkwachters werden gevormd door de leiders der regeringspartijen! Om die reden vormen regering, partijleiders en kranten één front om onder veel vals geraas op de Communisten, de werkelijke oorzaak van de ramp te verzwijgen en de aandacht van de nieuwe lasten, welke het volk zullen worden opgelegd, voor. lopig af te leiden. Het ontkennen van de waarheid is levensbehoud voor de regering. Haar bestaan staat op het spel als het volk alles te weten zou komen. Waarom anders spant men zich zo in het vraagstuk van de bewapening los te maken en te houden van de ramp? De regeringspers zwijgt in deze dagen zoveel mogelijk over de bewapeningsuitgaven en in de Kamer was het navenant. Slechts een toespeling werd gemaakt door de heer W e 1 t e r (KNP), die zich afvroeg of de regering door te veel naar de "vijand" in het Oosten te kijken, de vijand in het Westen, het water, niet over het hoofd heeft gezien. Het ligt in de logica der dingen, dat een regering wier voornaamste activiteit gericht is op bewapening, bij elke gebeurtenis, welke een gevaar voor die bewapening inhoudt, deze ten koste van alles probeert te redden.
Militaire uitga.,en bliJ.,en gehandhaafd BURGER zeide in de Tweede Kamer: MR."Dit departement (van Verkeer en Waterstaat, heeft geworsteld met de
vóóroorlogse
F. S.) bezuinigingsijver."
113
Dat sloeg op de jaren, dat de SDAP geen regeringsverantwoordelijkheid droeg. En na de oorlog? De heer Burger ontdekte helemaal geen bezuinigingswoede meer, want nu zijn zijn partij genoten regeringspartners. . Maar Het Vaderland (Den Haag) van 4 Februari schreef: "Voor de jaren 1948, 1949 en 1950 werd aan de' minister van verkeer en waterstaat bij de opstelling der begrotingen in totaal 400 millioen gulden minde r toegestaan door de minister van financiën dan door waterstaat voor haar w~rken n o o d z a k e 1 ij k werd geacht."
Het is minister Lieftirrek (PvdA) geweest, die 400 millioen gulden in drie jaren heeft onthouden aan werken, welker noodzakelijkheid wij na de ramp, die meer dan 1400 mensenlevens kostte, niet meer behoeven te onderstrepen. Maar het zijn alleen de communisten geweest, binnen en buiten het parlement, die jarenlang hebben geëist, dat de gelden ter beschikking zouden worden gesteld van werken voor vredesdoeleinden, van constructieve in plaats van destructieve activiteit, waarvan de PvdA-leiders voorstanders waren. En zijn, want geen PvdAKamerlid heeft het verlangen tot uitdrukking gebracht, dat tenminste nu, nu ons volk een harde w-aarschuwing heeft gehad, kalmer wordt aangedaan met de oorlogsuitgaven. Integendeel, dr Drees verklaarde nadrukkelijk in hetzelfde debat, dat de Nederlandse ambassadeur in Washington door de regering is gemachtigd, tegen te spreken dat Nederland "zijn N.A.V.O.-verplichtingen niet zal kunnen nakomen". En de PvdA-minister-president onthulde nog meer: "\Vïj hebben met de Amerikaanse heren gesproken over het vraagstuk van de Europese Defensiegemeenschap. . . . Wel is in een overhand ;gde Nota natuurlijk gewezen op de grote moeilijkheden, waarvoor Nederl<md door de ramp is komen te staan, maar zulks· is vooral gebeurd in verband met de kwestie van de tegenwaarderekening en de vraag, hoe die zou worden besteed."
Niet alleen dat de regering tijdens de rampdagen met de Amerikaanse heren over de EDG sprak, terzelfdertijd onthulde de regeringspers de wezenlijke bedoelingen van de aanwezigheid van vreemde, onder wie West-Duitse militairen. De pers liet zich ontglippen, dat wij nu "de schaduw van het Europese leger zagen". Alleen een kwaadwillige kan veronderstellen, dat de communisten tegen hulpverlening waren, omdat deze van over de grenzen kwam. Internationale Solidariteit is een hoge deugd van de arbeidersklasse, maar niet die van de bourgeoisie. De Franse, Belgische of Amerikaanse soldaat, die in Zuid-Nederland Nederlandse mensen het leven redde, is voor ons iemand anders dan de oorlogsreactie, die aan de andere kant van de aardbol mannen, vrouwen en kinderen met ziekte besmet. En het was deze oorlogsreactie, die van de ramp misbruik maakte om reclame te maken voor het Europese leger, dat duizendvoudiger gevaren in zich bergt dan de al zo verschrikkelijke ramp. Voor haar was het een welkome gelegenheid om de "samenwerking" van 114
"Ze zeggen dat we de oorlogsultgaven nog meer moeten opvoereu!"
legeronderdelen van verschillende nationaliteiten op hun practische waarde te toetsen. Was het soms nodig om mensen te redden, dat de vreemde soldaten geweren bij zich droegen, of zoals de Franse stoottroepen in volle oorlogsuitrusting naar ons land waren getransporteerd? Natuurlijk niet. Met geweren redt men geen mensen uit de bomen en voor plunderaars is de Nederlandse politie voldoende. Neen, de EDG was niet vergeten. Zes dagen eerder, twee dagen ná de ramp, had de minister van oorlog, i r. St af in de Eerste Kamer al in antwoord op een vraag van het communistische Kamerlid, C o r G e u g j e s, ondubbelzinnig uitgesproken, dat de zeer grote bedragen, welke nodig zouden zijn voor het herstel van het verdronken land, niet ten koste van de militaire uitgaven zouden worden uitgetrokken.
Harder ..,er'hen en soberder le.,eu ANGEZIEN er maar één mogelijkheid is om het dichten A van de dijken en de heropbouw van het noodgebied niet door het werkende volk te laten betalen, nl. door én de oorlogsbegroting én de rijken door een heffing ineens aan te spreken, en deze éne mogelijkheid door de regering bij voorbaat is verworpen, ligt het voor de hand dat het plan is alle lasten af te wentelen op de massa's, zowel rechtstreeks als indirect. Als eerste indirecte methode is door de minister-president genoemd het aanspreken van de zogenaamde tegenwaarderekening van het Marshall-plan (waarbij de Amerikanen reeds de eis hebben gesteld, dat tegenover ·elke gulden op deze reke115
•
ning, die voor h~rstel wordt uitgegeven, anderhalve gulden voor militaire uitgaven moet staan). Maar hij weet ook, dat deze methode de geldcirculatie plotseling zal verruimen door het in omloop brengen van meer bankbiljetten zonder dat daar tegenover meer goederen staan, dat het onvermijdelijke gevolg is dat de prijzen zullen stijgen. De massa's worden dan opnieuw het kind van de rekening. Vandaar dat de minister-president als zalfje op de inflatie· wonde verklaarde: "Voor zover het in omloop brengen van deze guldens inflatoir zou kunnen werken, ~oeten wij bedenken, dat er zeker reden is ook voor andere doeleinden van Staatswege te lenen" (Pag. 577, Handelingen).
Hij doelde hier op het uitgeven van een staatslening om de geldhoeveelheid weer in te krimpen. Terecht stelde .De Tijd van 14 Februari hier tegenover: "Daarmede geraakt de schatkist wel min of meer in een vicieuze cirkel, want het geld verdwijnt wel uit de circulatie omdat er staatsobligaties voor zijn gekocht, maar de staat moet dan rente en aflossing op die lening gaan betalen en zodoende komt de last dan toch weer voor een groot deel terecht op de rug van de belastingbetaler."
Het Vrije Völk ziet deze gevaren ook. En het grijpt daarom terug op een minder zichtbare methode, die van harder en langer werken. In de Amsterdamse editie van 10 Februari lazen we. "Economisch gunstig is het verrichten van overwerk ten bate van het Rampenfonds, zoals de Stichting van de Arbeid heeft aanbevolen. Immers, hier gaat het overgeven van koopkracht (door werknemers en werkgevers!) gepaard met de vergroting van de productie".
Vergroting van de productie door o ver w e r k schept echter extra winsten voor de eigenaars en aandeelhouders, doch grotere werkloosheid in een land dat al 200.000 werklozen telt. Wat het Vrije Volk wil is de ramp gebruiken om het jarenlange verzet van de arbeiders tegen harder werken en soberder leven te breken. Tezelfdertijd verlangt het PvdA-blad, dat van de grote naoorlogse winsten en sterk gestegen vermogens wordt afgebleven. In hetzelfde· artikel werd ·nl. geschreven: "Het is bijvoorbeeld gemakkelijk gezegd. dat er nu maar weer een heffing ineens of iets dergelijks moet komen, liefst op de bedriJven. Maai daarbij verliest men al te spoedig uit het oog, dat een zwaardere belasting ~rotere inkomens voor de schatkist, maar ook aantasting van de werkgelegenheid zou kunnen betekenen."
Met andere· woorden wil Het Vrije Volk suggereren, dat het afromen van de winsten der rijken de werkloosheid in de hand werkt, en ontkennen dat het plaatsen van onze nationale economie op de wankele basis van oorlogsproductie en het uitgeven van onze gelden voor de aankoop van Amerikaanse wapens, dit doen. 116
•
Aan.,al op de UJerAgelegenlteid
EEN
heffing ·ineens op de grote vermogens samen met het vrijkomen van gelden op kosten van de oorlogsbegroting schept omvangrijke werkgelegenheid als deze sommen gelds worden besteed aan het dichten en versterken van de zee- en binnendijken en het herstel van de getroffen gebieden. Niet alleen door het werk ter plaatse, maar ook door aanvullende werkzaamheden elders in het land, als logische gevolg van een groots opbouwplan. · Hoezeer de bezittende klasse over dit punt in de war is, demonstreerden het r.k. weekblad De Nieuwe Eeuw en het r.k. dagblad De Tijd, beide van 14 Februari. Schreef het weekblad, dat "weliswaar vele werklozen bij het herstel van de schaden aan dijken, wegen en huizen arbeid kunnen vinden", het dagblad haastte zich, op gezag van de directeur-generaal van .de Rijkswaterstaat te verklaren, "dat de ramp althans de werkloosheid enigszins zal opheffen . . . een fictie" is. Het blad vervolgde: "Voor de droogmaking van polders en het dichten van dijken kan men slechts een beperkt aantal zeer geschoolde krachten gebruiken, die het totaal aantal werklozen weinig zullen verminderen."
Ofschoon iedere arbeider op zijn vingers kan natellen, dat de heropbouw van het verdronken land meer is dan alleen maar droogmalen, dat alleen al het herstel van wegen en dijken, maar vooral de modernisering van de honderden dijken in ons land, zulk ean omvangrijk werk zal zijn, dat onze gehele nationale economie er door wordt geraakt, verklaren de verdedigers van de brandkasten ·der rijken, dat dit alles weinig of niets om het lijf zal hebben. Het behoort tot het grootscheepse bedrog na de catastrophe om, nu "de ramp een probleem is geworden", de eisen van de EVC haar kracht te ontnemen. Een aanwijzing te meer dat het hier een zaak is waar een harde en hardnekkige strijd voor gevoerd moet worden. Terwijl enerzijds in de kapitalistische pers de kreet wordt aangeheven, dat de achter de schermen opgezette plannen tot verlaging van de belastingen voor de grote ondernemers, niet aangeraakt mogen worden, hebben zich anderzijds de publiciteits-organen op het volk gestort om het te bewegen steeds meer geld op te brengen voor het zgn. Rampenfonds. Het volk heeft echter geld opgebracht, in millioenen· guldens, en in kleding, dekking en huisraad. Op het moment dat wij dit schrijven, heeft de regering evenwei nog géén enkel bedrag genoemd, dat de schatkist zal fourneren. Het geld dat door het volk met gulle hand is en nog wordt gegeven, was bestemd voor de lêniging van de eerste en allerergste noden. Doch dat is de regering niet voldoende. Het Rampenfonds moet de belastingverlaging voor de rijken straks mogelijk maken. Het moet bovendien helpen de oorlogsbegroting te redden. Moge een deel
117
van het land vergaan,. de oorlogsbegroting blijve onaangetast ... Dat steekt achter de leuze: "De beurzen open - de_ dij~en dicht!" De regering wil haar schuld thans delgen door het volk te laten betalen! Doch wat open moet, is de brandkast der rijken, die meer konden verdienen aan de oorlogsvoorbereiding dan aan de versterking der dijken!
Nederland heelt! de "rede nodig laatste zitting van het Partijbestuur der CPN verklaarOpde·de Pa u 1 de Groot, dat het Nederlandse volk thans meer dan ooit de vrede nodig heeft. Een land, dat tot grondslag de vredeseconomie heeft, een volk, dat zijn volle aandacht kan geven aan vredeswerken, kan niet overrompeld worden door een ramp als ons thans zo smartelijk getroffen heeft. Ons kwam de reportage van de schrijver Sjolochow over de bouw van het Wolga-Don-kanaal in gedachten. Het gebeurde in het voorjaar van 1952, dat bij de zee van Azow, waar de Sowjet-arbeiders en ingenieurs de Don aan het kerstenen waren, een vloed kwam opzetten door het smelten van het ijs op een wijze als sinds mensenheugenis niet was voorgekomen. Het water met de gevaarlijke .ijsschotsen steeg' tot aan de nieuwe bruggen en dreigde alles weg te vagen. Maar men was er op voorbereid en had zijn maatregelen genomen. En de mens was sterker dan het natuurgeweld. Of zoals de schrijver van de Stille Don het neerschreef, door de combinatie van de machtigste techniek en de moed der arbeiders, werd elk gevaar bezworen. Geen dijk, geen brug en geen bouwwerk bezweek ... Minister Algera kan maar niet geloven, dat in het land der eeuwige overstromingen, China, sinds het millioenenvolk aan de macht is,- en dat is maar een zeer korte tijd- qe grootste óverstromingsgevaren al zijn weggenomen. Maar áls dat zo is, verklaarde hij toen in de Kamer, dan komt dat "omdat men er nu de laatste hand aan heeft kunnen leggen en alle voorbereidingen al zijn getroffen onder niet-communistisch bewind. Het is mij bekend, dat voorbereidingen mede ter hand zijn genomen door een van de bekwame Nederlandse ingenieurs, die ons land kent, die geruime tijd in China heeft vertoefd ... " Jawel, maar ook al zou de minister gelijk hebben, dan ontbrak tot voor enkele jaren toch nog één ding: Mao Tse-toeng, de macht van het volk! Dat was het beslissende moment om van plannen tot daden te komen. Ir. H. Sangster heeft in het blad "De Ingenieur" geklaagd, dat de wereldnaam van de Nederlandse dijkenbouwers in het geding is gekomen. Hij moge bij deze klacht niet blijven stilstaan, want het kunnen van de Nederlandse dijkenbouwer is niet minder dan vroeger. Integendeel, deze is groter omdat er een zeer ontwikkelde techniek bestaat. Waar het echter op aankomt is dat de ingenieurs samen met de arbeiders één front
118
vormen tegen hen, die de wereldnaam der Nederlandse dijkenbouwers bevlekt hebben, die het geld over de oorlogsbalk gooiden, de bouwers tot niets doen dwongen dan wel hen dwongen in het buitenland emplooi te zoeken. · Het Atlantisch oorlogsverdrag droeg de ramp in zich. Elke kei, die onze weringen had moeten versterken, werd omgezet in een gulden voor bewapening. Elk plan om ons land met een afdoende beschermingsgordel te beveiligen tegen het voortdurende aanstormende water, werd opzij gelegd voor het oorlogsplan, dat EDG heet! Ja, wij hebben ~e vrede meer dan ooit nodig om ]).et verdronken land weer te ontrukken aan de zee en al ons land eens en voor goed te beschermen tegen het natuurgeweld! FR. SCHOONENEERG
De1 Europese leger en de Nederlandse Grondwet
'"DE vraag of het Europese leger-verdrag
te verenigen valt met de geest en de bepalingen van de Grondwet, heeft niet alleen in het buitenland beroering gewekt. Het is bekend dat de Raad van Staten op grond van overwegingen van grondwettelijke aard "moeilijk" tot een advies aan de regering kon komen inzake het wetsontwerp over het EDG-verdrag. Hetzelfde bezwaar kwam ook in de nota tot uitdrukking, die de minister van buitenland~e zaken in de zomer van 1952 (de inmiddels afgetreden heer Stikker) aan de Tweede Kamer zond. In deze nota erkende hij immers dat de benoeming van officieren door het Gezagsorgaan van het Europese Leger, het Commissariaat, moeilijkheden van grondwettelijke aard kon opleveren. Een vergelijking van de Nederlandse Grondwet met het EDG-verdrag en de bijbehorende protocollen en overeenkomsten, leert echter dat het EDG-verdrag op tal van punten met de Grondwet in strijd is. Het gaat hier om de artikelen, die de ruggegraat van onze Grondwet uitmaken en die de souvereiniteit van de Nederlandse staat garanderen. De redactie van Politiek & Cultuur heeft een poging gedaan om de belangrijkste bepalingen van het EDG-verdrag met de desbetreffende artikelen van de Grondwet re confronteren, die klaarblijkelijk met elkaar in strijd zijn. Dit overzicht vindt n'en hieronder. Zij is zich er van bewust, dat het nog onvolledig is. Er zijn nog tal van andere bepalingen in het EDG-verdrag en de protocollen zoals deze, die hieronder zijn aangehaald en die niet met de Grondwet te verenigen zijn. De redactie heeft er naar gestreefd, de artikelen zoveel mogelijk zo te rangschikken, dat de strijdigheid met de Grondwet zonder meer blijkt. Dit is echter niet overal mogelijk geweest, zonder een korte toelichting. Dit geldt b.v. voor de in de aanhef geciteerde artikelen 56, 59 en 112 van de Grondwet. De artikelen 56 en 112 regelen de uitvoerende en wetgevende macht in ons land. In strijd hiermee wordt het Commissariaat van de EDG bij artikel
119
~
19 en 27 van het verdrag zowel met uitvoerende als met wetgevende macht bekleed voor aangelegenheden, die de Nederlandse souvereine staat betreffen, en die volgens artikel 56 en 112 der Grondwet door de regering en de Staten-Generaal geregeld moeten worden. Voorts moet men artikel 19 en 3 van hetEDG-verdrag in zijn verband lezen, waaruit blijkt, dat het recht van oorlogsverklaring feitelijk bij het Commissariaat komt te berusten, in strijd met artikel 59 van de Grondwet. Wanneer de Grondwet in artikel 55 spreekt over de verantwoordelijkheid van de ministers, dan is bedoeld: verantwoordelijk jegens de Staten-Generaal die hen ter verantwoording kunnen roepen, hen tot aftreden kunnen dwingen enz. Artikel 29 van het EDG-verdrag is klaarblijkelijk hiermee in strijd. Het Commissariaat, hoewel met verdergaande bevoegdheden ten aanzien van het Nederlandse staatsbestel bekleed dan enigé Nederlandse minister, is ·niet verantwoordelijk jegens de Staten-Generaal, maar aan een Raad van Ministers, waarop Nederland· slechts indirect en in de meeste gevallen in 't geheel geen invloed kan uitoefenen. Twee vragen, die eveneens enige toelichting behoeven, worden aan het eind van ons overzicht aan de orde gesteld. De eerste betreft de overdracht van wettelijke bevoegdheden. De Grondwet stelt zich terecht op het standpunt dat een dergelijke stap met de grootst mogelijke garanties tegen misbruik omgeven moest worden. Overdracht van wettelijke bevoegdheden anders dan in de Grondwet vastgélegd, zonder wijziging van de Grondwet is niet mogelijk. Ter illustratie halen . wij het nieuwe artikel 196 aan, dat volgens de voorgeschreven procedure (met Kamerontbinding en nieuwe verkiezingen aismede een lezing in tweede instantie) in de Grondwet werd ingelast. In strijd met· deze zeer strenge regeling van de overdracht van wettelijke bevoegdheden bepaalt echter artikel 12 van het EDG-verdrag dat buitenlandse troepen in "buitengewone omstandighed~n" (artikel 194 Grondwet) dergelijke bevoegdheden over kunnen nemen. Ten aanzien van het laatst aangehaalde artikel 115 merken wij op, dat dit duurzaam geschonden wordt door artikel 87, lid 2 van het EDG-verdrag. Internationale verdragen 'kunnen door de Kamer slechts aangenomen of verworpen worden. Amendementen daarop zijn in de practijk bijna in alle gevallen niet te verwezenlijken. Nu zou de Kamer echter op grond van artikel 87, lid 2 telken jare in de St.,atsbegroting een bedrag moeten opnemen, ten aanzien waarvan geen verandering in welke zin dan ook mogelijk is. Deze zaak is des te ernstiger, daar het hier in de practijk om het grootste begratingsbedrag gaat èn omdat de Ka• mer ook geen zeggenschap meer over het totaalbedrag van de Begroting zou hebben. De regering "moet zorg dragen", dat de Nederlandse bijdrage voor het Europese leger in de begroting wordt opgenomen, aldus staat in het EDG-verdrag. Tenslotte wijzen wij er op, dat de teksten van de artikelen uit het EDG-verdrag ontleend zijn aan de vertaling, zoals zij in het Tractatenblad, jaargang 1952, nos. 150 t.e.m. 162 is verschenen. Redactie P. m C.
GRONDWET
EDG-VEBDBAG
Algemf ne grondrechten Artikel 56 De uitvoerende macht ·berust bij de Koning. Artikel 59 De Koning 'tracht verschillen met vreemde mogendheden op te lossen door
120
Art:kel 19 Voor het vervullen van de taken, uit hoofde van dit verdrag aan het Commissariaat opgedragen, wordt deze inStelling bekleed met handelings- en contr&le-bevoegdheden.
de rechtspraak en andere vreedzame Artikel S, lste Ud
middelen. Iedere gewapende aanval die tegen Hij verklaart geen oorlog dan na een der deelnemende staten in Europa voorafgaande toestemming van de Sta- of tegen de Europese Defensiestrijdten-Generaal. krachten is gericht, wordt beschouwd als een aanval tegen alle deelnemende Artikel 112 staten. De wetgevende macht wordt gezamenlijk door de Koning en de Staten- Artikel 27 Generaal uitgeoefend. Ter uitoefening van zijn bevoegdhe. den geeft het Commissariaat beschikkingen, doet het aanbevelingen en geeft het adviezen. De beschikkingen zijn verbindend in al hun onderdelen. De aanbevelingen zijn verbindend ten aanzien van de daarin gestelde doeleinden, voor wat hun doel betreft, doch laten degenen, tot wie ze zijn gericht, de keuze van de middelen ter bereiking daarvan. De adviezen zijn niet verbindend. Wanneer het Commissariaat bevoegd is om beschikkingen te geven, kan het zich bepalen tot het doen van een aanbeveling.
Verantwoordelijkheid ministers jegens Staten-Generaal Artikel 55 Artikel 29 De Koning is onschendbaar; de miHet Commissariaat brengt met renisters zijn verantwoordelijk. gelmatige tussenpozen verslag uit aan de Raad.*)
Gezag over strijdkrachten en hiermee verband houdende vraagstukken Artikel 61 De Koning heeft ·oppergezag over zee- en landmacht. De militaire officieren worden door hem benoemd. Zij worden door hem bevorderd ,ontslagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen. De pensioenen worden door de wet geregeld.
Artikel 18 1. De bevoegde, onder de Noord- · Atlantische Verdragsorganisatie, resorterende Opperbevelhebber is bevoegd, behoudens het in lid 3 van dit artikel voorziene geval, zich ervan te vergewissen, dat de Europese Defensie Strijdkrachten op bevredigende wijze worden georganiseerd, uitgerust, opgeleid en voor het gebruik voorbereid. Zodra zij in staat zijn gebruikt te Artikel 188 worden, en behoudens hetzelfde geval, Tot bescherming der belangen van de worden zij geplaatst onder de bevoegStaat is er een Zee- en een Landmacht, de, onder de Noord-Atlantische Verbestaande uit vrijwillig dienenden en dragsorganisatie ressorterende Opperheuit dienstplichtigen. velhebber, die te haren opzichte de aan De wet regelt de verplichte krijgs- zijn functies verbonden bevoegdheden dienst. en verantwoordelijkheden uitoefent, en Zij regelt ook de verplichtingen, die inzonderheid aan de gemeenschap de aan hen, die niet tot de zee- of land---macht behoren, ten aanzien van 's lands *) Waar in de artikelen van het verdediging opgelegd kunnen worden. EDG-verdrag gesproken wordt over "de Raad", is bedoeld een raad, waarb elk deelnemend lanJ één minister afvaardigt.
121
behoefte kenbaar maakt met betrekking tot de verdeling en de ontplooiïng der strijdkrachten; de daarmede overeenkomende plannen worden uitgevoerd, overeenkomstig de bepalingen van artikel
77.
2. In oorlogstijd oefent de bevoegde, onder de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie ressorterende Opperbevelhebber ten opzichte van bovenvermelde strijdkrachten, het volledige gezag en de verantwoordelijkheden van Opperbevelhebber uit, die zijn bevoegdheden .me• zich medebrengen. Artikel9 Geen enkele deelnemende staat zal nationale gewapende strijdkrachten recruteren of onder de wapenen houden, buiten die welke bij artikel 10 worden voorzien. Artikelll Een politiemacht en militaire politie uitsluitend met het handhaven van de orde in het binnenland belast, mogen door de deelnemende . staten worden gerecruteerd en onder de wapenen gehouden. De omvang en de aard van genoemde, op de grondgebieden van de deelnemende staten aanwezige politiemacht en militaire politie, moeten zodanig zijn, dat zij de grenzen van haar opdracht niet te buiten gaan. Artikel 81 1. Benoeming in rangen hoger dan die van commandant van een nationaalhomogene basis-eenheid, geschiedt bij beslissmg van het Commissariaat, met instemming van de Raad, bij eenstemmigheid bepaald. 2. Voorlopig geschiedt de benoeming in rangen binnen de nationaal homogene eenheden der Europese Defensie Strijdkrachten en in alle overige rangen ter keuze van elke deelnemende Staat: hetzij door de bevoegde nationale instanties, op voorstel van het Commissariaat; hetzij door het Commissariaat op voorstel van ·de betrokken hiërarchieke meerderen, na raadpleging van de nationale instanties. Ja. De functies van de commandant ener basis-eenheid, van opper-officier, bevelvoerend over eenheden van , verschillende nationaliteit en sommige door de raad aan te wijzen hoge functies bij het Commissariaat, worden verleend door het Commissariaat, met in-
122
stemming van de Raad bij eenstemmigheid bepaald. 3b. Alle overige militaire functies worden verdeeld bij beschikking van het Commissariaat, met inachtneming van de voorstellen van de hetrokken hiërarchieke meerderen. 4. Wat de civiele functies betreft, worden de hoofden van diensten, die rechtstreeks verantwoordelijk zijn tegenover het Commissariaat, door dit laatste benoemd, met instemming van de Raad, bij eenstemmigheid bepaald. Artikel 71 Het Commissariaat stelt de plannen voor de organisatie der strijdkrachten op, na de instemming van de Raad bij eenstemmigheid bepaald. Het draagt zorg voor de uitvoering. Artikel 72 · Het dienstplichtig personeel der Europese Defensie Strijdkrachten zal een ,gelijke actieve diensttijd volbrengen. Artikel 78 Het Commissariaat ziet toe op de uitvoering der recrutering, die door de deelnemende Staten geschiedt, in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, en richt teneinde deze overeenstemming te verzekeren, zo nodig aanbevelingen tot de deelnemende Staten. Artikel 76 Het Commissariaat voert de nodige inspectie- en controlehandelingen uit. ArtikellOO De bezoldigingsvoorwaarden van het militaire en het burgerpersoneel der gemeenschap, evenals hun rechten op pensioen, worden vastgesteld door een bij dit Verdrag behorend Protocóf. Artikel 107 De voortbrenging van oorlogsmaterieel, de in- en uitvoer van oorlogsmaterieel, afkomstig uit of met bestemming naar derde landen, de maatregelen welke rechtstreeks de voor de voortbrenging van oorlogsmateriaal bestemde installaties betreffen, alsmede de vervaardiging van proto-typen en het technische research, met betrekking tot oorlogsmateriaal, zijn verboden, behoudens vergunning, voortvloeiende uit de toepassing van lid 3.
123
Artikel 12 (van het MIUtalr Proto· col bü het E.D.G.-verdrag) 2. De besluiten, betrekking hebbende op de duur van de eerste oefeni:tg worden bij eenstemmigheid door de r. .aad genomen. In alle deelnemende Staten is de. duur van de eerste oefening vastgesteld op reuminste 18 maanden. Dit mininum kan door de Raad bij eenstemmigheid ~.orden gewijzigd. Elke dienst volgend(. op de eerste oefening, zal volgens dezelfde voorwaarde worden geregeld, als de eerste oefening.
Artikel16 (Militair protocol) De leden van de Europese Defenste Strijdkrilchten hebben jegens de gemeenschap en haar verschillende niveaux van bevelvoering dezelfde pltchten, als die welke gemeenlijk aan militairen der natÎt,nale strijdkrachten worden opgelegd, jegens hun regering en hun eigen htërarLhie. De voornaamste dezer plichten L·;n: Trouw aan de gerneen-chap; g~io•1: zaamheid aan wetten en regiememen deLt'r gemeenschap; hiërarchieke !!e· boorzaamheid aan de Europese M':ttaire Commandanten, zonder onderscheid v·an nationaliteit. Artikel 23 (Militair protocol) 1. De bevordering wordt geregc!ci b•• organieke regelingen, vastgesteld uLor h~t Commissariaat met inachtnem~ng "an de bepalingen van anikei 31 van het Verdrag. Tot en met de rang van gener.l.·lim~jcor, dit:nen de officieren voor hevordering onderling mede binnen IH't raam van hun eigen contingent. 2. De functies van de commandant ener basis-eenheid, van opper-officier, bevelvoerend over onderdelen van verschillende nationaliteit, en bepaalde door de Raad aan te wijzen hoge functi.:s, !ti het Commissariaat, zullen wod.-n verleend door het Commissariaat na instemming van de Raad bij eenstemmigheid bepaald. 3. Alle overige functies worden verleend bij het besluit van het Commibsariaat, waarbij rekening wordt ~ehou · den met de voorstellen van de hiërarch.iek erbij betrokken meerderen. Artikel 24: (Militair protocol) Bevordering van onder-officieren en manschappen vindt plaats binnen ieder contingent, overeenkomstig de algeme-
124
ne voorschriften yan het Commissari.lat. Desgelijks zal het Commissariaat in zijn voorschriften Je algemene regelen vaststellen betreffende functie en indeling van de onder-officier.
Het recht van begroting en de Rijksfinanciën Artikel 65 De Koning heeft het opperbestuur van de algemene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle colleges en ambtenaren, die uit 's Rijks kas worden betaald. De wet regelt de bezoldiging van de Raad van Staten, van de Algemene Rekenkamer en van de Rechterlijke Macht. De Koning brengt de bezoldigingen op de begroting der Rijksuitgaven. ..De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld. Artikel 126 Door de wet worden1de begrotingen van alle uitgaven des Rijks vastgesteld en de middelen tot dekking aangewl!zen. Artikel 129 De verantwoording van de rijksuitgaven en ontvangsten over elke dienst wordt, onder overlegging van de door de Rekenkamer goedgekeurde rekening aan de wetgevende macht gedaan naar de voorschriften van de wet.
Artikel 86 Van het tijdstip van inwerkingtreden van dit verdrag worden alle ontvangsten en alle uitgaven van· de Gemeenschap opgenomen in een gemeenschappelijke jaarlijkse begroting. Artikel 87 1. Het Commissariaat· bereidt, in overleg met de regeringen van de deelnemende Staten en in ·het bijzonder rekening houdende met de bepalingen van artikel 71, de begroting van de -Geméenschap voor. Het ontwerp van het gemeenschappelijk plan voor de bewapening, de uitrusting, de bevoorrading en de infrastructuur wordt als bijlage bij dit ontwerp van de begroting gevoegd. Artikel 91, 1ste lid Voor de uitvoering van de begroting wordt zorggedragen door het Commissariaat en de andere instellingen van de Gemel!nschap, volgens de bepalingen van het Financieel Protocol. Artikel94 Van het tijdstip van in werkingtreding van dit Verdrag af, worden de· bijdragen van de deelnemende Staten door de Raad vastgesteld, volgens de door de Noord-At!. Verdragsorganisatie aanvaarde procedure.
Bevoegdheid tot ontwerp der Begroting Artikel 127 Artikel 87 De ontwerpen der algemene begro1. Het Commissariaat bereidt, in tingswetten worden door de Koning bij overleg met de regeringen van de deelde Tweede Kamer ingediend . .•. nemende staten en in het bijzonder rekening houdende met de bepalingen van art. 71, de begroting van de Gemeenschap voor.
De rechtspraak Artikel 51 Artikel 158 Het Hof verzekert de eerbiediging Er wordt. alom in het Rijk. recht gevan het recht bij de uitleg en de toesproken in naam des Konings.
125
Artikel 162 De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst. De wet kan bepalen, dat a~~ de berechting van door haar aan te WIJzen gedingen als in artikel 160 bedoeld, mede ihordt deelgenomen door niet tot de rechterlijke mach~ behorende personen. Artikel 169 Er bestaat een Opperste Gerechtshof onder de naam van Hoge Raad der Nederlanden, waarvan de leden door de Koning overeenkomstig het volgende artikel worden benoemd. Artikel 172 De Hoge Raad heeft het toezicht op de geregelde loop en de afdoening van rechtsgedingen, alsmede op het nako~. men der wetten door de leden der Rechterlijke Macht en door de personen, bedoeld aan het slot van artikel 162. Hij kan hun handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn vernietigen en buiten werking stellen, volgens de bepalingen door de wet daaromtrent te maken, en behoudens de door de wet te stellen uitzonderingen. De overige bevoegdheden van de Hoge Raad worden geregeld bij de wet. Artikel 173 De leden van de rechterlijke macht worden door de Koning aangesteld. De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast en de procureur generaal bij de Hoge Raad worden voor hun leven aangesteld. De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalde leeftijd ontslag wordt verleend. Zij kunnen worden afgezet of ontsla~en door uitsp:,aak van de Hoge Raad m gevallen biJ de wet aangewezen. Op eigen verzoek kunnen zij door de Koning worden ontslagen. Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in de hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vijfde lid van dit artikel op de leden daarvan toepa.rselijk. Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de geval:en bij de wet aangewezen. Dit artikel is niet van toepassing op hen, die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, behorende tot de zee- en landmacht of tot enige andere gewapende macht, of met beslissing van discipline zaken.
126
passing van dit Verdrag en deszelfs uitvoeringsvoorschriften. Artikel52 Het Hof is het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staàl. Artikel 53 Bij het vervullen van zijn taak, e-n"'in de gevallen en volgens het bepaalde in het Protocol betreffende de rechtspraak en in het Statuut van de Rechtspraak, voorzien in artikel 67, wordt het Hof bijgestaan door een rechterlijke organisatie, die inzonderheid rechtbanken met Europees karakter omvat. Artikel61 Het Hof' is, in de gevallen en volgens het bepaalde in het Protocol betreffende de rechtspraak en in het Statuut van de Rechtspraak, voorzien in artikel 67, bevoegd uitspraak te doen in strafzaken. Artikel 66 De beschikkingen van het Hof zijn uitvoerbaar op het grondgebied van de deelnemende Staten. De gedwongen ten uitvoer legging op het grondgebied van de deelnemende Staten geschiedt overeenkomstig de in de betreffende deelnemende Staten gebruikelijke procedure; met name kan de ten uitvoer legging ten opzichte van een deelnemende ·staat slechts voltrokken worden in de mate en met de midd•len, welke door de wetgeving van deze Staat worden toegelaten. Artikel 21 (van: Protocol betr. de rechtspraak bij het E.D.G,-verdrag) De bevoegdheid van uitoefening tot rechtsmacht door de Gemeenschap wordt onder de volgende voorwaarden uitgeoefend door rechterlijke organen, die een Europese functie vervullen. Artikel 22 (Protocol) De rechterlijke organen, bedoeld in artikel 21 zijn: 1. Het Hof. ..... 2. Europese gerechten van nationale samenstelling, die wat de hoogste instantie betreft, ondergeschikt zijn aan een regionale sectie van het Hof; nationale gerechten, die in geval de betrokken deelnemende Staat het om der wille van beweegredenen van grondwettelijke aard of van de alg~mene bouw van zijn rechterlijke organisatie wenselijk acht, krachtens delegatie van de Gem~enschap optreden.
Rechtszekerheid Artikel163 Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter, die de wet hem toekent. De wet regelt de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid, tussen de administratieve en rechterlijke macht ontstaan, worden beslist.
Artikel 18 (Protocol betr. de rechtspraak) Op het ogenblik van inwerkingtreding van het Verdrag dragen de deelnemende Staten hun bevoegdheid tot rèpressie van door leden van de Europese Defensie Strijdkrachten gepleegde stnfbare feiten over aan de Europese Defensie Gemeenschap.
Belastingen en invoerrechten Artikel 182 Artikel 33 (van de overeenkomst beGeen privilegiën kunnen in het ;tuk treffende de rechtspositie der Eurovan belastingen worden verleend. pese defensie-strijdkrachten en het handelspolitieke en fiscale regiem der Europese Defensie Gemeenschap.) Goederen, welke uit hoofde van buitenlandse hulp gratis aan de Gemeenschap worden verstrekt, zijn noch bij binnenkomst noch bij het daaropvol)!;ende verkeer in het gebied van de deelnemende Staten, onderworpen aan enig recht of enige belasting. Het Commissariaat is gemachti?;c! in de overeenkomsten betreffende de buitenlandse hulp, welke zijn bedoeld in artikel 99 van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap, bepalin:!en op te nemen, bevattende vrijstellingen van belasting voor aankopen, welke in het gebied van de deelnemende Staten voor defensiedoeleinden worden verricht en welke uit die buitenlandse hulp worden gefinancierd, bepalingen, v-elke overeenkomen met die, welke voorkomen of zullen voorkomen in de bilaterale overeenkomsten, gesloten tn•>en de deelnemende Staten en de Staat die de buitenlandse hulp verstrekt. Artikel 89 (Overeenkomst) De Gemeenschap is vrijgesteld van alle belastingen op het inkomen en vermogen, met uitzondering van: a) de belastingen op de bezittingen van de Gemeenschap, welke niet rechtstreeks dienen voor de uitoefening van haar normale werkzaamheid; b) de belastingen op de voordelen of inkomsten, voortvloeiende uit de bezittingen in letter a hiervoor, alsmede, in voorkomende gevallen, op de voordelen op het gebied van nijverheid, handel of landbouw; c) de belastingen geheven, als vergoeding voor openbare diensten.
127
Controle op Rijksfinanciën Artikell86
Er is een Algemene Rekenkamer, welker samenstelling en taak door de wet worden geregeld. Bij het openvallen ener plaats in deze Kamer, zendt de Tweede Kamer der Staten Generaal een voordracht van 3 personen aan de Koning, die daaruit benoemt. De leden der Rekenkamer worden voor hun leven aangesteld. Het derde, vierde en vijfde lid van artikel 173, is op hen van toepassing.
Artikel 84 De financiële Controleur is onafhankelijk van het Commissariaat en verantwoordelijk tegenover de Raad. Hij wordt bij eenstemmig besluit door de Raad aangewezen, voor een tijdvak van 5 jaar; hij is herbenoembaar.
Overdracht der grondwettelijke bevoegdheden Artikel 194 .De uitzonderingen op die algemene regels voor het geval van. oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden, worden bij de wet vastgesteld. Of er oorlogsgevaar in de zin, waarin dat woord ins lands wetten voorkomt, aanwezig is, beslist de Koning. Artikel 196 Ter handhaving van de uit of inwendige veiligheid kan in buitengewone omstandigheden door of vanwege de Koning voor elk gedeelte van het grondgebied des Rijks worden bepaald, dat de grondwettelijke bevoegdheden van organen van burgerlijk gezag, ten opzichte van de openbare orde en .Je politie, geheel of ten dele, overgaan op andere organen van burgerlijk gezag. De wet bepaalt de wijze, waarop en de gevallen waarin zulks kan geschieden en regelt de gevolgen. Het bepaalde in het derde lid van artikel 195 is hierbij van toepassing.
Artike112 2. Ingeval van rampen of grote onheilen waarbij onmiddellijke hulp vereist is, moeten de onderdelen van de Europese Defensiestrijdkrachten, die in staat zijn daadwerkelijke hulp te verschaffen, hun medewerking ~erlenen, welke ook hun herkomst zij.
Het recht van amendement der Tweede Kamer Artikel 115 De Tweede Kamer, alsmede de 'l:erenigde vergadering der Staten-Generaal, heeft het recht wijzigingen in een voorstel des Konings te maken.
128
Artikel 87, lid 2 De Raad (van ministers) beslist binnen een maand a) bij eenstemmigheid over de totale omvang der begroting ... alsmede over het bedrag van de bijdrage van iedere deelnemende staat, vastgesteld overeenkomstig artikel 94, waarbij dan op de regering van iedere deelnemende staat de verplichting rust, zorg te dragen dat deze bijdrage wordt opgenomen in de nationale begroting, overeenkomstig de grondwettelijke regelen van deze staat; ••••
De gem.een1eraadsverkiezingen van 1953 I
DE partijleiding heeft voor de gemeenteraadsverkiezingen, die op 27 -Mei a.s. zullen Flaatshebben, richtlijnen voor een plaatselijk gemeenteprogram uitgegeven. Hierin wordt in de aanhef meteen- gesteld, dat ze de voornaamste punten inhouden waarop een plaatselijk verkiezingsprogram moèt berusten. Op grondslag van dit program moeten gemeentelijke lijsten van communisten, socialisten en partijlozen volgens de plaatselijke mogelijkheden worden opgesteld. De betekeuis van het opstellen van zulke lijsten is duidelijk weergegeven in de resolutie van het Partijbestuur van Juli 1949 na.ar aanleiding van de raadsverkiezingen in Jat jaar. Daarin .vordt uitdrukkelijk vastgesteld, dat, waar volgens de aanwijzingen van het Partijbestuur bloklijsten van communisten met sociaal-democraten en partijlozen op een vooruitstrevend program tot stand werden gebracht, deze groot succes hebb~n geboekt. Dat ·waren de ervaringen in een reeks van gemeenten gedurende de raadsverkiezingen, nu vier jaar geleden gehouden. Deze ervaringen, die voor ons gunstig waren, werden opgedaan in plaatsèn waar op de juiste wijze bloklijsten waren samengesteld. Waar echter geen ernstige pogingen waren gedaan oin aansluiting met nieuwe mensen te verkrijgen, waar dus deze lijsten geen vaste verbinding hadden met nieuwe lagen kiezers, daar werden averechtse uitkomsten geboekt. De plaatselijke lijsten, in hoofdzaak lijsten v~n communisten en partijlozen, moeten worden samengesteld op grondslag van plaatselijke programma's. Daarbij kan de rol en de positie van de partij niet naar de achtergrond worden geschoven." Welke opvattingen die ons hinderden bij het zo goed mogelijk opstellen van de bloklijsten, komen we nu tegen? In de eeute plaats de opvatting als zouden wij hier met "neutrale" lijsten te doen hebben, lijsten waarin de communisten zijn ondergedoken, kleurloze lijsten. Een andere opvatting, heeft tot gevolg, dat er-helemaal niet gezocht wordt naar partijloze ca11didaten, dat uitsluitend communisten op de candidatenlijst voorkomen. · We hebben reeds opgemerkt, dat het in hoofdzaak zal gaan om lijsten van communisten eQ, partijlozen. Sommige van onze kameraden zoeken, wanneer zij aan ·partijlozen denken, uitsluitend naar mensen uit burgerlijke kringen, naar dokters, naar ~dvocaten, enz. enz. Op zichzelf, wanneer men met vooruitstrevende mensen onder die groepen zou samengaan op vooruitstrevende lijsten, is daartegen geen enkel bezwaar, integendeel: dat zou ongetwijfeld een goede zaak zijn. Maar we moeten toch niet alleen in die richting werken en zelfs niet in hoofdzaak. Het is nodig in gedachten te houden, dat het vormen van plaatselijke progressieve lijsten één van de belangrijkste middelen is om de eenheid van de vooruitstrevende mensen te bevorderen en op een hoger peil te brengen. We hebben hierbij vooral het oog op vooruitstrevende mensen in verenigingen, partijloze E.V.C.-ers, N.V.V.-ers en anderen. Met hen ten basis tot samengaan in de komende raadsverkiezingen te vinden
129
dat is wellicht de voornaamste zaak bij het opstellen van plaatselijke lijsten. De partij moet hierbij niet op de achtergrond treden. Het moet voor de kiezers duidelijk zijn, dat onze partij de leidende kracht is in de plaatselijke vooruitstrevende lijsten en dat zulke lijsten in het belang van de bevolking worden gevormd. De partij is, zoals in de richtlijnen wordt gezegd, de gangmaakster voor de plaatselijke lijsten, en om haar heen poogt zij de breedst mogelijke geledingen van andere democratische en vooruitstrevende krachten te verzamelen.
11
DE gromislag voor de plaatselijke lijsten wordt gevormd
door de plaatselijke programma's. Deze programma's kunnen geen min of meer geslaagde afschriften van het ontwerp van de partijleiding zijn. Deze algemene richtlijnen moeten zorgvuldig worden toegepast op de plaatselijke behoeften en mogelijkheden. Betekent dit nu, dat we daarbij uitsluitend onze verkiezingscampagne op plaatselijke schaal zullen voeren? Neen, dat betekent het niet. Er is geen verbetering ter plaatse op doorslaggevende schaal denkbaar zonder koerswijziging in gunstige zin in het landbeleid. De algemene factoren werken door in het gemeentebestuur. Men kan niet, zover gaan om te zegg.:n, dat de plaatselijke programma's zich in hoofdzaak' moeten richten op het dempen van deze of gene sloot, op het bouwen van een kleuterschool, op het bo1.1wen van woningen, zonder te spreken over de remmen die de rijksoverheid, die de rege~·ing Drees aanzet om een gunstige ontwikkeling ter voorziening in de plaatselijke behoeften te verhinderen. Hoe zou men zich woningbouw op grote schaal kunnen indenken zonder drastische besnoeiïng van de bewapeningsuitgaven? Hoe kan men voor een democratisch en vooruitstrevend gemeentebestuur optreden zonder tegelijkertijd de regering Drees aan te vallen, die de buitenlandse vijand, de Amerikanen en West-Duitsers, het land binnenhaalt, die de democratie wil vermoarelen en die in haar vaandel heeft geschreven: Weg met elk restje van vooruitstrevendheid! Derhalve i:, in de richtlijnen voor een plaatselijk gemeenteprogram terecht herinnerd aan het standpunt van onze, partij op het 16e congres, waar o.a. door kameraad Wagenaar werd gezegd: "Onze campagne zal een plaatselijk karakter dragen, naast, dat spreekt vanzelf, de politiek van nationale onafhankelijkheid, vrijheid en vrede, die wij voeren op landelijke schaal." Het is toch b.v. duidelijk, dat in de komende verkiezingscampagne de huidige rampspoed en de oorzaken' die hiertoe geleid hebben, maar vooral de oplossing in de nood-toestand die we aangeven en waarvoor we strijden op de voorgrond zullen staan. Het is duidelijk, dat onze strijd tegen het landverraad, tegen de Europese Defensie Gemeenschap, tegen Amerika, tegen de Duitse nazi-Wehrrnacht, dat die strijd in onze verkiezingscampagne op het voorplan zal staan. Wij moeten daarnààst beschikken over een plaatselijk programma. Laten .we zeggen: over een plaatselijke con:retisering van onze algemene strijd, waarin grote en kleine plaatselijke eisen van de bevolking mede hun weerspiegeling vinden.
130
lil
JN
de verktezingsactie is het voornaamste, het aanstellen en inschakelen van mensen. In dat verband zijn er twee punten, die thans de voornaamste aandacht moeten hebben: We zeggen maar vast bij voorbaat dat alle andere dingen ook moeten gebeuren en zelfs beter en op groter schaal dan ooit' te voren. Meetings, demonstraties, filmvoorstellingen in de openlucht en in zalen, medewerking van amateurgroepen, bals voor de jeugd, colportage met De Waarheid, enz. enz. Maar th,ans willen wij toch de aandacht concentreren op twee centrale punten. Ten eerste de fi~nciële campagne. De districten en afdelingen en 66k de partijleiding m o e t e n de beschikking hebben over voldoende geldmiddelen om de verkiezingscampagne juist nu te kunnen voeren zoals nodig is. De districten hebben geld nodig vooral ook om extra vrijgestelden te kunnen inschakelen. Daarom moèt worden vastgehouden aan de door kd. Wagenaar aangegeven 100.000 gulden voor het verkiezingsfonds 1953. Het is duidelijk, dat juist nu de Partij dit geld moet hebben. Onze Partij is de enige partij, die zich in werkelijkheid iets aantrekt van de nood der getroffenen in het rampgebied. Onze Partij ontmaskert de misselijke reclame voor het zg. Europese Leger, dat is de nazi-Wehrmacht, die de regering Drees op Amerikaans bevel rondom de watersnood maakt. Onze Partij komt op voor volledige materiële sch~ deloosstelling voor de getroffenen. Onze Partij eist, dat de rijken zullen betalen. Onze Partij heft het vaandel van onze onafhankelijkheid hoog op, juist nu de regering Drees de hakenkruisvaan in Nederland heeft binnengehaald, zogenaamd om de dijken te dichten. De verkiezingsactie van de Partij is geen op zichzelf staande campagne. Ze is nauw verbonden met de dagelijkse strijd van de Partij en ze vormt in die strijd slechts een hoogtepunt. Het is voor het Nederlandse volk van het hoogste belang, dat de 100.000 gulden verkiezmgsgelden, die op verschillende wijzen worden ingezameld voor de 27ste Mei a.s. binnen moeten zijn. Het tweede punt, dat met het inschakelen van mensen ten nauwste verband houdt, is de huisbezoek-actie. Er is gezocht naar een middel om het huisbezoek op een zo levendig mogelijke manier te organiseren. Juist omdat het huisbezoek het persoonlijk in contact treden met NV- en PvdA-kiezers in het algemeen is, is het de allerbelangrijkste taak in de partij-agitatie. In de vorige verkiezingsacties zijn in enige plaatsen werkelijk belangrijke successen geboekt, b.v. in Krommenie, in een Zaandamse afdeling, in enkele Amsterdamse afdelingen, in Utrecht. Wij hebben gedacht dat het zeer stimulerend zou werken om op het gebied van de huisbezoek-actie de wedijver tussen de afdelingen te organiseren. Op welke manier? In enige districten zijn reeds huisbezoekploegen samengesteld. Of beter, huisbezoek-brigades. Zo'n brigade is b.v. opgericht in een afdeling in Rotterdam-Zuid. Ze hebben zich "Hannie Schaft-brigades" genoemd, aldus de naam van het verzet verbindend aan hun werk. Ze hebben op zich genomen voor het eind van Februa~i 100 huisbezoeken te hebben verricht. In de Zaanstreek is dit initiatief overgenomen. Er zijn in een Zaandamse afdeling en in Krommenie brigades opgericht, genoemd naar Zaanse verzetsstrijders, die eveneens een bepaalde taak op zich hebben genomen. De Rotterdamse Hannie Schaft-brigade heeft andere afdelingen uitgedaagd om haar werk te overtreffen. Deze brigades, waaraan ook. in Amsterdam wordt gewerkt, staan onder leiding van de politiek-secretaris
131
van de afdeling en zij werken minstens 1 of 2 avonden per week in groepsverband. Daarnaa5t heeft er ook huisbezoek op eigen gelegenheid plaats. All~s aan de hand van door de afdelingsleiding opgestelde adressenlijstjes met i11 ·hoofdzaak NVV-adressen. Wij zullen de resultaten van de afdelingen in De Waarheid publiceren. w~ zullen speciale conferenties van de brigade-leiders bijeenroepen, schriftelijk materiaal, dat kán worden bewaard, in De Waarheid publiceren, zodat onze huisbezoekers de best mogelijke argumenten, die regelmatig worden aangevoerd, tot hun beschikking zullen hebben. IV
DIT zijn in het kort enige aantekeningen bij de verkiezings-actie, die
alom met de grootst mogelijke energie moet worden ingezet. In Amsterdam is reeds in brochurevorm een ontwerp-gemeente-plan gepubliceerd, als grondslag voor een stedelijke lijst. In alle andere gemeenten, waar wij aan de raadsverkiezingen zullen deelnemen, verdient het aanbeveling hun programma's op de kortst mogelijke termijn te publiceren. In heel het land moet thans een precies uitgewerkt plan-de-campagne bestaan, moeten zalen zijn gehuurd, data voor openluchtmeetings vastgesteld, de nodige vergunningen aangevraagd. Kortom, het tamelijk ingewikkelde samenstel van maatregelen moet worden getroffen, zonder welke geen verkiezingsactie kan bestaan. Indien op enig gebied, dan geldt wel hier wat in de derde aflevering van het Leerboek voor de Arbeidersbeweging is vermeld: "Een van de belangrijkste voorwaarden voor het succes van de strijd van de partij en voor een gezond partijleven is de aandacht voor het kleine werk. Lenin en Stalin bonden alle strijders voor het communisme steeds op het hart te bedenken, dat elke grote taak bestaat uit de som van vele kleine taken. Indien de partij niet de grootste aandacht aan het kleine werk wijdt, indien dit kleine _werk niet met v~lharding en stiptheid verricht wordt, zal de partij ook niet in staat zijn haar grote taak te volbrengen. . . ." G. GEELHOED.
132
VOOR DE VERHOGING VAN BET IDEOLOGISt:DE PEIL Neenat deel aan de georganiseerde !JSellstudie! I E voortdurende zorg voor de wijze waarop de communisten zich de marxistisch-leninistische theorie eigen maken, een volhardende ideologische arbeid, dat is een zeer belangrijke· zaak voor onze Partij. De beheersing van de marxistisch-leninistische theorie door de partijkaders is een graadmeter voor de rijpheid van de Partij, . voor haar strijdvaardigheid, een graadmeter ook voor haar in.:. vloed op de brede volksmassa, voor haar vermogen, de arbeidersklasse en alle werkers te verenigen om te komen tot de vorming van een nationaal eenheidsfront tegen de Amerikaanse agressors.
D
II M de Partij te wapenen met het marxisme-leninisme is na de bevrijdd:ng de methode van scholing geven door middel van ·het cursussysteem toegepast. Ongetwijfeld hebben deze . scholingscursussen, vooral na de verbeteringen, welke werden aangebracht door de Resoluties van het Dagelijks Bestuur over de partij-propaganda van December 1949 en December 1951, in belangrijke mate bijgedragen tot verbetel'ing van het ideologische peil van de Partij, zonder welke verbetering zij onvoldoende in staat is de voor haar liggende taken te vervullen. Toch bleek steeds duidelijker, dat het cursussysteem slechts een gedeeltelijke-en noodzakelijke tegemoetkoming was aan de groeiende wil van de partijleden om hun werk te verbeteren door het vergroten van hun kennis van onze marxistisch-leni. nistische theorie. Verschillende factoren werkten hieraan mee. Doordat het enige malen noodzakelijk was, de opzet van het scholingswerk in onze Partij te wijzigen, ontbrak echter een vaste lijn en werd vaak een eenmaal begonnen studie niet afgemaakt. Daarnaast werden nieuwe kameraden in de kader- of basiscursussen betrokken, waardoor het veelal wenselijk was, van voren af aan te beginnen. Een groot deel van onze kaders werd
O
zodoende tot blijvende scholieren van de lagere klassen veroordeeld, daar het cursussysteem allèèn hun geen mogelijkheid bood, zich verder te ontwikkelen. ,., Door deze remmende factoren verflauwde de b~langstelling van een deel van ons kader voor de partijscholing, hetgeen
133
afbreuk deed aan hun verlangen om zich zelfstandig in onze theorie te verdiepen, temeer daar hiervoor op onvoldoende wijze vanuit het Partijbestuur richtlijnen werden gegeven. Het kon niet uitblijven, dat door deze verstarring in ons ideologische werk de kwaliteit van de kaders onvoldoende groeide. In het afgelopen Scholingsseizoen 1951-'52 hebben sommige districten, uiteraard vooral de grote districten Amsterdam en Rotterdam, getracht de groeiende achterstand te verhelpen door het organiseren van een groter aantal kadercursussen. Door het toenemen van het aantal cursusleiders, dat hiervoor nodig was, kwam echter de kwaliteit van de scholing in het gedrang. Zo gaf het afgelopen seizoen 1951-'52 te zien, dat kadercursussen werden geleid door theoretisch weinig voorbereide en dikwijls politiek niet-geschoolde kameraden, die de uiteenzetting van de marxistisch-leninistische theorie door een schadelijke vervlakking vervingen, die in plaats van opheldering over onze politiek vaak verwarring brachten. Het be&lissende element in de partijscholing, en bovenal in de partijscholing volgens het cursussysteem, is de kwaliteit van de cursusleider. "! n iedere school," leert ons Lenin, "is de ideologisch-politieke richting van de colleges het belangrijkste. Waardoor wordt deze richting bepaald? Geheel en uitsluitend door de kwaliteit van de leerkrachten."
Daarbij komt, dat het een illusie is, te veronderstellen, dat a 11 e e n het cursussysteem - dat een onmisbare schakel in onze partijscholing is - aan de steeds groeiende behoefte van ideologische vorming kan voldoen. De schakel, die ons tot nog toe ontbrak om de partijscholing te verdiepen, te verlevendigen en om steeds meer partijleden tot betere resultaten in hun partijwerk te brengen, is de gerichte zelfstudie. III N het "Besluit over de Partij-propaganda" door het Centraal Comité der CPSU (b) in 1939 genomen bij het verschijnen van de "Geschiedenis der CPSU (h)" staat o.a.:
I
"In plaats dat de partij-organisaties van deze mogelijkheden gebruik bleven zij zich aan de oude vormen van propaganda vastklampen en hielden zij er geen rekening mee, dat de cursussen onder de huidige ·verhoudingen al niet meer de voornaamste methode kunnen zijn om onze- kaders het bolsjewisme te leren, dat de voornaamste methode om onze k4ders het marxisme-leninisme te leren, de aan de hand van de ervaring van de oude generatie van bolsjewiki beproefde methode van het zelfstandige bestuderen van de geschiedenis en de theorie van de bolsjewistische Partij moet zijn en dat de Partij de kaders in dit opzicht, door middel van de pers en van een gecentraliseerde, hooggekwalificeerde consultatie*) inzake vraagstukken, die bij hen tijdens de studie ontstaan, door middel van voordrachten, referaten enz. te hulp moet komen." maal~ ten,
--:;::----=--:-
*)
134
Consultatie = raadpleging.
De som van de ervaring in de partijscholing door middel van het cursussysteem van de afgelopen jaren heeft het organiseren van de gerichte zelfstudie als een dwingende noodzaak naar voren gebracht! Het betekent, dat honderden partijleden de gelegenheid zullen krijgen en zuLLen weten te benutten om zich naast de scholing in cursussen, door middel van hef deelnemen aan de georganiseerde zelfstudie, zelfstandig te versterken met de scheppende ideeën van het marxisme-leninisme en daardoor hun waarde voor de Partij en voor de arbeidersbeweging te vergroten. Is het cursussysteem, daar het aan dag en .uur gebonden is, begrensd, de zelfstudie is onbegrensd. Daaraan kan iedereen, die dat wenst, deelnemen, omdat zij/hij zelf tijd en dag vaststelt, waarop wordt gestudeerd. Ook voor de partijleden, die in ploegendienst werken of die op het platteland in uitgestrekte districten wonen, hetgeen een regelmatig deelnemen aan bepaalde cursussen kan belemmeren, biedt de georganiseerde zelfstudie nieuwe mogelijkheden. Tevens k:!lnnen zij, die zich voor onze wereldbeschouwing interesseren, maar geen lid van de Partij zijn, door middel van de zelfstudie kennis nemen van de grondslag van ons denken en handelen, van het marxisme-leninisme. Kortom, wanneer de Partij zich met alle krachten werpt op het slagen van deze nieuwe etappe in de partijscholing, zal dit de zegevierende ideeën van Lenin en Stalin onder steeds grotere delen van ons volk brengen. Het zal het oriënteringsvermogen in onze Partij verhogen en de kaders beter in staat stellen, hun beslissende rol bij het ten uitvoer brengen van dê partijpolitiek door te voeren.
IV QE zelfstudie zal op de volgende wijze worden georganiseerd: 1)
Door cle afdeling propaganda bij hen Partijbestuur wordt een studieplan geover onderwerpen, welke nauw verband houden met onze hedendaagse politiek. 2) Voor zover beschikbaar, wordt bij het te bestuderen materiaal nauwkeurig verwezen naar de klassieke marxistisch-leninistische literatuur, die bij de uitgeverij Pegasus is verschenen. Aangegeven materiaal, dat niet in de Nederlandse taal is verschenen, wordt opnieuw uitgegeven in de vorm van kleine brochures, welke tegen een lage prijs beschikbaar zullen worden gesteld. , Er zal Haar worden gestreefd, in ieder studieplan een daarbij aansluitende roman op te nemen, hetgeen tot het verlevendigen van de studie zal bijdra~en. 3) De inschrijving voor deelname aan de zelfstudie wordt geopend door middel van ons dagblad De Waarheid en ons theoretisch maandorgaan "Politiek en Cultuur". 4) In ieder partijdistrict wordt een kameraad belast met het organiseren van deelnemers aan de zelfstudie, terwijl hij tevens zorgdraagt, dat de deelnemers aan de zelfstudie de nodige hulp bij het aanschaffen van materiaal krijgen. 5) Het studieplan zal in de partij-organen worden gepubliceerd, waardoor een onpublic~erd
135
begrensde deelname mogelijk wordt. Tevens zal het worden toegezonden aan de deelnemers, die bij de Landelijke Propaganda-Afdeling zijn ingeschreven. 6) Aanvullende artikelen, die afgestemd zijn op het op dat moment geldende studieplan, zullen worden gepubliceerd in onze Partij-organen, De Waarheid en Politiek en Cultuur, terwijl voor de schriftelijke consultaties een "Vraag en antwoord rubriek voor de zelfstudie" in De Waarheid zal worden geopend. 7) Daarnaast zal, om te beginnen in de vier grote districten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en de Zaanstreek, eenmaal per 3 weken de gelegenheid worden gegeven voor mondelinge consultaties. De deelnemers aan de zelfstudie zullen hier de moeilijkheden, die bij de studie zijn gerezen, kunnen bespreken. Zij worden van de zittingsuren schriftelijk op de hoogte gesteld, terwijl deze tevens in De Waarheid worden gepubliceerd. 8) Indien uit de consultaties blijkt dat het wenselijk zou zijn, zal per district of per deel van het district aan het einde van het studieplan een afsluitingsbijeenkomst van de deelnemers aan de zelfstudie worden georganiseerd, waar de belangrijkste vraagstukken, die naar voren kwamen, worden ingeleid en uitgediscussieerd. Tevens zal hier het volgende studieplan bekend worden gemaakt. 9) ledereen kan aan de zelfstudie deelnemen.
?IC
Op het Zestiende Partijcongres, in November 1952 te Amsterdam, zei pg. Wagenaar in zijn verslag over de afgelopen periode, naar aanleiding van de partijscholing: "Vastgesteld moet echter worden, dat ondanks de zekere vooruitgang, welke is geboekt, een buitengewoon grote onderschatting van de scholing, van de theoretische vorming in het algemeen bij het Partijbestuur bestaat. Bij ons heerste geen helder inzicht in de grote waarheid van de stelling van Stalin, die zegt, dat theorie en practijk hand in hand moeten gaan."
Welnu, laat ons de achterstand, die is ontstaan, met overtuiging en wilskracht ten spoedigste inlopen! Naast de kwalitatieve verbetering van de cursussen zal vooral een zo groot mogelijke deelname van de partij aan de georganiseerde zelfstudie hiertoe een belangrijke bijdrage vormen! W. MANS
"
136
Boekbespreking ,,Een vÏnger op de IÏppen" Een geval van hedendaagse wanhoopsfilosofÏe in hisioris«!he vermomming
E
EN vinger op de lippen" heet de roman van Pierre H. Du" bois, die min of meer in de belangstelling is komen te staan, omdat een Nederlandse jury hem heeft voorgedragen voor een in Italië uitgeloofde internationale romanprijs, nog wèl als de "beste roman van 1952". Is deze keuze gerechtvaardigd? Wij willen het onderzoeken. De roman heeft tot onderwerp het levenseinde van een afvallig geworden priester ren prediker in het Florence van de 15e eeuw - een man, in wie men iets denkt te vinden van de geweldenaar en boetprediker Savonarola, die - de juistheid van zijn optreden laten wij buiten spel- de politieke decadentie en de zelfzucht van de hogere klasse zijner dagen onverbiddelijk aanviel en zijn leven in de strop moest eindigen, omdat hij ook het pausdom niet spaarde. De Lorenzo Vitelli, die Pierre H. Dubois ons voorzet, is echter geen Savonarola. Integendeel. Zijn afvalligheid is niet een gevolg van persoonlijke kettermoed en van strijdbare partijdigheid, maar van het in zijn kerkerdagen al dieper uitgewroete inzicht, dat hij voor een waan heeft geleefd. Vitelli komt tot de slotsom, dat er buiten zijn "ik" geen waarheid is - dat de waarheid vim dit "ik" zelfs nog een be· twijfelbare is; kortom, dat de mens tegenover het leven staat als tegenover een blinde, onkenbare macht en dat er bij hoog noch laag, arm noch rijk, een sprankje te ontdekken valt van reddend denken of verlossende practijk. Dubois' held is zelfs geen held in eigen ogen. Hij aanvaardt zijn uitstoting uit de kerk en zijn dood op de brandstapel als onvermijdelijke consequenties van zijn halfheid en gebrek aan menselijkheid. Hij is, kortom, een soort moderne existentialist, die walgt van anderen en zichzelf, van alle geloven, alle opvattingen, en de wapens strekt op het moment, waarop hij strijd had moeten leveren. is misschjen theoretisch mogelijk, dat er in het 15-eeuwse HET Florence zulke moderne existentialisten rondliepen. Con-
creet en practisch twijfel ik daaraan ten sterkste. In elk geval moet men vaststellen, dat zulk een personage daar hoogst toevallig zou zijn, en uitermate onhistorisch en on-typisch voor de hevige, bewogen renaissancetijd die "reuzen eiste en reuzen voortbracht - reuzen in kracht van gedachte, hartstocht en
137
karakter, in universaliteit ,en geleerdheid", zoals Fr. Engels schreef. Een Savonarola is daarvan een treffend voorbeeld. Met al zijn tekortkomingen, zoals wij deze zien, was zijn rol in de geschiedenis toch positief, daar hij door zijn bezielend voorbeeld en hartstochtelijke overtuiging het volk in beweging wist te brengen tegen de corruptie van de kerk. Historisch komt het mij ondenkbaar voor, dat een halfslachtige, ziekelijke persoonlijkheid als de Lorenzo Vitelli van Dubais ook maar bij benadering de rol in het openbare, kerkelijke en politieke, leven van Florence had kunnen spelen, die hij volgens deze - gefingeerde - gedenkschriften speelde, voordat hij ,zich van de "waarheidsloze waarheid" van zijn eigen bestaan bewust werd. Wat de politiek, de kunst, de economie van de renaissancetijd vergden, dat waren kerels van reusachtig formaat op ieder gebied; slechts zij konden de openbaarheid ten goede of ten kwade beheersen. Een existentialist in het oude Florence ... het is derhalve een tegenspraak in zichzelf, die voor de enigszins ter zake kundige lezer onverteerbaar is. Hier had veel goedgemaakt kunnen worden, als Dubais de kans had waargenomen, ons althans door het kleurig historiebeeld milieu, sociale en culturèle toestanden, heel het van contrasten en klassehartstochten geladen leven der renaissance naderbij te brengen: een studie van Florentijnse personen en gebeurtenissen, zoals wij die b.v. aantreffen in de (overigens sterk verouderde) roman "Romola" van de Engelse schrijfster George Eliot, en zoals ook Nederlandse auteurs als Van Schendel en Couperus dat elk op hun wijze hebben gedaan. Maar ook deze omweg, zijn onderwerp door ernstige studie en waardevolle periodeschildering aanvaardbaar te maken, is door Dul;>ois versmaad. Zo bloedeloos als zijn held is, zo nietszeggend en schimmig blijft zijn achtergrond. Wij komen niets te weten omtrent de geweldige sociale beroeringen, die Florence juist in deze jaren schokten, dan dat er een partij van de aristocraten en van de populaire democratie is geweest; maar het blijft ons verborgen, wat zij wilden en nastreefden, hoe en waarom zij botsten; niets vernemen wij over het karakter van een toenmalige stadsrepubliek, tijdens een van de meest dramatische perioden in de geschiedenis van Italië en van ons hele werelddeel ... een periode, die ook Lorenzo Vitelli had moeten vormen of beïnvloeden, zelfs al blijft hij dan maar een verdicht personnage. De laatste indruk van deze roman is: een schilderstuk met grauw op grauw - van vage troostloosheid, van mensen, die door hun gemis aan sociale ondergrond beneden het niveau van alle normale menselijkheid terugzinken. En dit alles, omdat Dubois blijkbaar elke geestelijke en intellectuële inspanning heeft vermeden en ons in plaats daarvan tracht af te schepen met de inhoudloze filosofie van de "inhoudloosheid des bestaans", een filosofie van de XXe eeuw, bijproduct van imperialistische reactie en van het obscurantisme, dat het kapitalisme in zijn stervensfase eigen wordt. 138
OE slecht Pierre H. Dubois zijn XX-eeuwse existentialist H heeft weten te vermommen, hoe volkomen overbodig de renaissancecostuums zijn, die hij zijn romanfiguren omhangt, blijkt telkens weer uit de wijsheden, die hij hun in de mond legt. Op blz. 61 b.v. uit een schilder zijn denkbeelden over schoonheid en realisme; de man is zo weggelopen uit een hedendaags atelier of artiestenkroeg. Op blz. 169 wordt Vitelii's terechtstelling beschreven middels de indrukken van een eenvoudige cipier; zijn gedachtengang is die van 'beschaafde' intellectuelen onzer dagen ... Maar zelfs afgezien van zulke uiterlijk onbeholpen bewijsstukjes voor het onhistorische van Dubois' uitbeelding, getuigt de pathologische zelfontleding van de hoofdpersoon van een zielig modernisme. Men vindt de samenvatting van de programmatisch door Dubois geslaakte leuze: Wat geeft het? op blz. 153: "De moeilijkheid is," laat hij zijn gevangen monnik zeggen, "tot het einde te gaan, zonder iets te weten, qp goed geluk(!), en nog slechts met één maatstaf: de zin van mijzelf ben ik; het leven is zinloos." Bij zulk een wijsheid wordt het stadium vóór het geboren-zijn, ja het nietgeboren-zijn blijkbaar verkieslijker geacht, dan als mens met menselijke kwaliteiten een spoor van scheppende aanwezigheid op aarde .achter te laten, zoals Goethe's Faust dat tenminste na een leven vol strijd en ontgoocheling als realistische roeping ziet. Niet aldus Pierre Dubois: "Van geboorte tot dood gaan wij langzaam verder door een nacht die steeds dieper; steeds donkerder wordt en wat het licht zal zijn, weten wij niet en kunnen wij ons niet meer herinneren!" (blz. 27). Goddank, zou men willen verzuchten, dat er in de huidige nacht van het imperialisme nog mensen zijn, die weten, wat en waar 'het licht' is ... Ondergang en dood blijken bij de bespiegelingen van Dubois een hoofdmotief: "Pas de dood kan (het) leven tot leven maken." Nergens is immers - volgens Dubois -· een grein van waarheid; alles komt op losse schroeven te staan, als wij gaan nadenken over het leven: " ... de waarheid is niet in enig woord dat werd gesproken, maar in het hart dat twijfel en onzekerheid aanvaardt," (blz. 10). Dat dit wanhopen aan de waarheid in feite niet anders is dan een excuus voor menig burgerlijke intellectueel om zich te onttrekken aan een keuze, die de wereld vooruit zou helpen, demonstreert Dubois op blz. 45 van zijn roman in een andere uitspraak: "Sinds lang ben ik gewend mijzelf af te vragen of niet het geloof van mijn tegenstander of mijn tegenspreker de waarheid zou kunnen zijn. Niet om het dan aan te hangen, maar om sterker overtuigd te zijn van de betrekkelijkheid van alles wat als waarheid wordt aangediend." Op het kwajongensachtige af wordt dan op dezelfde blz. nog eens een variant van die uitspraak herhaald met de slotopmerking, dat het "niet de moeite waard (is), dat ik mij er druk om maak" (n.l. om de waarheid). Ondanks al deze afzeggerijen aan de waarheid durft Vitelli zich (op blz. 100) zonder blikken of blozen te vergelijken met
139
"Christus voor zijn kwelgeesten". Zulke uitspraken betekenen niet anders dan beledigingen aan het adres van het historische Christendom; want hoe men over die godsdienst denken mag, zowel haar stichters als haar vurige aanhangers dorsten te leven en te sterven voor hun geloof. Dat zulke overwegingen echter bij Dubais niet opkomen, ligt voor de hand; hij miskent in elk opzicht de geschiedenis en de ervaringen, die daarin door generaties ,zijn opgestapeld; hij ziet ze .als menselijke, hedendaagse fictie. "Het verleden past altijd in een constructie van de toekomst" (blz. 13). En in dit gedachtenkader past ook precies de trap naar de massa, zonder welke de 'fijnbesnaarde' en 'aristocratische' existentialist het niet schijnt te kunnen stellen: "Het volk was decadent en wispelturig, dom, verblind en voor geen verstandig woord vatbaar. Zo is het altijd, als het gevaar in de buurt komt." De grenzenloze minachting voor alles, wat de 'massa', lijdend en uit dat lijden telkens weer opstaande, om haar verdrukkers terug te slaan, voor de doorbraak van grote sociale en geestelijke bewegingen heeft gedaan - het ïs hier overbodig, de voorbeelden aan te halen - berust bij Dubais kennelijk op bewuste onwaarheid; want voor het 15-eeuwse Florence gaat Dubois' karakteristiek ook zeker n:iet op. Men hoeft daarvoor maar na te lezen, wat zelfs een burgerlijk geleerde als Jakob Burckhardt over het volk van Florence gezegd heeft in de jaren, waarin Dubais Vitelii's proces laat plaats vinden: nobele strijdbaarheid, mildheid jegens de verslagen tegenstander, vurig patriottisme, een voorbeeld in vele opzichten (Die Kultur der Renaissance, hfdst. 7, b). Men hoeft zich dan ook niet te verbazen, dat de monnik Vitelli, die zich zo bewust van elke waarheid afwendt, ten slotte met "zijn lot en zijn leegte" (blz. 148) overblijft. Het is duidelijk, dat het existentialisme van Dubais-een vrij grove nabootsing van de opvattingen omtrent mens en wereld, die de Franse schrijver Camus ten beste geeft - een filosofie is van de minste weerstand. Het is een zich afmaken van elke strijd, elke krachtsinspanning, van elke natuurlijke drang tot sociale en geestelijke emancipatie, die zogenaamd zou stuiten op de voor de collectiviteit onoverkomelijke begrenzingen van ieders "ik". Men vraagt zich af, waar het mensdom zich zou bevinden, als deze filosofie ook maar enige gegrondheid in zich borg, of erger, tot uitgangspunt van ieders individueel optreden werd gemaakt. Natuurlijk is het niet zonder reden en oorzaak, dat juist in onze dagen, nu het voortbestaan van een gezonde, vredelievende en arbeidzame mensheid door het herlevend fascisme in zijn amerikanistische vormen ten scherpste wordt .bedreigd, zulke constructies ontstaan. Zij zijn getekend voor hen, die strijdbewustwording en reddend zelfverweer door een bondgenootschap van alle goedwillenden tegen de imperialistische oorlogsdrijverij als zinneloos uit de weg lopen, en tot de legende gedreven worden, dat "hun" waarheid elke vorm van partijkiezen
140
uitsluit. ... Zo min als het ook niet zonder oorzaak is, dat er andere existentialisten bestaan, die niet schuwen, om dóór te denken; die hun tweestrijd uitvechten, niet meer ontkomen aan de logica van onze dagen en de kunstmatige muren van hun kleine machteloze ik-citadel doorbreken, om hun kracht bij de kracht van millioenen anderen te voegen voor een samenleving zonder vrees en geweld, welke immers slechts schijnbaar buiten hen zelf ligt. Het spreekt vanzelf, dat ik aan een man als Sartre denk, die naar de fundamentele strijdbaarheid en ook de fundamentele solidariteit. van het menselijk bestaan terugkeert en zich daardoor van misvatting op misvatting herstelt, d.w.z. daarmee ook zijn eigen waarheid dient. H. DUBOIS heeft deze fundamenten van de bevrijPIERRE ding der persoonlijkheid, althans in deze roman, niet her-
kend. Hij maakt zich met voorgewende ernst en gemaakte argumenten af van de werkelijke problemen van deze tijd, en zet er een schijnprobleem voor in de plaats. Het is het misbruik van de literatuur in dienst van de om de drommel niet 'onherkenbare' machten van deze tijd; die er dwingend belang bij hebben, dat een kunstenaar ongeloof, vertwijfeling en reddingloosheid predikt, opdat zij achter de rug van het ontzielde publiek om des te beter hun duivelsaffaires kunnen behartigen. Het is de literatuur van het moeras, waarin ieder verzinkt, die zijn menselijkheid en zijn waarheid laat afstompen tot een brok redeloze natuur, voor welke - zoals men op blz. 159 van deze roman kan lezen - hoop of wanhoop, geloof of liefde straks nauwelijks meer zijn te onderscheiden. - En oorlog en vrede, en rechtvaardigheid en onrecht, en misdaad en deugd - zo zou men willen vragen? Is er straks ook geen verschil meer tussen een SS-er, die naar wraak en nieuwe wandaden dorst en wie men het vluchten makkelijk maakt, en een jongen als Piet van Staveren, die zijn strijd voor recht en humaniteit met 7 jaar achter ijzeren deuren moet boeten ... ? De filosofie van CamusDubois haalt over alles de grijze spons van de betrekkelijkheid en daarmee van de zinneloosheid van elk menselijk streven . . zoALS dit boek daar ligt, is het ten slotte niet typisch voor de Nederlandse mentaliteit, zo min als voor de hoedanigheden, die Nederland in het verloop der tijden zijn karakter hebben gegeven. De heldere, innige en vaak diepzinnige blik van onze schilders op de realiteit van vroeger en later, de durf en onuitroeibare wetensdorst van onze wetenschappelijke vorsers, de vrijheidsovertuiging van Geuzen en Patriotten, de 1 karakterkracht van onze verzetsmensen en de zielegrootheid van ons proletariaat op zovele beslissende momenten (getuige alleen al de Februaristaking) - zelfs de nuchterheid en koppigheid, waarmee de vaderen dit land hebben gepolderd, ontgonnen en bewoonbaar gemaakt, van dit alles vindt men in dit boek weerspiegeling noch voortzetting. "Een vinger op de lippen" is
141
•
•
de uiting van een beginselloos en zwak cosmopolitisme, dat door zij'n onderwerp de schijn aanneemt, zich op "Europese" banen te bewegen, maar in wezen, omdat het de nationale, eigen aard en de eigen, nationale thematiek miskent, in de categorie van de literaire napraterij van het buitenland terecht komt. Waarbij onmiddellijk moet worden vastgesteld, dat deze "vervlakking der grenzen", dit cosmopolitisme, de reactie in binnen- en buitenland uitermate welkom moet zijn, waar het de wil, voor dit nationaal-eigene te strijden, al was het maar louter artistiek, door zijn prediking van de hulpeloosheid van de enkeling helpt breken. Het is, wanneer men dit alles overweegt, van een verbazingwekkende lichtvaardigheid, een roman als deze als Nederlands beste product van het jaar 1952 voor te dragen voor een internationale literatuurprijs. Te verwonderlijker, omdat de leden van de jury - dr. P. H. Ritter, prof. P. Minderaa en B. Stroman - toch waarlijk geen kwajongens zonder literair onderscheidingsvermogen zijn en ook meer dan eens critisch inzicht aan de dag hebben gelegd, als het om de verdediging van nationaal cultuurbezit ging. Het komt mij voor, dat dit hele geval kan dienen als symptoom, hoe ver het met de vervlakking der grenzen, ook bij intelligente beoordelaars, te onzent is gekomen en hoe wijd de ziektekiemen van een amerikanistische gedachtengang op artistiek gebied in Nederland verspreid blijken. De vinger moet echter van de lippen genomen, de waarheid duidelijk gezegd worden. Met romans als die van Pierre H. Dubois is noch de schrijver, noch ons publiek, noch de Nederlandse literatuur gebaat. Met verdubbelde energie moeten kunstenaars en intellectuëlen, voor wie het begrip progressie een levende inhoud heeft, de strijd aanpakken voor het scheppen van een klimaat, waarin een menswaardiger en waarachtiger kunst gedijen kan. Het is de strijd voor het be:Qoud van onze culturele erfenis én voor het verder ontwikkelen van onze vaderlandse beschaving, zoals onze goede tradities dat gebieden, waardoor zulk een klimaat kan ontstaan. In die strijd staan de cultuurscheppers niet alleen. De bewuste voorhoede van de arbeidersklasse heeft eenzelfde strijd in haar beginselprogram geschreven en effent hun door haar optreden de weg, om de verbintenis met het volk te hervinden.
THEUN DE VRIES
142
R . .J. Forbes: De DJ.ens · bouwt zÏeh
een wereld JN dit boek *) wordt een poging ondernomen, op beknopte wijze de gehele ontwikkelingsgang van de techniek gedurende de laatste 5000 jaar te beschrijven. Nauwkeuriger uitgedrukt houdt de schrijver zich dus bezig met de ontwikkeling van de productiewerktuigen, die de mensen gebruiken voor het voortbrengen van alle noodzakelijke levensbenodigdheden. De mensen doen dit echter niet individueel, niet ieder op zichzelf, maar altijd als gemeenschappen. Dit betekent, dat alle productie dus maatschappelijke productie is, en deze productie heeft twee kanten. Aan de ene kant de productiekrachten, d.w.z. de productiewerktuigen en de mensen die deze werktuigen maken en gebruiken. Aan de andere kant de productieverhoudingen, d.w.z. de onderlinge betrekkingen van de mensen in het productieproces. Deze productie-verhoudingen zijn bepalend voor de gehele maatschappij met· al haar politieke en andere instellingen en opvattingen. Prof. Forbes houdt !Zich dus in zijn boek bezig met één van de kanten van de maatschappelijke productie, en wel met de productiewerk tuigen, die met de mensen de meest bewegelijke en revolutionnaire krachten van de productie vormen. Dat een schrijver zich bezig houdt met één der werkelijke grondslagen van de maatschappij is op zichzelf reeds van groot belang. Vooral wanneer men dit stelt tegenover de opvattingen van de hedendaagse burgerlijke geschiedschrijvers, die de gehele historische ontwikkeling baseren op godsdienstige of andere geestelijke grondslagen. Bij: de beoordeling van het boek van prof. Forbes is het van het grootste belang te bedenken, dat de twee genoemde kanten van de maatschappelijke productie één onafscheidelijk geheel vormen. Dit betekent, dat beschrijving van de ontwikkeling van de techniek een onmogelijkheid is, zonder daarbij tegelijkertijd de rol van de productieverhoudingen in rekening te brengen. Leest men het nawoord van de schrijver, dan zou men verwachten, dat dit inderdaad zou zijn gebeurd. Hij schrijft dàarin immers, sprekend over het huidige revolutionnaire tijdvak, dat de maatschappij zich aan de technische vooruitgang moet aanpassen. Helaas blijkt echter reeds bij een beschouwing van de indeling van het boek, dat dit niet is gebeurd. We zien een willekeurige indeling, vooral voor de jongste geschiedenis, een indeling die niet gebaseerd is op de fundamentele maatschappijvormen, zoals di~ voortvloeien uit de productieverhoudingen. Met enige nieuwsgierigheid vraagt men zich af, hoe de schrijver het boek dan wel hee:ft opgezet. Het blijkt nu, dat voor de oudere· geschiedenis, zoals de primitieve gemeenschappen en de slavenhoudersgemeenschappen (Egypte, Griekenland,. Rome) de schrijver toà in bepaalde• opzichten de productieverhoudingen in zijn beschouwingen betrekt, hoewel dit op een verwarde en onduidelijke manier gebeurt: Zo komt in het boek wel naar voren, al wordt het niet duidelijk gesteld, dat bijyoorbeeld in de slavenhoudersmaatschappijen in het begin belangrijke vooruitgang in de techniek tot stand werd gebracht, dat echter aan het einde deze maatschappijvorm een rem voor de technische ontwikkeling vormde. De schrijver noemt hierbij de minachting van de Grieken (bedoeld wordt natuurlijk de heersende klasse van slavenhouders) voor het handwerk en de daarmee gepaard gaande stilstand in de technische ontwikkeling, behalve op het gebied van de oorlogstechniek. Op blz. 63 wijst hij verder op het onvruchtbaar worden van de wetenschap, doordat men terugkeerde tot magische en godsdienstige gedachtengangen. Wanneer we echter in het boek gekomen ziJn bit het eind van de middele.euwen, en dus de eerste voorboden van de kapitalistische maatschappij zich aandienen, *)
Uitg. Querido,
f 15.-. 143
me;ken we, dat in steeds toenemende mate allerlei geestelijke stromingen als beslissende factoren bij de ontwikkeling worden aangemerkt en da~ de rol van de productieverhoudingen geheel buiten beschouwing wordt gelaten. Op blz. 86 en 197 vinden we nog een, paar zinnen over het ontstaan van arbeiders en kapitalisten en dan 150 bladzijden niets meer over de invloed en ontwikkeling van. de maatschappij. Bij de behandeling van de techniek in de kapitalistische maatschappij (die het grootste gedeelte van het boek vormt) is de schrijver gevlucht in een opsomming van de feit.:n over de technische ontwikkeling en verhalen over uitvinders zonder meer. Hoewel dus bij de beschrijving van de Griekse en Romeinse maatschappijen tenminste de rem, die de productieverhoudingen aan het eind op de· technische ontwikkeling uitoefenden nog werden aangeduid, missen we dit bij de behandeling van de kapitalistische maatschappij ten enenmale. Daarover wordt met geen woord gerept, met uitzondering van de productie voor de oorlog. Geen woord over de steeds toenemende, in 't bijzonder in de Verenigde Staten, concentratie van alle wetenschap op de ontwikkeling van nieuwe vemietigingswapens, alles in het diepste geheim. Tot wat voor zonderlinge uitspraken de schrijver komt, wordt b.v. gedemonstreerd door de opmerking op blz. 169, wanneer hij na enkele woorden te hebben gewijd aan de ontwikkeling van de landbouwwerktuigen, in 't bijzonder de tractor en babycombine, zegt: "daarmee was 'de landbouw geheel gemechaniseerd en de boerderij geworden tot een graanfabriek". Dit is wel heel ver verwijderd van de werkelijke toestanden op het platteland in de kapitalistische lan-den, om maar te zwijgen over de toestand in de uitgebuite Aziatische landen. De schrijver . had hierbij beter kunnen wijzen op de Sowjet-Unie, waar het juist door de socialistische maatschappij mogelijk werd de landbouw technisch tot ongekende hoogte op te voeren. Maar in het gehele boek wordt nergens gesproken over de SowjetUnie. Geen woord is er te vinden over de geweldige bouwwerken, die daar uitgevoerd zijn of worden, zoals de enorme stuwdammen en waterkrachtcentrales, de ongeëvenaarde prestaties op het gebied van de kanaalaanleg ·en bevloeiingswerken. Kortom over de gehele beheersing van de natuur zoals die daar plaatsvindt, hetgeen alles gepaard gaat met een geheel nieuwe. technische ontwikkeling. Dit poek toont weer eens duidelijk aan, waar men terecht komt, indien men zich wil onthouden van alles wat de heersende kliek in de kapitalistische maatschappij onaangenaam zou kunnen zijn en wanneer men niet geleid wordt door de enige wetenschappelijke maatschappijbeschouwing, zoals die gegeven wordt door het marxisme-leninisme.
P. v.B.
BOOTH TARKINGTON: HEREN VAN ZEVENTIEN (Ultg. Spectrum, fl.95) Enige tientallen bladzijden met geestige spot over de kalverliefde van een zoon des huizes, geschreven in het Amerika van 1917, worden in hun geheel bedorven door het bekende soort rassendiscriminatie in boek en film, die het Negervolk uitsluitend voorstelt in de rol van clown of trouwe bediende. Jammer van het boek, dat zonder deze tendens een geslaagde persiflage zou zijn geweest.
144
Duizenden waren geestdriftig over de fiUm
De Veriniste Piloot Dezer dagen verschijnt de roman van
Boris Polewoj die aan de film ten grondslag ligt, bij Pegasus
Duizenden zullen ook nu dit meeslepende verhaal van een Sowjet-vlieger, die ondanks zijn zware verwondingen toch zijn plaats in de maatschappij herneemt, weer willen meebeleven!
*
In linnen prachtband met goud-opdruk, 436 blz. groot formaat, prijs f 5.90.
II Geeft nog heden Uw bestelling op aan Boekhandel
"PEGASUS" Leidsestraat 25 Telefoon 30822
Amsterdam-C. -
Postgiro 178127
Het eerste studieplan voor de zelfstudie verschenen! Het onderwerp is:
"Bet vraagstuk van de vakbeweging" Te bestuderen materiaal:
*
1.
* 2.
3.
* 4. 5.
* 6. 7.
* 8. 9.
De rol van de vakverenigingen in de kapitalistische maatschappij door I. Borsjtsjenko. (Overgenomen uit Kwartaal nr. 4). Lenin en Stalin over de vakbeweging in het imperialistische tijdperk door I. Borsjtsjenko (Overgenomen uit Kwartaal nr. 5). "De partij," door J. Stalin - Uit: StaJin Keuze uit zijn werken deel I, bladz. 81, Uitgave Pegasus 1951. "De klassenstrijd" door J. Stalin. Moeten de revolutionnairen in reactlonnaire vakverenigingen werken? Uit: W. I. Lenin: "De linkse stroming'', bladz. 31, Uitgave Pegasus 1952. De strijd om de lonen en het wetenschappelijk socialisme door Roger Garaudy (Overgenomen uit Kwartaal nr. 3). Het gedeelte over de vakbeweging uit de Rede van P. de Groot in de partijbestuurzitting van 3 Juli 1952. Zie Politiek en Cultuur van November 1952. En de Congresrede vanG. Wagenaar. De politiel{e massastaking door Maurice Thorez (Overgenomen uit Kwartaal nr. 7). Strijd! Beknopte beschouwing van het verbondsbestuur der E.V.C. (brochure)
Verder wordt de deelnemers geadviseerd om bij dit studieplan de roman te lezen van André Stil "De eerste stoot", uitgave Pegasus 1953. Het studieplan loopt over 10 weken, t.w. van 1 Maart-10 Mei a.s. In het program zijn 5 onderwerpen opgenomen, die in speciale brochures worden uitgegeven en die tegen de prijs van 15 cent per stuk bij uitgeverij "Pegasus'~, Leidsestraat 25, Amsterdam, verkrijgbaar zijn. Ze zijn met * aangegeven. Verdere literatuur, die wordt aangegeven is eveneens verkrijgbaar bij uitgeverij "Pegasus". Aan hen, die zich opgeven als deelnemer aan de zelfstudie worden 5 brochures toegezonden via uitgeverij "Pegasus". Voor de wijze waarop de zelfstudie wordt opgezet, verwijzen wij naar het betreffende artikel in dit nummer van "Politiek \.__en Cultuur". _)