NUMMER OMSCHRIJVING SUBTITEL AUTEUR JAAR MAAND
1113 DPO Distributie Planologisch Onderzoek binnenstad Breda A. v.d. Linden 2000 JANUARI
Voorwoord In het voorjaar van 1995 is er een distributie planologisch onderzoek (DPO) gehouden voor de binnenstad van Breda. Dat onderzoek diende onder meer voor de onderbouwing van het bestemmingsplan voor de binnenstad en ter toetsing van concrete winkelprojecten en met name het hoogwaardige winkelcentrum De Barones in het hart van de binnenstad. In het bestemmingsplan is behalve die locatie ook een andere potentiële ontwikkelingslocatie voor een substantiële uitbreiding van het kernwinkelapparaat aangewezen, te weten het terrein Achter de Lange Stallen (Molsterrein). Hierbij is gesteld, dat dit terrein pas in ontwikkeling kan worden gebracht als uit een DPO blijkt, dat een uitbreiding van het kernwinkelgebied verantwoord is. De directe aanleiding voor de uitvoering van het DPO in het voorjaar van 1999 is dan ook het meten van de effecten van de opening - ongeveer anderhalf jaar daarvoor - van De Barones. Echter niet alleen de komst van De Barones heeft in de periode 1995-1999 mogelijk invloed gehad op de veranderingen in het functioneren van de binnenstad, maar ook een aantal grootschalige projecten, die in dezelfde periode tot ontwikkeling zijn gebracht. Te noemen zijn de herinrichting van het voetgangersdomein als onderdeel van de herinrichting van het volledige stadshart, de facelift van het park Valkenberg, de restauratie van de Grote Kerk, de uitbreiding van de parkeergarage De Barones, de realisatie van diverse culturele voorzieningen en het opknappen van vele panden in de binnenstad. Niet onvermeld mag worden dat de doelstelling van de gemeente om alle nog vrije parkeerplaatsen onder te brengen in een vorm van betaald parkeren vrijwel gerealiseerd is. Al deze maatregelen hebben ongetwijfeld effect gehad op de attractiviteit van de binnenstad en zijn impliciet gemeten in het DPO. Het belang van het DPO is onderkend door een aantal belanghebbende bedrijven en instellingen, die als medefinancier van het onderzoek hebben geparticipeerd in een overleggroep. Met name genoemd zijn dat Amvest Vastgoed, Shopping Centre Management, de Vereniging Commercieel Onroerend goed Binnenstad en de Federatie Centrumondernemers Binnenstad. Vanuit het Bredase bedrijfsleven hebben ook vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel en de Stichting Centrummanagement in de overleggroep zitting gehad. Opdrachtgever en eindverantwoordelijke voor het DPO is de Afdeling Economische Zaken van de gemeente Breda.
1
Samenvatting en conclusies Deze rapportage biedt een actueel beeld van het functioneren van het kernwinkelapparaat van Breda. Het is de neerslag van een aantal deelonderzoeken die in de loop van 1999 zijn gehouden. Het regionaal distributieplanologisch onderzoek geeft een beeld van het ruimtelijk koopgedrag van de bewoners in de regio. Daarnaast is ook ruim aandacht besteed aan kwalitatieve aspecten die te maken hebben met het koopgedrag, zoals sfeer en gezelligheid, veiligheid, variatie winkels, recreatieve en culturele voorzieningen en parkeren. Het hoofddoel van het distributie planologisch onderzoek binnenstad Breda is om aan te geven of met de komst van De Barones en een aantal andere kwaliteitsinvesteringen in de Bredase binnenstad ook de beoogde versterking van de economische positie van de binnenstad is gerealiseerd. Met De Barones is in 1997 zo’n 12.000 m2 nieuwe verkoopvloeroppervlakte toegevoegd aan de Bredase binnenstad. De totale winkelvloeroppervlakte in de Bredase binnenstad is echter niet toegenomen; tegenover de toename in het kernwinkelapparaat stond een afname in de flanken van de binnenstad. De Barones heeft wel gezorgd voor een kwaliteitsimpuls van de Bredase binnenstad. Vergeleken met voor de komst van De Barones zijn de bestedingen in de Bredase binnenstad fors gestegen. De verkoopvloerproductiviteit, een belangrijke indicator voor het economisch functioneren van het kernwinkelapparaat, is na de komst van De Barones eveneens flink toegenomen. De opening van De Barones viel in een periode van economisch herstel in Nederland. De Bredase binnenstad heeft volop voordeel gehad van het 1 gunstige economische klimaat. Uit ander onderzoek is echter gebleken dat vooral die steden die hebben geïnvesteerd in hun binnenstad hebben kunnen profiteren van de gunstige economische ontwikkelingen. Winkelgebieden waar niet is geïnvesteerd blijven daarbij achter. Ten opzichte van de rest van de stad heeft de binnenstad terrein verloren. Dit heeft te maken met de komst van de woonboulevard, waarmee een aanzienlijk grotere uitbreiding aan verkoopvloeroppervlakte is gerealiseerd dan door de komst van onder meer De Barones. De woonboulevard heeft er voor gezorgd, dat koopkrachtafvloeiing naar buiten Breda in de woonbranche, aanzienlijk is verminderd: de bestedingen in de woonbranche die voorheen in de meubelboulevards buiten de regio terechtkwamen, gaan nu weer voor een belangrijk deel naar Breda. Het tweede doel is om informatie aan te leveren die nodig is voor de besluitvorming over een mogelijke verdere detailhandelsuitbreiding in de Bredase binnenstad. Hierboven is aangegeven dat De Barones, maar ook de andere grote investeringen in de binnenstad hebben geleid tot een belangrijke vernieuwing van het Bredase kernwinkelapparaat. Bovendien is de binnenstad aantrekkelijker geworden voor het winkelen. Toch is de koopkrachtoriëntatie in het verzorgingsgebied op de binnenstad niet verbeterd. Het toenemende bezoek van regionale funshoppers uit het verzorgingsgebied aan de Bredase binnenstad was onvoldoende om het verlies aan Bredanaars die doelgericht aankopen doen te compenseren. Daarentegen is wel de koopkrachttoevloeiing van buiten het verzorgingsgebied toegenomen. Voor de toekomst is een versterking van het kernwinkelapparaat belangrijk, wil de Bredase binnenstad zich staande houden op een sterk concurrerende markt. Ambitieuze plannen van gemeenten en marktpartijen in Nederland zorgen namelijk voor een toenemende concurrentie tussen winkelgebieden. De strijd om de consument wordt door de nieuwe ontwikkelingen verder opgevoerd. Het doorrekenen van een aantal varianten geeft voor de binnenstad tot het jaar 2005 een minimale extra behoefte van 4.600 m2 VVO en een maximale behoefte van 24.800 m2 VVO. In het onderzoek is tevens een doorrekening gemaakt voor de periode tot 2015. Deze doorrekening geeft in de eerste plaats een indicatieve 1
BRO, Koopstromenonderzoek Zuid-Holland 1999, Vught, september 1999
2
waarde. Er is nog veel onduidelijkheid over toekomstige ontwikkelingen in de detailhandel, in de bestedingen (bereidheid, aard, etc.) en in de concurrerende aanbodkanalen, zoals e-commerce. Rekening houdende met deze onzekerheden, is er tussen 1999 en 2015 een minimale extra behoefte van 10.600 m2 VVO en een maximale behoefte van 47.000 m2 VVO. Voor deze varianten is, naast een aantal min of meer autonome ontwikkelingen, erg belangrijk de (boven)regionale profilering die de gemeente Breda nastreeft (aantrekken funshoppers) en de detailhandelvisie voor de rest van de stad, met name de versterking van PDV-locaties en wijkwinkelcentra (afvloeiing bezoekers die doelgericht aankopen doen). Komt de nadruk te liggen op de lokale/regionale markt waarbij het 'bedienen' van Bredanaars en de omliggende gemeenten centraal staat? Of wordt ook gekozen voor de bovenregionale markt, waarbij naast het winkelen toeristisch recreatieve verblijfselementen een nadrukkelijke rol spelen. Richtinggevend bij deze keuzes is de Stadsvisie van het gemeentebestuur van Breda. Breda kiest daarin voor een versterking van de economische functie van de binnenstad en een verdere vergroting van het winkelaanbod. Daarnaast kiest Breda voor Euregionale erkenning als economisch en voorzieningen- en vervoerscentrum. Hoofddoel van het Bredase ontwikkelingsprogramma (Zuidelijk)vervoersknooppunt is de potenties van de strategische ligging van de stad verder te ontwikkelen en een positieve bijdrage te leveren aan de vitaliteit en leefbaarheid van de stad. Een steun in de rug hierbij is de gunstige economische positie van de stad Breda. Voor het realiseren van de gewenste ontwikkelingsrichting kunnen vanuit het onderzoek een aantal aanbevelingen gedaan worden. De onderscheiden doelgroepen vereisen een verschillende inzet van de marketing mix voor Breda. Voor de bezoekers die doelgericht aankopen doen zal de nadruk meer moeten liggen op bereikbaarheid, parkeer- en fietsstallingsmogelijkheden, winkelaanbod en openingstijden. Voor het behoud van de bezoekers die doelgericht aankopen doen is het namelijk belangrijk de efficiëntie van het boodschappen doen te vergroten, dus de consument in de gelegenheid te stellen de winkeltijd te verkorten en de attractiviteit van het winkelen te vergroten. De toenemende mobiliteit van de consument leidt ertoe dat in de toekomst hogere eisen worden gesteld worden aan de bereikbaarheid. Voor de funshoppers zijn de volgende elementen uit de marketingmix het belangrijkst: leisure, winkelaanbod (speciaalzaken), parkeerprijzen en beheer en toezicht. Voor een verdere groei van de funshoppers moet gestreefd worden naar een verbetering van de verblijfskwaliteit die leidt tot een verlenging van de verblijfsduur van de consument. Omdat de funshoppers van steeds verder weg komen zal de binnenstad zich daarnaast moeten onderscheiden met een excellent winkelaanbod en unieke verblijfselementen (cultuurhistorisch stadshart). Hierna volgen puntsgewijs de belangrijkste bevindingen van het onderzoek.
Koopstromen 1. Koopkrachtoriëntatie Bredase binnenstad in verzorgingsgebied afgenomen; toename koopkrachttoevloeiing van buiten het verzorgingsgebied De koopkrachtoriëntatie van de bewoners van het primaire verzorgingsgebied van het kernwinkelapparaat op de Bredase binnenstad is gedaald van 31% in 1995 naar 28 % in 1999. De oriëntatie op overig Breda (wijkwinkelcentra en meubelboulevard) is met een zelfde percentage toegenomen van 16% naar 19 %. Van de totale aankopen in de binnenstad wordt 61 % door Bredanaars verricht, een daling ten opzichte van 1995 met 3 %. Daarentegen is het aandeel van de kopers uit de categorie ‘Overig primair verzorgingsgebied’ toegenomen van 24% naar 28%. Uit het passantentenonderzoek blijkt dat het aandeel bezoekers, afkomstig van buiten het verzorgingsgebied, die naar de binnenstad zijn gekomen om te winkelen/stadten fors is toegenomen. Hiermee is ook de koopkrachttoevloeiing van buiten het gebied toegenomen.
3
2. Bredanaars doen 92% van hun aankopen aan niet-dagelijkse goederen in Breda. 3. Meer dan de helft van de aankopen in kleding en mode in de binnenstad komt van bezoekers van buiten Breda. Het aandeel van de kledingbranche in de koopkrachtoriëntatie op Breda is ten opzichte van 1995 gestegen van 51% naar 53%. Het aandeel kopers van buiten Breda is dan ook het grootst voor de kledingbranche. Het aandeel Bredase kopers in de binnenstadsaankopen is het grootst voor de branches ‘woninginrichting’ en ‘bruin-& witgoed en elektra’. 4. Breda heeft terrein (terug)gewonnen in de meubelbranche. In 1995 ging 39% van de bestedingen naar buiten de regio. De koopkrachtafvloeiing (bestedingen die naar buiten het verzorgingsgebied gaan) is in woninginrichting met 12% nog het grootst van alle onderscheiden branches. Breda heeft door de komst van de meubelboulevard haar positie in deze branche echter aanzienlijk weten terug te winnen. 5. Automobilisten geven het meeste uit in de binnenstad. Automobilisten geven met f 142 (bedrag laatste aankoop) gemiddeld het meeste uit. De fiets en het openbaar vervoer nemen met resp. f 65 en f 60 een tussenpositie in. Het laagst is het gemiddelde aankoopbedrag voor voetgangers: f 45. Naar branche bezien is het aankoopbedrag met f 156 het hoogste voor kleding- en modeaccessoires. In een warenhuis werd voor f 40 besteed en in de overige detailhandel bedroeg dit f 127. 6. Vier van de tien inwoners van het verzorgingsgebied bezoekt wel eens de koopzondag in de Bredase binnenstad.
Bestedingen en vloerproductiviteit 7. Jaarlijkse bestedingen bewoners verzorgingsgebied binnenstad 620 miljoen gulden; stijging van 31% in periode 1995-1999. De jaarlijkse bestedingen afkomstig uit het verzorgingsgebied voor niet-dagelijkse goederen in de Bredase binnenstad worden voor 1999 geschat op zo’n 620 miljoen 2 gulden. Dit bedrag is vergelijkbaar met Leiden-centrum. In de periode 1994-1999 is detailhandelsomzet in de Bredase binnenstad met 31% gestegen. Ter vergelijking: Rotterdam-centrum +35% en Leiden-centrum +27%. Het aandeel van de Bredase binnenstad in de totale bestedingen in Breda is afgenomen, omdat in overig Breda door onder meer de komst van de woonboulevard de bestedingen nog aanzienlijk meer zijn toegenomen dan in de Bredase binnenstad. De bezoekers van buiten het verzorgingsgebied zorgen, bij benadering, voor nog eens 10% extra bestedingen. 8. Vloerproductiviteit niet-dagelijkse goederen voor de Bredase binnenstad f 8.400. De vloerproductiviteit vormt een belangrijke indicatie voor het economisch functioneren van het winkelapparaat. Voor het centrale winkelgebied van Breda bedraagt de vloerproductiviteit voor de niet-dagelijkse goederen f 8.400. Er vergelijking: voor Leiden-centrum bedraagt de vloerproductiviteit f 8.200, voor Delftcentrum f 8.700 en voor Rotterdam-centrum f 12.500. In de periode 1994-1999 is de vloerproductiviteit in het centrale winkelgebied van Breda toegenomen van f 6.100 naar f 8.400.
Bezoekgedrag
2
Vergelijkingen met andere steden moeten met enige voorzichtigheid gehanteerd worden omdat de gehanteerde definiëringen niet geheel met elkaar overeenstemmen.
4
9. Toenemend verschil tussen doelgericht aankopen doen en funshoppen in de Bredase binnenstad. Opvallend zijn de verschillen tussen de personen die doelgericht aankopen doen en funshoppers. De bezoekers die doelgericht aankopen doen zijn de voornamelijk Bredase bezoekers die snel en efficiënt hun aankopen willen doen. De bezoekers die doelgericht aankopen doen verblijven voor 40% minder dan een uur in de binnenstad. Ze geven minder uit in de binnenstad, maar ze komen er wel vaker. Ze zijn iets minder positief over de binnenstad, vooral wat betreft (het gebrek aan) openbare toiletten en parkeermogelijkheden. Bij het parkeren wordt de voorkeur gegeven aan De Barones-garage, het gebied buiten de singels, Nieuwe Ginnekenstraat en Beyerd/Vlaszak. In de eerste plaats "Breda overig" en daarnaast Oosterhout en Etten-Leur blijven wat betreft de groep bezoekers die doelgericht aankopen doen de belangrijkste concurrenten van de Bredase binnenstad. Vooral de parkeermogelijkheden worden in deze twee laatste gemeenten beter gewaardeerd. De groeiende groep funshoppers komt van verder weg en heeft meer recreatieve motieven voor hun bezoek aan de binnenstad. Funshoppers bestaan uit relatief meer vrouwen. De verblijfsduur in de binnenstad is lang; bijna een kwart tussen de vier en acht uur. Ze bezoeken de binnenstad minder vaak, wel geven ze meer uit in de binnenstad. Ze combineren het bezoek aan de binnenstad iets vaker met andere activiteiten, voornamelijk bezoek horeca. De waardering voor de binnenstad is meer dan gemiddeld. Ze zijn wel kritischer over de parkeerprijzen en het beheer en toezicht in de binnenstad. Ze parkeren relatief veel in de Havengarage, Chasséveld en de Molsparking. 10. Gemiddelde verblijfsduur in de binnenstad daalt. Vooral het kort bezoek aan de binnenstad neemt toe. Echter ook het aandeel van de groep die tussen 4 en 8 uur in de binnenstad verblijft neemt toe. Bezoekers van verder weg verblijven langer in de binnenstad. 11. Autogebruik bij bezoek aan de binnenstad neemt weer toe. Er is sprake van een toenemend autogebruik bij een bezoek aan de Bredase binnenstad, terwijl het gebruik van de fiets afneemt. Van de bezoekers die met de fiets naar de binnenstad zijn gekomen maakt éénderde gebruik van een bewaakte fietsenstalling. Voor het overige worden de fietsen vaak neergezet in de winkelstraten en op locaties met (gratis) voorzieningen voor het stallen van fietsen.
Waardering binnenstad 12. Positieve waardering voor de binnenstad. Bezoekers waarderen de Bredase binnenstad met een rapportcijfer van 7,6. Horeca en sfeer/gezelligheid krijgen de hoogste rapportcijfers. Parkeermogelijkheden en culturele voorzieningen scoren minder positief. Breda scoort goed op de kenmerken ‘evenementen’, ‘sfeervolle binnenstad’ en ‘combinatiemogelijkheden voor winkelen en uitgaan’. Wat betreft ‘veel speciaalzaken’ blijft het achter bij de concurrenten. Het sterkste punt van de Bredase binnenstad is de sfeer en de gezelligheid. Breda scoort met Antwerpen en Den Bosch hoog op de sfeervolle binnenstad. Breda wordt niet gezien als een stad met veel speciaalzaken en blijft flink achter bij met name Rotterdam en Eindhoven. Bij evenementen denkt men in de eerste plaats aan Breda. Breda doet het daarbij nog iets beter dan Rotterdam. Antwerpen biedt de aantrekkelijkste combinatiemogelijkheden in winkelen en uitgaan. Breda komt hier op de tweede plaats. Wat betreft parkeermogelijkheden, maar ook betaalbaar parkeren, krijgen alle grote steden een laag waarderingscijfer. Het parkeren in Oosterhout en Etten-Leur wordt aanzienlijk positiever gewaardeerd. Ook wat betreft de mogelijkheden bij slecht weer doen Oosterhout en Etten-Leur het goed. Bij betaalbaar winkelen denkt men in de eerste plaats aan Etten-Leur. 13. De Barones heeft het winkelen in de Bredase binnenstad aantrekkelijker gemaakt.
5
De naam van het in september 1997 geopend winkelcentrum De Barones is voor zo’n 76 % bekend bij de bewoners van Breda en het primaire verzorgingsgebied. Van de niet-Bredanaars heeft 70 % de Barones al eens bezocht, terwijl 92 % van de Bredanaars een bezoek heeft gebracht aan De Barones. Meer dan de helft van de bewoners van Breda en regio vindt dat winkelcentrum de Barones het winkelen in de Bredase binnenstad aantrekkelijker heeft gemaakt.
14. Binnenstadbezoekers vinden parkeertarieven te hoog. Parkeertarieven worden daarentegen ook te hoog ingeschat. Bredanaars zijn het meest ontevreden over de parkeertarieven, terwijl bezoekers van buiten NoordBrabant de tarieven juist wat meer acceptabel vinden. De parkeertarieven en de parkeermogelijkheden worden als meest zwakke punten genoemd van de Bredase binnenstad.
Druktebeeld binnenstad 15. Passantenaantallen in de Bredase binnenstad op donderdag en zaterdag zijn ten opzichte van 1995 afgenomen. Dit geeft slechts ten dele een beeld van de algehele drukte in de binnenstad, onder meer omdat de Barones niet in deze vergelijking is opgenomen (was er nog niet in 1995). Daarnaast is niet duidelijk wat de invloed van de toename van het aantal koopzondagen is op het totale bezoek aan de binnenstad. Er is sprake van een toenemende spreiding van het aantal passanten over het kernwinkelapparaat: de Lange Brugstraat, de Eindstraat, de Ridderstraat en de Houtmarktpassage scoren relatief hoger dan in voorgaande jaren. De Karrestraat en de Ginnekenstraat zijn minder druk geworden. 16. Winkelcentrum de Barones is qua drukte vergelijkbaar met de Karrestraat en Lange Brugstraat. De drukte in De Barones blijft nog wat achter bij de Eindstraat en de Ginnekenstraat. Het traject Barones/Karrestraat-Eindstraat-Ginnekenstraat neemt meer dan de helft van het aantal passanten voor haar rekening. 17. Koopavond neemt in populariteit af. Verschuiving van de drukte naar zaterdag. De koopavonddrukte neemt af. Vooral ouderen mijden de koopavond. Het aandeel van de zaterdag in het totale passantenaantal is toegenomen. De drukte concentreert zich op zaterdag tussen 14.00 en 16.00 uur. 18. Afname bezoekersaantallen uit Breda, Oosterhout en Etten-Leur; toename bezoekers uit het overige deel van het verzorgingsgebied en van buiten de provincie Noord-Brabant. De bezoekers van verder weg verblijven langer in de binnenstad en hebben meer recreatieve motieven voor het binnenstadsbezoek. Bredanaars verblijven korter in de binnenstad en komen vaker om doelgericht aankopen te doen.
Parkeren 19. Afname bezettingsgraad parkeren op donderdag en in iets mindere mate op zaterdag. Wanneer de vergunninghouders buiten beschouwing worden gelaten en dus de beschikbare capaciteit voor alle overige bezoekers overblijft, is er gedurende de hele donderdag sprake van een daling van de bezettingsgraad ten opzichte van 1995. Op zaterdag is er, vergeleken met 1995, vooral na 14.00 uur sprake van een afname van bezettingsgraad. 20. Aandeel betaald parkeren neemt toe.
6
Er is sprake van een verschuiving met het betaald parkeren van het Oostelijk naar het Westelijk deel van de stad. 21. Afname vrije parkeerplaatsen en parkeermeters in de binnenstad. De totale capaciteit van parkeerplaatsen in de Bredase binnenstad is vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 1995. De gemeente Breda heeft de capaciteit vrije parkeerplaatsen met bijna 80% af laten nemen en de capaciteit aan parkeermeters met ruim 50%. Het aantal parkeerplaatsen bij parkeergarages en vooral bij parkeerautomaten is flink gestegen 22. Zaterdagmiddag tussen 13 en 16 uur parkeergarages maximaal bezet.
Werkgelegenheid 23. Werkgelegenheidsgroei door komst De Barones Het aantal werkzame personen in de detailhandel bedraagt medio 1999 in de binnenstad 3.303 werkzame personen. In de afgelopen periode is van 1994 tot 1996 sprake van een afname van de werkgelegenheid. Vanaf 1997 neemt de werkgelegenheid toe, waarbij de komst van de Barones eind 1997 een belangrijke impuls geeft. Uiteindelijk ligt de werkgelegenheid in 1999 201 arbeidsplaatsen (+6%) boven het niveau van 1994.
Verkoopvloeroppervlakte 24. Daling aantal winkels en verkoopvloeroppervlakte in Bredase binnenstad Het aantal winkels en de verkoopvloeroppervlakte van de detailhandel in de Bredase binnenstad is in de periode 1994-1999 gedaald. De toename in het kernwinkelapparaat was onvoldoende om de daling in de rest van de binnenstad te compenseren. Hierbij speelt ook een rol de substitutie van oppervlakte met detailhandelsbestemming in andere vormen van bestemming, zoals uitzendbureaus, financiële dienstverlening, makelaars, etc. 25. Veel kleding en mode in de binnenstad. Vergeleken met steden van vergelijkbare grootte heeft Breda veel winkelvloeroppervlakte in kleding en mode en zijn de branches levensmiddelen en wonen ondervertegenwoordigd.
ERBO binnenstad 26. De bedrijfseconomische indicatoren uit de ERBO geven een minder positief beeld te zien voor de detailhandel in de non-food in de Bredase binnenstad. De Enquête Regionale Bedrijfsontwikkeling wordt jaarlijks door alle Kamers van Koophandel in Nederland gehouden. Het gaat daarbij om cijfers met betrekking tot de omzet, de werkgelegenheid, het bedrijfsresultaat, de investering en de verwachtingen voor het volgend jaar. De ERBO-resultaten voor de binnenstad wijzen voor 1998 op een flinke toename van de bestedingen (+ 5,1%). Hiermee doet de non-food detailhandel in Breda-centrum het beter dan in West-Brabant en dan die in geheel Nederland. De ERBO-cijfers met betrekking tot het rendement op het eigen vermogen geven een aanzienlijk minder gunstig beeld te zien. Maar iets meer dan de helft (55%) van de ondernemers heeft in 1998 voldoende rendement behaald. Ook de winst is minder dan vorig jaar. De investeringen zijn zeer laag. Maar een vijfde van de ondernemers heeft geïnvesteerd. Deze ERBO-cijfers moeten wel met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden, omdat ze vanwege een kleine steekproef een lage betrouwbaarheid en grote onnauwkeurigheid hebben.
7
STERKTE-ZWAKTE ANALYSE WINKELFUNCTIE BREDASE BINNENSTAD Samengevat geeft het dpo-onderzoek de volgende sterke en zwakke punten en kansen en bedreigingen voor de winkelfunctie van de Bredase binnenstad.
Sterke punten: • omvang verzorgingsgebied; • bovenregionale functie; • sfeer/gezelligheid binnenstad; • historische binnenstad; • De Barones • hoge score combinatiebezoek winkelen/uitgaan; • groei bestedingen • toename verkoopvloerproductiviteit. Zwakke punten: • waardering parkeren door bezoekers eigen verzorgingsgebied; • parkeerprijzen (funshoppers) • lage score speciaalzaken; • waardering culturele voorzieningen; • openbare toiletten (doelgericht boodschappen doen); • beheer/toezicht (funshoppers) Kansen: • uitbouw leisure functie en combinatie winkelen/uitgaan; • uitbreidingsmogelijkheden en kwaliteitsimpuls winkelbranches; • toename mobiliteit; • Zuidelijk vervoersknooppunt; • nabijheid grote bevolkingsconcentraties in omgeving; • hoog inkomensniveau; • sterke economische vitaliteit Breda; • versterking woonfunctie hogere inkomensgroepen in de binnenstad. Bedreigingen: • bereikbaarheid en parkeren, waardoor verschuiven van koopstromen naar makkelijk bereikbare winkelgebieden;
8
• • • • •
concurrentie overige winkelgebieden binnen regionaal verzorgingsgebied; schaalvergroting en concurrentie bovenregionale winkelcentra; conjunctuurgevoeligheid economisch functioneren binnenstad; sterke aanwezigheid van modegevoelige branches; grillig consumentengedrag.
9
10
1. Inleiding De winkelgebieden in de Nederlandse binnensteden hebben te maken met een toenemende concurrentie. Enerzijds is er de concurrentie van perifere detailhandelslocaties en anderzijds is er de concurrentie vanuit de kleinere gemeenten in de regio. Deze gemeenten beschikken vaak over winkelcentra met een volledig winkelaanbod, dat goed bereikbaar is met lagere parkeertarieven. Ook het in 1995 gehouden distributie planologisch onderzoek (dpo) laat zien dat de koopkrachtoriëntatie op Breda onder druk staat en dat er een toenemende concurrentie is van Oosterhout en Etten-Leur. Tenslotte is er nog de concurrentie van aankoopkanalen die niet tot de winkelverkoop behoren, zoals de markten, postorderbedrijven en recenter nog het internet als aankoopkanaal. Voor de nabije toekomst kunnen daar nog de factory outlets bijkomen. 3
Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel ziet alleen overlevingskansen voor de binnensteden als sprake is van een excellent aanbod van winkels en ander voorzieningen. De binnenstad van Breda heeft in het kader van het Structuurplan Binnenstad een flinke kwaliteitsimpuls gekregen. Met de opening van De Barones in 1997 is het winkelaanbod zowel kwantitatief als kwalitatief flink verbeterd. Tegelijkertijd is ook op andere terreinen het kwaliteitsniveau van de Bredase binnenstad versterkt. Zo is onder meer de bestrating in het Bredase stadscentrum vernieuwd, de Grote Kerk is ingrijpend gerenoveerd en is het Horecabeleidsplan ontwikkeld. Bij de opening van de Barones is al aangekondigd dat 1 à 1,5 jaar na opening van de Barones het distributie planologisch onderzoek herhaald zou worden. Het dpo moet in de eerste plaats inzicht geven in de vraag of de met de veranderingen beoogde versterking van de economische positie van de Bredase binnenstad inderdaad is gerealiseerd. Daarnaast is informatie uit het dpo van belang om informatie te verkrijgen die nodig is voor de besluitvorming over een mogelijke verdere detailhandelsuitbreiding in de Bredase binnenstad. Het regionaal distributieplanologisch onderzoek is gehouden in het primaire verzorgingsgebied van het kernwinkelapparaat van de Bredase binnenstad. Het geeft een beeld van het ruimtelijk koopgedrag van de bewoners in de regio. Daarnaast is ook ruim aandacht besteed aan kwalitatieve aspecten die te maken hebben met het koopgedrag, zoals sfeer en gezelligheid, veiligheid, variatie winkels, recreatieve en culturele voorzieningen en parkeren.
Opzet van het onderzoek Het onderzoek in het kernwinkelapparaat is uitgevoerd op donderdag 18 maart en zaterdag 20 maart. Het bestaat uit een viertal onderdelen: 1. Een telling van het aantal passanten. Daarbij is het druktebeeld op 11 tellocaties gemeten; 2. Een enquête onder de passanten. Dit onderdeel geeft inzicht in het functioneren van een aantal aspecten van het kernwinkelapparaat; 3. Bepaling van de parkeerdruk op de binnen de singels gelegen parkeerlocaties; 4. Actualisering van het DIS-bestand (Detailhandel Informatie Systeem) voor de Bredase binnenstad. De onderzoekslocaties zijn dusdanig gekozen dat een totaalbeeld wordt verkregen van de binnenstadsbezoeker. Op beide onderzoeksdagen is op een elftal locaties in de binnenstad het aantal passerende personen geteld. Omdat de loopcircuits in de binnenstad door de komst van de Barones in vergelijking met voorgaande jaren veranderd kunnen zijn, zijn in het najaar van 1998 proeftellingen gehouden. Op basis van de proeftellingen is, rekening houdend met de locaties van vorige tellingen, een definitieve indeling gemaakt van de telposten. Aanvullend is gebruik gemaakt van de registraties van passanten die in de Barones worden gehouden. In totaal zijn een kleine 2.000 enquêtes 3
Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Jaarboek detailhandel 1997-1998, Den Haag, augustus 1998.
11
afgenomen. Om het belang van iedere locatie mee te laten wegen in het eindoordeel van de consument, zijn de telresultaten per locatie en per uur gewogen met het aantal passanten dat de betreffende locatie gepasseerd is. Het regionaal distributieplanologisch onderzoek is gehouden in april 1999. Dit onderzoek 4 is zowel in Breda als in het primaire verzorgingsgebied van het kernwinkelapparaat gehouden. De regio is onderverdeeld in 4 deelgebieden, namelijk: . Breda . Oosterhout . Etten-Leur . Overig primair verzorgingsgebied Breda. Om per regio uitspraken te kunnen doen is onder 1.200 personen een telefonische enquête gehouden. Om een vergelijking te kunnen maken met het vorige dpo heeft, in verband met de gemeentelijke herindeling, een bewerking plaats gevonden van het basismateriaal van het onderzoek van 1995. Voor het bepalen van de parkeerdruk is gelijktijdig met het bezoekersonderzoek de bezettingsgraad van de belangrijkste parkeergelegenheden in de binnenstad in kaart gebracht. Voor het hele gebied is per uur de parkeerbezetting opgenomen Aan de hand van de gegevens uit de jaarlijks door de afdeling Onderzoek en Informatie gehouden werkgelegenheidstelling en de door Onderzoek en Informatie geactualiseerde gegevens van het Distributieplanologisch Informatie Systeem van de Kamer van Koophandel, is inzicht gegeven in de detailhandelsontwikkelingen in de Bredase binnenstad.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 zijn de resultaten van de verschillende deelonderzoeken bij elkaar gebracht om een algemeen beeld te geven van de positie van de winkelfunctie van de Bredase binnenstad. Speciale aandacht wordt daarbij gegeven aan de veranderingen na de komst van het nieuwe winkelcentrum de Barones. Een confrontatie van de verschillende onderdelen van het onderzoek, aangevuld met trends en ontwikkelingen in draagvlak, consumentengedrag en detailhandelsaanbod geeft een eerste inzicht in de verdere ontwikkelingsmogelijkheden van het detailhandelsaanbod in de Bredase binnenstad. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de passantentelling beschreven. Omdat ook gegevens beschikbaar zijn uit voorbije jaren is het mogelijk de telresultaten van een aantal jaren onderling te vergelijken. Hier komen de veranderingen in het druktebeeld in de periode 1979-1999 naar voren. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de bezoekersenquête behandeld. Hierbij wordt aandacht besteed aan de herkomst, de gebruikte vervoerwijze, gedragskenmerken (zoals verblijfduur, bestedingen, reden bezoek) en waarderingsaspecten van de bezoekers aan het Bredase kernwinkelapparaat. In hoofdstuk 5 wordt het regionaal onderzoek beschreven. Daarbij wordt ingegaan op de aankooplocatie van niet-dagelijkse en dagelijkse goederen in de regio. Verder wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de waardering voor een aantal aspecten die te maken hebben met het winkelen in - en het bezoek aan de Bredase binnenstad. Tevens wordt ingegaan op de concurrentiepositie van de Bredase binnenstad ten opzichte van een aantal andere steden. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de bedrijvigheid in de binnenstad. Hier wordt de ontwikkeling van het aantal winkels en de daarbij behorende verkoopvloer beschreven. 4
Hierbij wordt voor het primaire verzorgingsgebied uitgegaan van de gebiedsindeling zoals gehanteerd in het dpo van 1995.
12
Ook komt de positionering van het Bredase kernwinkelapparaat in vergelijking tot andere steden aan de orde. In hoofdstuk 7 worden de resultaten van de parkeertelling beschreven die gelijktijdig met het bezoekersonderzoek is gehouden.
13
14
2. Winkelfunctie Bredase binnenstad; positie en ontwikkelingsmogelijkheden In het distributieplanologisch onderzoek zijn verschillende aspecten van het functioneren van de detailhandel in de Bredase binnenstad onderzocht. In dit hoofdstuk worden deze onderzoeksresultaten bij elkaar gebracht om een algemeen beeld te geven van de positie van de winkelfunctie van de Bredase binnenstad. Speciale aandacht wordt daarbij gegeven aan de veranderingen na de komst van het nieuwe winkelcentrum de Barones. Een confrontatie van de verschillende onderdelen van het onderzoek, aangevuld met trends en ontwikkelingen in draagvlak, consumentengedrag en detailhandelsaanbod geeft een eerste inzicht in de verdere ontwikkelingsmogelijkheden van het detailhandelsaanbod in de Bredase binnenstad. De publieksfunctie van de binnenstad bestaat uit meer dan alleen detailhandel. Horeca, culturele voorzieningen en allerlei vormen van vrijetijdsfuncties zijn ook prominent aanwezig in de binnenstad. De aantrekkelijkheid van de binnenstad voor het winkelen wordt bepaald door de volgende marketingmix: • winkelaanbod; • horeca; • ruimtelijke inrichting binnenstad; • culturele voorzieningen/cultuur-historisch stadshart; • bereikbaarheid; • parkeren; • beheer en toezicht; • openingstijden. De elementen van deze marketingmix vormen de sturingselementen waarmee de gewenste ontwikkelingsrichtingen gerealiseerd kunnen worden. In dit hoofdstuk wordt daarom niet alleen aandacht gegeven aan de kwantitatieve ontwikkelingen, maar wordt vanuit het onderzoek ook aandacht gegeven aan een aantal meer kwalitatieve elementen die van belang zijn voor de gewenste ontwikkelingsrichtingen. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht gegeven aan: • Vraagzijde: koopkrachtoriëntatie op de Bredase binnenstad, druktebeeld, waardering winkelen in de Bredase binnenstad, bezoekgedrag, bestedingen, aankooplocatie • Aanbodzijde: verkoopvloeroppervlakte, branchering, vloerproductiviteit, werkgelegenheid • Ontwikkelingsrichting winkelgebied Bredase binnenstad: concurrentiekracht en concurrerend aanbod: wat is de concurrentiekracht en hoe ziet het detailhandelsaanbod aanbod er uit van de met de Bredase binnenstad concurrerende winkelgebieden? 2.1 Vraagzijde
Algemeen Het Centraal Planbureau noemt de stijging van de consumptieve bestedingen de belangrijkste drager van de economische groei. Naast de toename van het reëel beschikbaar gezinsinkomen zijn hier aanhoudende vermogenswinsten, als gevolg van gestegen huizenprijzen en aandelenkoersen, verantwoordelijk voor. Vanaf 1996 is de particuliere consumptie jaarlijks ongeveer 4% toegenomen. De stijging van de bestedingen in duurzame consumptiegoederen liggen hier de afgelopen twee jaren nog flink boven. Uit cijfers van het CBS blijkt, dat de aankopen van duurzame goederen, woninginrichtingartikelen, kleding en consumentenelektronica in de eerste zeven maanden van 1999 met 8,3% zijn gestegen. Ook het consumentenvertrouwen groeit en de koopbereidheid blijft onverminderd hoog. De aandacht van de consument voor het thema wonen is aanhoudend hoog. De consument legt steeds meer het accent op aspecten als snelheid, ontspanning, gemak, maatwerk en gezelligheid. Hiernaast neemt de vraag naar luxe goederen en producten met een hoog kwaliteitsniveau toe. Discounters moeten daarentegen marktaandeel prijsgeven.
15
De functie die de binnenstad vervult in de voorzieningenstructuur is tweeledig: • dagelijkse aankopen voor bewoners (waarvan het aantal koopkrachtige consumenten ook in de grote steden weer toeneemt) en werkenden (waaronder steeds meer afkomstig uit één –of tweepersoonshuishoudens). Deze functie zit duidelijk in de lift; • de regiofunctie ten behoeve van het funshoppen. Hier biedt de combinatie van grote en kleine winkels alsmede horeca en andere voorzieningen de consument iets aan, wat hij in zijn directe omgeving niet vindt (Van der Toorn Vrijthoff et al, 1998). Winkelcentra van een lagere orde (wijkwinkelcentra en buurtwinkelcentra) hebben veel sterker een functie voor het doen van dagelijkse aankopen. Consumenten komen hier vooral om doelgericht en efficiënt de benodigde aankopen te doen en willen daar zo weinig mogelijk tijd aan spenderen. Er zijn globaal gesproken twee trends die de vroegere onaantastbaarheid en dominantie van de stadskern als winkelgebied bedreigen en in feite ook verzwakken: • de toenemende mobiliteit van de consument, die hem in staat stelt andere aankoopplaatsen dan het stadscentrum te bezoeken: stadsrandlocaties, winkelcentra in andere steden en multifunctionele mega-shoppingcentres op goed bereikbare plaatsen; •
de herverdeling van de bestedingsruimte van de consumentengulden, die neerkomt op relatieve vermindering van het detailhandelsaandeel daarin ten gunste van andere consumptieprioriteiten. Het detailhandelsaandeel in het totaal van consumptieve bestedingen is tussen circa 1975 en 1995 teruggelopen van rond 50% tot rond 35%.
Er zijn dus zowel ruimtelijke concurrenten (andere bestedingsplaatsen, met name suburbane centra) als sectorale concurrenten (andere bestedingsbestemmingen) voor de detailhandel in de stadscentra.
Bredase Binnenstad Voor de bezoekers van de Bredase binnenstad wordt winkelen/stadten een steeds belangrijker bezoekmotief. Het zijn vooral Bredanaars die komen voor doelbewust aankopen doen. Voor de binnenstad zijn verder de volgende ontwikkelingen van belang: • Het aantal passanten in de binnenstad geeft een dalende tendens te zien. Het druktebeeld verschuift van de koopavond naar de zaterdagmiddag. De gemiddelde verblijfsduur van het bezoek in de binnenstad neemt af. Deze daling is de resultante van enerzijds een toename van het kort bezoek en een (kleinere) toename van het langdurig bezoek. •
Tegenover een daling van het binnenstadsbezoek van bewoners van Breda, staat een toename van bezoekers uit het overige deel van het verzorgingsgebied en van buiten Noord-Brabant.
•
Binnen het verzorgingsgebied van de Bredase binnenstad is sprake van een afname van de koopkrachtoriëntatie op de Bredase binnenstad. Een belangrijke verklaring voor deze (relatieve) afname is de komst van de woonboulevard. De oriëntatie op de kledingbranche in de binnenstad is nog wel verder toegenomen; 50% van de bestedingen in de kledingbranche komt van buiten Breda.
•
Het autogebruik bij bezoek aan binnenstad neemt weer toe, ook het bezoek te voet groeit. Er wordt minder gebruik gemaakt van de fiets. Van de binnenstadbezoekers besteden automobilisten het meeste. De gemeente Breda heeft het vrij parkeren in de Bredase binnenstad bijna geheel omgezet in betaald parkeren. Bezoekers vinden het parkeren duur in Breda. Overigens wordt het parkeren niet duurder ervaren dan in andere grote steden; wel in vergelijking met Oosterhout en Etten-Leur.
•
Bezoekers waarderen de Bredase binnenstad met een 7,6. Horeca, sfeer/gezelligheid, evenementen en combinatiemogelijkheden voor winkelen
16
en uitgaan scoren hoog, parkeren, culturele voorzieningen en speciaalzaken worden minder positief beoordeeld. Doelgericht aankopen doen en funshoppen in de Bredase binnenstad Op basis van het onderzoek en landelijke literatuur kunnen twee 'klant'-groepen van de binnenstad onderscheiden worden: de bezoekers die doelgericht aankopen doen en funshoppers (winkelen/stadten). Uit de verschillende onderzoeken in Breda blijkt dat het zowel wat betreft achtergrondkenmerken, bezoekgedrag, als beleving van de binnenstad om geheel verschillende groepen gaat. Op de volgende twee pagina's wordt een profielschets gegeven van de personen die doelgericht aankopen doen en funshoppers in Breda. Funshoppers bestaan uit relatief meer vrouwen en jongeren en ze komen vaker van verder weg. De verblijfsduur in de binnenstad is lang; bijna een kwart tussen de vier en acht uur. Ze bezoeken de binnenstad minder vaak. Ze geven meer uit in de binnenstad. Ze combineren het bezoek aan de binnenstad iets vaker met andere activiteiten, voornamelijk bezoek horeca. De waardering voor de binnenstad is meer dan gemiddeld. Ze zijn wel kritischer over de parkeerprijzen en het beheer en toezicht in de binnenstad. Ze parkeren relatief veel in de Haven-garage, Chasséveld en de Molsparking. Bezoekers die doelgericht aankopen doen komen voor het merendeel uit Breda en verblijven voor 40% minder dan een uur in de binnenstad. Ze geven minder uit in de binnenstad, maar ze komen vaker in de binnenstad. Ze zijn iets minder positief over de binnenstad, vooral wat betreft (het gebrek aan) openbare toiletten en parkeermogelijkheden. Bij het parkeren wordt de voorkeur gegeven aan De Baronesgarage, het gebied buiten de singels, Nieuwe Ginnekenstraat en Beyerd/Vlaszak.
17
Profielschets bezoekersgroepen binnenstad DOELGERICHT AANKOPEN DOEN Geslacht Man Vrouw Leeftijd < 25 jaar 25 - 50 jaar > 50jaar Herkomst Passanten Breda Oosterhout Etten-Leur Overig verzorgingsgebied Overig Noord-Brabant Buiten Noord-Brabant Verblijfsduur 0-1 uur 1-2 uur 2-3 uur 3-4 uur 4-8 uur Langer dan 8 uur Bezoekfrequentie Bijna iedere dag 1 - 5 keer in de week 1 - 3 keer per maand enkele keren per jaar eerste keer/eenmalig Combinatiebezoek Rapportcijfers Parkeermogelijkheden Fietsstalling Sfeer/gezelligheid Horeca Culturele voorzieningen Variatie in winkels Uiterlijk winkels Veiligheid Totaal oordeel binnenstad Wat mist men het meest in de binnenstad? Openbaar toilet Goede parkeermogelijkheden (Bepaalde) winkels Betaalbare parkeerprijzen Mogelijkheden om fiets te stallen Beheer/toezicht Voorzieningen voor jongeren Bijenkorf Gemiddelde besteding laatste aankoop
WINKELEN/ STADTEN
43% 57%
38% 62%
18% 49% 33%
30% 47% 23%
70% 2% 3% 13% 5% 7%
50% 2% 4% 16% 9% 19%
40% 28% 16% 10% 6% 0%
15% 21% 24% 17% 23% 0%
9% 47% 29% 13% 2% 37%
5% 35% 35% 18% 7% 43%
6,7 6,6 7,4 7,4 6,9 7,2 7,2 7,3 7,3
7,2 7,1 7,7 7,6 6,8 7,4 7,3 7,3 7,5
20% 16% 12% 4% 7% 3% 4% 4% f 60
8% 15% 13% 13% 9% 8% 5% 6% f 134
18
DOELGERICHT BOODSCHAPPEN Vervoermiddel Te voet Openbaar vervoer Fiets Auto Garages Houtmarktgarage Centrumgarage Barones Haven Terreinen Chasséveld Gasthuisvelden Beyerd/Vlaszak Molsparking Nieuwe Ginnekenstraat Markendaalseweg Nieuwe Prinsenkade/ Haven/Middellaan Chassesingel Buiten singels Weet niet
WINKELEN/ FUNSHOPPEN
17% 10% 19% 54%
13% 17% 15% 55%
7% 26% 57% 10%
9% 27% 44% 20%
5% 7% 10% 8% 14% 4%
19% 2% 7% 16% 7% 1%
8% 2% 22% 11%
3% 3% 16% 13%
19
Conclusies vraagzijde
In grote lijnen zijn de landelijke ontwikkelingen terug te vinden in de Breda. De detailhandelsbestedingen zijn conform het landelijk beeld flink toegenomen: kledingaankopen in de binnenstad en woninginrichtingartikelen op de woonboulevard. Opvallend zijn ook in Breda de verschillen tussen de personen die doelgericht aankopen doen en funshoppers. De bezoekers die doelgericht aankopen doen zijn de voornamelijk Bredase bezoekers die snel en efficiënt hun boodschappen willen doen. De funshoppers komen van verder weg en hebben meer recreatieve motieven voor hun bezoek aan de binnenstad. In de eerste plaats "Breda overig" en daarnaast Oosterhout en Etten-Leur blijven de belangrijkste concurrenten van de Bredase binnenstad. Vooral de parkeermogelijkheden worden in deze twee laatste gemeenten beter gewaardeerd. 2.2 Aanbodzijde
Algemeen De detailhandel in Nederland profiteert onverminderd van de gunstige conjunctuur. Hoewel het aantal verkooppunten zich in 1998 heeft gestabiliseerd, neemt door schaalvergroting het totale aanbod aan winkeloppervlak nog flink toe. Zo zijn op diverse plaatsen in Nederland woonboulevards gerealiseerd en zijn Grootschalige Detailhandels Vestigingen (GDV) nog volop in ontwikkeling, wat zal resulteren in een verdere opkomst van mega- en superstores, vooral op het vlak van, elektronica, wit- en bruingoed, 5 sportartikelen, speelgoed, keuken en sanitair, doe het zelf en tuinartikelen . 6
De binnensteden vervullen in Nederland een belangrijke functie voor de vrijetijdsbesteding van de consumenten. Ondanks de sterke ontwikkeling van moderne winkelcentra buiten de stadscentra, behoudt het binnenstedelijk winkelapparaat een grote attractiviteit. Dat komt niet zozeer door het aanbod van goederen, want deze zijn ook elders wel te koop. Vooral de sfeer waarin men in de binnenstad recreatief kan winkelen is een sterke troef. De binnensteden vormen in Nederland dan ook winkelgebieden bij uitstek die zich lenen voor leisure-elementen (Boekema et al, 1996). De afgelopen 20 jaar zijn leisure-elementen steeds belangrijker geworden in de detailhandel, een ontwikkeling die uit Noord-Amerika is overgewaaid. Kenmerk is het versterken van de aantrekkelijkheid van het winkelgebied terwijl leisure niet tot de kernactiviteit van de detailhandel behoort. De verschillen tussen Nederland en NoordAmerika uiten zich in de ruimtelijke verschijningsvorm: perifere shoppingmalls versus de Nederlandse binnensteden met cultuurhistorische waarden. Net als in het buitenland moet sterk rekening worden gehouden met een verschuiving van koopstromen naar gemakkelijk bereikbare gebieden. Deze zijn nu nog uitsluitend in de periferie te vinden. Momenteel hebben de PDV- en GDV-locaties vooral een functie voor doelgerichte aankopen, maar de mogelijkheid bestaat dat het recreatief winkelen buiten de traditionele winkelcentra in belang zal toenemen. Het winkelaanbod op per auto goed bereikbare locaties aan de rand van de steden heeft wel degelijk grote potenties in zich voor recreatief winkelen. Toch is vanwege de complexiteit van binnensteden lastig een direct causaal verband te leggen tussen verkeersmaatregelen en omzetontwikkeling. De consument weegt de aantrekkelijkheid van het centrum af tegen de moeite die hij moet doen om er te komen. Een onderzoek (1997) van het European Institute of Retailing and Services Studies (EIRASS) en het Instituut Midden- en Kleinbedrijf – Ruimtelijke Economische Advisering (IMK – REA) bevestigt wel de hypothese dat naarmate de parkeermogelijkheden bij een winkelgebied positiever worden beoordeeld, de bezoekkans per auto groter is. Het voeren van een sturend parkeerbeleid kan tot ongewenste verschuivingen in koopstromen leiden. Genoemd onderzoek komt tot omzetdalingen 5
e
Rabobank Nederland, Rabobank Cijfers & Trends, 23 Jaargang 1999/2000 Zie ook: Technische Universiteit Delft, Werk aan de Winkel; de toekomst van de winkelmarkt 19952015, Delft, maart 1998
6
20
tengevolge van restrictief parkeerbeleid die voor winkelcentra als geheel tot 6 procent en voor sommige branches zelfs tot 11 procent op kunnen lopen.
Bredase Binnenstad Het aantal winkels in de Bredase binnenstad is de afgelopen vijf jaar gedaald van 582 naar 556. De verkoopvloeroppervlakte van de detailhandel in de Bredase binnenstad is daarentegen in de periode 1994-1999 gedaald met 1.115 m2, van 92.560 naar 91.445. De toename in het kernwinkelapparaat was onvoldoende om de daling in de rest van de binnenstad te compenseren. Daarnaast is sprake van nieuwe nietdetailhandelsvestigingen in de sfeer van persoonlijke dienstverlening, zoals uitzendbureaus, financiële dienstverlening en makelaars. Uit onderzoek van D&P blijkt, dat het Bredase centrumgebied ten opzichte van de binnensteden die regelmatig worden bezocht door de inwoners van het verzorgingsgebied 7 van Breda met 623 m2 VVO per 1.000 inwoners een tussenpositie inneemt. Tilburg heeft de laagste m2 VVO per 1.000 inwoners (514) en Roosendaal de hoogste m2 VVO per 1.000 inwoners (710 m2). Hoewel het areaal VVO in Tilburg groter is, heeft Breda aanzienlijk meer verkooppunten: 525, tegenover 388 in Tilburg. Vooral kleding en mode accessoires en wonen zijn in Breda een stuk kleinschaliger. Voor Oosterhout geldt, dat het ten opzichte van Etten-Leur relatief meer verkooppunten heeft. De filialiseringsgraad naar VVO is met 57% het laagst in Breda. Met name in een aantal branches is de filialiseringsgraad laag; in kleding en mode ligt de filialiseringsgraad met 69% zelfs hoger het gemiddelde. Het marktaandeel van de Bredase binnenstad in het verzorgingsgebied is afgenomen. Vooral de komst van de woonboulevard is hier debet aan. De vloerproductiviteit voor de niet-dagelijkse goederen voor de binnenstad bedraagt f 8.700. In de periode 1994-1999 is de vloerproductiviteit in het centrale winkelgebied van Breda gestegen van f 6.100 naar f 8.400. Het aantal arbeidsplaatsen in de detailhandel is met 6% gegroeid: van 3.102 naar 3.303. Kleding en mode is met 28.187 m2 in het Bredase kernwinkelapparaat het sterkst vertegenwoordigd. Opvallend laag is de winkelvloeroppervlakte in de levensmiddelenbranche. Conclusies aanbodzijde
Met De Barones is in 1997 zo’n 12.000 m2 nieuwe verkoopvloeroppervlakte toegevoegd aan de Bredase binnenstad. De totale winkelvloeroppervlakte in de Bredase binnenstad is echter niet toegenomen; tegenover de toename in het kernwinkelapparaat stond een afname in de flanken van de binnenstad. Een belangrijk deel van de verkoopvloeroppervlakte in de meubelbranche is verhuisd naar woonboulevard. De Barones heeft daarom in de eerste plaats gezorgd voor een kwaliteitsimpuls van de Bredase binnenstad. De bestedingen en de verkoopvloerproductiviteit zijn na de komst van De Barones flink gestegen. Voor een deel kunnen deze gunstige ontwikkelingen verklaard worden uit de sterke groei van de particuliere consumptie van de afgelopen jaren in Nederland. Uit een recent koopstromenonderzoek in Zuid-Holland is gebleken, dat daar vooral die binnensteden hebben weten mee te profiteren van de toegenomen detailhandelsbestedingen, die zelf flink hebben geïnvesteerd in hun binnenstad. De groeicijfers van de Bredase binnenstad liggen in dezelfde orde van grootte als die van de "succes"-steden in Zuid-Holland. Een gedeelte van de groei is te danken aan de verdere versterking van kleding en mode. De kledingaankopen zijn de afgelopen jaren, onder meer als gevolg van de economische hoogconjunctuur, nog meer dan gemiddeld gestegen. Het grote aandeel van kleding en mode maakt de Bredase binnenstad ook kwetsbaar. Het aandeel van de bestedingen dat van buiten Breda komt in deze branche is met 50% veruit het hoogst van alle branches. Bovendien is de binnenstad door het grote aandeel kleding en mode gevoeliger voor conjunctuurschommelingen. 7
D&P gaat daarbij uit van een wat groter gebied dan alleen het kernwinkelapparaat en voor Breda alleen van de hoofdkern (130.000 inwoners)
21
2.3 Verdere ontwikkelingsmogelijkheden detailhandelsaanbod binnenstad In deze paragraaf gaan we in op de marktruimte voor een verdere uitbreiding van het detailhandelsaanbod. Deze marktruimte hangt in de eerste plaats af van min of meer autonome ontwikkelingen, zoals bevolkingsontwikkeling, groei consumptieve bestedingen, aandeel van detailhandelsbestedingen in consumptieve bestedingen, ontwikkeling detailhandel op perifere locaties en aandeel non store retailing. Daarnaast zijn de concurrentiekracht van de Bredase binnenstad en de ontwikkelingen in het concurrerend aanbod van andere winkelgebieden van invloed op de marktruimte voor verdere uitbreiding.
Algemeen
8
Uit het jaarlijks onderzoek van Vastgoedmarkt blijkt dat gemeenten en marktpartijen in Nederland ambitieuze plannen hebben voor de uitbreiding van de winkelvoorraad. Niet alleen het aantal winkelprojecten is toegenomen, ook het aantal grotere projecten (20.000 m2 of meer) valt op. In de meeste plannen wordt een duidelijke synergie verwacht tussen detailhandel en de sterk groeiende diensten- en leisuresector. Vastgoedmarkt constateert dat in vrijwel alle plannen rekening is gehouden met 'leisure', waarbij dat begrip een zeer brede lading dekt (van extra wc's tot de aanwezigheid van een theater). Verdere conclusies uit het onderzoek zijn: • uitbreiding van de bruto verkoopvloeroppervlakte van de grotere wijk- en stadsdeelcentra • vergroting van de verkoopvloeroppervlakte ten koste van de huidige opslagruimte bij de winkel • uitbreiding van het aantal m2 ten behoeve van diensten en leisure-functies • herstructurering van het domein van de consument • integratie van het openbare gebied en de verkoopvloeroppervlakte van de winkel. 9
NVM Bedrijfsonroerend Goed signaleert in Nederland een groei van de winkelvoorraad op gunstige A-locaties, gepaard gaande met een versterking van het kwaliteitsniveau. Veel steden hebben geïnvesteerd in de binnenstad die steeds meer uitgroeit tot een uitgaanscentrum. De stijging van de huren op A-locaties concentreert zich in de regio's Rijnmond, Amsterdam en Breda. De hoogst gerealiseerde markthuren zijn te vinden in de Randstad en in de uitstralingsgebieden in Arnhem, Nijmegen en de Brabantse Stedenrij. In de TOP-tien duurste Economische Regio's van NVM Bedrijfs Onroerend Goed neemt Breda een tiende positie in. 10
Het rapport Werk aan de Winkel geeft voor Nederland een vooruitblik op wat langere termijn. Op basis van prognoses voor de bevolkingsontwikkeling is een kwantificering gemaakt van de vraag naar verkoopvloeroppervlak. De omvang van de consumptieve bestedingen is daarbij berekend op basis van prognoses voor de bevolkingsontwikkeling en van de inkomensontwikkeling. Vervolgens is van de detailhandelsbestedingen een verdeling gemaakt naar vastgoedbestedingen en bestedingen die op andere wijze gedaan worden. Tenslotte is met behulp van cijfers voor de vloerproductiviteit een vertaling gemaakt naar het benodigde aantal vierkante meters verkoopvloeroppervlak. De berekeningen op nationaal niveau resulteren in een groei van het verkoopvloeroppervlak van de voorraad detailhandelsvastgoed van 17,4 mln m2 in 1995 naar een omvang tussen 21 mln m2 (minimumvariant) en 26 mln m2 (maximumvariant) in 2015. De groei van de vraag naar verkoopvloeroppervlak zal niet zonder meer leiden tot een groei van de vastgoedvoorraad. Binnen de bestaande voorraad kan een groot deel van de groei worden opgevangen. Er wordt namelijk uitgegaan van een efficiënter gebruik van vastgoed. Er vindt transformatie plaats van magazijnruimte in verkoopvloeroppervlak. 8
Vastgoedmarkt, september 1999 NVM Bedrijfs Onroerend Goed, Het Nationaal Vastgoed Debat 1999, Nieuwegein, oktober 1999. 10 Technische Universiteit Delft, Werk aan de Winkel; de toekomst van de winkelmarkt 1995-2015, Delft, maart 1998 9
22
Een groot deel van de opslagruimte dat tot nu toe voornamelijk direct bij de winkel te vinden is zal zich in de toekomst bevinden in de grootschalige perifere distributiecentra. De verwachtingen voor de toekomst, die in genoemd onderzoek worden uitgesproken betekenen een verder voortzetten van de huidige trends uit het onderzoek van Vastgoedmarkt: • Uitbreiding van het brutovloeroppervlak van de grotere wijk- en stadsdeelcentra • Vergroting van het verkoopvloeroppervlak ten koste van de huidige opslagruimte bij de winkel • Uitbreiding van de vastgoedvoorraad ten behoeve van diensten en leisure functies met name in de historische stadscentra • Herstructurering op het niveau van winkelconcentraties gericht op verbetering van regulering van het lossen en laden van goederen • Herstructurering van het domein van de consument, integratie van het openbaar gebied en het verkoopvloeroppervlak van de winkel • Verbetering van de bereikbaarheid, uitbreiding van parkeervoorzieningen.
Breda In Breda heeft de komst van de Barones voor de binnenstad niet geleid tot een per saldo toename van de verkoopvloeroppervlakte. De belangrijkste uitbreiding VVO in Breda heeft plaats gevonden op de woonboulevard: + 40.000 m2. In de regio betrof de belangrijkste uitbreiding de verdere ontwikkeling in Oosterhout van winkelcentrum Arendshof II met 4.500 m2. Uit dit onderzoek komen twee verschillende doelgroepen naar voren voor de binnenstad. Enerzijds meer lokale functies voor het doen van doelgerichte boodschappen door bewoners en werkenden en anderzijds de (boven)regionale functie ten behoeve van het funshoppen. De Bredase binnenstad heeft de afgelopen periode wat betreft de dagelijkse boodschappen in moeten leveren ten opzichte van Overig Breda, Oosterhout en EttenLeur. Daarentegen heeft de binnenstad haar positie weten te versterken wat betreft funshoppen van bezoekers uit de rest van het verzorgingsgebied en buiten NoordBrabant. De afgelopen periode heeft de Bredase binnenstad terrein verloren ten opzichte van de regionale winkelcentra. De belangrijkste verschuiving van de koopkracht heeft echter plaats gevonden naar overig Breda. Opvallend is, dat de Bredase binnenstad winst heeft weten te behalen op de regiobewoners van verder weg en bezoekers van buiten Noord-Brabant, maar de binnenstad heeft in moeten leveren op de thuismarkt. Per saldo heeft dus geen koopkrachtafvloeiing naar buiten Breda plaats gevonden. Voor de toekomstige ontwikkeling van de Bredase binnenstad is verder van belang: •
Uitbreiding van de woonfunctie in de directe omgeving van het kernwinkelapparaat op korte termijn met ongeveer 1.000 woningen (Chasse-terrein, Poort van Breda, Concordia-terrein). Dit betekent een toename van de bevolking in de binnenstad met zo'n 2.000 (koopkrachtige) inwoners.
•
Uitbreiding van de leisure-functie in Breda met de komst van het Casino en wellicht de openstelling van de haven.
•
De komst van de nieuwe IKEA-vestiging
•
Zuidelijk vervoersknooppunt Breda; hiermee wordt een verbetering van de bereikbaarheid van Breda gerealiseerd. Tevens betekent dit een verdere versterking van de woonfunctie in de directe omgeving van het kernwinkelapparaat.
•
Uitbreiding in Breda: 20.000 m2 in aanbouw op de nieuwe PDV locatie Steenakker Noord.
•
Uitbreiding VVO in de regio:
23
•
stadscentrum Bergen op Zoom 4.000 m2
•
stadscentrum Etten-Leur met 13.500 m2
•
centrum Rijen in Gilze en Rijen 7.200 m2
•
nieuwe stadscentrum Pieter Vreedeplein in Tilburg het met 24.000 m2
•
30.000 m2 PDV in Tilburg op het terrein van de voormalige AaBe-fabrieken.
•
Breda is een welvarende stad: van de G-25 steden (steden van het grotestedenbeleid) heeft Breda het hoogste gemiddelde inkomen en het grootste aandeel 11 12 koopwoningen . Uit een recente studie van TNO-INRO blijkt dat de regio Breda zowel wat betreft economische vitaliteit, als wat betreft economische groeipotentie bij de topregio's van Nederland behoort: de Bredase regio neemt een tweede plaats in bij economische vitaliteit en een derde plek economische groeipotentie
•
In vergelijking met andere steden ligt het m2 verkoopvloeroppervlakte in het centrale winkelgebied van Breda ongeveer op het gemiddelde van dat van steden van vergelijkbare grootte, en ook de komst van De Barones heeft niet geleid tot een substantiële uitbreiding van winkelverkoopvloeroppervlakte. Bij verschillende grote steden (Arnhem, Leiden, Zoetermeer) zijn grootschalige winkeluitbreidingen van het stadscentrum in voorbereiding.
VVO centraal winkelgebied per 1000 inwoners Zwolle Arnhem Apeldoorn Maastricht Nijmegen Breda Leiden Haarlem Dordrecht Tilburg Enschede Almere Zoetermeer
0
200
400
m2
600
800
1000
Bron: D&P
Ontwikkelingsvarianten detailhandel Bredase binnenstad In de rapportage Werk aan de Winkel wordt aangegeven dat de Nederlandse detailhandel een periode tegemoet gaat waarin weinig bij het oude blijft. In genoemd rapport wordt geconstateerd dat de huidige consument grillig, veranderlijk en impulsief is, het aanbod van producten en diensten in een winkelconcentratie sterk toeneemt en veranderende 11
Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, Stadsvisie Breda 1999-2005, Het Onderzoek, september 1999. 12 TNO-INRO, De economie van steden en stadsgewesten: verleden en toekomst, Delft, november 1999
24
productie- en distributieprocessen van grote invloed zijn op het functioneren van de detailhandel. De Bredase onderzoeken geven een bevestiging van deze veranderingen. Door deze grillige ontwikkelingen is ook de voorspelbaarheid van nieuwe vraag- en aanbodontwikkelingen moeilijk. Hierna worden daarom op basis van een aantal landelijke en regionale trends een drietal mogelijke varianten geschetst voor de toekomstige 13 detailhandelsontwikkeling in de Bredase binnenstad . Benadrukt dient te worden dat het hier om vanuit het onderzoek geformuleerde mogelijke keuzerichtingen gaat, waarbinnen nog allerlei mengvarianten mogelijk zijn. Voor de ontwikkelingsvarianten maken we gebruik van de uitkomsten van een door de Technische Universiteit van Delft ontwikkeld model voor kwantificering van de vraag naar winkelvastgoed. De vastgoed gebonden consumptieve detailhandels bestedingen worden in dit model bepaald door: • boven- en ondergrens van de economische groei volgens het Centraal Planbureau • relatie economische groei en groei van de consumptieve bestedingen • aandeel van detailhandelsbestedingen in de consumptieve bestedingen en aandeel non store retail. 14
Voor de bevolkingsontwikkeling is uitgegaan van de IPB trendprognose Breda. Voor zowel de boven-, als de ondergrens van de economische groeivoorspellingen van het Centraal Planbureau zijn een drietal mogelijke ontwikkelingsvarianten doorgerekend: 1. Variant I gaat uit van een achterblijvende groei van de bestedingen in de Bredase binnenstad (onder het landelijk gemiddelde). Dit resulteert in een afname van de koopkrachtoriëntatie op Breda die gelijk is aan de afname van de afgelopen vijf jaren. Er is sprake van een uitbreiding van de bruto verkoopvloeroppervlakte in de wijkwinkelcentra in Breda, op de PDV-locaties en in de regionale winkelcentra. 2. Variant II gaat uit van groei van de bestedingen in de Bredase binnenstad die gelijk is aan het landelijke gemiddelde: de afvloeiing naar de gemakkelijk toegankelijke winkelcentra, zoals wijkwinkelcentra, PDV-locaties en regionale winkelcentra wordt gecompenseerd door een extra toevloeiing van bovenregionale koopstromen. 3. Variant III gaat uit van een extra economische impuls in Breda en een versterking van de bovenregionale functie die leidt tot een (extra) toevloeiing van koopstromen naar Breda. In de binnenstad wordt geïnvesteerd om de verblijfskwaliteit te verbeteren. Er komen nieuwe speciaalzaken bij waarmee Breda zich bovenregionaal kan presenteren. Culturele voorzieningen (cultuur-historisch stadshart) binnenstad versterken. De binnenstad verliest nog wel bezoekers die doelgericht aankopen doen, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door een toename van de bovenregionale bestedingen in de binnenstad. Bij het doorreken van de ontwikkelingsvarianten wordt uitgegaan van een gelijkblijvende vloerproductiviteit (toename is gelijk aan het niveau van de inflatie). Het doorreken van de varianten geeft de volgende (voorlopige) resultaten. Variant I geeft bij het lage economische groeiscenario tot het jaar 2005 voor de binnenstad een extra behoefte aan VVO van 4.600 m2 en bij het hoge economische groeiscenario 8.600 m2 VVO jaar en tot het jaar 2015 bij beperkt economische groei voor de binnenstad een extra behoefte aan VVO van 10.600 m2 en bij het hoge economische groeiscenario 20.200 m2 VVO. Variant II geeft bij het lage economische groeiscenario tot het jaar 2005 voor de binnenstad een extra behoefte aan VVO van 9.400 m2 en bij het hoge economische 13 14
Zie ook bijlage 2. Behoefteraming m2 VVO detailhandel Bredase binnenstad. IPB-prognosemodel 1999, december 1999
25
groeiscenario 13.600 m2 VVO en tot het jaar 2015 bij beperkt economische groei voor de binnenstad een extra behoefte aan VVO van 22.800 m2 en bij het hoge economische groeiscenario 33.600 m2 VVO. Variant III geeft bij het lage economische groeiscenario tot het jaar 2005 voor de binnenstad een extra behoefte aan VVO van 20.200 m2 en bij het hoge economische groeiscenario 24.800 m2 VVO en tot het jaar 2015 bij beperkt economische groei voor de binnenstad een extra behoefte aan VVO van 35.100 m2 en bij het hoge economische groeiscenario 47.000 m2 VVO. In deze varianten is nog geen rekening gehouden met een verdere transformatie in de Bredase binnenstad van magazijnruimte in verkoopvloeroppervlakte. Gezien de veranderingen/vernieuwingen in het Bredase winkelapparaat is het waarschijnlijk dat deze transformatie in ieder geval al voor een deel heeft plaats gevonden. Conclusies ontwikkelingsmogelijkheden winkelfunctie binnenstad
De afgelopen jaren heeft een belangrijke vernieuwing van het Bredase kernwinkelapparaat plaats gevonden. Met De Barones is er 12.000 m2 nieuwe winkelruimte gerealiseerd en daarnaast zijn er nog andere grote investeringen in de binnenstad geweest om het winkelen in de binnenstad aantrekkelijker te maken. De bestedingen en de verkoopvloerproductiviteit in de detailhandel zijn na 1995 flink gestegen. Toch is de koopkrachtoriëntatie op de binnenstad niet verbeterd. Het toenemende bezoek van (boven)regionale funshoppers aan de Bredase binnenstad was onvoldoende om het verlies aan Bredanaars die doelgericht aankopen doen te compenseren. Voor de toekomst blijft een versterking van het kernwinkelapparaat belangrijk, wil Breda zich staande houden op een sterk concurrerende markt. Ambitieuze plannen van gemeenten en marktpartijen in Nederland zorgen namelijk voor een toenemende concurrentie tussen winkelgebieden. De strijd om de consument wordt door de nieuwe ontwikkelingen verder opgevoerd. In hoeverre de versterking van het kernwinkelapparaat gerealiseerd moet worden door een uitbreiding van het aantal m2 VVO hangt, zoals ook al in het begin van deze paragraaf aangegeven in de eerste plaats af van min of meer autonome ontwikkelingen, zoals bevolkingsontwikkeling, groei consumptieve bestedingen, aandeel van detailhandelsbestedingen in consumptieve bestedingen, ontwikkeling detailhandel op perifere locaties en aandeel non store retailing. Het doorrekenen van een aantal varianten geeft voor de binnenstad tot het jaar 2005 een minimale extra behoefte van 4.600 m2 VVO en een maximale behoefte van 24.800 m2. Tot het jaar 2015 is er een minimale extra behoefte van 10.600 m2 VVO en een maximale behoefte van 47.000 m2. Voor deze varianten is, naast een aantal min of meer autonome ontwikkelingen, erg belangrijk de (boven)regionale profilering die de gemeente Breda nastreeft (aantrekken funshoppers) en de detailhandelvisie voor de rest van de stad, met name de versterking van PDV-locaties en wijkwinkelcentra (afvloeiing bezoekers die doelgericht aankopen doen). Komt de nadruk te liggen op de lokale/regionale markt waarbij het 'bedienen' van Bredanaars en de omliggende gemeenten centraal staat? Of wordt ook gekozen voor de boven-regionale markt, waarbij naast het winkelen ook toeristisch recreatieve verblijfselementen een nadrukkelijke rol spelen. Richtinggevend bij deze keuzes is de Stadsvisie van het gemeentebestuur van Breda. Breda kiest daarin voor een versterking van de economische functie van de binnenstad en een verdere vergroting van het winkelaanbod. Daarnaast kiest Breda voor euregionale erkenning als economisch en voorzieningen- en vervoerscentrum. Hoofddoel van het Bredase ontwikkelingsprogramma (Zuidelijk)vervoersknooppunt is de potenties van strategische ligging van de stad verder te ontwikkelen en een positieve bijdrage te leveren aan de vitaliteit en leefbaarheid van de stad. Een steun in de rug hierbij is de gunstige economische positie van de stad Breda. 15
NVM Bedrijfs Onroerend Goed noemt de Nederlandse winkelmarkt een verdringingsmarkt, waar nieuwe winkels alleen succesvol kunnen zijn op basis van 15
NVM Bedrijfs Onroerend Goed, Het Nationaal Vastgoed Debat 1999, Nieuwegein, oktober 1999.
26
kwaliteit en toegevoegde waarde. Voor het realiseren van de gewenste ontwikkelingsrichting kunnen vanuit het onderzoek aanbevelingen gedaan worden voor wat betreft de kwaliteit en toegevoegde waarde in de Bredase binnenstad. De onderscheiden doelgroepen vereisen een verschillende inzet van de marketing mix voor Breda. Voor de bezoekers die doelgericht aankopen doen zal de nadruk meer moeten liggen op bereikbaarheid, parkeer- en fietsstallingsmogelijkheden, winkelaanbod en openingstijden. Voor het behoud van de bezoekers die doelgericht aankopen doen is het namelijk belangrijk de efficiëntie van het boodschappen doen te vergroten, dus de consument in de gelegenheid te stellen de winkeltijd te verkorten en de attractiviteit van het winkelen te vergroten. De toenemende mobiliteit van de consument leidt ertoe dat in de toekomst hogere eisen worden gesteld aan de bereikbaarheid. Een positief effect voor het behoud van de bezoekers die doelgericht aankopen doen zal uitgaan van de (koopkrachtige) versterking van de woonfunctie van de Bredase binnenstad, met naar schatting minmaal 2.000 bewoners. Daarentegen kan een verdere afvloeiing verwacht worden door concurrerende ontwikkelingen in Etten-Leur en Steenakker Noord. Wat betreft de bezoekers die doelgericht aankopen doen zal voor de binnenstad in ieder geval rekening gehouden moeten worden met een verlies van deze klantgroep aan gemakkelijk bereikbare gebieden, zoals de wijkcentra, regionale winkelcentra en PDVlocaties. De afgelopen periode heeft al een verschuiving plaats gevonden van koopstromen van de Bredase binnenstad naar overig Breda. Het risico op koopkrachtafvloeiing voor de binnenstad lijkt het grootst voor Bredanaars die elders in de stad hun boodschappen gaan doen. Zij komen namelijk in meerderheid naar de binnenstad om snel en doelgericht boodschappen doen. Voor de funshoppers zijn de volgende elementen uit de marketing-mix het belangrijkst: leisure, winkelaanbod (speciaalzaken), parkeerprijzen en beheer en toezicht. Breda kende de afgelopen jaren een flinke toename van de funshoppers in de Bredase binnenstad, met name van binnenstadbezoekers die van verder weg komen (in het verzorgingsgebied en van buiten Noord-Brabant). Voor een verdere groei van de funshoppers moet gestreefd worden naar een verbetering van de verblijfskwaliteit die leidt tot een verlenging van de verblijfsduur van de consument. Om de concurrentiepositie van de binnenstad te verbeteren is uitbreiding van de vastgoedvoorraad ten behoeve van diensten en leisure functies gewenst. Belangrijke impuls kan hierbij uitgaan van de vestiging van het Casino in de binnenstad en de plannen om de haven in Breda weer te ontsluiten. Voor de groep funshoppers is het van belang dat de Bredase binnenstad zich met een excellent aanbod weet te onderscheiden van andere binnensteden. Bezoekers komen namelijk van steeds verder weg en kunnen daardoor voor hun beslissing om naar Breda te gaan kiezen uit meerdere winkelcentra. Op het punt van sfeer en gezelligheid scoort de historische binnenstad al hoog. Wat betreft het winkelaanbod (met name speciaalzaken) is de waardering voor de binnenstad echter nog vrij laag. Met de verdere ontwikkeling van het zuidelijk vervoersknooppunt wordt ook de bereikbaarheid van Breda verhoogd en wordt de Bredase binnenstad aantrekkelijker voor de funshoppers van buiten de regio. Afgezien van de verdere keuzes die gemaakt worden met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van het winkelen in de Bredase binnenstad, zal gezien de landelijke verwachtingen, de groei van het VVO gepaard gaan met een transformatie van de verkoopvloeroppervlakte gericht op efficiency verbetering van het gebruik van die voorraad. Optimalisatie van het gebruik van de voorraad detailhandelsvastgoed impliceert intensivering van het gebruik van de bestaande locaties. Magazijnruimtes verhuizen steeds vaker buiten de binnensteden en winkels houden hun voorraden zo klein mogelijk. Naast een optimalere gebruik van de winkelruimte in de binnensteden betekenen deze ontwikkelingen ook dat er hogere eisen gesteld gaan worden aan het distributiesysteem van de bevoorrading van winkels in de binnenstad. De vraag is in hoeverre de trend van transformatie van magazijnruimte in winkelruimte door de vernieuwingen van de afgelopen jaren is gerealiseerd en wat van Breda verwacht mag worden?
27
28
3. Resultaten passantentelling 3.1 Inleiding Het doel van het houden van passantentellingen is het signaleren van veranderingen die optreden in het druktebeeld in de gehele binnenstad of delen daarvan. De telresultaten geven niet zonder meer een beeld van het totaal aantal bezoekers van de Bredase binnenstad. Een bezoeker kan namelijk meerdere telposten passeren en wordt dan ook meerdere keren geteld. In paragraaf 3.2 en 3.3 wordt aandacht besteed aan de belangrijkste resultaten op de twee onderzoeksdagen in 1999. In paragraaf 3.2 worden de resultaten per telpost weergegeven en in paragraaf 3.3 die per teluur. Voor de totale verdeling van de passanten over de telposten per uur èn per dag wordt verwezen naar de bijlagen. In paragraaf 3.4 wordt de historische ontwikkeling van de afgelopen twintig jaar weergegeven. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen per teluur en aan die per telpost. De omvangrijke tellingen werden tot 1995 afgewisseld met jaarlijks terugkerende beperkte tellingen. Beperkt in die zin dat voor een geringer aantal locaties gedurende een bepaalde periode een passantenaantal werd geregistreerd. Om voor het onderzoek van dit jaar enige voorkennis te verkrijgen zijn er voor het eerst sinds 1995 weer beperkte tellingen georganiseerd in het kader van een vooronderzoek. Dit vooronderzoek is in november van 1998 georganiseerd. In paragraaf 3.4.3 wordt kort verslag gedaan van de telresultaten. 3.2. Het aantal passanten per telpost In tabel 3.1 zijn de gegevens van donderdag 18 maart weergegeven. Daarbij is een onderverdeling aangebracht naar overdag (10.00 tot 17.00 uur) en koopavond (18.00 tot 21.00 uur). In de bijlage is een overzichtskaart van de locaties opgenomen. Tabel 3.1. Het aantal passanten op donderdag 18 maart 1999, per telpost
Telpost
Overdag
1. Eindstraat
absoluut 13755
in % 17.0
Koopavond
13528
16.7
3. De Barones
7925
4. Ginnekenstraat-zuid 5. Karrestraat
Totaal in % absoluut 18.9 24063
in % 17.8
9586
17.6
23114
17.1
9.8
5919
10.8
13844
10.2
6775
8.4
5283
9.7
12058
8.9
7681
9.5
4158
7.6
11839
8.7
6. Lange Brugstraat
6230
7.7
5046
9.2
11276
8.3
7. Ridderstraat
5942
7.3
3414
6.3
9356
6.9
8. Houtmarktpassage
5560
6.9
3428
6.3
8988
6.6
9. Korte Brugstraat
4653
5.8
3100
5.7
7753
5.7
10. Veemarktstraat-west
4585
5.7
2356
4.3
6941
5.1
11. Veemarktstraat-oost
4250
5.3
1962
3.6
6212
4.6
80884
100.0
54560
100.0
135444
100.0
2. Ginnekenstraat-noord
Totaal
absoluut 10308
Op alle telposten samen zijn op donderdag in totaal meer dan 135.000 passanten geteld, waarvan 40% tijdens de drie openingsuren op de koopavond. Het traject Karrestraat/Barones - Eindstraat -Ginnekenstraat-noord neemt op donderdag het grootste deel van de passanten (54%) voor haar rekening. De Lange Brugstraat en het zuidelijke
29
gedeelte van de Ginnekenstraat zijn de, qua passantenaantal, belangrijkste aanlooproutes naar de hoofdas. Op zaterdag zijn tussen 10.00 en 17.00 uur in totaal zo’n 218.000 passanten geregistreerd (zie tabel 3.2). Op zaterdag neemt het traject Karrestraat/Barones– Eindstraat–Ginnekenstraat-noord evenals op donderdag meer dan de helft van het totale passantenaantal voor haar rekening (54 %). Tabel 3.2 Het aantal passanten op zaterdag 20 maart 1999, per telpost
Telpost
Totaal absoluut
in %
1. Eindstraat
37376
17.2
2. Ginnekenstraat-noord
37302
17.1
3. De Barones
20586
9.5
4. Ginnekenstraat-zuid
17722
8.1
5. Karrestraat
22377
10.3
6. Lange Brugstraat
19423
8.9
7. Ridderstraat
15045
6.9
8. Houtmarktpassage
13379
6.1
9. Korte Brugstraat
13067
6.0
10. Veemarktstraat-west
11580
5.3
11. Veemarktstraat-oost
9744
4.5
217601
100.0
Totaal
In de voorgaande twee tabellen zijn de gegevens per telpost weergegeven. De winkelstraten van het Bredase kernwinkelapparaat zijn, gelet op de locatie, samen te voegen tot vier winkelassen. Langs de zuid-as van het citygebied liggen de Ginnekenstraat en de Houtmarktpassage. De noord-as wordt gevormd door de Korte Brugstraat, de Karrestraat, De Barones, de Ridderstraat en de Eindstraat. De Lange Brugstraat wordt gerekend tot het westelijke gedeelte van het citygebied en de oost-as wordt gevormd door de Veemarktstraat. Tabel 3.3 Druktebeeld per winkelas
Telpost
Donderdag Overdag absoluut
Koopavond
Zaterdag Totaal
Totaal
in % absoluut
in % absoluut
in % absoluut
in %
Zuid-as citygebied
8621
31.6
6099
32.6
14720
32.0
22801
30.6
Noord-as citygebied
7991
29.3
5380
28.8
13371
29.1
21690
29.1
West-as citygebied
6230
22.9
5046
27.0
11276
24.5
19423
26.0
Oost-as citygebied
4418
16.2
2159
11.6
6577
14.3
10662
14.3
Totaal
100
100
100
100
Het zuidelijke gedeelte van het kernwinkelapparaat laat het hoogste gemiddelde passantenaantal zien. Zowel op de donderdag als de zaterdag neemt de zuid-as meer dan 30 % van het totale gemiddelde passantenaantal voor haar rekening. De oost-as blijft qua drukte duidelijk achter bij de west-as. De west-as scoort hoog tijdens de koopavond en op zaterdag.
30
3.3. Het aantal passanten per teluur Uit tabel 3.4 blijkt dat het passantenaantal donderdagochtend op een aantal van zo’n 8.000 per uur begint, waarna er een geleidelijke stijging optreedt tot boven de 15.000 passanten. Op donderdagmiddag tussen 13.00 en 15.00 uur is het drukste moment van de middag waar te nemen. Na 15.00 uur lopen de passantenaantallen weer terug. Tijdens koopavond ligt het zwaartepunt van de drukte tussen 19.00 en 21.00 uur, wanneer zo’n 75% van het koopavondpubliek wordt aangetroffen. Op zaterdagochtend na 11.00 uur worden al uurtotalen behaald die boven de passantenaantallen van de koopavond liggen. Tussen 14.00 en 16.00 uur wordt de grootste drukte gemeten. Er passeren gedurende deze twee uur ruim 90.000 passanten. Na 16.00 keert de grootste drukte weer huiswaarts. Tabel 3.4. Het aantal passanten per teluur
Teluur
Donderdag
Zaterdag
10.00 – 11.00
absoluut 8035
11.00 – 12.00
9539
7.0
21515
9.9
12.00 – 13.00
13272
9.8
26918
12.4
13.00 – 14.00
14300
10.6
33012
15.2
14.00 – 15.00
15136
11.2
45241
20.8
15.00 – 16.00
11549
8.5
45365
20.8
16.00 – 17.00
9053
6.7
32654
15.0
18.00 – 19.00
13701
10.1
19.00 – 20.00
21456
15.8
20.00 – 21.00
19403
14.3
135444
100
217601
100
Totaal
in % absoluut 5.9 12896
in % 5.9
3.4. De ontwikkelingen in de periode 1979-1999 De Barones is niet meegenomen in de historische vergelijking, vanwege het feit dat het winkelcentrum pas sinds eind 1997 in de Bredase binnenstad is gevestigd. 3.4.1. De historische ontwikkelingen per teluur Uit tabel 3.5 is op te maken dat relatief gezien de afname van het aandeel van de donderdagavond doorzet. Bij een geringe afname van de donderdag overdag is het op zaterdag relatief drukker dan voorheen. De absolute passantenaantallen nemen af. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat in de historische vergelijking nog geen rekening gehouden kon worden met de passanten in De Barones en dat sinds 1995 het aantal koopzondagen is verdubbeld. Daarnaast kunnen ook nog andere factoren, zoals een veranderende verblijfsduur van invloed zijn geweest op de afname van de passantenaantallen.
31
Tabel 3.5. Ontwikkeling van het aantal passanten, 1979 - 1999
Jaar
Donderdag Overdag
1979
Zaterdag
Koopavond
absoluut in % 90840 21.9
Totaal
Totaal
Totaal
absoluut in % absoluut in % absoluut in % absoluut in% 80950 19.5 171790 41.5 242441 58.5 414231 100.0
1981
92660
22.9
87249
21.5
179909
44.4
225070
55.6
404979 100.0
1984
100917
22.1
103148
22.6
204065
44.7
252034
55.3
456099 100.0
1987
103680
22.8
96035
21.1
199715
43.9
255770
56.1
455485 100.0
1990
112728
23.9
97372
20.6
210100
44.5
262233
55.5
472333 100.0
1995
88608
23.5
70900
18.8
159508
42.2
218097
57.8
377605 100.0
1999
68709
22.7
46679
15.4
115388
38.1
187271
61.9
302659 100.0
In de tabel in bijlage 1.3 (tabel 2 en 8) zijn voor beide onderzoeksdagen de absolute verdelingen over de klokuren van de dag weergegeven. Uit de gegevens van donderdag valt het relatieve belang van de donderdagavond (18.00-21.00 uur) op te maken. Op zaterdag ligt de piek weer steeds duidelijker tussen 14.00 en 16.00 uur, alleen in 1981 was dit nog sterker het geval. 3.4.2. De historische ontwikkelingen per telpost Er is sprake van zeer uiteenlopende ontwikkelingen op de verschillende telposten. Zagen we al eerder dat de absolute passantenaantallen afnemen, de verhouding van de passantenaantallen over de verschillende telposten zijn ook aan verandering onderhevig. De Lange Brugstraat, de Eindstraat, de Ridderstraat en de Houtmarktpassage scoren relatief hoger dan in voorgaande jaren. Voor de Karrestraat en voor de Ginnekenstraat (in mindere mate) is er sprake van een vermindering van het aandeel in het totale passantenaantal. Een samenvoeging van de posten in een drietal clusters levert voor de ontwikkelingen in de periode van 1979-1999 tabel 3.6 op. Hierbij is uitgegaan van het drukste traject binnen het kernwinkelapparaat. De winkelas Barones/Karrestraat-Eindstraat-Ginnekenstraatnoord is duidelijk de hoofdwinkelas van het Bredase kernwinkelapparaat. De direct aan de hoofdwinkelas liggende straten zijn benoemd als ‘eerste ring’. Dit zijn de Ginnekenstraat-zuid, Lange Brugstraat, Korte Brugstraat, Ridderstraat en Houtmarktpassage. De Veemarktstraat, die nog verder verwijderd is van de hoofdwinkelas, wordt gerekend tot de tweede ring. Tabel 3.6.
Ontwikkeling druktebeeld in procenten op donderdag en zaterdag per cluster, 1979-1999.*
Cluster Hoofdwinkelas
1979 64.0
1981 63.2
1984 62.3
1987 61.7
1990 58.8
1995 57.0
1999 52.6
1e ring
22.2
24.3
23.8
22.5
25.3
25.4
28.3
2e ring
13.8
12.5
13.9
15.8
15.8
17.6
19.1
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
* In de jaren ’80 was er één telpost op de Veemarktstraat. De Barones is extra opgenomen in 1999 (behorende tot de hoofdwinkelas).
De relatieve verdeling van de passantenaantallen over de periode 1979-1999 laat een ontwikkeling zien waarbij het druktepatroon zich verspreid over het kernwinkelapparaat. Het passantenaantal is gewogen naar het aantal posten per cluster. Het aandeel van de hoofdwinkelas (Karrestraat, Eindstraat, Ginnekenstraat-noord) is in de afgelopen 20 jaar e e van 64% naar minder dan 53% gedaald, terwijl het aandeel van de straten in de 1 en 2 ring is toegenomen van 36% naar meer dan 47%.
32
3.4.3. Vergelijking met beperkte tellingen vooronderzoek 1998 Omdat de loopcircuits in de binnenstad als gevolg van de komst van De Barones in vergelijking met voorgaande jaren zouden kunnen zijn veranderd, zijn in het najaar van 1998 een aantal proeftellingen gehouden. Op basis van deze proeftellingen is een definitieve indeling gemaakt van de tel- en enquêteposten voor de passantentellingen in maart 1999. De belangrijkste conclusies uit het vooronderzoek waren de daling van het passantenaantal ten opzichte van voorgaande jaren. Tevens werd geconstateerd dat de grote drukte zich verplaatst heeft van de donderdag naar de zaterdag en dat de koopavond in populariteit afneemt. Tabel 3.7 geeft een globale vergelijking van de resultaten najaar 1998 met de resultaten van voorjaar 1999 voor 5 telposten, namelijk De Barones, Karrestraat, Lange Brugstraat, Korte Brugstraat en Ginnekenstraat-noord. De tellingen in 1999 bevestigen in grote lijnen de bevindingen van het najaar van 1998.
Tabel 3.7 Passantenaantallen najaar '98 en voorjaar '99 vergeleken
Periode/jaar
Donderdag Overdag absoluut in %
Koopavond
Zaterdag
Totaal
Totaal
absoluut
in %
absoluut
in %
absoluut
in % absoluut
in %
Najaar 1998
47644
24.7
30641
15.9
78285
40.5
114987
59.4 193272
100
Voorjaar 1999
40017
22.2
27809
15.4
67826
37.6
112755
62.4 180581
100
Het absolute passantenaantal van het voorjaar ligt wat lager dan in het najaar. De vergelijking met het najaar van 1998 geeft voor het voorjaar van 1999 een toename van het aandeel van de zaterdag te zien. Samenvatting Hoofdstuk 3: •
• • • • • • •
De passantenaantallen zijn ten opzichte van 1995 afgenomen. Er moet daarbij wel rekening gehouden worden met een extra effect van de toename van het aantal koopzondagen na 1995. De Barones kon niet in deze vergelijking opgenomen omdat dit winkelcentrum in september 1997 is geopend. Winkelcentrum de Barones is qua drukte vergelijkbaar met de Karrestraat en Lange Brugstraat, maar blijft nog wat achter bij de Eindstraat en de Ginnekenstraat. Het traject Barones/Karrestraat-Eindstraat-Ginnekenstraat neemt meer dan de helft van het aantal passanten voor haar rekening. Er is sprake van een toenemende spreiding van het aantal passanten over het kernwinkelapparaat; de Lange Brugstraat, de Eindstraat, de Ridderstraat en de Houtmarktpassage scoren relatief hoger dan in voorgaande jaren Voor de Karrestraat en voor de Ginnekenstraat is er sprake van een vermindering van het aandeel in het totale passantenaantal. Het aandeel van de zaterdag in het totale passantenaantal is toegenomen. De drukte concentreert zich op zaterdag tussen 14.00 en 16.00 uur. De koopavonddrukte neemt af.
33
34
4. Resultaten bezoekersenquête 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van het bezoekersonderzoek in de Bredase binnenstad beschreven. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan de herkomst van de bezoekers, het gebruikte vervoermiddel, waarderingsaspecten en de omvang van de bestedingen. Voor een aantal items wordt een vergelijking gemaakt met de bezoekersonderzoeken van vorige jaren. 4.2 Herkomst bezoekers Op donderdag komt 56% en op zaterdag 55% van de bezoekers uit Breda. Ruim een kwart van de bezoekers komt van buiten het primaire verzorgingsgebied van Breda. Vergeleken met 1995 valt op dat het aandeel bezoekers uit Breda, Etten-Leur en Oosterhout is afgenomen. Het bezoek van buiten de provincie Noord-Brabant is daarentegen flink toegenomen. Figuur 4.1 Herkomst bezoekers Bredase binnenstad
Breda
Overig primair verzorgingsgebied
Rest West-Brabant
1995 1999
Oost-Brabant
Overig
0
10
20
30
40
50
60
70
80
percentage
4.3 Bezoekfrequentie Van de bezoekers komt 47% minstens één keer per week naar de binnenstad om te winkelen. Acht procent komt dagelijks. Van de bezoekers is 6% voor de eerste keer in de binnenstad. Op donderdag is het bezoek wat minsten één keer per week komt gedaald van 53% naar 47% en op zaterdag is het gestegen van 45% naar 47%. Uit de bezoekfrequentie is per woongebied en vervoerwijze het gemiddeld aantal bezoeken per week bepaald. Hiervoor is voor iedere bezoekfrequentie een wegingsfactor aangenomen. De donderdagse bezoeker komt met gemiddeld 1,38 keer per week iets vaker naar de binnenstad dan de zaterdagse bezoeker (1,28 per week). Hiermee is de bezoekfrequentie vergeleken met 1995 licht gedaald. Per vervoerwijze bestaan er verschillen in de bezoekfrequentie. Voetgangers komen ruim drie keer zo vaak in de binnenstad als automobilisten, terwijl fietsers twee keer zo vaak als automobilisten de binnenstad bezoeken.
35
4.4 Bezoekmotief De belangrijkste reden om de binnenstad te bezoeken is het stadten en winkelen. Vergeleken met 1995 zijn deze motieven om een bezoek aan de binnenstad te bezoeken nog flink toegenomen: van 40% in 1995 naar 52% in 1999. De bezoekmotieven doelbewust kopen, boodschappen doen en gezelligheid worden minder vaak genoemd dan in 1995. Vergeleken met de Bredanaars komen de bewoners uit de rest van het verzorgingsgebied en overig West-Brabant vaker om te winkelen/stadten naar de binnenstad, terwijl bezoekers van buiten Noord-Brabant vaker tijdverdijf en gezelligheid noemen als bezoekmotief. Figuur 4.2 Bezoekmotief Bredase binnenstad
Woont binnenstad 5% Werk/studie Cultuur/ 8% monumenten 1% Tijdverdrijf/ gezelligheid 7%
Overig 5%
Winkelen/ stadten 52%
Bezoek horeca 3% Doelbewust kopen 8% Boodschappen 11%
Bij bijna de helft van de binnenstadbezoekers gaat het om combinatiebezoek. Als belangrijkste tweede bezoekmotieven zijn genoemd: bezoek horeca (19%), winkelen/stadten (9%) en werk/studie (5%). Verschillen in bezoekmotief tussen verschillende leeftijdscategorieën zijn niet groot; jongeren komen wat vaker vanwege werk of studie in de binnenstad, terwijl ouderen (50+) vaker als motief geven boodschappen doen en tijdverdrijf. Opvallend verschil is wel dat het bezoek van ouderen aan de koopavond bijzonder laag is: donderdag overdag vormen zij bijna 30% van de binnenstadbezoekers, tegenover slechts 5% op de koopavond. 4.5 Vervoerwijze Bijna de helft van de bezoekers (48%) komt met de auto naar de binnenstad. Op zaterdag is het autogebruik hoger dan op donderdag: 52% tegenover 42%. De aandelen van de overige middelen van vervoer verschilt niet veel: te voet 19%, openbaar vervoer Figuur 4.3 Vervoerwijze bezoekers binnenstad
auto
fiets 1995 1999
openbaar vervoer
te voet
0
10
20
30
40
50
60
%
36
17% en fiets 15%. Vergeleken met 1995 is het autogebruik met 2% toegenomen. Deze toename wordt veroorzaakt doordat Bredanaars weer meer met de auto naar de binnenstad komen. Ook het aandeel bezoekers dat te voet komt geeft een stijging te zien (+ 1%). Het gebruik van het openbaar vervoer is constant gebleven. Het fietsgebruik is flink gedaald: van 19% naar 15%. 4.6 Groepsomvang De meeste bezoekers aan de binnenstad komen met z'n tweeën (43%) of alleen (42%). De gemiddelde groepsomvang is op zaterdag iets groter dan op donderdag: 1,87 tegenover 1,73. Ten opzichte van 1995 is sprake van een lichte daling van de groepsomvang. 4.7 Verblijfsduur Op zaterdag is de gemiddelde verblijfsduur met 10,5 kwartier iets lager dan op donderdag (11,1 kwartier). De gemiddelde verblijfsduur is in de periode 1995-1999 gedaald. In 1995 was op zaterdag de verblijfsduur nog 12,9 kwartier en op donderdag 11,5 kwartier. Figuur 4.4 Verblijfsduur passanten Bredase binnenstad
langer dan 8 uur 4-8 uur
3-4 uur
1995 1999
2-3 uur
1-2 uur
0-1 uur 0
5
10
15
20
25
30
percentage
Donderdag heeft 22% van de bezoekers een verblijfsduur korter dan een uur. Op zaterdag is dit percentage 20%. De daling van de verblijfsduur in de periode 1995-1999 wordt met name veroorzaakt door het aantal bezoekers dat korter dan een uur in de binnenstad verblijft. Vooral op zaterdag is het aandeel korte bezoekjes aan de binnenstad flink toegenomen. Ook de verblijfsduur tussen 4 en 8 uur geeft vergeleken met 1995 een toename te zien. Het verblijf tussen 1 en 4 uur en langer dan 8 uur is daarentegen de afgelopen vier jaar afgenomen. Bij een onderscheid naar woonlocatie geeft de verblijfsduur tussen 4 en 8 uur grote verschillen te zien: van de Bredanaars verblijft 11% tussen de 4 en 8 uur in de binnenstad, tegenover 36% van de bezoekers die van buiten het verzorgingsgebied komen.
37
4.8 Stalling fiets Van de bezoekers die met fiets naar de binnenstad zijn gekomen maakt éénderde gebruik van een bewaakte fietsenstalling. Voor het overige worden de fietsen vaak neergezet in de winkelstraten en op locaties met (gratis) voorzieningen voor het neerzetten van fietsen. Figuur 4.5 Stalling fiets
nabij winkelgebied 10%
overig 8%
bewaakt 32%
Grote Markt 4%
locatie met voorzieningen 25%
winkelstraten 21%
4.9 Bezit en beschikking over een auto Ruim een vijfde van de bezoekers geeft aan geen auto te hebben. Dit is een lichte daling ten opzichte van 1995. Niet iedereen die een auto heeft gebruikt deze ook voor het binnenstadsbezoek. Zes van de tien bezoekers die zonder auto zijn gekomen, hadden er wel één ter beschikking. 4.10 Parkeren Locatie Op donderdag staat 85% van de auto's op een betaalde parkeerplaats. Zaterdag is dit 81%, een toename van het aandeel ten opzichte van 1995 met 4%. Op beide dagen is de parkeerdrukte het hoogst op in de buurt Chassé gelegen parkeerlocaties. Vergeleken met 1995 is het parkeeraandeel van Chassé flink toegenomen, terwijl het aandeel van Valkenberg is afgenomen en het aandeel van City nagenoeg is gelijk gebleven. Bij een verdeling van de parkeerlocaties in een oostelijk en westelijk gebied van de binnenstad is sprake van een verschuiving van Oost naar West.
38
Tabel 4.1 Parkeerlocatie (in procenten per item)
Donderdag
Zaterdag
a. Buurtindeling City Valkenberg Chassé Schorsmolen Station
32 18 49 1 0
33 22 38 5 2
b. Oost-West verdeling Oostelijk deel Westelijk deel
53 47
42 58
c. Betaalde locatie Betaalde locatie Vrije locatie
85 15
81 19
Tarieven De meeste binnenstadsbezoekers zijn ontevreden over de hoogte van de parkeertarieven; 38% vindt de tarieven veel te hoog en 33% te hoog. Bredanaars zijn het meest ontevreden over de parkeertarieven, terwijl bezoekers van buiten Noord-Brabant de tarieven juist wat meer acceptabel vinden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de gebruikers het parkeertarief ook vaak te hoog inschatten: de tarieven in de parkeergarages worden door een derde van de parkeerders te hoog ingeschat, hetzelfde geldt voor het Chasseveld. De tarieven van Beijerd/Vlaszak worden realistischer ingeschat. Figuur 4.6 Mening parkeertarieven
het gaat 25%
geen mening 4% veel te hoog 38%
te hoog 33%
Van de parkeerders maakt 14% gebruik van het parkeerverwijzingssysteem. Onder Bredanaars is het gebruik van deze borden laag, omdat ze de route al kennen. Bezoekers die van verder komen, maken veelvuldiger gebruik van de verwijzingsborden: van de bezoekers van Midden- en Oost-Brabant 39% en van de bezoekers van buiten NoordBrabant 28%. Het overgrote deel van de gebruikers (82%) vond het verwijzingssysteem helemaal duidelijk.
39
4.11 Waardering binnenstadsaspecten De bezoekers hebben voor een negental aspecten een rapportcijfer gegeven. Het gemiddelde rapportcijfer varieert van 6,1 voor parkeren tot 7,6 voor de horeca. In onderstaande grafiek worden de rapportcijfers van 1995 en 1999 met elkaar vergeleken. Hoewel de horecavoorzieningen nog steeds hoog scoren, is de waardering vergeleken met 1995 iets afgenomen. Ook de rapportcijfers voor stallingmogelijkheden voor de fiets en variatie in winkels geven een daling te zien. De waardering voor sfeer/gezelligheid en uiterlijk winkels zijn de afgelopen vier jaar toegenomen. De parkeermogelijkheden krijgen ook dit jaar weer iets meer dan een zes. Dit jaar is gevraagd naar de waardering van een aantal nieuwe aspecten. Het totaal oordeel binnenstad en veiligheid scoren hoog met gemiddeldes van 7,6 en 7,3. De waardering voor het aanbod van cultureel voorzieningen is met 6,8 aanzienlijk lager. Figuur 4.7 Rapportcijfers voor de Bredase binnenstad Horeca voorzieningen Sfeer/gezelligheid Veiligheid Variatie winkels
1995 1999
Uiterlijk winkels Fietsstallingsmogelijkheden Culturele voorzieningen Parkeermogelijkheden Totaal oordeel binnenstad 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Rapportcijfer
Bredanaars geven voor de meeste items de binnenstad een iets lager cijfer dan de niet-Bredanaars; vooral parkeermogelijkheden worden lager gewaardeerd. Alleen fietsstalling en horecavoorzieningen krijgen van de Bredanaars een hoger rapportcijfer.
40
Eén op de drie bezoekers mist nog een aantal aspecten. Dit betreft vooral parkeergelegenheid, openbare toiletten, gunstige parkeertarieven en voldoende winkelaanbod. Figuur 4.8 Wat mist U in de Bredase binnenstad?
Parkeergelegenheid Openbaar toilet Winkelaanbod Betaalbare parkeerprijzen Voorzieningen jongeren Fietsenstalling Toezicht/beheer Bijenkorf Supermarkt Bank/pinnen Overig
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
9%
4.12 Bestedingen Het gemiddelde aankoopbedrag is op zaterdag 54 gulden en op donderdag 30 gulden. Deze bedragen zijn vergelijkbaar met die van 1995; toen werd op zaterdag 50 gulden en op donderdag 35 gulden uitgegeven. Bijna de helft van de binnenstadbezoekers (47%) had op het moment van enquêteren een aankoop gedaan. Wanneer alleen wordt uitgegaan van de bezoeker die iets gekocht heeft, dan is de gemiddelde besteding ruim 96 gulden. Er zijn grote verschillen in aankoopbedrag naar vervoerswijze. Automobilisten geven met f 142 gemiddeld het meeste uit. De fiets en het openbaar vervoer nemen met resp. f 65 en f 60 een tussenpositie in. Het laagst is het gemiddelde aankoopbedrag voor voetgangers: f 45. Naar branche bezien is het aankoopbedrag met f 156 het hoogste voor kleding- en modeaccessoires. In een warenhuis werd voor f 40 besteed en in de overige detailhandel bedroeg dit f 127. Voor de onderscheiden leeftijdscategorieën is het bestedingsbedrag het grootst voor de bezoekers die tussen de 30 en 39 jaar oud zijn. Figuur 4.9 Gemiddeld bedrag laatste aankoop 15 -19
20 - 29
30 - 39
40 - 49
50 - 64
65 en ouder 0
50
100
150
200
250
bedrag in guldens
41
Samenvatting Hoofdstuk 4: • • • • • • • •
Bezoekersaantallen aan de Bredase binnenstad uit Breda, Oosterhout en Etten-Leur zijn afgenomen, terwijl die uit het overige deel van het verzorgingsgebied en vooral van buiten de provincie Noord-Brabant een toename laten zien. Winkelen/stadten wordt een steeds belangrijker bezoekmotief voor de binnenstad; met name voor de bezoekers die van verder weg komen. Autogebruik bij bezoek aan de binnenstad neemt weer toe. Gemiddelde verblijfsduur daalt, vooral kort bezoek aan de binnenstad neemt toe. Bezoekers van verder weg verblijven langer in de binnenstad. Gebruik betaald parkeren neemt toe. Er is sprake van een verschuiving met het betaald parkeren van Oost naar West. Binnenstadbezoekers vinden parkeertarieven te hoog. Parkeertarieven worden echter ook te hoog ingeschat. Bezoekers waarderen de Bredase binnenstad met een rapportcijfer van 7,6. Horeca en sfeer/gezelligheid krijgen de hoogste rapportcijfers. Parkeermogelijkheden en culturele voorzieningen scoren het laagst. Automobilisten besteden bij een bezoek aan de binnenstad het meest. Naar branche bekeken wordt het meest uitgegeven aan kleding en mode.
42
5. Resultaten regionaal onderzoek 5.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aankooplocatie van duurzame consumptiegoederen in het primaire verzorgingsgebied van het Bredase kernwinkelapparaat. Daarbij wordt op een aantal punten een vergelijking gemaakt met de situatie van 1995. Met de indeling van de vier deelgebieden is rekening gehouden met de gemeentelijke herindeling en is uitgegaan van de indeling per 1 januari 1997. In bijlage 1.2 staat de gehanteerde gebiedsindeling aangegeven. In bijlage 1.4 is het inwoneraantal van de onderscheiden vier gebieden opgenomen. 5.2. Aankooplocatie Het aandeel van de Bredase binnenstad in de aankopen in de totale regio is 28 % (tabel 5.1). Naast de Bredase binnenstad worden de categorieën “Overig primair verzorgingsgebied” (20 %), “Breda overig” (19 %) en “Oosterhout” (12 %) als de belangrijkste aankooplocaties genoemd. Vergeleken met 1995 is het belang van de Bredase binnenstad als aankooplocatie enigszins gedaald (- 3 %), terwijl het aandeel van de categorie “Breda overig” juist met een evenredig aandeel is toegenomen (+ 3 %). Het aandeel van Oosterhout is in vergelijking met 1995 met 1 % afgenomen, terwijl het aandeel van Etten-Leur met 1 % is toegenomen. Tabel 5.1. Aankooplocatie per artikel van de bewoners van de regio (in procenten)* Aankooplokatie Branche Niet-dagelijks Kleding Schoeisel Woninginrichting Huishoudelijke artikelen Bruin-& witgoed, elektra Overig niet-dagelijks
Bredase binnenstad
Breda Etten- Oosterhout overig Leur
Roosendaal Overig prim. Ov. Grote verz.gebied steden
Elders Totaal
53 35 14 25 27 23
5 16 29 20 19 21
7 7 5 11 9 10
13 14 11 12 13 12
7 6 6 5 5 5
5 12 17 24 23 26
5 5 5 2 3 3
3 4 12 1 1 1
100 100 100 100 100 100
Dagelijks Kruidenier / supermarkt Drogisterijartikelen
2 8
36 31
9 10
11 11
1 2
39 38
0 0
1 1
100 100
Totaal 1995 (niet-dag. art.) Totaal 1999 (niet-dag. art.)
31 28
16 19
8 9
13 12
4 6
19 20
4
3
100 100
9**
* De cijfers zijn gewogen naar de landelijke cijfers van de consumptieve bestedingen per branche per hoofd van de bevolking ** In 1995 bevatte de categorie ‘Elders’ tevens de overige grote steden
Het aandeel van de kledingbranche in de koopkrachtoriëntatie op de Bredase binnenstad is ten opzichte van 1995 gestegen van 51 % naar 53 %. De afname van de totale oriëntatie op de binnenstad van Breda ten opzichte van 1995 is vooral toe te schrijven aan een daling van de aankopen in woninginrichting. Tevens is er een daling te zien voor schoeisel, huishoudelijke artikelen en in de branche ‘bruin-& witgoed en elektra’. Voor de woninginrichtingbranche is een flinke verschuiving te zien van ‘binnenstad’ naar ‘overig Breda’. Hoewel in de woninginrichtingbranche relatief de meeste aankopen buiten de regio worden gedaan, is het "weglekken" van deze besteding naar buiten de regio vergeleken met 1995 aanzienlijk verminderd.
43
Om inzicht te krijgen in het ruimtelijk koopgedrag in de totale sector niet-dagelijkse artikelen is in tabel 5.2 een relatie gelegd tussen woongebied en aankooplocatie. Tabel 5.2. Verdeling koopkracht in de totale niet-dagelijkse sector per woongebied (in procenten)* Aankooplokatie
Bredase binnenstad
Breda overig
Breda totaal
Etten-Leur
Oosterhout
Eigen woongemeente
Rest prim. Buiten Totaal verz. geb. prim. vg
Breda Etten-Leur Oosterhout Overig primair verzorgingsgebied
48 16 14 18
44 7 6 6
92 23 20 24
2 66 0 5
2 1 74 6
92 66 74 40
1 2 2 3
4 8 5 22
100 100 100 100
Totaal 1995 Totaal 1999
31 28
16 19
47 47
8 9
13 12
65**
2
13 13
** **
Woongebied
*
De cijfers zijn gewogen naar de landelijke cijfers van de consumptieve bestedingen per branche per hoofd van de bevolking
**
Hierin zijn Breda, Etten-Leur en Oosterhout nogmaals opgenomen. Rijsommatie is dus niet gelijk aan 100. De totalen ‘Eigen woongemeente’ en ‘Rest primair verzorgingsgebied’ voor 1995 zijn op basis van een andere gemeente-indeling tot stand gekomen en zijn zodoende niet vergelijkbaar met de huidige totalen.
Van de aankopen in het primaire verzorgingsgebied wordt 47 % in Breda verricht: 28 % in de binnenstad en 19 % in overig Breda. Vergeleken met 1995 is dit een stabilisatie van de oriëntatie op Breda, waarbij wel moet worden opgemerkt dat het belang van het aandeel ‘binnenstad’ in de aankopen in Breda ten opzichte van 1995 is afgenomen. In Breda blijft de oriëntatie op de eigen woongemeente het grootst (92 %). Oosterhout scoort 74% en Etten-Leur heeft een koopkrachtbinding met de eigen woongemeente van 66%. De koopkrachtafvloeiing naar buiten het primaire verzorgingsgebied is constant gebleven ten opzichte van 1995. 5.3. Oriëntatie Bredase binnenstad In de volgende tabel wordt aangegeven uit welke gemeenten de kopers , voor wat betreft de genoemde branches, in de Bredase binnenstad afkomstig zijn. Tabel 5.3 Herkomst van de regionale bestedingen in de Bredase binnenstad, per branche Woongemeente Breda Etten- Ooster Overig primair Totaal Branche Leur hout verzorgingsgebied Niet-dagelijkse artikelen Kleding 50 6 7 37 100 Schoeisel 54 6 6 33 100 Woninginrichting 69 5 8 18 100 Huishoudelijke artikelen 66 3 4 27 100 Bruin-& witgoed, elektra 68 4 4 25 100 Overige niet-dagelijkse artikelen 66 4 6 24 100 Dagelijkse artikelen Kruidenier, supermarkt, groenteboer Drogisterij artikelen
71 79
2 3
0 5
27 13
100 100
Totaal 1995 * niet-dagelijkse artikelen Totaal 1999 * niet-dagelijkse artikelen
64 61
6 5
6 6
24 28
100 100
* De cijfers zijn gewogen naar de landelijke cijfers van de consumptieve bestedingen per branche per hoofd van de bevolking
44
Van de totale aankopen in de binnenstad wordt 61 % door Bredanaars verricht, een daling ten opzichte van 1995 met 3 %. Daarentegen is het aandeel van de kopers uit de categorie ‘Overig primair verzorgingsgebied’ met 4 % toegenomen. Voor alle aankopen in de binnenstad geldt, dat het hoogste percentage kopers uit de categorie ‘Bredanaars’ bestaat. Het aandeel Bredase kopers in de binnenstadsaankopen is het grootst voor de branches ‘woninginrichting’ en ‘bruin-& witgoed en elektra’. Het aandeel kopers van buiten Breda is het grootst voor de categorie ‘kleding’ (50 %). Vergeleken met 1995 geeft Oosterhout een lichte stijging te zien van het aandeel ‘kleding’. Kopers afkomstig uit Etten-Leur hebben een iets groter aandeel in de aankoopcategorie ‘schoeisel’ in de Bredase binnenstad in vergelijking met 1995. 5.4. Waardering Bredase binnenstad 5.4.1. Bezoek aan de Bredase binnenstad Van de 442.447 inwoners binnen het primaire verzorgingsgebied bezoekt 83 % de Bredase binnenstad 1 of meer keer per jaar, terwijl 12 % van de bewoners aangeeft de Bredase binnenstad nooit te bezoeken. Wanneer we kijken naar het percentage bewoners dat de Bredase binnenstad minstens 1 keer per week bezoekt, ongeacht de reden van dit bezoek aan de binnenstad, ligt het percentage voor de Bredanaars op 47 % en voor de niet-Bredanaars op 8 %. Van de Bredanaars bezoekt 34 % de binnenstad minstens één keer per week om te winkelen; dit betekent een daling van het percentage ten opzichte van 1995 met 3 %. Van de bewoners uit het omliggende primaire verzorgingsgebied komt 5 % minstens één keer per week naar de Bredase binnenstad om te winkelen. Vier jaar geleden bedroeg dit aandeel nog 8%. Meer dan driekwart van de niet-Bredanaars winkelt ten minste één keer per maand in de stadscentra van andere gemeenten. In tabel 5.4 is aangegeven welke stadscentra naast Breda het meest regelmatig worden bezocht om te winkelen. Tabel 5.4. Winkelbezoek stadscentra Breda en andere gemeenten, minimaal 1 keer per maand
Gemeente Breda Oosterhout Etten-Leur Roosendaal Tilburg Rotterdam Amsterdam Eindhoven Antwerpen
Bredanaars
Niet-Bredanaars
Over totaal inwoneraantal primaire verzorgingsgebied
71.9 7.6 3.9 0.3 1.3 3.3 2.6 1.3 1.7
30.2 23.4 16.4 14.8 3.3 1.7 1.2 1.1 0.8
45.3 17.8 11.9 9.5 2.6 2.3 1.7 1.2 1.1
5.4.2. Kwaliteit binnenstad De bewoners van Breda en de regio is gevraagd naar de sterke punten van de Bredase binnenstad. Ruim 9 % gaf aan geen sterke punten te kunnen noemen. Figuur 5.1 toont de meest genoemde sterke punten.
45
Figuur 5.1 Sterke punten Bredase binnenstad
ge zelligheid/sfeer uitgaan /terra s co m pa ct bijeen w inkelaa nbod overdekt w inkelce ntrum cu ltuur/historische b inne nsta d be reikb aarhe id overig 0%
10 %
20 %
B reda naars
30 %
40 %
50 %
N iet-B re dana ars
In de binnenstad wordt gezelligheid en sfeer het meest gewaardeerd. Bijna de helft van de bewoners van Breda (47 %) vinden dit het meest sterke punt. Onder de nietBredanaars geeft ruim 36 % dit aan als sterkste punt van de Bredase binnenstad. Het winkelaanbod wordt vooral door de niet-Bredanaars ( 19 %) als sterk punt genoemd, terwijl het uitgaan onder de Bredanaars een grote populariteit geniet (16 %). Figuur 5.2 Zwakke punten Bredase binnenstad
parkeerprijzen parkeermogelijkheden bereikbaarheid winkelaanbod onveilig ongezellig/geen sfeer overig 0%
10% Bredanaars
20% 30% Niet-Bredanaars
40%
Het meest negatief zijn de bewoners over de parkeerprijzen. De Bredanaars geven als zwak punt het gebrek aan goede parkeermogelijkheden aan: 32 % vindt dit een zwak punt van de Bredase binnenstad. Verdere zwakke punten van de Bredase binnenstad zijn de bereikbaarheid en het winkelaanbod, al is er op dat punt wel een verbetering zichtbaar ten opzichte van 1995. Figuur 5.3 Bezoekfrequentie binnenstad laatste tijd in vergelijking met voorheen
vaker minder vaak evenveel 0%
10%
20%
Bredanaars
30%
40%
50%
60%
niet-Bredanaars
46
De bewoners van het primaire verzorgingsgebied (inclusief Bredanaars) komen minder vaak naar de Bredase binnenstad dan voorheen. Van de bewoners bezoekt 40 % de Bredase binnenstad minder vaak dan voorheen, terwijl voor 50 % het bezoek gelijk is gebleven en 10 % de binnenstad vaker bezoekt. Figuur 5.4 Reden toename bezoek binnenstad
gezinsomstandigheden winkelaanbod gezelligheid/sfeer bereikbaarheid minder/meer tijd 0%
10%
Bredanaars
20%
30%
40%
niet-Bredanaars
Van de Bredanaars die vaker naar de binnenstad gaan dan voorheen geeft 30 % als reden een veranderde gezinsomstandigheid (b.v. kinderen uit huis of een verhuizing). Ook bij de bewoners van de regio geldt dit als belangrijkste reden, terwijl een beter winkelaanbod door meer dan 24 % van de regiobewoners wordt genoemd. Figuur 5.5 Reden afname bezoek binnenstad
parkeermogelijkheden leeftijd ziekte gezinsomstandigheden winkel in eigen buurt minder tijd bereikbaarheid parkeertarief 0%
Bredanaars
5%
10% 15% 20% 25%
niet-Bredanaars
Als belangrijkste reden voor de afname van het bezoek van de Bredanaars zelf wordt de onvoldoende goede parkeermogelijkheden genoemd (21 %), terwijl de bewoners van buiten Breda gewijzigde gezinsomstandigheden als oorzaak van de afname van het bezoek aangeven (18 %). Voor de niet-Bredanaars geldt tevens de komst, dan wel verbetering van de winkel(centra) in de eigen buurt als verklaring voor de afname van het bezoek aan de binnenstad. Bereikbaarheid en parkeertarieven spelen in mindere mate een rol voor de afname van het bezoek aan de Bredase binnenstad.
47
Figuur 5.6 Reden bezoek Breda
winkelen/'stadten' werk/studie boodschappen doelbewust kopen bezoek horeca toeristisch bezoek cultuurbezoek tijdverdrijf/gezelligheid andere reden 0%
10%
20%
Bredanaars
30%
40%
50%
Niet-Bredanaars
Voor Bredanaars is de meest genoemde reden voor een bezoek aan de binnenstad het doelbewust doen van aankopen. Daarnaast zijn winkelen/stadten en boodschappen doen de belangrijkste redenen voor een bezoek aan de Bredase binnenstad. Voor nietBredanaars is het meer recreatieve winkelen/stadten het belangrijkste bezoekmotief. De meer gerichte vormen van aankopen doen, zoals doelbewust kopen en boodschappen doen, zijn voor de niet-Bredanaars duidelijk minder belangrijke bezoekmotieven dan voor de Bredanaars. . Figuur 5.7 Vervoermiddel bij bezoek binnenstad
auto 1995 1999 (brom)fiets 1995 1999 te voet 1995 1999 met de bus 1995 1999 0%
10%
20%
30%
Bredanaars
40%
50%
60%
70%
80%
Niet-Bredanaars
Van de bewoners uit Breda en het primaire verzorgingsgebied maakt 61 % gebruik van de auto bij een bezoek aan de binnenstad, een stijging van 7 % ten opzichte van 1995. Onder de niet-Bredanaars is dit maar liefst 72 % (1995: 65 %), terwijl onder de Bredanaars zelf rond de 41 % (1995: 37 %) wordt gescoord. Van de Bredanaars komt
48
22% met de fiets, tegenover 2 % van de regiobewoners. In 1995 was dit nog respectievelijk 29 % en 2 %. Het aandeel van de bewoners dat vanuit Breda te voet of per bus komt, is redelijk constant gebleven ten opzichte van 1995. Eén vijfde van de bezoekers die meestal met de auto komt, gaat ook wel eens met een ander vervoermiddel. Voor bewoners van buiten Breda betreft dit vooral de bus (60 %) en voor de Bredanaars betreft het alternatief de fiets (63 %). Figuur 5.8 Bezoek aan de koopzondagen 1 a 2 keer 3 a 5 keer 5 a 10 keer elke keer nooit 0%
10%
20%
30%
40%
Bredanaars
50%
60%
70%
Niet-Bredanaars
In het onderzoek is tevens enige aandacht besteed aan het bezoek tijdens de koopzondagen. Voor de Bredase binnenstad zijn er per jaar 12 koopzondagen vastgesteld. Toch geeft 60 % van de Bredanaars en zelfs 64 % van de niet-Bredanaars aan nooit een koopzondag te bezoeken. Zo’n 16 % van de Bredanaars bezoekt de koopzondag jaarlijks minimaal 3 keer. De naam van het in september 1997 geopende overdekte winkelcentrum De Barones is voor zo’n 76 % bekend bij de bewoners van Breda en het primaire verzorgingsgebied. Van de niet-Bredanaars heeft 70 % de Barones al eens bezocht, terwijl 92 % van de Bredanaars een bezoek heeft gebracht aan het winkelcentrum. Iets meer dan de helft (51 %) van de bewoners van Breda en omgeving is het eens met de stelling dat de Barones het winkelen in de Bredase binnenstad aantrekkelijker maakt. Ongeveer een zesde van de bewoners (17%) is minder blij met de komst van de Barones en is het oneens met de stelling. Aan de bewoners van het primaire verzorgingsgebied is gevraagd wat men vindt van Breda in vergelijking met een aantal andere gemeenten. Het gaat daarbij om twee gemeenten in het verzorgingsgebied van Breda (Etten-Leur en Oosterhout) en vier steden buiten het verzorgingsgebied van Breda (Rotterdam, Eindhoven, Antwerpen en Den Bosch). Het gaat om steden die vanwege bereikbaarheid, winkelaanbod en/of aantrekkelijke binnenstad concurrerend zijn met de Bredase binnenstad. Tabel 5.5. Kenmerken van toepassing volgens bevolking Breda en regio (in procenten) Breda Veel speciaalzaken
11
Oosterhout 10
Goede combinatiemogelijkheden in winkelen en uitgaan Goede parkeermogelijkheden
16
5
2
14
11
21
14
9
15
19
8
11
8
8
Evenementen
15
4
4
14
6
11
10
Sfeervolle binnenstad
18
10
4
6
10
19
21
Betaalbaar winkelen
16
18
21
16
19
12
19
Mogelijkheden bij slecht weer
10
22
21
13
13
6
4
Betaalbaar parkeren
5
17
22
5
7
5
6
100
100
100
100
100
100
100
Totaal
EttenLeur 6
Rotterdam 24
Eindhoven 24
Antwerpen 20
Den Bosch 19
49
Breda scoort met Antwerpen en Den Bosch hoog op sfeervolle binnenstad. Breda wordt niet gezien als een stad met veel speciaalzaken en blijft flink achter bij met name Rotterdam en Eindhoven. Bij betaalbaar winkelen denkt men in de eerste plaats aan Etten-Leur, terwijl men daar juist niet voor naar Antwerpen gaat. Wat betreft parkeermogelijkheden, maar ook betaalbaar parkeren, krijgen alle grote steden een laag waarderingscijfer. Het parkeren in Oosterhout en Etten-Leur wordt aanzienlijk positiever gewaardeerd. Ook wat betreft de mogelijkheden bij slecht weer doen Oosterhout en Etten-Leur het goed. Bij evenementen denkt men in de eerste plaats aan Breda. Breda doet het daarbij nog iets beter dan Rotterdam. Antwerpen biedt de aantrekkelijkste combinatiemogelijkheden in winkelen en uitgaan. Breda komt hier op de tweede plaats. Samenvatting hoofdstuk 5
Koopkracht • • • • • • • •
De koopkrachtoriëntatie van de bewoners van het primaire verzorgingsgebied van het kernwinkelapparaat op de Bredase binnenstad bedraagt 28 %. De oriëntatie op overig Breda (wijkwinkelcentra en meubelboulevard) is toegenomen en bedraagt 19 %. Het "weglekken" van de koopkracht in woninginrichtingsbranche naar buiten het primaire verzorgingsgebied is flink afgenomen. Het aandeel van de kledingbranche in de koopkrachtoriëntatie op Breda is ten opzichte van 1995 gestegen. De koopkrachtoriëntatie van Bredanaars op de Bredase binnenstad neemt af, terwijl het aandeel kopers uit de regio toeneemt. Het aandeel Bredase kopers in de binnenstadsaankopen is het grootst voor de branches ‘woninginrichting’en ‘bruin-& witgoed en elektra’. Het aandeel kopers van buiten Breda is het grootst voor de kledingbranche. 92 % van de aankopen door Bredanaars vinden plaats in de eigen woongemeente.
Kwaliteit • • •
• • • • •
Het sterkste punt van de Bredase binnenstad is de sfeer en de gezelligheid. De parkeerprijzen en de parkeermogelijkheden worden als meest zwakke punten genoemd van de Bredase binnenstad. Veranderende gezinsomstandigheden en een verbeterd winkelaanbod zorgen voor een toename van het binnenstadsbezoek. Daarentegen worden gebrek aan parkeermogelijkheden, veranderde gezinsomstandigheden en de vergrijzing genoemd als redenen voor een afname van het binnenstadsbezoek. Winkelen/stadten is voor de niet-Bredanaars het belangrijkste bezoekmotief, terwijl het doelbewust kopen voor de Bredanaars de belangrijkste reden voor een bezoek aan de binnenstad is. Er is sprake van een toenemend autogebruik bij een bezoek aan de Bredase binnenstad, terwijl het gebruik van de fiets afneemt. Meer dan 60 % van de bewoners van het primaire verzorgingsgebied van de Bredase binnenstad heeft nog nooit een koopzondag bezocht. Meer dan de helft van de bewoners van Breda en regio vindt dat winkelcentrum de Barones het winkelen in de Bredase binnenstad aantrekkelijker heeft gemaakt. Breda scoort goed op de kenmerken ‘evenementen’, ‘sfeervolle binnenstad’ en ‘combinatiemogelijkheden voor winkelen en uitgaan’. Wat betreft ‘veel speciaalzaken’ blijft het achter bij de concurrenten.
50
6. Ontwikkelingen bedrijvigheid 6.1. Inleiding Aan de hand van de gegevens uit de jaarlijks door de afdeling Onderzoek en Informatie gehouden werkgelegenheidsenquête en met behulp van een actualisering van de DISbestanden van de Kamer van Koophandel wordt inzicht verkregen in de ontwikkelingen van de bedrijvigheid in de Bredase binnenstad. Ontwikkelingen die met name betrekking hebben op het aantal winkels, de verkoopvloeroppervlakte (vvo) en het aantal werkzame personen. De omvang van het Bredase kernwinkelapparaat wordt vergeleken met die in andere steden. In de laatste paragrafen wordt aandacht gegeven aan bestedingen in de Bredase binnenstad, verkoopvloerproductiviteit en de ERBO-resultaten voor het winkelcentrum van Breda. Bij het analyseren van de gegevens is de binnenstad ingedeeld in drie hoofdgebieden. Het kernwinkelapparaat beslaat alle straten die deel uitmaken van het voetgangersdomein. De inlopers omvatten de straten (Nieuwe) Haagdijk, (Korte) Boschstraat, Nieuwe Ginnekenstraat, van Coothplein (deel) en Passage Zuidpoort. De cityring is opgebouwd uit de overige straten die liggen binnen het gebied dat globaal omsloten wordt door de Markendaalseweg, het van Coothplein, de Keizerstraat en de Kloosterlaan, gelegen in de buurten City en Chassé. De overige straten die gelegen zijn binnen de singelring zijn geclusterd tot “overige binnenstad”. 6.2. Ontwikkeling van het aantal winkels In mei 1999 zijn in het gebied binnen de singels in totaal 556 winkels met als hoofdactiviteit detailhandel aanwezig (tabel 6.1). Voor de totale binnenstad is het aantal winkels ten opzichte van 1994 afgenomen met ruim 5 %. Voor het kernwinkelapparaat is er, voornamelijk als gevolg van de komst van winkelcentrum de Barones, sprake van een toename van het totaal aantal winkels met 7%. Het aantal winkels in de inlopers is met 18% gedaald, terwijl ook het aantal winkels in de overige binnenstad is teruggelopen in vergelijking november 1994. Tabel 6.1. Aantal winkels in de binnenstad naar concentratie, 1988-1999 Kernwinkelapparaat Inlopers Rest Cityring Overig binnenstad Totaal binnenstad
september 1988 278 145 46 42
april 1992 300 153 48 43
november 1994 309 158 64 51
mei 1999 332 130 54 40
511
552
582
556
6.3. Ontwikkeling in de verkoopvloeroppervlakte In de periode november 1994 tot mei 1999 is de totale verkoopvloeroppervlakte in het gebied binnen de singels gedaald van 92.560 naar 91.445 vierkante meter. Tegenover een toename van verkoopvloer in het kernwinkelapparaat stond een afname in de overige onderscheiden gebieden in de binnenstad. De toename van de verkoopvloeroppervlakte in het kernwinkelapparaat was aanmerkelijk minder dan vanwege de komst van de Barones verwacht zou mogen worden. De verklaring hiervoor is het vertrek van een grote woninginrichtingzaak aan de kop Boschstraat en de grote leegstand vanwege de bouwwerkzaamheden in de Tolbrugstraat.
51
2
Tabel 6.2. Verkoopvloeroppervlakte in m , 1988, 1992, 1994 en 1999 1988 abs.
in %
1992 abs.
in %
1994 abs.
in %
1999 abs.
in %
ontwikkeling 1994-1999 abs. in %
Kernwinkelapparaat Inlopers Rest cityring Overig binnenstad
54570 12100 7650 4180
70 15 10 5
61720 15110 9320 5470
68 16 10 6
60730 15561 11044 5225
66 17 12 6
62177 13993 10763 4512
68 15 12 5
+1447 -1568 -281 -713
+2.4% -10.1% -2.5% -13.6%
Totaal binnenstad
78500
100
91620
100
92560
100
91445
100
-1115
-1.2%
Het kernwinkelapparaat neemt in 1999 68 procent van de totale verkoopvloeroppervlakte van de Bredase binnenstad voor haar rekening. Figuur 6.1 Verdeling verkoopvloer kernwinkelapparaat
oost-as 18%
west-as 8% noord-as 44%
zuid-as 30%
Binnen het kernwinkelapparaat nemen de noord-as (inclusief Barones) en de zuid-as meer dan de 70 procent van verkoopvloeroppervlakte voor hun rekening. 6.4.Ontwikkeling in de werkgelegenheid Het aantal werkzame personen in de detailhandel bedraagt medio 1999 in de binnenstad 3.303. In de afgelopen periode is van 1994 tot 1996 sprake van een afname van de werkgelegenheid. Vanaf 1997 neemt de werkgelegenheid toe, waarbij de komst van de Barones eind 1997 een belangrijke impuls geeft. Uiteindelijk ligt de werkgelegenheid in 1999 201 arbeidsplaatsen (+6%) boven het niveau van 1994. Tabel 6.3. Aantal werkzame personen detailhandel per concentratie 1994 abs. in%
1995 abs. in %
1996 abs. in %
1997 abs. in %
1998 abs. in %
1999 abs. in %
ontwikkeling 1994-1999 abs. in %
Kernwinkelapparaat Inlopers Rest Cityring Overig binnenstad
2257 479 194 172
73 15 6 6
2173 504 201 175
71 16 7 6
2059 473 210 162
71 16 7 6
2242 457 197 167
73 15 6 6
2432 454 207 159
75 14 6 5
2466 458 213 166
75 14 6 5
+209 -21 +19 -6
+9% -4% -10% -3%
Totaal binnenstad
3102
100
3053
100
2904
100
3063
100
3252
100
3303
100
+201
+6%
Driekwart van de banen in de detailhandel is geconcentreerd in het kernwinkelapparaat. Binnen het kernwinkelapparaat is de werkgelegenheid in de Noord-as door de komst van de Barones flink toegenomen. De Zuid-as geeft een daling van het aantal arbeidsplaatsen te zien, terwijl die in de Oost- en West-as vrijwel gelijk is gebleven.
52
Figuur 6.2 Ontwikkeling aantal werkzame personen per winkelas
1200
aantal personen
1000 800
Noord-as Zuid-as
600
West-as
400
Oost-as
200 0
1994
1995
1996
1997
1998
1999
6.5. Positionering centrale winkelgebied Breda Om een vergelijking te kunnen maken met de verkoopvloeroppervlakte met steden in dezelfde grootteklasse als Breda, is een gedeelte van de cityring toegevoegd aan de hiervoor gehanteerde indeling van het kernwinkelapparaat (zie voor indeling bijlage). De gegevens voor de met Breda vergelijkbare steden zijn ontleend aan het Retail Handboek 1998/99 van D&P Onderzoek en Advies.
53
Tabel 6.4 Vergelijking verkoopvloer centraal winkelgebied Breda met die van vergelijkbare steden
Breda
Steden met 100.000 tot 175.000 inwoners
Absoluut
In %
Absoluut
In %
Levensmiddelen
1589
2
6025
8
Persoonlijke verzorging
2723
3
1476
2
Totaal dagelijks
4312
6
7501
9
Kleding en mode
28187
37
19892
26
9497
12
12923
16
10105
13
10359
13
Schoeisel en lederwaren
3773
5
4767
6
Bruin- en witgoed en Beeld- en geluidsdragers
5089
7
5001
6
Huishoudelijke en luxe artikelen
3066
4
3203
4
Boeken en tijdschriften
2701
3
2645
3
Sport en spel
3424
5
3662
5
Hobby
346
0
2064
3
Goud en zilver
797
1
802
2
3358
4
1216
2
Optische artikelen
930
1
757
1
Bloemen/tuin, Dierbenodigdheden
423
1
982
1
Fiets- en auto-accesoires
540
1
1079
1
Doe het zelf
545
1
1176
1
Overige detailhandel
934
1
1840
2
Totaal niet-dagelijks
73715
94
72368
91
Totaal
78027
100
79869
100
Wonen Warenhuizen
Antiek/kunst
De totale winkelvloeroppervlakte in Breda is vergelijknaar met die van andere steden tussen de 100.000 en 175.000 inwoners. Opvallend verschil met de andere steden is de sterke vertegenwoordiging van de kleding en mode in Breda. Met ruim 28.000 m2
54
verkoopvloeroppervlakte is kleding en mode in het Bredase centraal winkelgebied het sterkst vertegenwoordigd. Na kleding en mode hebben warenhuizen de grootste verkoopvloeroppervlakte De verkoopvloeroppervlakte in Wonen is relatief laag, zeker omdat na de opname in de Bredase binnenstad nog een belangrijke woninginrichtingwinkel in de Barones is verdwenen. Opvallend laag is de winkelvloeroppervlakte in de levensmiddelenbranche in de Bredase binnenstad. 6.6 Bestedingen en vloerproductiviteit In het voorgaande is voor het regionale verzorgingsgebied de koopkrachtoriëntatie in beeld gebracht. Door de koopkrachtoriëntatie per branche te vermenigvuldigen met de gemiddelde bestedingen in die branche wordt inzicht verkregen in de koopstromen. Bij deze berekeningswijze is gebruik gemaakt van de bestedingen per hoofd van de 16 17 bevolking van het EIM . Op basis van deze berekeningen komen de totale bestedingen in de Bredase binnenstad op zo'n 617 miljoen gulden voor de niet-dagelijkse goederen. 18 Gemeten naar detailhandelsomzet is Breda daarmee te vergelijken met Leiden-centrum, dat een detailhandelsomzet in de niet-dagelijkse sector heeft van 572 miljoen gulden. De detailhandelsomzet in de Bredase binnenstad is in de periode 1994-1999 met 31% gestegen. Ter vergelijking: In Leiden-centrum nam in dezelfde periode de detailhandelsomzet toe met 27% en Rotterdam met 35%. De detailhandelsomzet voor niet-dagelijkse goederen in overig Breda bedraagt 377 miljoen gulden. De detailhandelsbestedingen in overig Breda zijn daarmee met 78% aanzienlijk meer gestegen dan van die van de Bredase binnenstad. Gezien de grote toename van bestedingen in de woninginrichtingbranche, lijkt deze toename voor een belangrijk deel toegeschreven te kunnen worden aan de komst van woonboulevard in Breda. De vloerproductiviteit vormt een belangrijke indicatie voor het economisch functioneren van het winkelapparaat. Uitgaande van het centrale winkelgebied van Breda (zie 6.5) komt de vloerproductiviteit voor de niet-dagelijkse goederen voor de Bredase binnenstad op f 8.400. Voor Leiden-centrum bedraagt de vloerproductiviteit f 8.200, voor Delftcentrum f 8.700 en voor Rotterdam-centrum f 12.500. In de periode 1994-1999 is de vloerproductiviteit in het centrale winkelgebied van Breda toegenomen van f 6.100 naar f 8.400. 6.7 ERBO-resultaten 1998 centrum Breda De Enquête Regionale Bedrijfsontwikkeling wordt jaarlijks door alle Kamers van Koophandel in Nederland gehouden. Het gaat daarbij om cijfers met betrekking tot de omzet, de werkgelegenheid, het bedrijfsresultaat, de investering en de verwachtingen voor het volgend jaar. De bedrijven worden benaderd door middel van een steekproef. Ten behoeve van het dpo binnenstad Breda is de steekproef opgehoogd, om inzicht te krijgen in een aantal bedrijfseconomische indicatoren voor de detailhandel in de non-food. De ondernemingen in de Barones zijn niet in de steekproef meegenomen, omdat in het kader van ERBO alleen bedrijven geënquêteerd worden die minimaal een jaar gevestigd zijn. Op het moment van de enquête was dat nog niet het geval. De hier gepresenteerde ERBO-cijfers moeten met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden, omdat ze vanwege een kleine steekproef een lage betrouwbaarheid en grote onnauwkeurigheid hebben (zie bijlage 1.6). De ERBO-resultaten wijzen voor 1998 op een flinke toename van de bestedingen (+ 5,1%). Hiermee doet de non-food detailhandel in Breda-centrum het beter dan in West16
Zie ook BRO: Koopstromenonderzoek Zuid-Holland 1999 en D&P Koopstromenonderzoek ZuidHolland 1994. 17 Exclusief bestedingen van buiten het verzorgingsgebied van de binnenstad. De bestedingen van bezoekers van buiten het verzorgingsgebied kunnen bij benadering worden geschat op zo'n 10% van de bestedingen van de bewoners van het verzorgingsgebied. 18 Vergelijkingen met andere steden moeten met enige voorzichtigheid gehanteerd worden omdat de gehanteerde definiëringen niet geheel met elkaar overeenstemmen.
55
Brabant en dan die in geheel Nederland. De ERBO-cijfers met betrekking tot het rendement op het eigen vermogen geven een aanzienlijk minder gunstig beeld te zien. Maar iets meer dan de helft (55%) van de ondernemers heeft in 1998 voldoende rendement behaald. In 1997 was dit percentage nog 72%. Ook het aantal bedrijven dat winst maakt is minder dan vorig jaar; in 1998 maakte 95% winst tegenover 86% in 1997. De investeringen zijn zeer laag. Maar een vijfde van de ondernemers heeft geïnvesteerd. Zes van de tien bedrijven geven aan dat er minder is geïnvesteerd dan in 1997. Daar tegenover staat dat een kwart van de ondernemers meer heeft geïnvesteerd dan in 1997, het gaat hierbij vooral om vervangingsinvesteringen. Voor 1999 zijn de verwachtingen min of meer gelijk aan de verwachtingen die men voor 1998 had. Alleen het aantal bedrijven dat verwacht dat de omzet zal afnemen, neemt af tot 2% en dat is zeer laag. Ook laag is het percentage ondernemers dat volgend jaar denkt te gaan investeren (19%). Door de ondernemers in de non-food wordt als belangrijkste positieve invloed de goede economische situatie genoemd. Het parkeerbeleid van de gemeente kan echter nog niet op waardering rekenen. Concurrentie wordt genoemd als een andere negatieve factor. Samenvatting hoofdstuk 6 •
• • • • • •
Het aantal winkels en de verkoopvloeroppervlakte van de detailhandel in de Bredase binnenstad is in de periode 1994-1999 gedaald. De toename in het kernwinkelapparaat was onvoldoende om de daling in de rest van de binnenstad te compenseren. De werkgelegenheid in de Bredase binnenstad is in de periode 1994-1999 met 5% gestegen. Vergeleken met steden van vergelijkbare grootte heeft Breda veel winkelvloeroppervlakte in kleding en mode en zijn de branches levensmiddelen en wonen ondervertegenwoordigd. De jaarlijkse bestedingen voor niet-dagelijkse goederen in de Bredase binnenstad worden voor 1999 geschat op zo’n 620 miljoen gulden. Dit bedrag is vergelijkbaar met Leiden-centrum. In de periode 1994-1999 is detailhandelsomzet in de Bredase binnenstad met 31% gestegen. Ter vergelijking: Rotterdam-centrum +35% en Leiden-centrum +27%. Het aandeel van de Bredase binnenstad in de totale bestedingen in Breda is afgenomen, omdat in overig Breda door de komst van woonboulevard de bestedingen nog aanzienlijk meer zijn toegenomen dan in de Bredase binnenstad. De bedrijfseconomische indicatoren uit de ERBO geven een weinig positief beeld te zien voor de detailhandel in de non-food in de Bredase binnenstad.
56
7. Resultaten parkeertelling 7.1. Inleiding Gelijktijdig met het bezoekersonderzoek heeft in het gebied binnen de singels een telling plaatsgevonden van het aantal geparkeerde auto’s. Voor het gehele gebied is ieder klokuur de parkeerbezetting opgenomen. Zie voor de parkeerlocaties bijlage 1.3. Deze opnames hebben per parkeerlocatie (straat, garage, terrein) plaatsgevonden. In paragraaf 7.3 worden deze resultaten, geaggregeerd naar gebiedstype, in absolute aantallen weergegeven. Hieraan voorafgaand wordt in paragraaf 7.2 de parkeercapaciteit in de onderscheiden gebieden beschreven. Tenslotte worden in paragraaf 7.4 de resultaten van 1999 vergeleken met die van 4 jaar geleden, waarbij de relatieve verhoudingen zichtbaar worden. De resultaten van de parkeeropname kunnen niet direct worden vergeleken met de telresultaten van het passantenonderzoek. In de tellingen van het aantal auto’s zijn namelijk ook de auto’s opgenomen van personen die het kernwinkelapparaat niet bezocht hebben. Dit neemt niet weg dat een weergave van de aantallen wel op zijn plaats is, daar er op de donderdagavond en op de zaterdag een merendeel van de openbare, “nietvergunninghouders” plaatsen wordt gebruikt door bezoekers van het kernwinkelapparaat 7.2. Parkeercapaciteit In het gebied binnen de singels is voor meer dan 8200 parkeerplaatsen de bezetting opgenomen. Het betreft alle beschikbare parkeerplaatsen, waarbij de parkeerplaatsen in de berm aan de Chassésingel zijn gerekend tot de categorie ‘vrije parkeerplaatsen’. Tabel 7.1. Capaciteit parkeeraanbod totaal aanbod parkeerplaatsen
totaal aanbod (excl. vergunninghoudersplaatsen) absoluut in %
absoluut
in %
vergunninghoudersplaatsen
2647
32
-
-
invalidenplaatsen:
232
3
232
4
waarvan:- in vergunningengebied
42
1
42
1
190
2
190
3
parkeerautomaat
3555
43
3555
63
parkeergarage
1394
17
1394
25
parkeermeter
327
4
327
6
vrije plaatsen
175
2
175
3
totaal
8330
100
5683
100
-straten en terreinen
32 % van het totale gemeten parkeeraanbod valt onder de categorie ‘vergunninghouderplaatsen’, waarvoor een parkeervergunning is vereist. Wanneer we deze plaatsen buiten beschouwing laten, dan blijkt dat een kwart van het aanbod tot de categorie ‘parkeergarage’ behoort en dat de vrije plaatsen 3 % van het totale gemeten aanbod beslaan (tabel 7.1). 7.3. Parkeerbezetting In deze paragraaf is voor beide dagen afzonderlijk de parkeerbezetting voor de diverse uren aangegeven. Het werkelijke aantal geparkeerde auto’s per uur is afgezet tegen de maximale capaciteit.
57
Wanneer de vergunninghouderplaatsen buiten beschouwing worden gelaten, valt uit tabel 7.2a af te leiden dat het druktemoment op de donderdag zich concentreert op de avond tussen 19 en 21 uur. Van de strook met vrije parkeerplaatsen aan de Chassésingel wordt vooral donderdag overdag gebruikt gemaakt; de bezetting tussen 10 en 16 uur is vrijwel maximaal. Tabel 7.2a. Maximale capaciteit en absolute bezetting per teluur op donderdag 18 maart 1999 Cap. Bezetting Soort Vergunninghouderplaats Invalidenplaats
Donderdag 18-3-1999
9-10 10-11 11-12 12-13 13-14 14-15 15-16 16-17 17-18 18-19 19-20 20-21 totaal uur 2647 1131 995 1029 997 996 992 1004 1028 1087 1266 1349 1403 13277 232
33
32
34
31
37
31
38
38
44
39
38
Parkeerautomaat
3555
851
1260
1388
1304
1397
1515
1365
1128
868
952
1471
1898 15397
51
446
Parkeergarage
1394
496
712
784
813
856
917
863
778
690
729
1017
1027
9682
Parkeermeter
327
72
103
104
97
113
92
118
91
86
114
141
139
1270
Vrije parkeerplaatsen
175
130
164
173
168
165
157
156
137
138
80
113
118
1699
Totaal
8330 2713
3266
3512
3410
3564
3704
3544
3200
2913
3180
4129
4636 41771
Totaal excl. vergunninghouders
5683 1582
2271
2483
2413
2568
2712
2540
2172
1826
1914
2780
3233 28494
Tabel 7.2b geeft aan dat het op zaterdagochtend nog vrij rustig is, pas na 11.00 uur komt de drukte op gang. De piek in de drukte ligt tussen 13 en 16 uur, wanneer de parkeergarages vrijwel continu vol zitten en ook de strook vrije parkeerplaatsen optimaal wordt benut. Op het moment dat de parkeergarages vol zitten (na 14.00) kiezen veel automobilisten voor een alternatief bij de parkeerautomaat of parkeermeter; beide categorieën nemen qua bezetting na 14.00 uur sterk toe. Tabel 7.2b. Maximale capaciteit en absolute bezetting per teluur op zaterdag 20 maart 1999 Cap. Bezetting Soort
Zaterdag 20-3-1999 14-15
15-16
16-17
totaal
2647
1405
1320
1303
1237
1180
1139
1206
1201
9991
232
28
30
43
43
45
42
46
39
316
Parkeerautomaat
3555
230
746
1211
1353
1630
1959
2022
1563
10714
Parkeergarage
1394
290
639
1002
1231
1393
1394
1384
1146
8487
Parkeermeter
327
68
84
87
94
98
122
138
116
807
Vrije parkeerplaatsen
175
52
121
126
152
163
164
166
149
1093
Totaal
8330
2073
2940
3772
4110
4509
4828
4962
4214
31408
Totaal excl. vergunninghouders
5683
668
1620
2469
2873
3329
3689
3756
3013
21417
Vergunninghouderplaats Invalidenplaats
9-10 uur 10-11 11-12
12-13
13-14
7.4. Parkeerbezetting 1995-1999 In tabel 7.3a en 7.3b wordt de bezettingsgraad van 1999 vergeleken met de bezettingsgraad die is gemeten tijdens het distributieplanologisch onderzoek van 1995.
58
Tabel 7.3a. Maximale capaciteit en bezettingspercentages, per teluur op donderdag in 1995 en 1999 jaar
absolute capa-citeit
1995
2607
38
40
39
40
39
36
41
43
39
41
45
51
1999
2647
43
38
39
38
38
37
38
39
41
48
51
53
1995
190
25
28
28
26
22
24
22
26
22
26
26
24
1999
232
14
14
15
13
16
13
16
16
19
17
16
22
1995
2823
22
34
38
33
36
41
41
35
30
30
48
57
1999
3555
24
35
39
37
39
43
38
32
24
27
41
53
1995
1199
34
49
57
62
65
68
70
61
51
56
83
97
1999
1394
36
51
56
58
61
66
62
56
49
52
73
74
1995
714
31
46
57
49
51
56
51
48
49
50
57
66
1999
327
22
31
32
30
35
28
36
28
26
35
43
43
1995
823
76
79
85
89
97
88
83
78
49
34
39
43
1999
175
74
94
99
96
94
90
89
78
79
46
65
67
1995
8360
35
44
48
47
49
50
51
47
40
40
52
60
1999
8330
33
39
42
41
43
44
43
38
35
38
50
56
Totaal excl. vergunninghouders 1995
5749
33
45
50
49
52
55
54
48
39
38
54
64
1999
5683
27
40
44
42
45
48
45
38
32
34
49
57
Soort
bezetting in procenten per uur 9-10 10-11 11-12 12-13 13-14 14-15 15-16 16-17 17-18 18-19 19-20 20-21
Vergunninghouderplaats Invalidenplaats Parkeerautomaat Parkeergarage Parkeermeter Vrije parkeerplaatsen
Totaal
Wanneer de vergunninghouders buiten beschouwing worden gelaten en we het dus hebben over de beschikbare capaciteit voor alle overige bezoekers is er gedurende de hele donderdag sprake van een daling van de bezettingsgraad ten opzichte van 1995 (tabel 7.3a). Voor de categorie “vrije parkeerplaats” is er wel sprake van een stijging van de bezettingsgraad. Een verklaring hiervoor is dat de capaciteit van de vrije parkeerplaatsen flink is afgenomen. Tabel 7.3b. Maximale capaciteit en bezettingspercentages, per teluur op zaterdag in 1995 en 1999 jaar absolute capaciteit Soort
bezetting in procenten per uur 9-10
10-11
11-12
12-13
13-14
14-15
15-16
16-17
1995
2607
46
43
43
43
43
45
46
48
1999
2647
53
50
49
47
45
43
46
45
1995
190
24
29
29
26
26
27
31
28
1999
232
12
13
19
19
19
18
20
17
1995
2823
7
20
32
35
44
62
64
48
1999
3555
6
21
34
38
46
55
57
44
1995
1199
16
41
63
81
94
100
100
89
1999
1394
21
46
72
88
100
100
99
82
1995
714
20
38
53
55
57
73
77
71
1999
327
21
26
27
29
30
37
42
35
1995
823
18
31
49
61
72
87
93
79
1999
175
30
69
72
87
93
94
95
85
1995
8360
24
34
44
49
55
66
68
59
1999
8330
25
35
45
49
54
58
60
51
Totaal excl. vergunninghouders 1995
5749
13
29
44
51
60
74
76
63
1999
5683
12
29
43
51
59
65
66
53
Vergunninghouderplaats Invalidenplaats Parkeerautomaat Parkeergarage Parkeermeter Vrije parkeerplaatsen
Totaal
In vergelijking met de relatieve bezettingscijfers van 1995 valt voor de zaterdag op te merken dat er sprake is van een nivellering van de totale drukte (tabel 7.3b). De totale bezettingspercentages (excl. vergunninghouderplaatsen) zijn tot 14.00 uur vergelijkbaar
59
met die van 1995. Na 14.00 uur neemt het bezettingspercentage van de parkeerautomaat en parkeermeter minder snel toe dan in 1995. Samenvatting hoofdstuk 7 • • • • •
De totale capaciteit van parkeerplaatsen in de Bredase binnenstad is vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 1995, echter de capaciteit vrije parkeerplaatsen is met bijna 80% afgenomen. Zaterdagmiddag tussen 13 en 16 uur zijn de parkeergarages maximaal bezet. Op donderdag tussen 10 en 16 uur is de strook vrije parkeerplaatsen aan de Chassésingel maximaal bezet. Het aantal parkeerplaatsen bij een automaat is gestegen, ten koste van de parkeerplaatsen bij de meter en de vrije parkeerplaatsen. De bezettingscijfers voor de invalidenplaatsen, parkeerautomaat en parkeermeter blijven achter bij de totale bezettingscijfers.
60
Bijlage 1. Samenstelling Begeleidingsgroep dpo binnenstad Breda
Dhr. J. van Bel
Centrummanagement
Dhr. J. Bol
V.C.O.B.
Mw. S. Ekkel
Gemeente Breda, Parkeerbedrijf
Dhr. Th. de Grefte
Gemeente Breda, Economische Zaken
Mw. M. van Haaren
Gemeente Breda, Economische Zaken
Dhr. D. Hendricks
Kolpron Consultants
Dhr. P. Kolen
Gemeente Breda, Projectmanagement
Dhr. J. Michon
Shopping Center Management
Dhr. J. van Opstal
V.C.O.B.
Dhr. R. Romijn
Kolpron Consultants
Dhr. B. van Rooijen
Amvest Vastgoed
Dhr. G. Sand
Kamer van Koophandel West-Brabant
Dhr. M. de Waal
Amvest Vastgoed
Dhr. R. Zijderveld
Kolpron Consultants
61
Bijlage 2. Behoefteraming m2 VVO detailhandel Bredase binnenstad In deze bijlage wordt aangegeven op welke wijze de toekomstige behoefte aan m2 VVO detailhandel is berekend. In de het distributieplanologisch onderzoek wordt de economische ruimte in m2 19 verkoopvloeroppervlak bepaald door de volgende elementen : •
Aantal inwoners in het verzorgingsgebied
•
Toonbankbestedingen
•
Koopkrachtbinding
•
Toevloeiing van koopkracht van buiten het verzorgingsgebied
•
Vloerproductiviteit
•
Aanwezig aantal m2 VVO in het winkelapparaat.
In onder meer genoemd EIM-rapport wordt gepleit voor een andersoortige benadering van winkelplanning en detailhandelsbeleid. Het EIM pleit om meer rekening te houden met kwalitatieve aspecten en ook met lokale vraag- en aanbodfactoren op het relevante planningsniveau. Daarnaast vragen de veranderde verhoudingen om een visie op de toekomst, maar ook om een weg daar naar toe. In het dpo binnenstad Breda is rekening gehouden met deze nieuwe inzichten door de vraag naar voor de consument toegankelijke winkelruimte enerzijds af te laten hangen van de volgende elementen: • • • •
demografische ontwikkeling gemeente Breda economische groei volgens CPB boven- en ondergrens relatie economische groei en groei van de economische bestedingen TU Delft raming vastgoedgebonden consumptieve bestedingen TU Delft
Daarnaast is uitgegaan van een drietal kwalitatieve ontwikkelingsrichtingen die een verschillende uitwerking hebben op koopkrachtbinding toevloeiing van koopkracht van buiten het verzorgingsgebied. In het hoofdrapport is aangegeven op welke manier deze ontwikkelingsrichtingen samenhangen met de verdere ambities van Breda en de binnenstad van Breda (Stadsvisie) en de te ontwikkelen detailhandelsvisie van de gemeente Breda. De kwalitatieve ontwikkelingsrichtingen hebben een kwantitatieve vertaling gekregen in een drietal varianten: 1. Afname koopkrachtoriëntatie binnenstad in het jaar 2015 met 3% (voortzetting huidige trend) 2. Afname koopkrachtoriëntatie binnenstad wordt gecompenseerd door koopkrachttoevloeiing. 3. Toename bestedingsniveau in de regio Breda + toename koopkrachttoevloeiing, vergelijkbaar met een toename van de koopkrachtoriëntatie binnenstad in het jaar 2015 met 3%.
19
Zie onder meer EIM, Per meter of beter?, Zoetermeer, oktober 1999.
62
Demografische ontwikkeling
20
De bevolkingsontwikkeling op basis van de IPB trendprognose Breda verloopt als volgt: 1998 2005 2015 Bevolking 159.100 168.000 179.500 Breda
Detaihandelsbestedingen De detailhandelsbestedingen in winkelvoorzieningen bedroegen in 1995 per gemiddeld huishouden f 18.700. Bij de bovengrens economische groei zal dit bedrag volgens schattingen van de TU Delft uitgroeien tot f 23.750 in 2015 en bij de bovengrens economische groei tot f 21.200 (prijspeil 1995). De bedragen van 2005 zijn gebaseerd op een interpolatie van 1995 en 2015. 1995 2005 2015 Bovengrens economische groei 18700 21300 23750 Ondergrens economische groei 18700 20000 21200
Varianten Het doorrekenen van de varianten geeft de volgende behoefte aan extra m2 VVO in de binnenstad: 2005 Variant 1 Variant 2 Variant 3 Bovengrens economische groei 8.600 13.600 24.800 Ondergrens economische groei 4.600 9.400 20.200 2015 Variant 1 Variant 2 Variant 3 Bovengrens economische groei 20.200 33.600 47.000 Ondergrens economische groei 10.600 22.800 35.100
Aanname die bij de behoefteberekening zijn gemaakt, zijn: • huishoudengrootte blijft gelijk • verkoopvloerproductiviteit blijft constant • geen verdere transformatie van magazijnruimte in verkoopvloerruimte
Leisure De ontwikkelingen van de afgelopen jaren geven een toenemend aandeel te zien van vierkante meters ten behoeve van diensten en leisure. In deze behoefteraming is alleen rekening gehouden met de benodigde toevoeging aan VVO in m2. Het is dan ook te verwachten dat het aandeel vierkante meters diensten en leisure aanzienlijk meer zal toenemen dan het aandeel vierkante meters detailhandelsvoorraad. Over de exacte omvang van deze uitbreiding zijn de meningen verdeeld. In het rapport Werk aan de Winkel wordt er van uitgegaan dat het aandeel diensten en leisure in de toekomst zal groeien van 30% naar 50% van de detailhandelsvoorraad. Deze aanname is gebaseerd op de volgende ontwikkelingen: • de consumptieve bestedingsruimte voor diensten en leisure groeit sterker dan de groei van de detailhandelsbestedingen • het recreatieve karakter van het winkelen wordt steeds belangrijker.
20
IPB-prognosemodel 1999, december 1999
63
Het aantal te ontwikkelen m2 leisure zal mede afhangen van de toekomstige functie van de Bredase binnenstad.
Substitutie Tot slot speelt bij de toekomstige ruimtebehoefte een rol de onttrekking van VVO door onder meer substitutie van detailhandel in niet-detailhandel en sloop. Ook in de Bredase binnenstad is de afgelopen jaren ruimte VVO onttrokken aan de detailhandel. Het onderzoek laat zien dat ondanks een toename van het VVO met 12.000 m2 bij De Barones de totale oppervlakte VVO in de binnenstad niet is toegenomen.
64
Bijlage 3. Definities Koopkrachtoriëntatie, koopkrachtbinding, bestedingen In het regionaal consumentenonderzoek is voor zowel de niet-dagelijkse consumptiegoederen, als voor de dagelijkse consumptiegoederen gevraagd naar de laatste aankooplocatie. De niet dagelijkse goederen zijn daarbij ingedeeld in de volgende zes branches: • Kleding • Schoeisel • Woninginrichting • Bruin & witgoed, elektra • Overig niet-dagelijks. Bij de dagelijkse consumptiegoederen is gevraagd naar: • Kruidenier/supermarkt • Drogisterijartikelen. Op deze wijze is inzicht verkregen in de koopkrachtoriëntatie per branche van de bewoners van het primaire verzorgingsgebied van de Bredase binnenstad. Met andere woorden: in welke mate zijn de inwoners van het verzorgingsgebied gericht op bijvoorbeeld de kledingwinkels in de Bredase binnenstad. In dit onderzoeksrapport wordt eveneens aangegeven wat de koopkrachtoriëntatie is van alle branches in de niet-dagelijkse artikelen. Hiervoor zijn de koopkrachtoriëntatiecijfers per branche gewogen naar de landelijke cijfers per branche per hoofd van de bevolking. Een koopkrachtoriëntatie van 28% op de Bredase binnenstad betekent dat van alle bestedingen in het verzorgingsgebied aan niet-dagelijkse goederen, 28% in de Bredase binnenstad terecht komt. Daarnaast is het van belang te weten wat het aandeel is van de bestedingen die de inwoners uitgeven binnen hun eigen woongebied/gemeente: de koopkrachtbinding. De koopkrachtbinding geeft aan in welke mate de inwoners van een gemeente voor hun inkopen gericht zijn op de winkels in die gemeente. Een koopkrachtbinding voor Breda van 92% betekent dat Bredanaars voor 92% hun aankopen (niet-dagelijkse goederen) in Breda doen. De bestedingen in de Bredase binnenstad zijn berekend door het aandeel van de bevolking in het verzorgingsgebied, dat voor een bepaalde branche gericht is op de Bredase binnenstad, te vermenigvuldigen met de gemiddelde bestedingen per persoon op jaarbasis in die branche in Nederland. De besteding zijn dus exclusief de bestedingen van de bewoners van buiten het verzorgingsgebied.
65
Bijlage 4. Afkortingen/Verklarende woordenlijst Binnenstad
Gebied gelegen binnen de singels
BRO
Adviesbureau in ruimtelijke ordening, economie en milieu
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
Centraal winkelgebied
Zie bijlage 5
CPB
Centraal Planbureau
D&P
Bureau voor Onderzoek en Advies
DIS
Detailhandel Informatiesysteem
DPO
DistributiePlanologischOnderzoek
EIM
Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf
EIRASS
European Institute of Retailing and Services Studies
ERBO
Enquête Regionale Bedrijfsontwikkeling van de Kamers van Koophandel in Nederland
Filialiseringsgraad
Aandeel van formules in het winkelaanbod
Funshoppers
Winkelend publiek, met als voornaamste bezoek motief winkelen/stadten
GDV
Grootschalige DetailhandelsVestigingen
HBD
HoofdBedrijfschap Detailhandel
IMK - REA
Instituut Midden- en Kleinbedrijf - Ruimtelijke Economische Advisering
Inlopers
(Nieuwe) Haagdijk, (Korte) Boschstraat, Nieuwe Ginnekenstraat, van Coothplein (deel) en Passage Zuidpoort.
Kernwinkelapparaat
Alle straten die deel uitmaken van het voetgangersdomein
Leisure
Elementen die de aantrekkelijkheid van het winkelgebied kunnen versterken, maar niet tot de kernactiviteit van de detailhandel worden gerekend
Non Store Retailing
Niet winkelaankopen; warenmarkt internet, postorder, etc.
Overig binnenstad
De straten die gelegen zijn binnen de singelring en niet behoren tot kernwinkelapparaat, inlopers of rest cityring
PDV
Perifere DetailhandelVestigigingen
Rest cityring
De straten die liggen in het gebied dat globaal omsloten wordt door de Markendaalseweg, het van Coothplein,de Keizerstraat en de Kloosterlaan, gelegen in de buurten City en Chassé, exclusief het kernwinkelapparaat en de inlopers
66
(Primair) Verzorgingsgebied
Breda, Oosterhout, Etten-Leur en overig verzorgingsgebied, bestaande uit: Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Drimmelen, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Halderberge, Moerdijk, Rucphen en Zundert
VVO
VerkoopVloerOppervlakte: winkelruimte die voor het publiek toegankelijk is
Vloerproductiviteit
Bestedingen per m2
Werkzame personen
Alle personen die op of vanuit het vestigingsadres van een bedrijf werkzaam zijn (> 1 uur in de week).
67
Bijlage 5. Kaarten/gebiedsindeling In deze bijlage zijn de kaarten opgenomen van: • Tellocaties en assenverdeling kernwinkelapparaat • Primaire verzorgingsgebied • Parkeerlocaties binnenstad. Daarnaast is in 5.4 een overzicht opgenomen van de straten die zijn toegerekend aan het Centraal Winkelgebied.
68
Bijlage 5.4 Centraal winkelgebied Breda Overzicht van straten die zijn meegenomen in het centraal winkelgebied: . Akkerstraaat . Bleekstraat . Catharinastraat . De Barones . Eindstraat . Ginnekenstraat . Grote Markt . Halstraat . Haven . Havermarkt . Houtmarkt . Houtmarktpassage . Karnemelkstraat . Karrestraat . Kasteelplein . Kloosterplein . Korte Brugstraat . Lange Brugstraat . Markendaalseweg . Marksingel . Nieuwe Ginnekenstraat . Nieuwstraat . Oude Vest . Passage Zuidpoort . Reigerstraat . Ridderstraat . St Annastraat . St. Janstraat . Tolbrugstraat . Torenpassage . Torenstraat . Van Coothplein . Veemarktstraat . Vismarktstraat . Vlaszak
69
Bijlage 6. Statistische verantwoording van de steekproef bij het ERBOonderzoek voor de binnenstad van Breda. De steekproeftrekking voor het ERBO-onderzoek vindt centraal plaats voor alle Kamers van Koophandel in Nederland. Na afbakening van het steekproefkader, in dit geval detailhandel food en non-food, horeca, zakelijke diensten en persoonlijke diensten, vindt stratificatie plaats. Bedrijven met tenminste 50 werkzame personen (wp) worden integraal meegenomen in de steekproef. Voor bedrijven met minder dan 50 werkzame personen geldt dat de steekproeftrekking per branche plaatsvindt. Binnen een branche zijn de volgende substrata te onderscheiden: 1 wp, 2-9 wp, 10-49 wp. De marges worden van te voren vastgesteld op 7,5%, de betrouwbaarheid op 90%. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de behaalde resultaten bij ERBO Binnenstad in 1998. Opgemerkt dient te worden dat de zakelijke diensten in het rapport niet zijn onderverdeeld. Branche Detailhandel food Detailhandel non-food Horeca Zakelijke diensten(advies) Zakelijke diensten (automatisering) Zakelijke diensten (facilitair) Persoonlijke diensten
Populatie 41 415 174 103 8 74 44
Respons 23 60 56 32 4 18 19
Marge 11,7 % 9,8 % 9,1 % 12,2 % 31,1 % 17,0 % 14,5 %
Betrouwbaarheid 71 % 78 % 82 % 68 % 31 % 53 % 60 %
Bron: Kamer van Koophandel West-Brabant.
70
Bijlage 7. Tabellen
71
Bijlage 8. Literatuur BRO, Koopstromenonderzoek Zuid-Holland 1999, Vught, september 1999 BRO, Gemeente Oosterhout Nulmeting Centrum 1994, maart 1995 Centraal Planbureau, Macro Economische Verkenning 2000, Den Haag, september 1999 D&P Onderzoek en Advies, Retail Handboek 1998/99, maart 1998 D&P Onderzoek en Advies, Referentieset Detailhandel in Nederland, 1999 EIM/Handel & Distributie, Per Meter of Beter?, Zoetermeer, oktober 1999-12-03 FACT, Financieel-economische cijfers en trends, Deventer, verschillende afleveringen 1999 Gemeente Arnhem, afdeling Onderzoek en Statistiek, Binnenstadsbezoek en Parkeren, Arnhem, maart 1997 Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, Distributie Planologisch Onderzoek Binnenstad Breda, november 1995 Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, De toeristisch-recreatieve functie van de Bredase binnenstad, mei 1998 Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, Informatie detailhandel, december 1998 Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, Stadsvisie Breda 1999-2005, Het Onderzoek, september 1999. Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, Vestigingenregister gemeente Breda, meerdere jaren. Gemeente Breda, afdeling Onderzoek en Informatie, Werkgelegenheidsenquête, gemeente Breda, meerdere jaren. Gemeente Dordrecht, SGB, Het functioneren van de detailhandel in de Drechtstreek anno 1993, Dordrecht, maart 1994 Gemeente Dordrecht, Detailhandelsstructuuronderzoek Drechtstreek 1997, Dordrecht, januari 1998 Gemeente Haarlem, Onderzoek en Statistiek, Passanten in het Centrum van Haarlem, 1997, Haarlem, februari 1998 Gemeente Haarlem, Onderzoek en Statistiek, Winkelen in Zuid-Kennemerland, Haarlem, februari 1998 Gemeente Nijmegen, afdeling Sociaal Economisch Onderzoek, afdeling Verkeer en Vervoer, Monitor Centrum 2000, september 1997 Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Jaarboek detailhandel 1998-1999, Den Haag, augustus 1998. Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Jaarboek detailhandel 1999-2000, Den Haag, augustus 1999.
72
I&O Research, Koopstromen in Enschede 1997 Kamer van Koophandel West-Brabant, ERBO-resultaten voor het centrum van Breda, april 1999. Kamer van Koophandel West-Brabant, Detaihandel Informatiesysteem Breda, meerdere jaren. NVM Bedrijfs Onroerend Goed, Het Nationaal Vastgoed Debat 1999, Nieuwegein, oktober 1999. e
Rabobank Nederland, Rabobank Cijfers & Trends, 23 Jaargang 1999/2000 Technische Universiteit Delft, Werk aan de Winkel; de toekomst van de winkelmarkt 19952015, Delft, maart 1998 TNO-INRO, De economie van steden en stadsgewesten: verleden en toekomst, Delft, november 1999 Vastgoedmarkt, Den Haag,september 1999
73