Postbus 7855 - 1008 CA Amsterdam - Zwaansvliet 3 Telefoon 020 5418418 - www.pensioenfondspgb.nl
NOTITIE aan van datum betreft status
: bestuur PGB : bestuursbureau : 19 september 2013 : verslag pensioeninformatiemiddag : ter informatie
Deze notitie doet verslag van de Pensioeninformatiemiddag die PGB op 12 september organiseerde voor sociale partners, sectorcommissies, vrijwillig aangesloten werkgevers, grotere aangesloten bedrijven, voorzitters van ondernemingsraden en fondsorganen. Achtereenvolgens komen aan bod de aanleiding voor de middag, de resultaten van de mini-enquête, de presentaties en de uitkomsten van de groepsdiscussies.
1. Aanleiding Pensioenfonds PGB verzorgt de pensioenregeling voor sociale partners in de grafimedia, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf en de verf- en inktindustrie en voor een aantal bedrijven in verwante sectoren. Werkgevers- en werknemersorganisaties komen met elkaar een pensioencontract overeen dat PGB conform de gemaakte afspraken uitvoert. In het huidige pensioensysteem kunnen pensioenfondsen hun ambitie - het uitkeren van de toegezegde pensioenen en het indien mogelijk indexeren- niet meer waarmaken. Om de regeling duurzamer te maken, moeten er daarom maatregelen worden genomen. De overheid komt naar verwachting eind dit jaar met nieuwe wetgeving. Het ziet er nu naar uit dat gekozen moet worden uit een nominaal contract waar de nadruk ligt op meer zekerheid of een reëel contract waar de toezegging wordt uitgebreid met toeslagverlening maar waar meer onzekerheid ontstaat over de uitkering. De Pensioenfederatie is ondertussen met een (passend) alternatief gekomen. PGB zal voor de sociale partners en aangesloten opdrachtgevers (verder in de notitie beslissers genoemd) alle mogelijkheden en de voor- en nadelen op een rij zetten. Ter voorbereiding is een pensioenmiddag georganiseerd. De bijeenkomst was erop gericht om informatie uit te wisselen over de actuele ontwikkelingen uit Den Haag, te discussiëren over hoe de pensioenregeling van de toekomst eruit zou moeten zien, beslissers mee te nemen in het besluitvormingsproces en het bestuur aanknopingspunten aan te reiken voor het vervolgtraject. In Nunspeet waren zo’n 100 belangstellenden aanwezig. 2. Kort overzicht actualiteit Voorafgaand aan het thema van de middag belichtte bestuursvoorzitter Ruud Degenhardt de pensioenactualiteit. Hij ging kort in op een aantal externe ontwikkelingen: de Wet Versterking bestuur Pensioenfondsen, de Code Pensioenfondsen en het wetsvoorstel voor verdere verlaging van de pensioenopbouw met ingang van 2015 (maximum pensioengevend salaris van € 100.000 en verlaging van het opbouwpercentage van 2,15 naar 1,75). Het fonds heeft zijn besturingsmodel in 2010 versterkt. Er zijn expert-bestuurders toegetreden en bestuurders beheren – bij een gemiddelde werkbelasting van 1 ½ tot 3 dagen per week - actief hun portefeuille. Het heeft de voorkeur van het bestuur om het paritaire besturingsmodel te handhaven en daar waar nodig aan te passen aan de nieuwe wet. Daarbij
1
zal ook de Code Pensioenfondsen die vooral de cultuur en het gedragsaspect van de governance op het oog heeft, worden meegenomen. In het nieuwe model zullen twee vertegenwoordigers namens gepensioneerden tot het bestuur gaan toetreden. Het bestuur overlegt over deze en andere wijzigingen in het bestuursmodel met sociale partners, sectorcommissies en de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan. Daarna passeerden een aantal interne ontwikkelingen de revue: de financiële positie van het fonds waarbij het spannend blijft of het fonds op tijd (eind 2013 moet een dekkingsgraad bereikt zijn van 104,1%) kan herstellen, ontwikkelingen in de pensioenuitvoering waar een al bestaand geautomatiseerd systeem moet worden geïmplementeerd om een efficiënte uitvoering van de pensioenregeling ook na invoering van het nieuwe pensioencontract mogelijk te maken en tot slot de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelrichting van PGB waarbij het fonds – op grond van het toenemend belang van schaalgrootte - voor meerdere (verwante) industriële sectoren de pensioenregeling wil verzorgen. Het uitvoeringsmodel sluit aan bij de markt. Het fonds is met meerdere branches en bedrijven in gesprek en verwacht beheerst te kunnen groeien. Resultaten mini-enquête Dagvoorzitter Arnold Verplancke (bestuurslid PGB met portefeuille communicatie en medezeggenschap/relatiebeheer) informeerde de aanwezigen kort over de resultaten naar aanleiding van de toegestuurde vragenlijst. Circa 70 bezoekers hadden de vragenlijst teruggestuurd. Op de vraag ‘waar ligt u wakker van als het om pensioen gaat’ werd als volgt geantwoord:
zorg over de hoogte van de premie zorg over de hoogte van de uitkering zorg over de houdbaarheid van het systeem zorg over de desinteresse in pensioen bij werknemers zorg over alle veranderingen die op ons afkomen ligt niet wakker van pensioen….
werkgevers
werknemers
37% 51% 37% 26% 9% 23%
33% 62% 43% 14% 33% 10%
Toelichting: zorgen over de hoogte van de uitkering zullen primair slaan op de nominale uitkering, maar secundair toch ook op de koopkracht van de uitkering. Verder uitte men zijn zorg over ontwikkeling van de derde pijler, de mogelijkheid van korten, het inconsistente en ondoordachte overheidsbeleid, de discrepantie van een ploegendienst en verhoging van de pensioenleeftijd van 67 jaar, uitholling van het collectief pensioen en de extra kosten die deze omzetting met zich mee gaat brengen.
Andere resultaten van de mini-enquête: laat PGB de risico’s bepalen voorkeur regeling met weinig risico voorkeur regeling met meer risico wel buffers opbouwen i.v.m. tegenvallers voorkeur persoonlijke pensioenrekening op termijn
werkgevers 60% 44% 51% 83% 54%
werknemers 69% 48% (vast eindbedrag) 48% (met indexatie) 95% niet onmiddellijk korten 29% met generatieprofiel
Toelichting: een duidelijke voorkeur voor een pensioencontract is er bij de ondervraagden niet. Bij werknemers eindigt het gelijk (48-48). Vrijwel alle ondervraagden willen dat PGB buffers aanlegt of aanhoudt om tegenvallers op te vangen om niet onmiddellijk te hoeven korten. Dat kan zowel in het nominaal contract (een hoger Vereist Eigen Vermogen) als in het reële contract (egalisatiereserve).
2
Presentatie Pensioencontracten vanaf 2015 Het nieuwe financiële toetsingskader (FTK) zal naar het zich laat aanzien vanaf 1 januari 2015 van kracht worden. Het heeft een grote invloed op de pensioenregeling en de manier waarop Nederlanders naar pensioenen kijken. Veel details van het nieuwe FTK zijn nog niet ingevuld. Er vindt nog onderzoek plaats én een en ander is onderhevig aan politieke besluitvorming. Tegelijkertijd zijn de contouren wél duidelijk, het consultatiedocument van het ministerie geeft voldoende aanknopingspunten voor een eerste discussie. Marc Simon Visser, actuaris bij uitvoeringsorganisatie Timeos van PGB, nam de kabinetsplannen als vertrekpunt voor zijn presentatie. Bezoekers ontvingen het consultatiedocument van het kabinet, een hand out van zijn presentatie en een hand out van de presentatie over het verdere verloop van het besluitvormingsproces. Groepsdiscussies Na de presentatie over het nieuwe pensioencontract is in groepen aan de hand van stellingen en vragen gediscussieerd over de thema’s de ideale pensioenregeling, risicobereidheid en solidariteit. Thema: de ideale pensioenregeling Pensioenfondsen hebben een probleem. De huidige ambitie (dubbele doelstelling: de verplichting tot uitkeren van toegezegd pensioen en het zoveel mogelijk waardevast houden) kan de laatste jaren niet meer worden nagekomen. De dekkingsgraad is in het huidige systeem fors gedaald onder invloed van de ontwikkeling op de financiële markten (w.o. de lage rente) en de stijgende levensverwachting. Als de omgeving verandert, zou de pensioenregeling – als dat nodig is – mee moeten veranderen. Wat zou volgens u het doel van uw pensioenfonds moeten zijn? Op dit moment is de ambitie om een pensioen verzorgen dat uitkomt op ongeveer 70% van het gemiddeld verdiende salaris. Bij een opbouw van 1,75% per jaar kan dat in 40 jaar worden bereikt. Dat wordt, als het aan het kabinet ligt, ook de nieuwe norm. Volgens uitgevoerde studies kan PGB (onder normale economische omstandigheden) als gevolg van het gekozen beleggingsbeleid de komende 15 jaar naar verwachting ongeveer 2/3 van de prijsstijging compenseren. Reactie: een pensioenfonds moet primair uitvoeren wat beslissers afspreken. Het fonds wordt geacht beter te presteren dan in het geval dat iedereen zijn pensioen individueel zou regelen. De kosten dienen zo laag mogelijk te zijn. Indien mogelijk zou het niveau van 70% van het gemiddeld verdiende loon moeten worden gehandhaafd. Aanwezigen prefereren een stabiel pensioenfonds met een stabiele ontwikkeling van de premie en stabiele uitkeringen. Daarvoor moet verantwoord worden belegd met de focus op de lange termijn. Men wil ongeveer weten waar men op uit komt. Dat is met name van belang voor de lagere inkomens. In de pensioenregeling zouden meer keuzes opgenomen kunnen worden (bijvoorbeeld extra pensioen of extra partnerpensioen). Een pensioenregeling moet zich alleen richten op het ouderdomspensioen van de deelnemer. In het standaard pensioenpakket van PGB zit nu een bescherming tegen de financiële gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden. In de basisregeling1 wordt het partnerpensioen gedeeltelijk op opbouwbasis en gedeeltelijk op risicobasis verzekerd. De vraag is of dit zo moet blijven. Past dat nog in deze tijd? 1
Meerdere regelingen die PGB uitvoert kennen een opbouw van partnerpensioen geheel op opbouwbasis.
3
Reactie: aanwezigen waren in de discussiegroepen eensgezind over partnerpensioen. Dat moet in de nieuwe pensioenregeling minimaal op risicobasis aanwezig zijn. De samenleving is nog niet volledig geïndividualiseerd. Wel voelt een meerderheid er voor het partnerpensioen op opbouwbasis facultatief te maken. Daar zou dan tegenover moeten staan dat de communicatie en ondersteuning vanuit het pensioenfonds op dit onderdeel versterkt zou moeten worden. Bijvoorbeeld door bedrijfsbezoeken. Het huidige premieniveau is het uitgangspunt voor het nieuwe pensioencontract. De premie voor de basisregeling bedraagt momenteel 19,5% van de pensioengrondslag. Zoals de kaarten nu worden geschud, lijkt het erop dat de premie voor de nieuwe pensioenregeling substantieel zal gaan stijgen. In het nominale contract wordt meer zekerheid gevraagd en dat kost geld en in het reële contract wordt de toezegging uitgebreid met volledige prijscompensatie. Ook dat kost geld. Reactie: allereerst dient volledig transparant te zijn wat men kan verwachten van de verschillende mogelijkheden, wat de uitgangspunten zijn en welke premie daarvoor nodig is. Een premie van maximaal 20% voor de basisregeling vindt men billijk. Als de premie verder zou stijgen, zou men dit willen combineren met het versoberen van de regeling. Bijvoorbeeld door een tijdelijke verlaging van het opbouwpercentage. Langer leven betekent langer doorwerken of minder pensioen. Een belangrijk knelpunt is momenteel de levensverwachting. Als die stijgt, moet het pensioenfonds langer dan verwacht een uitkering betalen. Daar is geen premie voor betaald. Reactie: deelnemers verwachten dat een stijging van de levensverwachting in de tarieven zit. Er zou prudenter gereserveerd moeten worden. Negatieve verrassingen zoals de laatste jaren ervaart men als ongewenst. Gesteld werd dat een levensaanpassingsmechanisme niet zou moeten gelden voor mensen die al met pensioen zijn. Als optie werd een hogere uitkering tot 80 jaar voorgesteld en een lagere vanaf 80 jaar. Daardoor neemt het langlevenrisico af. Een hogere pensioenrichtleeftijd bij verdere stijging van de levensverwachting is ook een mogelijkheid. Liever meer risico en een lagere premie of liever minder risico en een hogere premie. De hoogte van de premie is een belangrijk onderdeel van de pensioenregeling. De hoogte wordt enerzijds bepaald door de pensioentoezegging maar anderzijds door het beleggingsbeleid. Daarmee kunnen we meer of minder risico nemen. Nemen we weinig beleggingsrisico dan is de kans groot dat de pensioenen niet met de prijzen mee kunnen stijgen en de premie hoger moet worden vastgesteld. Nemen we meer risico dan is de kans groter dat we de pensioenen kunnen laten meestijgen met de prijzen en de premie lager kan worden vastgesteld. Reactie: verantwoord beleid moet leiden tot verantwoorde stabiele premie en verantwoorde stabiele uitkering. Samenvatting overwegingen bij thema de ideale pensioenregeling: - overweeg handhaving van 70% als norm voor pensioen. Met het vaststellen van het opbouwpercentage kan hier rekening mee gehouden worden nu men langer doorwerkt. - overweeg meer keuze-elementen in te bouwen (ouderdomspensioen, partnerpensioen en extra dekking voor arbeidsongeschiktheid). Stimuleer de zelfredzaamheid. Zo werd in dit verband de verzekering van het partnerpensioen genoemd. Overweeg een verzekering op risicobasis en maak
4
-
partnerpensioen op opbouwbasis op individuele basis facultatief mogelijk2. Communicatie moet daar wel op aansluiten. reserveer prudenter voor levensverwachting om negatieve toekomstige verrassingen uit de sluiten bied i.v.m. langlevenrisico standaard getrapt pensioen aan. Tot 80 jaar hoog, daarna laag. hou bij de vaststelling van de premie rekening met de betaalbaarheid. Daarbij wordt 20% als grens genoemd. Bij overschrijding zou de opbouw tijdelijk kunnen worden verlaagd.
Introductie thema risicobereidheid Het nemen van afgewogen risico’s is altijd nodig geweest om ervoor te zorgen dat de pensioenen waardevast bleven. In tijden van economische voorspoed zijn deze risico’s minder zichtbaar geweest. Tot 2008 heeft PGB vrijwel altijd de pensioenen kunnen compenseren voor de prijsstijging. De laatste jaren is dat niet meer gelukt. Nu het tegenzit wordt het heel duidelijk dat de risico’s een keerzijde hebben. Tot nu toe heeft PGB de pensioenen nog niet hoeven te verlagen, maar we zitten dicht tegen de kritisch grens aan. Voor de toekomst moet worden bekeken in hoeverre deelnemers en werkgevers bereid zijn een deel van de risico’s voor hun rekening te nemen en welke mate van risico acceptabel is om gezamenlijk te dragen. Bij aanpassing van het nominale contract of bij toepassing van het reële contract worden de eisen aangescherpt resp. de toezegging uitgebreid. Hoe staat u tegenover mogelijke premiestijgingen? PGB voert momenteel voor sociale partners en opdrachtgever een uitkeringsovereenkomst uit. Er wordt daarbij een uitkering toegezegd die in het geval van ouderdomspensioen en partnerpensioen levenslang wordt uitbetaald. De voorwaarden (hogere buffer, strengere toeslageisen) worden aangescherpt. De premie zal daardoor stijgen. Hetzelfde geldt voor het reële contract waarbij de toezegging wordt uitgebreid. Reactie: Er is weerstand tegen premiestijgingen zonder dat daar de zekerheid van indexatie en uitkeringen tegenover staat en angst voor grote premiestijgingen. De premie kan niet meer worden gedempt. Hoe staat u tegenover premiefluctuaties? Demping van de kostendekkenpremie op basis van verwacht rendement of een gemiddelde rekenrente is bij een aangepast nominaal contract niet mogelijk. Tot voor kort vond om premiefluctuaties te voorkomen demping plaats op basis van het gemiddeld minimaal te verwachten toekomstig rendement van 4,25% (nu 3,25%). In de nieuwe opzet kan dat niet meer. Er moet worden uitgegaan van de actuele marktrente (UFR). De premie mag voor maximaal drie jaar (in een nominaal contract) en maximaal vijf jaar (in een reëel contract) worden afgesproken. Reactie: Je wilt als deelnemer en werkgever weten waar je aan toe bent. Er is behoefte aan stabiliteit en zekerheid over de premie. Een vergelijking werd getrokken met de hypotheekrente die mensen betalen: het overgrote deel wil liever een vaste rente over een lange periode dan een variabele rente – ook al ligt die iets lager - om duidelijkheid te hebben over de woonlasten. Aanwezigen en dan met name de werkgeversvertegenwoordigers, staan negatief tegenover premierisico’s. Premiefluctuaties tot maxixaal 2% zijn nog acceptabel. 10% van de aanwezigen is voor direct meebewegen van pensioenen. Wat zou uw voorkeur hebben, kortingen uitsmeren over drie jaar of over 10 jaar.
2
Is reeds het geval bij PGB.
5
Van de deelnemers aan de pensioeninformatiemiddag is ongeveer 10% voor direct meebewegen van de pensioenen. Het principe is dan als volgt: standaard vergoedt het pensioenfonds de prijsinflatie. Komt de dekkingsgraad aan het einde van het jaar onder de 101%, dan worden de pensioenen direct verlaagd. De pijn mag worden uitgesmeerd over minimaal 3 jaar en over maximaal 10 jaar. Reactie: het uitsmeren van kortingen en premiefluctuaties zou over een zo lang mogelijke termijn moeten gebeuren (10 jaar). Je moet mensen zekerheid bieden. Alleen maar korten als het echt nodig is. Veel deelnemers zijn bereid genoegen te nemen met een ‘winkelwagentje’ minder als daarmee meer zekerheid verkregen wordt. Hou rekening met de betekenis van pensioen voor lage, midden en hoge inkomens. 45% is voor een regeling met weinig risico en 50% voor een regeling met meer risico. Van de deelnemers aan deze pensioeninformatiemiddag is ongeveer 45% voor een pensioenregeling waarbij weinig risico wordt genomen wordt. Het pensioenfonds belegt de premie in dat geval defensief. Werknemers krijgen een vast eindbedrag en weten dus van te voren waar zij aan toe zijn. Zeker is dat de gestegen prijzen in dat geval niet (volledig) worden gecompenseerd. Ongeveer 50% voor een pensioenregeling waarbij meer risico wordt genomen. Het pensioenfonds belegt de premie minder defensief. De kans neemt toe dat het pensioenfonds de pensioenen dan kan compenseren voor stijging van de prijzen. Reactie: aanwezigen waren eigenlijk unaniem voorstander van de variant van de Pensioenfederatie. Je zou een gegarandeerde bodem moeten leggen in de uitkering. Dat is vooral van belang voor de lagere inkomens. Misschien is dat te koppelen aan de belastingschijven. 45% van de aanwezigen is voor een persoonlijke pensioenrekening. Is dat een optie? Een idee is voor de verdere toekomst om iedere werknemer die is aangesloten bij een pensioenfonds een persoonlijke pensioenrekening te geven. Bij het beleggen van de premie wordt voor een jongere werknemer meer risico genomen dan voor een oudere. Daardoor hebben jongeren meer kans op een hoger rendement en dus een beter pensioen dan de ouderen. Reactie: de jongere deelnemers waren meer voorstander van een dergelijk systeem dan de oudere. Bij iedereen was wel de gedachte dat de basis een collectief DB-systeem moet zijn. Daar bovenop kan dan eventueel een stuk DC komen. Van de keuzevrijheid van de deelnemers in het DC-gedeelte moet niet te veel worden verwacht. De overgrote meerderheid zou daar niet actief ermee bezig zijn. Dit was ook de ervaring van een van de aanwezige werkgevers. Het werd belangrijk gevonden dat de solidariteit in de basisregeling gehandhaafd blijft. Samenvatting overwegingen bij thema risicobereidheid: - hou bij het bepalen van de verhouding risico – rendement of inrichting van de pensioenregeling rekening met het betekenis van het bedrijfspensioen voor lage, midden en hoge inkomens. - aanwezigen zijn bereid iets in te leveren aan koopkracht voor meer zekerheid over de uitkering. - mogelijke optie is een collectief basis DB-systeem met gegarandeerde bodem (mogelijk gerelateerd aan belastingschijven) met DC-component er bovenop. - aanwezigen prefereren variant pensioencontract van Pensioenfederatie boven de contractvormen uit het consultatiedocument. - breng de voordelen van de huidige regeling voor jongeren onder de aandacht
6
Introductie thema Solidariteit Solidariteit betekent dat de werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden het gemeenschappelijk belang binnen het pensioenfonds onderschrijven. Dat komt de groep als geheel ten goede maar gaat soms (tijdelijk) op basis van afgesproken spelregels ten koste een deel van de populatie of een generatie. Een vorm van (wettelijk verplichte) solidariteit is die tussen mannen en vrouwen. De premie is gelijk maar de levensverwachting van vrouwen ligt hoger dan die van mannen. Of tussen arbeidsgeschikte en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemers. Wie arbeidsongeschikt raakt, kan gebruik maken van premievrijstelling. En met betrekking tot het vaststellen van het beleggingsbeleid wordt nu uitgegaan van het gehele deelnemersbestand en wordt vastgesteld wat de ideale beleggingsmix is. De positieve of negatieve uitkomsten hiervan worden gelijk verdeeld over alle deelnemers. Is dit een houdbaar concept? De doorsneepremie is een achterhaald begrip. In de systematiek van de doorsneepremie betalen jongeren veel meer dan de kostprijs en ouderen veel minder dan de kostprijs voor de opbouw van hun pensioen. Iedereen draagt dezelfde premie per eenheid pensioen af. Dit is een vorm van solidariteit tussen de generaties. Zolang alle fondsen een dergelijk systeem hanteren of als deelnemers deelnemer blijven bij één fonds is er niets aan het hand. Je wordt allemaal immers ouder. Maar deelnemers die op latere leeftijd al dan niet gedwongen voor zichzelf beginnen, zijn netto betalers. Is de doorsneepremie nog van deze tijd? Reactie: Verschillende meningen. Jongere moet solidair met zichzelf zijn, jongere wordt immers ook oudere. Een wens is dat iedereen hetzelfde betaalt om concurrentienadeel van ouderen op de arbeidsmarkt te voorkomen. Een werkgever: ‘de sector kent veel oudere werknemers, wanneer daarvan de kosten nog meer omhoog gaan, blijft er geen sector meer over.’ Wellicht is het toch verstandig om alternatieven te onderzoeken. Geopperd wordt om de opbouw te differentiëren. Iedereen betaalt de zelfde premie, maar jongeren bouwen meer pensioen op dan ouderen voor dezelfde premie, volgens de ‘kostprijsgedachte’. Kortingen moeten zo lang mogelijk worden uitgesteld. In de huidige pensioenregeling wordt een uitkering (vast bedrag) toegezegd. Dat betekent dat alleen in heel uitzonderlijke omstandigheden de pensioenen mogen worden verlaagd. De spelregels zijn zo met elkaar afgesproken. Pas als na drie jaar de dekkingsgraad nog niet boven de 105% uitkomt, worden de pensioenen gekort. Is het fair om deze spelregels te blijven hanteren, ondanks dat de omstandigheden in de omgeving (zoals de levensverwachting, aanhoudende financiële crisis) aanzienlijk gewijzigd zijn? Reactie: eerst alle overige middelen benutten om korting binnen wettelijk toegestane kaders uit te stellen. Kortingen mogen echter niet vooruit geschoven worden. De economie kan veel langer slecht blijven (bijvoorbeeld Japan scenario). Om solidariteit met jongeren te behouden is het van belang kortingen niet te lang uit te stellen. Als er voldoende geld is, kun je direct toeslagen verlenen. In de huidige systematiek worden in goede tijden buffers opgebouwd om tegenvallers op te kunnen vangen. Tegenvallers kunnen bijvoorbeeld zijn achterblijvende beleggingsrendementen, een stijgende levensverwachting of sterfteverlies. Deelnemers zien tijdens de opbouw van buffers in feite af van toeslagverlening (=indexatie) om daar later de vruchten van te plukken. De omgeving is veranderd. Mensen worden steeds ouder en de huidige crisis is diep en duurt lang. Herstel blijft uit. Er is een ander evenwicht ontstaan. Moet de pensioenregeling daar op worden aangepast?
7
Reactie: aanwezigen zijn positief over buffervorming. Direct korten is onwenselijk. Gepensioneerden voelen het dan te snel in de portemonnee omdat hun uitkering direct wordt verlaagd. Het heeft de voorkeur om kortingen indien mogelijk ook geleidelijk verwerken. De impact is dan kleiner. Buffers hebben het fonds in de afgelopen tijd gered van doorvoeren van kortingen en het is wenselijk om negatieve schokken eerst op te vangen door middel van een buffer voordat het ‘pijn’ doet. Echter te veel buffers aanhouden is niet wenselijk, het moet voldoende zijn om schokken op te vangen, maar het moet geen doel op zich zijn. Risico en rendement moet je inrichten vanuit de gehele deelnemerspopulatie. Een pensioenfonds is een financiële instelling met een maatschappelijk doel. Het doel is het zo waardevast mogelijk uitkeren van pensioen. Een fonds handelt vanuit het collectieve belang van zijn deelnemers. Het beleggingsbeleid en het risicomanagement moet dan ook vanuit dit collectieve belang en vanuit de gehele deelnemerspopulatie worden ingericht en niet per generatie verschillend. Dat betekent ook dat iedereen dezelfde procentuele aangroei van zijn pensioen heeft als zijn opbouwpercentage identiek is. Deelnemers hoeven daar niet over na te denken. Is het met het oog op de toekomst wat u betreft verstandig om deze benadering te blijven kiezen? Reactie: aanwezigen zien één grote pot als een voordeel, omdat risico’s solidair kunnen worden opgevangen. Een deel van de aanwezigen wil mogelijkheden van een dc-regeling of dc-toppensioen onderzoeken. De maatschappij individualiseert, dit kan worden vertaald naar individuele pensioenrekeningen. In de samenleving voltrekken zich sociologische veranderingen. De binding van mensen en hun omgeving verandert. Mensen komen meer en meer als individu in plaats van als groep in de samenleving te staan. Er wordt meer gecalculeerd. Deze veranderingen zijn tot nu toe voorbij gegaan aan pensioenfondsen. Het karakter van fondsen is niet wezenlijk anders dan tijdens het ontstaan ervan. Wat vindt u: moet daar verandering inkomen? Reactie: het huidige systeem van verplicht sparen voor de oude dag wordt gewaardeerd. Anders gaan jongeren niet op tijd sparen en dat wordt als onwenselijk gezien. Paternalisme is goed in dit opzicht. Onder de deelnemers waren jongeren niet sterk vertegenwoordigd. Erkend werd dat jongeren teveel betalen en dit niet terug krijgen wanneer ze bijvoorbeeld zzp’er worden. Deel van de aanwezigen bekijkt een versoepeling van de verplichtstelling positief, zodat jongeren bij het pensioenfonds pensioen kunnen blijven opbouwen wanneer ze naar een andere werkgever gaan of zzp’er worden. Samenvatting overwegingen bij thema solidariteit -
overweeg de doorsneepremie te behouden maar onderzoek opties voor gedifferentieerde opbouw overweeg kortingen geleidelijk door te voeren en over de maximaal toegestane periode uit te smeren overweeg in de nieuwe contractsystematiek ook een buffer aan te leggen om tegenvallers op te kunnen vangen. Onderzoek de optimale omvang daarvan.
8
Hoe nu verder? Als laatste onderdeel van de middag werd het verdere verloop van het besluitvormingsproces naar een nieuw pensioencontract toegelicht. Arnold Verplancke schetste het pensioenfonds als spin het web om sociale partners te faciliteren in hun keuzeproces. De fasering van het proces is hieronder opgenomen. Fasering besluitvormingsproces sociale partners fasering
omschrijving activiteiten
Doel
kritisch pad
Fase 1
informeren en discussiëren over contouren nieuw of aangepast pensioencontract. obv hoofdlijnennotitie en consultatiedocument/nFTK studiemiddag bij pensioenfonds duidelijkheid over vervolg besluitvormingsproces/beoogde resultaten
om te komen tot globale verkenning van opties regeling
vanaf 12 sept
Fase 2
sociale partners, sectorcommissies en opdrachtgevers overleggen met pensioenfonds over: onderdelen nieuwe pensioenregeling strategische opties onderzoek onder deelnemers naar risicobereidheid en mening over contractonderdelen doorrekenen van alternatieven concept voorkeurscontract.
om te komen tot een principebesluit over concept voorkeurscontract
nov – dec
Fase 3
sociale partners en opdrachtgevers besluiten op basis van concept voorkeurscontract (nadat wetsvoorstel naar Tweede Kamer is gestuurd). concept voorkeursvariant kan wijzigingen ondergaan op grond van aanpassingen ten opzichte van consultatiedocument.
om te komen tot vaststelling van voorkeurscontract en contractkenmerken
dec – jan 14
om te komen tot vaststelling en implementatie van nieuwe pensioenregeling
jan 14 – feb 14
Vervolg na besluitvorming sociale partners Fase 4/5 pensioenfonds verfijnt op detailniveau de pensioenopdracht van sociale partners. Dat leidt tot een adviesaanvraag over een voorgenomen besluit over een nieuw pensioenreglement, een nieuwe uitvoeringsovereenkomst en een nieuwe ABTN.
Implementatie vanaf februari
Evaluatie Bezoekers waardeerden de mate waarin de informatiemiddag voldeed aan hun verwachtingen met een 7,5. Men geeft het bestuur in overweging om: -
bij toekomstige communicatie ook rekening te houden met de kleinere werkgevers, nieuw toegetreden werkgevers en deelnemers/gepensioneerden; in het vervolgtraject de informatievoorziening en coördinatie te verzorgen rond de besluitvorming over pensioen op de cao-tafels; een raadplegingsronde voor sociale partners te organiseren om een concept voor een modelcontract op te stellen; de invoering van het nieuwe administratieve systeem te laten samenvallen met de introductie van een nieuw contract.
9