Nieuwsbrief 19e jaargang nummer 3
■
september 2006
Centraal in de verkiezingsstrijd
AOW vijftig jaar Een halve eeuw geleden is de eerste AOW-uitkering uitbetaald. Belastingambtenaar A. Bakker mocht hem op 2 januari 1957 als eerste in zijn huis in de Amsterdamse Boterdiepstraat uit de handen van minister van Sociale Zaken Koos Suurhoff ontvangen. Een sociale strijd van vele decennia over de oudedagsvoorziening kwam daarmee ten einde. De Noodwet-Drees had in 1948 al voor een goede tussenstand gezorgd, die nog lang in het spraakgebruik bleef voortbestaan, ook na de komst van de Algemene Ouderdomswet. ‘Van Drees trekken’ bleef synoniem voor ‘met pensioen gaan’. De aandacht voor het jubileum wordt overschaduwd door de discussie over de betaalbaarheid ervan op de middellange termijn. Al zijn in de verkiezingsprogramma’s van de grote partijen de sterke woorden die voor de opstelling klonken enigszins gematigd. De angst voor een flinke draai om de oren, zoals het CDA in 1994 was overkomen, overheerst. Maar de discussie is daarmee niet verstomd. Vandaar dat de najaarsvergadering van de Vakbondshistorische Vereniging van 11 november in het teken wordt geplaatst van het gouden jubileum van de AOW. Met enkele deskundigen wordt teruggeblikt, maar vooral vooruit gekeken naar de toekomst. De AOW als symbool in de verzorgingsstaat, als fundament van het pensioenstelsel,
In dit nummer o.a. pag 1-5 AOW 50 jaar pag 3 Dwarsligger pag 5 Verenigingsnieuws
maar ook als centraal aandachtspunt in de discussie over de toenemende kosten van de vergrijzing. De Burcht van Berlage aan de Henri Polaklaan is de vertrouwde discussieomgeving. De discussie over de kosten van de vergrijzing bepaalt al lange tijd het politieke debat. Aanleiding is de demografische ontwikkeling. De babyboomgeneratie van 1945-1960 schuift geleidelijk aan naar de pensioengerechtigde leeftijd. Vanaf 2010 komen de eersten van hen in aanmerking voor een AOW-uitkering en voor wellicht ook nog andere ouderenvoorzieningen. Gezien de wijze van betaling voor de AOW moeten de kosten worden gedragen door een relatief steeds kleiner wordende groep actieve burgers. Dat betekent dat de ‘last’ van de ouderenvoorzieningen steeds zwaarder wordt. De vraag die rijst is of de jongere generaties dan nog wel bereid zijn die solidariteit op te brengen. Want blijven zij het vooruitzicht houden, dat zij ooit van die
pag 6-7
voorzieningen kunnen profiteren als zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt? Met de laatste ontwikkelingen rond de sociale zekerheid is die angst niet ongegrond. Ambtenaren zien bijvoorbeeld op hun salarisstrookje een forse ‘FPU-bijdrage’ staan. Dat is geen premie voor een vorm van vroegpensioen, maar de bijdrage
vervolg op pagina 2
Zingend vooraan bij NVV en SDAP pag 8-9
AOW: (nog) 50 jaar!!??
Sphinx verlaat Maastricht pag 9-11 De tweehonderd van Mertens pag 11-12
Op 11 november is er een ledenbijeenkomst in De Burcht met als inleiders Jeroen Sprenger, historicus en Peter Gortzak, secretaris penningmeester Federatieraad FNV. Het ontstaan, ontwikkeling en betaalbare) toekomst van de AOW staan centraal. Alle leden ontvangen een uitnodiging.
Burchtberichten
1
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
vervolg van pagina 1 voor de inmiddels vervroegd uitgetreden collega’s. Zelf zullen zij er nooit meer voor in aanmerking komen. Deze constructie is aanleiding geweest voor een aantal jonge ambtenaren om Alternatief voor Vakbond (AVV) op te richten. Zij beschouwen de solidariteit tussen generaties vooral in het voordeel van de oudere generatie. In de aanloop naar de opstelling van de verkiezingsprogramma’s zijn verschillende voorstellen voor een aanpak van de vergrijzingproblematiek de revue gepasseerd. Nu is het zo dat ouderen geen AOWpremie betalen. De PvdA heeft na lang wikken en wegen besloten gepensioneerden met boven de AOW een pensioen van meer dan 15 duizend euro, in beperkte mate mee te laten betalen aan de AOW. Daarin lijkt de partij steun te krijgen van de SER. Het CDA brandt zich daar niet meer aan en zoekt, net als de VVD, de oplossing in bevordering van de arbeidsparticipatie. Als van de generatie nog-net-niet-gepensioneerden meer mensen aan het werk blijven tot aan hun 65ste dan nu het geval
is, dan wordt er meer belasting en premie opgebracht en blijft de AOW betaalbaar. Aanvankelijk wilde de VVD de AOW-leeftijd met 2 jaar verhogen, maar deze wijze om de arbeidsparticipatie te verhogen heeft het (nog) niet gehaald. De bezuinigingen op andere voorzieningen die CDA en VVD voorstellen, zoals de zorg, hebben een mindere symboolwaarde, zijn daardoor minder prominent in beeld, maar treffen de ouderen minstens zo sterk. De angel lijkt voor dit moment even uit de discussie. Aanleiding daarvoor is dat de economische vooruitzichten voor de komende regeringsperiode redelijk gunstig zijn. De eerste babyboomers worden immers pas in 2010-2011 pensioengerechtigd en dat is toevallig in de volgende regeerperiode. Maar wat als na de kabinetsformatie de economische vooruitzichten moeten worden bijgesteld? Dan komt het hele voorgestelde repertoire aan maatregelen alsnog in beeld. En zal linksom of rechtsom opnieuw aan ouderen worden gevraagd om een groter aandeel in de kosten van de samenleving te nemen.
De vraag is: hoe erg is dat? Als we ervan uitgaan dat het inkomensniveau van de ouderen sinds de AOW steeds hoger is geworden, dat de groep van mensen met een behoorlijk pensioen enorm is gegroeid, dan is het synoniem van oud en arm niet langer houdbaar. Dan kan het wel eens zo worden dat de AOW vanwege de symboolwaarde ontzien blijft, maar dat andere ouderenvoorzieningen of veel duurder worden of gesloopt worden. Een stevig debat tussen oud en jong binnen en buiten de vakbeweging blijft daarom zinvol. Als het geen nut heeft voor de komende kabinetsperiode, dan wel voor de daaropvolgende. In dit nummer van de Nieuwsbrief wordt teruggekeken op de ontstaansgeschiedenis van de AOW. In het volgende nummer wordt aandacht besteed aan de toekomst van de AOW naar aanleiding van de discussie op de bijeenkomst van 11 november. In het eerste nummer van de volgende jaargang wordt ten slotte gekeken naar de wijze waarop elders in Europa met de vergrijzingproblematiek wordt omgegaan. Jeroen Sprenger
50 Jaar AOW
Waarom? Voor wie? En wie betaalt? De Algemene Ouderdomswet (AOW) staat volop in de belangstelling. Wat heet, naarmate de verkiezingen dichterbij komen, worden de discussies hierover steeds verhitter en minder gepolijst: (Met Bos ben je de klos, Met Rutte kun je ’t schudde). De grote vraag is hoe houden we op een rechtvaardige manier deze peiler onder het sociale zekerheidsstelsel betaalbaar? Niets aan de hand zegt het ABP, Nederland grootste pensioenfonds dat bestuurd wordt door werkgevers en werknemers. Er is voldoende geld in kas. Het CPB echter rekent de nieuwe regering voor dat deze minstens 15 miljard euro moet besparen. Inmiddels is er een scala aan oplossingen bedacht om de oudedagsvoorziening betaalbaar te houden: verhoging van de arbeidsparticipatie, gepensioneerden laten meebetalen, weer 40 uur per week gaan werken, verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd tot 67 jaar. Het is koffiedik kijken welke oplossing van het vergrijzingsprobleem de meeste politieke en maatschappelijke steun zal gaan krijgen. In ieder geval zijn de grote politieke partijen zich ervan bewust dat de AOW gevoelig ligt bij een vergrijzend kiezersbestand. Overigens is het opmerkelijk dat de betaalbaarheid van de AOW de laatste tijd de dagelijkse discussies beheerst. De vergrijzing van de Nederlandse bevolking, maar ook elders, is al jarenlang een bekend gegeven (zie de tabellen over de grijze druk en de sterk toegenomen gemiddelde levensverwachting in de loop van de twintigste eeuw). Door de discussies over de betaalbaarheid van de AOW in de toe-
komst zouden we bijna vergeten dat over enkele maanden de AOW haar vijftigste verjaardag viert. Op 2 januari 2007 is het precies 50 jaar geleden dat minister van sociale zaken J.G. Suurhoff de eerste AOW-uitkering persoonlijk uitreikte aan de 70-jarige belastingambtenaar A. Bakker uit de Amsterdamse Boterdiepstraat. Bakker was de eerste van de ruim 700.000 die in 1957 een AOW-uitkering zouden gaan ontvangen.
Historische mijlpalen Het overhandigen van de eerste AOW-uitkering (804 gulden per jaar voor alleenstaanden, voor gehuwden 1.338 gulden) markeert een historische mijlpaal in de geschiedenis van de sociale zekerheid in Nederland. Voor het eerst kreeg Nederland een echte volksverzekering (zie schema). Het was en is een verplichte verzekering voor alle Nederlanders. Niet alleen voor werknemers, maar voor alle inwoners die de 65-jarige leeftijd hadden bereikt, ongeacht hun inkomen en maatschappelijke positie. Alle sociale verzekeringen vóór die tijd waren namelijk werknemersverzekeringen, voor mensen in loondienst en vaak met een inkomen beneden een bepaalde loongrens. Meer verdienende arbeiders en zelfstandigen vielen vóór 1947 vaak buiten de sociale verzekeringen. Hierin kwam met de AOW in 1957 een structurele verandering. Tien jaar eerder – in 1947 – was door Willem Drees al de Noodwet Ouderdomsvoorziening ingevoerd.
2
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
DE OUDE DAG
Dwarsl i g g e r
Rembrandts laatste jaren moeten zwaar zijn geweest. Zijn patriciërshuis aan de Anthoniebreestraat werd voor zijn ogen leeggehaald, hij werd gedwongen te verhuizen naar een kleinere woning in een mindere buurt, zijn zoon Titus overleed. Aan Rembrandts vele zelfportretten kunnen we aflezen hoe zijn leven sociaal en innerlijk is verlopen. De beroemdste Nederlander heeft een nare oude dag gehad. Dat geldt eveneens voor C.F. Thomas, dichter bij onze tijd en bij de vakbeweging. Hij is een van de oprichters van de Metaalbewerkersbond in 1886. In dat jaar werd hij 32. Thomas’ huwelijk is nog ingezegend door Ferdinand Domela Nieuwenhuis, met wie hij in de socialistische beweging terecht is gekomen. In het Gedenkboek Een Halve Eeuw staan twee foto’s van Thomas. De eerste is gemaakt in de beginperiode van de bond. We zien een sterke, serieuze, wat ingetogen kijkende man met een baard. De tweede foto, gemaakt in 1927 toont een oude nagenoeg blinde man. We lezen dat hij een van zijn ogen verloor vanwege een zinkexplosie tijdens zijn werk. Met een slopende arbeidsweek van honderd uren wist Thomas nog tijd vrij te maken voor vakbondswerk. De ouderdom komt met gebreken, het is een bekende volkswijsheid. We zijn van mening dat iedereen recht heeft op een onbezorgde oude dag. Het begint er al mee dat niet iedereen die oude dag, met als ijkpunt de 65 jaar, (gezond en wel) haalt. De mensen die het hardste werken en onder de moeilijkste omstandigheden hun arbeid verrichten, lopen het meeste risico om vroegtijdig versleten te raken of erger. Hoe ouder, hoe moeilijker je positie op de arbeidsmarkt. Je mag toch verwachten dat iemands tientallen jaren lange inzet bij zijn of haar baas enige zekerheid (of in ieder geval wat meer dan van een persoon die er net is begonnen) zal geven over diens arbeidspositie. Het is daarom niet te verteren dat het afspiegelingsprincipe (naar leeftijdscategorieën) onlangs het lifo-principe (last in - first out) bij ontslag vanwege reorganisaties heeft vervangen. Een voorbeeld: je bent 53, je hebt je 35 jaar uitgesloofd voor je baas en je moet wijken voor een net aangestelde collega van 27. De vroegere angst en onzekerheid van de werknemer over de toekomst waarbij de fysieke krachten zouden afnemen en de inkomsten verdwijnen of afnemen is vervangen door de leeftijdslotto van De Geus. Afhankelijkheid op oudere leeftijd, een slechtere gezondheid, de hand ophouden, niet te voorziene tegenslagen, het waren en zijn grote zorgen voor velen. Verzekeringsmaatschappijen spelen daar op in. De markt speelt een spel met als inzet je geld of je leven. De verzekeringsmaatschappij waar we het meest op moeten kunnen vertrouwen is de Nederlandse staat . Harry Peer Harry Peer
De Algemene Ouderdoms Wet (AOW) heeft echter een nog langere voorgeschiedenis. In deze bijdrage wordt het spoor terug gevolgd. Naast de nog steeds actuele vraag: wie betaalt? dringen zich twee andere vragen op: waarom eigenlijk een oudedagsvoorziening? En voor wie?
1890 Eind negentiende eeuw bestonden er nog geen publieke sociale verzekeringen of voorzieningen. Als een arbeider, ziek, invalide of oud werd, moest hij een beroep doen op zijn familie, een welwillende werkgever, een uitkering van een vakbond of zijn hand ophouden bij de stedelijke of kerkelijke armenzorg. Als hij al wat kreeg – vaak een karige uitkering of hulp in natura – ging het om een gunst, waarvoor hij dankbaar moest zijn. Over deze zorgelijke situatie waarin veel arbeiders verkeerden, ontspon zich een politieke en maatschappelijke discussie die bekend is geworden als de Sociale Questie. Om verandering in deze situatie te brengen stelde de regering in 1890 een onderzoekscommissie in. De opdracht van deze commissie, vernoemd naar haar voorzitter mr. W.F. Rochussen luidde: gegevens te verzamelen over ‘de maatschappelijke toestanden der arbeiders’. Nadat in de troonrede van 1891 al maatregelen ‘tot verzekering van het lot van oude of verminkte werklieden’ waren aangekondigd, verscheen in 1894 het eindverslag van de commissie-Rochussen. Het bevatte een voorstel tot een ‘wettelijke regeling van verplichte verzekering van werklieden tegen invaliditeit tengevolge van ouderdom’. In de optiek van tijdgenoten was invaliditeit onlosmakelijk verbonden met ouderdom. Vervolgens gebeurde er enige tijd weinig concreets. Over een pensioenvoorziening waren velen het eens. Maar hoe moest deze regeling vorm worden gegeven? Wie zouden er voor in aanmerking komen? En hoe moest de regeling worden gefinancierd? Over al deze zaken liepen de meningen sterk uiteen. De socialisten bepleiten een staatspensioen te betalen uit de algemene middelen. Zij kregen later steun van een deel van de liberalen. De confessionele partijen waren uitgesproken voorstander van een verzekering. Mensen zouden een premie voor de oudedagsvoorziening moeten betalen. De discussie over de vraag: staatspensioen (voorziening) of ouderdomsverzekering zou bijna 60 jaar voortduren.
1901, 1913 en 1919 Aan het begin van de twintigste eeuw zijn belangrijke sociale verzekeringswetten tot stand gekomen tegen ongevallen en invaliditeit. Omdat ze ook elementen van een pensioenregeling bevatten, zijn ze ook in de voorgeschiedenis van de AOW van belang. De eerste sociale verzekeringswet die in Nederland werd ingevoerd, was de Ongevallenwet van 1901. Loontrekkers die in gevaarlijke industriële bedrijven werkten, waren verzekerd tegen de financiële gevolgen van een bedrijfsongeval. Deze uitkering werd na het bereiken van de 65-jarige leeftijd voortgezet. In die zin kan de Ongevallenwet gezien worden als een eerste vorm van wettelijke pensioenverzekering. Twaalf jaar later kwam op initiatief van ARP-minister A.S. Talma de Invaliditeitswet (1913) tot stand. Deze wet dekte het financiële risico van invaliditeit, ongeacht de oorzaak. Deze werknemersverzekering voorzag er in dat een arbeider bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd een uitkering kreeg. Hiervoor hoefde de arbeider vooralsnog geen premie te betalen en sprak men van een ‘staatspensioentje’. In 1919 onderging de Invaliditeitswet belangrijke wijzigingen: de pensioengerechtigde leeftijd werd verlaagd van 70 naar 65 jaar en de pensioenuitkering werd verhoogd van twee naar drie gulden per week. Het werd een wettelijk verplichte verzekering. De premiebetaling vond plaats door het plakken van zegeltjes door de werkgever. In hetzelfde jaar kwam ook de Ouderdomswet betreffende de Vrijwillige Ouderdomsverzekering (VOV) tot stand. Deze wet maakt het voor ieder, die economisch gelijk kon worden gesteld aan een arbeider, mogelijk om op vrijwillige basis een ouderdomsverzekering af
vervolg op pagina 4 3
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
vervolg van pagina 3 te sluiten. Het jaarinkomen van de verzekerde mocht niet meer dan 2.000 gulden bedragen.
Ontoereikend Al snel werd duidelijk dat de uitkeringen op grond van de Ongevallen, de Invaliditeits- en Ouderdomswet ontoereikend waren om een fatsoenlijk bestaanniveau voor de oude dag te garanderen. De niet-welvaartsvaste uitkeringen waren in vergelijking tot de lonen al laag. Door geldontwaarding en loonstijgingen in de jaren twintig en dertig gingen de uitkeringen bovendien steeds verder uit de pas lopen met de lonen. Tegelijkertijd was de groep mensen die aanspraak konden maken op de wettelijke pensioenuitkeringen beperkt. Veel arbeiders met een jaarinkomen net boven de 2.000 gulden en kleine zelfstandigen met een vergelijkbaar inkomen bleven van een uitkering verstoken. Het gevolg was dat een toenemend aantal ouderen toch in de financiële problemen geraakte. In 1939 bleken er meer dan 160.000 65-jarigen en ouderen te zijn, die geen enkele staatsuitkering ontvingen. Zij konden vaak niet veel anders dan langer blijven doorwerken of een beroep doen op de armenzorg, terwijl het juist de bedoeling van de wetten was geweest om deze te ontlasten.
Bezwaren Diverse voorstellen ter verruiming van de oudedagsvoorziening stuitten op principiële, praktische en financiële bezwaren. De aanhangers van de verzekeringsgedachte voorzagen onder meer praktische moeilijkheden bij de individuele premieheffing. Een staatspensioen zou dit probleem ongedaan kunnen maken. Dit alternatief werd echter door een politieke meerderheid van de hand gewezen. Elke regeling waarbij de overheid ‘gratis’ uitkeringen verstrekte, zou de volkskracht ondermijnen, zo luidde de redenering. Deze vorm van staatszorg zou bovendien een te zware financiële last voor de gemeenschap met zich mee brengen. Hun voorkeur ging uit naar een stelsel met premiebetaling, zodat de individuele verantwoordelijkheid werd gestimuleerd. Principiële en financiële overwegingen zijn er debet aan geweest dat het opzetten van een deugdelijke oudedagsvoorziening vóór 1940 niet werd gerealiseerd.
Noodwet Drees Ondanks de moeilijke economische omstandigheden vlak na de oorlog lukte het Willem Drees wel een doorbraak te forceren. Om in acute geldnood verkerende ouderen uit de brand te helpen, ontwierp hij eind 1946 een voorlopige regeling, die in oktober 1947 in werking trad: de Noodwet Ouderdomsvoorziening, beter bekend als de Noodwet Drees. Alle 65-plussers, inclusief zelfstandigen, kwamen hiervoor in aanmerking. Overigens werden in Drees’ Noodwet eigen inkomsten in mindering gebracht van de uitkering. De hoogte van de uitkering varieerde bovendien per gemeenteklasse. In de grote steden kreeg men hogere uitkeringen dan op het platteland, vanwege de verschillen in kosten van levensonderhoud. In 1948 konden meer dan 300.000 bejaarden van ‘Drees gaan trekken’, zonder ooit premie te hebben betaald.
Drees, Suurhoff en Berger De naam Drees is onlosmakelijk verbonden met de oudedagsvoorziening. Niet alleen aan de Noodwet, maar ook aan de wettelijke
regeling die tien jaar later tot stand komt: de Algemene Ouderdomswet (1957). Daarmee worden zijn partijgenoten J.G. Suurhoff en Jan Berger tekort gedaan. Suurhoff en Berger waren aanvankelijk als NVV-bestuurders actief betrokken bij het maken van een wettelijke oudedagsvoorziening. Later werd Suurhoff de minister onder wiens verantwoordelijkheid de wet tot stand kwam. Berger, inmiddels Tweede Kamerlid, stemde er mee in. Beiden zorgden er voor dat er een wet kwam die op een brede steun van de vakbeweging en de politiek kon rekenen. Als verantwoordelijke minister oogstte Suurhoff veel lof. Op een bekwame wijze wist hij in het definitieve wetsvoorstel principiële belangentegenstellingen te overbruggen. Bovendien was de regeling simpel en rechtvaardig van opzet. Suurhoff heeft met zijn AOW een van de fraaiste bouwstenen van het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland tot stand gebracht. De AOW had voor alles ten doel ‘dat een ieder op zijn oude dag gevrijwaard is tegen gebrek’ en te voorkomen dat mensen ‘in behoeftige omstandigheden van kerkelijke of van particuliere zijde dan wel van overheidswege zouden moeten worden onderhouden’.
Duurzame principes Aan de principes van de AOW is sinds 1957 weinig veranderd. Het is een verplichte verzekering voor alle Nederlandse ingezetenen. In ruil voor een premie naar draagkracht krijgen zij een welvaartsvast pensioen. De AOW wordt via het zogenoemde omslagstelsel gefinancierd. Elk jaar moeten de werkenden zoveel middelen bijeenbrengen dat daaruit de pensioenen voor de 65plussers voor dat jaar kunnen worden betaald. Er zijn twee belangrijke praktische overwegingen geweest bij het maken voor deze keuze van financiering: een omslagstelsel maakt de onmiddellijke uitkering van pensioenen mogelijk en het maakt de aanpassing van de pensioenen aan veranderingen in de koopkracht relatief eenvoudig. Vijftig jaar lang is de AOW niet alleen een bouwsteen maar bovenal een hoeksteen van het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel.
Vijftig jaar premie betalen Wie de website van het Ministerie van Sociale Zaken raadpleegt, krijgt een grote hoeveelheid informatie over de AOW voorgeschoteld. Hij of zij kan daar onder meer lezen: ‘Het AOW-pensioen voorziet iedereen die verzekerd is van een minimum inkomen vanaf het 65e jaar. Het AOW-pensioen wordt opgebouwd in 50 jaar met 2% per verzekerd jaar. Als u tussen uw 15e en uw 65e altijd in Nederland hebt gewoond, bent u doorlopend verzekerd geweest. U hebt dan recht op volledig AOW’. Betekent dat nu dat voor het eerst sinds de inwerkingtreding van de AOW op 1 januari 2007 het eerste volledige AOW-pensioen wordt uitgekeerd? En hebben 65plussers tot nu toe maar een deel van hun AOW ontvangen? Maakt u zich geen zorgen. Een evenoude overgangsmaatregel bepaalt dat al diegenen die vóór 1 januari 2007 65 jaar worden een volledig AOW-bedrag krijgen uitgekeerd.
Jacques van Gerwen Literatuur Willem Velema, ‘De oudedagsvoorziening in Nederland: toen, nu en in de toekomst, in: Het achtste jaarboek voor het democratisch socialisme (1987) 57-91. Jacques van Gerwen, Zoeken naar zekerheid. Risico’s, preventie, verzekeringen en andere zekerheidsregelingen in Nederland 1500-2000. Deel III en deel IV (Den Haag/Amsterdam 2000). 4
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
Verenigingsnieuws
Discussiebijeenkomst
De weg is lang, het landschap mooi
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) organiseert onder leiding van Karel van de Graaf een discussie over de AOW, met onder anderen Bert de Vries (oud-politicus), Lans Bovenberg (directeur Netspar), Michal van Dantzig (65+ Uitzendbureau), Marielle Rompa (directeur Actiz) en Henk van Hoof (staatssecretaris van SZW). Datum: maandag 11 december 2006 Tijd: 13.00 – 17.00 uur Plaats: Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam Informatie:
[email protected]
Wie door het platte Hollandse landschap wandelt ziet links en rechts ver vooruit kleine kerken hun torens eigenwijs de lucht insteken. Visuele bakens boven een langgerekte horizon, met boomgroepen, soms een enkele molen en meestal dichterbij kappen van boerderijen, koeien in de wei en langgerekte vaarten en sloten. De torens lijken ogenschijnlijk niet dichterbij te komen, maar wie in beweging blijft ziet toch dat die schijn bedriegt. Het mag lang duren, maar de wandelaar bereikt zijn doel. Zo is het ook met de VHV-activiteiten. Er lijkt geen schot in te zitten en dan opeens is er die laatste bocht of dat pont en zijn we er. Ondertussen genieten we van het landschap, van wat we doen. In Rotterdam heeft de werkgroep contact gezocht met AbvaKabo-voorzitter Edith Snoeij. Waarom? Omdat we de grote bond beginnen te missen in onze zoektocht naar het verleden en de koppeling met heden en toekomst. Dit najaar zal dat tot nieuwe initiatieven leiden. De VHV is natuurlijk nu al geïnteresseerd in wat de AbvaKabo volgend jaar presenteert als de combinatie Abva en Kabo 25 jaar bestaat. Maar ook in Rotterdam zoeken we versterking, want daar staan voor najaar 2007 de nodige activiteiten op de rol tijdens de Open Havendagen begin september. Wie meer wil weten over die plannen kan het beste terecht bij Nico Sannes (010 – 458.12.98), die de groep voorzit. Hij heeft zich afgelopen jaar overigens (met anderen) stevig ingezet voor de inkomens van de gepensioneerden bij FNV Bondgenoten. In Weert heeft de VHV contact gelegd met Bondgenoten-bestuurder Ron van Baden. Dan hebben we het niet over de onderhandelingen rond de opsplitsing (afstoting) van bepaalde Philips’ activiteiten, waar Ron dag- en nachtwerk aan heeft, maar aan het vormen van een kleine groep die zich bezig wil houden met het levendiger maken van de vakbondsgeschiedenis in de zuidelijke regio’s. De VHV denkt dan aan de mijnen in Limburg, wat natuurlijk voor de hand ligt, maar andere regio’s zijn even goed denkbaar. De idee is dat een kleine groep als een soort kwartiermakers eens bij elkaar gaat zitten om te bezien wie er bij betrokken kunnen (moeten) worden en welke activiteiten in aanmerking komen. Op het bondskantoor in Weert komen we natuurlijk ook historicus Luuk Brug tegen. Inmiddels zijn er diverse namen van oud-bestuurders en kaderleden van de verschillende bonden genoemd. Daaronder zowel FNV’ers (NKV en NVV) als CNV’ers. Wie zich aangesproken voelt moet vooral zijn vinger opsteken. We hebben jullie er graag bij. Ron van Baden is bereikbaar via 0900 – 9690. Binnen het VHV-bestuur is verder besloten dat de website redactioneel gezien meer ondersteuning verdient. Daarvoor is een beroep gedaan op Annelies Klein Bennink. In klein overleg wordt bekeken wat mogelijk is waarna met de beide website-beheerders (Ed van Eijbergen en Peter de Wekker, in Groningen) afstemming plaatsvindt over wat realiseerbaar is. Website en VHV-Nieuwsbrief geven beide informatie over wat de vereniging onderneemt, waarbij de website de mogelijkheid heeft actueler te zijn, meer achtergronddocumentatie en informatie te bieden en aan te sluiten bij websites van andere organisaties. De Nieuwsbrief is vooral ook een leesblad en heeft dus een andere doelstelling. Een mooi voorbeeld van wat op de website kan is een overzicht bieden van alle vakbondshistorische publikaties. De VHV richt zich dan op de regiogeschiedenis, vakbondsbreed. Inmiddels zijn meer dan vijftig boeken en boekjes geregistreerd. De bedoeling is dat wie wil weten of over een plaats of regio al eerder is gepubliceerd zich bij de VHV-website kan oriënteren. We willen graag dat begin 2007 de klus klaar is. Vanaf dat moment is het dan mogelijk dat leden en andere belangstellenden publikaties die nog niet zijn opgenomen alsnog kunnen aanmelden. Goed in dit overzicht past bijvoorbeeld ‘Voorwaarts!’, het levensverhaal van bondsbestuurder Jan Cuperus, dat net is verschenen. Geboren en getogen in het Bildt (noord-Friesland), werd hij uiteindelijk eerste cao-onderhandelaar bij Philips. Een volgende keer meer over dit levensverhaal. Het boekje is bij Jan Cuperus zelf verkrijgbaar (06 – 48260768). De torens in het landschap leken ver weg en toch komen ze dichterbij. Wie meer wil weten kan bellen met 0299 - 653429.
Bevolking (x 1 miljoen) naar leeftijd en de grijze druk (in procenten) 1900-2050 Jaar
Omvang bevolking
Grijze druk in procenten
5,1 5,9 6,8 7,8 8,8 10,8 11,4 13,8 14,1 14,9 15,9 16,7 17,6
12,1 12,3 11,5 11,4 12,5 14,8 16,8 18,8 20,1 20,8 21,9 24,5 39,7
1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2050 Bron: CBS
De bevolking van Nederland neemt toe en wordt steeds ouder. De grijze druk bedraagt op dit moment circa 22 procent. Dit betekent dat er op elke honderd potentiële arbeidskrachten van 20-64 jaar 22 ouderen (65+) zijn. Rond 1900 waren dat er 12, een halve eeuw later 14. Na 2010 wordt een versnelling van het aantal ouderen verwacht, omdat de naoorlogse babyboomers dan 65 worden. Hierdoor zal volgens voorspellingen de grijze druk bijna 40 procent gaan bedragen. Te verwachten levensjaren bij de geboorte 1901-2004 Periode/Jaar 1901/1905 1911/1915 1921/1925 1931/1935 1941/1945 1951/1956 1961/1965 1971/1975 1981/1985 1991 2000 2004
Mannen
Vrouwen
49,4 55,3 60,8 65,1 59,7 70,7 71,2 71,2 72,9 74,1 75,5 76,9
52,2 57,4 62,3 66,5 65,1 73,4 75,9 77,2 79,5 80,2 80,6 81,4
Bron: CBS
Huug Klooster 5
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
bij NVV en SDAP Niet alleen heeft de Stem des Volks in Vlaardingen het oprichtingsjaar, 1906, met het NVV gemeen, maar is dit socialistische zangkoor ook voortgekomen uit de Moderne Arbeidersbeweging. Twee prominente voorvechters van het NVV, J.C. Hofman en J.van Driel, namen het initiatief en deden per advertentie een oproep aan belangstellenden om eens te komen praten over de mogelijke oprichting van een rode zangvereniging. Zes en dertig mannen en vrouwen gaven aan deze oproep gehoor en verzamelden zich in het Volkskoffiehuis op de Hoogstraat. De inleiding van J.C.Hofman op de oprichtingsvergadering van 4 februari 1906 moet wel heel overtuigend zijn geweest, want uit het daaropvolgende applaus concludeerde hij dat tot oprichting was besloten. En niemand sprak hem tegen. Met het kiezen van de naam ging het al even vlot. Het voorstel van Hofman te kiezen voor de STEM DES VOLKS werd met algemene stemmen bekrachtigd. In het conservatieve, psalmenminnende Vlaardingen, was een nieuwe loot aan de stam van de Rode Familie een feit. De voortvarendheid op deze vergadering kende geen genzen. Op voorstel van Hofman werd de heer M.Groeneveld voorgedragen als directeur, zoals toen een dirigent werd betiteld. Hij ging er van uit dat de aanwezigen hem wel kenden als organist van de Grote Kerk en als directeur van de in 1904 opgerichte mannenzangvereniging Orpheus. Uit de vergadering werd nog wel de directeur van de Schiedamse Arbeiderszangvereniging ‘Excelsior’ genoemd, maar met dertig stemmen ging de voorkeur uit naar M.Groeneveld. Hofman sloot de vergadering en sprak de hoop uit “dat een ieder flink zal meewerken aan de groei en de bloei van de vereniging en door haar optreden blijk zal geven dat zij niet alleen is een:
‘STEM DES VOLKS maar ook een STEM TOT HET VOLK’. De club komt al snel weer bij elkaar. M.Groeneveld heeft de benoeming aanvaard en verklaart zich bereid, bij wijze van uitzondering, ook op zondag te repeteren. De contributie wordt vastgesteld op tien cent voor ongehuwden en zeven en een halve cent voor gehuwden. De zaalhuur, met gebruik van piano, komt uit op vijf en zeventig cent per repetitieavond. De leeftijdsgrens voor aanmelding is voor meisjes 16 en voor jongens 18 jaar. Als afronding van de voorbereidingen worden de Statuten en Huishoudelijk Reglement aangenomen, waarin als doelstelling
staat omschreven: “De Vereniging beoogt, naast het dienen der kunst, de koorzang dienstbaar te maken aan de propaganda voor de moderne arbeidersbeweging, zoals deze in ons land op politiek en economisch terrein uitdrukking vindt in de Sociaal Democratische Arbeiders Partij en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen”.
Haar eerste optredens De Arbeiders Muziekvereniging Voorwaarts, opgericht in 1905, geeft op 14 november 1906 in zaal ‘Excelsior’ op de Oosthavenkade haar eerste uitvoering. Voorwaarts grijpt op sympathieke wijze deze avond aan om de Stem des Volks te introduceren in de Rode Familie door haar te laten meewerken aan het programma. De Stem des Volks werkt in 1907 voor het eerst mee aan de 1 meiviering van SDAP en Vlaardingse Bestuurdersbond. Nog in hetzelfde jaar worden enkele strijdliederen gezongen op een feestavond van de SDAP en geeft De Stem samen met de Arbeiders Muziekvereniging Voorwaarts een buitenconcert op het Flardingaveld aan de Hofsingel. Het gezelschap trekt zelfs al spoedig naar Den Haag, waar het op 13 september 1908 deelneemt aan een nationale betoging voor het Algemeen Kiesrecht. De wijze van optreden zet zich in de volgende jaren ongeveer op soortgelijke wijze voort, waarbij eveneens medewerking wordt verleend aan bijeenkomsten van de vakbonden. Er komt ook een zekere regelmaat in het deelnemen aan concoursen, zoals in Den Briel, Nieuwenhoorn, Gouda, Dordrecht, Charlois en Lekkerkerk. In Abbenbroek wordt de Stem zelfs een eerste prijs toegekend. Ook op de Zangfeesten van de Bond van Arbeiders Zangverenigingen in Nederland, wordt de Stem des Volks uit Vlaardingen een graag geziene gast. Er wordt goed opgelet dat deze feesten niet al te ver van huis plaatsvinden, want van de schamele lonen kan men zich geen grote uitspattingen veroorloven. De sobere levenswijze, die de arbeiders en hun vrouwen
6
noodgedwongen moeten volgen, wreekt zich ook in het sterk wisselende ledental. Door allerlei tegenspoed, zoals werkloosheid en ziekte, is er soms zo weinig geld voor het gezin beschikbaar, dat de ontspanning het kind van de rekening wordt. Het pad van de Stem des Volks bewoog zich in de eerste jaren zeker niet over rozen. Behalve de beroerde persoonlijke omstandigheden had het de arbeiders in hun jeugd ook ontbroken aan voldoende schoolopleiding. Om dan met veel élan te beginnen aan kunstzinnige vorming moet een grote opgave zijn. Elk jaar was er wel een bescheiden opgezette feestavond, maar bij het eerste lustrum werd er wat breder uitgepakt. Voorwaarts verleende dan spontaan haar medewerking. De van oorsprong Vlaardingse vakbondsman Willem Drop, in zijn kwaliteit als lid van de Tweede Kamer namens de SDAP, sprak de feestrede uit. Het tienjarig bestaan werd samen gevierd met de Voorwaarts en vond plaats tijdens de mobilisatie van 1914-1918, waardoor van beide clubs meerdere leden in het leger waren opgenomen. Het wordt desondanks een geslaagde feestavond met bal na en medewerking van de Arbeiders Toneelvereniging Kunst en Strijd
Mobilisatie voorbij Na het einde van de Eerste Wereldoorlog was er in 1919 een goede reden om feest te vieren. Het twaalf en een half jarig bestaan werd aangegrepen om in zaal De Harmonie bijeen te komen. De feestrede werd uitgesproken door J.C.Hoorweg, gemeenteraadslid voor de SDAP. Hij herinnerde aan De Stems ondersteuning van de meetings voor het Algemeen Kiesrecht en voor de plaatselijke verkiezingsbijeenkomsten van de SDAP door strijdliederen te zingen. “Het helpt ons in de strijd voor een betere maatschappij, die nu nog beheerst wordt door de vertegenwoordigers van het kapitalisme”. Hoorweg besluit met de vier laatste regels van de Socialistenmars:
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Niet met de waap’nen der barbaren, Met kruit noch degen kampen wij. Het geesteszwaard der vrijheidsscharen Brengt slechts de zege aan hun zij. Op 1 mei 1920 is De Stem paraat en spreekt Koos Vorrink. In juni is De Stem opnieuw in De Harmonie waar zij een feestelijke bijeenkomst van de SDAP met strijdliederen opluistert vanwege haar overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen op 21 mei.
Een nieuwe directeur en een nieuwe repetitieruimte H. van Kesteren uit Den Haag, leider van meer socialistische koren, kan in 1923 beginnen in een speciaal daarvoor door de Coöperatie gebouwde Muziekzaal, als aanvulling op het reeds bestaande Volksgebouw aan de Schiedamseweg. De uitstekende akoestiek krijgt landelijke bekendheid. In het jaarverslag 1925/26 schrijft de secretaris over talrijke medewerkingen, zoals het 20-jarig bestaan van het NVV in Maassluis, een bijeenkomst van de SDAP en de VBB, het 20-jarig bestaan van het NVV in Vlaardingen en aan de 1 meiviering. Aan de geslaagde jubileumuitvoering kan de secretaris nog toevoegen: “Wij hebben onze gloed verspreid”. Op al die vreugde volgt een domper. Het ligt niet aan de kwaliteit die directeur Van Kesteren op het koor weet over te brengen. De problemen liggen in de persoonlijke sfeer en ondanks bemiddeling van het hoofdbestuur blijkt een ontslag onvermijdelijk. Een nieuwe directeur is snel gevonden in de persoon van Chris van Beek. Deze laat geen twijfel bestaan over zijn voorwaarden, die gebaseerd zijn op die van de Bedrijfsvereniging van Koordirigenten. Het besluit van 7 januari 1927 blijkt een goede keus geweest te zijn. Zijn muzikale kennis heeft de kwaliteit van de koorzang sterk opgevoerd. Dat de toehoorders van de uitvoeringen dit zeer waarderen blijkt volgens de secretaris “uit de ware ovatie, met name na het zingen van de Strijdmars der Arbeiders”. Met een jubileumconcert, waar naast de strijdliederen ook werken van Mendelssohn en Mozart worden gebracht, kan De Stem terugzien op een waardige viering van haar 25-jarig jubileum. Onder de bekwame en humoristische leiding van Chris van Beek blijft de Stem zich goed ontwikkelen en kan zij in 1937, na de viering van het 30-jarig bestaan, zelfs deelnemen aan een zangersfeest in het chique Kurhaus te Scheveningen. Behalve de toenemende crisis met zo ‘n
400.000 werklozen wordt de internationale toestand er ook niet beter op. Juist nu is er behoefte aan geestelijke en culturele steun. De Stem voorziet daarin met haar mooie concerten. Het Arbeiders Aller Landen van Coen van der Lende wordt met verve uitgevoerd. Het ledental heeft zich jarenlang rond de honderd bewogen, maar door de toenemende malaise en de verlaging van de werklozensteun daalt het ledental naar zestig. Een speciale regeling voor werkloze leden kan daar geen verandering in teweegbrengen. Na een uitvoerige discussie, waarbij werd gesteld dat socialisten iemand geen loonsverlaging kunnen geven, werd eind 1938 niettemin besloten het salaris van de directeur te verlagen. Wonderwel heeft Chris van Beek begrip voor de moeilijke financiële toestand en aanvaardt hij de verlaging.
Het recht is aan kanonnen Het jaarverslag over 1939 kenschetst de internationale toestand o.a. als volgt: “Dat alle recht is aan kanonnen, en als een volk zijn vrijheid mist, dan is hen een moeilijk lot beschoren. Hoe het anderen zal vergaan zal slechts de toekomst ons verklaren. Misschien komt nog veel mensenleed, veel moord en doodslag op de aarde, voordat men eerst eens voelt en weet, betekenis van mensenwaarde”. Een enkel citaat uit een uitvoerig verslag, waarvan de inhoud maar al te waar zou worden. Het verslag van 1940 ademt de geest van de bezetting met de constatering dat in ons landje veel kapot en ten onder ging. Ontroerend is de slottekst: Blijft daarom zingen het rode lied, van werken, strijden, dragen ...... Als een visioen, zo helder, klaar: HET SOCIALISME KOMT. Als de Kulturkammer zich aandient, besluit het bestuur tot een laatste zangavond. Op vrijdag 6 maart 1942 klinken nog éénmaal
7
het Morgenrood en Eens komt een klare schone dag. Dat zou de Bevrijdingsdag op 5 mei 1945 worden. Na de bevrijding op 5 mei 1945 is iedereen in de roes van een enthousiaste viering. Na de straatfeesten komt het verenigingsleven weer op gang. De Stem des Volks begint op 14 juni 1945 met het oude bestuur en gaat een glorieuze tijd tegemoet met een ongekend aantal leden. Chris van Beek is niet meer beschikbaar. Enkele dirigenten houden het slechts enkele jaren vol, waarna in 1954 Piet Struijk de leiding van het koor krijgt. Behalve het zingen van de strijdliederen, in 1949 zelfs in een rechtstreekse uitzending van de VARA, is de Stem zich na de bevrijding meer en meer gaan toeleggen op het zingen van klassieke Oratoriummuziek. Dit leidde er toe dat op 4 april 1955 voor het eerst in Vlaardingen, samen met twee andere gemengde koren, de Matthãus Passion werd uitgevoerd. Een unieke gebeurtenis: het sociaal-democratische arbeiderskoor De Stem des Volks samen met het Christelijke Excelsior en het Rooms Katholieke St. Cecilia. Het is het begin van een jaarlijkse uitvoering, waarbij de Stem voluit betrokken blijft en zelfs enkele malen zelf ook de financiële verantwoordelijkheid op haar schouders krijgt. Het teruglopend ledental, in de loop der jaren van 140 naar 60, zal de Stem op 19 september 1967 doen besluiten op te gaan in een groter geheel: het Gemengd Rijnmondkoor. Ter viering van het feit, dat 100 jaar geleden de Stem des Volks werd opgericht gaf het Gemengd Rijnmondkoor, als erfopvolger, eerder dit jaar een jubileumconcert in de Grote Kerk te Vlaardingen. Als opening van dit concert klonk nog éénmaal Het MORGENROOD. Naast het zingen van de Matthãus Passion heeft de Stem des Volks in 1956 haar 50-jarig bestaan en in 1966 het 60-jarig bestaan op luisterrijke wijze gevierd. In 1956 met een prachtig Opera-concert en in 1966 met de beroemde opera van Verdi: De Lombarden op de eerste kruistocht. Al met al kan de Stem des Volks bogen op een periode, waarin zij haar doelstelling : het dienen der kunst en de koorzang dienstbaar maken aan de propaganda voor de moderne arbeidersbeweging, volledig waargemaakt. Herman van der Lee Een meer uitgebreide geschiedenis van de Stem is te lezen in het Tijdschrift van de Historische Vereniging Vlaardingen, februari 2006, nr 99.
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
Sphinx verlaat Maastricht Op 1 januari 2007 worden de poorten van de karakteristieke Sphinx-fabrieken aan de Maastrichtse Boschstraat definitief gesloten. De productie van keramisch sanitair gaat naar de Beatrix-haven. Het kantoor en de showroom blijven gevestigd aan de Boschstraat, evenals het beeld van Petrus Regout (1801-1878). In 1834 richtte Petrus Regout een glas- en twee jaar later een aardewerkfabriek op. De fabrieken aan de Boschstraat zouden gedurende de negentiende eeuw uitgroeien tot een van Nederlands grootste industriële complexen met meer dan 3.000 arbeiders. De fabriek was beroemd vanwege de kristallen topstukken en rijk versierde serviezen die gretig aftrek vonden bij de groten der aarde. Vandaag de dag is ‘Maastricht aardewerk’ nog steeds een gewild collectors-item. Maar bovenal waren Regouts fabrieken berucht vanwege de werkomstandigheden en de grote schaal waarop de ‘pottekeuning’ gebruik maakte van kinderarbeid. Recht voor allen, het anarchistische blad van Domela Nieuwenhuis typeerde de fabriek als ‘moordhol’.
Vaan pottevruikes nao pottemennekes Archeologie-tentoonstelling waarin wordt teruggekeken op de Maastrichtse aardewerktraditie. In de pre-historie was het pottenbakken een overwegend vrouwelijke aangelegenheid. Vanaf de Romeinse tijd werd de aardewerkproductie een mannenzaak. In de negentiende eeuw, met de opkomst van de grootschalige aardewerkindustrie in Maastricht, kregen de pottenbakkers de naam ‘pottemennekes’. Plaats: Centre Céramique Inlichtingen: www.centreceramique.nl Tot: 31 december 2006
Decor Maastricht Decor Maastricht is een tentoonstelling over noeste arbeid van mannen en vrouwen en verfijnde techniek. Ruim zestig archieffoto’s geven een beeld van het exterieur en het interieur van de Maastrichtse aardewerkfabrieken, die zowel het silhouet, als het leven in de vroege industriestad bepaalden. De foto’s zijn afkomstig uit de collectie van het Sphinx-archief dat beheerd wordt door het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL). Plaats: Centre Céramique Inlichtingen: www.centreceramique.nl Tot: 29 oktober 2006
Herleefd Verleden Fototentoonstelling over de laatste productiemaanden van Sphinx aan de Boschstraat. Guido Paulussen is de maker van deze sfeervolle reportage waarin de oude fabrieksgebouwen van Sphinx centraal staan. Plaats: Centre Céramique Inlichtingen: www.centreceramique.nl Tot: 31 december 2006
Over arbeiders en hoge heren
Onlosmakelijk verbonden De sociale en economische geschiedenis van de stad Maastricht is de afgelopen 170 jaar onlosmakelijk verbonden geweest met die van de glas- en aardewerkfabrieken van Petrus Regout. Onophoudelijk kwam hij in conflict met delen van de rooms katholieke geestelijkheid, de rooie vakbeweging in Maastricht en het gemeentebestuur. Begonnen als Glas- en Aardewerkfabriek Petrus Regout & Cie kreeg de onderneming door fusies de naam Sphinx (1925). In 1958 fuseerde Sphinx met de ‘eeuwige concurrent’ Societé Céramique. Het nieuwe bedrijf telde toen 3.500 werknemers. Naast nieuwe namen kreeg Sfinx in de laatste tijd ook nieuwe, buitenlandse eigenaren: het Britse Reed International (1974) en het Finse Sanitec Corporation (1999). In de loop der jaren is ook het productassortiment ingrijpend veranderd. In 1969 beëindigde Sphinx na ruim 130 jaar de productie van aardewerk. Uit strategische overwegingen is de onderneming zich steeds meer gaan toeleggen op keramisch en kunststof sanitair. Met ingang van 2007 zullen de productiefaciliteiten naar een industriegebied aan de rand van de stad worden verplaatst. Het is dan ook niet verwonderlijk dat aan het vertrek van Sphinx uit de Maastrichtse binnenstad veel aandacht wordt besteed. Hierbij een greep uit de diverse activiteiten:
Lezing van Jac van den Boogard, historicus en regisseur van ‘Zicht op Maastricht, biografie van een stad’. Hij vertelt in woord en beeld een cultuurhistorisch verhaal over de industrialisatie in Maastricht, over arbeiders en hogere heren, in het bijzonder over Sphinx en Petrus Regout. Plaats: Centre Céramique Datum: 15 oktober 2006 Toegang Gratis - Reserveren: 043 350 5600
De Sphinx en Maastricht: een geschiedenis van haat en liefde Het Sociaal Historisch Centrum organiseert een symposium over de historische relatie van de stad Maastricht met Sphinx. Er zijn lezingen over de negentiende-eeuwse arbeidsverhoudingen, over het paternalistische ondernemerschap van de Petrus Regout, over de betekenis van de vrouwenarbeid en de arbeidsverdeling tussen de sexen, over de werkloosheid in de aardewerkindustrie en over het Boschstraatkwartier als arbeiderswijk rond 1900. Datum: 12 oktober 2006 Plaats: Bonbonnière Inlichtingen: www.shclimburg.nl Voor alle activiteiten rondom het vertrek van Sfinx zie www.zichtopmaastricht.nl
8
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
Geschiedenis van een beeld In 1965 werd vóór de Sfinx-fabrieken in de Boschstraat door prins Bernhard een bronzen beeld onthuld van de grondlegger Petrus Regout. Aanleiding was het 125-jarig bestaan van Sphinx. Het standbeeld kwam er op initiatief van de Arbeiders- en Beambtenverenigingen van Sphinx. Een jaar lang maakten zij door het betalen van een kwartje per week de financiering van het beeld mogelijk. Het beeld is in de daaropvolgende jaren herhaaldelijk beklad en besmeurd door onder meer provo’s en anderen die Regout beschouwen als het verwerpelijke symbool van dé kapitalist. Er is vaker de spot mee gedreven dan bewonderd. De laatste keer was nog bij een vakbondsactie in 2003. Het beeld werd toen door actievoerders – à la Christo – in lakens verpakt. Al in zijn eigen tijd was Regout een omstreden ondernemer. Aan de ene, verlichte kant van het ondernemersspectrum stonden sociale ondernemers als J.C. van Marken, Willem Hovy en Charles Theodorus Stork. Aan de andere, donkere kant: Petrus Regout. Publicaties die over hem zijn verschenen, zijn vaak ideologisch gekleurd. De ironie van de geschiedenis wil dat pa Regout zijn wel heel slechte reputatie te danken heeft aan de naar hem vernoemde zoon Petrus (1828-1897). Het was niet Petrus Regout senior maar zijn zoon Petrus junior die ‘naam’ maakte met zijn optreden voor de Enquêtecommissie. Deze commissie onderzocht in 1887 de arbeidsomstandigheden in de Nederlandse industrie. Regouts harde en cynische uitspraken over de arbeidsomstandigheden in zijn fabrieken schokten velen. Wat te denken van: ‘Ik zeg niet, dat het in de fabriek werken zoo gezond is als des zomers te Schevingen of des winters te Nizza, maar – het is een noodzakelijk kwaad; het is niet anders mogelijk’. Het meest geciteerd is zijn antwoord op de vraag naar de gevolgen van nachtarbeid op de gezondheid van glasblazershulpjes: ‘Och, ik weet wel dat de studenten ook wel eens niet naar bed gaan, zonder daarom ziek te worden’. Het resultaat van de hardnekkige persoonsverwisse-
ling is een nog steeds bestaand, verguisd beeld van Petrus Regout. Dat het een gevoelige zaak betreft, blijkt uit het feit dat het in 1993 politiek nog niet mogelijk was in de prestigieuze nieuwbouwwijk Céramique een straat naar hem te vernoemen. Ondanks alle historische tegenwind, de opeenvolgende nieuwe eigenaren en nu de verhuizing, probeert Petrus Regout zich terecht aan de Maastrichtse Boschstraat staande te houden. Daar hoort hij thuis. En om hem recht te doen, verdient hij een nieuw ‘evenwichtig’ beeld. Jacques van Gerwen
Nu ingekleurd
De tweehonderd van Mertens Kleurpotloden. Een getekend vierkant. En intuïtie. Ziedaar, de ingrediënten waarmee wijlen Jan Mertens samen met zijn perschef en een documentatiemedewerker van het NKV de macht in Nederland in lijnen probeerden bloot te leggen. Nu, bijna veertig jaar later, kleuren de Volkskrant en de Erasmus Universiteit de namen van de huidige tweehonderd topbestuurders in. Tot die bestuurselite behoren ook de voorzitters van de drie vakcentrales, CNV, FNV en MHP. Sneek. Zaterdagmiddag 19 oktober 1968. NKV-voorzitter Jan Mertens spreekt ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van het NKV-district Friesland. Het is de rede waarmee vakbondsman Mertens geschiedenis zal schrijven. Hij spreekt over macht en invloed. Hij stelt dat de macht in Nederland geconcentreerd is bij tweehonderd mensen. “Het is één groot lijnenspel. Deze groep mensen kent elkaar goed en ontmoet elkaar frequent in verschillende colleges. Het is een even deskundige, financieel sterke als beangstigende groep.”
In zijn autobiografie ‘Mijn leven als vakbondsman en politicus’ schrijft Mertens dat het netwerk van commissarissen en NV’s hem steeds meer bezig hield. “In een TV-uitzending van Achter het Nieuws in mei ‘68 meen ik gezegd te hebben dat de economische macht berustte bij een vrij kleine groep van ongeveer tweehonderd personen. In die tijd waren wij bij het NKV al bezig met het verzamelen van namen van commissarissen (…..). Om een beeld te krijgen van de tweehonderd machtigste mannen van Nederland verzamelde Jan Goossen van onze
9
afdeling documentatie jaarverslagen van concerns, ondernemingen, hogescholen en universiteiten. Ook de toenmalige perschef van het NKV, Henny ten Brink, verzamelde gegevens. Het was een hele toer alles in kaart te brengen.Tal van modellen werden beproefd. We hebben bijna een hele nacht doorgewerkt tussen een berg verslagen, stukken en lijsten. Al die gegevens werden verwerkt in een groot vierkant. Op de lijnen daarvan plaatsten we de namen van de kroonleden van de SER, van commissarissen van de Koningin en burgemeesters van de grote
vervolg op volgende pagina
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
vervolg van pagina 9 steden, van curatoren en hoogleraren van universiteiten en hogescholen en commissarissen en directeuren van grote ondernemingen. Om de namen van dezelfde personen met elkaar te verbinden trokken we lijnen met verschillende kleurpotloden. Daaruit ontstaat de term ‘lijnenspel’. Maar we kwamen er niet echt uit, we hadden onvoldoende gegevens. Maar toch. Na verschillende exercities werd ons duidelijk dat ongeveer tweehonderd personen bijeen te brengen waren die niet alleen in concerns en grote ondernemingen functioneerden, maar ook in belangrijke maatschappelijke organen en instituties.”. Tot een opstelling van een exacte lijst met namen is het overigens nooit gekomen. De opmerking van Mertens over de macht in Nederland veroorzaakte een golf van publiciteit. De Tweehonderd van Mertens zijn tot op de dag van vandaag een begrip in Nederland. Ook de wetenschap stortte zich op dit onderwerp. Dat resulteerde in een omvangrijk onderzoek door wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam. In het boek ’Graven naar Macht ‘ publiceerden zij in 1975 hun bevindingen en kregen de ‘Tweehonderd van Mertens’ een wetenschappelijk fundament. Nu, 38 jaar later, heeft de Volkskrant samen met de Erasmusuniversiteit de Tweehonderd van Mertens ook figuurlijk ingevuld. Op basis van een netwerkanalyse is de bestuurlijke elite van Nederland in kaart gebracht. Onderzocht is een groep van 4000 prominente Nederlanders die lid zijn van 950 raden, besturen, commissies en directies in allerlei sectoren, van bedrijfsleven tot politiek, van cultuur tot wetenschap. De Koningin, bewindslieden en leden van de Tweede Kamer zijn uitgesloten van de lijst. Dat geldt ook voor mensen met buitenlandse functies zoals Eurocommissaris Neelie Kroes. Van de huidige top 200 is circa 85 procent man, 15 procent vrouw. De gemiddelde leeftijd van de mannen is ca. 60 jaar, de leeftijd van de topvrouwen ligt vier jaar lager. Top-elite-vrouw is FNV-voorzitter Agnes Jongerius. Zij staat op plaats 14 en is daarmee op papier de machtigste vrouw van het land. Nummer één op de lijst is oudCDA-leider Elco Brinkman, nummer twee is de nieuwe voorzitter van de SER, Alexander Rinnooy Kan. Op drie staat Ad Jacobs, ex-ING, op vier Rijkman Groenink van ABN AMRO en op de vijfde plaats
staat VNO-NCW-voorzitter Bernard Wientjes. In totaal telt de top 200 vijf actieve vakbondsbestuurders en zeven mensen met een vakbondsverleden. Van de actieve vakbondsbestuurders staat MHP-voorzitter Ad Verhoeven op plaats 49, op 81 Ton Heerts, vice-voorzitter van de FNV, op 86 René Paas, voorzitter van het CNV en op 104 prijkt Edith Snoey, voorzitter van AbvaKabo FNV. Ex-CNV-voorzitter Anton Westerlaken staat op 28, Wim Kok op 33, Ella Vogelaar (ex-vice-voorzitter FNV) op 70, de oudvoorzitters van FNV en CNV, Lodewijk de Waal en Doekle Terpstra, op resp. plaats 130 en 154, Paul Rosenmöller op 157 en tenslotte Ruud Vreeman (oud-voorzitter Vervoersbond FNV) op 197. Piet de Vreede
Agnes Jongerius: Wij weten wat er leeft “Het is leuk om op nummer 14 te staan, ook al vanwege het nummer en de associatie met Johan Cruijff. Natuurlijk heb ik er een heimelijk genoegen in, maar ik realiseer me goed dat het om de functie gaat. Het staat voor de invloed die de vakbeweging heeft in dit land. Dus ik zou zeggen: ” Eert vooral de voorzitter van de FNV in plaats van de persoon. Eerder is al erkend dat als het gaat over het beleid van Balkenende II, de FNV de organisatie is die het meest heeft weten te veranderen aan de kabinetsplannen. Denk maar aan de WW en de aanpassing van het prépensioen. De ministers De Geus en Hoogervorst halen steeds de SER-adviezen erbij om hun beleid over de WAO en zorg te onderbouwen. Ja, je hebt dus invloed, ook buiten de SER om. Dat komt doodeenvoudig omdat we een betere peilstok in de samenleving hebben. Wij weten wat er leeft. Ik ben geen voorzitter van een lobbyclub. Ik ben voorzitter van een organisatie van 1, 2
10
miljoen mensen. Deze staan voor een veelvoud van mensen die werken, willen werken en gewerkt hebben. Als voorzitter van de FNV verwoord ik op een effectieve manier de belangen van al deze mensen.”
René Paas: Ander circus, zelfde clowns René Paas staat op nummer 86 en is samen met Prins Willem-Alexander met zijn 39 jaar een van de jongste leden van Nederlands’ bestuurlijke elite. Hij noemt zich relativerend een ‘goede middenmoter’. “Ach, ik kreeg een paar reacties en wat sms’jes. Maar het zou zorgelijk zijn als ik er niet op zou staan. Het zegt ook iets over de functie die je bekleedt. Ik ben nu bijna een jaar voorzitter van het CNV. Nu beteken ik dus iets. In mijn vorige functie was ik echt niet op die lijst terechtgekomen. Ik vertrouw dit soort onderzoeken ook niet zo. Het is natuurlijk leuk, maar zoveel betekenis hecht ik er niet aan. Bovendien kreeg ik een dikke enquête voorgelegd. Die heb ik voor eenderde ingevuld, maar zag er toen het nut niet van in. Als politicoloog heb ik zo mijn bedenkingen over dit soort netwerkonderzoeken. Maar leuk is een dergelijk onderzoek wel. Net als de Quote 500. Daar gaat het om geld. Hier gaat het om invloed, macht. Zo’n top 200 is best interessant. Of ik mij veel invloed toedicht? Het gaat erom hoe je die invloed verwerft en ermee omspringt. Terpstra en De Waal zijn nu voorzitter af, maar zij zijn de bulk van de invloed die ze hebben echt niet kwijt. De onderzoekers brengen het formele netwerk in kaart, ze kijken niet hoe je daar zelf invulling aangeeft. Kijk, invloed heb ik als CNV-voorzitter. En die invloed gebruik je met wisselend succes. Je hebt ook makkelijker toegang tot bepaalde mensen. Enerzijds heb je invloed omdat je als CNV-voorzitter iets zegt. Maar lid worden van de SER en de Stichting van de Arbeid gebeurt gewoon. De vraag is hoe
Nieuwsb r i e f
19e jaargang nummer 3, september 2006
je dan vervolgens je invloed aanwendt en daar inhoud aan geeft. En als ik eerlijk ben, kan ik daarin nog groeien. Als je kijkt naar mijn collega’s van de FNV en MHP, dan zeg ik wel eens: ander circus, zelfde clowns. We doen bijna niets zonder elkaar. Tja, dat is de polder.”
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Programma
Schoonheid na het Werk 2006 De Burcht Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel: 020-6241166 fax: 020-6237331 E-mail:
[email protected] www.deburcht.org
Openingstijden Dinsdag t/m Vrijdag 11 – 17 uur Zondag 13 – 17 uur Toegang museum € 2,50 – MJK Gratis
De Burcht op zondag
Ad Verhoeven: Leuk voor mijn moeder Plaats 49. MHP-voorzitter Ad Verhoeven is er best trots op. “Goud van oud. Tot mijn verrassing een plek in de top vijftig. Ik ga er echt niet anders door denken of werken. Bescheidenheid is een mooie menselijke eigenschap. Niettemin, leuk voor mijn moeder. Die zal vast trots op me zijn. Ik zal je eerlijk zeggen dat ik niet uit ben op macht of invloed. Ik ben geen machtsdenker. Ik ben er in ieder geval niet mee bezig. Ik doe gewoon mijn werk. Maar ik realiseer me wel dat ik iets voor mensen kan betekenen door de positie die je hebt. Voor de rest moet je er niet teveel waarde aan hechten. Je moet je plaats kennen. Het gaat vooral om de inhoud. Mijn uitgangspunt is dat je zacht bent voor mensen en hard voor je principes. Wie ik ben, ben ik door de mensen om mij heen. Mijn successen heb ik aan anderen te danken, falen is mijn eigen schuld. Dat denken dwingt tot bescheidenheid. Doe maar gewoon. Maar met mijn zelfvertrouwen is niets mis. Ik heb niet zoveel op met grote ego’s . Niettemin: macht en invloed zijn een mooi ding, maar als je er slecht mee omgaat ben je het zo kwijt. Mensen zijn in mijn optiek ondergeschikt aan de organisatie. En de organisatie dient het beleid. Wij zijn dienend. We gaan niet voor onszelf. Dat geldt in de eerste plaats voor de voorzitters van de betrokken organisaties“.
Onder de titel ‘Schoonheid na het werk’ organiseert de Burcht in 2006 een nieuwe reeks literair-culturele bijeenkomsten op de ‘zachte uren’ van de zondag. Deze uitdrukking heeft zijn oorsprong in de rijke historie van de arbeidersontwikkeling. De strijders voor de achturige werkdag hadden duidelijke ideeën over een regelmatige indeling van de dag: naast acht ‘sterke uren’ van arbeid, waren er acht ‘diepe uren’ van de rust en tenslotte acht ‘zachte uren’ voor ontspanning en ontwikkeling. De Burcht biedt een interessante invulling van die ‘zachte uren’.
Lezingen Alle lezingen beginnen op zondagmiddag om 14.00 uur. Entreeprijs € 5,–. Voor alle lezingen geldt: reserveren gewenst.
8 oktober Kinderliteratuur in de negentiende eeuw Neerlandica Marita Mathijsen spreekt over de opkomst van de jeugdliteratuur in de negentiende eeuw. Heel lang is het kind beschouwd als een kleine volwassene zonder eigen ‘kinderlijke’ belevingswereld. In de loop van de 19e eeuw kwam er meer aandacht voor het kind, dat van nature ‘goed’ was, maar beschermd moest worden tegen slechte invloeden en gereedgemaakt moest worden voor de maatschappij. De opvoeding komt centraal te staan met speciaal aan het niveau van kinderen aangepaste leermiddelen en leesboeken: men probeert de kinderen vanuit hun eigen denkwereld te benaderen. Toch bleef er altijd strijd over wat geschikt was voor kinderen om te lezen; sprookjes en indianenverhalen zouden te zeer de fantasie prikkelen, tot zedenverwildering leiden of angstig maken. De geschiedenis van het kinderboek weerspiegelt het denken over kinderen: dit geldt voor de nadruk op opvoeding en (godsdienstige) moraal in de 19e eeuw tot de huidige nadruk in het kinderboek op actuele maatschappelijke problemen, van milieuvervuiling tot de rechten van het dier, en individuele (kinder)problemen als echtscheiding van de ouders of pesten op school. Marita Mathijsen is hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde (UvA) en schrijft al bijna dertig jaar toegankelijke, breed 11
opgezette artikelen en boeken over de negentiende eeuw in Nederland. 15 oktober ‘Ik heb het voor de aardigheid gedaan’ Albert Helman in het verzet tegen de Duitsers Biograaf en publicist Michiel van Kempen spreekt over schrijver Albert Helman (pseudoniem van Lou Lichtveld) en diens rol in het (kunstenaars) verzet in de Tweede Wereldoorlog. Albert Helman (1903-1996) was Nederlands eerste belangrijke migrant-schrijver. De uit Suriname afkomstige Helman was een bijzonder productief en veelzijdig man. Behalve schrijver (bekendste roman: De stille plantage uit 1931) was hij muziekcriticus en kunstredacteur. Hij gold als avant-gardist die zowel in Nederland als in Suriname een centrale rol in het culturele leven speelde. Helman streed tegen het Francoregime in Spanje en tegen het Duitse nazisme, hij eiste zijn plaats op in de Mexicaanse revolutie en bemoeide zich actief met de Surinaamse politiek: hij was o.a. minister en diplomaat. Van Kempens biografie van Albert Helman zal in 2009 bij Uitgeverij De Geus verschijnen. Mevrouw Cecilia Van Vliet-Lichtveld, dochter van Helman/Lichtveld, zal bij de bijeenkomst aanwezig zijn. 12 november Migrantenstad Historica Erika Kuijpers spreekt over haar boek (waarop zij in 2005 promoveerde) Migrantenstad. Immigratie en sociale verhoudingen in zeventiende-eeuws Amsterdam. Duitsers, Noren, Denen en Zweden vormden in zeventiende-eeuws Amsterdam de grootste groep buitenlandse migranten. Met duizenden arriveerden ze jaarlijks in de haven, op zoek naar een beter bestaan. In het snel groeiende Amsterdam gingen zij grotendeels op in de anonieme massa werkvolk van dienstmeisjes, havenarbeiders, varensgezellen, textielarbeiders en knechts in slecht betaalde ambachten. Met hun komst vormde zich in Amsterdam een omvangrijke loonafhankelijke onderklasse. De stad veranderde van een overzichtelijke samenleving in een metropool met grotestadsproblemen. Migrantenstad is een speurtocht naar de identiteit en het lot van deze zeventiende-eeuwse gast-
vervolg op volgende pagina
Nieuwsb r i e f vervolg van pagina 11 arbeiders. Waarom kwamen ze naar Amsterdam en hoe ging de stad met ze om? Waar gingen ze wonen, met wie trouwden ze, waar vonden ze werk en waar klopten ze aan in nood? Was Amsterdam inderdaad zo tolerant als altijd wordt beweerd? In haar lezing zal Erika Kuijpers vooral aandacht besteden aan het werk dat migranten deden en aan de sociale voorzieningen die er in Amsterdam voor hen waren. 3 december De geschiedenis van de Portugese Joden in Nederland Rudie Cortissos spreekt over de geschiedenis van de Portugese Joden in Nederland. Vanaf het eind van de 16e eeuw vestigden veel Joden afkomstig van het Iberisch schiereiland zich, op de vlucht voor het katholieke Spanje, in de Republiek, waar een relatieve religieuze tolerantie heerste t.o.v. Joden. Al snel speelden zij een belangrijke rol in het economische leven van met name Amsterdam, waar de grote meerderheid zich vestigde. Cortissos
19e jaargang nummer 3, september 2006 behandelt o.a. de religieuze, culturele en sociale instellingen van de Portugese Joden, hun economische betekenis, de Joodse begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel en de bibliotheek Ets Haim. Ook zal hij spreken over de gevolgen van de holocaust voor deze groep en over hun huidige positie binnen Joods Nederland. Cortissos, zelf afstammeling van Portugese Joden die zich rond 1600 in Amsterdam vestigden, bekleedde talloze bestuursfunctie binnen de Portugees Israëlitische gemeenschap en is momenteel o.a. bestuurder van het Portugees Israëlitisch Kerkgenootschap.
Stadswandelingen De wandelingen beginnen steeds om 14.00 uur en starten bij de Burcht. Prijs stadswandeling € 8,– : gaarne vooraf reserveren!
24 september Het Amsterdams theater in de Tweede Wereldoorlog Stadswandeling waarin aan de hand van
voormalige en nog bestaande theaters – maar ook andere locaties – onder meer de volgende thema´s uit de bezettingstijd behandeld worden: het emigrantencabaret, de zwarte avonden (illegale huiskamervoorstellingen) , de rol van de Kultuurkamer, het door de bezetter geprotegeerde nazi-toneel en het kunstenaarsverzet. 1 oktober Diamantwandeling (2) – ontwikkeling van de industrie De Weesperbuurt telt veel overblijfselen van de eens zo omvangrijke Amsterdamse diamantindustrie. De ontwikkeling van huisnijverheid naar grootschalige op stoom, en later op elektriciteit aangedreven fabrieken is nog duidelijk in het straatbeeld terug te zien. Ook de handel en het vakbondswezen hebben hun sporen nagelaten. De wandeling voert vanaf de Burcht van de ANDB in de Henri Polaklaan langs diverse diamantfabrieken, het hoofdkantoor van de Handwerkers Vriendenkring naar de Diamantbeurs aan het Weesperplein.
Colofon De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 19e jaargang, nr. 3, september 2006 Redactie:
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Piet de Vreede Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 020-6648296) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020 - 640 41 07)
Redactieadres: Burgemeester Dregmansstraat 3 4335 BG Middelburg tel. 0118 – 633509
[email protected] Secretariaatsadres VHV: Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020 - 624 11 66 Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ACI Offsetdrukkerij Amsterdam
KnipKaartZingen Het koor begint om ca 20.00 uur en eindigt om 22.15 uur, met een korte koffie- en theepauze, borrel in het museumcafé na afloop. Een ‘one night sing’ is € 9,– met KnipKaart (€ 32,– voor 4 keer) ben je € 8,– per keer kwijt.
Data en Thema’s 19 september 17 oktober
Cryin’ all over you Tuesday Night Fever
NB 17 oktber zal de laatste keer zijn: Pauline van Anywerpen stopt ermee!
Muziek De muziekvoorstellingen beginnen altijd op zondagmiddag om 14.00 uur en worden georganiseerd in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam (* tenzij anders vermeld). Voor alle concerten geldt: reserveren gewenst. Toegang € 2,50 – MJK gratis – Diverse kortingskaarten geldig (** tenzij anders vermeld). Bij het ter perse gaan van deze folder waren alle ensembles en alle programma’s nog niet bekend: voor inlichtingen kunt u t.z.t. contact opnemen met de Burcht (020-6241166). 12
22 oktober Fluit en Harpduo Eurydice spelen een programma rond de Griekse Godenwereld. Muziek van o.a. Debussy, Saint-Saëns, De Lorenzo, Gluck, Flothuis< Alwyn en Hovhaness. 29 oktober L’Chayim: ‘Nachen van Istanbul’. Joods-Oriëntaalse muziek uit het Ottomaanse Rijk. Na de verdrijving van de Joden van het Iberisch schiereiland na 1492 vestigden zich vele gevluchte Joden in het Ottomaanse rijk, o.a. in Istanbul. Hun rijke muziekcultuur vermengde zich met de Griekse, Slavische en Turkse muziektradities en zo ontstond een specifiek JoodsOriëntaalse muziek. Het ensemble L’ Chayim speelt instrumentale muziek uit deze boeiende muziekcultuur. Prijs € 12,50 ** Organisatie De Burcht 19 november Ensemble Sax & Stix – saxofoon en percussie: speelt moderne muziek 10 december Barokensemble Conservatorium speelt Barokmuziek