Nieuwsb r i e f 16e jaargang nummer 3
september 2003
Archieven van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) toegankelijk Juni j.l. was een mijlpaal voor het behoud en de ordening van het erfgoed van de sociaal-democratie. Bij uitgeverij Aksant verscheen de Inventaris van de archieven van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) (1913-) 1918-1959 (-2003). In deze inventaris zijn heel veel stukken die betrekking hebben op de geschiedenis van de socialistische jeugdbeweging samengebracht. Oprichting De Arbeiders Jeugd Centrale werd op 18 maart 1918 opgericht. Het doel dat de AJC zich stelde, was om jongeren uit de arbeidersklasse op te voeden en te ontwikkelen, zowel lichamelijk als geestelijk, en hen voor te bereiden op deelname aan de strijd van de arbeidersbeweging. Een strijd voor het socialisme, die bepalend zou zijn voor de vorming van hun verdere leven. De AJC was zowel de jeugdorganisatie van het Nederlands Verbond van Vak-
In dit nummer o.a. pag 1 + 2 Archieven van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) pag 3 Dwarsligger pag 3 Jan Roes (1939-2003) pag 4,5 NVV 1906. Bijna 100 jaar moderne vakbeweging pag 6,7 Tastbaar verleden. De Volharding pag 8,9 Kristoffel Lieten, eerste hoogleraar kinderarbeid pag 10,11 Burchtberichten pag 11 Signaleringen pag 12 Uit de Vereniging pag 12 Vooraankondiging. Symposium over Historisch Vakbondsproject aan het IISG
verenigingen (NVV) als van de SociaalDemocratische Arbeiders Partij (SDAP). De AJC werd vanaf haar oprichting bezield door een sterk idealisme, waarin het gemeenschapsbesef centraal stond. Zij zette zich met nadruk af tegen het individualistisch egoïsme, dat als kenmerkend gold voor de burgerlijke, kapitalistische verhoudingen.
Cultuurideaal De AJC wilde de klassenstrijd, die tot dan toe vooral op economisch en politiek niveau gevoerd was, verbinden met de strijd voor een socialistisch cultuurideaal. In de jaren twintig en dertig ontwikkelde zich een typische AJC-stijl: karakteristieke omgangsvormen – zonder alcohol en tabak – met een eigen manier van kleden, feestvieren en vrijetijdsbesteding. Wandelen en kamperen hoorden daarbij evenals volksdansen, muziek en het lekenspel. Beeldbepalende figuur binnen de vóór-oorlogse AJC was Koos Vorrink, eerst als secretaris-redacteur en vanaf 1924 als voorzitter.
Tweede Wereldoorlog en opheffing Toen de Duitse troepen in mei 1940 Nederland hadden bezet, kwam een plotseling einde aan ruim twee decennia AJC. Op 13 augustus 1940 besloot het hoofdbestuur van de AJC de organisatie op te heffen. Na de bevrijding in mei 1945, volgde snel de heroprichting. In de eerste na-oorlogse jaren nam het ledental snel toe, maar vanaf 1949 zette een daling in. De typische AJC-stijl sprak de na-oorlogse jeugd minder aan en de factoren die het proces van ontzuiling in beweging brachten, veroorzaakten ook de neergang 1
van de socialistische jeugdbeweging. Uiteindelijk werd op het laatste congres van de AJC op 28 februari 1959 in Vierhouten besloten de organisatie op te heffen. Min of meer als opvolger werd op 1 maart 1959 in Amsterdam het Jeugd- en Jongerencentrum ‘Ruimte’ opgericht.
Stichting Onderzoek AJC Tijdens de Tweede Wereldoorlog was veel archiefmateriaal van de AJC uit voorzorg vernietigd of bij oorlogshandelingen verloren gegaan. Van een echt landelijk archief van de AJC van vóór 1940 was dan ook geen sprake. Dit leidde er mede toe dat de in 1980 opgerichte Stichting Onderzoek AJC, waarin naast vele anderen vooral eerst Ad van Moock en later Joost de Moor als secretaris de bindende personen waren, zich naast het bevorderen van onderzoek ging bezighouden met het verzamelen van archiefstukken, brochures, foto’s , vaandels en vlaggen. Dit leidde er toe dat heel veel oud-leden in de loop der jaren materiaal aan de Stichting Onderzoek AJC afstonden. De Stichting gaf deze na verloop
vervolg op pagina 2
Nieuwsb r i e f vervolg van pagina 1 van tijd weer in bewaring aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam.
Publicaties en foto’s Verschillende publicaties over de AJC verschenen, waaronder Onze jeugd behoort de morgen... De geschiedenis van de AJC in oorlogstijd door Geertje Marianne Naarden (Amsterdam, 1989) en Een wereld licht en vrij. Het culturele werk van de AJC 19181959 werd beschreven door Jan Meilof (Amsterdam, 1999). Eind 2002 besloot de Stichting Onderzoek AJC zich op te heffen omdat de taken, die men zich voor ogen had gesteld, waren gerealiseerd. Als voorlopig laatste publicatie verscheen deze archiefinventaris, waarin inventarissen zijn opgenomen van de in de loop der jaren ontstane AJC-collectie en van het
16e jaargang nummer 3, september 2003
afzonderlijke archief van de afdeling Amsterdam. Ook is een lijst opgenomen van de ruim 100 aan het IISG in bewaring gegeven foto-albums die betrekking hebben op de AJC. Vermeldenswaard is dat in de inventaris ook tal van stukken vermeld worden die betrekking hebben op de onlosmakelijk met de AJC verbonden Stichting Voor Zon en Vrijheid, waarin de oud-voorzitter van de Industriebond NVV Arie Groeneveld jarenlang een prominente rol speelde.
Inventaris De Inventaris van de archieven van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) (1913-) 1918-1959 (-2003) door Bouwe Hijma en verschenen als IISG Werkuitgave 45 is verkrijgbaar bij uitgeverij Aksant voor € 7,50. De inventaris is overigens ook online raadpleegbaar via de website van het IISG. Bouwe Hijma
2
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Dwarsl i g g e r
THEUN DE VRIES. GETUIGE VAN EEN EEUW.
‘Op de veertiende dag van de joodse maand Nizan, dat is op zeven april volgens onze tijdrekening, werd in het jaar 30, mogelijk 33, door de Romeinse overheden van het onderworpen Palestina een misdadiger gekruisigd. Het was een zekere Jezus, volgens het ons overgeleverde verhaal afkomstig uit Nazareth, zoon van een timmerman en zelf in zijn jeugd een handwerker.' Het zijn de eerste regels uit Ketters. Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht (1982) van Theun de Vries. Hij kreeg er de Henriette Roland Holstprijs voor. 'Karl Marx werd wakker. In zijn hoofd galmde nog zwak de echo weg van het lied dat Wallau 's nachts – nee, het was al deze ochtend – bij het uiteengaan van de Duitse arbeidersclub in Le Cygne gezongen had.' Zo begint 1848. Een spook waart door Europa. Vestdijk was laaiend enthousiast over 1848 dat bestaat uit 3 delen met samen meer dan 1000 bladzijden. Hij schreef daarover in Het Parool: ‘Wat Theun de Vries van het midden van de negentiende eeuw afweet, de politieke gang van zaken, de culturele achtergrond, de sociale verhoudingen, het milieu, de kleding, de dagelijkse gebruiken, moet ontstellend zijn.’ Theun de Vries debuteerde in 1931 met Rembrandt. Later volgden nog andere biografische (kunstenaars-) romans. De Vries – die tientallen jaren lid was van de CPN en nu een links georiënteerde humanist – wordt van oudsher in arbeiderskringen veel gelezen. Zijn historische, sociale, politieke en culturele romans hebben naam gemaakt. We kunnen er naast de hierboven vermelde nog slechts enkele noemen: de cyclus over het geslacht der Wiarda's, Februari, Het meisje met het rode haar (verfilmd), Het motet voor de Kardinaal en De vertellingen van Wilt Tjaarda. Eenzaam torent de 96-jarige Theun de Vries boven zijn literaire vakgenoten uit: een gigantisch oeuvre, eruditie, kennis, veelzijdigheid, diepgang, vertellerstalent, wetenschappelijke betekenis, historische waarde. Vele malen is hij gelauwerd, van de Meiprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 1932 tot de P.C. Hooftprijs in 1963, een eredoctoraat van de universiteit van Groningen in 1979, de Verzetsprijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 in 1987 en de zilveren eremedaille van de stad Amsterdam in 2002. Nog één stap te gaan. Harry Mulisch kan nog wel even wachten. Wie draagt Theun de Vries voor als kandidaat voor de Nobelprijs voor literatuur? Met veel plezier heb ik deze zomer in het Letterkundig Museum te Den Haag de tentoonstelling over het leven en werk van Theun de Vries bezocht. Voor wie dit gemist heeft: Bij uitgeverij Querido is een mooi boek verschenen over deze markante sociaal bewogen romanschrijver: Vervolg je weg en laat de lui maar dazen!
Jan Roes (1939-2003) Op 24 mei is Jan Roes op bijna 64-jarige leeftijd overleden. Jan Roes, geboren op 15 juni 1939 in Breedenbroek in de Achterhoek, studeerde rechten, geschiedenis en kerkgeschiedenis in Nijmegen en in Mainz. Zijn leermeester was de bekende historicus en literator L.J. Rogier. Sinds de oprichting in 1969 was hij directeur van het Katholiek Documentatiecentrum (KDC) in Nijmegen. Het KDC beheert ruim 900 verschillende archieven en verzamelingen (foto’s, affiches, vaandels), waaronder tal van archieven van katholieke vakorganisaties en van katholieke voormannen. Jan Roes, vanaf 1994 tevens hoogleraar Geschiedenis van het Nederlandse katholicisme aan de KUN, publiceerde over een groot aantal katholieke onderwerpen, waaronder de katholieke arbeidersbeweging. Tot de standaardwerken van zijn hand behoren: Bronnen van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland. Toespraken, brieven en artikelen van Alphons Ariëns, 1887-1901 (Baarn 1982); Katholieke Arbeidersbeweging. Studies over de KAB en NKV in de economische en politieke ontwikkeling van Nederland na 1945 (Baarn 1985); ‘Alphons Ariéns, schipperend naast God’, in: H. Beliën, M. Bossenbroek, G.J. van Setten (red.), In de vaart der volkeren. Nederlanders rond 1900 (Amsterdam 1998). Zijn leven is onlosmakelijk verbonden met het ontstaan, groei en bloei van het KDC. Roes was een doortastend organisator. Met die kwaliteit heeft hij het KDC groot gemaakt. Het werd een voorbeeld voor nieuwe instituten in binnen- en buitenland, zoals het Historisch Documentatiecentrum aan de VU te Amsterdam en het KADOC te Leuven. De laatste jaren van zijn leven besteedde Jan Roes veel tijd en energie aan het voortbestaan van ‘zijn’ KDC. De Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) waartoe het KDC behoort, ontvouwde in 2002 plannen om het centrum op te heffen en de KDC-collecties op meerdere locaties onder te brengen. Roes, zeer ontstelt over dit voornemen, noemde dit plan een “demontage van de katholieke cultuur en de afbraak van de identiteit van de KUN”.
Harry Peer
Jacques van Gerwen
3
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Bijna 100 jaar moderne vakbeweging De FNV bestaat bijna 100 jaar. In 1906 is het Nederlands Verbond van Vakverenigingen – één van de vakcentrales die in de FNV is opgegaan – opgericht. In de discussies die daar aan voorafgingen hebben de ervaringen met de Spoorwegstaking een stevige rol gespeeld. De uitkomsten van die discussies zijn in veel gevallen nog steeds herkenbaar in het functioneren van de FNV en van de Nederlandse vakbeweging in het algemeen. De redactie van de Vakbondshistorische Nieuwsbrief zal vanaf nu tot aan 2006 aandacht besteden aan verschillende principiële aspecten die bij de oprichting een rol hebben gespeeld. Daarbij gaat hem om zaken als de centrale leiding, de plaatselijke organisatie, de relatie tot de politiek, de inzet van het stakingsmiddel, scholing, vorming en cultuur.
De weg naar de moderne vakbeweging ‘Heel rare dingen zullen moeten gebeuren, eer wij weer een gemeenschappelijken stap doen, met die anarchistische bedriegers en verraders. We zullen onze oude, beproefde tactiek, de Duitse tactiek weer volgen, onze weg gaan, niet van het pad afwijken en zeggen: wie iets met ons te doen wil hebben, moet met ons meegaan; wij loopen nooit meer met anderen mee.’ De teleurstelling in de arbeidersbeweging in 1903 na de spoorwegstakingen is groot. De verwijten van verraad van de leidinggevende figuren over en weer liegen er niet om. Ook Henri Polak liet zich daarbij niet onbetuigd, zoals uit bovenstaand citaat blijkt. Het leidt tot een scheiding der geesten, maar geleidelijk aan groeit er onder sociaal-democratische leiding een nieuwe eenheid: het Nederlands Verbond van Vakverenigingen. Vanaf 1906 vervult dit
Verbond, dat in 1976 opgaat in de FNV, een prominente rol in de vakbeweging. De stakingen van het voorjaar van 1903 slaan – nadat de tweede serie tegen de worgwetten van Abraham Kuyper op een pijnlijke nederlaag is uitgelopen – diepe wonden in de arbeidersbeweging. Veel bonden verliezen grote aantallen leden.Veel leden die een min of meer actieve rol hebben gespeeld, zien zich van werk uitgesloten en komen vaak pas na lange tijd weer eens aan de slag. De leiding van de nog prille confessionele vakbeweging ziet in de stakingen zijn gelijk bevestigd dat de ‘algemene’ of ‘neutrale’ vakbeweging verre van ‘algemeen’ of ‘neutraal’ is. “De roode vlag verloor voor de katholieke en protestantse arbeiders veel van haar aantrekkingskracht” – zo stelt Rüter vast in ‘De spoorwegstakingen van 1903’ – “en kreeg zelfs iets afschrikwekkends, sedert zij als ‘vaan van de revolutie’ boven de politieke 4
werkstaking gewapperd had.” De staking legde echter ook een diepgaand verschil van inzicht bloot, dat al lange tijd in de ‘algemene’ en ‘neutrale’ vakbeweging sluimerde.
NAS In 1893 wordt het Nationaal Arbeidssecretariaat (NAS) opgericht. Het poogt vakorganisaties en andere organisaties van arbeiders bij elkaar te brengen. Zes bonden van sigarenmakers, typografen, meubelmakers, spoorwegarbeiders, timmerlieden en onderwijzers sluiten zich aan. Maar ook de Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis en wat later de SDAP van Troelstra. Vanaf het begin zit er een duidelijke spanning in het NAS. Het syndicalistisch, anarchistisch sentiment overheerst. Het was meer contactbureau dan besturend centrum. De secretaris omschreef zich als ‘kruier’ van de belangen van arbei-
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
ders, niet als leider. De jaarverslagen vormen een geschiedenis van stakingen. De sociaaldemocratisch gekleurde geschiedschrijving spreekt er met enig dédain over en plaatst het NAS tegenover de Diamantsbewerkersbond, die in 1894 door Henri Polak wordt opgericht. Hoewel de ANDB is voortgekomen uit een staking, vindt Polak dat het stakingswapen zeer terughoudend moet worden ingezet, dat een bond een strak geleide organisatie moet zijn met een grote invloed voor het bondsbestuur met vrijgestelde leden, hoge contributies en een sterke weerstandskas. Al in 1898 pleit Polak – die zich met de ANDB nooit bij het NAS heeft aangesloten – voor een nieuwe vakcentrale ‘op een deugdelijke grondslag en met een deugdelijke tactiek’. “Er is in ons land genoeg gepraat, genoeg gekletst, genoeg geredetwist en gehaarkloofd, genoeg gekibbeld en gehaspeld – er moet eindelijk iets gedaan worden. En dat moet niet zijn eene plotselinge uitbarsting in een of meer bedrijven, onvoorbereid en ongeorganiseerd, zoals dat in ons land gebruikelijk was – maar dat moet zijn het bewust en ernstig aanwerven, drillen, disciplineeren, bewapenen en van krijgsvoorraad voorzien van een machtig legercorps van de Nederlandse regimenten van het internationale leger van den arbeid”. Zijn oproep wordt dan nog niet gevolgd. Al groeit binnen de verschillende bij het NAS aangesloten organisaties een vergelijkbare onvrede met de strategie die door het secretariaat wordt gevolgd, wat in de ontwikkeling van het ledental zichtbaar is.Van de bijna 16 duizend leden in 1894 zijn er aan de vooravond van de spoorwegstaking nog maar 10 duizend over.
Leegloop De leegloop van het NAS gaat na de spoorwegstakingen in hoog tempo door. Typografen, scheeps- en bootwerkers, meubelmakers en sigarenmakers scheiden zich af. Vakbondsleiders die eerder nog niet openlijk
de inzichten van Polak deelden, nemen in zekere zin de brochure van 1898 weer ter hand. SDAP-leider Troelstra moedigt hen aan: “Het NAS is ten doode opgeschreven; ik hoop, dat het gevoel van verantwoordelijkheid, dat de ANDB altijd heeft getoond, vooral op stoffelijk gebied, maken zal, dat binnen niet al te langen tijd het oude en verloopen NAS zal zijn vervangen door een federatie van vakvereenigingen, die klinkt als een klok.” Ook Van den Tempel, sociaaldemocraat en leider van de schildersbond, vestigt met zijn brochure over de vakbeweging in Duitsland opnieuw aandacht op de voorstellen van Polak. Met instemming beschrijft hij de centralistische inrichting van de bonden, hun inzet om voor leden verzekering tegen de gevolgen van werkloosheid, ziekte en invaliditeit mogelijk te maken en om hen rechtskundige hulp in arbeidsconflicten te bieden. Naar zijn mening is het voorbeeld van de Duitse vakbeweging beter na te volgen dan dat van de Engelse vakbeweging. Anders dan de Engelse vakbeweging heeft de Duitse vakbeweging geen contractuele band met de sociaal-democratische partij. De samenwerking met de SDAP en de prominente rol die Polak en andere vakbondsleiders in de partij spelen, is een belangrijk discussiepunt in de ontwikkeling naar een nieuwe vakcentrale.Voor menigeen binnen en buiten de arbeidersbeweging hebben de spoorwegstakingen duidelijk gemaakt dat staatsbemoeienis op sociaal terrein in enigerlei vorm wenselijk is. Sociaal-democraten hoopten tegen die achtergrond “dat de vakvereenigingen door hechter organisatie en doeltreffender tactiek tot grooter invloed komen zouden, maar vooral ook dat zij tot samenwerking met de SDAP bereid zouden blijken.” Het NAS blijft dat anders zien. In 1904 wordt er actie gevoerd voor een wet op het arbeidscontract. Na aanvankelijk steun aan deze actie te hebben betoond, trekt het zich daaruit terug. Groter staatsbemoeienis op sociaal terrein vraagt ook een grotere vertegenwoordiging van arbeiders in het parlement. Dat betekent dat het actievoeren voor algemeen kiesrecht onderdeel moet uitmaken van de strategie van de moderne vakbeweging.
Een nieuwe vakcentrale Twee jaar na de spoorwegstakingen – in februari 1905 – is voor Polak eindelijk de tijd rijp om de niet bij het NAS aangesloten bonden bij elkaar te brengen om een nieuwe centrale organisatie te vormen. Het is het begin van een serie besprekingen over de kenmerken van centrale en aangesloten bonden. De grondslagen van de centrale moeten zijn verzamelen van gegevens over omvang en toestand van de vakbeweging, opbouwen van contacten met de buitenlandse vakbeweging, bevordering van deugdelijke arbeidswetgeving en steun verlenen bij stakingen. De toe te treden bonden moeten straf centraal worden geleid door een bondsbestuur van bezoldigde bestuurders met grote bevoegdheden. De financiële huishouding ervan moet degelijk zijn. Om leden goed te binden, moeten de bonden niet alleen een stakingskas hebben, maar ook fondsen voor uitkeringen bij werkloosheid, ziekte, invaliditeit en overlijden. De continuïteit van de bonden – zo is de gedachte – is daarmee beter gewaarborgd. Het NAS en het NVV, dat in 1906 als resultaat van deze besprekingen wordt opgericht, beschouwen elkaar als hun negatief, als in bijna alle opzichten elkaars tegendeel. In hun propaganda hebben zij zich diametraal tegenover elkaar geplaatst, maar daarmee is de discussie binnen de organisaties niet ten einde. In de komende nummers van de Vakbondshistorische Nieuwsbrief wordt aandacht besteed aan de discussies die met enige regelmaat opkomen over de aspecten die gelden als kenmerken van de moderne vakbeweging. Jeroen Sprenger
5
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Tastbaar verleden
120 jaar De Volharding Den Haag In 1883 wordt in Den Haag de eerste ‘eigen’ bakkerij van coöperatie De Volharding geopend. Tot aan de Tweede Wereldoorlog breidt die zijn activiteiten steeds meer uit. In de jaren zeventig van de vorige eeuw verdween De Volharding, maar twee onderdelen ervan zijn blijven bestaan: Het ziekenfonds en de uitvaartverzorging. Ook in het Haagse straatbeeld is nog het een en ander te zien. Het markante voormalige hoofdkantoor aan de Grote Markt staat er bijvoorbeeld nog steeds.
Bakkerij als basis Nog voor de officiële oprichting in 1882 huurt De Volharding een kleine bakkerij. Om die in te richten moet eerst een beginkapitaal bij elkaar worden gebracht. De lasten daarvan kunnen de 183 leden niet dragen. Met steun van vrienden van de coöperatieve beweging, waaronder F. Domela Nieuwenhuis, kan in 1883 een pand aan de Koninginnestraat worden betrokken. De bakkerij groeit gestaag en dient in 1896 tevens als basis voor een 'afdeling Kruidenierswaren'. Die groeit in de loop der jaren uit tot een succesvolle tak van de coöperatie. In 1932 behaalt zij in dertig winkels verspreid over Den Haag, Rijswijk, Voorburg en Wassenaar een omzet van bijna 2 miljoen gulden. Andere initiatieven op het detailhandelsvlak van de ’s Gravenhaagsche Coöperatieve Verbruiks-, Voortbrengings- en Voorzorgsvereeniging De Volharding (u.a.), afgekort COVO, zijn minder succesvol. De in het boekjaar 1908/1909 opgerichte 'afdeling petroleum' wordt vier jaar later alweer geliquideerd. De verkoop van groenten en aardappelen begint in 1916, maar moet in 1918/1919 na flinke verliezen stoppen. De in 1900 opgerichte afdeling slagerij groeit aanvankelijk voorspoedig. Na de verzelfstandiging groeit het aantal winkels in de Eerste Wereldoorlog tot 8, terwijl de afdeling ook een worstfabriek exploiteert. In de jaren twintig moet die sluiten en blijven er slechts 2 slagerijen over. In de jaren dertig volgt herstel. De coöperatie als geheel doorstaat de jaren twintig goed. De kantoren in het gebouw van de bakkerij aan de Delftselaan worden te
klein. Het bestuur besluit niet te zoeken naar een geschikt bouwterrein in de arbeiderswijken, maar is van mening 'dat een gebouw in het hart der stad tevens een goed reclame-object kan zijn'. Men vindt een geschikt terrein op de hoek van de Groote Markt en de Grote Marktstraat.
Kathedraal van de Arbeid Jan Buijs, later tevens architect van het gebouw van de Arbeiderspers in Amsterdam, krijgt de opdracht een nieuw en multifunctioneel hoofdkantoor te ontwerpen. Het gebouw moet ook onderdak bieden aan de eigen tandheelkundige kliniek, magazijnen en winkels. Om aan de wensen van het bestuur tegemoet te komen, ontwerpen Buijs en zijn compagnon J.B. Lürsen een gebouw met veel glas en een skelet van betonnen kolommen en vloeren. Zo kunnen tussenmuren en gevels van niet-dragende materialen worden gemaakt. Het op de hoek van het gebouw gesitueerde trappenhuis met lift krijgt glazen bouwstenen. Boven op het kantoor komt het in blauw glas uitgevoerde naambord, geflankeerd door twee haaks op elkaar aangebrachte lichtbakken in geel en wit glas. Voor de gewenste reclame vinden de architecten een bijzondere oplossing, waarbij de lichtreclame een integraal onder6
deel van de gevel is. Dit bereiken zij door tussen de vloeren over de gehele breedte lichtbakken te plaatsen van melkglas van 2 meter hoog en 70 centimeter diep. De tussenruimte van 70 centimeter biedt voldoende ruimte voor een medewerker om met grote zinken letters reclameteksten te maken. Door het gebouw en de lichtbakken van binnenuit te verlichten, is het gebouw één grote reclamezuil voor de coöperatie. Het interieur is aangekleed met verschillende kunstwerken. In de voor publiek toegankelijke hal van het kantoor hangt een ter gelegenheid van de opening door de leden geschonken kunstwerk van messing en verzilverd brons. Centraal in het wandbord met een doorsnede van 155 centimeter bevinden zich een gestileerde mannen- en vrouwenkop van de hand van de Duitse kunstenaar Rudolf Belling. Het randschrift (“O man, O vrouw, zeg niet meer IK, zeg WIJ. IK snoert den keten vast, WIJ maakt vrij”) is van Henriëtte Roland Holst. Het wandbord is tegenwoordig te zien in het coöperatiemuseum in Schiedam. De Volharding is zeer trots op zijn nieuwe gebouw en noemt het 'een sierraad, niet alleen voor onze vereeniging, maar ook voor Den Haag'. Tal van binnen- en buitenlandse tijdschriften op het gebied van architectuur en reclame besteden aandacht aan het gebouw. Het blad 'De Reclame' noemt het in december 1928 'Het eerste gebouw in ons land waar de lichtreclame geheel als onderdeel van de architectuur aanvaard is'. Bij de restauratie in 1974 is de functie van lichtend reclameobject gedeeltelijk verdwenen. Bij de renovatie en restauratie door Greiner Van Goor Architecten in 1998, in opdracht van de huidige eigenaar Randstad, is zo veel mogelijk uitgegaan van de oude situatie. De lichtbakken voor reclame bleven behouden. Van het gebouw dat op Rijksmonumentenlijst staat, is een maquette te zien in Madurodam.
Azivo Via de oprichting van een eigen ziekenfonds in 1893 wil De Volharding voor zijn
16e jaargang nummer 3, september 2003
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
malige ziekenhuis bestaat nog en biedt thans onderdak aan een Chinees restaurant en bedrijfsruimten. De eigen apotheek is wel gebleven. Het ziekenfonds Azivo, voluit Algemeen Ziekenfonds De Volharding, koestert het verleden. Niet alleen in de naam, maar vooral ook in zijn beleid gericht op 'solidariteit met de mensen die onze zorg het hardst nodig hebben. Solidair zijn betekent dat we ons, net als in een familie, door een gevoel van saamhorigheid verbonden voelen.' Dit komt onder andere tot uiting in de traditie dat de directeur regelmatig spreekuur houdt voor de aangesloten leden, door het bestaan van de eigen apotheek en de Azivo Zorgservice voor aanvullende hulpmiddelen, kleine aanpassingen in keuken, douche of toilet of advies aan huis.
Cuvo
leden een einde maken aan de slechte behandeling door de diverse ziekenbussen, artsen en apotheken. Artsen worden door middel van een contract verbonden aan het ziekenfonds, gevolgd door de oprichting van een eigen apotheek. Conflicten met de artsenorganisatie over de honorering leiden er uiteindelijk toe dat De Volharding in 1925 eigen huisartsen in loondienst neemt, in januari 1926 gevolgd door de opening van een eigen ziekenhuis aan de Gedempte Burgwal, compleet met operatiekamer en verloskamer. Door de toegenomen behoefte aan medische zorg is het ziekenhuis al snel te klein. In 1939 volgt de opening van een compleet nieuw ziekenhuis aan de Gedempte Burgwal. Architecten daarvan zijn opnieuw Buijs en Lürsen. Ter gelegen-
heid van de opening van het nieuwe ziekenhuis geeft De Volharding een gedenkboek uit. Daarin is niet alleen van alles te lezen over de nieuwe medische en technische voorzieningen, maar wordt tevens vermeld dat het ziekenhuis ook rekening houdt met de behoeften van 'verschillend-denkenden'. Zo is er over de samenstelling van de bibliotheek overleg met de leiding van de Rooms Katholieke en Christelijke Coöperatieve bonden. Gedwongen door de Duitse bezetter moet het ziekenfonds zich in 1941 losmaken van de rest van de coöperatie. Dat belemmert de groei en continuïteit niet. Na de Tweede Wereldoorlog opent het ziekenfonds in Scheveningen zelfs een eigen kraamkliniek. De eigen klinieken behoren inmiddels tot het verleden. Het gebouw van het voor-
7
Een sterfgeval in een arbeidersgezin kan betekenen dat de hele spaarpot opgaat aan de kosten van de begrafenis. Doel van de in 1935 opgerichte 'Afdeling Lijkbezorging' wordt dan ook: 'Dat het stoffelijk overschot van de mens geen voorwerp mag zijn van winstbejag, noch de uitvaart een object van welstandsvertoon.' De concurrenten zijn niet blij met de nieuwkomer en zitten te wachten op fouten van 'de bakkers die nu ook gaan begraven'. Die fouten blijven uit en de begrafenissen gebeuren tegen kostprijs. Na de oplossing van bedrijfseconomische problemen, zoals een te groot eigen wagenpark, wordt de nieuwe afdeling een succes. In 1947 volgt de oprichting van het Fonds voor de Uitvaartverzorging, waarmee de leden zelf kunnen sparen voor de kosten van een uitvaart. Bij de ondergang van Co-op Nederland in 1973 dreigt het nog even mis te gaan. De voormalige afdeling lijkbezorging kan uiteindelijk zelfstandig verder gaan als CUVO (Coöperatieve Vereniging Uitvaartverzorging ‘De Volharding’). De inmiddels grootste uitvaartverzorger van Den Haag en omgeving koestert het eigen verleden onder andere door artikelen in de kwartaalkrant voor de vereniging van aangeslotenen en via het depositofonds als opvolger van het fonds uit 1947. De gedenksteen voor de in 1893 opgerichte bakkerij waar alles mee begon, bewaart Cuvo zorgvuldig.
Bronnen: Azivo, Cuvo, IISG, Randstad Holding, Madurodam en Greiner Van Goor Architecten Christ Essens
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Kristoffel Lieten eerste hoogleraar kinderarbeid ter wereld
'Alleen boycotten lost niets op' Eenzelfde overhemd kost bij de ene winkel 20 euro en bij een andere de helft, mogelijk dankzij kinderarbeid. De consument die het dure exemplaar koopt "verdient daarmee zijn aflaat", meent Kristoffel Lieten, de eerste hoogleraar kinderarbeid ter wereld. Door het goedkope, door kinderhanden gemaakte overhemd niet te kopen, help je echter niet direct een kind, noch de economie van zijn arme land. "Een boycot is te makkelijk, maar anderzijds bestaat het gevaar dat je teveel gaat relativeren." Kortom, voor het probleem van kinderarbeid in de Derde Wereld bestaat geen makkelijke oplossing. Onderzoek is een eerste stap, die Lieten op 21 november in zijn oratie zal toelichten. aan geboortebeperking, met als gevolg dat de fertiliteit snel daalde, of, om het simpeler te zeggen, er werden veel minder kinderen geboren. Kortom, kijk achter de legitimering van het gedrag van mensen."
Fondsen
De bijzondere leerstoel van Lieten is ingesteld aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Lieten (1946), historicus en antropoloog, doet al jarenlang onderzoek aan de UvA. "Het afgelopen decennium was er nogal wat heisa over kinderarbeid". Het onderzoek daarnaar is tot op heden "te weinig en niet gestructureerd". Met zijn benoeming slaan volgens Lieten de UvA en het IISG vier vliegen in een klap. "Ten eerste kunnen we het onderzoek nu duidelijk richting geven. Vervolgens smeden we een internationaal netwerk en ten derde kunnen we materiaal uit de hele wereld samenbrengen en archiveren. Veel dingen die je nu bijvoorbeeld vindt op internet, zijn over twee jaar 'verdwenen'. Tenslotte is er het onderwijs. Ik hoop hier jonge onderzoekers te gaan opleiden." In de afgelopen twintig jaar deed Lieten onderzoek naar de ontwikkelingsproblematiek, met nadruk op "de onderkant, het werkvolk". "Vroeger keek ik vooral naar de macro-relaties. Waarom zijn boeren en arbeiders arm? Dan krijg je antwoorden als kolonialisme, imperialisme en globalisering. Vanuit die basis ga je kijken naar individuen. Hoe zit de maatschappelijke structuur in elkaar, kijk naar de rol van vrouwen daarin en ga vervolgens nog een
stap verder: hoe gaan mensen om met kinderen, hoe humaan is een samenleving?" Lieten woonde jarenlang in kleine dorpjes in India en Pakistan. "Dat viel niet mee, maandenlang heel primitief wonen, maar dat was noodzakelijk om het vertrouwen van de mensen te winnen." Een belangrijk onderzoeksonderwerp was fertiliteitsgedrag (vruchtbaarheid). "Je hoort vaak de bewering 'ze krijgen veel kinderen om ze te laten werken'. Is dat wel zo? Dat moet je onderzoeken. Bovendien gaat zo'n bewering ervan uit dat ouders een rationele keuze hebben: ofwel je investeert in ze door ze onderwijs te laten volgen, ofwel je verdient er nu aan door ze te laten werken." "Het eerste antwoord op de vraag waarom ze zoveel kinderen hebben dat ik van mensen in een Pakistaans dorpje kreeg, was 'het is de wil van Allah'. Bij doorvragen blijkt dan dat mensen graag de liefde bedrijven, maar geen kennis van en toegang tot anticonceptie hebben. Bij zo'n onderzoek moet je in durven gaan tegen de dominante idee en die komt van de plaatselijke elite. Die wil dat de armen arm blijven. Dat gebeurt door de toegang tot anti-conceptie te blokkeren met als gevolg die grote kinderschare. In Bangladesh bijvoorbeeld werkte de elite wel mee 8
De leerstoel kinderarbeid is mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Amsterdam Foundation for International Research on Exploitation of Working Children (IREWOC). Een van de moeilijkste taken waarvoor Lieten zich gesteld ziet is om voldoende geld bijeen te schrapen voor onderzoek. "Onderschat niet het belang van de onderwerpen die internationaal hoog op de agenda staan. Vroeger was er het Rode Gevaar, dus dat moest onderzocht worden. Nu krijg je makkelijk geld voor onderzoek naar moslimfundamentalisme." "Geld voor onderzoek naar arbeidsrelaties is er veel minder. Dat geldt voor overheden, instituten als de VN, maar ook voor Non-Gouvernementele Organisaties (ngo's). In mijn opinie is de grote motor achter religieuze bewegingen het feit dat maatschappijen uit elkaar vallen. Als je dat onderzoekt, kijk je dus naar sociaal-economische factoren voor de onvrede en dat horen we in het Westen liever niet. Kijk naar Irak: het is geen strijd tussen islam en jodendom en het goddeloze Westen. Het gaat om de precaire situatie waarin de mensen leven, terwijl ze dankzij de globalisering voortdurend de rijkdommen van het Westen krijgen voorgeschoteld." "Verder is het in het Westen in de mode om onderzoek te doen naar levensstijlen. Ook daarbij is globalisering een belangrijke component, maar dit soort onderzoek blijft meestal beperkt tot de vraag hoe wij onze rijkdom genieten. Als we zouden gaan kijken hoe globalisering invloed heeft op de armoede dan luidt het antwoord waarschijnlijk dat de armoede groter wordt. Ook dat horen we liever niet, dus is het moeilijk om aan geld voor dit soort projecten te komen."
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Kinderarbeid Het grote probleem voor de ontwikkelingslanden is volgens Lieten niet kinderarbeid, maar armoede èn verdere verarming. Daardoor kunnen kinderen niet naar school en moeten ze aan de slag. Alleen maar boycotten van door kinderhanden vervaardigde producten zet volgens hem daarom geen zoden aan de dijk. "In de eerste plaats gaat maar een klein deel van die producten naar het Westen. Het meeste is bestemd voor de locale markt. Verder zijn boycotacties niet zinnig, omdat ze aan het grote geheel voorbijgaan. Een boycot wordt gebruikt door degenen die de middelen hebben om te boycotten, want het gaat vaak om luxe goederen als Levi's jeans en Oosterse tapijten. Een boycot is alleen zinvol met een geïntegreerde aanpak, dat wil zeggen samen met hulporganisaties en overheden alternatieven bieden: zorg voor werkgelegenheid en scholen." "Laat ik de kwestie eens vanuit Westers perspectief verduidelijken. Het bedrijfsleven leert snel. In grote advertenties laat het weten dat ze kinderarbeidvrije producten leveren. Zo kon Nike de Amerikaanse scholen volstouwen met schoenen die nu door uitgebuite volwassenen worden gemaakt en daar mooie sier mee maken." Momenteel legt Lieten de laatste hand aan het rapport 'Children as agents in development', waarin wordt onderzocht hoe kinderen zelf tegen hun vaak uitzichtloze bestaan aankijken. Onderzoekers vroegen kinderen in Vietnam, India, Burkina Faso, Tanzania, Nicaragua en Bolivia naar hun toekomstdromen. "Dat is alweer 'documenteren wat er aan de onderkant van die maatschappijen gebeurt'", zegt Lieten. "Hoe werken kinderen, hoe socialiseren ze, hoe verklaren ze hun arbeid? Dat moet je natuurlijk niet aan 5 à 6-jarigen vragen, maar kinderen van 11, 12 jaar oud kunnen
heel goed de maatschappelijke realiteit verklaren. Uit dat onderzoek wordt duidelijk dat ze geen keuze hebben, maar dat ze allemaal graag naar school willen. Ze kiezen ook allemaal voor 'goede' beroepen als arts, onderwijzer, advocaat of politieagent. Weliswaar allemaal banen die goed betalen, maar als reden voor hun keuze geven ze dat ze in zo'n beroep goed kunnen doen voor hun medemensen." Financier van dit project is Plan International, het voormalige Foster Parents Plan. Lieten is zeer over deze organisatie te spreken want "ze hebben zich absoluut niet inhoudelijk bemoeid met het onderzoek". "Dat zie ik de Novibs van deze wereld nog niet doen, want dat soort organisaties investeert niet graag in fundamenteel onderzoek. Ze willen concrete antwoorden; onderzoek wordt dan gedaan door consultants die oplossingen hebben voor de aanpak van deelproblemen binnen het bestaande beleid." De laatste tien jaar zijn in verschillende landen kindervakbonden actief geworden. "Natuurlijk zitten daar volwassenen achter, maar de kinderen doen het vakbondswerk zelf. Niemand wil geld geven om dat te onderzoeken, regeringen niet, ngo's niet, vakbonden niet, de ILO niet en Unicef niet. Dat ligt te gevoelig. Het argument is steeds 'het mag niet, want kinderen horen niet te werken'. Ik vind dat geen argument. Kindervakbonden zijn een interessant verschijnsel. Leidt het tot iets? Alweer – dat moet je onderzoeken. Aan de basis." Eric Jan Weterings Sophie Verburgh (foto’s)
Lieten, K., White B. (eds.), Child Labour-Policy Perspectives, Amsterdam 2001. In dit mede door Lieten samengestelde boek wordt in zeven artikelen de discussie over kinderarbeid in de laatste tien jaar belicht. Het (alleen in het Engels verschenen) boek is voor € 27 te bestellen bij
[email protected], of bij uitgever Aksant in Amsterdam. (ISBN 90.5260.008.2).
9
Tentoonstellingen najaar 2003 “Voor het oog van de kunstenaar. Lenie Verbrugge: een halve eeuw als model’ 6 september t/m 19 oktober Tentoonstelling gemaakt door de Amsterdamse kunstenaarsvereniging over het legendarische kunstenaarsmodel Lenie Verbrugge, die vele kunstenaars heeft weten te inspireren: beelden, schilderijen en tekeningen over deze markante gestalte. Museumnacht en de fototentoonstelling “Working at the Mill No More”. De Museumnacht (zaterdag 8 november) staat in het teken van India. DJ Kenneth Ramdin treedt op met Indiase muziek en er is een programma rond het verschijnsel “Bollywood-films” (in samenwerking met het filmmuseum). Verder is de fototentoonstelling ‘Working at the Mill No More’ te zien, met foto’s van de Indiase fotograaf Partiv Shah. De aanleiding voor de tentoonstelling is de boekpresentatie (zaterdagmiddag 8 november) van het gelijknamige fotoboek (met teksten van de socioloog Prof. Jan Breman). De foto’s van Partiv Shah tonen de economische globalisering en de gevolgen daarvan voor de maatschappelijke onderklasse (veelal ontslagen textielarbeiders) in de stad Ahmedabad in de Indiase deelstaat Gujarat.
De tentoonstelling is te zien van 8 november tot januari 2004 in De Burcht. (Zie verder pagina 10).
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Programma
Schoonheid na het Werk 2003 De Burcht op zondag Onder de titel ‘Schoonheid na het werk’ organiseert de Burcht in 2003 een reeks literair-culturele bijeenkomsten op de ‘zachte uren’ van de zondag. Deze uitdrukking heeft zijn oorsprong in de rijke historie van de arbeidersontwikkeling. De strijders voor de achturige werkdag hadden duidelijke ideeën over een regelmatige indeling van de dag: naast acht ‘sterke uren’ van arbeid, waren er acht ‘diepe uren’ van rust en tenslotte acht ‘zachte uren’ voor ontspanning en ontwikkeling. De Burcht biedt een interessante invulling van die ‘zachte uren’. De Burcht Henri Polaklaan 9, 1018 CP Amsterdam tel: 020-6241166, fax: 020-6237331 E-mail:
[email protected] www.deburcht-vakbondsmuseum.nl
Lezingen Alle lezingen beginnen op zondagmiddag om 14.00 uur. De entreeprijs voor elke lezing is € 5 28 september Said El Haji Schrijver Said El Haji spreekt over zijn werk en schrijverschap. Said El Haji, geboren in Marokko, maar opgegroeid in het oer-Hollandse Berkel en Rodenrijs, schreef met zijn debuut De dagen van Sjaitan de eerste islamitische ‘ontzuilingsroman’. Het boek gaat over de worsteling van de jonge Hamid, die opgroeit in een orthodox islamitisch milieu en daartegen hoe langer hoe meer in verzet komt. Inmiddels is El Haji bezig met zijn tweede boek, dat als werktitel heeft: Ontheemde goden. El Haji is verder redacteur van het literaire tijdschrift Passionate. 9 november Willem Elsschot als Vlaming Neerlandica Wieneke’t Hoen spreekt over schrijver Willem Elsschot en zijn Vlaamse achtergrond. Elsschot (1882-1960) staat bekend als linkse ‘flamingant’, maar niet als iemand die het Vlaamse nationalisme politiek ondersteunde. Toch had hij wel sympathie voor de ‘Vlaamse zaak’ en hij schreef zelfs een gedicht over de beruchte Vlaamse nationalist en collaborateur August Borms. In zijn literaire werk speelt zijn Vlaamse achtergrond wel een rol,
maar hij probeerde vooral in het Standaardnederlands te schrijven. 23 november Het Amsterdams door de eeuwen heen: van streektaal naar stadstaal Dialectoloog Jan Berns spreekt in de Burcht over het Amsterdamse dialect. De invloeden die het Amsterdams door de eeuwen heen heeft ondergaan door verschillende immigratiegolven, van Spaanse Brabanders en Franse Hugenoten tot Surinamers en Marokkanen, komen aan de orde, evenals de sociologische aspecten van het Amsterdamse dialect. Een voorbeeld van dat laatste is de veranderende appreciatie van het plat-Amsterdams, dat nog niet lang geleden algemeen werd verafschuwd, terwijl vandaag de dag rapper Def P ontegenzeggelijk als ‘cool’ wordt ervaren als hij de eigenaardigheden van het Amsterdamse dialect bezingt. 30 november A.S Talma J. van den Molen, voormalig CNV bestuurder, spreekt over A.S. Talma als inspirator van de moderne christelijke vakbeweging. Van den Molen, die talloze artikelen schreef over kopstukken van de christelijke sociale beweging (o.a. voor het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland), zal ingaan op de rol die Talma heeft gespeeld in de modernisering van het Nederlands Werklieden Verbond Patrimonium, de voorloper van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). Talma is een van de belangrijkste sociale hervormers geweest van het begin van de twintigste eeuw in Nederland: als minister van Landbouw, Handel en Nijverheid heeft hij enkele cruciale sociale wetten uitgevaardigd, waaronder de Ziektewet en de Invaliditeitsen Ouderdomswet. 14 december Anna Achmatova Vertaler Hans Boland spreekt over de Russische dichteres Anna Achmatova. Achmatova (1889-1966) wordt tot de belangrijkste Russische dichters van de 20e eeuw gerekend. Haar vroege liefdeslyriek maakte destijds in Rusland grote indruk door de vrijmoedigheid en moderne vorm. Haar poëzie, vooral haar latere werk, is sterk autobiografisch gekleurd, maar door de verbinding van haar eigen, tragische, geschiedenis met die van Rusland in de 20e eeuw (Revolutie, 10
Tweede Wereldoorlog, Stalindictatuur) krijgt haar werk een extra dimensie. Muziek: Trio ensemble Chagall-Trio NB prijs € 10
Excursies Het programma van de excursies begint steeds om 10.30 uur. Reserveringen en inlichtingen tel: 020-6241166. De excursies worden georganiseerd in samenwerking met de Stichting Aardige Huizen. 5 oktober Het kunstenaarsdorp Bergen Journalist en locaal historicus Henk Jellema vertelt over Bergen (Noord Holland) als kunstenaarsdorp. Schilders, dichters en schrijvers woonden en wonen in het, volgens Adriaan Roland Holst, ‘bezielde’ dorp aan de duinrand. Sommigen woonden er voor langere tijd, zoals de schilders van de Bergense school (waarvan Leo Gestel de bekendste is), schilderes Charley Toorop en de dichters Adriaan Roland Holst, Herman Gorter en Gerrit Kouwenaar. Anderen huurden er wel eens een optrekje, zoals de dichter J.C. Bloem, die over Bergen dichtte: ‘Hier scheen de macht van ‘t onheil te vergaan. Eén ogenblik. Hier scheen ‘t geluk bereikbaar’. De lezing zal worden gevolgd door een lunch en de excursie naar Bergen. Daar volgt onder andere een bezoek aan het onder invloed van de architectuur van de Amsterdamse School gebouwde Park Meerwijk. Prijs € 35
Films Alle films beginnen zondagmiddag om 14.00 uur: de entree is gratis voor museumbezoekers. 12 oktober De Beeldenstorm Documentaire van Johan van der Keuken uit 1981 over de Melkweg: als Amsterdams cultuurcentrum een haard van de tegencultuur, ontstaan in de jaren '60 en gevestigd in een oude melkfabriek. In de film staan vijf jongeren centraal, die de kijker een blik in hun leven gunnen. 2 november Landschappen waar niemand van weet Documentaire van Melle van Essen uit
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
1992 over de legendarische typograaf en schilder Melle Oldeboerrigter (1908-1976). Het werk van Oldeboerrigter, beter bekend als ‘Melle’, wordt gekenmerkt door Jeroen Bosch-achtige taferelen, vaak seksueel van aard, waardoor zijn werk in de jaren vijftig te controversieel werd geacht voor musea. Tegen het einde van zijn leven werd zijn oeuvre alsnog erkend.
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Muziek De muziekvoorstellingen beginnen altijd op zondagmiddag om 14.00 uur. De muziekvoorstellingen worden georganiseerd in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam en zijn gratis (m.u.v. 7 december). Bij het ter perse gaan van deze folder waren alle ensembles nog niet bekend: voor inlichtingen kunt u t.z.t. contact opnemen met de Burcht (020-6241166).
16 november Ensemble Conservatorium van Amsterdam 7 december L’Chayim en Julia Bronkhorst Het ensemble L’Chayim brengt samen met zangeres Julia Bronkhorst een programma van Chassidische liederen uit Oekraïne. De voorstelling zal worden ingeleid door historicus Salvador Bloemgarten. Prijs € 10,21 december Ensemble Conservatorium van Amsterdam
Signaleringen Geert van Goethem, De Internationale van Amsterdam. De wereld van het Internationaal Vakverbond 1913-1945 (Gent AMSAB 2003) 360 pagina’s, ¤ 24,95, ISBN 90 5240 702 9 De Internationale van Amsterdam beschrijft de geschiedenis van het vakbondsinternationalisme tijdens het woelige interbellum. Het is een verhaal over macht, onmacht en mensen, gebaseerd op origineel archiefonderzoek en nieuwe bronnen. Vanaf 1919 zetelde het IVV in Amsterdam, vandaar de naam de Internationale van Amsterdam.
economisch leven in Nederland en NoordBrabant in de twintigste eeuw, de oprichting en de geschiedenis als zelfstandig bedrijf van 1920 tot 1974, het personeel van Liga, het sociale beleid van de Liga-fabrieken en de activiteiten op het gebied van reclame en marketing. Naast deze publicatie zijn er op vier locaties in Roosendaal en Bergen op Zoom tot 30 november 2003 tentoonstellingen te zien waarin aandacht wordt besteed aan de geschiedenis van Liga:
De werkomgeving en werknemers van de Liga Petra Jonkers, Diskwalificatie van wetgeving. De totstandkoming en uitvoering van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen (Wbeaa) (Amsterdam: Uitgeverij Aksant 2003), ISBN 90 5260 112 7, 315 pagina’s, € 25,00 Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw bleek dat de werkloosheid onder etnische minderheden in Nederland hardnekkig voortduurde en zelfs toenam, terwijl de gemiddelde werkloosheid na een periode van recessie daalde. Daarom werd in toenemende mate een beroep gedaan op de overheid om de werkloosheid onder de allochtone beroepsbevolking terug te brengen. In de Tweede Kamer dienden oppositiepartijen in 1992 een initiatiefvoorstel voor de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen (Wbeaa) in. In dit onderzoek besteedt Petra Jonkers aandacht aan factoren die gedurende het proces van totstandkoming en uitvoering van de Wbeaa een rol speelden.
LIGA Cock Gorisse, Johanna Jacobs en Janine Verster, Liga, vooruitstrevend in voeding. Bergen op Zoom – Roosendaal (Roosendaal: Gemeente-archief 2003), 111 pagina’s, ISBN 90 73080 15 0 In deze bundel is getracht een samenhangend beeld te geven van de geschiedenis van Liga door aandacht te besteden aan het sociaal en
Museum De Ghulden Roos, Molenstraat 2, 4701 JS Roosendaal, Tel: 0165-536916 e-mail:
[email protected]
Liga als Roosendaals bedrijf Gemeentearchief Roosendaal, Markt 35, 4701 JS Roosendaal, tel.: 0165 579500 e-mail:
[email protected], website: www.roosendaal.nl/gemeentearchief
Liga: gezonde voeding en reclame Gemeentemuseum Het Markiezenhof Steenbergsestraat 8, 4611 TE Bergen op Zoom Tel.: 0164-242930, e-mail:
[email protected]
sociaal-democratie vormt zich een strijdbare arbeidersklasse. Van Zanen volgt de geschiedenis van de vakbeweging in Groningen tussen 1870 en 1999 – vanaf de oprichting van de eerste vakbonden tot de opheffing van de plaatselijke en regionale FNV-organen – nauwgezet. Het boek is rijk gedocumenteerd met illustraties, liederen en verzen. Bovendien bevat het een rijkdom aan biografische schetsen van veertien hoofdfiguren die een hoofdrol hebben gespeeld bij de opkomst en uitbouw van de arbeidersbeweging in de stad en provincie Groningen en/of bij de verdere ontwikkeling van de Groninger Bestuurdersbond, en de NVVen FNV-afdeling Groningen: D.R. Mansholt, F.E.L. Urban, J.A. Nieuwenhuis, G. Nanninga, J.H.A. Schaper, Tj. Luitjes, H. Spiekman, G. Sterringa, E. Rugge, R. Stenhuis, E. Kupers, J. Zuidema, P.F. Broekman en G. Dijkhuizen. Naast deze hoofdfiguren is nog een groot aantal personen die actief waren betrokken bij de ontwikkeling van de vakbeweging in de stad Groningen beknopt geportretteerd. Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Vakbondshistorische Vereniging.
Het ontstaan van de Liga
Nieuwsbrief Vakbondshistorie.nl
Regionaal Historisch centrum, Blokstallen 2, 4611 WB Bergen op Zoom, tel.: 0164-241930, email:
[email protected], website www.archboz.nl
Naast de gedrukte VHV Nieuwsbrief wil de VHV haar leden graag informeren over belangrijke vakbondshistorische aangelegenheden via de webpagina www.vakbondshistorie.nl. Wilt u op de hoogte gehouden worden van nieuws op deze website dan kunt u zich gratis abonneren op de digitale nieuwsbrief door een mailtje te sturen naar
[email protected] onder vermelding van ‘gratis abonnement digitale nieuwsbrief’.
Teun Jan van Zanen, Macht en onmacht. 130 jaar vakbeweging in Groningen (Zuid Wolde 2003) 400 pagina’s, ISBN 90 6247 389 X, prijs € 22,50 Het sociale klimaat in de provincie Groningen wordt volgens Van Zanen tot op de dag van vandaag gekleurd door de scherpe sociale tegenstellingen zoals die omstreeks 1900 bestonden: landarbeiders, tegenover boeren en fabrieksarbeiders tegenover industriëlen. Mede dankzij de opstandigheid van polderwerkers en veenarbeiders en het organisatietalent van werkliedenverenigingen en de
11
Jacques van Gerwen
Nieuwsb r i e f
16e jaargang nummer 3, september 2003
Vooraankondiging
Verenigingsnieuws In onze Nieuwbrief nummer 2 [juni 2003] werden voor november drie bijeenkomsten aangekondigd. Na een warme vakantieperiode is het wellicht nuttig deze bijeenkomsten in herinnering te brengen. 3 november Openbare Ledenraadsvergadering in Utrecht Teun-Jan Zanen verteld over Vakbondsgeschiedenis in Groningen. 8 november Jubileumbijeenkomst in het vakbondsmuseum Bob Reinalda houdt een inleiding over de VHV en het belang van vakbondshistorie. 19 november Bij het IISG wordt de Databank over de vakbeweging besproken (zie hiernaast) Geert Wagenaer, secretaris VHV
Colofon De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 16e jaargang, nr. 2, juni 2003 Redactie:
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 020-6648296) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020-6404107)
Redactieadres: Palestrinastraat 13HS 1071 LC Amsterdam tel. 020-6648296
[email protected] Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ACI Amsterdam
Symposium over Historisch Vakbondsproject aan het IISG Wanneer: Waar: Tijd:
19 november 2003 IISG, Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam 15.00 u – 16.30 u
Sinds maart 2001 wordt binnen het IISG gewerkt aan het Historisch Vakbondsproject met als doel de samenstelling van een database, waarin alle Nederlandse vakverenigingen op lokaal niveau vanaf 1850 zijn opgenomen. In 2006, wanneer de FNV met het NVV als voorloper het 100-jarig bestaan viert, wordt de database via de IISGwebsite toegankelijk gemaakt voor het publiek. In de Nieuwsbrief van maart 2002 is aan het Historisch Vakbondsproject ook al eens aandacht besteed. Voorzover te achterhalen zijn niet alleen de naam en vestigingsplaats van de vereniging opgenomen, maar ook de richting, de beroeps- en bedrijfsgroep, eventuele fusie en de oprichting- en opheffingsdatum. Op dit moment omvat de database zo’n 43.000 records aan ruw materiaal over de periode 1850-1940. Momenteel wordt die database ‘geschoond’ van doublures, want het genoemde aantal 43.000 komt niet overeen met het werkelijke aantal gevonden vakverenigingen, omdat tal van organisaties meerdere malen zijn ingevoerd uit verschillende bronnen. Behalve de organisatiekenmerken zijn voor een deel van de verenigingen ook cijfers van ledentallen opgenomen. Vaak waren deze gegevens jammer genoeg niet voorhanden. Er zitten overigens niet alleen vakverenigingen in het bestand, maar ook werkliedenverenigingen en beroepsorganisaties. Al is het project niet af, toch wordt op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis op 19 november a.s. een symposium georganiseerd waarin het lopende project zal worden gepresenteerd aan onderzoekers en aan belangstellenden voor de geschiedenis van de vakbeweging. Het is de bedoeling dat de nader te ontwikkelen database zelfstandig betekenis krijgt als hulpmiddel en bron bij historisch onderzoek. Kenmerkend voor het gebruik van de database is dat organisatieontwikkelingen op het lokale niveau geanalyseerd kunnen worden. Het merendeel van de vakverenigingen in de 19de eeuw is lokaal en beroepsgebonden en laat zich niet indelen in de latere hoofdstromingen van de vakbeweging. Tot de Eerste Wereldoorlog blijft dit ook het geval. Daarnaast waren er tal van werkliedenverenigingen verspreid over heel Nederland. Lokale en heterogene (arbeids)omstandigheden en politiek-culturele verschillen in de steden en dorpen lagen ten grondslag aan de wijze waarop de werklieden, ambachtslieden, ambtenaren en arbeiders zich verenigden. De meeste verenigingen hadden veelal een hybride karakter, waarin verschillende doelen op economisch, cultureel of politiek terrein inwisselbaar waren. De vraag is of door de specifieke aandacht die het Historisch Vakbondsproject op de plaatselijke organisatieontwikkelingen richt, het historisch beeld van het ontstaan en de ontwikkeling van de Nederlandse vakbeweging zal veranderen. Op 19 november 2003 wordt een eerste tussenbalans opgemaakt. De database vertoont nog hiaten, maar toch is het de moeite waard deze nu al aan een kritische blik te onderwerpen. Het symposium bestaat uit twee delen. In de ochtend is er een bespreking tussen wetenschappelijk onderzoekers en vanaf 15.00 uur is het voor alle geïnteresseerden mogelijk in de database te zoeken en kennis te nemen van het voorlopige resultaat. Bovendien zal een aantal sprekers op het belang van de database ingaan.
ISSN 1384-7457 12